209e UITKEERING Zeven honderd vijftig gulden f 70.455.- Per auto door het Chineesche Cholera-gebied Robinson Schoenen SPORT ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN RADIO-PROGRAM HET SCHOT.. DE VROUW MET HET MASKER VRIJDAG 16 SEPTEMBER Een gevaarlijke dienstreis door besmette streken Zaterdag 17 September ft Uitkeering van 1 Thans hebben wij voor een gezamenlijk bedrag van Zeventig duizend vier honderd vijf en vijftig gulden Alle abonné's SSLE? f3000.-^,lSi'Zi'S,S^^!S!J?t SiK 750.- &XSSrt£S f250.- «l lVaiuurlyk' loopl iedere Hollandsclie jongen op VERHAAL VAN DEN DAG aan de erven van wijlen Mevrouw de Wed. J. H. A. VINGER HOED-SCHEEPENS, Schinkelkade 47 H, Amsterdam, wegens een ongeval met doodelijken afloop. uitgekeerd aan onze verzekerde abonné's. DE DIRECTIE. Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterlijk driemaal vier en twintig uren na het ongeval AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL TEU1LLETON Peking. Einde Augustus In het gebied van de overstroomingsramp in Charbin zijn nog steeds geen voldoende hulp maatregelen getroffen kunnen worden tegen den hongersnood en de vele ziekten, wijl er geen voldoende vliegtuigen ter beschikking zijn en transporten per spoor bij dezen waterstand on mogelijk zijn. Men rekent erop, dat men een beslissende hulpactie eerst na verloop van een maand zal kunnen doorvoeren. Hjathian heet de zomer. Aan dit woord ver bindt zich vanzelf een ander: Choluanbing, dat beteekent cholera. Wie China kent, zal deze beide woorden niet zoo spoedig vergeten. Dezer dagen heb ik daaromtrent ondervindingen op gedaan, die mij neg lang in 't geheugen zullen blijven. Lang reeds vreesde ik, dat ik voor den buitendienst zou worden aangewezen. En wer kelijk: ik bekwam een opdracht, die mij in de onmiddellijke nabijheid van Ji bracht, een stad midden in het Choleragebied. Gelukkig behoef de ik niet alleen te reizen. Een collega zou meegaan. Bij ons vertrek kregen we beiden een inspuiting en bij deze gelegenheid vertelde men ons, dat men een bekende van ons, zekeren R., als verdacht van door de cholera te zijn aange tast, had binnengebracht. „Weest dapper, boys", moedigde de dokter, die ons inentte, ons aan; „geen oogst, geen water!" Ook onze bedienden lieten wij uit voor zorg inenten. De boy van mijn kameraad ech ter smeekte aanstonds den mijnen, dat hij het serum uit de steek van het instrument zou zui gen. De Chineezen zijn in dit opzicht merkwaar dig. Hoewel zij het gevaar kennen, hebben zij meer voorliefde voor de middeltjes hunner kwakzalvers en meenen, dat er vergift in de entstof zit. De boys namen wij geducht onder handen, toen wij hun bedoelingen bemerkten. Des avonds moest mijn bediende mij de door de inspuiting opkomende zwelling nog kunnen toonen. Eerst dan zou ik gerust zijn. Den volgenden morgen, nog voor zonsopgang, waren wij reeds op den grooten weg. De naaste omgeving der stad Peking is niet slecht. De wagen snort op het asphalt in gelijkmatige snelheid voort. Het zal een heete dag worden. Zwijgend rijden we voort, doezelen weg. Het komt ons voor als hadden we koorts. Eigenlijk is het ook zoo. Nog van de inspuiting. In 't be gin, toen ik hier pas kwam, was ik er meer onderhevig aan en legde ik me den volgenden dag te bed. Nu ben ik er niet meer gevoelig voor. Het zou me ook niet veel helpen. Aan treden voor dienst om zoo-en-zoo laat. Daar mee uit. De wagen begon te stooten. Aha! Daar begon eigenlijk pas de „normale" weg. Zij schudde en slingerde ons van onze zitbanken. Intus- schen was ook de zon hooger gestegen. Nau