De geest van Oneliy Prikkeldraad En de millioeiieii De liemmetjes GENERAAL C. J. SNIJDERS Slim WOENSDAG 28 SEPTEMBER DROEVE PLECHTIGHEID TE ZANDVOORT De begrafenis van één der garnalenvisschers te Zandvoort. De waarnemend burgemeester, de heer W. B. Siegers, aan het woord ORANJE-HULDE IN HET WESTLAND Telegram aan H. M. de Koningin HET ONGELUK IN DE GOLF VAN BISCAYE Troonred© en Millioenen-nota 't Onderwijs in Tsjecho-SIowakije ZONDER LICHT GEREDEN Door marechaussee doodgeschoten Bisschoppelijke waardeering D. v. d. GRAFT OVERLEDEN Zooals men weet, wil minister De Geer de zoo hoog noodige „middelenver sterking" vinden méde door geduren de één jaar 30 opcenten te heffen op alle invoerrechten en op den bieraccijns, welke beide heffingen tezamen een bedrag van 36 millioen zullen moeten opleveren. Dit voorstel heeft wat overigens heel begrijpelijk is terstond heel wat kritiek uitgelokt. Het liberale „Handelsblad" ging vóór met de voorspelling, dat door dergelijke maatre gelen het nog niet eens van stapel geloo- pen verdrag van Ouchy reeds bij voorbaat „getorpedeerd" zou worden; immers: het voorstel om het algemeen tarief van in voerrechten te verhoogen van 10 op 13 pet. ging, zoo heette het, lijnrecht in tegen de overeenkomst van Ouchy met België en Luxemburg. Het blad scheen het ministerieele voorstel aanvankelijk echter niet goed gelezen te hebben; even later toch kwam het op zijn wat overhaast uitgesproken mee ning terug: „Bij herlezing van het inmiddels versche nen wetsontwerp betreffende deze tijdelijke heffing, blijkt ons nu, dat de regeering de andere partijen van het verdrag van Ouchy van deze tariefsverhooging wil vrijstellen, zoodra dit verdrag, dat nog niet geratifi ceerd is, in werking zal zijn getreden. Die zelfde vrijstelling zal gelden voor andere landen, die eventueel tot het verdrag van Ouchy zullen willen toetreden, met dien verstande, dat ook voor die landen de vrij stelling eerst ingaat wanneer het verdrag voor hen in werking treedt. Wij moeten dus onze qualificatieskapi tale fout en inconsequentie deels terugne men." Wat natuurlijk niet wegnam, dat het blad zich blééf kanten tegen het voorstel, en wel met de motiveering, dat dit ontwerp het streven naar lager levensniveau en naar lagere levenskosten belemmerde. Al had dus het vrijhandelsblad zijn veroordeeling van het ontwerp als 't verdrag van Ouchy torpedeerend terugenomen, dr. Colijn nam het ver- oordeelend vonnis volgaarne óver in de re devoering, welke hij de vorige week op de jaarvergadering der anti-revolutionnaire propagandisten hield; dr. Colijn blééf de bedoelde bepaling in strijd achten met het geen de regeering beoogde door het afslui ten van het Ouchy-verdrag; hij sprak daar o.a.: „Het wetsontwerp voorziet in de vraag: hoe is het te rijmen met het verdrag, door te bepalen: zoodra het verdrag in werking treedt, zal de wet niet gelden voor het ver keer tusschen Nederland en België. Dan zou dus voor alle landen, ook voor die, waarmee een meestbegunstigingsverdrag is gesloten, 13 pCt. geheven worden, voor België zou het eerst 9, later 8 pCt. zijn. Een kind kan be grijpen, dat onder die omstandigheden van het verdrag niet veel komt en dat dus de Nederlandsche Regeering in September tor pedeert een maatregel, die ze in Juli geno men heeft, ter verbetering van den econo- mischen toestand, een maatregel, die door de geheele wereld werd toegejuicht." Wij zijn er niet zoo heel zeker van, dat „een kind" de zaak zal begrijpen, zóó als de heer Colijn zulks wenscht: een maatregel, als thans door de regeering voorgesteld, valt natuurlijk onder de uitzonderingsge vallen, waarin het verdrag voorziet, maar bovendien heeft de regeering nog uitdruk kelijk gestipuleerd, dat de maatregel niet zal gelden voor de landen, betrokken bij het verdrag van Ouchy, wanneer dit ver drag eenmaal in werking getreden zal zijn. Dat zulks tot moeilijkheden kan en zal leiden met andere