RADIO IN DE STRATOSFEER R obinson ScEioenen GESLAAGDE PROEVEN RADIO-PROGRAM HET VARKEN ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN DE STEPPEN DE VROUW MET HET MASKER DINSDAG 13 SEPTEMBER Verbinding met Piccard Het richtingsgevoel van piloot en postduif De sarcophaag van Ovidius? Woensdag 14 Sept. Je moet ze maar proeven U °nSaangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterlijk drie maal vier en twintig uur na het ongeval Korte golf-amateurs luisteren met spanning. Babylonische spraak verwarring in den aether De eerste seinen De vliegers sturen berichten rVafuurlijIt loopt iedere ffoliauradsclie jongen op VERHAAL VAN DEN DAG FEUILLETON (Wordt vervolgd)- miméiim De eenvoudige, slechts voor zijn werk levende Piccard, die thans voor de tweede maal naar de stratosfeer is opgestegen, heeft ook den om roep aan zich verplicht door op verzoek van de met korte golflengten experimenteerende Zwit- sersche amateurs een zend- en ontvangtoestel voor korte golven mede te nemen. Men zegt zelfs, dat de reden, waarom bij deze tweede vlucht Cosijns en niet Kipfer is meegegaan, ligt in het feit dat Cosijns uitstekend op de hoogte is met de radiotechniek, in tegenstelling met Kipfer, die op dit gebied een leek is. Hoe het ook zij, 18 Augustus is voor de Zwitsersche ama teurs een onvergetelijke dag geworden. Zij leef den a.h.w. in rechtstreeksch contact met de stra tosfeer, waar de geleerden him werk verrichten. Ongetwijfeld is dit te danken aan de uitstekende orèanisatie van hun vefeeniging, die door mid del van gecombineerde zend- en ontvangtoe stellen de vlucht van professor Piccard nauw keurig liet volgen. Bij een van die posten moch ten wij meeluisteren om het verloop van de vlucht te leeren kennen. Het was nog heel vroeg in den morgen, iets over vieren, toen wij meeleefden met de voor bereidselen voor het vertrek. Bij het opstijgen brult er een oorverdoovend gejuich door den luidspreker. En dan begint ook voor ons het groote avontuur. De berichten uit de stratosfeer zullen tot ons komen op een golflengte van 40 M. met een energie van 50 Watt, doch slechts op die tijden, dat de accumulatoren niet gebruikt worden'voor de metingen van de cosmische stralen. Bovendien zullen de uitzendingen op geen ander tijdstip beginnen dan 25 minuten na het heele uur. Het roepteeken van Cosijns is B 9. Wij hocwen het voor het eerst in Morse seinen om 6 uur 40: een Belgische amateur deelt mede, dat de gondel de aarde verlaten heeft. Om 8 uur 25 luisteren wij in gespannen ver wachting. Handelsberichten vliegen door de wereld, amateurs wisselen mededeelingen. Aan hun roepteekens kan men het land van her komst onderkennen. Een Tsjech spreekt met een Fransehman, een Spanjaard met een Pool; er is zelfs een Nieuw-Zeelander, die in verbinding staat met een Duitscher. Het geeft een wonder lijke ontroering te bedenken, dat dit alles mo gelijk is. Sommige luisteraars richten zich recht streeks tot professor Piccard en vragen hem om iets van zich te laten hooren. Zij vergeten, dat hij wel iets anders te doen heeft dan naar de radio te luisteren, dat hij zeer moeilijk we tenschappelijk werk zit te doen. Juist heeft een Russische boot ons gevraagd, op welke golf lengte Piccard uitzendt, als de twee eerste me dedeelingen komen, die iedereen in de dagbladen gelezen heeft: „Alles gaat goed. Waarnemingen geslaagd. Hoogte 14 15 K.M.". En dan: „Vlie gen in de richting van Meran, zijn halverwege". Op de kaart kunnen wij zien, waar de gondel zich bevindt. Doch het is om dol te worden, zooals al die amateurs trachten om rechtstreeks met de beide geleerden in contact te komen. De berichten zijn hun naar het hoofd gestegen; er zijn er zeker 500, die bijdragen tot deze Babylonische spraakverwarring. De zender van Zürich, die de leiding der organisatie heeft, is genoodzaakt den amateurs te verzoeken, niet meer te werken op de golflengte van 40 M. Het uur van wachten korten wij ons door te luiste ren naar de verschillende berichten, die door den aether snellen. En om 11 uur 25 hooren wij de zachte en zuivere muziek uit hoogere sferen, de Morseseinen van Cosijns. Letterlijk luidt het bericht als volgt: „H B 9 A de B 9 HB9AdeB9 nous avons avons traversé traversé engadine engadine est est samaden saiftaden altitude ech 16500 16500 irote irote irote hr v hr ok mais trés froid' Dit bericht heeft wel eenige verklaring noodig. H B 9 A is het roepteeken van Zürich; Zürich wordt dus aangeroepen door Piccard's zender, die eerst meedeelt waar en op welke hoogte de vliegers zijn; dan volgt „irote", een geheim code woord van Piccard, terwijl .