welijks half zes was het er toch reeds 30 graden. Zoo gaat het per auto met zijn gloeiende zit plaatsen naar Ji. Die kleine stad scheen slechts uit hitte te bestaan. De muren sitterden, de straten, alles scheen te sitteren en te flikkeren in deze ver schrikkelijke zon. De tropenhelm woog als lood en de donkere brillen beschutten nauwelijks de oogen voor de grille stralen. Bij een der huizen, waar een vlag met een opschrift uithing, stond een menigte menschen in de brandende zon. Wij vroegen onzen boys, wat hier verkocht werd. ^Inentingen tegen braken". Dat was iets nieuws. Een vindingrijke Chi nees, die daarnaast ook „sanitair" was aangelegd, verkocht inentingen tegen cholera; de Chinees immers vertaalt dat woord met braken. Het was een Chineesche dokter, die zich serum ver schaft had en voor een Mexicaanschen dollar (ongeveer 1.10) inentte. De prijs komt ons in Europa niet zoo bijzonder hoog voor. Echter voor de menschen hier is dit de verdienste van een heelen dag. Wie zou zich dan ook laten in enten. Wij zagen dan ook hen alleen, die zich dit, ons Europeanen zulk een eenvou dig en noodzakelijk schijnend voorbehoedmid del, konden permitteeren. Louter Chineezen, die naar hun kleeren te oordeelen, toch nog ietwat eenigszins welgesteld waren. Hier en daar stond er een in de rij, die een kip of vruch ten bij zich had. Gewis wilde hij deze tegen een inspuiting omruilen. De rij der wachtenden zei ons echter nog iets, wat ons niet zeer aange naam was: „Hier heerscht cholera in betrek kelijk sterke mate". Immers, anders stonden deze lieden, die anders deze Westersche inrich tingen haten, niet in deze middaghitte te wach ten. In het station, waar wij een telegram ver zonden, zei men ons, dat in den missiepost in Tscho bereids barakken gebouwd werden. Zij herbergden reeds meer dan 300 verdachte geval len. Wij werden door deze mededeelingen nog voorzichtiger. Het kwam er nu op aan, snel onze zaken hier in den omtrek af te doen en dan zoo snel mogelijk terug te keeren naar Peking, waar toch het besmettingsgevaar door meer moderne verbeteringen tot een klein per centage beperkt was. Aldus zoo gauw mogelijk weg uit deze stad. Over de ellendige heete we gen hobbelde onze wagen verder naar het Wes- In de afgeloopen week, hebben de persberichten melding gemaakt van den vreeselijken toestand, die in het overstroomingsgebied rond Charbin heerscht. Gebrek aan voedsel, aan kleeding en vooral aan hygiënische hulpmiddelen hébben een cholera- epidemie van een vreeselijken om vang veroorzaakt. Tot nog toe eischte deze reeds meer dan 40.000 dooden. De ingenieur H. R. Gola uit Peking, die een dienstreis door het besmette gebied moest maken, schildert in dit artikel den toestand, zooals hij dien vond. ten. Voor het vallen van den avond wilden wij nog een klein gehucht bereiken, alwaar wij zou den kunnen overnachten. De ondergaande zon scheen intusschen aan kracht niets te verlie zen. De temparatuur was ondraaglijk. De wei nige kleedingstukken, die wij nog aan hadden, waren doornat van zweet. Eindelijk, na uren, zagen wij het gehucht voor ons tegen den berg wand liggen. Nu ons slechts wasschen en een droog hemd aantrekken. Spoedig verkeerden we in dit genot en zaten lui en afgemat op de stoelen voor de herberg. In afgebroken zinnen bespraken wij den verderen tocht voor den vol genden dag. Onze bedienden bereidden ons uit meegebrachte conserven een avondmaal, wijl wij de spijzen van den herbergier niet al te hard vertrouwden. Niet omdat ze niet goed zou den zijn, doch de cholera schrikte ons af. Ik weet niet meer, wat