Staten, die daarin een aantasting zullen zien van het meestbegun- stigingsrecht, het worde erkend, maar daarom behoeft men nog geen torpedeering van Het Ouchy-verdrag te vreezen. We zouden haast zeggen: integendeel! Naarmate het Ouchy-verdrag meer voor deden biedt, zal de animo voor derden, om tot het verdrag toe te treden, ook groote: worden. Waar dan echter weer tegenover staat dat bij een al te drukken „run" naar hei' verdrag van Ouchy de regeering haar doei met dezen maatregel millioenen te „vinden" door middel van verhooging der invoerrechten juist niet of niet genoeg zaam bereiken zal. Of wij op de voorgestelde verhoogin- van invoerrechten, welke wel wat eigenaardig „fiscaal" aandoet, dan zoo gecharmeerd zijn? Geenszins! Iedere nieuwe handelsbelemmering is te betreuren, vooral wanneer deze tevens het leven in het binnenland nog duurder dreigt te maken. En véél valt er oi. te zeggen voor de „vra gen" van dr. Colijn, of een verhooging van den tabaksaccijns niet doelmatiger zou zijn, en of, als men daarmee geen 26 millioen kan krijgen, niet daarnaast de invoering van een coupon-belasting kon worden ter hand genomen. Wij meenen hieraan echter nog een an dere vraag te moeten toevoegen, n.l. deze: of nog afgescheiden van de verhooging der invoerrechten de beide plannen van den heer Colijn tóch al niet in ernstige overwe ging genomen zullen moeten worden. De begrooting toch is nog lang niet slui tend en er kunnen zich nog heel wat tegen vallers aanmelden. Desniettemin: het ware te wenschen, dat de verhooging der invoertarieven ons en het buitenland! bespaard kon blijven; het zou ons wellicht voor veel wederwaar digheden behoeden. Maar als deze verhooging niet gemist kan worden, laten wij ons tegenover het buitenland dan ook niet al te wankelmoe dig, niet te vreesachtig toonen; het is er waarachtig de tijd niet meer naar, op dit gebied angstvallig alle mogelijke égards in acht te nemen. Men denke maar eens aan wat Duitschland nu weer tegen ons in het schild voert! Meestbegunstiging, geest van Ouchy, 't zijn allemaal mooie dingen, maar de Staat kan er zijn rekeningen niet mee betalen! En dat is toch allereerst noodig! De hemmetjes zijn weer bij de Staten - Generaal gearriveerd. Men weet toch wat de hemmetjes zijn? Telken jare bij den ingang van het nieuwe parlementaire seizoen krijgen de wetsont werpen, die nog niet door de Tweede Ka mer zijn afgedaan, die dus nog behandeld moeten worden, een schoonen omslag. Deze omslagen heeten in het parlemen taire leven „De hemmetjes". Dus: hoe langer een wetsontwerp blijft liggen, hoe meer hemmetjes het heeft aangetrokken. Het is de gewoonte van de meeste leden, om, als het nieuwe, frissche hemmetje ar riveert, het oude, afgedragene, weg te gooien. Maar wij hebben leden gekend, die alle ouwe hemmetjes lieten zitten, en som mige patiënten hadden zoodoende door de rustkuur een geweldige corpulentie gekre gen. „De Avondpost", waaraan wij dit stukje ontleenen, heeft eens nagegaan, welke ont werpen de meeste hemmetjes hebben ge kregen. „De hemmetjes-kampioen is het wetsont werp houdende maatregelen tot regeling der administratieve rechtspraak. Dit draagt 30 hemmetjes: het werd dus ongeveer 30 jaar gele den ingediend. De kampioen wordt op den voet gevolgd door een ander ont werp inzake de invoering der administra tieve rechtspraak met 27 hemmetjes. En dan komen de wijziging der Hinderwet (25 hemmetjes)de voorziening tegen water verontreiniging (22 hemmetjes); de Zon dagswet (14 hemmetjes); de wijziging der Begrafeniswet (14 hemmetjes); de instel ling van Gezondheidsdiensten (13 hemme tjes); de ratificatie van Washington inzake den arbeidsduur (13 hemmetjes); de wij ziging der Zee-ongevallenwet (12 hemme tjes). De rest laten wij nu maar sluimeren. Er zijn er onder deze verpleegden in het sanatorium der Tweede Kamer eenige van belangwekkenden aard. De nieuwe Zondagswet bijvoorbeeld, die al een rustkuur