209e UITKEERING
Zeven honderd vijftig gulden
f 70.455.-
Per auto door het
Chineesche Cholera-gebied
Robinson
Schoenen
SPORT
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
RADIO-PROGRAM
HET SCHOT..
DE VROUW
MET HET
MASKER
VRIJDAG 16 SEPTEMBER
Een gevaarlijke dienstreis
door besmette streken
Zaterdag 17 September
ft
Uitkeering van 1
Thans hebben wij voor een
gezamenlijk bedrag van
Zeventig duizend vier honderd
vijf en vijftig gulden
Alle abonné's SSLE? f3000.-^,lSi'Zi'S,S^^!S!J?t SiK 750.- &XSSrt£S f250.- «l
lVaiuurlyk' loopl iedere
Hollandsclie jongen op
VERHAAL VAN
DEN DAG
aan de erven van wijlen Mevrouw de Wed. J. H. A. VINGER
HOED-SCHEEPENS, Schinkelkade 47 H, Amsterdam,
wegens een ongeval met doodelijken afloop.
uitgekeerd aan onze verzekerde abonné's.
DE DIRECTIE.
Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten,
geschieden uiterlijk driemaal vier en twintig uren
na het ongeval
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
TEU1LLETON
Peking. Einde Augustus
In het gebied van de overstroomingsramp in
Charbin zijn nog steeds geen voldoende hulp
maatregelen getroffen kunnen worden tegen
den hongersnood en de vele ziekten, wijl er geen
voldoende vliegtuigen ter beschikking zijn en
transporten per spoor bij dezen waterstand on
mogelijk zijn. Men rekent erop, dat men een
beslissende hulpactie eerst na verloop van een
maand zal kunnen doorvoeren.
Hjathian heet de zomer. Aan dit woord ver
bindt zich vanzelf een ander: Choluanbing, dat
beteekent cholera. Wie China kent, zal deze
beide woorden niet zoo spoedig vergeten. Dezer
dagen heb ik daaromtrent ondervindingen op
gedaan, die mij neg lang in 't geheugen zullen
blijven. Lang reeds vreesde ik, dat ik voor den
buitendienst zou worden aangewezen. En wer
kelijk: ik bekwam een opdracht, die mij in de
onmiddellijke nabijheid van Ji bracht, een stad
midden in het Choleragebied. Gelukkig behoef
de ik niet alleen te reizen. Een collega zou
meegaan. Bij ons vertrek kregen we beiden een
inspuiting en bij deze gelegenheid vertelde men
ons, dat men een bekende van ons, zekeren R.,
als verdacht van door de cholera te zijn aange
tast, had binnengebracht.
„Weest dapper, boys", moedigde de dokter,
die ons inentte, ons aan; „geen oogst, geen
water!" Ook onze bedienden lieten wij uit voor
zorg inenten. De boy van mijn kameraad ech
ter smeekte aanstonds den mijnen, dat hij het
serum uit de steek van het instrument zou zui
gen. De Chineezen zijn in dit opzicht merkwaar
dig. Hoewel zij het gevaar kennen, hebben zij
meer voorliefde voor de middeltjes hunner
kwakzalvers en meenen, dat er vergift in de
entstof zit.
De boys namen wij geducht onder handen,
toen wij hun bedoelingen bemerkten. Des
avonds moest mijn bediende mij de door de
inspuiting opkomende zwelling nog kunnen
toonen. Eerst dan zou ik gerust zijn.
Den volgenden morgen, nog voor zonsopgang,
waren wij reeds op den grooten weg. De naaste
omgeving der stad Peking is niet slecht. De
wagen snort op het asphalt in gelijkmatige
snelheid voort. Het zal een heete dag worden.
Zwijgend rijden we voort, doezelen weg. Het
komt ons voor als hadden we koorts. Eigenlijk
is het ook zoo. Nog van de inspuiting. In 't be
gin, toen ik hier pas kwam, was ik er meer
onderhevig aan en legde ik me den volgenden
dag te bed. Nu ben ik er niet meer gevoelig
voor. Het zou me ook niet veel helpen. Aan
treden voor dienst om zoo-en-zoo laat. Daar
mee uit.
De wagen begon te stooten. Aha! Daar begon
eigenlijk pas de „normale" weg. Zij schudde
en slingerde ons van onze zitbanken. Intus-
schen was ook de zon hooger gestegen. Nau
welijks half zes was het er toch reeds 30 graden.
