'n Vermogen in den vuilnisbak De olifant HERFSTDRADEN RADIO-PROGRAM E VIJANDEN VAN «■■■li HET BIJEN HET REUZENKOOPJE DE VROUW I MET HET j MASKER S VRIJDAG 2 SEPTEMBER DE BEDELAARS VAN MADRID Wonderlijke verdwij ning van een advocaat Geheime bedelarij Het bedelaars-paleis Betaald Zaterdag 3 September Tusschen artisten VERHAAL VAN DEN DAG Edison iW.S AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON xxm Giacomo Spinelli was een alom bekend Mila- Keesch bedelaar. De oudste menschen konden zich hem reeds als zoodanig herinneren. Op be paalde uren van den dag stelde hi) zich bij den ingang van de kerk op en deed den binnen- tredenden zijn eentonig, vroom verzoek. Ieder een gaf wat. Niemand wist iets naders over zijn werk en particulier leven. Men kende hem als ouden, gebrekkigen bedelaar en dat was vol doende. Hij droeg een onbeschrijfelijk havelooze kleeding en scheen zonder krukken geen stap te kunnen zetten. Deze Giacomo Spinelli stierf op zekeren dag. Hij werd 's morgens in een klein kamertje van een logement in een voorstad, waar hij reeds tientallen jaren woonde, dood gevonden. Men maakte verder geen ophef van zijn dood. Daar men het voor vanzelfsprekend hield, dat een bedelaar niets voor zijn begrafenis achterlaat, bracht men zijn stoffelijk overschot zoo snel mogelijk naar het lijkenhuis. Zijn kleeren wierp men bij het vuilnis. Het is een bekend feit, dat men niets voor barig in den vuilnisemmer moet werpen. De vuilnismannen, die met hun ervaring dit kunnen bevestigen, vonden in de kleeren van den ouden Spinelli een klein vermogen, alle^ bij elkaar meer dan 30.000 lire. Engeland beschikt over een groote bedelaars traditie. Nergens is men tegenover bedelaars zoo vrijgevig als juist in Engeland. Geen wonder, dat zeer velen dit winstgevend beroep opvatten. He verleiding is stellig zeer groot. Een bekend advocaat uit Brighton bezweek er voor tegen het eind der vorige eeuw. Hij heette James Cranage en was het middelpunt van een crimineele zaak, Welke destijds veel stof opjoeg. Mevr. Cranage bemerkte wel, dat haar man Veel zakenreizen naar Londen maakte, maar zij dacht daarbij aan niets kwaads. Cranage kwam steeds in de beste stemming en met cadeaux voor de kinderen terug. Tot hij op zekeren dag niet meer weerkeerde. Mevr. Cranage deed aan gifte bij Scotland Yard en spoedde zich ten slotte zelf naar Londen. Het verdwijnen van den advo caat baarde groot opzien. Iedereen dacht aan een misdaad. De oplossing van dit raadsel, welke ten slotte door een scherpzinnig detective werd gevonden, verbaasde niet minder. Daar namelijk reeds te veel tijd verstreken was om van een bezoek aan de talrijke Londensche lijkenhuizen nog heil te verwachten, legde men mevr. Cranage de foto's voor van een aantal dezer onbekende dooden uit den laatsten tijd. Een der portretten herkende zij met ontzetting als dat van haar verdwenen echtgenoot. Het was het lijk van een onbekenden bedelaar, dien men acht dagen ge leden uit de Theems had opgehaald. De verdere onderzoekingen wezen uit dat James Cranage zich reeds vele jaren aan geheime bedelarij had overgegeven. De verleiding, om op deze gemak kelijke manier geld te verdienen, was te groot voor hem geweest. Hij had in den loop der jaren, dank zijn intelligentie, vele honderden ponden bij elkaar gebedeld, meer dan hij gedurende dien zelfden tijd uit zijn practijk zou hebben kunnen oversparen. Hij was ten laatste slachtoffer ge worden van het bedelaarsverbond, dat achter zijn dubbel leven gekomen was. Het geval van mr. Cranage werd zelfs onder werp voor een interpellatie in het Parlement. Een afgevaardigde