'n Vermogen in den vuilnisbak
De olifant
HERFSTDRADEN
RADIO-PROGRAM
E VIJANDEN VAN
«■■■li
HET BIJEN
HET REUZENKOOPJE
DE VROUW I
MET HET j
MASKER S
VRIJDAG 2 SEPTEMBER
DE
BEDELAARS VAN
MADRID
Wonderlijke verdwij
ning van een advocaat
Geheime bedelarij
Het bedelaars-paleis
Betaald
Zaterdag 3 September
Tusschen artisten
VERHAAL VAN
DEN DAG
Edison
iW.S
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
xxm
Giacomo Spinelli was een alom bekend Mila-
Keesch bedelaar. De oudste menschen konden
zich hem reeds als zoodanig herinneren. Op be
paalde uren van den dag stelde hi) zich bij
den ingang van de kerk op en deed den binnen-
tredenden zijn eentonig, vroom verzoek. Ieder
een gaf wat. Niemand wist iets naders over zijn
werk en particulier leven. Men kende hem als
ouden, gebrekkigen bedelaar en dat was vol
doende. Hij droeg een onbeschrijfelijk havelooze
kleeding en scheen zonder krukken geen stap te
kunnen zetten.
Deze Giacomo Spinelli stierf op zekeren dag.
Hij werd 's morgens in een klein kamertje van
een logement in een voorstad, waar hij reeds
tientallen jaren woonde, dood gevonden. Men
maakte verder geen ophef van zijn dood. Daar
men het voor vanzelfsprekend hield, dat een
bedelaar niets voor zijn begrafenis achterlaat,
bracht men zijn stoffelijk overschot zoo snel
mogelijk naar het lijkenhuis. Zijn kleeren wierp
men bij het vuilnis.
Het is een bekend feit, dat men niets voor
barig in den vuilnisemmer moet werpen. De
vuilnismannen, die met hun ervaring dit kunnen
bevestigen, vonden in de kleeren van den ouden
Spinelli een klein vermogen, alle^ bij elkaar
meer dan 30.000 lire.
Engeland beschikt over een groote bedelaars
traditie. Nergens is men tegenover bedelaars zoo
vrijgevig als juist in Engeland. Geen wonder,
dat zeer velen dit winstgevend beroep opvatten.
He verleiding is stellig zeer groot. Een bekend
advocaat uit Brighton bezweek er voor tegen het
eind der vorige eeuw. Hij heette James Cranage
en was het middelpunt van een crimineele zaak,
Welke destijds veel stof opjoeg.
Mevr. Cranage bemerkte wel, dat haar man
Veel zakenreizen naar Londen maakte, maar zij
dacht daarbij aan niets kwaads. Cranage kwam
steeds in de beste stemming en met cadeaux
voor de kinderen terug. Tot hij op zekeren dag
niet meer weerkeerde. Mevr. Cranage deed aan
gifte bij Scotland Yard en spoedde zich ten slotte
zelf naar Londen. Het verdwijnen van den advo
caat baarde groot opzien. Iedereen dacht aan
een misdaad. De oplossing van dit raadsel, welke
ten slotte door een scherpzinnig detective werd
gevonden, verbaasde niet minder. Daar namelijk
reeds te veel tijd verstreken was om van een
bezoek aan de talrijke Londensche lijkenhuizen
nog heil te verwachten, legde men mevr. Cranage
de foto's voor van een aantal dezer onbekende
dooden uit den laatsten tijd. Een der portretten
herkende zij met ontzetting als dat van haar
verdwenen echtgenoot. Het was het lijk van een
onbekenden bedelaar, dien men acht dagen ge
leden uit de Theems had opgehaald. De verdere
onderzoekingen wezen uit dat James Cranage
zich reeds vele jaren aan geheime bedelarij had
overgegeven. De verleiding, om op deze gemak
kelijke manier geld te verdienen, was te groot
voor hem geweest. Hij had in den loop der jaren,
dank zijn intelligentie, vele honderden ponden bij
elkaar gebedeld, meer dan hij gedurende dien
zelfden tijd uit zijn practijk zou hebben kunnen
oversparen. Hij was ten laatste slachtoffer ge
worden van het bedelaarsverbond, dat achter
zijn dubbel leven gekomen was.
Het geval van mr. Cranage werd zelfs onder
werp voor een interpellatie in het Parlement.
Een afgevaardigde verlangde in allen ernst een
algeheel verbod om te bedelen voor geheel En
geland.