van 14 jaar doet; en de wij ziging der Begrafeniswet, die al even-lang wordt vetgemest. Deze twee patiënten hadden er eigenlijk al lang uit moeten zijn, en er is dan ook dikwijls door allerlei kennissen naar hen gevraagd, maar de naaste familie heeft ze liever niet thuis, omdat ze bang is hevige onderlinge ruzies te verkrijgen over de ver dere lotsbestemming van de beide bloed verwanten, en dus blijven ze maar rustig in het pension-Binnenhof. En: het volgend jaar krijgen ze fijn weer een nieuw, frisch hemmetje aan Koninklijke Luchtvaart Mij. In de Dinsdag gehouden vergadering van aandeelhouders der K. L. M. werden herkozen Morgen viert Neerlands eenigste gene raal C. J. Snijders zijn 80sten verjaardag. Wij schrijven eenigste generaal, want tot heden had, uitgenomen Koning Willem II, die zich ook dien rang had toegekend, nog niemand in ons land dien rang bekleed en we hopen, dat de omstandigheden de regeering niet spoedig, liefst nooit meer zullen dwingen, weder een generaal te be noemen. Tachtig jaar! Men zou het den generaal niet ge ven, niet slechts om zijn vitaliteit, zijn kranige on gebogen houding, naar ook niet om de groote werk kracht, die hij nog ontwikkelt in dienst van tal van organisaties, die zich wijden aan de belangen van zijn land. Dit dies schijnt hij van jongs af te hebben meege kregen, want ook zijn broers zijn mannen wier namen in ons land met eere genoemd worden, want uit het gezin van den dokter te Nieuw Tonge, waar hij geboren werd, bereikten drie zonen van de zeven den generaalsrang en werd er een professor. Generaal C. J. Snijders was de middelste van de zeven dokterszonen. Reeds op 16- jarigen leeftijd op 13 Juli 1869 ging hij na een zeer goed examen naar de Koninklijke Militaire Academie te Breda om te worden opgeleid tot officier bij het korps Inge nieurs, Mineurs en Sappeurs, wat wij tegen woordig Genie noemen. Op 26 Juli 1872 werd de toen 19-jarige Snijders benoemd tot 2de luitenant. Een bijzonder toeval was oor zaak, dat de jonge luitenant reeds kort daarna naar Indië ging. De generaal heeft het dezer dagen zelf nog eens verteld aan majoor de Bas, die er verslag van doet in „Mavors", het maand schrift voor officieren en reserve-officieren van alle wapens en dienstvakken. „Op een goeden avond kwam ik op de deftige sociëteit Sic Semper te Utrecht en als leden van den Raad van Commissarissen de heeren Paul May (voorzitter), mr. J. B. Kan, mr. J. Wolterbeek Muller, mr. D. A. Delprat, H. Jacobsen, G. A. Dunlop, D. Omstein, ir. J. E. P. de Kok, dr. A. G. Kroeller, W. Westerman en jhr. I. L. van den Berch van Heemstede. In de plaats van dr. C. J. K. van Aalst, die zich niet herkiesbaar stelde, werd benoemd de heer A. A. Pauw. De heeren mr* A. van Doorninck en E. Ent hoven werden als lid van den Raad van Be stuur herkozen. Duitsche dief gepakt De Nijmeegsche politie heeft gearresteerd C. v. O. uit Kleef, beschuldigd van diefstal van ongeveer duizend gulden, te Nijmegen gepleegd. Op initiatief van den burgemeester van De Lier, den heer J. H. Crezee, hebben te Naaldwijk besprekingen plaats gehad van besturen van tien Oranjevereenigingen in het Westland, n.l. uit Naaldwijk, Monster, 's-Gravenzande, Honse- lersdijk, Poeldijk, De Lier, Maasland, Schiplui den, Wateringen en Kwintsheul. Het doel dezer besprekingen was om te komen tot een groote hulde-betuiging aan H. M. de Koningin, naar aanleiding van het gebeurde te Den Haag op den dag van de Kamer-opening. Algemeen ging men in de vergadering met het voornemen accoord, om zoo mogelijk deze week, of anders volgende week, in iedere plaats van het Westland een Oranje-avond te organi- seeren, waar enkele sprekers het woord zullen voeren. Deze plannen zullen nader nog door de bestu ren der verschillende Oranjevereenigingen wor den besproken en uitgewerkt. Deze week reeds zullen waarschijnlijk enkele vergaderingen gehouden worden. Besloten werd nog om het volgende telegram