-hr v hr ok be- teekent ,,hier gaat alles uitstekend", waar slechts één beperking aan wordt toegevoegd, n.l. dat het zeer koud is. Wij waren ternauwernood van de emotie be komen, toen enkele minuten later een tweede bericht tot Zürich werd gericht, waarin de vlie gers mededeelden, dat H B 9 A niet meer te hooren was. Volgens de vooraf gemaakte rege ling waren wij nu aan de beurt om rechtstreeks in verbinding te treden met Piccard! Op het oogenblik, dat wij ons roepteeken H B 9 V zouden uitzenden, hoorden wij echter op nieuw de Morseseinen van Cosijns. Hoe opwin dend was het, ze te zien neerregenen op het strookje papier. Na tien minuten stond er let terlijk: ,,H B 9 A de B 9 rd rd qrm des- cendons ons descendons bientót bientöt pour éviter éviter adriatique adriatique pse send 73 s 73 s to news news chronicle london london udali udali udali nw qrw H B 9 A de B 9 en vue du lac de Garde abemv abemv". De zender uit den gondel richtte zich dus tot Zürich, deelde mede dat het bericht van Zürich ontvangen was, doch dat de groote zendenergie eenige storingen had veroorzaakt waarna het plan werd medegedeeld om te lan den teneinde de Adriatische Zee te vermijden. Vervolgens werd verzocht om de groeten der vliegers over te brengen aan de „News Chro nicle", een Londensch dagblad. Hdali en abemv zijn weer geheime codewoorden van professor Piccard. Het slot van het bericht bevat de vraag, wat er nu gedaan moet worden, en of de vlie gers zullen trachten om met een anderen zen der in verbinding te komen. De zender in den gondel deelt daartoe aan dien van Zürich mede, dat men zich bevindt in het gezicht van het Gardameer. Dit was het laatste bericht, dat door de luis teraars werd ontvangen. Kort daarna begon professor Piccard nJ. te dalen en zijn weten schappelijke instrumenten met het oog daarop in te pakken. De draadlooze telegrafie heeft echter aan Piccard een nieuwe overwinning te danken en zij, die haar hebben bijgewoond, zullen deze herinnering hun leven lang bewaren. Het instinct van de duiven, waardoor zij al tijd hun hok kunnen terugvinden, heeft altijd de bewondering van de menschheid opgewekt en vanaf de vroegste tijden zijn zij een on schatbaar hulpmiddel geweest, wanneer andere middelen, om onderling contact te krijgen, faal den. Thans vliegt de mensch zelf ook en het was dan ook een aardig idee, het richtingsgevoel van mensch en postduif eens met elkaar te verge lijken. De piloot, die zich hiervoor beschikbaar stelde, was C. A. Rea, een Engelsch officier te Norwich. De afstand, die moest worden afge legd, bedroeg 110 K.M. De omstandigheden werden voor piloot en postduif zooveel mogelijk gelijk gemaakt. De duif werd naar de startplaats gebracht in een gesloten wand en de piloot was op weg naar die onbekende plaats geblinddoekt. Toen hij aankwam, was zijn vliegtuig daar al kant en klaar, doch er bevond zich geen kom pas in. Het instinct van de postduif miste hij natuurlijk, dus inplaats daarvan moest hij zijn verstand gebruiken. Het was een heldere dag en voordat hij geblinddoekt werd, had hij op gemerkt, dat er een Westenwind woei. Aange zien Norwich aan de Oostkust ligt, kon hij in geen geval ten Oosten daarvan gebracht zijn; hij kon dus niet te ver afdwalen, wanneer hij eenvoudig begon met naar het Oosten te vlie gen, d.w.z. met den wind mee. Dit deed hij en na eenigen tijd ontdekte hij een militair vliegveld, dat hij herkende. Van daar af ging hij in een rechte lijn op Norwich af, waar hij weliswaar eerder aankwam dan de postduif, maar niet meer dan een kwartier. Het Moth- vliegtuig, dat hij gebruikte, had een snelheid van 145 K.M. per