Het hongergebied van Unter-Franken ALOM VERTWIJFELING RADIO-PROGRAM BEN JE TEVREDEN? ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Mobinsion Scli oenen Alle abonné's (SÜSS'f&'JrsTXS'SiStSSi f750.- SiïSiSrM f250.- //ifc-SWyajS /50.-KÜ" S"'IZf40.- DE VROUW MET HET MASKER Het Kerkhof WOENSDAG 28 SEPTEMBER De menschen eten aardappelen, koffie en brood; vleesch is een hooge uitzondering Beeld van wanhoop en weedom De koude geeft geluid Donderdag 29 Sept. De paardenprins VERHAAL VAN DEN DAG IVafuurlijïi IoopI iedere Hollandsere jongen op AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON Op zijn tochten door de geteisterde industrie streken in Westfalen, het Roergebied, Schlesië, waar hij overal hopelooze ontreddering en el lende gevolgen der oeconomische wereld crisis aantrof, kwam graaf Stenbock ook in de armzalige dorpen van het afgelegen Franken land. Overal bood zich eenzelfde beeld aan van wanhoop en weedom, zooals uit dit artikel met ontstellende duidelijkheid blijkt. Wij dwalen door het bergachtige landschap Van het Frankenwald, tusschen het Thüringer Woud en den Fichtelberg, en trekken van het eene dorp naar het andere. Mijn gids is Andreas Rittweg, een werklooze thuiswerker, bleek en vermagerd zooals alle bewoners van dit land, die slechts met heel veel moeite door nun hout- sprokkelen in het bosch, door manden te ma ken of matten te vlechten een schamel stuk brood verdienen. De dorpen waarin armoede en vertwijfeling heerschen liggen op grooten af stand van een spoorweg, geheel geïsoleerd van de buitenwereld. Voor ons in dalende en klimmende Hjn de straatweg. Rechts en links heuvels, bergen, dichte groene wouden. De wind suist door de boomen en zingt een droevig lied. Kleine witte wolkjes als een schapenvacht varen langs den blauwen hemel. Wij ademen den bitteren reuk van hout en boschgrond. Wij ko men in het dorp Wallenfels waar houtvlotters wonen: de met leien-gedekte huizen staan scheef en zien er armoedig-vervallen uit, als een lan ge keten liggen zij daar aan weerskanten van den weg. Op een steenen terras voor een her berg drinken wij een glas bier en beschouwen de schuim-spattende bergbeek, die midden door het dorp loopt, de „wilde Rodack." Wallenfels ligt wijd uitgespreid in het dal, een groot dorp met 2500 inwoners. Reeds honderden jaren trachten de bewoners ln hun levensonderhoud te voorzien als hout hakkers. Van jongsaf aan werden ze met hef hout vertrouwd geraakt. Het hout verschafte htm werk en brood en besliste over hun levens lot. Zij waren met de bosschen vergroeid zooals de boer met zijn land en de visschen met de zee. Zij sleepen de gevelde stammen uit de bergen naar de wilde Rodack. Daar worden de boomen tot een vlot aan elkaar verbonden en als er een heele reeks houtvlotten gereed is dan wordt er een boodschap gestuurd naar den dicht bij zijden watermolen: de stuwdam wordt gesloten, het water in de breede bedding van de rivier begint te stijgen en de houtvlotten, door de ar beiders bestuurd, drijven statig stoomafwaarts. Zoo ging het steeds voort van den eenen stuw dam naar den andere, van de eene beek naar de andere, naar Rijnland en Westfalen. De hout vlotters verkochten him hout en met goed ge vulde beurs keerden zij weer naar hunne haard steden terug. Behalve de gewone herbergen zijn er nog 40 particuliere pensions. Ieder huisgezin brouwt zelf haar bier, het gewoon bier. Het wordt in open kuipen bewaard en met groote lepels in tinnen kannen gegoten. Dit bier mag alleen uit tinnen kroezen gedronken worden. Als dat gewone bier getapt wordt hangt men een vlaggetje met een houten ster er aan door het raam. Uit drie of vier huizen hangt steeds de vlag en als daar de biervoorraad is uitgeput dan zijn er weer nieuwe herbergen bijgekomen. Dat gaat zoo op en neer. Als de houtvlotters weer in hun dorp terug- keeren dan wordt er feest gevierd met