Een waar paradijs voor bedelaars is ook
Madrid. Bijna tien procent der bevolking van
deze schilderachtige stad leeft in hoofdzaak of
voor een gedeelte van deze weinig vermoeiende
bezigheid. Den vreemdeling, die Madrid gron
diger bezichtigen wil, wordt o.a. ook midden in de
armenwijk een daar dubbel opvallend paleis ge
toond, dat de Madrilenen het bedelaars-paleis
noemen. Het staat al vele decennia leeg en is
van binnen geheel vervallen. De stichter was een
Madrileensche kerkbedelaar, genaamd Daniel
Cortyz, die omstreeks het midden der vorige
eeuw leefde en die meer dan een millioen peseta
bij elkaar gebedeld had. Weliswaar had hij dat
niet alleen klaargespeeld. De goede Cortyz had
n.l. een echt bedel-groot-bedryf opgericht. Meer
dan 50 misvormde kinderen stonden in zijn
dienst en alle andere bedelaars moesten hem een
belasting betaleh, welke hij zelf vaststelde. Hij
was de onbestreden koning der Madrileensche
bedelaars.
HD werd op zekeren dag in zijn huis, dat hij
geheel alleen bewoonde vermoord gevonden. Men
is thans nog de meening toegedaan, dat hij ver
moord is door de bedelaars, die zijn tyrannie moe
waren. Daar hij geenerlei testament achterliet,
verviel zijn vermogen na eenigen tijd aan den
staat.
(Nadruk verboden).
Toen in 1552 aartshertog Maximiliaan van
Oostenrijk na een jarenlang verblijf in het
buitenland weer in Weenen terugkwam, bracht
hij den eersten olifant mee, die daar ooit ge
zien werd. Alle pleinen en straten waren dicht
gevuld! met een talrijke menigte en de schit
terende stoet van den vorst, die met zijn ge
malin Maria in een met acht paarden bespan
nen vergulden koets reed!, werd met een ge
juich begroet. Bij 't zien van den reusachtigen
olifant ontstond er een algemeene paniek en
nam iedereen de vlucht. Verschillende heeren
uit het gevolg poogden de zenuwachtigheid te
bedaren en weldra was de rust teruggekeerd en
staarde ieder nieuwsgierig naar het reus
achtige dier. Eensklaps weerklonk een door.
dringende angstkreet. Voor de pooten van den
kolossus lag een kind. In radelooze ontzetting
keek de moeder toe en ieder vreesde iets ver
schrikkelijks. De olifant zag echter met zijn
verstandige oogen rond, nam toen met zijn
slurf het kind voorzichtig op en reikte het de
sidderende moeder over. De lucht trilde van
het daverend gejuich en de eerste olifant In
Weenen had een vorstelijke ontvangst.
Nu de herfst, als alle jaren,
Wederom zijn draden spint,
Voelt u wel, dat voor de menschen
Oök het spinnen weer begint
En men bant uit zijn gedachten
Duinen, water, bosschen, strand,
Want men neemt de cijferboeken,
Zij het zuchtend, weer ter hand!
Ach, het schoone woord vacantie
Staat weer in verleden tijd,
Dus de aandacht moet weer aan het
Tegenwoordige gewijd!
Want al héb je nog zoo'n prettig
En vacantie-vrij gevoel,
't Gaat naar herfst toe, dus de draden
Binden je weer aan je stoel!
En het Zuiden?'t Warme Zui
den?
Dat nog steeds vacantie biedt?....
Ddarheen trekken thans de vogels
En een vogel zijt u niet!
MARTIN BERDEN i
s (Nadruk verboden
Karei V was eens in 1535 op de jacht ver
dwaald' geraakt. Een arme kolenbrander bood
hem een onderkomen en noten, zwart brood
en kaas aan. Dat is 'n goede kost als men
veel eetlust heeft, maar de keizer was het
beter gewoon. Hij vroeg of hij niet een stuk
wildbraad kon krijgen. Na lang praten met
zijn vrouw haalde de man eindelijk een ge
zouten reebok voor den dag.
Maar zeg er den keizer niets van, want
dat is een kwaad heer.
Eenige dagen daarna ontbood de keizer den
kolenbrander te Brussel.
Deze was doodelijk verschrikt toen hij zijn
gast herkende.
Men heeft u van mij verteld, dat ik zoo'n
kwaad' heer was, vertelde de keizer, ik wil het
tegendeel bewijzen, vraag mij een gunst.