uur, terwijl een goede post duif een kleine 100 KM. per uur aflegt. Het vliegtuig had een motor van 100 P.K. op een gewicht van 680 K.G., dus 0.15 P.K. per K.G., terwijl een duif een energie van 2.6 P.K. per K.G. gebruikt. De Italiaansche bladen deelen mede, dat een zekere professor Grigoras uit Roemenië er in geslaagd zou zijn de doodkist van den dichter Ovidius op te sporen. Nabij Constanza in Roemenië bevindt zich een Romeinsch graf, waar professor Grigoras, een in zijn land zeer bekend archaeoloog, on derzoekingen verrichtte. Hierbij stootte hij op een doodkist, die tot nu toe niet was opge merkt. Het voorwerp is twee meter zeventig lang en twee meter veertig hoog. Het gewicht bedraagt 850 K.G. In de kist was geen gebeente aanwezig. Het geheel is van marmer en bevat behalve een paar zinnebeeldige inscripties geen versieringen of opschriften. Grigoras nu, beweert uit de zoo even ge noemde afbeeldingen te kunnen opmaken, dat de ontdekte sarcophaag de laatste rustplaats van Ovidius is. Ieder der symbolische voorstel lingen zou een werkwoord vervangen en de be ginletters dezer werkwoorden zouden tezamen den naam Ovidius vormen. Volgens de meening der collega's is het laatste, ook al zou het waar zijn, nog geen be wijs, dat de kist inderdaad die van Ovidius is. Daar staat tegenover, dat Ovidius inderdaad werd verbannen naar Tomi aan de Zwarte Zee. Constanza is gebouwd op de plek, waar zich eens Tomi bevond. De burgemeester van Sulmones, Ovidius* ge boorteplaats, heeft telegrafisch om inlichtin gen gevraagd, welke hem door den Roemeen- schen hoogleeraar onverwijld werden verstrekt. Wanneer de sarcophaag authentiek mocht blijken te zijn, dan bestaat de mogelijkheid, dat hij naar Sulmones verhuist. HUIZEN, 296 M. N.C.R.V. 8.00 Tijd sein en schriftlezing 8.15 Morgenconcert 10.00 Zang door het N.C.R.V. Dameskoor 10.30 Korte ziekendienst door Ds. D. Tom 11.00 Cello-recital door Henk Franke, aan den vleugel mevr. Annie FrankeHendriks 12.00 Politieberichten 12.15 Middagconcert door het kinderkoor „Hosanna' te Loosduinen o.l.v. H. G. v. d. Berg 2.00 Verzorging van den zender 2.30 Gramofoonplaten 3.00 Con cert d'oor het Hollandsche Harpkwartet 5.00 Kinderuurtje 6.00 G. v. Ravenzwaay: „Het bloeitijdperk der Protestantsche kerkmuziek 6.30 Lees- en declamatie-halfuur door S. Kloos terman 7.00 Op last van den minister van Waterstaat afgestaan 7.30 Politieberichten 7.45 Ned. Chr. Persbureau 8 00 Tijdsein en de Haarlemsche Orkestvereeniging o.l.v. Frits Schuurman. Het N.C.R.V. Dameskoor o.l.v. Louise Lauenroth 9.00 Jac. de Vries Sr., burgemeester van Bunschoten :„Het Mobilisa- tiekruis, een nationale instelling" 9.30 Ver volg concert 9.50 Persbureau Vaz Dias 10.30 Gramoloonpiaten. HILVERSUM, 1875 M. V.A.R.A. 6.45 Li chaamsoefeningen o.l.v. G. Kleerekooper 7.30 Idem 8.00 Tijdsein V.P.R.O. 10.00 Mor genwijding V.A.R.A.: 10.15 Uitzending voor arbeiders in de continubedrijven m.m.v. Trio John Brookhouse, Mac Carty, V.A.R.A.-tooneel en Gramofoonmuziek 12.00 Tijdsein en trio Willem Drukker 2.00 Verzorging 'ender 2.15 Onze keuken door P. J. Kers 3 00 Voor de kinderen 5.30 Trio Loe Cohen 6 30 R.V.U. Dr. K. F. Proost „Gerhart Hauptmann (I) naar aanleiding van diens 70sten verjaar dag 7.00 Trio Loe Cohen met vioolsolo van Loe Cohen 7.30 Hoorspel: „Kleine oor zaken" door Frank van Duin d'oor het V.A.R.A.- tooneel 8.00 Herhaling S.O.S.-berichten, V.A.R.A.-orkest o.l.v. Hugo de Groot 8.45 Uitzending voor den Alg. Ned. Bond van Han dels- en Kantoorbedienden door het V.A.R.A.- tooneel 9.00 V.A.R.A.-orkeset 9.30 Her denking van H. Gorters sterven op 15 Mei 1927 door Joh. Jong en R. Numan 10.10 Pers bureau Vaz Dias 10.20 V.A.R.A.-orkest met refreinzang van Leo Fuld 11.00 Gramofoon muziek 12.00 Sluiting BRUSSEL, 509 M. 12.20 Concert door het Max Alexys Orkest; 5.20 Dansmuziek uit „Palais St. Sauveur" te Brussel; 8.20 Gramof.