UIT DEN GEMEENTERAAD PIJNLIJKE VOETEN 9 m DRIEKWART EEUW VAN ARMENZORG Burgerlijk armbestuur bestaat 75 jaar ABSORBINE J? GENEEST MARIA-STICHTING UIT OUDE ARCHIEVEN DONDERDAG 15 SEPTEMBER Een beetje romantiek Brandende plekken hoornaditige jeukende tusschen teenen Oorsprong In Haarlem De verordening Aanmerking op.3 centen En thans Kamer van Koophandel IEDEREN MIDDAG VAN 2-3 UUR POLIKLINIEK Mevrouw Venema werd door den burge meester geïnstalleerd als raadslid en nam daarna plaats op den zetel, waarop tot nu toe de heer van Santé getroond heeft. Deze heeft zijn stoel verwisseld met dien van wijlen den heer Adrian, waaruit mag wor den afgeleid, dat de heer van Santé voort aan de ofieieele woordvoerder van den Vrijheidsbond in den Haarlemschen Raad zal zijn. Mevrouw Venema scheen zich al goed thuis te voelen, want reeds dezen eer sten middag van haar raadsvrouwelijk leven heeft zij een korte speech over het bewaarschoolonderwijs gehouden. Het is te hopen dat zij er bij het uitspreken van redevoeringen rekening mede zal houden, dat zij wel dicht bij de tafel van B. en W. zit, maar zeer ongunstig om door publiek en pers te worden verstaan, zoodat haar van nature niet sterke stem maar moeilijk tot dien kant van de zaal doordringt. Of haar de kennismaking met den Raad goed bevallen is, weten wij niet; wel heeft zij kunnen ondervinden, dat de Raad een taai uithoudingsvermogen heeft wij verga derden van half twee tot bij half acht en dat de debatten, nu de verkiezingen voor de Tweede Kamer in het zicht komen, weer gaan druipen van politieken vechtlust en hanengekraai. Na de installatie van mevrouw Venema werd de komst van weer een nieuw lid, den opvolger van den heer Loerakker, voorbe reid. De geloofsbrieven van den heer Kuiper werden onderzocht en in orde be vonden, zoodat wij dezen Benjamin dei- katholieke fractie, bij leven en welzijn, in de volgende vergadering op het Prinsenhof zullen kunnen begroeten. Öfe plotselinge ontslagaanvrage van de schoolarts, mevrouw Op 't Eijnde Stolp, scheen den heer Reinalda te verontrusten. Waarschijnlijk zocht hij verband met de onlangs tot stand gekomen reorganisatie van den schoolartsendienst. De wethouder deelde echter mede, dat mevr. Stolp is af gekeurd voor den dienst en met pensioen gaat. De heer van Tetering bleek maar matig de gestie van B. en W. te apprecieeren, die den Raad voorstelden een rechtsvordering in te stellen tegen eigenaars van perceelen aan de Raaks, omdat deze niet direct op het koopbod van de gemeente zijn inge gaan, en vroeg aan B. en W. te trachten alsnog met die eigenaars tot overeenstem ming te komen, liever dan tot procedures over te gaan. Deze opmerking van den heer Van Tetering was inderdaad niet misplaatst, Want enkele wethouders zwaaien erg graag met exploiten en dagvaardingen, zelfs als dat niet noodig is. k Voor de behandeling van de voorstellen, die bezuinigingen op het voorbereidend onderwijs beoogden, was groote belangstel ling op de publieke tribune, waar blijkbaar alles wat met het bewaarschoolonderwijs te maken heeft in Haarlem, was bijeenge komen om naar de debatten over dit punt te luisteren. B. en W. hadden hun eerste foorstellen, waarvan de hoofdzaak was, dat 2ij dit jaar geen eerste klassen wenschten te vormen, in overleg met de commissie fan advies inzake voorbereidend lager on derwijs, gewijzigd. Zij stelden nu voor wèl eerste klassen te vormen, maar den leeftijd fan toelating te bepalen op 3lA jaar, en de leiding der laagste klassen op te dragen aan goedkoopere krachten. Voor de bijzon dere bewaarscholen hadden B. en W. sub sidievoorwaarden ontworpen, die met de bepalingen van het openbaar onderwijs In overeensteming waren. De nieuwe voorstellen van B. en W. ble ken een compromis te zijn, waarop de par tijen tot elkander konden komen. De Raad f'as natuurlijk niet ingenomen met de voor stellen. De heer mr. van Dam drukte het 2eer juist uit door te zeggen, dat hij de foorstellen betreurt, maar