het was, doch ik moest by den herbergier een inlichting vragen. Ik trad het nabijgelegen vertrek binnen. Op de Kahn, het Chineesche bed, lagen twee kinderen. Zij letten niet op mijn binnentreden. In de plaats daarvan echter staarde ik ze des te sterker aan. Koortsig schitterende oogen, bijna zwarte lip pen en een vreeselijke stank verrieden mij, wat hier aan de hand was. Ik wierp de deur dicht, ijlde naar mijn reis- genooten en zei hun wat ik vermoedde. Wij wa ren in een cholerahuis. Snel weg. Onze boys waren het daarmee heelemaal niet eens. Zij hadden de conserven bereids reeds op een scho tel van den herbergier gelegd en konden niet begrijpen, dat wij niet wilden eten. Wij bevolen Tegenwoordig trekt het water Van den wijden Oceaan Als magneet voor vliegmachines Inderdaad succesvol aan! Dus ze vliegen naar het Oosten, Naar het Westen, Zuid en Noord. Dikwijls is dit dan het laatste, Dat men van zoo'n vliegtocht hoort! Eerst alleen en toen met tweeën, Toen met drie en nu met.acht Wordt de tocht wel ondernomen, Maar niet tot een eind gebracht! En men speelt met menschenlevens Met veel bluf en overmoed, Zooals dan het spel der golven Met het wrakstuk later doet! De bedoeling is volstrekt niet Om eten overkant te zien, Maar omdat hier waaghals troef is En een beetje roem.... misschien! Om nu niet den naam te krijgen Van een idioot, zoo wordt Dan dit dwaze spel betiteld met het weidsche woordjesport! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) mmmmm- hen, dat zij onze zaken direct weer in den auto zouden laden en wij zouden een eind van het plaatsje wegrijden om onder den blooten hemel te overnachten. Wij beiden stonden reeds een poosje op de straat, doch de jongens kwamen niet. Wij riepen; zij schenen niet te hooren. Harry, mijn kameraad, ging terug in 't huis om hen te zoeken. Daar waren ze, ze zaten bij den waard en stopten het eten snel in den mond. Het deed hun leed, dat alles te moeten laten staan. Het verschijnen van mijn makker, deed hen snel de beenen nemen. Onze verdere tocht dwong ons, door het dorp te rijden. Vanuit de huisdeuren staardf men naar onzen wagen. Echter, dat was geen nieuws gierigheid, die hier anders gewoonte is. Dat waren de blikken van onverschillig geworden ongelukkigen, die door het zeldzame verschijnen van een auto, een „Tschitsa", niet verhelderd werden. Ook ontbrak de gewone massa kin deren, die anders den wagen narenden. Stomp zinnig en droevig waren al deze oogen, die naar ons zagen. Het heele dorp was als stervend. Zoo snel het de toestand van den weg toeliet, voeren wij bergop en hielden na eenige kilo meters verder eerst stil. Ineengedoken, zweetend en vol angst, brach ten wij den nacht in den wagen door (Nadruk verboden). Nadat de storm was gaan liggen, gingen ze allen op den rug van de giraffe terug, op zoek naar den cocosnootpalm. „Kijk, dit is een cocosnootpalm", zei Freddy, toen ze een kleinen boom genaderd waren. „O, wat een kleine," riep Topsy teleurgesteld nit. „Ik dacht, dat hij veel grooter zou zijn," riep Robbie. „'t Is nauwelijks een boom „Maar dat zal niet lang meer duren," zei de zeeman. „Blijf er niet te dicht bij staan, want cocos- palmen groeien op dit eiland heel vlug Tot Robbie's groote verbazing begon de boom toen plotseling om hoog te schieten, en de eene cocos- noot na de andere verscheen tus- schen de bladeren. Freddy Vrijdag pakte Topsy bij de hand, en zette het op een loo- pen. „Vlug", schreeuwde hij, „loop, wat je kunt!'