Zoo gaat het per auto met zijn gloeiende zit
plaatsen naar Ji.
Die kleine stad scheen slechts uit hitte te
bestaan. De muren sitterden, de straten, alles
scheen te sitteren en te flikkeren in deze ver
schrikkelijke zon. De tropenhelm woog als lood
en de donkere brillen beschutten nauwelijks de
oogen voor de grille stralen. Bij een der huizen,
waar een vlag met een opschrift uithing, stond
een menigte menschen in de brandende zon. Wij
vroegen onzen boys, wat hier verkocht werd.
^Inentingen tegen braken".
Dat was iets nieuws. Een vindingrijke Chi
nees, die daarnaast ook „sanitair" was aangelegd,
verkocht inentingen tegen cholera; de Chinees
immers vertaalt dat woord met braken. Het
was een Chineesche dokter, die zich serum ver
schaft had en voor een Mexicaanschen dollar
(ongeveer 1.10) inentte. De prijs komt ons
in Europa niet zoo bijzonder hoog voor. Echter
voor de menschen hier is dit de verdienste van
een heelen dag. Wie zou zich dan ook laten in
enten. Wij zagen dan ook hen alleen,
die zich dit, ons Europeanen zulk een eenvou
dig en noodzakelijk schijnend voorbehoedmid
del, konden permitteeren. Louter Chineezen,
die naar hun kleeren te oordeelen, toch nog
ietwat eenigszins welgesteld waren. Hier en
daar stond er een in de rij, die een kip of vruch
ten bij zich had. Gewis wilde hij deze tegen een
inspuiting omruilen. De rij der wachtenden zei
ons echter nog iets, wat ons niet zeer aange
naam was: „Hier heerscht cholera in betrek
kelijk sterke mate". Immers, anders stonden
deze lieden, die anders deze Westersche inrich
tingen haten, niet in deze middaghitte te wach
ten.
In het station, waar wij een telegram ver
zonden, zei men ons, dat in den missiepost in
Tscho bereids barakken gebouwd werden. Zij
herbergden reeds meer dan 300 verdachte geval
len. Wij werden door deze mededeelingen nog
voorzichtiger. Het kwam er nu op aan, snel
onze zaken hier in den omtrek af te doen en
dan zoo snel mogelijk terug te keeren naar
Peking, waar toch het besmettingsgevaar door
meer moderne verbeteringen tot een klein per
centage beperkt was. Aldus zoo gauw mogelijk
weg uit deze stad. Over de ellendige heete we
gen hobbelde onze wagen verder naar het Wes-
In de afgeloopen week, hebben de
persberichten melding gemaakt van
den vreeselijken toestand, die in het
overstroomingsgebied rond Charbin
heerscht. Gebrek aan voedsel, aan
kleeding en vooral aan hygiënische
hulpmiddelen hébben een cholera-
epidemie van een vreeselijken om
vang veroorzaakt. Tot nog toe eischte
deze reeds meer dan 40.000 dooden.
De ingenieur H. R. Gola uit Peking,
die een dienstreis door het besmette
gebied moest maken, schildert in dit
artikel den toestand, zooals hij dien
vond.
ten. Voor het vallen van den avond wilden wij
nog een klein gehucht bereiken, alwaar wij zou
den kunnen overnachten. De ondergaande zon
scheen intusschen aan kracht niets te verlie
zen. De temparatuur was ondraaglijk. De wei
nige kleedingstukken, die wij nog aan hadden,
waren doornat van zweet. Eindelijk, na uren,
zagen wij het gehucht voor ons tegen den berg
wand liggen. Nu ons slechts wasschen en een
droog hemd aantrekken. Spoedig verkeerden
we in dit genot en zaten lui en afgemat op de
stoelen voor de herberg. In afgebroken zinnen
bespraken wij den verderen tocht voor den vol
genden dag. Onze bedienden bereidden ons uit
meegebrachte conserven een avondmaal, wijl
wij de spijzen van den herbergier niet al te
hard vertrouwden. Niet omdat ze niet goed zou
den zijn, doch de cholera schrikte ons af.
Ik weet niet meer, wat het was, doch ik moest
by den herbergier een inlichting vragen. Ik trad
het nabijgelegen vertrek binnen. Op de Kahn,
het Chineesche bed, lagen twee kinderen. Zij
letten niet op mijn binnentreden. In de plaats
daarvan echter staarde ik ze des te sterker aan.
