D e geest van Ouchy
Zuivelbedrijf en wereldcrisis
Prikkeldraad
Eu de millaoeiiee
Slim
DONDERDAG 29 SEPTEMBER
ZONDER LICHT GEREDEN
Dr. C. VERBEEK O.Carm.
Veertigjarig professiefeest
UIT DE TEXTIEL
VERGADERING F.N.Z.
Rede van Dr. Posthuma
Rapport Weiter en Landbouw
Bezuinigingen
Vele bezwaren
De Nederlandsche zuivel-
afzet in de toekomst
Rede ir. H. H. Joustra
Rede ir. B. Gerritsen
Rede ir. A. Sevenster
Margarineprijs verhoogd
IN RUSSISCHEN
STAATSDIENST
Verlof aan ingenieur geweigerd
VLASNIJVERHEID
De nieuwe steunregeling
Het „Wilhelmus" en de Jaszband
Zooals men weet, wil minister De Geer
de zoo hoog noodige „middelenver
sterking" vinden méde door geduren
de één jaar 30 opcenten te heffen op alle
invoerrecnten en op den bieraccijns, welke
beide heffingen tezamen een bedrag van
36 millioen zullen moeten opleveren.
Dit voorstel heeft wat overigens heel
begrijpelijk is terstond heel wat kritiek
uitgelokt.
Het liberale „Handelsblad" ging vóór met
de voorspelling, dat door dergelijke maatre
gelen het nog niet eens van stapel geloo-
pen verdrag van Ouchy reeds bij voorbaat
„getorpedeerd" zou worden; immers: het
voorstel om het algemeen tarief van in
voerrechten te verhoogen van 10 op 13 pet.
ging, zoo heette het, lijnrecht in tegen de
overeenkomst van Ouchy met België en
Luxemburg.
Het blad scheen het ministerieele voorstel
aanvankelijk echter niet goed gelezen te
hebben; even later toch kwam het
op zijn wat overhaast uitgesproken mee
ning terug:
„Bij herlezing van het inmiddels versche
nen wetsontwerp betreffende deze tijdelijke
heffing, blijkt ons nu, dat de regeering de
andere partijen van het verdrag van Ouchy
van deze tariefsverhooging wil vrijstellen,
zoodra dit verdrag, dat nog niet geratifi
ceerd is, in werking zal zijn getreden. Die
zelfde vrijstelling zal gelden voor andere
landen, die eventueel tot het verdrag van
Ouchy zullen willen toetreden, met dien
verstande, dat ook voor die landen de vrij
stelling eerst ingaat wanneer het verdrag
voor hen in werking treedt.
Wij moeten dus onze qualificaties: kapi
tale fout en inconsequentie deels terugne
men."
Wat natuurlijk niet wegnam, dat het blad
zich blééf kanten tegen het voorstel, en wel
met de motiveering, dat dit ontwerp het
streven naar lager levensniveau en naar
lagere levenskosten belemmerde.
Al had dus het vrijhandelsblad zijn
veroordeeling van het ontwerp als
't verdrag van Ouchy torpedeerend
terugenomen, dr. Colijn nam het ver-
oordeelend vonnis volgaarne óver in de re
devoering, welke hij de vorige week op de
jaarvergadering der anti-revolutionnaire
propagandisten hield; dr. Colijn blééf de
bedoelde bepaling in strijd achten met het
geen de regeering beoogde door het afslui
ten van het Ouchy-verdrag; hij sprak daar
o.a.:
„Het wetsontwerp voorziet in de vraag:
hoe is het te rijmen met het verdrag, door
te bepalen: zoodra het verdrag in werking
treedt, zal de wet niet gelden voor het ver
keer tusschen Nederland en België. Dan zou
dus voor alle landen, ook voor die, waarmee
een meestbegunstigingsverdrag is gesloten,
13 pCt. geheven worden, voor België zou het
eerst 9, later 8 pCt. zijn. Een kind kan be
grijpen, dat onder die omstandigheden van
het verdrag niet veel komt en dat dus de
Nederlandsche Regeering in September tor
pedeert een maatregel, die ze in Juli geno
men heeft, ter verbetering van den econo-
mischen toestand, een maatregel, die door
de geheele wereld werd toegejuicht."