aan H. M. de Koningin te zenden: „De besturen der tien Westlandsche Oranje vereenigingen, in vergadering bijeen, bespre kende de belangen van Vorstenhuis en Vader land, hebben er behoefte aan hun onverganke- lijken trouw en liefde voor Uw Huis uit te druk ken, en biddea Uwe Majesteit Gods zegen in deze moeilijke tijden toe." Gerechtelijk onderzoek Te Falmouth heeft Dinsdag het gerechtelijk onderzoek plaats gehad naar de omstandig heden, waaronder de 31-jarige Nederlandsche zeeman Cornelis Ras, uit Maassluis den dood heeft gevonden toen de baggermolen, welke werd gesleept., in de Golf van Biscaje kapseisde. Medegedeeld werd, dat de sleepboot „Ebro" den nieuwen baggermolen van Rotterdam naar Guadeloupe in West-Indië sleepte. In de Golf van Biscaje werd het sleepwerk door een zwaren storm zeer bemoeilijkt. Aan boord van den baggermolen bevonden zich Ras en E. Sperling, een en twintig jaar oud en drie maanden geleden gehuwd. Het bleek, dat de baggermolen moeilijk te handteeren was, en de mannen gaven de „Ebro" te kennen, dat gepoogd moest worden de naaste haven binnen te loopen. De schipper der sleepboot besloot te trachten Ferrol in Spanje te bereiken, doch twee uur later verdween de baggermolen in de golven. Verondersteld wordt, dat zij was gekapseisd en de beide mannen had meegesleept. De „Ebro" vond den volgenden morgen alleen het wrak en het lijk van Ras met gebroken schedel. Van Sperling werd geen spoor gevonden. Het verdict van den lijkschouwer luidde, dat Ras is overleden aan schedelbreuk tenge volge van het bij ongeluk kapseizen van den baggermolen. daar hoorde ik, dat blijkens een couran tenbericht de Regeering voor veertig officieren, waaronder vier der genie de gelegenheid had opengesteld tot detachee ring gedurende twee jaar in Indië. De eerste Atjehexpeditie was niet naar wensch verloopen en men bereidde een nieuwe actie voor, waartoe men versterking van het officierskorps uit Holland noodig had. Een oudere kameraad van me had besloten, zich den volgenden dag op te geven en daarop diende ook ik een verzoek in. Toen eenmaal de kogel door de kerk was, moest ik m'n ouders er mede in kennis stellen. Aanvankelijk was m'n vader eenigszins ont stemd, dat ik zoo eigenmachtig gehandeld had, daar ik nog minderjarig was. Maar ten slotte legden m'n ouders zich neer bij 't voldongen feit. Alleen moest ik hun be loven, dat ik niet zou verzoeken om te worden aangewezen voor een expeditie naar Atjeh. Deze belofte heb ik gehouden, hoe wel deze mij later in een eenigszins moei lijk parket bracht tegenover gouverneur- generaal Loudon, die mij een dergelijk ver zoek als 't ware in den mond gaf. Op 10 Juli 1873 vertrok ik uit Nieuwediep en kwam na 52 dagen op 31 Augustus te Batavia aan. In Indië was men bezig met de voorbereiding tot uitvoering der plannen van kolonel Pel, om in verschil lende richtingen om Kota Radja ruim baan te maken, de stellingen, waaruit de vijand onze vestingen en posten beschoot, te nemen en daar nieuwe versterkingen aan te leggen en te bezetten. Aanvankelijk werd ik te Soerabaja geplaatst. Door de vele wisselingen, die voor de Atjehexpeditie plaats vonden, kreeg ik in September 1874 den indruk, dat ik zeer spoedig voor uit zending in aanmerking zou komen. Dit ge schiedde dan ook 18 October en 8 Novem ber kwam ik te Kota Radja aan.... In Atjeh toonde luitenant Snijders reeds dadelijk wat hij waard was, zoodat hij bij terugkeer naar het moederland benoemd werd tot ridder in de Militaire Willems orde, welk ridderkruis hij binnenkort 60 jaren zal dragen. Wij zullen de militaire loopbaan van generaal Snijders niet op den voet volgen. Gedurende twee perioden, een van vier en een van zeven jaren, was hij leeraar aan de K. M. A., waar hij de toekomstige offi cieren, zooals we ook in „Mavors" lezen, vormde, door hun in te prenten, dat meer dere zijn, is trachten altijd en overal in alles een goed voorbeeld te geven. Hij