Koortsig schitterende oogen, bijna zwarte lip
pen en een vreeselijke stank verrieden mij, wat
hier aan de hand was.
Ik wierp de deur dicht, ijlde naar mijn reis-
genooten en zei hun wat ik vermoedde. Wij wa
ren in een cholerahuis. Snel weg. Onze boys
waren het daarmee heelemaal niet eens. Zij
hadden de conserven bereids reeds op een scho
tel van den herbergier gelegd en konden niet
begrijpen, dat wij niet wilden eten. Wij bevolen
Tegenwoordig trekt het water
Van den wijden Oceaan
Als magneet voor vliegmachines
Inderdaad succesvol aan!
Dus ze vliegen naar het Oosten,
Naar het Westen, Zuid en Noord.
Dikwijls is dit dan het laatste,
Dat men van zoo'n vliegtocht hoort!
Eerst alleen en toen met tweeën,
Toen met drie en nu met.acht
Wordt de tocht wel ondernomen,
Maar niet tot een eind gebracht!
En men speelt met menschenlevens
Met veel bluf en overmoed,
Zooals dan het spel der golven
Met het wrakstuk later doet!
De bedoeling is volstrekt niet
Om eten overkant te zien,
Maar omdat hier waaghals troef is
En een beetje roem.... misschien!
Om nu niet den naam te krijgen
Van een idioot, zoo wordt
Dan dit dwaze spel betiteld
met het weidsche woordjesport!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
mmmmm-
hen, dat zij onze zaken direct weer in den auto
zouden laden en wij zouden een eind van het
plaatsje wegrijden om onder den blooten hemel
te overnachten. Wij beiden stonden reeds een
poosje op de straat, doch de jongens kwamen
niet. Wij riepen; zij schenen niet te hooren.
Harry, mijn kameraad, ging terug in 't huis
om hen te zoeken. Daar waren ze, ze zaten bij
den waard en stopten het eten snel in den
mond. Het deed hun leed, dat alles te moeten
laten staan. Het verschijnen van mijn makker,
deed hen snel de beenen nemen.
Onze verdere tocht dwong ons, door het dorp
te rijden. Vanuit de huisdeuren staardf men
naar onzen wagen. Echter, dat was geen nieuws
gierigheid, die hier anders gewoonte is. Dat
waren de blikken van onverschillig geworden
ongelukkigen, die door het zeldzame verschijnen
van een auto, een „Tschitsa", niet verhelderd
werden. Ook ontbrak de gewone massa kin
deren, die anders den wagen narenden. Stomp
zinnig en droevig waren al deze oogen, die naar
ons zagen. Het heele dorp was als stervend.
Zoo snel het de toestand van den weg toeliet,
voeren wij bergop en hielden na eenige kilo
meters verder eerst stil.
Ineengedoken, zweetend en vol angst, brach
ten wij den nacht in den wagen door
(Nadruk verboden).
Nadat de storm was gaan liggen,
gingen ze allen op den rug van de
giraffe terug, op zoek naar den
cocosnootpalm.
„Kijk, dit is een cocosnootpalm",
zei Freddy, toen ze een kleinen
boom genaderd waren.
„O, wat een kleine," riep Topsy
teleurgesteld nit. „Ik dacht, dat
hij veel grooter zou zijn," riep
Robbie. „'t Is nauwelijks een
boom
„Maar dat zal niet lang meer
duren," zei de zeeman. „Blijf er
niet te dicht bij staan, want cocos-
palmen groeien op dit eiland heel
vlug
Tot Robbie's groote verbazing
begon de boom toen plotseling om
hoog te schieten, en de eene cocos-
noot na de andere verscheen tus-
schen de bladeren.
Freddy Vrijdag pakte Topsy bij
de hand, en zette het op een loo-
pen.
„Vlug", schreeuwde hij, „loop,
wat je kunt!'-5
Toen begonnen de noten -Is
hagelsteenen te vallen en zij be
zorgden hun nog menige buil, voor
dat zij zich in veiligheid gesteld
hadden.
(Morgenavond vervolg.)
(Ingezonden mededeelina)
HUIZEN, 296 M. K. R. O. 8.00 morgen
concert; 9.00 KRO kunstensemble oJ.v. Piet
Lustenhouwer; 10.00 plechtige Hoogmis met
„Veni Creator" in de kerk van den H. Jozef
(Heuvel) te Tilburg; 11.00 gramofoonmuziek;
11.30 godsdienstig halfuurtje door Pastoor L. H.