De ander durfde nauwelijks spreken, maar
eindelijk daartoe gedrongen, vroeg hij om zijn
leven lang in het bosch bezems te mogen
binden.
Goed, zei de keizer, breng morgen een
wagen vol aan de stoep van het paleis en ver
koop er geen onder de twee Caroli.
Den wagen vol?
Neen, per bezem.
Den volgenden dag stonden zij beiden, de
Phillemon en Baucis uit het bosch van Sau.
vignies, aan de marmeren stoep. En zie, Van
Engmond, Du Croy, De Lannoy, Van Mansfeld,
De Lalaing, De Ligné, Van Wassenaer. De
Frasegnies, met hun gouden kettingen en krui
sen stormden op den wagen los en betaalden
4, 6 en 8 Caroli voor een bezem, want zij
hadden bevel ontvangen om zich op de och
tend-receptie bij den keizer met een bezem in
de hand te vertoonen.
Zoo betaalde de keizer met het goud zijner
granudes den gezouen reebok, waarop 'n wild
dief hem onthaald had.
giiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Na de onthulling, waarbij Jaap zelf ook tegenwoordig was ge
weest, wandelde hij met zijn vrouw door de straten. Iedereen
5j lachte tegen hem en zoo kwam het, dat Jaap weer eens echt bal
dadig werd. Ik wil een ijsco, riep Jaap uit, toen ie een ijswagentje
zag staan, maar mevrouw de Bie zei verontwaardigd, dat zooiets
niet paste voor iemand, die een standbeeld heeft.
H 308
„Het kan me niks schelen, zei Jaap, die Intusschen al weer
doorgeloopen was, maar ik ga een ijsco koopen" en meteen draai
de hij zich om en wilde wegrennen. Maar daar was mevrouw de
Bie bij. Ze greep haar man vast en onder veel gekibbel kwamen
ze in de winkelstraat aan.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiip.
HUIZEN 296 M. 8.K.R.O. morgenconcert.
1.Chopin-programma. 11.30 Godsdienstig
halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin. 12.00
Politieberichten. 12.15 K. R. O.-sextet o. 1. van
Piet Lustenhouwer. 1.45 Verzorging zender. 2.
Gramofoonmuziek. 2.30 Kinderuurtje. H.I.R.O.
4.00 uitzending voor den Algemeenen Ned.
Vrouwenbond. 4.30 Uitzending voor de Theoso
fische Vereeniging. K.R.O. 5.Gramofoon
muziek. 5.15 Sportpraatje door S. P. J. Borsten.
5.30 Gramofoonmuziek. 6.10 Journalistiek door
Paul de Waart. 6.30 Gramofoonmuziek. 7.10
Gerh. Krekelberg. „Limburg's Schoonheids
monumenten. 7.30 Politieberichten. 7.45 Gra
mofoonmuziek. 8.K.R.O. Salonorkest o. 1. v.
Marinus van 't Woud. 9.Microfoon-Feuil
leton door E. Hoornik. 9.15 Persberichten van
het Persbureau Vasz Dias. 9.30 Salonorkest o. 1.
van Marinus van 't Woud. 11.Gramofoon
muziek.
HILVERSUM 1875 M. 6.45 V.A.R.A. Li
chaamsoefeningen o. 1. van G. Kleerekoper.
7.30 Idem. 8.Gramofoonmuziek. 9.Vara-
septet o. 1. van Is Eyl. V.P.RO Morgenwijding.
V.A.R.A. 10.15 Uitzending voor arbeiders in de
Continubedrijven. 12.VARAorkest o. 1. van
Hugo de Groot, afgewisseld door gramofoon
muziek. 1.45 Rustpoos voor het verzorgen van
den zender. 2.I. V. A. O.-kwartiertje. 2.15
Vara-Mandoline Ensemble. 2.30 Arbeiderssport-
spreker S. Broekman. 2.45 Vara-Mandoline en
semble. 3.E.N.T.O.V.A. S. Lantinga: De
bloemententoonstelling in het RAI-gebouw te
Amsterdam. 3.20 VARA-Mandoline ensemble.
3.30 Uit de Roode Jeugdbeweging, Nico Bloe-
mendaal: Het Congres van de A.J.C. 3.35 Gra
mofoonmuziek. 4.30 S. D. A. P.-kwartiertje.