Wij zijn er niet zoo heel zeker van, dat
„een kind" de zaak zal begrijpen, zóó als de
heer Colijn zulks wenscht: een maatregel,
als thans door de regeering voorgesteld,
valt natuurlijk onder de uitzonderingsge
vallen, waarin het verdrag voorziet, maar
bovendien heeft de regeering nog uitdruk
kelijk gestipuleerd, dat de maatregel niet
zal gelden voor de landen, betrokken bij
het verdrag van Ouchy, wanneer dit ver
drag eenmaal in werking getreden zal zijn.
Dat zulks tot moeilijkheden kan en zal
leiden met andere Staten, die daarin een
aantasting zullen zien van het meestbegun-
stigingsrecht, het worde erkend, maar
daarom behoeft men nog geen torpedeering
van het Ouchy-verdrag te vreezen.
We zouden haast zeggen: integendeel!
Naarmate het Ouchy-verdrag meer voor
deden biedt, zal de animo voor derden, om
tot het verdrag toe te treden, ook grooter
worden.
Waar dan echter weer tegenover staat,
dat bij een al te drukken „run" naar het
verdrag van Ouchy de regeering haar doel
met dezen maatregel millioenen te
„vinden" door middel van verhooging der
invoerrechten juist niet of niet genoeg
zaam bereiken zal.
Of wij op de voorgestelde verhooging
van invoerrechten, welke wel wat
eigenaardig „fiscaal" aandoet, dan
zoo gecharmeerd zijn?
Geenszins!
Iedere nieuwe handelsbelemmering is te
betreuren, vooral wanneer deze tevens het
leven in het binnenland nog duurder dreigt
te maken.
En véél valt er o.i. te zeggen voor de „vra
gen" van dr. Colijn, of een verhooging van
den tabaksaccijns niet doelmatiger zou zijn,
en of, a's men daarmee geen 26 millioen
kan krijgen, niet daarnaast de invoering
van een coupon-belastipg kon worden ter
hand genomen.
Wij meenen hieraan echter nog een an
dere vraag te moeten toevoegen,n.l. deze: of
nog afgescheiden van de verhooging der
invoerrechten de beide plannen van den
heer Colijn tóch al niet in ernstige overwe
ging genomen zullen moeten worden.
De begrooting toch is nog lang niet slui
tend en er kunnen zich nog heel wat tegen
vallers aanmelden.
Desniettemin: het ware te wenschen, dat
de verhooging der invoertarieven ons en
het buitenland! bespaard kon blijven;
het zou ons wellicht voor veel wederwaar
digheden behoeden.
Maar als deze verhooging niet gemist
kan worden, laten wij ons tegenover het
buitenland dan ook niet al te wankelmoe
dig, niet te vreesachtig toonen; het is er
waarachtig de tijd niet meer naar, op dit
gebied angstvallig alle mogelijke égards in
acht te nemen. Men denke maar eens aan
wat Duitschland nu weer tegen ons in het
schild voert!
Meestbegunstiging, geest van Ouchy,
't zijn allemaal mooie dingen, maar
de Staat kan er zijn rekeningen niet mee
betalen!
En dat is toch allereerst noodig!
De hemmetjes zijn weer bij de Staten-
Generaal gearriveerd.
Men weet toch wat de hemmetjes zijn?
Telken jare bij den ingang van het nieuwe
parlementaire seizoen krijgen de wetsont
werpen, die nog niet door de Tweede Ka
mer zijn afgedaan, die dus nog behandeld
moeten worden, een schoonen omslag.
Deze omslagen heeten in het parlemen
taire leven „De hemmetjes".
Dus:
hoe langer een wetsontwerp blijft
liggen, hoe meer hemmetjes het heeft
aangetrokken.
Het is de gewoonte van de meeste leden,
om, als het nieuwe, frissche hemmetje ar
riveert, het oude, afgedragene, weg te
gooien. Maar wij hebben leden gekend, die
alle ouwe hemmetjes lieten zitten, en som
mige patiënten hadden zoodoende door de
rustkuur een geweldige corpulentie gekre
gen.
„De Avondpost", waaraan wij dit stukje
ontleenen, heeft eens nagegaan, welke ont
werpen de meeste hemmetjes hebben ge
kregen.