verlangde in allen ernst een algeheel verbod om te bedelen voor geheel En geland. Een waar paradijs voor bedelaars is ook Madrid. Bijna tien procent der bevolking van deze schilderachtige stad leeft in hoofdzaak of voor een gedeelte van deze weinig vermoeiende bezigheid. Den vreemdeling, die Madrid gron diger bezichtigen wil, wordt o.a. ook midden in de armenwijk een daar dubbel opvallend paleis ge toond, dat de Madrilenen het bedelaars-paleis noemen. Het staat al vele decennia leeg en is van binnen geheel vervallen. De stichter was een Madrileensche kerkbedelaar, genaamd Daniel Cortyz, die omstreeks het midden der vorige eeuw leefde en die meer dan een millioen peseta bij elkaar gebedeld had. Weliswaar had hij dat niet alleen klaargespeeld. De goede Cortyz had n.l. een echt bedel-groot-bedryf opgericht. Meer dan 50 misvormde kinderen stonden in zijn dienst en alle andere bedelaars moesten hem een belasting betaleh, welke hij zelf vaststelde. Hij was de onbestreden koning der Madrileensche bedelaars. HD werd op zekeren dag in zijn huis, dat hij geheel alleen bewoonde vermoord gevonden. Men is thans nog de meening toegedaan, dat hij ver moord is door de bedelaars, die zijn tyrannie moe waren. Daar hij geenerlei testament achterliet, verviel zijn vermogen na eenigen tijd aan den staat. (Nadruk verboden). Toen in 1552 aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk na een jarenlang verblijf in het buitenland weer in Weenen terugkwam, bracht hij den eersten olifant mee, die daar ooit ge zien werd. Alle pleinen en straten waren dicht gevuld! met een talrijke menigte en de schit terende stoet van den vorst, die met zijn ge malin Maria in een met acht paarden bespan nen vergulden koets reed!, werd met een ge juich begroet. Bij 't zien van den reusachtigen olifant ontstond er een algemeene paniek en nam iedereen de vlucht. Verschillende heeren uit het gevolg poogden de zenuwachtigheid te bedaren en weldra was de rust teruggekeerd en staarde ieder nieuwsgierig naar het reus achtige dier. Eensklaps weerklonk een door. dringende angstkreet. Voor de pooten van den kolossus lag een kind. In radelooze ontzetting keek de moeder toe en ieder vreesde iets ver schrikkelijks. De olifant zag echter met zijn verstandige oogen rond, nam toen met zijn slurf het kind voorzichtig op en reikte het de sidderende moeder over. De lucht trilde van het daverend gejuich en de eerste olifant In Weenen had een vorstelijke ontvangst. Nu de herfst, als alle jaren, Wederom zijn draden spint, Voelt u wel, dat voor de menschen Oök het spinnen weer begint En men bant uit zijn gedachten Duinen, water, bosschen, strand, Want men neemt de cijferboeken, Zij het zuchtend, weer ter hand! Ach, het schoone woord vacantie Staat weer in verleden tijd, Dus de aandacht moet weer aan het Tegenwoordige gewijd! Want al héb je nog zoo'n prettig En vacantie-vrij gevoel, 't Gaat naar herfst toe, dus de draden Binden je weer aan je stoel! En het Zuiden?'t Warme Zui den? Dat nog steeds vacantie biedt?.... Ddarheen trekken thans de vogels En een vogel zijt u niet! MARTIN BERDEN i s (Nadruk verboden Karei V was eens in 1535 op de jacht ver dwaald' geraakt. Een arme kolenbrander bood hem een onderkomen en noten, zwart brood en kaas aan. Dat is 'n goede kost als men veel eetlust heeft, maar de keizer was het beter gewoon. Hij vroeg of hij niet een stuk wildbraad kon krijgen. Na lang praten met zijn vrouw haalde de man eindelijk een ge zouten reebok voor den dag. Maar zeg er den keizer niets van, want dat is een kwaad heer. Eenige dagen daarna ontbood de keizer den kolenbrander te Brussel. Deze