Perquin; 12.00 politieberichten; 12.45 KRO-
septet o.l.v. Piet Lustenhouwer; 2.00 rustpoos
voor het verzorgen van den zender; 2.30 kin
deruur door Mevr. Sophie Nuwenhuisvan der
Rijst en mevr. Corrie Marresvan der Ven; 4.00
gramofoonmuziek; 4.30 Mevr H. Cupons
Geurs: „De a.s. modecursus"; 4.45 de stafmu-
ziek van het le Regiment Infanterie te Assen
0.1.v. S. P. van Leeuwen; 5.30 sportpraatje door
H. P. J. Borsten; 5.45 vervolg concert; 6.20 jour
nalistiek weekoverzicht door Paul de Waart;
6.40 gramofoonmuziek; 7.10 Dr. O. Driessen
„Verkoudheid en vatbaarheid bij kinderen";
7.30 Politieberichten; 7.45 gramofoonmuziek;
8.00 KRO-salonorkest o.l.v. Marinus van 't
Woud; 8.30 microfoonvertelsel door Wim Snit-
ker; 8.45 Vaz Dias; 9.00 „De strijd met 't ver
leden"; hoorspel in 3 bedrijven; 10.00 KRO-
salonorkest; 11.00 gramofoonmuziek.
HILVERSUM, 1875 M. 6.45 VARA.
Lichaamsoefeningen o.l.v. G. Kleerekoper; 7.30
idem; 8.00 gramofoonmuziek; VPRO. morgen
wijding; VARA 10.15 uitzending voor arbeiders
in de continubedrijven; 12.00 John Brookhou-
se's Mac Carthy trio afgewisseld door gramo
foonmuziek; 2.00 Rustpoos voor het verzorgen
van den zender; 2.15 Coöp. kwartiertje K. de
Boer. „Hoe wij ons inkomen verkwisten"; 2.30
gramofoonmuziek; 3.00 arbeiderssport A. P. Mul
ler „Sportbeoefening en Overheid"; 3.15 volks
liederen door de zanggroep de Wielewaal o.l.v.
P. Tiggers; 3.30 Flip Bei-mes: „Het winterwerk
met de werklooze jeugd; 3.45 verv. volksliede
ren; 4.00 trio Loe Cohen; 4.45 S. D. A. P. kwar
tiertje; 4.00 Trio Loe Cohen; 5.30 Friesch uur
tje; 6.30 kinderuurtje „De familie de Boer";
7.30 gramofoonmuziek; 7.45 toespraak door A,
de Vries; 7,55 Herhaling van S.O.S. berichten;
8.00 Zaterdagavondprogramma m. m. v. Vara-
orkest oJ.v. Hugo de Groot, The 6 melody
Singers; Teun de Klepperman. Vara-tooneel
01.v. Willem van Capellen; 10.45 Persberichten
van het Persbureau Vaz Dias; 11.00 gramofoon
muziek.
BRUSSEL, 509 M. 12.20 Concert door het
Max Alexys-orkest; 1.30 Vervolg concert; 5.20
Concert door het radio-orkest o. 1. van Karei
Walpot; 8.20 Gramofoonmuziek. 9.35 Concert
door het Radio-orkest o 1. van Franz André.
KALUNDBORG, 1153 M. 12.20 Uitzending
uit hotel „d'Angleterre", strijkorkest o. 1. van
Max Skalka; 2.50 Gramofoonmuziek; 9.30 Po
pulair programma; 11.20 Moderne dansmuziek.
BERLIJN, 419 M. 7.30 Concert voor piano
(4h); 10.20 Dansmuziek door de Oscar Joost-
kapel.
BRESLAU, 325 M. 7.05 Populair concert
door de omroepkapel o. 1. van Franz Marsza.
lek; 11.05 Concent (zie München).
HAMBURG, 372 M. 1.35 Gramofoonmuziek;
2.30 Idem; 4.50 Concert uit Bad Neudorf door
het Kur-orkest; 10.30 Dansmuziek (zie Berlijn).
KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 12.20
Gramofoonmuziek; 2.2Ó Idem. 4.50 Concert (zie
Hamburg).
LANGENBERG, 472 M. 12.20 Gramofoon
muziek; 1.20 Concert o. 1. van Eysoldt; 2.55
Gramofoonmuziek; 5.20 Vesperconoert o. 1. van
Eysoldt; 10.40 Populaire en dansmuziek.
DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Concert van
North Regional; 1.05 Concert; 1.50 Concert
door het Commodore-grand-orkest o. 1. van
Joseph Muscant; 3.50 Concert door de BBC;
10.50 Ambrose en zijn orkest in het Mayfair.
hotel.
PARIJS (Eiffel) 1446 M. 8.50 „L'Ami Fritz",
blijspel met intermezzo's van muziek.
PARIJS (Radio) 1725 M. 12.20 Gramofoon
muziek; 6.20 Concert door het omroeporkest
o. 1. van Eugène Bigot. 7.30 Gramofoonmuziek;
Dansmuziek (gr pl.)
MILAAN, 331 M. 7.50 Gramofoonmuziek;
8.20 Idem; 10.20 Dansmuziek uit ,,Lido" te
Milaan.
ROME, 441 M.
van Leoncavallo.
9.05 „Mimi Pinson", opera
WEENEN, 517 M. 10.40 Dansmuziek.
WARSCHAU, 1412 M. 5.20 Populair con
cert door het omroeporkest o. 1. van J. Ozi-
minski; 6.40 Dansmuziek; 8.20 Populair con
cert door het omroeporkest o. 1. van St. Naw.
rot; 9.30 Vervolg concert; 11.10 Dansmuziek.
BEROMiiNSTER, 460 M. 8.20 Russisch
concert; 10.50 Populair concert.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
„Nog vier dagen, kerel," zei sergeant Polakoff
tegen z'n vriend korporaal Maximoff, „nog vier
dagen en Sitkow is niet meer onder de leven
den."
„Ik begrijp je niet," antwoordde de aange.
sprokene, „je zit hier een misdaad uit te broe
den, die je heel goed zelf het leven kan kosten.
Je wilt een van de netste jongens, die ooit bij
de garde gediend hebben, uit den weg ruimen,
en waarom nu eigenlijk?"
„Dat zal ik je vertellen," hernam de sergeant.
„Je herinnert je nog wel den tijd, dat jouw
compagnie in Puitand was ingekwartierd en
wij in Tula lagen? Nu, in Tula was een her
berg en de herbergier had een dochter
Olga. Ik werd verliefd op haar. D'r vader was
bang voor me; je begrijpt dus dat ik daar een
uitstekend leventje had. Toen kwam die Sit
kow. Van dien dag af bestond ik niet meer
voor haar en nu is ze met dien kerel verloofd.
De heele compagnie lachte me uit, maar ik
zei niets. Ik dacht alleen aan wraak en nu
heeft het uur der wraak geslagen."
Hij sprak nog, toen hij in een van z'n diepe
zakken graaide en er een poeder uit haalde,
netjes in een wit papiertje verpakt.
„Ik zal je nu vertellen, wat ik van plan ben,"
ging hij, met gedempte stem sprekend, voort.
„Als je me echter verraadt, dan zal je onder
vinden, wat deze handen kunnen doen."
De korporaal huiverde, toen Polakoff z'n
handen, die er uit zagen als de klauwen van
een roofdier, uitstak en een worgende bewe
ging maakte. Snel antwoordde hij daarom:
„Niemand mag het natuurlijk weten en nie
mand zal het weten."
„Zweer je dat?"
„J a.
„Nu," zei de sergeant, „zie je dit poeder?
Dat verdwijnt over een dag of vier in de
koffie van Sitkow. Over vier dagen heeft hij
de wacht. En weet je wat er op staat, als een
soldaat slapend op wacht wordt aangetroffen?
Hij haalde een klein, in zwart linnen gebon
den boekje uit z'n zak, sloeg het open en las:
„Paragraaf 53: straf voor slapen gedurende de
wacht: de doodstraf."
Vier nachten later liep Sitkow voor z'n schil
derhuisje heen en weer. Hij droeg zijn geweer
in z'n armen en had zijn kapotjas hoog toege-
knoopt. De nacht was bitter koud en er
heerschte een diepe stilte, slechts onderbroken
door het knarsend geluid, dat z'n laarzen in de
sneeuw maakten. Z'n verlangen om te slapen
was groot, maar vijf jaren dienst hadden kor
poraal Sitkow geleerd tegen dat gevoel, dat
altijd heviger was, naarmate het kouder werd,
te vechten. Maar nu, in dezen nacht, voelde
hij toch, dat hij dit verlangen niet zoo goed
onderdrukken kon als anders. Het was ook zoo
ontzettend koud!