„De hemmetj es-kampioen is het wetsont
werp houdende maatregelen tot regeling
der administratieve rechtspraak. D i t
draagt 30 hemmetjes: het werd
dus ongeveer 30 jaar gele
den ingediend. De kampioen wordt
op den voet gevolgd door een ander ont
werp inzake de invoering der administra
tieve rechtspraak met 27 hemmetjes. En
dan komen de wijziging der Hinderwet (25
hemmetjes); de voorziening tegen water
verontreiniging (22 hemmetjes); de Zon
dagswet (14 hemmetjes); de wijziging der
Begrafeniswet (14 hemmetjes); de instel
ling van Gezondheidsdiensten (13 hemme
tjes); de ratificatie van Washington inzake
den arbeidsduur (13 hemmetjes); de wij
ziging der Zee-ongevallenwet (12 hemme
tjes). De rest laten wij nu maar sluimeren.
Er zijn er onder deze verpleegden in het
sanatorium der Tweede Kamer eenige van
belangwekkenden aard.
De nieuwe Zondagswet bijvoorbeeld, die
al een rustkuur van 14 jaar doet; en de wij
ziging der Begrafeniswet, die al even-lang
wordt vetgemest.
Deze twee patiënten hadden er eigenlijk
al lang uit moeten zijn, en er is dan ook
dikwijls door allerlei kennissen naar hen
gevraagd, maar de naaste familie heeft ze
liever niet thuis, omdat ze bang is hevige
onderlinge ruzies te verkrijgen over de ver
dere lotsbestemming van de beide bloed
verwanten, en dus blijven ze maar rustig in
het pension-Binnenhof.
En:
het volgend jaar krijgen ze fijn weer een
nieuw, frisch hemmetje aan
Door marechaussee doodgeschoten
Voor den Krijgsraad te 's-Hertogenbosch,
werd de behandeling voortgezet van de straf
zaak tegen L. H. S„ uit Thom, 41 jaar,
marechaussee te Sittard, beklaagd van dood
door schuld. Op 6 September werden 7 ge
tuigen gehoord.
Op 15 Mei 1932 wandelde beklaagde met zijn
meisje te Obbicht, Zuid-Limburg. Daar pas
seerde in het duister, een wielrijder, die geen
licht op had. Beklaagde sommeerde tot „halt
houden", doch de man, genaamd Van dei-
Wouw, keek om, riep een ruw woord en
maakte zich uit de voeten. Beklaagde vloog
hem per rijwiel na en het werd een wilde
vlucht, waarbij beklaagde, die nogal corpu
lent is, het moest afleggen. Hij schoot toen
tweemaal den wielrijder na, waarbij het tweede
schot doodelijk was en Van der Wouw op de
plaats waar hij neerstortte, onmiddellijk over
leed.
Beklaagde ontkende den wielrijder te hebben
willen treffen, hij wilde hem door de schoten
schrik aanjagen en tot afstappen dwingen
De marechaussee was in de meening, dat de
wielrijder een misdrijf had gepleegd of iets
kwaads nog in het schild voerde.
De aud.-mil. was van meening, dat er geen
aanleiding bestond, om zóó roekeloos op te
treden, tegen iemand, die zonder licht reed,
dat het den man de dood moest kosten. Mis
schien kwam hij van de kermis en was hij
wat laat heen gegaan. In Limburg vooral is
over deze zaak veel stof opgewaaid en ook de
aud.-mil. vindt het geval zeer tragisch. We
gens dood door schuld, luidde de eisch tegen
beklaagde 3 maanden gevangenisstraf met
verlaging van rang.
De verdediger, mr. E. van ZinnicqBerg-
mann, Den Bosch, stelde beklaagde in het
gelijk, omdat hij met de hem ten dienste
staande middelen gehoorzaamheid eischte aan
het gezag. PI. betreurde het, dat het geval
zoo'n ongelukkig verloop had en pleitte vrij
spraak, subs, lichtere straf.
De Krijgsraad beraadslaagde in raadkamer
en veroordeelde beklaagde conform den eisch.
Beklaagde teekende hooger beroep aan.
In de rectorale kerk St. Jozef te Oss droeg
Pater dr. Cyprianus Verbeek, oud-provinciaaï,
prior van het Carmelietenklooster te Oss, Dins,
dagmorgen om acht uur aan het rijk versierde
hoofdaltaar de H. Mis van dankbaarheid op
met assistentie.
Het Schola cantorum der paters zong de
Gregoriaansche Mis. Velen naderden tot de H.
Tafel.
In de koorbanken zat bij zijn confraters
prof. dr. Titus Brandsma, rector-magnificus
der R. K. Universiteit te Nijmegen.