4.45 Orgel, viool en cello door Johan Jong.
5.30 „De vrouw die nooit te laat komt" in ze
ven tafreelen van Lichtenberg. 5.45 Orgel, cel
lo en piano. 6.15 Kinderuurtje „De familie De
Boer". 7.Vrijdenkers Radio Omroepveree-
niging. 8Bonte avond m. m. van het VA-
RA-orkest o. 1. van Hugo de Groot. 11.Vaz
Dias, daarna Gramofoonmuziek.
BRUSSEL, 509 M. 5.20 Concert door het
Omroepsymphonieorkest o.l.v. Arthur Meule-
mans 6.20 Gramofoonmuziek 6.50 idem
9.20 Concert uit de Kurzaal te Qstende.
KALUNDBORG, 1153 M. 2.50 Gramofoon
muziek 3.50 Omroeporkest 9.05 Populair
programma 11.20 moderne Dansmuziek.
BERLIJN, 419 M. 10.20 Dansmuziek.
HAMBURG, 372 M. 12.05 Concert 1.35
Gramofoonmuziek 2.30 Gramofoonmuziek
4.50 Concert door het Noragorkest o.l.v. José
Eibenschütz 10.40 Dansmuziek door het No
ragorkest.
KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 460 M. 2.20
Concert.
LANGENBERG, 472 M. 1.50 Concert oJ.V.
Görlich 2.55 Gramofoonmuziek 5.20 Ves
perconcert 10.40 Concert O.I.V. Eysoldt.
DAVENTRY, 1554 M. 1.20 Orgelconcert
1.50 Concert 7.50 Gramofoonmuziek 8 20
Promenadeconcert 10.35 Dansmuziek 10 50
B.B.C. Dansmuziek.
PARIJS (Radio Paris), 1725 M. 8.00 Gra
mofoonmuziek 12.20 Populaire Gramofoon
muziek 7.30 idem.
MILAAN, 331 M. 10.20 Dansmuziek uit het
Lunapark te Milaan.
ROME, 441 M. 9.05 „Dejanice" opera in
vier actes.
WEENEN, 517 M. 11.50 Silvester Schieder
en zijn orkest.
WARSCHAU, 1411 M. 5.20 Omroeporkest
o.l.v. J. Oziminski 8.20 populair concert
10.25 Piano-recital 11.10 Dansmuziek.
BEROMÜNSTER, 430 M. 7.50 Gramofoon
muziek 8.20 Concert.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Massenet en Saint-Saëns waren zeer be
vriend! met elkaar; een zeldzaam feit tusschen
beroemde artisten. Een klein voorval dreigde
echter die goede vriendschap te vertroebelen.
Op een keer kwam een groot fabrikant uit
de provincie bij Massenet te Parijs.
„Meneer, zeide hij, ik ken u van naam, ik
heb uw portret in de krant gezien en u moet
bijzonder goed piano spelen. Daarom kom ik
u vragen of u zoo goed wilt zijn 'n paar num
mertjes bij mij te komen spelen op de bruiloft
van m'n dochter."
Op allar-beminlijksten toon vnoeg Masse
net: „Wordt er ook gedanst?"
„Nauurlijk. En u speelt dan wat walsjes en
andere moppen. Maar wees gerust, ik ben niet
krenterig, u zult tevreden zijn. Ik weet de
kunst te waaröeeren! Dus, Donderdag aa
.Donderdag? Dat is jammer", antwoordde
Massenet: dien avond ben ik juist bezet. Maar
wacht! Weet u wat u doet? Ik zal u een briefje
geven voor een van mijn collega's, een char
mante kerel, die trouwens veel beter de moderne
dansmuziek kent dan ik en die prachtig piano
speelt, u zult tevreden zijn, meneer!"
En Massenet gaf den provinciaal naam en
adres van Saint-Saëns. Maar deize was veel min
der vriendelijk van aard, werd woedend, smeet
den verbluften provinciaal z'n deur uit, en
nam Massenet die grap hoogst kwalijk!
Huib Lange was dol og antiek. Op oude Oos-
tersche, Delftsche, Rouaansche en dergelijke
potjes eri pannetjes, op oeroude Engelsche, Hol-
landsche en andere stoelen en tafels, op gesne
den houten beelden, op gegoten bronzen beel
den. Op half en drie kwart versleten, Perzische
Turksche, Afghaansche en andere tapijten; op
koperen vijzels, kandelaars, beddepannen, thee
stoven. tinnen borden, potten en pannen en
al dat gerei. Op letterlijk niets ter wereld was
hij zoo verzot als op antiquiteitenbehalve
dan op z'n vrouw die om den dood geen anti
quiteit was. Ze was zoo jong en zoo kwiek als
het maar zijn kon.