Hij keek op z'n horloge. Nog twee volle uren,
eer hij werd afgelost. Wat een vooruitzicht!
De donkere hemel boven hem scheen zwar
ter te worden. Het landschap kreeg een ander
voorkomen. Hoe zonderling! Waarom had hij
zoo iets nooit te voren, als hij op wacht stond,
opgemerkt? Het leek wel, alsof de hemel naar
beneden kwam en hem in een zwarten mantel
hulde. Hij liet z'n geweer vallen, hief z'n han
den op, om de duisternis af te weren, die zijn
hoofd reeds omgaf. Toen viel hij voorover.
Even later snurkte hij luid.
Er klonken voetstappen. Sergeant Polakoff
naderde den in de sneeuw slapenden korporaal.
Een kalme, geraffineerd wreede uitdrukking
stond op z'n gelaat te lezen. Grijnslachend keek
hij naar den gevallen soldaat, nam diens ge
weer en haalde het magazijn leeg. Hij stak de
patronen in z'n zak en liep op een draf weg.
Kapitein Sorowitz was woedend omdat men
hem in z'n slaap kwam storen.
„Wat moet je?" beet hij sergeant Polakoff
toe.
„Als u een oogenblikje voor me heeft, kapi
tein, zal ik u heel dankbaar zijn. Ik heb een
ernstig vergrijp tegen den dienst ontdekt."
„Voor den dag er mee!"
De sergeant vertelde z'n verhaal en toonde
een handvol patronen. De kapitein keek ernstig.
„Een oogenblik," zei hij; „ik ga met je mee."
Even later was hij met den sergeant op weg
naar Sitkow.
Diens slaap was intusschen verstoord door
wüde droomen. Hij droomde, dat hij op den
grond lag en dat wolven in een kring om hem
heen stonden. Een van hen huilde, de anderen
volgden z'n voorbeeld en weldra klonk er een
angstwekkend gehuil door het woud. Eensklaps
ontwaakte de korporaal en lichtte zijn hoofd
op. Het gehuil hield aan en hij zag twee
gloeiende oogen, die hem in de duisternis ble
ven aanstaren.
Snel nam Sitkow z'n geweer, legde aan en
haalde den haan over. Maar er klonk geen
schot en opeens waren de oogen weg.
Deze ongewone gebeurtenis deed hem z'n be
zinning herkrijgen. Hij sprong overeind en be
sefte toen opeens, wat er gebeurd was. HÜ
had geslapen! Hoe lang wel? En waarom was
zijn geweer ontladen?
Met geweld bedwong hij den drang om te
vluchten, sloeg haastig de sneeuw van z'n jas
en laadde z'n geweer opnieuw met de patronen,
die hij altijd los in z'n jaszak droeg. Daarna
ging hij weer op en neer loopen, maar slaagde
er niet in, z'n vrees van zich af te schudden.
Wat kon er toch gebeurd zijn? En wat zou er
nog gebeuren? Wie had hem slapend aange
troffen?
Deze en nog vele andere vragen doorkruisten
het brein van den korporaal, toen kapitein
Sorowitz en sergeant Polakoff verschenen.
Sitkow maakte halt, nam de houding aan
en salueerde. De kapitein begon direct:
„Sergeant Polakoff heeft me gerapporteerd,
dat hij je slapend heeft aangetroffen. Wat
heb je hierop te zeggen?"
„Ik heb niet geslapen, kapitein."
„Niet? Nu, we zullen zien."
„Je zei toch, dat je z'n geweer hebt ont
laden, niet waar, sergeant?" vroeg Sorowitz.
„Ja, kapitein, dat heb ik gedaan."
„Leg je geweer aan, Sitkow."
De korporaal deed wat hem gecomman
deerd werd.
„Leg nu aan op den sergeant!"
De loop van het geweer wees op de borst
van den sergeant.
„Je vindt het zeker wel goed, dat de korpo
raal op je schiet, niet?" vroeg de kapitein met
een knipoogje aan den sergeant.
„Natuurlijk," antwoordde deze, met een
kwaadaardig lachje.
„Goed. Sitkowvuur
Sitkow vuurde. Sergeant Polakoff viel in de
sneeuw. Sitkow's kogel had hem het hart door
boord.