in het licht van de huidige moeilijke tijdsomstandigheden begrijpt. In dien geest werd ook door den heer Castricum namens de rechtsche frac ties gesproken. Deze spreker juichte het toe, dat de eerste klassen gehandhaafd blijven en dat B. en W. toezeggen, den ouden toe stand te zullen herstellen, zoodra de ge- meente-financiën zulks wederom veroor loven. Mevrouw MaarschallKomin, die tot taak heeft in den Raad namens de S.D.A.P. het bewaarschoolonderwijs te koesteren en dit immer met warmte doet, hield een sympathiek speechje. Zij vond helpsters van 15, 16 jaar, zooals B. en W. 2ich die dachten, voor de eerste klas te Song; zij vroeg ook voor deze krachten een hoogere salarieering dan ƒ300, zooals in het plan van B. en W. ligt. Mevrouw Venema onderschreef dit laatste; mevrouw Schelte- hia diende een voorstel in om geen help sters beneden 18 jaar aan te stellen en de bezoldiging van deze krachten op 800 te stellen. Deze voorstellen werden door den &aad verworpen, evenals een voorstel van hievrouw Maarschall om den ouden toestand In de eerste klassen te handhaven. De voor stellen van B. en W. werden aangenomen. Wij hebben bij deze debatten genoten van de pittige manier, waarop de heer van Dam, bet jeugdige vrijz. dem. raadslid, een poli tieken aanval van den heer Reinalda op 2ijn persoon pareerde. Dat kwam zoo. Onze communist Peper, die er altijd een duivelsch genoegen in heeft 2ijn socialistische ambtsbroeders in den &aad op zijn karretje te nemen, verweet de s-D.a.P., dat zij in de commissie van advies had toegestemd in bezuinigingen op het be waarschoolonderwijs- Aangezien dit den bij - val, dien mevrouw Maarschall bij haar rede- foering op de publieke tribune had onder bonden, verzwakte en ook wijl het tegen 2ekere Juni-gebeurtenissen loopt, kon de beer Reinalda dat Pepersch verwijt niet *aten passeeren en hapte vinnig toe. Hij ®raatte over offers, die de S.D.A.P. had moe ten brengen om tenminste „de organisatie" van het bewaarschoolonderwijs te redden. Hij geraakte blijkbaar in vervoering en maakte van de gelegenheid gebruik om niet alleen klappen uit te deelen in de richting van de communisten, maar ook naar rechts en in de richting van den heer Dam. Hij verweet dezen, dat hij, ofschoon vrijzinnig democraat en voorzitter van een vereeniging tot bevordering van openbaar onderwijs, dezen slag op het bewaarschoolonderwijs duldde. Met onverstoorbare kalmte nam de heer van Dam den knuppel, toen de heer Reinalda dien had neergelegd, op, en zijn eerste woorden werkten als een zweepslag. Niet om de raadsleden te overtuigen, zeide mr. van Dam, maar voor de publieke tribune (evenals de heer Reinalda dat deed) wilde hij antwoorden. De heer van Dam zeide, dat niemand in den Raad voor zijn pleizier voor deze bezuiniging op het bewaarschool onderwijs stemt. In normale tijden zou men die maatregelen ook niet nemen. Maar wie eenig begrip heeft van den toestand, waarin de gemeentefinanciën zich bevinden, moet wel tot de conclusie komen, dat bezuiniging ook op dit onderwijs, noodzakelijk is. Doch de S.D.A.P., zoo strafte hij zijn aanvaller af, heeft gemakkelijk praten. Zoolang spr. in den raad zit, heeft hij gezien, dat zij elke bezuiniging afwijst en er daarbij op specu leert, dat de bezuinigingsvoorstellen er toch wel doorkomen, dank zij de andere partijen. De S.D.A.P., zoo ging hij verder, steunt op haar positie als minderheid. Dat is voor haar niet onaangenaam tegenover de kie zers, voor wie de socialisten de brave Pieten uithangen. Dat is natuurlijk zeer gemak kelijk, maar op den duur toch ook, aldus mr. van Dam, onvruchtbaar. In dezen trant ging de heer van Dam zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken door en de S.D. A.P. werd er beduusd van, terwijl de heer Slingenberg met vaderlijk welbehagen zijn jongsten partijgenoot in den Raad om diens bijtenden afweer goedkeurend aankeek. Tevergeefs poogde de heer Joosten daarna nog den pijnlijken indruk, dien de woorden van den heer van Dam hadden gemaakt, te verdoezelen. De heer Reinalda zat gisterenmiddag bij zonder hoog te paard tegen de rechterzijde. Hij verweet zonder eenig bewijs aan te voeren aan het bijzonder voorbereidend onderwijs en met name aan het katholiek onderwijs, dat dit van de voorgestelde be zuiniging geen schade zal ondervinden, omdat de katholieke besturen zusters kun nen belasten met het onderwijs, waarvoor op de openbare slechts 300.