-5 Toen begonnen de noten -Is hagelsteenen te vallen en zij be zorgden hun nog menige buil, voor dat zij zich in veiligheid gesteld hadden. (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden mededeelina) HUIZEN, 296 M. K. R. O. 8.00 morgen concert; 9.00 KRO kunstensemble oJ.v. Piet Lustenhouwer; 10.00 plechtige Hoogmis met „Veni Creator" in de kerk van den H. Jozef (Heuvel) te Tilburg; 11.00 gramofoonmuziek; 11.30 godsdienstig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin; 12.00 politieberichten; 12.45 KRO- septet o.l.v. Piet Lustenhouwer; 2.00 rustpoos voor het verzorgen van den zender; 2.30 kin deruur door Mevr. Sophie Nuwenhuisvan der Rijst en mevr. Corrie Marresvan der Ven; 4.00 gramofoonmuziek; 4.30 Mevr H. Cupons Geurs: „De a.s. modecursus"; 4.45 de stafmu- ziek van het le Regiment Infanterie te Assen 0.1.v. S. P. van Leeuwen; 5.30 sportpraatje door H. P. J. Borsten; 5.45 vervolg concert; 6.20 jour nalistiek weekoverzicht door Paul de Waart; 6.40 gramofoonmuziek; 7.10 Dr. O. Driessen „Verkoudheid en vatbaarheid bij kinderen"; 7.30 Politieberichten; 7.45 gramofoonmuziek; 8.00 KRO-salonorkest o.l.v. Marinus van 't Woud; 8.30 microfoonvertelsel door Wim Snit- ker; 8.45 Vaz Dias; 9.00 „De strijd met 't ver leden"; hoorspel in 3 bedrijven; 10.00 KRO- salonorkest; 11.00 gramofoonmuziek. HILVERSUM, 1875 M. 6.45 VARA. Lichaamsoefeningen o.l.v. G. Kleerekoper; 7.30 idem; 8.00 gramofoonmuziek; VPRO. morgen wijding; VARA 10.15 uitzending voor arbeiders in de continubedrijven; 12.00 John Brookhou- se's Mac Carthy trio afgewisseld door gramo foonmuziek; 2.00 Rustpoos voor het verzorgen van den zender; 2.15 Coöp. kwartiertje K. de Boer. „Hoe wij ons inkomen verkwisten"; 2.30 gramofoonmuziek; 3.00 arbeiderssport A. P. Mul ler „Sportbeoefening en Overheid"; 3.15 volks liederen door de zanggroep de Wielewaal o.l.v. P. Tiggers; 3.30 Flip Bei-mes: „Het winterwerk met de werklooze jeugd; 3.45 verv. volksliede ren; 4.00 trio Loe Cohen; 4.45 S. D. A. P. kwar tiertje; 4.00 Trio Loe Cohen; 5.30 Friesch uur tje; 6.30 kinderuurtje „De familie de Boer"; 7.30 gramofoonmuziek; 7.45 toespraak door A, de Vries; 7,55 Herhaling van S.O.S. berichten; 8.00 Zaterdagavondprogramma m. m. v. Vara- orkest oJ.v. Hugo de Groot, The 6 melody Singers; Teun de Klepperman. Vara-tooneel 01.v. Willem van Capellen; 10.45 Persberichten van het Persbureau Vaz Dias; 11.00 gramofoon muziek. BRUSSEL, 509 M. 12.20 Concert door het Max Alexys-orkest; 1.30 Vervolg concert; 5.20 Concert door het radio-orkest o. 1. van Karei Walpot; 8.20 Gramofoonmuziek. 9.35 Concert door het Radio-orkest o 1. van Franz André. KALUNDBORG, 1153 M. 12.20 Uitzending uit hotel „d'Angleterre", strijkorkest o. 1. van Max Skalka; 2.50 Gramofoonmuziek; 9.30 Po pulair programma; 11.20 Moderne dansmuziek. BERLIJN, 419 M. 7.30 Concert voor piano (4h); 10.20 Dansmuziek door de Oscar Joost- kapel. BRESLAU, 325 M. 7.05 Populair concert door de omroepkapel o. 1. van Franz Marsza. lek; 11.05 Concent (zie München). HAMBURG, 372 M. 1.35 Gramofoonmuziek; 2.30 Idem; 4.50 Concert uit Bad Neudorf door het Kur-orkest; 10.30 Dansmuziek (zie Berlijn). KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 12.20 Gramofoonmuziek; 2.2Ó Idem. 4.50 Concert (zie Hamburg). LANGENBERG, 472 M. 12.20 Gramofoon muziek; 1.20 Concert o. 1. van Eysoldt; 2.55 Gramofoonmuziek; 5.20 Vesperconoert o. 1. van Eysoldt; 10.40 Populaire en dansmuziek. DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Concert van North Regional; 1.05 Concert; 1.50 Concert door het Commodore-grand-orkest o. 1. van Joseph Muscant; 3.50 Concert door de BBC; 10.50 Ambrose en zijn orkest in het Mayfair. hotel. PARIJS (Eiffel) 1446 M. 8.50 „L'Ami Fritz", blijspel met intermezzo's van muziek. PARIJS (Radio) 1725 M. 12.20 Gramofoon muziek; 6.20 Concert door het omroeporkest o. 1. van Eugène Bigot. 