-muziek; 9.20 Concert; 10.30 Concert uit de zaal „Mem- linc" te Antwerpen. KALUNDBORG, 1153 M. 12.20 Uitzending uit het Bellevue Strandhotel o. 1. v. Harald An dersen; 8.20 Het Omroeporkest o. 1. v. Emil Reesen. Balletmuziek; 10.35 Het Omroeporkest; 11.05 Moderne dansmuziek. BERLIJN, 419 M. 7.30 Concert door het Omroeporkest o. 1. v. Bruno Seidler-Winkler; 10.20 Dansmuziek door de Bruno Mahnkopfka- pel. BRESLAU, 325 M. 7.50 Populair con- buuammmnniiinum ainraiuwDiMmg I Toen het varlcen door de crisis Bijna onrustbarend leed, Werd het om zijn ham en voorste Voor een prikje uitgekleed. Maar de meesten bleven leven, Want hun waarde was nihil, Iets, dat schijnbaar onze varkens Zoo maar matigjes beviel. En precies als La Fontaine In zijn fabels heeft verteld, Bleek het varken in zijn hoogmo I Op regeeringssteun gesteld! En het smeeken van het varken Om een redelijk accoord, Werd toen met het Varkenswet 1 Dat hem steun belooft, verhoord! Dochhet varken, thans méé waardig, Wordt bij groote kwantiteit, Tot zijn schade, langs Centrale, I Naar het slachthuis heengeleid' Moraal: 1 Altijd als men in het leven S Om zijn waarde wordt geacht, Heeft een ander er belang bij, Dat men vlug wordt afgeslacht! MARTIN BERDEN i (Nadruk verboden) SimnnnninnnimmiüuiiiiiiimiüHiiHiimiuiHiMiiüiimin Bmramnraui,": eert door de Omroepkapel o. 1. van Franz Marszalek. 9.30 Vroolijk programma o. 1. van Herbert Brunar; 11.20 Concert (zie München). HAMBURG, 372 M. 1.35 Gramofoonmuziek; 2.30 Idem; 4.50 Concert door het Noragorkest; 10.55 Concert door het Norag-orkest o. 1. v. Adolf Seeker KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 12.20 Gramcf.-muziek; 2.20 Idem; 4.50 Concert (zie Hamburg) LANGENBERG, 472 M. 12.20 Populair Con cert o. 1. v. Wolf; 1.20 Concert o. 1. v. Eysoldt; 5.20 Vesperconcert, door het orkest van den Westduitschen Omroep o. 1. v. Buschkötter. DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Orgelconcert door Quentin Mc. Lean; 1.05 Gramofoonmuziek; 1.50 Concert; 3.50 Concert door het stedelijk or kest van Bournemouth; 10.50 Roy Fox en zijn band in „Monseigneur". MILAAN 331 M. 7.50 Gramofoonmuziek. PARIJS (Eiffel) 1446 M. 8.50 Concert o. 1. v. Ed. Flament. ROME 441 M. 9.05 „Marion Delorme" opera van Ponchielli. Daarna „Silvano" opera van Mascagni. WEENEN, 517 M. 8.20 Het Weensch Sympho- nleorkest o. 1. van J. Oziminski. 6.40 Populaire- en dansmuziek. 8.20 Vocaal concert. 10.10 Dans muziek. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS VV e zuilen met z n allen per boot naar de bakkerij gaan," zei Freddv Vrijdag, terwijl hij voorop ging langs het strand. „Wat! Die boot heeft niet eens riemen 1" merkte tlobbie op, toen ze naderbij kwamen. „Neen! En geen roer ook..." zei lvy ongerust, „ik ga met in een boot zonder roer, dank je wel!" „Tim en i'om zuilen ons veilig naar de bakkerij roeien," zei Freddy. „Aüemaai instappen!" ivy keek nog wat achterdochtig naar de twee lepelaars, toen nam ze plotseling een kloek besluit: „Als die vogels even goed kunnen roeien als boterballetjes maken," zei ze „vooruit dan maar „Allemaal aan boord 1" vroeg Freddy. „Vooruit dan, Tim en Tom, roeien I" „Verstaan die vogels, wat je tegen ben zegti" vroeg lvy onge- loovig. ,,'t Moet haast wel." „Ja," zei Freddy, „en soms geven ze antwoord ook 1" ,,'t Zijn verstandige vogels," zei Robbie, „vind je niet, Topsy?" „En of," vond TJopsy. ,,En wat zien ze er grappig uit. Eerst dacht ik, dat 't eenden met lange pooten waren." „Nu zijn we gauw bij Willy Woensdag," zei de zeeman, toen do boot de kust weer naderde. (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden mededeelina) Twee mannen keken door de smalle cpupé- raampjes naar buiten, naar de trocstelooze vlakten, die zich aan weerszijden van den spoor weg uitstrekten. Geen boom, geen huis, geen levend wezen, brak de eentonige witheid van de in winterkleed gedoste steppen van het on metelijke Rusland. Zij waren, behalve een groepje smerige moesjiks in een ander compartiment, de eenige passagiers, die het spaarzaam bereden traject tot aan het einde toe aflegden. Met een vloek richtte Peter Enska, de jongste der beide mannen, zich plotseling uit z'n ineen gedoken houding op en begon, ruw stampend met z'n zwaargelaarsde voeten, in den wagen heen en weer te loopen, om de stijfheid uit z'n leden te verdrijven. „We