De geest van Oneliy
Prikkeldraad
En de millioeiieii
De liemmetjes
GENERAAL
C. J. SNIJDERS
Slim
WOENSDAG 28 SEPTEMBER
DROEVE PLECHTIGHEID TE ZANDVOORT
De begrafenis van één der garnalenvisschers te Zandvoort.
De waarnemend burgemeester, de heer W. B. Siegers,
aan het woord
ORANJE-HULDE IN HET
WESTLAND
Telegram aan H. M. de Koningin
HET ONGELUK IN DE
GOLF VAN BISCAYE
Troonred©
en Millioenen-nota
't Onderwijs in Tsjecho-SIowakije
ZONDER LICHT GEREDEN
Door marechaussee doodgeschoten
Bisschoppelijke waardeering
D. v. d. GRAFT OVERLEDEN
Zooals men weet, wil minister De Geer
de zoo hoog noodige „middelenver
sterking" vinden méde door geduren
de één jaar 30 opcenten te heffen op alle
invoerrechten en op den bieraccijns, welke
beide heffingen tezamen een bedrag van
36 millioen zullen moeten opleveren.
Dit voorstel heeft wat overigens heel
begrijpelijk is terstond heel wat kritiek
uitgelokt.
Het liberale „Handelsblad" ging vóór met
de voorspelling, dat door dergelijke maatre
gelen het nog niet eens van stapel geloo-
pen verdrag van Ouchy reeds bij voorbaat
„getorpedeerd" zou worden; immers: het
voorstel om het algemeen tarief van in
voerrechten te verhoogen van 10 op 13 pet.
ging, zoo heette het, lijnrecht in tegen de
overeenkomst van Ouchy met België en
Luxemburg.
Het blad scheen het ministerieele voorstel
aanvankelijk echter niet goed gelezen te
hebben; even later toch kwam het
op zijn wat overhaast uitgesproken mee
ning terug:
„Bij herlezing van het inmiddels versche
nen wetsontwerp betreffende deze tijdelijke
heffing, blijkt ons nu, dat de regeering de
andere partijen van het verdrag van Ouchy
van deze tariefsverhooging wil vrijstellen,
zoodra dit verdrag, dat nog niet geratifi
ceerd is, in werking zal zijn getreden. Die
zelfde vrijstelling zal gelden voor andere
landen, die eventueel tot het verdrag van
Ouchy zullen willen toetreden, met dien
verstande, dat ook voor die landen de vrij
stelling eerst ingaat wanneer het verdrag
voor hen in werking treedt.
Wij moeten dus onze qualificatieskapi
tale fout en inconsequentie deels terugne
men."
Wat natuurlijk niet wegnam, dat het blad
zich blééf kanten tegen het voorstel, en wel
met de motiveering, dat dit ontwerp het
streven naar lager levensniveau en naar
lagere levenskosten belemmerde.
Al had dus het vrijhandelsblad zijn
veroordeeling van het ontwerp als
't verdrag van Ouchy torpedeerend
terugenomen, dr. Colijn nam het ver-
oordeelend vonnis volgaarne óver in de re
devoering, welke hij de vorige week op de
jaarvergadering der anti-revolutionnaire
propagandisten hield; dr. Colijn blééf de
bedoelde bepaling in strijd achten met het
geen de regeering beoogde door het afslui
ten van het Ouchy-verdrag; hij sprak daar
o.a.:
„Het wetsontwerp voorziet in de vraag:
hoe is het te rijmen met het verdrag, door
te bepalen: zoodra het verdrag in werking
treedt, zal de wet niet gelden voor het ver
keer tusschen Nederland en België. Dan zou
dus voor alle landen, ook voor die, waarmee
een meestbegunstigingsverdrag is gesloten,
13 pCt. geheven worden, voor België zou het
eerst 9, later 8 pCt. zijn. Een kind kan be
grijpen, dat onder die omstandigheden van
het verdrag niet veel komt en dat dus de
Nederlandsche Regeering in September tor
pedeert een maatregel, die ze in Juli geno
men heeft, ter verbetering van den econo-
mischen toestand, een maatregel, die door
de geheele wereld werd toegejuicht."
Wij zijn er niet zoo heel zeker van, dat
„een kind" de zaak zal begrijpen, zóó als de
heer Colijn zulks wenscht: een maatregel,
als thans door de regeering voorgesteld,
valt natuurlijk onder de uitzonderingsge
vallen, waarin het verdrag voorziet, maar
bovendien heeft de regeering nog uitdruk
kelijk gestipuleerd, dat de maatregel niet
zal gelden voor de landen, betrokken bij
het verdrag van Ouchy, wanneer dit ver
drag eenmaal in werking getreden zal zijn.