deed dit niet alleen met woorden, maar was fei telijk de verpersoonlijking van dezen stel regel gedurende zijn geheelen diensttijd. Alhoewel generaal Snijders nooit de hoo- gere krijgsschool gevolgd had en dus niet een eigenlijke opleiding tot officier van den generalen staf had ontvangen, werd hij, zeker niet het minst om zijn algemeene kennis en kunde, op 30 April 1908 benoemd tot waarnemend en op 16 Juli tot sous- De maatregelen der Regeering zul len getoetst moeten worden aan hun economisch effect Saneeringsplan de Geer een meesterstuk Dr. L. G. Kortenhorst, lid der Tweede Kamer sprak in de voorvergadering der Aarts-Dioce sane Algemeen e R. K. Werkgeversvereniging, welke Dinsdag te Deventer werd gehouden, over de Troonrede en de Millioenennota. Spreker begon met te verklaren, dat hij zijn persoonlijk oordeel gaf en dat zijn woorden dus niet de strekking kunnen hebben in eenig opzicht de R. K. Kamerfractie te binden. De fractie heeft n.l. haar houding over de Regee- ringsplannen nog niet bepaald. Het sprak daarom vanzelf dat spreker de grootst moge lijke voorzichtigheid in acht zou nemen. Dr. Kortenhorst schetste de ontwikkeling der economische en finaneieele verhoudingen in Nederland na den oorlog en kw&m tot de conclusie dat ons volk tot voor kort in Abra hams schoot heeft geleefd in tegenstelling met andere naties, die van de eene ellende in de andere zijn vervallen en die na de oorlogsram pen den geesel van de inflatie en de chronische werkloosheid hebben ondergaan. Het verschil in conjunctuur-ontwikkeling weerspiegelt zich ook in de wijze waarop de volken op de crisis hebben gereageerd en schetste de onwaardige, huichelachtige en klein zielige wijze waarop de socialistische pers het rapport der Commissie-Weiter heeft bejegend en den heer Zaalberg heeft verguisd. Een tweede voorbeeld van een dergelijke volksmis leiding zal tevergeefs in de Nederlandsche ge schiedenis gevonden worden. In deze crisis wordt het woord van Napoleon bewaarheid, dat de menschheid gemakkelijk de menschenoffers vergeet die de oorlogen ver oorzaken, maar dat de finaneieele offers de eenige zijn, die het nageslacht den belligeren- ten nooit vergeeft. Sprekers indruk is, dat de socialisten door de millioenennota onaangenaam zijn verrast. Hij is ervan overtuigd, dat wanneer Dr. Wibaut thans Minister van Financiën zou zijn de roode pers zou daveren van de juich tonen, die den genialen financier Wibaut zou den worden toegeroepen. Dr. Kortenhorst was van meening, dat zui ver financieel gesproken het saneeringsplan van Minister de Geer een meesterstuk moet worden genoemd. De lasten van de crisis wor den gelijkmatig verdeeld, afbraak van nuttige chef van den generalen staf. In 1910 werd hij chef van den generalen staf en in 1911 volgde zijn benoeming tot luitenant-gene raal. Was er niets gebeurd, dan zou luitenant- generaal Snijders enkele jaren daarna zijn gepensionneerd, als zoovele van zijn voor gangers en opvolgers. Nu was het echter anders, want de oorlog werd oorzaak, dat leger en vloot gemobili seerd werden en luitenant-generaal Snij ders werd benoemd tot opperbevelhebber. Majoor de Bas heeft den generaal in zijn interview gevraagd of hij deze benoeming verwachtte, want het is de regeering, die voor deze voordracht de verantwoordelijk heid draagt, en reeds te voren daarover in het kabinet overleg moet hebben gepleegd. Ook nu is het, evenals voorheen, weer een strijdvraag wie bij mobilisatie opperbevel hebber moet worden, want het is niet logisch dat het de chef van den generalen staf wordt, omdat deze dan op het kritieke oogenblik in deze zeer belangrijke functie door een ander vervangen moet worden Generaal Snijders heeft deze bezwaren nooit kunnen deelen. In „Mavors" lezen we in antwoord op de vraag, dat generaal Snijders verklaarde: „Eerlijk gezegd ja! Men had vroeger gemeend, in tijd van gevaar den Opperbe velhebber te moeten kiezen uit een kring