rijden de wereld uit" foeterde hij. „Ezel, die ik was, om me te laten meesleepen op zoo'n krankzinnigen-tocht „Ja, we zijn niet voor ons plezier uit," ant woordde Nicolaas Wadima, „maar als de zaak eenmaal beklonken is, zullen we dubbel en dwars voor onze moeite en ontberingen beloond zijn! Dan kan je je verder leven in de „Ri- vièra" slijten, als het je.hier te koud is! Troost je daarmee!" „Je kunt gelijk hebben!" zei Peter Lenska. „Maar wat een gek moet die Otto Tremoff zijn, om zich te gaan begraven in zoo'n ijswoestijn. „Alle maniakken zijn gekken! Hij heeft zich nu eenmaal in 't hoofd gezet, z'n tijd, z'n geld, z'n leven aan de arme duivels hier in de streek te wijdenMaar ik heb gehoord, dat hij in een prachtig, best, ingericht huis woont, een middeleeuwsch kasteel! „Hij heeft geld genoeg, om het er zich aan genaam te maken." „Nu, ik heb gehoord, dat hij heel matig leeft. In slechte tijden onderhoudt hij zoowat al het volk uit den omtrek. Hij voedt het volk op, zie je, en wil van hun negorijen behoorlijke, wel varende dorpen maken!" „Ais dat werkelijk zoo is, zal hij1" „O, snap je het nu eindelijk?" „Zoo'n type als hij moeten we juist hebben." „Als we de zaak goed aanpakken, zoo'n beetje aandoenlijk en van een humanitair standpunt weten voor te stellen, loopt hij in de val. En hij is zoo rijk dat hij het dan voor hem niets is, een slordig millioentje in ons „concern" te steken. En dande rest volgt dan van zelf." „Natuurlijk." „Omstreeks twee uur in den middag werd het eindstation van de lange lijn bereikt, een arm zalig, houten gebouwtje in de kom van het dorp, dat op de grens der beschaafde wereld werd beschouwd. In onderdanige houding vroeg de chef naar het verlangen van de twee goedgekleede heeren, wier verschijning hem scheen te verwonderen. „We willen naar het dorpje Dalkon," zei Ni colaas Wadima; „vandaag nog." „Dat zal moeilijk gaan; het is een lange tocht" „Is er geen wagen te krijgen in dit ellendige nest." „Er zijn wel een paar troika's in het dorp." maar ik weet niet of er iemand paarden heeft, die zoover kunnen fbopen." „Komaan, vriend!" lachte Wadima, „het zal je geen windeieren leggen, als je raad weet te schaffen." Luid bellengerinkel klonk op. Om de lippen van den chef speelde een lachje. „Als de heeren even geduld willen hebben", verzocht hij, Eenige oogenblikken later was hij verdwenen tusschen de armoedige huizen, die zich rondom een kerkje groepten. Tien minuten later keerde hij terug. „Het zal wel gaan," sprak hij. „Ik ben in de herberg daar ginds geweest. Daar weten ze al tijd alles. De heeren kunnen meerijden met een man, die hout moet halen, nog verder dan Dal kon. De slee is nu leeg; er is plaats genoeg. Als alles goed gaat, kunnen de heeren nog voor donker in Dalkon zijn." De chef nam onder herhaalde dankbetuigin gen het bankbiljet aan, dat Nikolaas Wadima hem toereikte. Een oogenblik later reed een groote slede met een prachtig, sterk, glanzend paard bespannen, vóór. „Daar is de man al, heeren!" zei de stations chef. De drie mannen traden naar buiten. „Je wilt ons dus naar Dalkon brengen? vroeg Nicolaas Wadonia aan den langen, forschen man, die bij het paard stond. Deze knikte. „Is er een logement in Dalkon?" „Neen." „Kan je ons onderdak bezorgen." „Ik niet, maar ik heb gehoord, (Jat mijnheer Tremoff, die het kasteel in de buurt bewoont, nooit iemand afwijst die aan z'n deur klopt." De man knikte opnieuw. De beide heeren zetten zich op hun gemak in de slede, trokken hun bontmutsen diep over de ooren en sloegen hun jaskragen omhoog. De koetsier nam z'n plaats in en bracht door een tonggeklak zijn paard in gang; de tocht door de woeste, onherbergzame steppen begon. Geen der drie mannen deed een poging, om een gesprek aan te knoopen. Nicolaas Wadima en Peter Lenska hadden elkaar niets meer te zeggen, en de koetsier behoorde blijkbaar tot die stugge, zwijgzame menschen, die alleen in geval van noodzakelijkheid de lippen openen. Het jonge, vurige paard scheen met gemak zijn last te trekken. Na een rit van anderhalf uur gunde de koetsier het op een beschutte plek een korte rust. Daarna