7.30 Gramofoonmuziek; Dansmuziek (gr pl.) MILAAN, 331 M. 7.50 Gramofoonmuziek; 8.20 Idem; 10.20 Dansmuziek uit ,,Lido" te Milaan. ROME, 441 M. van Leoncavallo. 9.05 „Mimi Pinson", opera WEENEN, 517 M. 10.40 Dansmuziek. WARSCHAU, 1412 M. 5.20 Populair con cert door het omroeporkest o. 1. van J. Ozi- minski; 6.40 Dansmuziek; 8.20 Populair con cert door het omroeporkest o. 1. van St. Naw. rot; 9.30 Vervolg concert; 11.10 Dansmuziek. BEROMiiNSTER, 460 M. 8.20 Russisch concert; 10.50 Populair concert. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS „Nog vier dagen, kerel," zei sergeant Polakoff tegen z'n vriend korporaal Maximoff, „nog vier dagen en Sitkow is niet meer onder de leven den." „Ik begrijp je niet," antwoordde de aange. sprokene, „je zit hier een misdaad uit te broe den, die je heel goed zelf het leven kan kosten. Je wilt een van de netste jongens, die ooit bij de garde gediend hebben, uit den weg ruimen, en waarom nu eigenlijk?" „Dat zal ik je vertellen," hernam de sergeant. „Je herinnert je nog wel den tijd, dat jouw compagnie in Puitand was ingekwartierd en wij in Tula lagen? Nu, in Tula was een her berg en de herbergier had een dochter Olga. Ik werd verliefd op haar. D'r vader was bang voor me; je begrijpt dus dat ik daar een uitstekend leventje had. Toen kwam die Sit kow. Van dien dag af bestond ik niet meer voor haar en nu is ze met dien kerel verloofd. De heele compagnie lachte me uit, maar ik zei niets. Ik dacht alleen aan wraak en nu heeft het uur der wraak geslagen." Hij sprak nog, toen hij in een van z'n diepe zakken graaide en er een poeder uit haalde, netjes in een wit papiertje verpakt. „Ik zal je nu vertellen, wat ik van plan ben," ging hij, met gedempte stem sprekend, voort. „Als je me echter verraadt, dan zal je onder vinden, wat deze handen kunnen doen." De korporaal huiverde, toen Polakoff z'n handen, die er uit zagen als de klauwen van een roofdier, uitstak en een worgende bewe ging maakte. Snel antwoordde hij daarom: „Niemand mag het natuurlijk weten en nie mand zal het weten." „Zweer je dat?" „J a. „Nu," zei de sergeant, „zie je dit poeder? Dat verdwijnt over een dag of vier in de koffie van Sitkow. Over vier dagen heeft hij de wacht. En weet je wat er op staat, als een soldaat slapend op wacht wordt aangetroffen? Hij haalde een klein, in zwart linnen gebon den boekje uit z'n zak, sloeg het open en las: „Paragraaf 53: straf voor slapen gedurende de wacht: de doodstraf." Vier nachten later liep Sitkow voor z'n schil derhuisje heen en weer. Hij droeg zijn geweer in z'n armen en had zijn kapotjas hoog toege- knoopt. De nacht was bitter koud en er heerschte een diepe stilte, slechts onderbroken door het knarsend geluid, dat z'n laarzen in de sneeuw maakten. Z'n verlangen om te slapen was groot, maar vijf jaren dienst hadden kor poraal Sitkow geleerd tegen dat gevoel, dat altijd heviger was, naarmate het kouder werd, te vechten. Maar nu, in dezen nacht, voelde hij toch, dat hij dit verlangen niet zoo goed onderdrukken kon als anders. Het was ook zoo ontzettend koud! Hij keek op z'n horloge. Nog twee volle uren, eer hij werd afgelost. Wat een vooruitzicht! De donkere hemel boven hem scheen zwar ter te worden. Het landschap kreeg een ander voorkomen. Hoe zonderling! Waarom had hij zoo iets nooit te voren, als hij op wacht stond, opgemerkt? Het leek wel, alsof de hemel