van bekwame, verdienstelijke oud-opper- officieren. Ik heb me altijd sterk daartegen verzet, omdat ik overtuigd ben, dat iemand, die enkele jaren er uit is, niet meer vol doende op de hoogte is van 't geheel. De eenige die dit wél is is de Chef van den Generalen Staf. Daarom heb ik als zoodanig steeds geijverd voor benoeming van den Chef van den Staf tot Opperbe velhebber in tijd van nood. Toen de Minis ter van Oorlog mij als Chef van den Staf einde Juli ontbood en me vroeg, of ik nagedacht had over het vraagstuk van 't Opperbevel, kon ik Z.Exc. verwijzen naar hetgeen ter zake door mij, in mijn functie als Chef van den Staf, was behandeld met z'n ambtsvoorgangers. Toen daarop de Minister mij vroeg, of ik genegen was het Opperbevel te aanvaarden, als mij dit werd aangeboden, verklaarde ik mij daartoe be reid. Bovendien was ik de oudste Opper- officier, die daarvoor in aanmerking kon komen wat natuurlijk slechts een bijko mende omstandigheid is" Op 9 Augustus 1914 werd de luitenant- generaal C. J. Snijders benoemd tot gene raal, waarvan op de kraag achter de ster ren twee gekruiste maarschalkstaven het teeken waren. Gedurende vier jaren heeft generaal Snijders aan het hoofd gestaan van de ge mobiliseerde weermacht en heeft hij door en noodzakelijke staatsbemoeiing heeft niet plaats en de perspectieven voor verdere bezui niging laten de verwachting bestaan dat de verzwaring van den belastingdruk een tijdelijk karakter dragen zal. Spreker behandelde de plannen van de heeren Oudegeest en Albarda, om door middel van heffingen ineens op het vermogen, door gedwongen verlaging der rente van de leenin gen en door fiscale monopolies aan de nood zaak van bezuiniging te ontkomen. Hiertegenover stelde Dr Kortenhorst een be rekening volgens welke in normale tijden reeds ongeveer 25 pet. van het nationale inkomen be steed wordt voor de collectieve behoeftebevre diging zooöat thans nu de bronnen van inkom sten met ten minste 25 pet. zijn gedaald, hand having van het peil der overheidsuitgaven roof bouw beteekenen zou op de bestaansmogelijk heid van het opgroeiend geslacht. Slechts bruut en kortzichtig egoïsme en angst voor verant woordelijkheid kunnen de drijfveeren zijn om de absolute noodzakelijkheid van drastische bezuiniging te ontkennen. Spreker besprak in dit verband de uiterst moeilijke taak der Overheid om het economisch leven op gang te houden. Meer dan ooit zullen daarom de maatregelen der Regeermg getoetst moeten worden aan hun economisch effect. Voorop stellende, dat zoo mogelijk ook nog de gelden gevoteerd moeten worden om het spoorwegtekort ad 20 millioen gulden, waar voor de dekking nog niet gevonden is, weg te werken, besprak Dr. Kortenhorst in het bij zonder de verhooging der benzinebelasting, de opcenten op de invoerrechten en de weelde- verteringsbelasting. Deze laatste belasting achtte spreker in haar huidigen vorm bezwaar lijk te aanvaarden. Meer gevoelde spreker voor een weeldebelasting op geïmporteerde goederen en voor het brengen onder de Tariefwet van een aantal artikelen die thans geheel vrij bin nenkomen. Spreker hoopte, dat de debatten in de Twee de Kamer ertoe zullen bijdragen, dat het Ne derlandsche volk de overtuiging krijgt, dat al thans de Volksvertegenwoordiging in deze be narde tijden van den nood een deugd weet te maken en in eendracht haar kracht zal vin den. In het Ned. Museum voor Onderwijs en Op voeding (Ned. Schoolmuseum) te Amsterdam, Prinsengracht 151, zal gedurende de maand Oc tober een collectie leermiddelen, werkstukken en foto's te zien zijn betreffende het onderwijs in Tsjecho-SIowakije. Deze collectie is met mede werking der Tsjecho-Slowaaksche Regeering bijeengebracht door het Schoolmuseum te Praag. De tentoonstelling zoowel als het Museum voor Onderwijs en Opvoeding zijn te bezichtigen eiken werkdag behalve 's Maandags van 10 tot 5 uur; op den openingsdag, Zaterdag 1 Oc tober a.s-, zijn beide