— salaris zal worden gegeven." Gelukkig voor de katho lieke kinderen", interrumpeerde de heer Klein Schiphorst. „Maar dan vorder ik ook, dat gij uw plicht doet tegenover onze kin deren", antwoordde de heer Reinalda. „Doet dat zelf" wierp men hem uit denzelfden hoek tegen en inderdaad moet men de vrijmoedigheid bewonderen, waarmede de heer Reinalda eischt, ja eischt, dat de katholieken, zij het dan uit de openbare kas, het onderwijs aan de kinderen van de openbare bewaarschool helpen bekostigen. Aan geen enkele wettelijke bepaling is die plicht te ontleenen. Van eenzelfde menta liteit getuigde zijn opmerking, dat het be stuur van de R. K. school in de St. Liduina- parochie geen verzoek had moeten doen om een nieuwe school te doen bouwen, nu de gemeente zoo krap in de financiën zit. Hij werd op dit punt beantwoord door den heer Castricum en wethouder Roodenburg. De tarieven voor de levering van electri- schen stroom werden verlaagd. In het na jaar van 1931 heeft de Nieuwe Haarlemsche Courant op het onjuiste van deze tarieven gewezen en het is ons bekend, dat spoedig daarna de kwestie door de bevoegde in stanties in studie is genomen. De heer Slin genberg had dan ook volkomen gelijk toen hij de opmerking, dat de verlaging tot stand was gekomen, dank de bemoeiingen van de Kamer van Koophandel, afwees. De heer Van Tetering deed het voorstel om de tarieven zoodanig te wijzigen, dat alle verbruikers van electrischen stroom, dus niet alleen enkeltariefverbruikers, maar ook de dubbeltariefverbruikers, van de ver laging zouden profiteeren. Zijn voorstel haalde echter slechts twee stemmen. Dat alles was nog maar een voorspel ge weest van wat de rondvraag zou opleveren. Hierbij werden een aantal interpellaties behandeld, die reeds lang in het zout heb ben gelegen. Allereerst een interpellatie-Peper over het weigeren door den burgemeester van een vergunning voor het houden van een openluchtsamenkomst, georganiseerd door het anti-oorlogscomité. De burgemeester antwoordde, dat dit „comité" bestond uit voorzitter, secretaris en penningmeester en geen leden had. Weshalve hij de vergun ning had geweigerd. Maar van verschillen de kanten kwam tegen deze opvatting ver zet. De heer Joosten ging nog verder en betoogde, dat de burgemeester überhaupt het recht niet heeft iemand te verbieden een redevoering op de openbare straat te houden en wees er, en passant, op, dat ook Gevaarlijke, vergiftige tinea trichophyton-kiemen veroorzaken menig voeteuvel. Zij boren zich in de huid en vermenigvuldigen zich zoo snel, dat U weldra het slachtoffer van dit lastige voeteuvel zult zijn, tenzij U Zorgvuldig let op de eerste verschijnselen daarvan. U kunt ze reeds hebben ên het niet wetenLet nu op die sympto men! De voeten branden en jeuken, de huid barst, schilfert af, wordt droog en hoornachtig. Gebruikt Absorbine Jr. het doodt de kiemen, die voeteuvels veroorzaken, neemt de pijn weg en bestrijdt de infectie. Absorbine Jr. heeft bovendien al jarenlang pijnlijke spieren, kneuzingen, brand en snijwonden, verstuikingen en schaafwon den genezen. Het geneest zeker én snel. Vraagt een gratis monster aan de Absorbine Jr. Company, Beu lingstraat 2, Amsterdam, onder vermelding van dit blad. Absorbine Jr. verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten. de heer Slingenberg als waarnemend bur gemeester in dit opzicht zijn boekje te bui ten gegaan was door openluchtsamen komsten te verbieden. De heer Slingenberg deed echter een beroep op het artikel van