was doodelijk verschrikt toen hij zijn gast herkende. Men heeft u van mij verteld, dat ik zoo'n kwaad' heer was, vertelde de keizer, ik wil het tegendeel bewijzen, vraag mij een gunst. De ander durfde nauwelijks spreken, maar eindelijk daartoe gedrongen, vroeg hij om zijn leven lang in het bosch bezems te mogen binden. Goed, zei de keizer, breng morgen een wagen vol aan de stoep van het paleis en ver koop er geen onder de twee Caroli. Den wagen vol? Neen, per bezem. Den volgenden dag stonden zij beiden, de Phillemon en Baucis uit het bosch van Sau. vignies, aan de marmeren stoep. En zie, Van Engmond, Du Croy, De Lannoy, Van Mansfeld, De Lalaing, De Ligné, Van Wassenaer. De Frasegnies, met hun gouden kettingen en krui sen stormden op den wagen los en betaalden 4, 6 en 8 Caroli voor een bezem, want zij hadden bevel ontvangen om zich op de och tend-receptie bij den keizer met een bezem in de hand te vertoonen. Zoo betaalde de keizer met het goud zijner granudes den gezouen reebok, waarop 'n wild dief hem onthaald had. giiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Na de onthulling, waarbij Jaap zelf ook tegenwoordig was ge weest, wandelde hij met zijn vrouw door de straten. Iedereen 5j lachte tegen hem en zoo kwam het, dat Jaap weer eens echt bal dadig werd. Ik wil een ijsco, riep Jaap uit, toen ie een ijswagentje zag staan, maar mevrouw de Bie zei verontwaardigd, dat zooiets niet paste voor iemand, die een standbeeld heeft. H 308 „Het kan me niks schelen, zei Jaap, die Intusschen al weer doorgeloopen was, maar ik ga een ijsco koopen" en meteen draai de hij zich om en wilde wegrennen. Maar daar was mevrouw de Bie bij. Ze greep haar man vast en onder veel gekibbel kwamen ze in de winkelstraat aan. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiip. HUIZEN 296 M. 8.K.R.O. morgenconcert. 1.Chopin-programma. 11.30 Godsdienstig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin. 12.00 Politieberichten. 12.15 K. R. O.-sextet o. 1. van Piet Lustenhouwer. 1.45 Verzorging zender. 2. Gramofoonmuziek. 2.30 Kinderuurtje. H.I.R.O. 4.00 uitzending voor den Algemeenen Ned. Vrouwenbond. 4.30 Uitzending voor de Theoso fische Vereeniging. K.R.O. 5.Gramofoon muziek. 5.15 Sportpraatje door S. P. J. Borsten. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.10 Journalistiek door Paul de Waart. 6.30 Gramofoonmuziek. 7.10 Gerh. Krekelberg. „Limburg's Schoonheids monumenten. 7.30 Politieberichten. 7.45 Gra mofoonmuziek. 8.K.R.O. Salonorkest o. 1. v. Marinus van 't Woud. 9.Microfoon-Feuil leton door E. Hoornik. 9.15 Persberichten van het Persbureau Vasz Dias. 9.30 Salonorkest o. 1. van Marinus van 't Woud. 11.Gramofoon muziek. HILVERSUM 1875 M. 6.45 V.A.R.A. Li chaamsoefeningen o. 1. van G. Kleerekoper. 7.30 Idem. 8.Gramofoonmuziek. 9.Vara- septet o. 1. van Is Eyl. V.P.RO Morgenwijding. V.A.R.A. 10.15 Uitzending voor arbeiders in de Continubedrijven. 12.VARAorkest o. 1. van Hugo de Groot, afgewisseld door gramofoon muziek. 1.45 Rustpoos voor het verzorgen van den zender. 2.I. V. A. O.-kwartiertje. 2.15 Vara-Mandoline Ensemble. 2.30 Arbeiderssport- spreker S. Broekman. 2.45 Vara-Mandoline en semble. 3.E.N.T.O.V.A. S. Lantinga: De bloemententoonstelling in het RAI-gebouw te Amsterdam. 3.20 VARA-Mandoline ensemble. 3.30 Uit de Roode Jeugdbeweging, Nico Bloe- mendaal: Het Congres van de A.J.C. 3.35 Gra mofoonmuziek. 4.30 S. D. A. P.-kwartiertje. 4.45 Orgel, viool en cello door Johan Jong. 5.30 „De vrouw die nooit te laat komt" in ze ven tafreelen van Lichtenberg. 5.45 Orgel, cel lo en piano. 6.15 Kinderuurtje „De familie De Boer". 