Dat zulks tot moeilijkheden kan en zal
leiden met andere Staten, die daarin een
aantasting zullen zien van het meestbegun-
stigingsrecht, het worde erkend, maar
daarom behoeft men nog geen torpedeering
van Het Ouchy-verdrag te vreezen.
We zouden haast zeggen: integendeel!
Naarmate het Ouchy-verdrag meer voor
deden biedt, zal de animo voor derden, om
tot het verdrag toe te treden, ook groote:
worden.
Waar dan echter weer tegenover staat
dat bij een al te drukken „run" naar hei'
verdrag van Ouchy de regeering haar doei
met dezen maatregel millioenen te
„vinden" door middel van verhooging der
invoerrechten juist niet of niet genoeg
zaam bereiken zal.
Of wij op de voorgestelde verhoogin-
van invoerrechten, welke wel wat
eigenaardig „fiscaal" aandoet, dan
zoo gecharmeerd zijn?
Geenszins!
Iedere nieuwe handelsbelemmering is te
betreuren, vooral wanneer deze tevens het
leven in het binnenland nog duurder dreigt
te maken.
En véél valt er oi. te zeggen voor de „vra
gen" van dr. Colijn, of een verhooging van
den tabaksaccijns niet doelmatiger zou zijn,
en of, als men daarmee geen 26 millioen
kan krijgen, niet daarnaast de invoering
van een coupon-belasting kon worden ter
hand genomen.
Wij meenen hieraan echter nog een an
dere vraag te moeten toevoegen, n.l. deze: of
nog afgescheiden van de verhooging der
invoerrechten de beide plannen van den
heer Colijn tóch al niet in ernstige overwe
ging genomen zullen moeten worden.
De begrooting toch is nog lang niet slui
tend en er kunnen zich nog heel wat tegen
vallers aanmelden.
Desniettemin: het ware te wenschen, dat
de verhooging der invoertarieven ons en
het buitenland! bespaard kon blijven;
het zou ons wellicht voor veel wederwaar
digheden behoeden.
Maar als deze verhooging niet gemist
kan worden, laten wij ons tegenover het
buitenland dan ook niet al te wankelmoe
dig, niet te vreesachtig toonen; het is er
waarachtig de tijd niet meer naar, op dit
gebied angstvallig alle mogelijke égards in
acht te nemen. Men denke maar eens aan
wat Duitschland nu weer tegen ons in het
schild voert!
Meestbegunstiging, geest van Ouchy,
't zijn allemaal mooie dingen, maar
de Staat kan er zijn rekeningen niet mee
betalen!
En dat is toch allereerst noodig!
De hemmetjes zijn weer bij de Staten -
Generaal gearriveerd.
Men weet toch wat de hemmetjes zijn?
Telken jare bij den ingang van het nieuwe
parlementaire seizoen krijgen de wetsont
werpen, die nog niet door de Tweede Ka
mer zijn afgedaan, die dus nog behandeld
moeten worden, een schoonen omslag.
Deze omslagen heeten in het parlemen
taire leven „De hemmetjes".
Dus:
hoe langer een wetsontwerp blijft
liggen, hoe meer hemmetjes het heeft
aangetrokken.
Het is de gewoonte van de meeste leden,
om, als het nieuwe, frissche hemmetje ar
riveert, het oude, afgedragene, weg te
gooien. Maar wij hebben leden gekend, die
alle ouwe hemmetjes lieten zitten, en som
mige patiënten hadden zoodoende door de
rustkuur een geweldige corpulentie gekre
gen.
„De Avondpost", waaraan wij dit stukje
ontleenen, heeft eens nagegaan, welke ont
werpen de meeste hemmetjes hebben ge
kregen.
„De hemmetjes-kampioen is het wetsont
werp houdende maatregelen tot regeling
der administratieve rechtspraak. Dit
draagt 30 hemmetjes: het werd
dus ongeveer 30 jaar gele
den ingediend. De kampioen wordt
op den voet gevolgd door een ander ont
werp inzake de invoering der administra
tieve rechtspraak met 27 hemmetjes. En
dan komen de wijziging der Hinderwet (25
hemmetjes)de voorziening tegen water
verontreiniging (22 hemmetjes); de Zon
dagswet (14 hemmetjes); de wijziging der
Begrafeniswet (14 hemmetjes); de instel
ling van Gezondheidsdiensten (13 hemme
tjes); de ratificatie van Washington inzake
den arbeidsduur (13 hemmetjes); de wij
ziging der Zee-ongevallenwet (12 hemme
tjes). De rest laten wij nu maar sluimeren.