overvloe dig eigen gebrouwd bier. Doch op zekéren dag kregen de houtvlotters toen zij hun hout verkochten minder geld dan het hun zelf gekost had. En heel het dorp was met angst en schrik geslagen toen zij hoorden, dat er met de houtvlotterij geen cent meer te verdienen was. Zuid-Duitschland, dat vroeger zoo'n rijk af zetgebied was, kon niet meer betalen; bovendien, het hout dat uit Rusland werd ingevoerd en waaraan weliswaar menschenbloed kleefde, was veel goedkooper. De streken die niet langs de spoorlijn lagen, stonden machteloos tegenover deze moordende concurrentie. Met een slag was een dorp met 2500 zielen broodeloos gemaakt. De stoomzagerijen en de loon-molens liggen stil. De mannen begrijpen het niet. Zij staan voor de deur en kijken naar de bosschen op de bergen, de bosschen waar hun vader, grootvader, overgrootvader een stuk brood verdienden en nu ineens alles gedaan. Het hout heeft geen waarde meer. En het heeft geen zin meer om nog te werken. Over het dorp is een groote ellende gekomen. Slechts 400 man nen krijgen werkloozensteun of crisisbedeeling; als ze uitgetrokken zijn hebben ze geen cent meer. Ruim 300 mannen hebben hun huisgezin achtergelaten en zijn de wijde wereld ingetrok ken om werk te zoeken: naar Oost-Pruisen, Pommern, Westfalen, ze willen alles aanpakken, als ze maar werk hebben. Maar velen zijn reeds half verhongerd terug gekomen; er is overal werkloosheid. Het zijn slechts enkelingen, die in de bosschen van Opper Beieren voor enkele weken of maanden werk vinden. Ze moeten daar werken van en 14 tot 15-urigen arbeidsdag verdienen ze 9 met 's middags een schafttijd van twee uur. Bij eij 14 tot 15-urige arbeidsdag verdienen ze 9 gulden per week. Daar moeten ze hun kostgeld van betalen, daar moeten vrouw en kinderen thuis van leven. De vrouwen en kinderen in Wallenfels werken allemaal mee. Kinderen van 8 jaar, ook de meis jes, moeten al meehelpen. In muffe donkere ka mertjes zitten ze gebogen over hun naaiwerk. Als een vrouw van 's morgens vroeg tot laat in den nacht hard werkt, kan zij per dag 60 cent verdienen. Er zijn er enkelen, die erg be dreven met de naald zijn, die 90 cent kunnen halen, maar dat is een bovenmatige krachts inspanning. De menschen gebruiken daar aardappelen, koffie en brood: vleesch is een hooge uitzonde ring! Wij gaan weer verder. Daar liggen ongeveer 16 dorpen, geheel geïsoleerd van de buiten wereld, meer dan 10.000 arbeiders, die aan honger en ellende zijn prijsgegeven. En de ellende woont daar in een landstreek, die zoo rijk is aan allerlei mineralen en andere natuur- schatten. Mijn gids vertelde mij daarvan won dere dingen. Er zijn heele uitgestrekte bos schen, bovendien bevat de bodem marmer, kalk en leisteen. Geologen hebben berekend, dat er zeker een millioen kubieke meter marmer voor radig is: maar de transport-moeilijkheden zijn van dien aard, dat er slechts een klein ge deelte in exploitatie genomen kan worden. De afval, die voor 99 procent zuivere metselkalk bevat, wan slechts voor een heel klein deel als keislag of bouwmateriaal gebruikt worden, terwijl het grootste gedeelte in het dal waar deloos moet worden weggeworpen. Ook de wevers voeren een harden strijd om hun bestaan. In enkele dorpen heeft men in ieder huis een weefgetouw. De handweverij wordt hier reeds vanaf de 15de eeuw beoefend. Vroeger werden hun producten over de geheele wereld verspreid. De hoofddoeken der Arabie ren, de shawls van Indianen en Chineezen, de ponchos der Zuid-Amerikanen kwamen hier uit Frankenland. Maar door den oorlog zijn alle buitenlandsche afzetgebieden veiioren gegaan De wever is afhankelijk van iedere conjunctuur. Hij voelt iedere verandering van de mode, de boycot van buitenlandsche artikelen in Indië het gewich tigste exportland der Duitsche weverijen, de concurrentie van Tsjecho-Slowakije en Italië, de strijd tegen machines en de groote con cerns, al deze dingen voelt men letterlijk aan den lijve. Een kleine wijziging in den economi- schen toestand en heele dorpen zijn broodeloos. Na den oorlog werd ook in deze dorpen elec- tricitei'; aangelegd: dat gaf een totalen ommekeer in de productie.