7.Vrijdenkers Radio Omroepveree- niging. 8Bonte avond m. m. van het VA- RA-orkest o. 1. van Hugo de Groot. 11.Vaz Dias, daarna Gramofoonmuziek. BRUSSEL, 509 M. 5.20 Concert door het Omroepsymphonieorkest o.l.v. Arthur Meule- mans 6.20 Gramofoonmuziek 6.50 idem 9.20 Concert uit de Kurzaal te Qstende. KALUNDBORG, 1153 M. 2.50 Gramofoon muziek 3.50 Omroeporkest 9.05 Populair programma 11.20 moderne Dansmuziek. BERLIJN, 419 M. 10.20 Dansmuziek. HAMBURG, 372 M. 12.05 Concert 1.35 Gramofoonmuziek 2.30 Gramofoonmuziek 4.50 Concert door het Noragorkest o.l.v. José Eibenschütz 10.40 Dansmuziek door het No ragorkest. KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 460 M. 2.20 Concert. LANGENBERG, 472 M. 1.50 Concert oJ.V. Görlich 2.55 Gramofoonmuziek 5.20 Ves perconcert 10.40 Concert O.I.V. Eysoldt. DAVENTRY, 1554 M. 1.20 Orgelconcert 1.50 Concert 7.50 Gramofoonmuziek 8 20 Promenadeconcert 10.35 Dansmuziek 10 50 B.B.C. Dansmuziek. PARIJS (Radio Paris), 1725 M. 8.00 Gra mofoonmuziek 12.20 Populaire Gramofoon muziek 7.30 idem. MILAAN, 331 M. 10.20 Dansmuziek uit het Lunapark te Milaan. ROME, 441 M. 9.05 „Dejanice" opera in vier actes. WEENEN, 517 M. 11.50 Silvester Schieder en zijn orkest. WARSCHAU, 1411 M. 5.20 Omroeporkest o.l.v. J. Oziminski 8.20 populair concert 10.25 Piano-recital 11.10 Dansmuziek. BEROMÜNSTER, 430 M. 7.50 Gramofoon muziek 8.20 Concert. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Massenet en Saint-Saëns waren zeer be vriend! met elkaar; een zeldzaam feit tusschen beroemde artisten. Een klein voorval dreigde echter die goede vriendschap te vertroebelen. Op een keer kwam een groot fabrikant uit de provincie bij Massenet te Parijs. „Meneer, zeide hij, ik ken u van naam, ik heb uw portret in de krant gezien en u moet bijzonder goed piano spelen. Daarom kom ik u vragen of u zoo goed wilt zijn 'n paar num mertjes bij mij te komen spelen op de bruiloft van m'n dochter." Op allar-beminlijksten toon vnoeg Masse net: „Wordt er ook gedanst?" „Nauurlijk. En u speelt dan wat walsjes en andere moppen. Maar wees gerust, ik ben niet krenterig, u zult tevreden zijn. Ik weet de kunst te waaröeeren! Dus, Donderdag aa .Donderdag? Dat is jammer", antwoordde Massenet: dien avond ben ik juist bezet. Maar wacht! Weet u wat u doet? Ik zal u een briefje geven voor een van mijn collega's, een char mante kerel, die trouwens veel beter de moderne dansmuziek kent dan ik en die prachtig piano speelt, u zult tevreden zijn, meneer!" En Massenet gaf den provinciaal naam en adres van Saint-Saëns. Maar deize was veel min der vriendelijk van aard, werd woedend, smeet den verbluften provinciaal z'n deur uit, en nam Massenet die grap hoogst kwalijk! Huib Lange was dol og antiek. Op oude Oos- tersche, Delftsche, Rouaansche en dergelijke potjes eri pannetjes, op oeroude Engelsche, Hol- landsche en andere stoelen en tafels, op gesne den houten beelden, op gegoten bronzen beel den. Op half en drie kwart versleten, Perzische Turksche, Afghaansche en andere tapijten; op koperen vijzels, kandelaars, beddepannen, thee stoven. tinnen borden, potten en pannen en al dat gerei. Op letterlijk niets ter wereld was hij zoo verzot als op antiquiteitenbehalve dan op z'n vrouw die om den dood geen anti quiteit was. Ze was zoo jong en zoo kwiek als het maar zijn kon. Het was in hun jonge huishoudentje dan ook boter tot op den bodem; een ideaal-toestand. De twee jonggehuwden vonden elkaar volmaakt, of althans zoo goed als volmaakt, en een enkel, een dood-enkel klein meeningsverschilletje wis ten ze tactvol weg te redeneeren, in het gelijk te breien, met den mantel der liefde