naar beneden kwam en hem in een zwarten mantel hulde. Hij liet z'n geweer vallen, hief z'n han den op, om de duisternis af te weren, die zijn hoofd reeds omgaf. Toen viel hij voorover. Even later snurkte hij luid. Er klonken voetstappen. Sergeant Polakoff naderde den in de sneeuw slapenden korporaal. Een kalme, geraffineerd wreede uitdrukking stond op z'n gelaat te lezen. Grijnslachend keek hij naar den gevallen soldaat, nam diens ge weer en haalde het magazijn leeg. Hij stak de patronen in z'n zak en liep op een draf weg. Kapitein Sorowitz was woedend omdat men hem in z'n slaap kwam storen. „Wat moet je?" beet hij sergeant Polakoff toe. „Als u een oogenblikje voor me heeft, kapi tein, zal ik u heel dankbaar zijn. Ik heb een ernstig vergrijp tegen den dienst ontdekt." „Voor den dag er mee!" De sergeant vertelde z'n verhaal en toonde een handvol patronen. De kapitein keek ernstig. „Een oogenblik," zei hij; „ik ga met je mee." Even later was hij met den sergeant op weg naar Sitkow. Diens slaap was intusschen verstoord door wüde droomen. Hij droomde, dat hij op den grond lag en dat wolven in een kring om hem heen stonden. Een van hen huilde, de anderen volgden z'n voorbeeld en weldra klonk er een angstwekkend gehuil door het woud. Eensklaps ontwaakte de korporaal en lichtte zijn hoofd op. Het gehuil hield aan en hij zag twee gloeiende oogen, die hem in de duisternis ble ven aanstaren. Snel nam Sitkow z'n geweer, legde aan en haalde den haan over. Maar er klonk geen schot en opeens waren de oogen weg. Deze ongewone gebeurtenis deed hem z'n be zinning herkrijgen. Hij sprong overeind en be sefte toen opeens, wat er gebeurd was. HÜ had geslapen! Hoe lang wel? En waarom was zijn geweer ontladen? Met geweld bedwong hij den drang om te vluchten, sloeg haastig de sneeuw van z'n jas en laadde z'n geweer opnieuw met de patronen, die hij altijd los in z'n jaszak droeg. Daarna ging hij weer op en neer loopen, maar slaagde er niet in, z'n vrees van zich af te schudden. Wat kon er toch gebeurd zijn? En wat zou er nog gebeuren? Wie had hem slapend aange troffen? Deze en nog vele andere vragen doorkruisten het brein van den korporaal, toen kapitein Sorowitz en sergeant Polakoff verschenen. Sitkow maakte halt, nam de houding aan en salueerde. De kapitein begon direct: „Sergeant Polakoff heeft me gerapporteerd, dat hij je slapend heeft aangetroffen. Wat heb je hierop te zeggen?" „Ik heb niet geslapen, kapitein." „Niet? Nu, we zullen zien." „Je zei toch, dat je z'n geweer hebt ont laden, niet waar, sergeant?" vroeg Sorowitz. „Ja, kapitein, dat heb ik gedaan." „Leg je geweer aan, Sitkow." De korporaal deed wat hem gecomman deerd werd. „Leg nu aan op den sergeant!" De loop van het geweer wees op de borst van den sergeant. „Je vindt het zeker wel goed, dat de korpo raal op je schiet, niet?" vroeg de kapitein met een knipoogje aan den sergeant. „Natuurlijk," antwoordde deze, met een kwaadaardig lachje. „Goed. Sitkowvuur Sitkow vuurde. Sergeant Polakoff viel in de sneeuw. Sitkow's kogel had hem het hart door boord. TJCC rr1"l. rL r been. of armj een breuk van f Af) bij verlies van 'n tri/»" anderen vinger 43 Alleen om wille van hun gezondheid, waren zij nu en dan bereid, om met den sleur van hun gemakkelijk en onbezorgd leven te breken om hun lichaam onder tucht te brengen in buitenlandsche badplaatsen om een reeks van lichamelijke oefeningen te vol gen, al naar het voorgeschreven werd door den een of anderen halven idioot, die op dat oogen blik in de mode was. Wat zij wilden doen voor hun lichaam, waarom zouden