Er zijn er onder deze verpleegden in het
sanatorium der Tweede Kamer eenige van
belangwekkenden aard.
De nieuwe Zondagswet bijvoorbeeld, die
al een rustkuur van 14 jaar doet; en de wij
ziging der Begrafeniswet, die al even-lang
wordt vetgemest.
Deze twee patiënten hadden er eigenlijk
al lang uit moeten zijn, en er is dan ook
dikwijls door allerlei kennissen naar hen
gevraagd, maar de naaste familie heeft ze
liever niet thuis, omdat ze bang is hevige
onderlinge ruzies te verkrijgen over de ver
dere lotsbestemming van de beide bloed
verwanten, en dus blijven ze maar rustig in
het pension-Binnenhof.
En:
het volgend jaar krijgen ze fijn weer een
nieuw, frisch hemmetje aan
Koninklijke Luchtvaart Mij.
In de Dinsdag gehouden vergadering van
aandeelhouders der K. L. M. werden herkozen
Morgen viert Neerlands eenigste gene
raal C. J. Snijders zijn 80sten verjaardag.
Wij schrijven eenigste generaal, want tot
heden had, uitgenomen Koning Willem II,
die zich ook dien rang had toegekend, nog
niemand in ons land dien rang bekleed en
we hopen, dat de omstandigheden de
regeering niet spoedig, liefst nooit meer
zullen dwingen, weder een generaal te be
noemen.
Tachtig jaar!
Men zou het den
generaal niet ge
ven, niet slechts
om zijn vitaliteit,
zijn kranige on
gebogen houding,
naar ook niet om
de groote werk
kracht, die hij
nog ontwikkelt
in dienst van tal
van organisaties,
die zich wijden
aan de belangen
van zijn land. Dit
dies schijnt hij
van jongs af te
hebben meege
kregen, want ook zijn broers zijn mannen
wier namen in ons land met eere genoemd
worden, want uit het gezin van den dokter
te Nieuw Tonge, waar hij geboren werd,
bereikten drie zonen van de zeven den
generaalsrang en werd er een professor.
Generaal C. J. Snijders was de middelste
van de zeven dokterszonen. Reeds op 16-
jarigen leeftijd op 13 Juli 1869 ging hij na
een zeer goed examen naar de Koninklijke
Militaire Academie te Breda om te worden
opgeleid tot officier bij het korps Inge
nieurs, Mineurs en Sappeurs, wat wij tegen
woordig Genie noemen. Op 26 Juli 1872 werd
de toen 19-jarige Snijders benoemd tot 2de
luitenant. Een bijzonder toeval was oor
zaak, dat de jonge luitenant reeds kort
daarna naar Indië ging.
De generaal heeft het dezer dagen zelf
nog eens verteld aan majoor de Bas, die er
verslag van doet in „Mavors", het maand
schrift voor officieren en reserve-officieren
van alle wapens en dienstvakken.
„Op een goeden avond kwam ik op de
deftige sociëteit Sic Semper te Utrecht en
als leden van den Raad van Commissarissen de
heeren Paul May (voorzitter), mr. J. B. Kan,
mr. J. Wolterbeek Muller, mr. D. A. Delprat,
H. Jacobsen, G. A. Dunlop, D. Omstein, ir. J.
E. P. de Kok, dr. A. G. Kroeller, W. Westerman
en jhr. I. L. van den Berch van Heemstede.
In de plaats van dr. C. J. K. van Aalst, die
zich niet herkiesbaar stelde, werd benoemd de
heer A. A. Pauw.
De heeren mr* A. van Doorninck en E. Ent
hoven werden als lid van den Raad van Be
stuur herkozen.
Duitsche dief gepakt
De Nijmeegsche politie heeft gearresteerd C.
v. O. uit Kleef, beschuldigd van diefstal van
ongeveer duizend gulden, te Nijmegen gepleegd.
Op initiatief van den burgemeester van De
Lier, den heer J. H. Crezee, hebben te Naaldwijk
besprekingen plaats gehad van besturen van
tien Oranjevereenigingen in het Westland, n.l.
uit Naaldwijk, Monster, 's-Gravenzande, Honse-
lersdijk, Poeldijk, De Lier, Maasland, Schiplui
den, Wateringen en Kwintsheul.
Het doel dezer besprekingen was om te komen
tot een groote hulde-betuiging aan H. M. de
Koningin, naar aanleiding van het gebeurde te
Den Haag op den dag van de Kamer-opening.
Algemeen ging men in de vergadering met
het voornemen accoord, om zoo mogelijk deze
week, of anders volgende week, in iedere plaats
van het Westland een Oranje-avond te organi-
seeren, waar enkele sprekers het woord zullen
voeren.