werd de tocht her vat. Nauwelijks een mijl verder schrikte het paard en maakte een zijsprong; de sterke handen van den koetsier wisten een ongeluk te voorkomen en het zenuwachtige dier tot staan te brengen. De koetsier stapte af. „Stap beiden uit; een moet het paard vast houden, de andere gaat met me mee." De macht van z'n donkere oogen was zóó groot, dat Wadima uitstapte en het paard bij den kop nam, terwijl Lenska den koetsier volgde, die met snelle schreden liep. Aan den kant van den weg lag een donkere gedaante; de koetsier slaakte een kreet en kniel de er bij neer. Het was een vrouw die een in doeken en lappen gewikkeld kindje in haar armen hield; ze scheen door uitputting aan den wegkant neergezonken te zijn. Haastig nam de koetsier het kindje uit de armen die het omklemd hielden en reikte het Peter Lenska toe. Hij zelf tilde de bewuste- looze vrouw van den grond en droeg haar naar de slede, waarin hij haar voorzichtig neer legde. „Uw flesch!" klonk het bevelend tot Nico laas Wadima. „Het is m'n laatste restje wodka," sputterde deze tegen, „ik kan het niet afstaan." „Ook niet om een menschenleven te red den?" „Wat drommel gaat mij die zwerfster aan?" barstte Wadima woedend los; laat haar crê peeren! Er is genoeg van dat tuig in de we reld." Terwijl hij den ander met vasten blik aan zag, haalde de koetsier eep revolver uit z'n jaszak en gelastte opnieuw: „uw flesch!" Nicolaas Wadima gehoorzaamde. Na eenige vergeefsche pogingen gelukte het, de vrouw wat van den sterken, opwekkenden drank in te gieten. Door wrijven en op en neer bewegen van haar verstijfde ledematen begon haar bloed langzaam-aan weder normaal te stroomen en zij sloeg de oogen op. Meer dan een uur was verloren gegaan en de beide reizigers stampvoetten van ongeduld, om den tocht te vervolgen. De avond begon reeds te vallen en er stak een kille wind op. Vloekend en mopperend zaten Wadima en Lenska op de ongemakkelijke zitplaatsen, die in de slede overbleven, toen de geredde vrouw en haar kind er behaaglijk warm in waren ge ïnstalleerd. „Sla er op, voor den duivel!" riep Peter Lenska den koetsier toe, die niet van plan scheen z'n paard tot grooter snelheid aan te sporen, en razend en tierend stortte hij de fiolen van zijn toorn uit over den man, die het kost baar leven van zijn passagiers in de waagschaal had gesteld, om een bedelares en haar kind, wier leven voor niemand ter wereld eenige waarde had, te redden. Hij beloofde hem al de straffen der hel, als haar onderweg iets over komen mocht. Er overkwam haar echter niets en om achi uur des avonds bereikten ze het groote, mas sieve huis van Otto Tremoff. Ze werden naar den voor gasten bestemden vleugel geleid, waar een oude bediende hen ge heel naar den eisch verzorgde en verkwikte. Ze vernamen, dat Otto Tremoff hen den volgenden morgen ontvangen zou, als ze waren uitgerus van de vermoeienissen van de reis. In hun kamer bereidden ze zich op het onder houd met den rijken zonderling voor. Ze hiel den een kleine repetitie van een aandoenlijk, van zuiveren menschenmin getuigend betoog, waarmee ze een groote som gelds van hem hoopten los te krijgen. Na een voedzaam en overvloedig ontbijt wer den zij door den ouden knecht naar de werk kamer van zijn heer geleld. Beiden verbleekten en smoorden een verwensching, toen ^ij in den man aan den schrijftafel hun koetsiér van den vorigen avond herkenden. Deze zag hen met vasten, strengen blik aan en sprak: „Wij, die in de steppen wonen, worden wan- wantrouwend. Toen ik gisteren hoorde, dat er reizigers voor Dalkon waren, begreep ik, dat de heeren mij wilden bezoeken. Niemand anders in den omtrek krijgt ooit bezoek van stadsche heeren! En vergeeft mij m'n openhartigheid ik begreep ook, dat het om mijn 'd te doen was. Al menigeen heeft met dat doe. den tocht naar mijn huis ondernomen. Toen bood ik mi) als koetsier aan, om de heeren te leeren ken nen, zonder dat ze mij kenden. In hulzen en kamers valt het gemakkelijk een rol te spelen. In de steppen ziet men de menschen, zooals ze werkelijk zijn. De proef die ik nam, was een voudig, maar doeltreffend. Ik heb