de wet, waarin vergunning van de autori teiten geëischt wordt voor het houden van beraadslagingen in het openbaar en de heer Bijvoet citeerde in dit verband nog artikel 47 van de Haarlemsche Politiever ordening, waarin de politie het recht wordt gegeven om iedereen last te geven op straat door te loopen. Het zal dus, zoo redeneerde hij, raadzaam zijn, dat iemand die een openluchtsamenkomst wil beleggen, zich tevoren bij den burgemeester overtuigt, dat deze voor die gelegenheid aan de poli tie opdracht zal geven van haar bevoegd heid krachtens art. 47 geen gebruik te maken. De heer Joosten merkte echter op, dat een meeting geen „openbare beraad slaging" is, met welke opvatting de heer Slingenberg het weer niet eens was. Over een voorstel van den heer Peper om den burgemeester uit te noodigen voortaan der gelijke vergunningen wèl te verleenen, staakten de stemmen. Volgende vergade ring dus nog eens stemmen. De uitgaven, die in 1856 3649.90 bedroegen, zullen thans ruim een millioen beloopen De maand Juli is ongetwijfeld voor het Burgerlijk Armbestuur te Haarlem een histo rische maand geweest Werd het op 14 Juli opgeheven en vervangen door een Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, op 1 Juli vierde hetzijn 75-jarig bestaan, dat meer bij der gelijke historische gebeurtenissen vóórkomend, ,,in stilte" herdacht werd! Dit feit leek ons belangrijk genoeg om daar voor den sluier der geschiedenis op te lichten en in oude archieven den oorsprong van het Bur-- gerlijk Armbestuur na te gaan. De heer S. C. de Haas van Dorsser, directeur van het Armwezen (thans directeur van bovengenoemden Dienst) verleende ons hierbij welwillende medewerking. Het is een historisch feit, dat reeds in het eerste bevolkingstijdperk van Nederland, in een tijd dus, dat Nederland nog zeer weinig bewo ners had, reeds armoede voorkwam. De behoef- tigen werden echter toen meestal aan zichzelf overgelaten, en kwamen dan ook grootendeels in ellende om. Karei de Groote vaardigde in 806, en later in 850, reeds wetten uit, waarbij aan de groot grondbezitters, de edelen dus, de plicht werd opgelegd de behoeftige „hoorigen" (slaven) te ondersteunen, terwijl de Kerkelijke gemeenten de zorg kregen voor de z.g. vrijen, dus voor hen, die geheel vrij over hun persoon en over hun bezittingen konden beschikken. Dit laatste was eigenlijk overbodig, daar de kloosters zich reeds sedert de komst van den H, Willibrordus over de armen ontfermd hebben en dit tot op onze dagen nog doen, In de middeleeuwen waren het de „Geeste lijke gilden" (d.w.z. Kerkelijke broederschappen van leeken) en ook de, over geheel Europa verbreide, ridderschappen, zooals b.v. de Johan- niterridders en de Malthezerridders, die zich bijzonder aan de armenzorg wijdden. In dezen tijd ontstonden ook de talrijke hofjes, uit de nalatenschappen van liefdadige personen, die echter meer bestemd waren voor ouden van dagen en lichamelijk gebrekkigen. Doordat de armenzorg echter niet voldoende georganiseerd was, nam, ondanks de zeer groote liefdadigheid, de bedelplaag meer en meer toe, zoodat Keizer Karei V op 7 October 1531 zijn beroemd plakkaat uitvaardigde, waarbij open bare armenzorg georganiseerd, maar vooral gecentraliseerd werd. (De colleges van acht). De Hervorming maakte echter een algeheele uitvoering van deze wetten onmogelijk. Ondertusschen werd de toestand in Neder land hoe langer hoe treuriger. De talrijke oorlogen met haar voortdurende strooptochten en plunderingen (1672!) bracht menigen burger en landbouwer tot den bedelstaf. In de grondwet van 1798 werd dan ook, voor namelijk onder Franschen invloed, de onder steuningsplicht voor den arme aan den Staat opgelegd. Als gevolg daarvan richtte men in 1805 en later talrijke werkhuizen voor de „werk- loozen" op, terwijl een wet van 15 Juli 1800 de instelling van algemeene armbesturen van ge meentewege voorschreef. Helaas werd deze wet nooit uitgevoerd.... Met dat alles verbeterde de