-methode. De handwever zette zijn ouderwetsch weefgetouw in den hoek en kocht zich een mechanischen weefstoel. Dat was niet gemakkelijk als men geen geld heeft, maar toch, hij probeerde het. Hij nam een hy- potheekje op zijn huisje.... en om de rente te be alen en de schuld af te lossen moest hij 's nachts doorwerken. De inflatie-periode bracht de weverijen schijnbaar tot bloei. Doch met de stabilisatie van de geldmarkt was er geen arbeidsgelegenheid meer. De nieuwe toe stellen waren nog niet betaald en de werkloos heid deed haar intrede in deze dorpen. De stoelen stonden leeg en de rente moest toch betaald worden. De mode schrijft thans weer heel aiidere weefsels voor, zeer gecompliceerd en de mecha nische weefstoelen zijn slechts ingericht voor het weven van heel eenvoudige patronen. Wan neer de wevers de opdrachten van de mode industrie willen uitvoeren, dan moeten de men schen weer nieuwe machines koopen die hon derden guldens kosten. Dan wordt hij genocd- zaak1 om weer nieuwe schulden te maken voor dat de oude betaald zijn. En wat dan? Komt er geen werk of verandert de mode weer, dan is alles tevergeefsch geweestIs het won der dat een doffe wanhoop zich van deze men schen meester maakt? (Nadruk verboden). Op welke zonderlinge wijze soms weten schappelijke ontdekkingen worden gedaan, blijkt uit een lezing, die dezer dagen voor de „British Association" te New-York werd gehouden door miss Mary D. Waller, docente in de natuur kunde aan de Londensche Vrouwenschool voor Medicijnen. Miss Waller kocht op zekeren dag een pakje vruchtenijs by een straatkoopman en merkte, dat telkens wanneer hij de bel van het karretje met het ijs in aanraking bracht, dit voorwerp geluid gaf. Miss Waller heeft nu een demonstratie ge geven voor de „British Association", waarbij ze aantoonde, dat een blok vast kooldioxyde (welke stof wordt gebruikt bij de fabricage van vruchtenijs) een aantal muzikale en voor een leel onmuzikale tonen te voorschijn roept, wan neer het in contact wordt gebracht met me talen objecten. Zilveren kandelaars, vorken van messing en stalen staven deden dienst als proefvoorwerpen. De energie, welke de geluids trillingen veroorzaakt, zou het gevolg van het zeer groote temperatuursverschil tusschen het CO 2 en de metalen en voorts van den aard der gebruikte stoffen. Messing, staal en zilver bleken voor deze experimenten het geschiktste. HUIZEN, 296 Meter KRO 8.01 Morgen concert NCRV 10.00 Gramofoonmuziek 10.15 Morgendienst door ds. C. J. Hoekendijk 10.45 Gramofoonmuziek KRO 11 00 Gramo foonmuziek 11.30 Godsdienstig half uurtje door Pater J. Dito O.P. 12.00 Tijdsein 12.00 Politieberichten 12.15 Kro-orkest onder leiding van Johan Gerritsen NCRV 2.00 Cur sus fraaie handwerken door mej. G. Ablij 3.00 Vrouwenhalfuurtje 3.30 Verzorging Zender 4.00 Bijbellezing door ds. Ph. Peter met medewerking van J. H. SmitDuyzent- kunst, bariton, en H. Smit-Duyzentkunst, har moniumbegeleiding 5.00 Cursus Handen arbeid voor onze jeugd door H. J. Steivoort 5.45 Liederen-recital 6.45 Knipcursus 7.00 Declamatie door Jo Nobel 7.30 Politieberich ten 7.45 Persberichten van het Ned. Chr. Persbureau 8.00 Concert 9.00 Ouder halfuurtje A. J. Drewes: „Vader en Kind" 9.30 NCRV-orgel 10.15 vervolg Concert 10.30 Vaz Dias 11.00 Gramofoonmuziek. HILVERSUM, 1875 Meter AVRO 8.01 Gramofoonmuziek 10.00 Morgenwijding 10.15 Gramofoonmuziek 10.30 Solistencon cert m. m. van Johan van Emden, piano en Olly Folgen Fonden, viool 11.00 Kook- praatje door mevrouw R. LotgeringHille- brand „Keukentermen" 11.30 Voortzetting solistënconcert 12.00 Tijdsein 12.01 Hot Omroeporkest