zij het ook niet eens probeeren voor hun ziel? De een was stel lig evenzeer verval nabij, als de ander en de zorg voor dat geestelijke was tienduizend maal belangrijker: als ze het toch maar besef fen wilden! Hij had him misschien vele harde verwijten gedaan. Maar een verwijt kon hij hun niet doen hij kon hen geen lafaards noe men. Integendeel hij vond hen de dapperste menschep die hij ooit gekend had dat zij een leven durfden leiden, als zij deden, en het einde afwachten met een onverstoorbaarheid, als zij aan den dag legden. Dat einde had blijk baar niets afschrikwekkends voor hen.... Hij besloot zijn toespraak plotseling, zooals zijn gewoonte was enkele minuten later, en wendde zich onmiddellijk om, ten einde het podium te verlaten. Doch dezen middag deed zich een onverwacht incident voor. Een heer in het midden van de zaal stond op, en riep hem bij zijn naam. Maurice bleef verrast staan, en keerde zich om. Het was Anstey, die daar stond, onberispe lijk gekleed, zijn lang gezicht bleek als altijd, zijn wijze van doen beslist in alle opzichten rustig. Hij trok aan het zwarte koordje van zijn lorgnet, en boog ietwat voorover. Mijnheer, zeide hij, opnieuw het woord richtend tot Maurice, mag ik, als één onder uw gehoor, welks tekortkomingen zulk een eh diepen indruk op u gemaakt hebben, de vrijheid nemen, om u een waag te stellen? Ik vraag u dat in het openbaar, omdat ik me voorstel, dat er nog vele anderen zijn, hier, be halve ik, die heel veel belang zouden stellen in uw antwoord. Maurice kwam langzaam op het podium naar voren. Stel die vraag in ieder geval, mijnheer, zeide hij. Anstey boog. U doet me denken, als ik het zoo zeggen mag, ging hij. voort, aan menschen, die overal rondgaan en „ach" en „wee" roepen, maar die onbekwaam of onwillig zijn, om de middelen aan te wijzen, waardoor die smartelijke kreet vervangen zou kunnen worden door een meer woolijk geluid. In ronde woorden, mijnheer, wat moeten we, naar uw inzicht, doen, om betere menschen te worden? Er ging een gemompel van belangstelling door de zaal. Er waren er verscheldenen, bij wie Maurice's stekende woorden, en rechtstteek- sche beschuldiging, hun sporen hadden achter gelaten. zy gingen rechtop zitten, en wachtten met spanning op zqn antwoord. Hij kwam naar den rand van he podium, en keek hen peinzend in het gelaat. In deze stad, zeide hy, zou het met noodig hoeven te zyn, dat iemand die vraag stelde. Mqn antwoord zal u misschien afgezaagd en alledaagsch ïyken. Maar als u het wilt aan nemen zult u de waarheid beseffen. Neem een rijtuig, en ryd tot laten we zeggen Whitechapel. Loop dan een halve myi verder, in welke richting u maar wilt. Kyk in de ge zichten van de mannen, vrouwen en kinderen, die u daar ziet. Ga dan naar huis, en denk na. U zult éérst zeggen, dat er niets voor die men schen gedaan kan worden. Ze zijn te laag ge zonken, zy hebben him menschwaardigheid ver loren, zy rechtvaardigen slechts de natuurwet, dat de sterkste in het leven blijft' denk dan nög eens na. Een heel halfrond zou het Oosten en Westen van deze groote stad mogen schei den het zijn en biyven menscheiyke wezens, evenals u: het zijn uw broeders en zusters. Denk eens een oogenblik na over diè natuurwet van u. zy is gegrond op het beginsel van de wip. Zij, die beneden zyn, zyn beneden, omdat de anderen boven zyn. Die mannen zijn bees ten, die vrouwen zyn verwilderd, die kinderen groeien op met vuil aan hun lichaam en vuil in hun hart, omdat gy anderen zyt', dan gy zyt. Omdat! Denk daar eens over na. Denk er eens goed over na, en neem dan de