Het was in hun jonge huishoudentje dan ook
boter tot op den bodem; een ideaal-toestand.
De twee jonggehuwden vonden elkaar volmaakt,
of althans zoo goed als volmaakt, en een enkel,
een dood-enkel klein meeningsverschilletje wis
ten ze tactvol weg te redeneeren, in het gelijk
te breien, met den mantel der liefde te bedek
ken.
Zoo'n dood-enkel meeningsverschilletje be
stond er op het stuk van antiquiteiten; zoo
verzot Huib daarop was, zoo onverschillig was
Mina er onder.
„Wat of je nou in dien ouwen rommel ziet,
is mij een raadsel", lachte zij, wanneer hij op
de wandeling de eene uitdragerij na de andere
bewonderde, van den eenen kunsthandel naar
den anderen laveerde. Tot haar ongevoeligheid
droeg niet weinig bij de overweging, dat zulke
liefhebberij aardig geld kostte, en zij, zuinige
huisvrouw als ze was, liefst zoo weinig mogelijk
uit gaf; zóó groot was z'n inkomen niet. Het
was voldoende, maar bokkesprongen maken,
daar kon niets van komen, want dan zaten ze
minder dan geen tijd aan den grond, zoo rede
neerde zij.
Met deze overwegingen had ze hem voor een
poos kunnen weerhouden van dommigheden,
maar op een keer had hij de verleiding niet
kunnen weerstaan. Hij had een voor zijn doen
vrij kostbaar stuk gekocht, een Chineesche pul,
werkelijk bijzonder van vorm en heel fijn ge
decoreerd, blauwe takken op een mooi hard
gelen grond. Het zware azuur gaf er een diepen
glans aan. Zelfs een volslagen leek op het ge
bied van Oostersche kunst kon dit fraaie voor
werp waardeeren, zoo opvallend aangenaam was
het voor het oog. De kunsthandelaar had er de
kapitale som van twee honderd gulden voor
gevraagd, maar na lang loven en bieden had
Huib het prachtstuk, ook al vanwege de malaise,
losgekregen voor honderd twintig gulden.
„Het is een reuzenkoopje, mijnheer, gewoon
weg een reuzenkoopje", had de man nog eens
uitdrukkelijk gezegd, terwijl hij de pul door een
bediende voor den gelukkigen nieuwen bezitter
keurig liet inpakken.
En Huib kneep z'n handen dicht. Hij was
uiterst voldaan over de transactie, en ofschoon
hij stellig van de waarde der vaas was overtuigd,
vond hij het toch heel pleizierig, dat dien mid
dag een van de collega's van zijn kantoor, wien
hfj de nieuwe aanwinst liet zien een deskun
dig verzamelaar, die vroeger zelf een kunsthan
del gedreven had een veel hooger bedrag
raadde dan Huib er voor betaald had, ja, hoo
ger zelfs dan wat de kunstkooper er oorspron
kelijk voor had gevraagd.
Zeer in zijn schik, wandelde hij dien middag
naar z'n huis. Toch was er een „maar", n.l. wat
zou Mina van die uitgave zeggen? Ze was dood
zuinig, keerde een dubbeltje twee keer om vóór
ze het uitgaf. Ze zou het verkwisting vinden.
Hem een standje schoppen. Of huilen. Wat nog
erger was. Ze zou misschien den heelen dag
niet tegen hem spreken. Hem een ellendigen
avond bezorgen. Het was voor hun doen dan
ook 'n geweldige uitgaaf, honderd en twintig
gulden. Weet je wat? Hij zou een lageren prijs
noemen. Honderd pop bijvMaar dat zou
ze óók nog veel te veel vinden.Na lang wik
ken en wegen besloot hij te zeggen: vijf en
twintig gulden. Daar kon ze toch geen scène
over maken.
Zoo gezegd, zoo gedaan. En Mina maakte
geen scène; wel vond ze het een handvol geld,
maar de pul beviel haar toch zóó best, dat ze
haar dadelijk op een keurig gekocht kleedje op
de penantkast in de voorkamer plaatste.
Daar stond ze een poos, tot niet geringe vreug
de van Huib, die eiken middag als hij van kan
toor thuiskwam, met een blik vol trots en wel
behagen er naar keek.
Op een keer zag hij het voorwerp van z'n
genegenheid niet meer op de gewone plaats op
het penantkastje prijken.
„Waar is de pul, Mien?" vroeg hij verbaasd,
en nu was zij het wier blik trots en zelfvoldoe
ning verried.