te bedek ken. Zoo'n dood-enkel meeningsverschilletje be stond er op het stuk van antiquiteiten; zoo verzot Huib daarop was, zoo onverschillig was Mina er onder. „Wat of je nou in dien ouwen rommel ziet, is mij een raadsel", lachte zij, wanneer hij op de wandeling de eene uitdragerij na de andere bewonderde, van den eenen kunsthandel naar den anderen laveerde. Tot haar ongevoeligheid droeg niet weinig bij de overweging, dat zulke liefhebberij aardig geld kostte, en zij, zuinige huisvrouw als ze was, liefst zoo weinig mogelijk uit gaf; zóó groot was z'n inkomen niet. Het was voldoende, maar bokkesprongen maken, daar kon niets van komen, want dan zaten ze minder dan geen tijd aan den grond, zoo rede neerde zij. Met deze overwegingen had ze hem voor een poos kunnen weerhouden van dommigheden, maar op een keer had hij de verleiding niet kunnen weerstaan. Hij had een voor zijn doen vrij kostbaar stuk gekocht, een Chineesche pul, werkelijk bijzonder van vorm en heel fijn ge decoreerd, blauwe takken op een mooi hard gelen grond. Het zware azuur gaf er een diepen glans aan. Zelfs een volslagen leek op het ge bied van Oostersche kunst kon dit fraaie voor werp waardeeren, zoo opvallend aangenaam was het voor het oog. De kunsthandelaar had er de kapitale som van twee honderd gulden voor gevraagd, maar na lang loven en bieden had Huib het prachtstuk, ook al vanwege de malaise, losgekregen voor honderd twintig gulden. „Het is een reuzenkoopje, mijnheer, gewoon weg een reuzenkoopje", had de man nog eens uitdrukkelijk gezegd, terwijl hij de pul door een bediende voor den gelukkigen nieuwen bezitter keurig liet inpakken. En Huib kneep z'n handen dicht. Hij was uiterst voldaan over de transactie, en ofschoon hij stellig van de waarde der vaas was overtuigd, vond hij het toch heel pleizierig, dat dien mid dag een van de collega's van zijn kantoor, wien hfj de nieuwe aanwinst liet zien een deskun dig verzamelaar, die vroeger zelf een kunsthan del gedreven had een veel hooger bedrag raadde dan Huib er voor betaald had, ja, hoo ger zelfs dan wat de kunstkooper er oorspron kelijk voor had gevraagd. Zeer in zijn schik, wandelde hij dien middag naar z'n huis. Toch was er een „maar", n.l. wat zou Mina van die uitgave zeggen? Ze was dood zuinig, keerde een dubbeltje twee keer om vóór ze het uitgaf. Ze zou het verkwisting vinden. Hem een standje schoppen. Of huilen. Wat nog erger was. Ze zou misschien den heelen dag niet tegen hem spreken. Hem een ellendigen avond bezorgen. Het was voor hun doen dan ook 'n geweldige uitgaaf, honderd en twintig gulden. Weet je wat? Hij zou een lageren prijs noemen. Honderd pop bijvMaar dat zou ze óók nog veel te veel vinden.Na lang wik ken en wegen besloot hij te zeggen: vijf en twintig gulden. Daar kon ze toch geen scène over maken. Zoo gezegd, zoo gedaan. En Mina maakte geen scène; wel vond ze het een handvol geld, maar de pul beviel haar toch zóó best, dat ze haar dadelijk op een keurig gekocht kleedje op de penantkast in de voorkamer plaatste. Daar stond ze een poos, tot niet geringe vreug de van Huib, die eiken middag als hij van kan toor thuiskwam, met een blik vol trots en wel behagen er naar keek. Op een keer zag hij het voorwerp van z'n genegenheid niet meer op de gewone plaats op het penantkastje prijken. „Waar is de pul, Mien?" vroeg hij verbaasd, en nu was zij het wier blik trots en zelfvoldoe ning verried. „Ik heb haar verkocht", zei ze triomfantelijk. En toen Huib, stom van verbazing, haar aan staarde, klapte ze vergenoegd als een kind in de handen, en juichte: „En wat ik er voor ge kregen heb! Nee maar, raad