onder leiding van Louis Schmidt 2.15 Verzorging Zender 2.30 Zangduet- ten door Victorine van der Werff en Martha van WervenNip; Aan den vleugel Egbert Veen 3.00 Gramofoonmuziek, modern pro gramma 4.00 Ziekenuur door mevrouw Antoinette van Dijk 5.00 Causerie door Max Tak, geïllustreerd met gramofoonplaten: Hot jazz 5.30 Omroep-kleinorkest onder leiding van Nico Treep 6.30 Sportpraatje door H. Hollander 7.00 Avro-kleinorkest 7.40 mevr. Ida de Leeuw van Rees: Het nieuwe Avro-knippatroon 8.00 Tijdsein 8.01 Gra mofoonmuziek: Intermezzo: Fred Fry over de s. Engelsche lessen 8.15 Aansluiting aan het Concertgebouw te Amsterdam. Ketelbey- concert onder leiding van den componist Al- bert W. Ketelbey: Het Concertgebouworkest. Groot gemengd- en mannenkoor, geselecteerd uit vooraanstaande vereenigingen (ingestudeerd door Willem Hespe). De solo-partijen worden gezongen door Jo Immink, alt, en Joh. Nelis- sen, bariton 10.30 Het ensemble Lismonde, uit „The House of Lords" te Den Haag 11.00 Het Russisch Bojaren-ensemble onder leiding van Iwan Pawloff.uit café-restaurant „Central" te Den Haag 12.00 Tijdsein en sluiting. BRUSSEL 509 M. 5.20 Concert door het Ra dio-orkest onder leiding van Karei Walpot, 6.50 gramofoonmuziek, 8.20 concert door het Om- roepsymphonie-orkest onder leiding van Arthur Meulemans, 10.30 gramofoonmuziek. KALUNDBORG, 1153 M. 3.20 Omroepharmo- nie-orkest onder leiding van Launy Gröndahl, 8.30 Omroepsymphonieorkest, 10.50 dansmuziek. BERLIJN, 419 M. 4.50 Pianorecital, 6.55 vocaal concert, 8.20 gewijde muziek, 10.30 gramofoon muziek. HAMBURG, .372 M. 1.35 Gramofoonmuziek, 2.30 idem, 4.50 concert, 10.40 concert door het kleine Norag-orkest onder leiding van Adolf Seeker. KöNIGWUSTERHAUSEN, 1635 M. 2.20 gra mofoonmuziek, 4.50 concert. LANGENBERG, 472 M. 1.20 concert onder leiding van Wolf, 5.20 Vesperconcert onder lei ding van Eysoldt, 8.20 populair concert door het orkest van den Westduitschen omroep, 10.45 po pulaire en dansmuziek. DAVENTRY, 1554 M. 1.35 Concert, 3.20 Ves per, 9 35 cellorecital, 10.35 dansmuziek op gra mofoonmuziek, 10.50 B. B. C.-dansorkest onder leiding van Henry Hall. PARIJS EIFFEL, 1446 M. 8.50 gramofoon muziek. PARIJS R. 1725 M. 8.05 gramofoonmuziek, 12.50 idem, 7.40 gramofoonmuziek, 9.05 piano recital, 9.50 gramofoonmuziek. MILAAN, 331 M. 8.50 „Romanticismo", opera in drie bedrijven. ROME, 441 M. 9.05 symphonieconcert. WEENEN, 517 M. 4.55 Populair concert door de Michael Weisz-kapel, 7.35 dansmuziek, 9.15 Weensche Symphonie-orkest onder leiding van Schönherr, 10.50 Concert. WARSCHAU, 1411 M. 5.20 Solistenconcert, б.40 dansmuziek, 8.20 Poolsche muziek, om roeporkest onder leiding van St. Nawrot, 10.20 dansmuziek. BEROMüNSTER, 460 M. 8.20 Concert door het omroeporkest onder leiding van Gilbert, 8.50 concert, 10.05 populair concert. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS iJliiiiiiBinaiiiiuimni Elke dag brengt ons berichten i Van een auto-ongeluk. En des Zondags staat het aantal Altijd onder hooger druk. Of de stoomtram, of de gladheid, I Of een open overweg, Of door roekeloos passeeren 1 Of door stuur- of banden-pech. Maar het aantal gaat crescendo i En daarmee de kwaliteit, j Wijl men gaarne met het tempo, Dat slechts dooden levert, rijdt! Maar het ergste nog van alles I Zijn de feiten, als men leest Dat er heelemaal geen reden Om te dooden is geweest! Doch men rijdt maar als beseten En men rijdt er maar op los, Met de ruwheid van een beestmensch i En de stomheid van een os! En de wandelaar of fietser, i Die er niet op is bedacht, Wordt maar zonder toet- of blazen Door zoo'n lafaard afgeslacht. Als op alle auto-wegen Eens een houten kruisje stond, Waar men reeds een auto-offer In zijn laatsten doodsstrijd vond, Dandan zou men angstig rillen i Van dien auto-oorlogsbuit I Want dan zagen alle wegen 1 Er thans als een kerkhof uit! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) De „paardenprins", zooals de neef van ko ning Foead van Egypte, prins Komeleddin, m Toulouse genoemd wordt, is dezer dagen in den ouderdom van 57 jaar overleden. Toen zijn vader stierf, deed hij vrijwillig af stand van den troon, niet alleen uit gebrek aan politieke eerzucht, maar uit liefde voor de paarden, een liefde, die aan waanzin grenst. Komeleddin had weinig vrienden onder de menschen en zijn heele belangstelling was er op gericht de sympathie van zijn paarden te winnen. Met een ontroerende liefde en zorg vuldigheid was hij steeds voor hun welzijn in de weer. Het lievelingspaard van zijn stallen liet de overledene enkele jaren geleden, toen het dier wegens een zware verwonding afge maakt moest worden, door de beste vaklui bal semen! Er woonde eens te Dewitz, in de nabijheid van Praag, een rijke, maar grillige boer, die een schoone, huwbare dochter had. De studen ten uit Praag (in dien tijd waren er wel 25000) gingen dikwijls den kant van Dewitz uit en er was er meer dan een, die dolgraag achter den ploeg geloopen zou hebben om de schoonzoon van den boer te worden. Doch dit ging zoo ge makkelijk niet. De eerste voorwaarde immers welke de slimme boer met iederen nieuwen knecht maakte, was deze: „Ik neem je voor één jaar in mijn dienst, dat wil zeggen, totdat de koekoek de terugkomst van de lente aan kondigt, en als je van nu af tot dien tijd mij één enkelen keer zegt, dat je ontevreden bent, dan snijd ik je het puntje van je neus af." „En overigens," voegde hij er dan lachend bij, „geef ik je hetzelfde recht ten opzichte van mij." En hij deed dan ook, zooals hij gezegd had. Praag liep over van studenten, wien men het puntje van den neus weer had aangelijmd, of schoon het litteeken nog altijd te zien was en men de ongelukkige kerels duchtig uitlachte. Zekere Coranda, stevig van lichaamsbouw, moedig en slim, wilde zijn geluk ook eens pro- beeren. De boer ontving ook hem met zijn ge wone welwillendheid en toen de zaak beklon ken was, zond hij hem naar het land om er te werken. Toen 't tijd was, om te ontbijten, riep men de andere knechts, maar opzettelijk ver gat men Coranda. Zoo ging 't ook bij het mid dageten. Coranda stoorde zich er ln 't geheel niet aan, ging naar huis terug, en terwijl de boerin de kippen voerde, haalde hij ln de keu ken een flinke ham van den haak nam een groot brood uit de kast, en ging weer naar het veld om te eten en een dutje te doen. Toen hij 's avonds thuiskwam, vroeg de boer hem: „Ben je tevreden?" „Opperbest!", luidde het antwoord, „ik heb beter gegeten dan gij!" Daar kwam plotseling de boerin binnenstui ven en riep: „O, jou leelijke dief!" Klagend en jammerend, vertelde ze, wat er gebeurd was. Onze vriend begon hartelijk te lachen, maar de boerd werd zoo wit als sneeuw. „Ben je niet tevreden?" vroeg Coranda. „Och, een ham is maar een ham," hernam de boer, „ik geef niet om zulke bagatelletjes!" Van dien tijd paste men echter wel op, dat Coranda met geen leege maag wegging! Toen kwam de Zondag. De boer en zijn vrouw stapten in den wagen om naar de kerk te gaan, en zij zeiden tot hun nieuwen knecht: „Jij moet voor 't eten zorgen; je moet dit stuk vleesch in den pot koken en er uien, peen en peter selie bij doen." Nu was er op de boerderij een klein hondje, dat naar den naam van Peterselie luisterde. Coranda maakte het diertje dood, vilde het en Freddy Vrijdag zei, dat hij de twee slagen met zijn fluit zoo tam zou maken, dat ze alles zouden doen. wat Robbie en Topsy van hen ver langden. „Zullen ze ook spelletjes met ons doen?" vroeg Topsy ongeloovig. „Ja, en ik weet een heel goed spel, dat jullie met hen zouden kunnen spelen", zei de zeeman. „Let maar eens op de slangen." Toen begon hij een wijsje te spelen, en beval den slangen aan een tak te gaan hangen, met de koppen omhoog. Daarna bevestigde hij daar een plank tusschen. „Dat is een schommel," zei Topsy verbaasd. „Wil jij gaan schommelen, Robbie?" „Meisjes eend," zei Robbie beleefd. „Je bent toch niet bang voor de slan gen, hé?" „een, maar ik had toch liever dat jij den schommel eerst probeerde," zei Topsy. Terwijl ze daarover nog praatten, rende er plotseling een konijn voorbij en noch Creepy noch Crawly, de slan gen, konden dat weerstaan. In een oogenblik waren ze uit den boom en achter het konijn aan. „Ja," zei Freddy, „daar ka nik niets aan doen. 