toestand op het gebied van armenzorg in ons vaderland niet. Integendeel, ze werd zelfs nóg slechter! Het eerste werk van koning Willem I was in 1815 dan ook een commissie in te stellen, die maat regelen moest beramen om de armenzorg te verbeteren. Het resultaat was de wet van 28 November 1818, welke het domicilie van onder stand van behoeftigen en lichamelijk gebrek kigen regelde. De Grondwet van 1815, een wet, die vele veranderingen in ons staatsbestel bracht, be paalde dat de „armenzorg de voortdurende aandacht der regeering" moest hebben en eischte een (organieke) wet om deze te regelen. Deze wet kwam op 28 Juli 1854 tot stand, maar regelde alleen de samenstelling en het beheer der burgerlijke armbesturen, de Kerke lijke en de „bijzondere" bleven nog ongeregle menteerd. Voorts bepaalde deze wet o.m., dat de behoeftige ondersteund moest worden door de gemeente, waarin hij zich op dat oogenblik be vond. Deze gemeente had dan echter het recht van verhaal voor alle gemaakte kosten op de geboorteplaats van den behoeftige. Als gevolg van deze wet zijn reeds spoedig daarna in verschillende steden Burgerlijke Armbesturen opgericht. Ook in Haarlem moest men thans tot de in stelling van een Burgerlijk Armbestuur over gaan. Er werd een verordening ontworpen, die aan den Gemeenteraad ter goedkeuring werd aan. geboden. Het verkrijgen van deze goedkeuring zou ech ter nog heel wat voeten in de aarde hebben! Ter vergelijking met de tegenwoordige rege ling laten wij hier de geheele procedure volgen: Vergadering van den Gemeenteraad op Woensdag 4 Februari 1857 onder voorzitterschap van den burgemeester, den heer De Bruyn Kops. Behandeling van punt 12 van de agenda: De voorzitter deelt mede, dat B. en W., in over leg met de commissie voor de verordeningen, een nieuwe verordening voor het Burgerlijk Armbestuur hebben ontworpen en stelt voor die ter inzage voor de leden te leggen. Z'onder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkom stig besloten. Vergadering van den Gemeenteraad op 25 Februari 1857: Behandeling van de verordening voor het Burgerlijk Armbestuur Wordt uitge steld! Vergadering van den Gemeenteraad op 25 Maart 1857 des middags om half drie. Behan deling van punt 22 van de agenda: Art. 1 tot en met 15 van de verordening wordt na eenig debat aangenomen. (De heeren Brink en Van Breggen tegen). Voortzetting der vergadering des avonds om 7 uur: Daar slechts 8 leden aanwezig zijn, wordt de vergadering verdaagd! Vergadering van den Gemeenteraad op Zater dag 11 April 1857: De geheele verordening met de daarop ingediende amendementen wordt met 10 tegen 1 stem (van den heer Brink) aange nomen. De verordening, zooals deze werd aangenomen, was, zooals gebruikelijk is, van respectabele lengte. Het heeft geen zin haar in haar geheel te publiceeren, daar ze thans toch niet meer geldig is. (Het Burgerlijk Armbestuur is opge heven). De verordening was verdeeld in twee hoofd stukken, waarvan het tweede weer verdeeld in twee afdeelingen. Enkele belangrijke bepalingen ziin; Art. 1. Het Burgerlijk Armbestuur is belast met de bedeeling aan en de verzorging van die armen, aan wie de burgerlijke Gemeente on derstand verleent. (Dus niet aan Roomsch- Katholieken, Protestanten, Doopsgezinden of Israëlieten, waarvoor Kerkelijke Armbesturen bestaan) Het bestaat uit 5 leden, door den Gemeen teraad op aanbeveling van B. en W. te benoe men. Personen, die lid van een Kerkelijk Arm bestuur zijn of met eenige Kerkelijke armen verzorging belast, kunnen niet benoemd wor den. Elk lid ontvangt een jaarlijks hono rarium van 200 (Art. 2). Art. 6 en 7 bepaalden, dat het Burgerlijk Armbestuur om de 3 maanden verslag van zijn werkzaamheden aan B. en W. moest uitbren gen, terwijl de Gemeenteraad een uitvoerig verslag met de rekening over het afgeloopen jaar in de maand Maart en in Juli de begroo ting voor het volgende jaar moest ontvangen. Volgens art. 10 stond het Burgerlijk Arm bestuur onder „toezigt" van