Deze plannen zullen nader nog door de bestu
ren der verschillende Oranjevereenigingen wor
den besproken en uitgewerkt.
Deze week reeds zullen waarschijnlijk enkele
vergaderingen gehouden worden.
Besloten werd nog om het volgende telegram
aan H. M. de Koningin te zenden:
„De besturen der tien Westlandsche Oranje
vereenigingen, in vergadering bijeen, bespre
kende de belangen van Vorstenhuis en Vader
land, hebben er behoefte aan hun onverganke-
lijken trouw en liefde voor Uw Huis uit te druk
ken, en biddea Uwe Majesteit Gods zegen in
deze moeilijke tijden toe."
Gerechtelijk onderzoek
Te Falmouth heeft Dinsdag het gerechtelijk
onderzoek plaats gehad naar de omstandig
heden, waaronder de 31-jarige Nederlandsche
zeeman Cornelis Ras, uit Maassluis den dood
heeft gevonden toen de baggermolen, welke werd
gesleept., in de Golf van Biscaje kapseisde.
Medegedeeld werd, dat de sleepboot „Ebro"
den nieuwen baggermolen van Rotterdam naar
Guadeloupe in West-Indië sleepte.
In de Golf van Biscaje werd het sleepwerk
door een zwaren storm zeer bemoeilijkt.
Aan boord van den baggermolen bevonden
zich Ras en E. Sperling, een en twintig jaar
oud en drie maanden geleden gehuwd.
Het bleek, dat de baggermolen moeilijk te
handteeren was, en de mannen gaven de
„Ebro" te kennen, dat gepoogd moest worden
de naaste haven binnen te loopen.
De schipper der sleepboot besloot te trachten
Ferrol in Spanje te bereiken, doch twee uur
later verdween de baggermolen in de golven.
Verondersteld wordt, dat zij was gekapseisd
en de beide mannen had meegesleept.
De „Ebro" vond den volgenden morgen alleen
het wrak en het lijk van Ras met gebroken
schedel.
Van Sperling werd geen spoor gevonden.
Het verdict van den lijkschouwer luidde,
dat Ras is overleden aan schedelbreuk tenge
volge van het bij ongeluk kapseizen van den
baggermolen.
daar hoorde ik, dat blijkens een couran
tenbericht de Regeering voor veertig
officieren, waaronder vier der genie de
gelegenheid had opengesteld tot detachee
ring gedurende twee jaar in Indië. De
eerste Atjehexpeditie was niet naar wensch
verloopen en men bereidde een nieuwe
actie voor, waartoe men versterking van
het officierskorps uit Holland noodig had.
Een oudere kameraad van me had besloten,
zich den volgenden dag op te geven en
daarop diende ook ik een verzoek in. Toen
eenmaal de kogel door de kerk was, moest
ik m'n ouders er mede in kennis stellen.
Aanvankelijk was m'n vader eenigszins ont
stemd, dat ik zoo eigenmachtig gehandeld
had, daar ik nog minderjarig was. Maar
ten slotte legden m'n ouders zich neer bij
't voldongen feit. Alleen moest ik hun be
loven, dat ik niet zou verzoeken om te
worden aangewezen voor een expeditie naar
Atjeh. Deze belofte heb ik gehouden, hoe
wel deze mij later in een eenigszins moei
lijk parket bracht tegenover gouverneur-
generaal Loudon, die mij een dergelijk ver
zoek als 't ware in den mond gaf. Op 10
Juli 1873 vertrok ik uit Nieuwediep en
kwam na 52 dagen op 31 Augustus
te Batavia aan. In Indië was men bezig
met de voorbereiding tot uitvoering der
plannen van kolonel Pel, om in verschil
lende richtingen om Kota Radja ruim baan
te maken, de stellingen, waaruit de vijand
onze vestingen en posten beschoot, te
nemen en daar nieuwe versterkingen aan
te leggen en te bezetten. Aanvankelijk werd
ik te Soerabaja geplaatst. Door de vele
wisselingen, die voor de Atjehexpeditie
plaats vonden, kreeg ik in September 1874
den indruk, dat ik zeer spoedig voor uit
zending in aanmerking zou komen. Dit ge
schiedde dan ook 18 October en 8 Novem
ber kwam ik te Kota Radja aan....
In Atjeh toonde luitenant Snijders reeds
dadelijk wat hij waard was, zoodat hij bij
terugkeer naar het moederland benoemd
werd tot ridder in de Militaire Willems
orde, welk ridderkruis hij binnenkort 60
jaren zal dragen.
Wij zullen de militaire loopbaan van
generaal Snijders niet op den voet volgen.