TJCC
rr1"l. rL r
been. of armj
een breuk van f Af) bij verlies van 'n
tri/»" anderen vinger
43
Alleen om wille van hun gezondheid,
waren zij nu en dan bereid, om met den
sleur van hun gemakkelijk en onbezorgd leven
te breken om hun lichaam onder tucht te
brengen in buitenlandsche badplaatsen om
een reeks van lichamelijke oefeningen te vol
gen, al naar het voorgeschreven werd door den
een of anderen halven idioot, die op dat oogen
blik in de mode was. Wat zij wilden doen voor
hun lichaam, waarom zouden zij het ook niet
eens probeeren voor hun ziel? De een was stel
lig evenzeer verval nabij, als de ander en
de zorg voor dat geestelijke was tienduizend
maal belangrijker: als ze het toch maar besef
fen wilden! Hij had him misschien vele harde
verwijten gedaan. Maar een verwijt kon hij hun
niet doen hij kon hen geen lafaards noe
men. Integendeel hij vond hen de dapperste
menschep die hij ooit gekend had dat zij
een leven durfden leiden, als zij deden, en het
einde afwachten met een onverstoorbaarheid,
als zij aan den dag legden. Dat einde had blijk
baar niets afschrikwekkends voor hen....
Hij besloot zijn toespraak plotseling, zooals
zijn gewoonte was enkele minuten later, en
wendde zich onmiddellijk om, ten einde het
podium te verlaten. Doch dezen middag deed
zich een onverwacht incident voor. Een heer in
het midden van de zaal stond op, en riep hem
bij zijn naam.
Maurice bleef verrast staan, en keerde zich
om. Het was Anstey, die daar stond, onberispe
lijk gekleed, zijn lang gezicht bleek als altijd,
zijn wijze van doen beslist in alle opzichten
rustig.
Hij trok aan het zwarte koordje van zijn
lorgnet, en boog ietwat voorover.
Mijnheer, zeide hij, opnieuw het woord
richtend tot Maurice, mag ik, als één onder
uw gehoor, welks tekortkomingen zulk een
eh diepen indruk op u gemaakt hebben, de
vrijheid nemen, om u een waag te stellen? Ik
vraag u dat in het openbaar, omdat ik me
voorstel, dat er nog vele anderen zijn, hier, be
halve ik, die heel veel belang zouden stellen in
uw antwoord.
Maurice kwam langzaam op het podium naar
voren.
Stel die vraag in ieder geval, mijnheer,
zeide hij.
Anstey boog.
U doet me denken, als ik het zoo zeggen
mag, ging hij. voort, aan menschen, die overal
rondgaan en „ach" en „wee" roepen, maar die
onbekwaam of onwillig zijn, om de middelen
aan te wijzen, waardoor die smartelijke kreet
vervangen zou kunnen worden door een meer
woolijk geluid. In ronde woorden, mijnheer,
wat moeten we, naar uw inzicht, doen, om
betere menschen te worden?
Er ging een gemompel van belangstelling
door de zaal. Er waren er verscheldenen, bij wie
Maurice's stekende woorden, en rechtstteek-
sche beschuldiging, hun sporen hadden achter
gelaten. zy gingen rechtop zitten, en wachtten
met spanning op zqn antwoord. Hij kwam naar
den rand van he podium, en keek hen peinzend
in het gelaat.
In deze stad, zeide hy, zou het met
noodig hoeven te zyn, dat iemand die vraag
stelde. Mqn antwoord zal u misschien afgezaagd
en alledaagsch ïyken. Maar als u het wilt aan
nemen zult u de waarheid beseffen. Neem een
rijtuig, en ryd tot laten we zeggen
Whitechapel. Loop dan een halve myi verder,
in welke richting u maar wilt. Kyk in de ge
zichten van de mannen, vrouwen en kinderen,
die u daar ziet. Ga dan naar huis, en denk na.
U zult éérst zeggen, dat er niets voor die men
schen gedaan kan worden. Ze zijn te laag ge
zonken, zy hebben him menschwaardigheid ver
loren, zy rechtvaardigen slechts de natuurwet,
dat de sterkste in het leven blijft' denk dan
nög eens na. Een heel halfrond zou het Oosten
en Westen van deze groote stad mogen schei
den het zijn en biyven menscheiyke wezens,
evenals u: het zijn uw broeders en zusters.
Denk eens een oogenblik na over diè natuurwet
van u. zy is gegrond op het beginsel van de
wip. Zij, die beneden zyn, zyn beneden, omdat
de anderen boven zyn. Die mannen zijn bees
ten, die vrouwen zyn verwilderd, die kinderen
groeien op met vuil aan hun lichaam en vuil
in hun hart, omdat gy anderen zyt', dan gy
zyt. Omdat! Denk daar eens over na. Denk
er eens goed over na, en neem dan de verant-
woordeiykheid op u. zy sterven, opdat u het
goed moogt hebben! Denkt u( dat de wip
altyd maar naar één kant zal staan? En wat
dan....?