het Gemeentebe stuur. Het dient, daartoe uitgenoodigd, den Raad en B en W. van .be'igt" en advies, om trent alle zaken, het Armwezen betreffende. Art. 11 tot en met 14 regelden de benoeming, het ontslag en de bezoldiging van den Pen ningmeester en Armenopzichter. Dezen stonden, volgens art. 11 onder de bevelen van het Bur gerlijk Armbestuur. Zij werden benoemd en ontslagen door den Gemeenteraad, maar het Burgerlijk Armbestuur had het recht van schor sing voor één maand. Als salaris ontvingen zij resp. f 700 en 600 per jaar, terwijl de Penningmeester nog zake- lijken of persoonlijken borgtocht moest stellen. Het tweede hoofdstuk van de verordening behandelt meer in het bijzonder den onderstand aan behoeftigen. De voornaamste bepaling hierin is wel, dat onderstand wordt verleend aan: le. Aan huis zittende armen. 2e. Door verzorging in het Stads-Armen- en Ziekenhuis Dit geschiedt echter alleen Jan, wanneer eerst een nauw keurig onderz^: is ingesteld, of niet de hulp van een kerkelijke of bijzondere instelling ver kregen kan worden, en dan nog slechts bij „vol strekte onvermijdelijkheid." Hieruit blijkt dus wel zeer duidelijk, dat Kerkelijke of bijzondere armenzorg primair was: de overheid trad sechts aanvullend op. Dit is trouwens nu nog zoo! Curieus en voor ons onbegrijpelijk, was de bepaling, dat onderstand in geen geval gege ven werd aan.... ambtenaren, stemgerechtig den en dienstboden. Wat het Stads Armen- en Ziekenhuis be treft, daarvoor werden allerlei bepalingen ge maakt omtrent den directeur (diens salaris be droeg behalve kost, inwoning, vuur, licht en geneeskundige hulp f 600 per jaar!), het getal dienstboden, verplegingskosten (bepaald op 50 cent per dag), enz. enz. Tenslotte nog een bepaling, die reeds tot een eigenaardige kwestie aanleiding had gegeven: Art. 35. Alle kleedings- en liggingsstukken, die aan bedeelden worden uitgereikt, laat het Bur gerlijk Armbestuur zoodanig onuitwischbaar merken, dat zij voor den handel ongeschikt zijn. In dezen tijd van bezuiniging en nog eens bezuiniging is het hoogstvermakeüjk eens in de oude ambtelijke papieren een „fraaie history ende alwaer" op te delven, waaruit blijkt, dat men in 1857 ook op de dubbeltjes keek en zelfs wel op.... drie centen! Onmiddellijk na de in-werking-treding der Armenwet in 1854 had men in Haarlem nog geen kans gezien een Burgerlijk Armbestuur, zooals deze wet dat vorderde, in te stellen en de leden daarvan te benoemen (ook in dien tijd maalde de ambtelijke molen zeer lang zaam!), en daarom nam het college van B. en W. dit zoolang waar. Als zoodanig had dit college dan ook een rekening en verantwoor ding van het Burgerlijk Armbestuur over 1856 opgesteld en bij den Gemeenteraad ingediend. Zooals in de vorige eeuw reeds gebruikelijk was, had een commissie uit den Gemeenteraad dit rapport onderzocht en....„ aanmerkingen gemaakt! In een missieve aan den Gemeenteraad ver. dedigden B. en W. zich nu als volgt: „Op de door ons ingediende gewijzigde re kening en verantwoording van het Burgerlijk Armbestuur is door de Commissie van Finan ciën, bestaande uit de heeren mr. M. S. F. de Moraaz Imaus, P. H. Schultz en P. Fiers Sme ding (rapporteur) een rappoirt uitgebracht, waarvan de conclusie strekt tot goedkeuring dier rekening, doch waarbij tegelijk eenige op en aanmerkingen worden in het midden ge bracht, waarop wij vermeenen kortelijk te moe ten antwoorden: Wat aanbelangt de aanmerking, in 't rapport voorkomende, dat de post „koolteer" op „bureaubehoeften" gebracht, aan de commissie eenigszins vreemd voorkomt, zoo moeten wij in gemoede verklaren, niet te heb ben gedacht, dat dit bedrag, groot drie centen aanleiding zou geven tot aanmerking. De grond dezer uitgave is deze: Ingevolge art. 9 van het (oude! F.K.) Regle ment voor het Burgerlijk Armbestuur moeten de kleeren, aan de armen verstrekt, zooveel mogelijk onuitwischbaar worden gemerkt. Geen middel werkt daartoe krachtiger dan koolteer. De