Gedurende twee perioden, een van vier en
een van zeven jaren, was hij leeraar aan
de K. M. A., waar hij de toekomstige offi
cieren, zooals we ook in „Mavors" lezen,
vormde, door hun in te prenten, dat meer
dere zijn, is trachten altijd en overal in
alles een goed voorbeeld te geven. Hij deed
dit niet alleen met woorden, maar was fei
telijk de verpersoonlijking van dezen stel
regel gedurende zijn geheelen diensttijd.
Alhoewel generaal Snijders nooit de hoo-
gere krijgsschool gevolgd had en dus niet
een eigenlijke opleiding tot officier van den
generalen staf had ontvangen, werd hij,
zeker niet het minst om zijn algemeene
kennis en kunde, op 30 April 1908 benoemd
tot waarnemend en op 16 Juli tot sous-
De maatregelen der Regeering zul
len getoetst moeten worden
aan hun economisch
effect
Saneeringsplan de Geer een
meesterstuk
Dr. L. G. Kortenhorst, lid der Tweede Kamer
sprak in de voorvergadering der Aarts-Dioce
sane Algemeen e R. K. Werkgeversvereniging,
welke Dinsdag te Deventer werd gehouden, over
de Troonrede en de Millioenennota.
Spreker begon met te verklaren, dat hij zijn
persoonlijk oordeel gaf en dat zijn woorden
dus niet de strekking kunnen hebben in eenig
opzicht de R. K. Kamerfractie te binden. De
fractie heeft n.l. haar houding over de Regee-
ringsplannen nog niet bepaald. Het sprak
daarom vanzelf dat spreker de grootst moge
lijke voorzichtigheid in acht zou nemen.
Dr. Kortenhorst schetste de ontwikkeling
der economische en finaneieele verhoudingen
in Nederland na den oorlog en kw&m tot de
conclusie dat ons volk tot voor kort in Abra
hams schoot heeft geleefd in tegenstelling met
andere naties, die van de eene ellende in de
andere zijn vervallen en die na de oorlogsram
pen den geesel van de inflatie en de chronische
werkloosheid hebben ondergaan.
Het verschil in conjunctuur-ontwikkeling
weerspiegelt zich ook in de wijze waarop de
volken op de crisis hebben gereageerd en
schetste de onwaardige, huichelachtige en klein
zielige wijze waarop de socialistische pers het
rapport der Commissie-Weiter heeft bejegend
en den heer Zaalberg heeft verguisd. Een
tweede voorbeeld van een dergelijke volksmis
leiding zal tevergeefs in de Nederlandsche ge
schiedenis gevonden worden.
In deze crisis wordt het woord van Napoleon
bewaarheid, dat de menschheid gemakkelijk de
menschenoffers vergeet die de oorlogen ver
oorzaken, maar dat de finaneieele offers de
eenige zijn, die het nageslacht den belligeren-
ten nooit vergeeft.
Sprekers indruk is, dat de socialisten door
de millioenennota onaangenaam zijn verrast.
Hij is ervan overtuigd, dat wanneer Dr.
Wibaut thans Minister van Financiën zou zijn
de roode pers zou daveren van de juich
tonen, die den genialen financier Wibaut zou
den worden toegeroepen.
Dr. Kortenhorst was van meening, dat zui
ver financieel gesproken het saneeringsplan
van Minister de Geer een meesterstuk moet
worden genoemd. De lasten van de crisis wor
den gelijkmatig verdeeld, afbraak van nuttige
chef van den generalen staf. In 1910 werd
hij chef van den generalen staf en in 1911
volgde zijn benoeming tot luitenant-gene
raal.
Was er niets gebeurd, dan zou luitenant-
generaal Snijders enkele jaren daarna zijn
gepensionneerd, als zoovele van zijn voor
gangers en opvolgers.
Nu was het echter anders, want de oorlog
werd oorzaak, dat leger en vloot gemobili
seerd werden en luitenant-generaal Snij
ders werd benoemd tot opperbevelhebber.
Majoor de Bas heeft den generaal in zijn
interview gevraagd of hij deze benoeming
verwachtte, want het is de regeering, die
voor deze voordracht de verantwoordelijk
heid draagt, en reeds te voren daarover in
het kabinet overleg moet hebben gepleegd.
Ook nu is het, evenals voorheen, weer een
strijdvraag wie bij mobilisatie opperbevel
hebber moet worden, want het is niet
logisch dat het de chef van den generalen
staf wordt, omdat deze dan op het kritieke
oogenblik in deze zeer belangrijke functie
door een ander vervangen moet worden
Generaal Snijders heeft deze bezwaren
nooit kunnen deelen.