„Ik heb haar verkocht", zei ze triomfantelijk.
En toen Huib, stom van verbazing, haar aan
staarde, klapte ze vergenoegd als een kind in
de handen, en juichte: „En wat ik er voor ge
kregen heb! Nee maar, raad eens; je zult je
handen in mekaar slaan".
„Nou.... eeh.... eh.... Neen, dat kan ik
niet raden", deed hij met kwalijk verborgen
ergernis.
„Je moet; je moet", kraaide ze.
„Daar is geen gooien met een muts naar",
bromde hij ongeduldig; „zeg het niaar".
„Nou, dan zal ik het maar vertellen", jubelde
ze. „ik heb er maar eventjes vijf en twintig pop
aan verdiend. Er was een opkooper van antiek
aan de deur. Ik vroeg hem vijftig gulden en hij
gaf ze, zoo maar, zonder slag of stoot. Wat zeg
je er van?"
Maar Huib zei er niets van. Wat had hij kun
nen zeggen? Dat hij er honderd en twintig gul
den voor betaald had en dit volgens deskundi
gen een reuzenkoopje was?
Met eaa gezicht als een boer, die kiespijn
heeft, lachte hij om haar slimmigheid, terwijl
hij binnensmonds een minder mooi woord
smoorde om „het reuzenkoopje", dat zij hem
geleverd had.
Een reporter van een groot New-Yorksch
blad was eens op een particuliere soirée bij
Eaison, die hem in zijn kwaliteit niet kende.
Het duurde niet lang of de journalist had het
gesprek op Edison's leven en uitvindingen ge
bracht en plotseling vroeg hij hem:
Wat is toch uw eerste uitvinding ge
weest, mijnheer Edison? I
Edison bemerkte toen dadelijk waar het om
ging en wat voor spek hij in de kuip had en
zei niets meer.
Maar de journalist had de vraag gedaan,
terwijl er 'n half dozijn dames bij stonden,
en zij smeekten zoo lief en dringend, dat
Edison begon:
Toen ik nog maar een newsboy was en
met mijn pakje kranten onder m'n arm liep,
had ik 'n hoofd vol ideeën, maar m'n zakken
waren nog leeg.
Eens las ik, dat een rijk bankier ontdekt
had, dat zijn brandkast, die hij volkomen
veilig waande, opengebroken was. Hij wist nu
niet meer, hoe zijn rijkdommen tegen dieven
te beschermen. Dat is mijn man, dacht ik!
Een oogenblik later liet ik mij bij den mil-
lionnair aandienen.
Mijnheer, zei ik, ik heb van uw ongeluk
hooren vertellen; maar ik heb een toestel uit
gevonden, dat binnen weinige uren u zal in
staat stellen, ieder te vatten, die zich aan uw
geld zou willen vergrijpen.
Is het mogelijk? riep de millionnair uit,
en wat is dat voor een geheim? En wat vraagt
ge daarvoor?
De hand van uw schoone dochter. Als in
een sprookje.
Onmogelijk, zei de bankier, ik geef u lie
ver 10.000 dollar.
Niet voordat ge mij de hand van uw
dochter geschonken hebt.
Neen.
Ja.
Vooruit dan maar, als zij toestemt.
Ik ging aan het werk, en bracht aan de
kast een electrisch toestel aan. Twee dagen
later ging ik naar den kassier en vond hem
in zijn bed.
Mijnheer, zei ik, gisterenavond tegen acht
uur hebt ge uw kast willen openen.
Nou en of.
Juist. Willen openen. Het is u echter
niet gelukt, nietwaar. De electriciteit, meneer.
Dit is historie, besloot Edison.
En de dochter? vroeg natuurlijk een der
dames.
Is nu mijn vrouw.
Toen begon de journalist weer:
En mag ik nu weten, nu u zoo vriendelijk
zijt geweest uw uitvinding te vertellen, wat u
het laatst hebt uitgedacht?
Het laatste? zei Edison; wèl dit ver
telseltje.
Pessimistisch drogist op punt vacantie te nemen: „Gooi
dat middeltje tegen een verbrande huid maar weg; doe lie
ver dropwater in je fleschje."