op de rekening alzoo voorkomende som van drie centen is dienstig geweest om op zoo weinig kostbaar mogelijke wijze aan het voor schrift te voldoen. Dat die som onder den post kantoorbe hoeften is gebracht, zal naar ons oordeel minder verwondering baren, als men bedenkt, dat er geen enkele post op de rekening voor komt, waartoe de genoemde uitgaaf van drie cent gevoeglijker kon gebracht worden, terwijl de somma buitendien tè gering voorkwam, om daarom een specialen post op de rekening uit te trekken." Daarmede was de kwestie van de „3 centen" opgehelderd! Van te royale uitgaven (zegge 3 cent!) bleek dus geen sprake te zijn! Uit ditzelfde rapport over 1856 van B. en W., waarnemende het Burgerlijk Armbestuur, blijkt dat de uitgaven in 1856 bedroegen: 3642,90 en de inkomsten: 1978.73)4» zoodat dus de gemeente in dat jaar moest bijpassen 1664.16)4. Over 1857 bedroeg het nadeelig saldo 1336.51)4, een vermindering dus van bijna ƒ327.65. In die dagen een zeer groot bedrag! B. en W. schreven dan ook in hun verslag over 1857: „Het is niet te ontkennen, dat op de jaar- lijksche vermindering van bedeelden de Wet van 28 Juni 1854 door haar strenge beginse len op het stuk der bedeelingen door het Bur gerlijk Armbestuur en de te verleenen subsi- dieën aan Kerkelijke Armbesturen niet zonder invloed is gebleven. Maar men moet daarentegen ook niet uit het oog verliezen, dat de dalende prijzen der le vensmiddelen in de laatste twee jaren, gepaard met de meer aanhoudende werkzaamheden, ten gevolge waarvan meerdere verdiensten voor de arbeidende klasse van ingezetenen ontston den, alsmede zeer veel hebben toegebracht tot leniging, en dikwerf tot het doen ophouden der bestaande armoede." Dat schreef men in 1857! En thans Over 1930 bedroeg het nadeelig saldo ƒ647.435, over 1931 zal het hoogstwaarschijn lijk ƒ850.000 bedragen, en over 1932ruim één millioen gulden! Toch moet men hierbij één zaak niet uit het oog verliezen: In 1857, toen ook het geld veel meer waard was, werd onderstand aan een be hoeftige verleend door zijn geboorteplaats, (woonde hij niet in zijn geboorteplaats, dan werd hij onderhouden door zijn woonplaats, die echter de onderhoudskosten van de ge boorteplaats gerestitueerd kreeg), terwijl thans onderstand verleend wordt door de gemeente, waar de behoeftige gevestigd is, zonder recht van verhaal op de geboorteplaats van den be hoeftige Niettemin zijn de nadeelige saldo's over 19301932 hoog, natuurlijk grootendeels ver oorzaakt door de ontzaglijke werkloosheid. F. K. iWordt jservolgd). Daarna kwamen aan de orde de vragen van den heer Bijvoet, naar aanleiding van den optocht, die door de S. D. A. P. op 4 Juli j.l. is georganiseerd, waarbij door meerdere groepen liederen werden gezon gen en spreekkoren uitgezegd, waarbij bij herhaling voorkwam: „Hang op; Ruys moet in den strop". De burgemeester ver klaarde niet te weten, dat deze uitdrukkin gen zijn gebezigd, maar ze ernstig te be treuren als zij inderdaad gesproken zijn. Op een tweede vraag van den heer Bijvoet verzekerde hij, dat onder de voorwaarden, waaronder de vergunning was gegeven, o.m. deze was, dat de sprekers zich dienden te onthouden van voor andersdenkenden grievende of beleedigende uitdrukkingen. En tenslotte zegde hij op een derde vraag van den heer Bijvoet toe, dat in de toe komst nog strengere voorschriften dan tot nu toe zullen worden gegeven. Wij dachten dat de kwestie hiermede afgehandeld was, want de heer Bijvoet wenschte op de zaak -na dit bevredigend antwoord, niet verder meer in te gaan. De heer Reinalda dacht er echter anders over en merkte op, dat zeer dikwijls voor de socialisten beleedi gende uitdrukkingen worden gezongen, zooals „weg met de socialen", maar deze socialen denken er niet aan, zich daarover tot den burgemeester te wenden. Hij schreef de door den heer Bijvoet gewraak te uitdrukkingen toe aan een overkropt gemoed bij de betoogers, wat zij uitten in hun taal. De heer R. maakte van de