eens; je zult je handen in mekaar slaan". „Nou.... eeh.... eh.... Neen, dat kan ik niet raden", deed hij met kwalijk verborgen ergernis. „Je moet; je moet", kraaide ze. „Daar is geen gooien met een muts naar", bromde hij ongeduldig; „zeg het niaar". „Nou, dan zal ik het maar vertellen", jubelde ze. „ik heb er maar eventjes vijf en twintig pop aan verdiend. Er was een opkooper van antiek aan de deur. Ik vroeg hem vijftig gulden en hij gaf ze, zoo maar, zonder slag of stoot. Wat zeg je er van?" Maar Huib zei er niets van. Wat had hij kun nen zeggen? Dat hij er honderd en twintig gul den voor betaald had en dit volgens deskundi gen een reuzenkoopje was? Met eaa gezicht als een boer, die kiespijn heeft, lachte hij om haar slimmigheid, terwijl hij binnensmonds een minder mooi woord smoorde om „het reuzenkoopje", dat zij hem geleverd had. Een reporter van een groot New-Yorksch blad was eens op een particuliere soirée bij Eaison, die hem in zijn kwaliteit niet kende. Het duurde niet lang of de journalist had het gesprek op Edison's leven en uitvindingen ge bracht en plotseling vroeg hij hem: Wat is toch uw eerste uitvinding ge weest, mijnheer Edison? I Edison bemerkte toen dadelijk waar het om ging en wat voor spek hij in de kuip had en zei niets meer. Maar de journalist had de vraag gedaan, terwijl er 'n half dozijn dames bij stonden, en zij smeekten zoo lief en dringend, dat Edison begon: Toen ik nog maar een newsboy was en met mijn pakje kranten onder m'n arm liep, had ik 'n hoofd vol ideeën, maar m'n zakken waren nog leeg. Eens las ik, dat een rijk bankier ontdekt had, dat zijn brandkast, die hij volkomen veilig waande, opengebroken was. Hij wist nu niet meer, hoe zijn rijkdommen tegen dieven te beschermen. Dat is mijn man, dacht ik! Een oogenblik later liet ik mij bij den mil- lionnair aandienen. Mijnheer, zei ik, ik heb van uw ongeluk hooren vertellen; maar ik heb een toestel uit gevonden, dat binnen weinige uren u zal in staat stellen, ieder te vatten, die zich aan uw geld zou willen vergrijpen. Is het mogelijk? riep de millionnair uit, en wat is dat voor een geheim? En wat vraagt ge daarvoor? De hand van uw schoone dochter. Als in een sprookje. Onmogelijk, zei de bankier, ik geef u lie ver 10.000 dollar. Niet voordat ge mij de hand van uw dochter geschonken hebt. Neen. Ja. Vooruit dan maar, als zij toestemt. Ik ging aan het werk, en bracht aan de kast een electrisch toestel aan. Twee dagen later ging ik naar den kassier en vond hem in zijn bed. Mijnheer, zei ik, gisterenavond tegen acht uur hebt ge uw kast willen openen. Nou en of. Juist. Willen openen. Het is u echter niet gelukt, nietwaar. De electriciteit, meneer. Dit is historie, besloot Edison. En de dochter? vroeg natuurlijk een der dames. Is nu mijn vrouw. Toen begon de journalist weer: En mag ik nu weten, nu u zoo vriendelijk zijt geweest uw uitvinding te vertellen, wat u het laatst hebt uitgedacht? Het laatste? zei Edison; wèl dit ver telseltje. Pessimistisch drogist op punt vacantie te nemen: „Gooi dat middeltje tegen een verbrande huid maar weg; doe lie ver dropwater in je fleschje." A 11*% op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7Cfl bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f IOC bij verlies van een f Cfï bij een breuk van f Afi bij verlies van "n Xill" G i/OTllië S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen «JC/l/f/»" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen f doodelijken afloop# fcd/W»" een voet of een oog# duim of wijsvinger OU*-been of arm# tri/»" anderen vinger 30 In die dagen voelde Maurice zich snel ouder worden. Een