't Vervelendste is dat jullie nu geen schommel meer hebben." „Dat hindert niet, als het arme konijn maar ontsnapt," zei Topsy be zorgd. „Dat lukt wel," zei Freddy gerust stellend. „Het konijn is vlug genoeg." (Morgenavond vervolg) Ingezonden mededeeling kookte het heel netjes in den pot, die op het vuur stond. Toen de boerin terugkwam, riep zij haar lieveling. Doch helaas zij vond nifets anders dan het vel, dat naast het raam hing. „Wat heb je nu weer uitgevoerd?" riep ze Coranda toe. „Wat ge mij bevolen hebt, juffrouw! Ik heb uien, peen en peterselie in den pot gedaan!" „Leelijke domkop!" riep de boer, „heb je den moed gehad om het onschuldige dier, waarvan we allen zoo veel hielden, te villen?" „O, ben je soms niet tevreden" vroeg Co randa, terwijl hij zijn mes uit zijn zak haalde. „Dat zeg ik niet," hernam de boer op luchti- gen toon: „Een doodea hond is maar een doode hond." En hij zuchtte. Een paar dagen daarna gingen de boer en zijn vrouw naar de markt. Daar zij hun ver- schrikkelijken knecht wantrouwden zeiden zij tot hem: „Jij moet thuis blijven; je mag niets op je eigen houtje doen en je doet precies, wat de anderen uitvoeren." „Begrepen!" antwoordde Coranda. Nu stond er op het voorplein een oud huisje waarvan het dak dreigde in te storten. Er kwamen metselaars, om het te herstellen en volgens de gewoonte begonnen zij met het dak af te breken. En wat deed Coranda? Hij nam een ladder en klom op het dak van het huis, dat nog slechts enkele jaren oud was. Dakpannen, latten, spijkers, krammen, alles trok hij er af en gooide den boel links en rechts neer. Toen te boer terugkwam, vond hij zijn huis zonder dak. „Gekke kerel!" riep hij uit, „wat voor poets heb je me nu weer gespeeld?" „Ik heb aan uw bevel gehoorzaamd!", sprak Coranda; „je hebt gezegd, dat ik doen moest, wat de anderen zouden doen. Ben je soms niet tevreden?" En meteen haalde hij zijn mes weer te voorschijn. „Zeer tevreden! Zeer tevreden!" zei de boer. „Waarom zou ik ontevreden zijn? Een paar latten meer of minder zullen mij niet ruïnee ren!" Maar hy zuchtte diep. 's Avonds zeiden de boer en zijn vrouw tot elkaar, dat het méér dan tijd was, zich van dien duivel te ontslaan. En daar zij verstandige menschen waren, namen zij hun dochter mee in het beraad. „Vader", zoo sprak Helena. „Vader, ik zal mij morgenochtend vroeg in den pereboom verbergen en den koekoek nadoen; dan moet u Coranda zeggen, dat het jaar om is, omdat de koekoek zingt. Dan betaalt u hem en zendt hem weg!" Zoo gezegd, zoo gedaan. Den volgenden mor gen hoorde men op het land het klagend ge zang van den lentevogel: „Koekoek! Koekoek!" 't Scheen, alsof er niemand meer verbaasd was dan de boer. „Nu, Coranda, ge hoort het. Daar is het nieuwe jaargetij al; de koekoek zingt daarginds in den grooten pereboom. Ga met me mee, dan zal ik je betalen en dan sullen we als goede vrienden van elkaar schei den." „Een koekoek?" zei Coranda. „Ik heb dien prachtigen vogel nog nimmer gezien!" En meteen liep hij naar den boom, schudde dien met al zijn kracht. Men hoorde een kreet van angst, en daar vie! het jonge meisje, gelukkig meer verschrikt, dan gewond, uit den boom. .Ellendeling!" schreeuwde de boer. „Ben je soms niet tevreden?", vroeg Coran da, terwijl hij zijn mes trok. „Ellendeling, je vermoordt mijn dochter en dan wil je nog dat ik tevreden ben? Ik ben gek van woede; maak