In „Mavors" lezen we in antwoord op de
vraag, dat generaal Snijders verklaarde:
„Eerlijk gezegd ja! Men had vroeger
gemeend, in tijd van gevaar den Opperbe
velhebber te moeten kiezen uit een kring
van bekwame, verdienstelijke oud-opper-
officieren. Ik heb me altijd sterk daartegen
verzet, omdat ik overtuigd ben, dat iemand,
die enkele jaren er uit is, niet meer vol
doende op de hoogte is van 't geheel. De
eenige die dit wél is is de Chef van
den Generalen Staf. Daarom heb ik als
zoodanig steeds geijverd voor benoeming
van den Chef van den Staf tot Opperbe
velhebber in tijd van nood. Toen de Minis
ter van Oorlog mij als Chef van den
Staf einde Juli ontbood en me vroeg, of
ik nagedacht had over het vraagstuk van
't Opperbevel, kon ik Z.Exc. verwijzen naar
hetgeen ter zake door mij, in mijn functie
als Chef van den Staf, was behandeld met
z'n ambtsvoorgangers. Toen daarop de
Minister mij vroeg, of ik genegen was het
Opperbevel te aanvaarden, als mij dit werd
aangeboden, verklaarde ik mij daartoe be
reid. Bovendien was ik de oudste Opper-
officier, die daarvoor in aanmerking kon
komen wat natuurlijk slechts een bijko
mende omstandigheid is"
Op 9 Augustus 1914 werd de luitenant-
generaal C. J. Snijders benoemd tot gene
raal, waarvan op de kraag achter de ster
ren twee gekruiste maarschalkstaven het
teeken waren.
Gedurende vier jaren heeft generaal
Snijders aan het hoofd gestaan van de ge
mobiliseerde weermacht en heeft hij door
en noodzakelijke staatsbemoeiing heeft niet
plaats en de perspectieven voor verdere bezui
niging laten de verwachting bestaan dat de
verzwaring van den belastingdruk een tijdelijk
karakter dragen zal.
Spreker behandelde de plannen van de
heeren Oudegeest en Albarda, om door middel
van heffingen ineens op het vermogen, door
gedwongen verlaging der rente van de leenin
gen en door fiscale monopolies aan de nood
zaak van bezuiniging te ontkomen.
Hiertegenover stelde Dr Kortenhorst een be
rekening volgens welke in normale tijden reeds
ongeveer 25 pet. van het nationale inkomen be
steed wordt voor de collectieve behoeftebevre
diging zooöat thans nu de bronnen van inkom
sten met ten minste 25 pet. zijn gedaald, hand
having van het peil der overheidsuitgaven roof
bouw beteekenen zou op de bestaansmogelijk
heid van het opgroeiend geslacht. Slechts bruut
en kortzichtig egoïsme en angst voor verant
woordelijkheid kunnen de drijfveeren zijn om
de absolute noodzakelijkheid van drastische
bezuiniging te ontkennen.
Spreker besprak in dit verband de uiterst
moeilijke taak der Overheid om het economisch
leven op gang te houden. Meer dan ooit zullen
daarom de maatregelen der Regeermg getoetst
moeten worden aan hun economisch effect.
Voorop stellende, dat zoo mogelijk ook nog
de gelden gevoteerd moeten worden om het
spoorwegtekort ad 20 millioen gulden, waar
voor de dekking nog niet gevonden is, weg te
werken, besprak Dr. Kortenhorst in het bij
zonder de verhooging der benzinebelasting, de
opcenten op de invoerrechten en de weelde-
verteringsbelasting. Deze laatste belasting
achtte spreker in haar huidigen vorm bezwaar
lijk te aanvaarden. Meer gevoelde spreker voor
een weeldebelasting op geïmporteerde goederen
en voor het brengen onder de Tariefwet van
een aantal artikelen die thans geheel vrij bin
nenkomen.
Spreker hoopte, dat de debatten in de Twee
de Kamer ertoe zullen bijdragen, dat het Ne
derlandsche volk de overtuiging krijgt, dat al
thans de Volksvertegenwoordiging in deze be
narde tijden van den nood een deugd weet te
maken en in eendracht haar kracht zal vin
den.
In het Ned. Museum voor Onderwijs en Op
voeding (Ned. Schoolmuseum) te Amsterdam,
Prinsengracht 151, zal gedurende de maand Oc
tober een collectie leermiddelen, werkstukken en
foto's te zien zijn betreffende het onderwijs in
Tsjecho-SIowakije. Deze collectie is met mede
werking der Tsjecho-Slowaaksche Regeering
bijeengebracht door het Schoolmuseum te Praag.