onmetelijke klove scheen te liggen tusschen hem en den vurigen jongen idealist, die zich zoo luchthartig geworpen had in den stroom des levens. Al die wonderbare geestdrift, die onversaagde moed, waarmee hi) in de eerste dagen van zijn zelf gekozen arbeid de onver schilligheid en lachlust van zijn gehoor ge trotseerd had, schenen hem verlaten te hebben. Op een of andere wijze, hoe dan ook, scheen hij schipbreuk geleden te hebben. Zijn systeem deugde niet. Hoe hij er ook tegen vocht en hij vocht er tegen er waren oogenblikken, dat de herinnering aan het leven, dat hij zoo plech tig begonnen was, de vaagste en meest fantas tische spookgeschiedenis leek. Op zulke tijden stroomde het bloed onstuimig door de aderen, en scheen de zoetheid van een vreemde, onbe kende wereld hem toe te roepen van over de grenzen, die hij zich zelf gesteld had. Het werkeloos blijven verveelde hem ontzettend en toch was dèt het, wat Holdemess hem had aanbevolen als het beste middel voorloopig om het leven weer op meer gezonde en normale wijze te leeren beschouwen. Kijk eens een beetje om je heen, oude jongen, had hij gezegd, en denk over alles na. Doe niets in haast. Je bent nog jong, nog geweldig jong, om krachtdadig werk te ver richten. Je kunt de menschen niets leeren, als je zelf nog niet begrijpt. Maar het ,,om zich heen kijken" verveelde Maurice geweldig of was het wat anders, dat tot in het diepst van zijn ziel was doorgedron gen? Er waren verscheidene philantropische inrichtingen, door hem en zijn vrienden opge zet-, in en om Londen, thans in vollen bloei. Elk daarvan wijdde hij eenige aandacht, hij bestudeerde de werking ervan, luisterde naar de geestelijke ontboezemingen van zijn voor malige makkers, en deed zijn best, om althans een sprankje van him belangstelling over te nemen. Maar het was allemaal hoogst onbe vredigend. Diep in zijn hart voelde hij het aanhoudend verlangen naar heftiger prikkel, naar een levenstaak, die veel en veel meer zou vergen van zijn gloedvol temperament. Een heldhaftige krijg zou hem aanstonds aangetrok ken hebben maar hiervoor was hij vele eeuwen te laat geboren, besefte hij met een zucht. Weken lang zwierf hij door Londen, in een zeer ontevreden gemoedstoestand. Toen ont moette hij op zekeren middag, tegen het einde van een mistigen Octoberdag in Bond Street Ernestine. Zij stapte juist in haar auto, toen zij hem bemerkte. Hij had geen gelegenheid, om te ontsnappen, zelfs al had hij dat gewild. Haar mond plooide zich opeens tot een glimlach. Zij trok haar hand uit haar mof, en stak hem die toe voor de eerste maal. U bent dus nog altijd in Londen, mr. Maurice, zei ze. Ik ben erg blij, u te zien; Die woorden klonken vreemd uit haar mond. Ik ben nog altijd in Londen, zeide hij. Ik dacht, dat u naar Marienbad zou gaan? Ik stelde het uit, tot het te laat was, antwoordde zij. Zou u een klein eindje met me mee willen loopen? zei ze dan kortaf. Ik zou u even willen spreken. Als ik mag, antwoordde hij eenvoudig. zy beval den chauffeur weg te rijden, en zy liepen langzaam voort. Het spyt me, begon ze, dat ik toen onaardig tegen u was, toen u dat meisje bij •me bracht. U had precies gedaan, wat behoor- hjk was, en ik was hatelijk. Ik vraag u wèl excuus. O, natuuriyk, antwoordde hy eenvoudig. Ik wist zeker, dat u het zelf begrijpen zou, als u er over na ging denken. U gaat niet terug naar Rulery? vroeg ze. Voorloopig niet, in ieder geval, ant woordde hij. Zij keek hem aan met een matten glimlach. U kunt die schuur gebruiken, zei ze. Zijn oogen beantwoordden dien glimlach, doch zijn toon was ernstig. Ik heb dat opgegeven voor