A 11*% op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7Cfl bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f IOC bij verlies van een f Cfï bij een breuk van f Afi bij verlies van "n
Xill" G i/OTllië S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen «JC/l/f/»" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop# fcd/W»" een voet of een oog# duim of wijsvinger OU*-been of arm# tri/»" anderen vinger
30
In die dagen voelde Maurice zich snel ouder
worden. Een onmetelijke klove scheen te liggen
tusschen hem en den vurigen jongen idealist,
die zich zoo luchthartig geworpen had in den
stroom des levens. Al die wonderbare geestdrift,
die onversaagde moed, waarmee hi) in de eerste
dagen van zijn zelf gekozen arbeid de onver
schilligheid en lachlust van zijn gehoor ge
trotseerd had, schenen hem verlaten te hebben.
Op een of andere wijze, hoe dan ook, scheen
hij schipbreuk geleden te hebben. Zijn systeem
deugde niet. Hoe hij er ook tegen vocht en
hij vocht er tegen er waren oogenblikken, dat
de herinnering aan het leven, dat hij zoo plech
tig begonnen was, de vaagste en meest fantas
tische spookgeschiedenis leek. Op zulke tijden
stroomde het bloed onstuimig door de aderen,
en scheen de zoetheid van een vreemde, onbe
kende wereld hem toe te roepen van over de
grenzen, die hij zich zelf gesteld had. Het
werkeloos blijven verveelde hem ontzettend
en toch was dèt het, wat Holdemess hem had
aanbevolen als het beste middel voorloopig
om het leven weer op meer gezonde en normale
wijze te leeren beschouwen.
Kijk eens een beetje om je heen, oude
jongen, had hij gezegd, en denk over alles
na. Doe niets in haast. Je bent nog jong, nog
geweldig jong, om krachtdadig werk te ver
richten. Je kunt de menschen niets leeren, als
je zelf nog niet begrijpt.
Maar het ,,om zich heen kijken" verveelde
Maurice geweldig of was het wat anders, dat
tot in het diepst van zijn ziel was doorgedron
gen? Er waren verscheidene philantropische
inrichtingen, door hem en zijn vrienden opge
zet-, in en om Londen, thans in vollen bloei.
Elk daarvan wijdde hij eenige aandacht, hij
bestudeerde de werking ervan, luisterde naar
de geestelijke ontboezemingen van zijn voor
malige makkers, en deed zijn best, om althans
een sprankje van him belangstelling over te
nemen. Maar het was allemaal hoogst onbe
vredigend. Diep in zijn hart voelde hij het
aanhoudend verlangen naar heftiger prikkel,
naar een levenstaak, die veel en veel meer zou
vergen van zijn gloedvol temperament. Een
heldhaftige krijg zou hem aanstonds aangetrok
ken hebben maar hiervoor was hij vele
eeuwen te laat geboren, besefte hij met een
zucht.
Weken lang zwierf hij door Londen, in een
zeer ontevreden gemoedstoestand. Toen ont
moette hij op zekeren middag, tegen het einde
van een mistigen Octoberdag in Bond Street
Ernestine.
Zij stapte juist in haar auto, toen zij hem
bemerkte. Hij had geen gelegenheid, om te
ontsnappen, zelfs al had hij dat gewild. Haar
mond plooide zich opeens tot een glimlach. Zij
trok haar hand uit haar mof, en stak hem die
toe voor de eerste maal.
U bent dus nog altijd in Londen, mr.
Maurice, zei ze. Ik ben erg blij, u te zien;
Die woorden klonken vreemd uit haar mond.
Ik ben nog altijd in Londen, zeide hij.
Ik dacht, dat u naar Marienbad zou gaan?
Ik stelde het uit, tot het te laat was,
antwoordde zij. Zou u een klein eindje met
me mee willen loopen? zei ze dan kortaf. Ik
zou u even willen spreken.
Als ik mag, antwoordde hij eenvoudig.
zy beval den chauffeur weg te rijden, en zy
liepen langzaam voort.
Het spyt me, begon ze, dat ik toen
onaardig tegen u was, toen u dat meisje bij
•me bracht. U had precies gedaan, wat behoor-
hjk was, en ik was hatelijk. Ik vraag u wèl
excuus.
O, natuuriyk, antwoordde hy eenvoudig.
Ik wist zeker, dat u het zelf begrijpen zou,
als u er over na ging denken.
U gaat niet terug naar Rulery? vroeg ze.
Voorloopig niet, in ieder geval, ant
woordde hij.
Zij keek hem aan met een matten glimlach.
U kunt die schuur gebruiken, zei ze.
Zijn oogen beantwoordden dien glimlach, doch
zijn toon was ernstig.
Ik heb dat opgegeven voor een poosje
althans, zeide hy. Ik bedoel: dat soort van
werk.