gele genheid gebruik, door ze te citeeren, om alle leuzen, die in den optocht waren uit gezegd (behalve de door den heer Bijvoet gewraakte) in het verslag van het gespro kene voor het nageslacht te bewaren. De heer Bijvoet bleef het antwoord niet schuldig. De heer Reinalda heeft, zeide hij, de bedoeling van de interpellatie verkeerd weergegeven. Het ging niet om een of an dere beleediging, maar om het feit, dat het hoofd der Regeering in een optocht, die onder bescherming van de gemeentelijke gebezigd. Dat is tenminste een excuus. Dat was ergerlijk en daartegen gaat het pro test. De door den heer Reinalda bedoelde beleedigingen aan het adres van de socia listen, zeide de heer B. nog, worden nim mer in verband gezongen, maar slechts door enkelingen. De beleedigingen aan het adres van de regeering zijn echter wel in verband gesproken. De heer Bijvoet zeide, verwacht te hebben, dat de leiding der socialisten in den Raad de gebruikte uit drukkingen zou hebben afgekeurd. „Het Volk" heeft onmiddellijk de verantwoorde lijkheid afgewezen door te schrijven over indringers, die de woorden zouden hebben gebezigd. Dat is tenminste een excuus Dat de heer Reinalda zich niet, zooals zelfs de heer Peper even tevoren had gedaan, kon opwerken tot een woord van afkeuring, achtte de heer Bijvoet een bedenkelijk ver schijnsel. De heer Meijer (S. D. A. P.) nam daarna nog het woord. Niet om, zooals hij zeide, de gebezigde uitdrukkingen goed te praten, maar om ze te verdedigen. De heer Boes keurde namens zijn fractie eveneens af, dat de leiding der S. D. A. P. hier geen woord van afkeuring had laten hooren. De heer Castricum stelde een motie, waarin de burgemeester werd uitgenoodigd de openluchtbijeenkomsten in deze oneven wichtige tijden tot een minimum te beper ken. Deze motie verkreeg echter geen meer derheid. De heer Oversteegen stelde daarop nog vragen aan den heer Slingenberg over de botsing tusschen politie en communisten aan het Kalfje. De heer Slingenberg deelde mede, dat hem was gerapporteerd, dat er een formeele vechtpartij had plaats gehad. De heer Oversteegen was zoo ridderlijk dit laatste te ontkennen. Ten slotte legde de burgemeester een ver klaring af, die hem blijkbaar was ingege ven door de vele vragen betreffende het weigeren van vergunningen voor optochten enz. Hij zeide, dat hij als hoofd der politie geen verantwoording aan den Raad schul dig is voor politioneele maatregelen, die hij neemt. Hij zal dan ook op geen enkele vraag, die hem in de toekomst daarom trent nog zal worden gesteld, antwoorden. Het was waarschijnlijk aan het late uur te danken, dat wij verschoond bleven van een nieuw en uitgebreid debat over deze verklaring. De 93ste vergadering van de Kamer van Koop handel en Fabrieken voor Haarlem en Om streken wordt Dinsdag 20 September, des nam. te half 8 in het gebouw der Kamer, Nassau- plein 6 te Haarlem, gehouden. De agenda is als volgt: 1. Notulen. 2. Ingekomen stukken. 3. Mededeelingen. 4. a. Benoeming in vasten dienst der Kamer met ingang van 1 October 1932 van den heer J. M. van Seggelen te Haarlem. b. Herbenoeming tot ambtenaar in tijdelijken dienst der Kamer voor den tijd van 1 jaar van den heer J. Gamier te Haarlem. 5. Goedkeuring verzonden brieven: a. aan den Minister van Financiën, inzake uitvoering Wet 1845. b. aan Gedeputeerde Staten van Noord-Hol land, inzake verlaging P.E.N.-tarieven. 6. Rapport van het Bureau, inzake het onder zoek naar een mogelijke vacantieverdeeling. 7. Verslag van de Commissie Onderwijs over de cursussen der Kamer 19311932 en voorstel tot voortzetting. 8. Verslag van den afgevaardigde naar het Congres van den Kon. Ned. Middenstandsbond te Arnhem. 9. Voorstel van het Bureau, inzake adhaesie Nationaal Comité tot beteugeling van het Cadeaustelsel. 10. Concept-schrijven Bureau aan Hoofdbe stuur der P.T.T., inzake busrecht-verlaging. 11. Rondvraag. 12. Besloten vergadering.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5