gratis voor ieder toeganke lijk. zijn voorbeeld en zijn onuitputtelijke werk kracht honderdduizenden aangezet tot trouwe plichtbetrachting. Dag en nacht heeft hij in die functie op den meest verantwoordelijken post gestaan, wakende voor de neutraliteit van het land. Rustig, kalm en onopvallend heeft hij zijn werk gedaan en zijn land en volk onschat bare diensten bewezen, waarvoor hem zeker op zijn tachtigsten verjaardag hulde mag worden gebracht. Zijn naam zal aan de geschiedenis van het mobilisatie-tijdperk steeds verbonden blijven en naarmate de jaren voortschrijden, zal zijn verdienste in een steeds helderder licht komen. Gedurende de vier mobilisatie jaren heeft generaal Snijders zich nooit op den voor grond geplaatst. Wars van uiterlijk vertoon, deed hij, die over groote macht beschikte zijn plicht als de eenvoudigste onder allen in de'residentie. Geen opperbevelhebber, van welke weer macht ter wereld ook, heeft in die bange oorlogsjaren zulk een voorbeeld gegeven van eenvoud en soberheid als generaal Snijders. Hij woonde in geen paleis, of ambtswo ning, met schildwachten voor de deur, maar als een gewoon burger in een onop vallend huis op het Louise de Colignyplein. De ingang tot zijn bureau vormde het smalle gangetje naast het departement van Defensie. Dwars door de fietsenbergplaats kwam men aan het hoofdkwartier van den opperbevelhebber. Als 's avonds de tram met groote tusschenpoozen reed, maakte hij gebruik van een auto, maar anders kon men generaal Snijders als opperbevelheb ber van Neerlands weermacht altijd tref fen in lijn 4, waar hij plaats nam als ieder passagier en meermalen, als het erg druk was, zijn plaats afstond aan anderen. Generaal* Snijders was groot door zijn eenvoud. Na zijn pensionneering dacht hij niet aan rusten. Hij werd de groot-propagan dist voor de ontwikkeling van de Neder landsche luchtvaart. In 1920, 1926 en 1929 maakte hij een reis naar Nederlandsch Oost-Indië, ter bevordering van de verbin ding door de lucht van Nederland met Indië. Tal van geschriften op militair weten schappelijk gebied zijn van zijn hand ver schenen en nog denkt hij niet aan rusten Nederland heeft aan generaal Snijders groote verplichtingen en van harte stem men wij in met de hulde, die morgen den grooten Nederlander in Den Haag gebracht wordt. Men kan B. en W. van Amsterdam toch een zekere slimheid niet ontzeggen. De heeren hadden er nu eenmaal alles op gezet om bij het trouwste en aanhankelijk ste deel hunner onderdanen 'n beetje in 't gevlei te komen; ze wilden den werkloo- zen communisten koste wat het koste de gelegenheid geven om van hun steun geld een reisje naar Den Haag te maken en om in de residentie den boel op stelten te zetten Dat daarbij ongelukken zouden gebeu ren, kon een kind voorspellen: een agent van politie rust dan ook al in zijn graf Geen enkele overweging heeft het college van B. en W. echter kunnen weerhouden, hun lievelingen een pleiziertje te gunnen. Bijna was er op 't laatste moment een kink in den kabel gekomen: d'r was in Den Haag een minister, die roet in t fijne eten wilde gooien. Die minister stuurde n.l. dit telegram naar de hoofdstedelijke regeering: „Volgens courantenbericht zou door U vrijstelling stempelen worden verleend op 20 dezer voor reis 's-Gravenhage. Voor geval bericht juist mocht zijn deel ik u mede, dat ik vrijstelling stempelen ontoe laatbaar acht. Reken er op, dat geen vrij stelling zal worden verleend." De heeren zullen bij eerste lezing wellicht 'n beetje beteuterd gekeken hebben, maar spoedig begon de slimheid in hen te wer ken; ze begrepen natuurlijk drommels goed, wat de minister bedoelde en wilde, maar de slimheid hielp hen precies over alle moeilijkheden heen; keurig netjes zonden zij den minister een telegram terug, waarin zij al aanstonds begonnen met het kranten bericht (zooiets maakt al direct een be trouwbaren indruk) „onjuist" te noemen; neen! wat dacht de