dat je wegkomt, als je niet wilt, dat ik wat anders met je doe!" „Ik zal gaan, ais ik u uw neus heb afge sneden," sprak Coranda. „Ik heb m'n woord gehouden, houdt gij nu het uwe!" „Wacht even!" riep de boer, terwijl hij zijn hand voor zijn gezicht hield, „ge zult er toch niet op tegen hebben, dat ik mijn neus aA- koop?" ,,'t Is mij wel," antwoordde Coranda. „Wilt ge tien schapen?" „Ik dank je!" „Twee ossen?" „Ik dank je:" „Tien koeien?" „Ik dank je; ik heb meer zin om je neus af te snijden!" En toen sleep hij zijn mes op den drempel van het huis. „Vader," sprak daarop Helena; „Vader, t ls alles mijn schuld en ik zal het weer goed ma ken. Coranda, wilt ge mijn hand in plaats van vader's neus?" „Ja", antwoordde Coranda, „dat zou niet kwaad zijn!" „Maar op één voorwaarde", zei het meisje, ,,'t restje van 't verdrag neem ik zóó voor mijn rekening. Wie van ons beiden, als we getrouwd zijn, het eerst ontevreden is, dien zal de ander den neus afsnijden!" „Top!", antwoordde Coranda. „Het spijt me alleen, dat je niet van de tong gesproken hebt. Maar na den neus kunnen we altijd nog tot de tong overgaan!" Nooit was er prachtiger bruiloft te Dewitz gevierd en nooit had men er van een geluk kiger huwelijk gehoord. Coranda en de mooie Helena werden volmaakt gelukkige echtgenoo- ten; beklaagden zich niet over elkander en dank zij hun vernuftig verdrag, bleven ze el kander liefhebben en tegelijk hun neus behou den. S. N. V. 62 Aha. En weet hij dat? Nu, dat weet ik niet zeker, zei ze peinzend. Hij zou het moéten weten, maar het is zoo'n onnoozele hals. Toen was het, dat Anstey den grootsten schok kreeg van zijn heele leven. Hij ontdekte heel opeens, dat haar oogen vol tranen stonden. Voor de eerste maal sinds vele jaren verloor hij bijna zijn hoofd. Misschien heeft hij gewacht, meende hij, terwijl hij zijn stem het dalen; en tot zijn ver bazing bemerkte hij, dat ze niet zoo vast klonk, als anders. Ik vrees van niet, antwoordde zij. Hij zag om zich heen. Als hij nu maar hier was! zeide hij. Zou men een gunstiger gelegenheid kunnen be denken? Een April-morgen, zonneschijn, bloe men alles in de lucht, om hem te doen ver geten, dat hij een oude heer is, en niet ver dient Zij hief haar vochtige oogen tot hem op. Ik zou niets kunnen zeggen, prevelde zij, als hij niet héél dicht bij me was Ernestine koos een pas-afgezaagden boom stronk uit, veegde zorgvuldig het zaagsel weg en ging zitten. Maurice koos een anderen stronk en stak een sigaret op. Maar dan kwa men zij tot het besluit, dat zij te ver van el kaar af waren en kozen een stronk waarop ruimte was voor twee. Ernestine rolde een plan uit en terwijl zij nu en dan naar het bosch van steigerpalen, links van hen, keek, trachtte zij uit het onvoltooide gebouw wijs te worden. Maurice sloeg haar glimlachend gade. Elwyn, riep ze uit, je moet me niet uit lachen. Bedenk, dat dit mijn eerste poging is, om iets te doen dat de moeite waard is, om te doen; en natuurlijk heb ik er ook zin ln. Weet je zeker, dat we genoeg slaapkamers zul len hebben? Genoeg, om mee te beginnen, in ieder geval, antwoordde hij. We kunnen er altijd bijbouwen. Zij keek nog eens naar dat bosch van palen en naar de langzaam oprijzende muren, door wier holle vensters men het dal beneden kon zien. Men kan bouwenprevelde zij, men kan altijd bouwen. Maar bedenk eens, Elwijn. wat een hoop tijd ik verknoeid heb, vóór ik jou kende! Ik had zoo véél kunnen doen. Hij glimlachte geruststellend. Er is tijd in overvloed, verklaarde hij. Beter laat beginnen, maar dan op stevigen grondslag, zie je. Anders vrees ik, zouden ver scheidene van de huizen, die ik daar zet, even gauw tegen den grond komen, als ze worden opgetrokken. Weet je bijvoorbeeld nog wei, noe ik al je menschen hier stormenderhand win nen wou? Zij glimlachte. Tochben ik blij, dat je het kwam probeeren, zei ze zacht. Die afschuwelijke