Mün menschen moeten zich dus maar
tevreden stellen met de wijsheid, die ze al heb
ben, merkte zij op.
Hij knikte.
Misschien was het een verkeerd opgezette
onderneming van ons, zeide hij. Ik weet
het niet zeker. Maar in ieder geval, zoover het
Rulery betretf, heb ik de zaak voor het oogen
blik opgegeven.
Zij zag hem onderzoekend aan.
Waarom, vroeg ze zachtjes.
Hy voelde, dat zij naar hem keek. Zijn wan
gen gloeiden, maar hij bleef gestadig voor zich
uitkijken.
Om verscheidene redenen, zeide hy.
Zeg mü, verzocht ze. Ik ben er nieuws
gierig naar.
Allereerst, zei hij op vasten toon, heb ik
in Rulery iets gedaan, wat ik niet mocht doen.
Ik heb een misdadiger onderdak gegeven, en
hem geholpen, om te ontkomen.
Ah, dat hebt u dus gedaan, zei ze. U
bedoelt natuurlijk den man, die mr. Bell ver
moord heeft?
Ja, antwoordde hij. Ik wees hem, waar
hy zich verbergen kon. Hy is er óf in geslaagd,
om zich uit de voeten te maken, öf hij ligt op
den bodem van de leigroeve. In beide gevallen
ben ik verantwoordelijk voor hem.
Nu, zei ze, hu ligt niet op den bodem van
de leigroeve. Dèt kan ik u ten minste ver
zekeren. Ik heb de plek laten dreggen, en
eiken duim breed laten onderzoeken door er
varen mannen uit Nottingham.
Werkelijk? zei hy verrastNu, daar ben
ik blij om.
Zij zuchtte.
Ik zou graag willen, dat u mij het uiter-
lük van dien man beschreef, als u kunt, zei ze.
Het is heelemaal geen nieuwsgierigheid van
me. Ik heb er reden voor, om te willen weten,
hoe hy er uit ziet.
Hij verkeerde in zulk een toestand van
ontzetting, zei Maurice aarzelend, dat ik
vreés, dat ik maar een heel onvolledigen indruk
van hem heb. Hij was niet erg groot, had een
rond gezicht, met wangen, die in gewone om
standigheden tameiyk hooggekleurd waren, zou
ik zeggen, bruine oogen, en donker haar, bijna
zwart. Hij droeg een zwaren gouden ring aan
den vinger van zijn eene hand, en hoewel hij
goed Engelsch sprak, kreeg ik toch onwille
keurig den indruk, dat hij een vreemdeling was,
of althans in het buitenland gewoond had. Hü
verkeerde in een verschrikkeiyken angst, en
naar wat ik kon opmaken uit wat hy zei, zou
ik zeggen, dat hij mr. Bell in een worsteling
een slag toebracht, niet met de bepaalde be
doeling om hem leed te doen.
zy knikte.
Ik heb alles gehoord, wat ik weten wilde,
zei ze.
Ze liepen geruimen tyd zwijgend voort. Dan
wendde zü zich weer tot hem.
Dat onderwerp zullen we laten varen, zei
ze, haar schouders ophalend. Nu zou ik iets
over u zelf willen weten.
Hij zuchtte.
Over mezelf is er niets te vertellen, ant
woordde hy. - In heel Londen is er geen ver
velender iemand.
Zü lachte.
Zulk een heerlijke bescheidenheid, vooral
onder de jeugd, is tè roerend, zei ze. Maar
gaat u door. Ik hoor het graag.
De gebiedende klank in haar toon was een
aangename herinnering. Het was het eerste,
wat hem weer deed denken aan de trotsche
meesteres van Rulery.
Nu, zeide hy, wat verwacht u te weten?
Alles, antwoordde zij. Uw familie, by-
voorbeeld, en waar u geboren bent.
Hij schudde het hoofd.
Ik heb geen familie, antwoordde hy.
Ik ben geboren in Australië, ik ben een wees.
acht en twintig jaar oud maar ik voel me
acht en veertig en ik zoek een loop
baan.
zy wierp een blik op zqn sjofel costuum. Hij
was naar een Tehuis geweest, in het East-End.
Bent u arm? vroeg ze zacht.
Ik heb genoeg, meer dan genoeg, om van te
leven, antwoordde hij.
Haar oogen bleven op zijn costuum rusten,
maar hy gaf geen naderen uitleg. „Genoeg,
om van te leven", dacht ze dat kon alles
(Wordt vervolgd;.