U nachtver blijf en voedsel laten'geven evenals ik dat geel aan ieder, die aan mijn deur klopt. En nu staat er een slede met vlugge paarden gereed, die U veilig naar het station zal terugbrengen. Het is mogelijk, dat de heeren zeer goede gronden heb ben gehad, om succes van hun onderhoud met mij te verwachten, maar ik moet tot mijn leed wezen verklaren, dat ik weiger op eenig voor stel van de heeren in te gaan! Dank zij onze kennismaking.... in de steppen." Zoudt u zoo goed willen zijn, de deur voor mij open te doen? De meneer deed het en zei toen vriendelijk: Wel, beste meid, waarom kan je de deur zelf niet open maken? Wel, zei zus, de verf is nog niet droog! Alle ahonné's ol «aJuï? verMkTrd°v^ 3000.' verlter^n'leWe^eenen Sf beTde oog^n 750.- doodlujkel^'aftóop f250.- eerTvoet "o? ïen^cSg 125.-duim o^wljsvmge" SO.-bïen* T'Z 40.- anderen8 viSger 39 Bell lachte woest. Wat! riep hij. Wilt u hooren van uw apache-galant, van den man, dien u in Parijs uit de goot hebt opgepikt, om hem Maurice gaf hem een klap op zijn mond, doch Ernestine greep zich vast' aan zijn arim. Zij had haar moed of haar kracht overschat. Beest! hijgde zij; en de kleur verdween van baar wangen, als wasem van een spiegel. Maurice legde haar op een sofa, en belde. Plotseling bemerkte hij, dat zij alleen waren. Van buiten klonk het geluid van wielen. Hij sprong op, en luisterde. Ernestine opende nu ook de oogen. Zij wenkte hem weg, met zwak gebaar, en hij glimlachte terug, ten teeken dat hij haar begrepen had. De bedienden komen, zeide hij. Ik kan ze hooren. Ik beloof u, dat. als hii den trein baalt, ik hem óók haai. Hij sprong door het raam, dat hij al open had gezet. Het geluid der wielen was weggestorven, maar hij richtte zich terstond naar het station. Hij liep met lange, gelijkmatige passen, en be gon geleidelijk sneller te loopen. Charles Bell, met zijn zakaock voor zijn mond, en al zijn ze nuwen tintelend van heftige opwinding, keek gedurig om, maar hij zag niets. Lang vóór hij in de invallende duisternis het station bereikte, had hij alle vrees voor achtervolging laten varen. Toch was Maurice de laatste halve mijl nooit meer dan slechts enkele passen van hem afge weest, en op het perron in Londen was hij na genoeg de eerste, dien hij tegenkwam. Maurice! Allemachtig! Hij liet bijna de jas vallen, die hij over zijn arm droeg. Hij keek naar Maurice, zooals men zou kijken naar een bezoeker uit een andere wereld. Het was niet mogelijk, dat dit de man kon zijn, waarvoor hij weggevlucht was. Mauri ce glimlachte grimmig. Hoe.hoe bent u hier gekomen? stamelde de jongeman. Met denzelfden trein, als u, antwoordde Maurice. Hoe anders? En waar zult u Letty ontmoeten? Bell antwoordde met een verwensching. Wat duivel, waarom kunt u zich niet met uw eigen zaken bemoeien? vroeg hij. Dit zijn mijn eigen zaken, antwoordde Maurice. Dan keerde hij zich opeens om, naar de wei felende gedaante van het meisje, dat snel nader was gekomen, maar nu plotseling bleef staan. Het is namelijk mijn zaak, om jou naar huis te brengen. Letty, zeide hij. Ik ben gekomen, om je te halen. Letty keek smeekend naar Charles Bell. Maar wat zij in zijn gezicht zag, joeg haar slechts schrik aan. Hoor eens even, zei hij heesch, nu heb ik er vrijwel genoeg van. Je kunt naar den dyi- vel loopen, jij, en- miss Atherton ook. Ik wil met hebben, dat iemand, zich met mijn particuliere aangelegenheden bemoeit. Kom, Letty. Doch Maurice liet zich niet uit het veld slaan. Hij bleef naast het meisje staan. Letty, zei hij, een paar uur geleden, bood miss Atherton hier Charles Bell aan, dat ze jou een huwelijksgeschenk van duizend pond zou geven, als hij beloven wilde, dat hij je te rug zou brengen als zijn vrouw. En hij weigerde. Hij heeft niet de minste bedoeling, om je tot vrouw te nemen, en houdt je gewoon voor den gek. Het spijt me, dat ik het zoo open moet zeg gen, maar we hebben niet' veel tijd, om er om heen te draaien. Ik verzoek je, om met me mee te gaan naar Berkeley Square. Mrs. Brown zal daar voor je zorgen. Zij wendde zich tot den jongeman. Charles, zei ze, zeg mr. Maurice, dat hij