Anstey maakte een lichte buiging.
U hebt my een antwoord gegeven, myn
heer, waarvoor ik u mijn dank betuig, zeide hy.
Maar u moet my toestaan, u te herinneren
aan den grooten stroom goud, die al dien tyd
van het Westen naar het Oosten vloeit. Hos
pitalen, weeshuizen, scholen, kolonies, is dat
dan heelemaal geen verdienste te noemen?
Heel weinig, antwoordde Anstey, waht
u geeft van uw overvloed. Liefdadigheid is
niet uitsluitend een kwestie van een chéque.
Bovendien moet u dit niet vergeten. Ik ben hier
vandaag niet, om de zaak van het East-End
te bepleiten. Ik ben hier, om tot u te spreken
over uw eigen leven. U hebt oefening noodig. U
zou een cursus moeten volgen van denken en
werken ten bate van iemand anders niet
ten bate van u zelf. Geef één verkeerde ge
woonte in uw leven op, en vervang die door een
onverdeelde poging om één ongelukkige te red
den van misdaad en wanhoop en u zult er mee
winnen wat naar ik geloof het verlangen van
allen is een nieuw genot. Kortom, ter wille
van uzelf, van uw eigen gezichtspunt ook, is
het een persoonlijke liefdadigheid, die ik
bepleit, zooals die wèl te onderscheiden is van
de liefdadigheid van uw beurs.
Nog één vraag, mr. Maurice, ging Anstey
kalm voort. Waar vinden we die verloren
zielen? Ik bedoel: volgens welk beginsel gaan
we te werk bü de keuze, die we waarschynlijk
moeten doen?
Er zyn verscheidene voortreffeiyke instellin
gen, waardoor u met hen in contact kunt ko
men, antwoordde Maurice. Een Ujst daar
van zal ik u gaarne verstrekken.
Anstey bedankte hem, en ging weer zitten.
Doch de lezing was ten einde, en de aanwezigen
begonnen zich langzaam te verspreiden. Mau
rice ging naar de kamer achter het podium.
Drayton, die daar op hem wachtte, schoof hem
een doosje sigaretten toe. Hij wist, dat Mauirce
gaarne rookte, dadelijk nadat hy gesproken had.
Maurice, zeide hy plechtig, je bent
een wonder, man, bij ons zouden ze je, geloof
ik, je oogen komen uitkrabben, vóór ze derge-
lüke ronde taal bleven aanhooren.
Maurice starde in de ruimte.
Ik zou wel eens willen weten, zei hij op
zachten toon. of het wat goeds uitricht
werkeiyk wat goeds?
Drayton, die met stralende oogen een kasboek
doorzag, deed zijn mond open, om te spreken.
Maar hij bedacht zich. In plaats daarvan wees
hy naar de tafel.
Het gewone hoopje brieven lag daar. De
laatste snufjes op het gebied van postpapier
waren er vertegenwoordigd, voorzien van wa
pentjes en kroontjes, en fün geparfumeerd'
Maurice begon ze open te scheuren. Ze waren
zoowat allemaal hetzelfde. De meisjes e
jongedames waren allemaal zoo verlangend 0I"
goed te doen zoo moe van het vervelende en
eentonige in hun kring.Zou mr. Mauric
niet zoo vriendelük willen wezen, om haar een*
raad te geven? Zü hoopten, dat hy 't niet
te vrijpostig zou vinden. Het zou zoo'n huiH
zijn, als zy daar eens over konden correspon
deeren!
Maurice keek ten slotte op.
In 's hemelsnaam, gooi die dingen au
maal in de kachel, Drayton, zeide hy.
Drayton lachte, en verdween. Op de tafel
nu nog één brief een vierkante envelop
minder in het oog valend misschien, dan
rest, maar er voornamer uitziend. Maur
verbrak het zegel. Op een half velletje paP
waren slechts een paar regels gekrabbeld:
bi)
„Kom in 's hemelsnaam onmiddeliyk
me, nog vanmiddag.
Ernestine".
Hij schrok, en greep zijn hoed. Een P®,
minuten later was hy reeds op weg n
Berkeley Square.
(Wordt vervolgd)'