De tentoonstelling zoowel als het Museum
voor Onderwijs en Opvoeding zijn te bezichtigen
eiken werkdag behalve 's Maandags van 10
tot 5 uur; op den openingsdag, Zaterdag 1 Oc
tober a.s-, zijn beide gratis voor ieder toeganke
lijk.
zijn voorbeeld en zijn onuitputtelijke werk
kracht honderdduizenden aangezet tot
trouwe plichtbetrachting.
Dag en nacht heeft hij in die functie op
den meest verantwoordelijken post gestaan,
wakende voor de neutraliteit van het land.
Rustig, kalm en onopvallend heeft hij zijn
werk gedaan en zijn land en volk onschat
bare diensten bewezen, waarvoor hem zeker
op zijn tachtigsten verjaardag hulde mag
worden gebracht. Zijn naam zal aan de
geschiedenis van het mobilisatie-tijdperk
steeds verbonden blijven en naarmate de
jaren voortschrijden, zal zijn verdienste in
een steeds helderder licht komen.
Gedurende de vier mobilisatie jaren heeft
generaal Snijders zich nooit op den voor
grond geplaatst. Wars van uiterlijk vertoon,
deed hij, die over groote macht beschikte
zijn plicht als de eenvoudigste onder allen
in de'residentie.
Geen opperbevelhebber, van welke weer
macht ter wereld ook, heeft in die bange
oorlogsjaren zulk een voorbeeld gegeven
van eenvoud en soberheid als generaal
Snijders.
Hij woonde in geen paleis, of ambtswo
ning, met schildwachten voor de deur,
maar als een gewoon burger in een onop
vallend huis op het Louise de Colignyplein.
De ingang tot zijn bureau vormde het
smalle gangetje naast het departement van
Defensie. Dwars door de fietsenbergplaats
kwam men aan het hoofdkwartier van den
opperbevelhebber. Als 's avonds de tram
met groote tusschenpoozen reed, maakte
hij gebruik van een auto, maar anders kon
men generaal Snijders als opperbevelheb
ber van Neerlands weermacht altijd tref
fen in lijn 4, waar hij plaats nam als ieder
passagier en meermalen, als het erg druk
was, zijn plaats afstond aan anderen.
Generaal* Snijders was groot door zijn
eenvoud.
Na zijn pensionneering dacht hij niet
aan rusten. Hij werd de groot-propagan
dist voor de ontwikkeling van de Neder
landsche luchtvaart. In 1920, 1926 en 1929
maakte hij een reis naar Nederlandsch
Oost-Indië, ter bevordering van de verbin
ding door de lucht van Nederland met
Indië.
Tal van geschriften op militair weten
schappelijk gebied zijn van zijn hand ver
schenen en nog denkt hij niet aan rusten
Nederland heeft aan generaal Snijders
groote verplichtingen en van harte stem
men wij in met de hulde, die morgen den
grooten Nederlander in Den Haag gebracht
wordt.
Men kan B. en W. van Amsterdam toch
een zekere slimheid niet ontzeggen.
De heeren hadden er nu eenmaal alles op
gezet om bij het trouwste en aanhankelijk
ste deel hunner onderdanen 'n beetje in
't gevlei te komen; ze wilden den werkloo-
zen communisten koste wat het koste
de gelegenheid geven om van hun steun
geld een reisje naar Den Haag te maken en
om in de residentie den boel op stelten te
zetten
Dat daarbij ongelukken zouden gebeu
ren, kon een kind voorspellen: een agent
van politie rust dan ook al in zijn graf
Geen enkele overweging heeft het college
van B. en W. echter kunnen weerhouden,
hun lievelingen een pleiziertje te gunnen.
Bijna was er op 't laatste moment een
kink in den kabel gekomen: d'r was in Den
Haag een minister, die roet in t fijne eten
wilde gooien.
Die minister stuurde n.l. dit telegram
naar de hoofdstedelijke regeering:
„Volgens courantenbericht zou door U
vrijstelling stempelen worden verleend
op 20 dezer voor reis 's-Gravenhage. Voor
geval bericht juist mocht zijn deel ik u
mede, dat ik vrijstelling stempelen ontoe
laatbaar acht. Reken er op, dat geen vrij
stelling zal worden verleend."
De heeren zullen bij eerste lezing wellicht
'n beetje beteuterd gekeken hebben, maar
spoedig begon de slimheid in hen te wer
ken; ze begrepen natuurlijk drommels goed,
wat de minister bedoelde en wilde, maar
de slimheid hielp hen precies over alle
moeilijkheden heen; keurig netjes zonden
zij den minister een telegram terug, waarin
zij al aanstonds begonnen met het kranten
bericht (zooiets maakt al direct een be
trouwbaren indruk) „onjuist" te noemen;
neen! wat dacht de heer minister wel
van hen?! dat zij de communistjes vrij
zouden stellen van stempelen? Foei! hoe
kon m'nheer zóóiets denken! neen hoor:
„Ondersteunde werkloozen, die 20 dezer
naar Den Haag gaan, zullen dien dag
's morgens in Amsterdam stempelen mits
zij door spoorkaartje of anderszins van reis
doen blijken Stop Bij gemis van stempel
zal geen ondersteuning worden gegeven."