een poosje althans, zeide hy. Ik bedoel: dat soort van werk. Mün menschen moeten zich dus maar tevreden stellen met de wijsheid, die ze al heb ben, merkte zij op. Hij knikte. Misschien was het een verkeerd opgezette onderneming van ons, zeide hij. Ik weet het niet zeker. Maar in ieder geval, zoover het Rulery betretf, heb ik de zaak voor het oogen blik opgegeven. Zij zag hem onderzoekend aan. Waarom, vroeg ze zachtjes. Hy voelde, dat zij naar hem keek. Zijn wan gen gloeiden, maar hij bleef gestadig voor zich uitkijken. Om verscheidene redenen, zeide hy. Zeg mü, verzocht ze. Ik ben er nieuws gierig naar. Allereerst, zei hij op vasten toon, heb ik in Rulery iets gedaan, wat ik niet mocht doen. Ik heb een misdadiger onderdak gegeven, en hem geholpen, om te ontkomen. Ah, dat hebt u dus gedaan, zei ze. U bedoelt natuurlijk den man, die mr. Bell ver moord heeft? Ja, antwoordde hij. Ik wees hem, waar hy zich verbergen kon. Hy is er óf in geslaagd, om zich uit de voeten te maken, öf hij ligt op den bodem van de leigroeve. In beide gevallen ben ik verantwoordelijk voor hem. Nu, zei ze, hu ligt niet op den bodem van de leigroeve. Dèt kan ik u ten minste ver zekeren. Ik heb de plek laten dreggen, en eiken duim breed laten onderzoeken door er varen mannen uit Nottingham. Werkelijk? zei hy verrastNu, daar ben ik blij om. Zij zuchtte. Ik zou graag willen, dat u mij het uiter- lük van dien man beschreef, als u kunt, zei ze. Het is heelemaal geen nieuwsgierigheid van me. Ik heb er reden voor, om te willen weten, hoe hy er uit ziet. Hij verkeerde in zulk een toestand van ontzetting, zei Maurice aarzelend, dat ik vreés, dat ik maar een heel onvolledigen indruk van hem heb. Hij was niet erg groot, had een rond gezicht, met wangen, die in gewone om standigheden tameiyk hooggekleurd waren, zou ik zeggen, bruine oogen, en donker haar, bijna zwart. Hij droeg een zwaren gouden ring aan den vinger van zijn eene hand, en hoewel hij goed Engelsch sprak, kreeg ik toch onwille keurig den indruk, dat hij een vreemdeling was, of althans in het buitenland gewoond had. Hü verkeerde in een verschrikkeiyken angst, en naar wat ik kon opmaken uit wat hy zei, zou ik zeggen, dat hij mr. Bell in een worsteling een slag toebracht, niet met de bepaalde be doeling om hem leed te doen. zy knikte. Ik heb alles gehoord, wat ik weten wilde, zei ze. Ze liepen geruimen tyd zwijgend voort. Dan wendde zü zich weer tot hem. Dat onderwerp zullen we laten varen, zei ze, haar schouders ophalend. Nu zou ik iets over u zelf willen weten. Hij zuchtte. Over mezelf is er niets te vertellen, ant woordde hy. - In heel Londen is er geen ver velender iemand. Zü lachte. Zulk een heerlijke bescheidenheid, vooral onder de jeugd, is tè roerend, zei ze. Maar gaat u door. Ik hoor het graag. De gebiedende klank in haar toon was een aangename herinnering. Het was het eerste, wat hem weer deed denken aan de trotsche meesteres van Rulery. Nu, zeide hy, wat verwacht u te weten? Alles, antwoordde zij. Uw familie, by- voorbeeld, en waar u geboren bent. Hij schudde het hoofd. Ik heb geen familie, antwoordde hy. Ik ben geboren in Australië, ik ben een wees. acht en twintig jaar oud maar ik voel me acht en veertig en ik zoek een loop baan. zy wierp een blik op zqn sjofel costuum. Hij was naar een Tehuis geweest, in het East-End. Bent u arm? vroeg ze zacht. Ik heb genoeg, meer dan genoeg, om van te leven, antwoordde hij. Haar oogen bleven op zijn costuum rusten, maar hy gaf geen naderen uitleg. „Genoeg, om van te leven", dacht ze dat kon alles (Wordt vervolgd;.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9