zich vergist! Je wilt me toch wél tot vrouw heb ben, is 't niet? Zeker, antwoordde hij. Tenminste, dat heb ik altijd gewild. Wat ik doen zal, als ieder een me begint te treiteren, weet ik zelf nie. Jul lie allemaal laten stdenk ik, en naar de koloniën gaan. Dat meen je toch niet, Charles, smeekte ze. Hij lachte ruw. Weet je wat, zei hij hoonend, ga Jij maar naar mrs. Brown, en blijf daar dan maar. En daar is het mee uit. Ik heb geen zin, om me nog langer voor den gek te laten houden. Zij deed aarzelend een stap nader, doch Mau rice leidde haar vastberaden naar een gereed staand rijtuig. Zij gaat met mij mee, zeide hij. U weet, waar u haar vinden kunt, als u met ernstige bedoelingen komt. Charles sprong in een cab, onder het uiten van een verwensching. Maurice legde zijn hand op Letty's arm. Letty, zei hij op vasten toon, we zullen de familie, waar je nu bent, kennis geven, en dan naar Berkeley Square rijden. Zij bedekte haar gelaat met de handen, doch gehoorzaamde. XXIX. Dien avond en nog vele avonden daarna, wijdde Maurice zich geheel aan zijn werk in het East-End. De bekoring daarvan sleepte hem steeds verder mee. Hij wierp zich op zijn taak met een energie, die hem menigmaal zijn eigen leven deed vergeten, en vergetelheid zélfs gemakkelijk maakte. Avond aan avond kwa men zij, die vermoeide, bleeke vrouwen en sombere, neerslachtig uitziende mannen. Avond aan avond smeekte en bezwoer hij hen trachtte hij hun met hartstochtelijken ernst aan te toonen, hoe zij het armzalig iets, dat zij leven noemden, het best benutten konden. Langzamerhand begon de geweldige inspanning zijn gestel te ohdermünen. Hij werd mager der, er waren kringen onder zijn oogen en een vreemde, onverklaarbare neerslachtigheid 'scheen zich van hem meester te maken. Hol- dernes kwam hem op zekeren avond ophalen en drong er op aan, dat zij samen zouden dineeren. Kijk eens hier, Elwyn, zeide hij, ik heb een appeltje met je te schillen. Luister nu eens. Zit daar nu niet rond te staren, alsof je over al spoken zag. Maurice glimlachte, zonder een zweem van vroolijkheid. Maar die zie ik juist wel, antwoordde hij. Het geweten van iedereen, die wee t, moet er door gepijnigd worden. Uitgehongerde man nen en vrouwen, die haast geen vrouwen meer zijn! Wat houdt hun handen van onze keel af, Dick? Hun gezond verstand, jij idioot! ant woordde Holderness opgewekt. Je ziet daar den zelfkant van de maatschappij. Je kunt in dien vuilnishoop woelen en trachten, een rei nere atmosfeer te scheppen, maar je moet ver hoeden, dat je hart zou breken door het zien van al die ellende en jijzelf door té groote krachtsinspanning ten onder zou gaan. Een man kan alleen maar doen, wat hij kén. Maar het moet gebeuren, dat werk in dien „vuilnishoop", mompelde Maurice. Zeer fceker, antwoordde Holdemes, maar wees voorzichtig, dat je jezelf daarmee niet vernietigt, Maurice. Gevoeligheid is een mooi ding, als men het namelijk onder bedwang heeft. Je noemt dat gevoeligheid, als men de afgrijselijkheid van dien vuilnishoop beseft! Kom vanavond eens mee en kijk hun dan in het gezicht. Dat heb ik gedaan, zei Holderness. Ik heb dat het eerst van alles doorgemaakt. Wat drommel, vergeet je nu, dat ik dat blaadje uitgeef? Neen, voelen moét je dat alles, maai laat het je geestelijk evenwicht niet verstoren. Verkwist de schatten niet, die je hun geven kunt. Maurice verliet zijn vriend in een gezonderen geestestoestand. Diens woorden kwamen hem dien avond weer voor den geest, toen hij den kleinen stroom menschen het kale, gepleisterde gebouw, met de rijen goedkoope rieten stoelen, zag verlaten. Het was zoo wéér toegeven aan een gevoel van wanhoop, dat was een voudig een wegzinken in geestelijke verslapping- Toch had hij, in zekeren zin, nog nooit zóó volledig het erbarmelijk vruchtelooze van zij11 taak gevoeld. Hoe kon hij van zijn plicht er. beter leven spreken tot menschen, wier ellende en voortdurende zieleangst zself een afschuwelijk en schreeuwend bewijs waren, dat die plichten door de meerderheid van het menschdom niet gekend werden!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10