Hadden ze den minister daar fijntjes te
pakken!?
De ondersteunden moesten wel degelijk
volgens de rijksregeling in den ochtend ko
men stempelen (de heeren telegrapheerden
er niet bij, dat de communisten 's morgens
een extra-bediening zouden krijgen en dat
de ongeorganiseerden van den te Amster
dam geldenden middag-stempelplicht vrij
gesteld werden); en voor de rest kon de
minister er zeker van zijn, dat de bolsje
wieken hun dag goed zouden besteden: ze
moesten laten zien, dat ze echt 'n spoor
kaartje naar Den Haag gekocht hadden
van hun steuncenten
Na lezing van dit telegram is de minister
in zijn stoel neergezegen en heeft hij eer
lijk moeten erkennen, dat B. en W. van
Amsterdam hem te slim waren af geweest.
Hoog het gemeentebestuur, dat zichzelf
zulk een slimheidwaardig keurt!
Voor den Krijgsraad te 's-Hertogenbosch,
werd de behandeling voortgezet van de straf
zaak tegen L. H. S., uit Thom, 41 jaar,
marechaussee te Sittard, beklaagd van dood
door schuld. Op 6 September werden 7 ge
tuigen gehoord.
Op 15 Mei 1932 wandelde beklaagde met zijn
meisje te Obbicht, Zuid-Limburg. Daar pas
seerde in het duister, een wielrijder, die geen
licht op had. Beklaagde sommeerde tot „halt
houden", doch de man, genaamd Van dei-
Wouw, keek om, riep een ruw woord en
maakte zich uit de voeten. Beklaagde vloog
hem per rijwiel na en het werd een wilde
vlucht, waarbij beklaagde, die nogal corpu
lent is, het moest afleggen. Hij schoot toen
tweemaal den wielrijder na, waarbij het tweede
schot doodelijk was en Van der Wouw op de
plaats waar hij neerstortte, onmiddellijk over
leed.
Beklaagde ontkende den wielrijder te hebben
willen treffen, hij wilde hem door de schoten
schrik aanjagen en tot afstappen dwingen.
De marechaussee was in de meening, dat de
wielrijder een misdrijf had gepleegd of iets
kwaads nog in het schild voerde.
De aud.-mil. was van meening, dat er geen
aanleiding bestond, om zóó roekeloos op te
treden, tegen iemand, die zonder licht reed,
dat het den man de dood moest kosten. Mis
schien kwam hij van de kermis en was hij
wat laat heen gegaan. In Limburg vooral is
over deze zaak veel stof opgewaaid en ook de
aud.-mil. vindt het geval zeer tragisch. We
gens dood door schuld, luidde de eisch tegen
beklaagde 3 maanden gevangenisstraf met
verlaging van rang.
De verdediger, mr. E. van Zinnicq—Berg-
mann, Den Bosch, stelde beklaagde in het
gelijk, omdat hij met de hem ten dienste
staande middelen gehoorzaamheid eischte aan
het gezag. PI. betreurde het, dat het gev&l
zoo'n ongelukkig verloop had en pleitte vrij
spraak, subs, lichtere straf.
De Krijgsraad beraadslaagde in raadkamer
en veroordeelde beklaagde conform den eisch.
Beklaagde teekende hooger beroep aan.
Behalve de vele gelukwenschen, welke de Min
derbroeders van Nieuwe-Niedorp bij het zilveren
bestaansfeest van hun klooster mochten ont
vangen, vooral van de zijde der Eerw. Geestelijk
heid, mocht de Zeereerw. Pater Gardiaan ook
een eigenhandig schrijven ontvangen van Z. H.
Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, waarin Z. H. zijn
hartelijke gelukwenschen aanbiedt en tevens
zijn innige dankbaarheid betuigt voor de vele
niet hoog genoeg te schatten diensten, die door
i Paters van Nieuwe-Niedorp gedurende vijf-
en-twintig jaren aan zoovele parochies in het
Bisdom zijn bewezen.
Te 'sGravenhage is overleden de heer D. v.
d. Graft, oud-directeur der Posterijen en Tele
grafie.
Laatstelijk stond de heer van de Graft aan
het hoofd van het telegraafkantoor te 'sGra
venhage.