opperman staat naai ons te kijken, Elwyn. Ik kijk den anderen kant uit. Hij is nu weg, zei Maurice, terwijl hij zijn arm om haar middel sloeg. Lieveling, luis ter eens. Ik geloof niet, dat men goed kan bou wen, als men alleen is. Het is een koud ge bouw, als het af is dat leven, opgebouwd door een eenzaam man.Ik mag ons paleis lie ver zien, Ernestine. Ik zou wel eens willen weten, wat nu eigenlijk mijn deel is? vroeg ze. Iedere kamer heeft versiering noodig, antwoordde hij, en dat kan één man niet af, Ernestine. Herinner je je wel dien ouden schrijver, die zei, dat schoone gedachten de heerlijkste schilderijen waren, om aan de wan den te hangen? Denk eens aan de komende lente, als we de kinderen uit die ellendige stad zullen hooren heen en weer rennen in de bos schen, en stoeien en bloemen zien plukken zie je, hoe die sleutelbloemen al afsteken te gen het groene mos? Ernestine stond op. Ik moet er werkelijk een paar gaan pluk ken, zei ze. Maar hoe staat het dan met de fazanten, Erwyn? Hij lachte. Ik zal nog sport genoeg vinden, wees daar maar niet bang voor, antwoordde hij, zonder dat ik die kleuters hier vandaan hoef te hou den. Wel, het land hoort aan hen! Het is hun geboorterecht, niet het onze. Zij wandelden naast elkander voort. De grond was nog zacht van de winterregens, maar over al kwam het zonlicht binnen, over de open ruimte en tusschen al die twijgen met teer, ontluikend groen. De bodem was bezaaid met sleutelbloemen en op ieder beschut plekje groei den viooltjes. Een zachte Westenwind woei hun in het ge zicht, toen zij op den landweg uitkwamen. Be neden hen lag het dal, waarover een vage, blauwe nevel lag uitgespreid. Overal om hen heen klonk het gezang der vogels, en de toene mende geluiden van het ontwakend voorjaar. Charles Bell kwam voorbijdraven, en hield een oogenblik zijn paard in, om over het een of ander te spreken in verband met 't landgoed. Beste groeten aan Letty, zei Ernestine vriendelijk, oen hij wegreed. Dan wendde zij zich tot Maurice. Charles Bell is een klein hoekje in je huis, merkte zij op. In ons huis, protesteerde hij. Ik zou nooit, meer naar hem omgezien hebben, als hy niet zijn eigen redding bewerkt had. Als hij tien minuten later by me gekomen was Zy greep hem bij den arm. Toe, neen! smeekte zy. Hy lachte. Tob toch niet altyd door akelige onmoge- lykheden, zeide hy. De man, die je van mij zou kunnen afhouden, moet nog geboren wor den. Gaan we over de heuvels naar huis, of zyn je schoenen te dun? Hy wierp het hek open, en zy gingen er door, om dan aan den anderen kant af te dalen langs den breeden, begroeiden wandelweg, die bezaaid was met gryze rotsstukjes, en begrensd werd door struiken, die geel zagen van bloesem. Zij liepen langs den zoom van het dennenbosch, en staken vervolgens de lagere heuvelreeks over, om het huis langs den achterkant te be reiken. Ernestine lachte zachtjes, toen zij langs die groene laan gingen, want haar ge dachten gingen terug naar een stormachtigen "avond, toen zij bevend voortgesneld was, een nieuwe wereld in. Zij klemde zich vast aan den arm van haar echtgenoot. Hier ben ik ééns gegaan, lieveling, op een stormachtigen avond om met myn gedachte by jou te zijn Hy boog zich over haar heen, en kuste haar op de lippen. Ik heb ook eens rozen gevonden, merkte hij op. Daar ben ik vreeselyk door in de war geweest. Het was zoo'n wonderschoone avond, zei ze stemmig. Zij liepen recht de tuinkamer in, hetgeen wel wat onbescheiden was en Ernestine gaf een gilletje. May! riep ze uit. May, jy slechte meid! De beide vrouwen gingen samen weg, na tuurlijk, om het geval te bespreken, en An stey en Maurice bromden iets, wat nauweUjks verstaanbaar was en keken elkaar dan verle gen aan. Zin in een partytje biljarten? stelde Mau rice voer. Accoord! antwoordde Anstey overgelukkig. EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9