verant- woordeiykheid op u. zy sterven, opdat u het goed moogt hebben! Denkt u( dat de wip altyd maar naar één kant zal staan? En wat dan....? Anstey maakte een lichte buiging. U hebt my een antwoord gegeven, myn heer, waarvoor ik u mijn dank betuig, zeide hy. Maar u moet my toestaan, u te herinneren aan den grooten stroom goud, die al dien tyd van het Westen naar het Oosten vloeit. Hos pitalen, weeshuizen, scholen, kolonies, is dat dan heelemaal geen verdienste te noemen? Heel weinig, antwoordde Anstey, waht u geeft van uw overvloed. Liefdadigheid is niet uitsluitend een kwestie van een chéque. Bovendien moet u dit niet vergeten. Ik ben hier vandaag niet, om de zaak van het East-End te bepleiten. Ik ben hier, om tot u te spreken over uw eigen leven. U hebt oefening noodig. U zou een cursus moeten volgen van denken en werken ten bate van iemand anders niet ten bate van u zelf. Geef één verkeerde ge woonte in uw leven op, en vervang die door een onverdeelde poging om één ongelukkige te red den van misdaad en wanhoop en u zult er mee winnen wat naar ik geloof het verlangen van allen is een nieuw genot. Kortom, ter wille van uzelf, van uw eigen gezichtspunt ook, is het een persoonlijke liefdadigheid, die ik bepleit, zooals die wèl te onderscheiden is van de liefdadigheid van uw beurs. Nog één vraag, mr. Maurice, ging Anstey kalm voort. Waar vinden we die verloren zielen? Ik bedoel: volgens welk beginsel gaan we te werk bü de keuze, die we waarschynlijk moeten doen? Er zyn verscheidene voortreffeiyke instellin gen, waardoor u met hen in contact kunt ko men, antwoordde Maurice. Een Ujst daar van zal ik u gaarne verstrekken. Anstey bedankte hem, en ging weer zitten. Doch de lezing was ten einde, en de aanwezigen begonnen zich langzaam te verspreiden. Mau rice ging naar de kamer achter het podium. Drayton, die daar op hem wachtte, schoof hem een doosje sigaretten toe. Hij wist, dat Mauirce gaarne rookte, dadelijk nadat hy gesproken had. Maurice, zeide hy plechtig, je bent een wonder, man, bij ons zouden ze je, geloof ik, je oogen komen uitkrabben, vóór ze derge- lüke ronde taal bleven aanhooren. Maurice starde in de ruimte. Ik zou wel eens willen weten, zei hij op zachten toon. of het wat goeds uitricht werkeiyk wat goeds? Drayton, die met stralende oogen een kasboek doorzag, deed zijn mond open, om te spreken. Maar hij bedacht zich. In plaats daarvan wees hy naar de tafel. Het gewone hoopje brieven lag daar. De laatste snufjes op het gebied van postpapier waren er vertegenwoordigd, voorzien van wa pentjes en kroontjes, en fün geparfumeerd' Maurice begon ze open te scheuren. Ze waren zoowat allemaal hetzelfde. De meisjes e jongedames waren allemaal zoo verlangend 0I" goed te doen zoo moe van het vervelende en eentonige in hun kring.Zou mr. Mauric niet zoo vriendelük willen wezen, om haar een* raad te geven? Zü hoopten, dat hy 't niet te vrijpostig zou vinden. Het zou zoo'n huiH zijn, als zy daar eens over konden correspon deeren! Maurice keek ten slotte op. In 's hemelsnaam, gooi die dingen au maal in de kachel, Drayton, zeide hy. Drayton lachte, en verdween. Op de tafel nu nog één brief een vierkante envelop minder in het oog valend misschien, dan rest, maar er voornamer uitziend. Maur verbrak het zegel. Op een half velletje paP waren slechts een paar regels gekrabbeld: bi) „Kom in 's hemelsnaam onmiddeliyk me, nog vanmiddag. Ernestine". Hij schrok, en greep zijn hoed. Een P®, minuten later was hy reeds op weg n Berkeley Square. (Wordt vervolgd)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 6