heer minister wel van hen?! dat zij de communistjes vrij zouden stellen van stempelen? Foei! hoe kon m'nheer zóóiets denken! neen hoor: „Ondersteunde werkloozen, die 20 dezer naar Den Haag gaan, zullen dien dag 's morgens in Amsterdam stempelen mits zij door spoorkaartje of anderszins van reis doen blijken Stop Bij gemis van stempel zal geen ondersteuning worden gegeven." Hadden ze den minister daar fijntjes te pakken!? De ondersteunden moesten wel degelijk volgens de rijksregeling in den ochtend ko men stempelen (de heeren telegrapheerden er niet bij, dat de communisten 's morgens een extra-bediening zouden krijgen en dat de ongeorganiseerden van den te Amster dam geldenden middag-stempelplicht vrij gesteld werden); en voor de rest kon de minister er zeker van zijn, dat de bolsje wieken hun dag goed zouden besteden: ze moesten laten zien, dat ze echt 'n spoor kaartje naar Den Haag gekocht hadden van hun steuncenten Na lezing van dit telegram is de minister in zijn stoel neergezegen en heeft hij eer lijk moeten erkennen, dat B. en W. van Amsterdam hem te slim waren af geweest. Hoog het gemeentebestuur, dat zichzelf zulk een slimheidwaardig keurt! Voor den Krijgsraad te 's-Hertogenbosch, werd de behandeling voortgezet van de straf zaak tegen L. H. S., uit Thom, 41 jaar, marechaussee te Sittard, beklaagd van dood door schuld. Op 6 September werden 7 ge tuigen gehoord. Op 15 Mei 1932 wandelde beklaagde met zijn meisje te Obbicht, Zuid-Limburg. Daar pas seerde in het duister, een wielrijder, die geen licht op had. Beklaagde sommeerde tot „halt houden", doch de man, genaamd Van dei- Wouw, keek om, riep een ruw woord en maakte zich uit de voeten. Beklaagde vloog hem per rijwiel na en het werd een wilde vlucht, waarbij beklaagde, die nogal corpu lent is, het moest afleggen. Hij schoot toen tweemaal den wielrijder na, waarbij het tweede schot doodelijk was en Van der Wouw op de plaats waar hij neerstortte, onmiddellijk over leed. Beklaagde ontkende den wielrijder te hebben willen treffen, hij wilde hem door de schoten schrik aanjagen en tot afstappen dwingen. De marechaussee was in de meening, dat de wielrijder een misdrijf had gepleegd of iets kwaads nog in het schild voerde. De aud.-mil. was van meening, dat er geen aanleiding bestond, om zóó roekeloos op te treden, tegen iemand, die zonder licht reed, dat het den man de dood moest kosten. Mis schien kwam hij van de kermis en was hij wat laat heen gegaan. In Limburg vooral is over deze zaak veel stof opgewaaid en ook de aud.-mil. vindt het geval zeer tragisch. We gens dood door schuld, luidde de eisch tegen beklaagde 3 maanden gevangenisstraf met verlaging van rang. De verdediger, mr. E. van Zinnicq—Berg- mann, Den Bosch, stelde beklaagde in het gelijk, omdat hij met de hem ten dienste staande middelen gehoorzaamheid eischte aan het gezag. PI. betreurde het, dat het gev&l zoo'n ongelukkig verloop had en pleitte vrij spraak, subs, lichtere straf. De Krijgsraad beraadslaagde in raadkamer en veroordeelde beklaagde conform den eisch. Beklaagde teekende hooger beroep aan. Behalve de vele gelukwenschen, welke de Min derbroeders van Nieuwe-Niedorp bij het zilveren bestaansfeest van hun klooster mochten ont vangen, vooral van de zijde der Eerw. Geestelijk heid, mocht de Zeereerw. Pater Gardiaan ook een eigenhandig schrijven ontvangen van Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, waarin Z. H. zijn hartelijke gelukwenschen aanbiedt en tevens zijn innige dankbaarheid betuigt voor de vele niet hoog genoeg te schatten diensten, die door i Paters van Nieuwe-Niedorp gedurende vijf- en-twintig jaren aan zoovele parochies in het Bisdom zijn bewezen. Te 'sGravenhage is overleden de heer D. v. d. Graft, oud-directeur der Posterijen en Tele grafie. Laatstelijk stond de heer van de Graft aan het hoofd van het telegraafkantoor te 'sGra venhage.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5