Burgerwachten
Provinciale schietwedstrijden voor Burger
wachten in Noord Holland gehouden op de
nieuw aangelegde schietbanen te Overveen.
Afdeeling A Veteranen-Klasse:
1. Amsterdam I, 254 pnt in 133 sec.; 2. Laren,
252 pnt in 141 4/5 sec.; 3. Bloemendaal I, 252
pnt in 145 sec.
Beste schutter C. J. Tysee, Amsterdam. Waar
deering 10 X 28 280.
Klasse A.
1. Amsterdam I, 265 pnt in 129 sec.; 2. Haar
lem I, 233 pnt in 142 sec.; 3. Alkmaar I, 232 pnt
in 139 sec..
Beste schutter H. J. Brogt, Amsterdam. Waar
deering 11 X 23 253.
Klasse B.
1. Alkmaar I, 252 pnt in 183 sec.; 2. Velsen,
248 pnt in 183 1/5 sec.; 3. Limmen, 244 pnt. in
159 2/5 sec.
Beste schutter J. Vos, Blaricum. Waardeering
13 X 25 325.
Klasse C.
1. Haarlem I, 243 pnt in 190 1/5 sec; 2. Laren I
235 pnt. in 1701/5 sec.; 3. Enkhuizen II, 235
pnt. in 194 sec.; 4. Blaricum, 232 pnt. in 185 3/5
sec.; 5. Heiloo I, 230 pnt. in 196 3/5 sec.
Beste schutter C. Ruiten van Enkhuizen.
Waardeering 10 X 34 3/5 346.
Personeele wedstrijd afdeeling A. Veteranen-
Klasse.
1. C. J. Tysse, Amsterdam, 56 pnt. in 28 sec.;
D. N. O. Vos de Mooy, Amsterdam, 56 pnt. in
28 2/5 sec.; 3. E. G. de Ruyter, Amsterdam, 56
pnt. in 29 sec.; 4. P. Langendonk, Bloemendaal,
56 pnt. in 29 4/5 sec.; G. H. Luttik, Haarlem,
54 pnt. in 26 1/5 sec.
A.-Klasse.
1. H. J. Brogt, Amsterdam, 55 pnt. in 23 sec.;
2. H. Sierker Jr., Amsterdam, 54 pnt. in 28 sec.;
3. C. G. Milden, Amsterdam, 54 pnt. in 30 sec.;
4. O. J. Keysen, Haarlem, 53 pnt. in 29 sec.
B.-Klasse.
1. H. Kreeft, Amsterdam, 56 pnt. in 33 sec.;
2. J. Zentveld, Alkmaar, 56 pnt. in 40 sec.; 3.
H. Metselaar, Limmen, 55 pnt. in 34 1/5 sec.
C.-Klasse.
1. C. Ruyter, Enkhuizen, 56 pnt. in 34 3/5 sec.;
2. A. J. Borgstede, Haarlem, 55 pnt, in 45 sec.;
3. M. Klaver, Heilo, 54 pnt. in 38 sec.; 4. W.
Vorstelman, Velsen, 54 pnt. in 38 sec.
De uitslag vrije wedstrijden is als volgt. Vaste
Baan A:
H. P. Spoor, Haarlem, 146 pnt.; 3. J. W. Fransoo,
Amsterdam, 145 pnt; 4. L. Rigter, Blaricum,
1. P. Langendonk, Bloemendaal, 146 pnt.; 2
144 pnt.
Vaste Baan B.
1. W. Vijn, Opperdoes, 139 pnt; 2. J. H. v. d.
Eisen, Haarlem, 138 pnt; 3. A. Oomen, Blaricum,
136 pnt.
Vrije Baan A.
1. J. W. Fransoo, Amsterdam, 90 pnt. 4 x 30,
11 X 29; 2. P. Langendonk, Bloemendaal, 95 pnt.
4 x 30, 10 X 29; 3. N. Sjerp Sr., Amsterdam,
90 pnt. 4 X 30; 4. H. P. Spoor, Haarlem, 90 pnt.
2 x 30.
Vrije Baan B.
1. J. H. v. d. Eisen, Haarlem, 87 pnt., 5 X 28;
2. A. Oomen, Edam, 87 pnt., 4 X 28; 3. G. J.
Rigter, Blaricum, 87 pnt., 1 X 27; N. Broers,
Bloemendaal, 86 punten.
Geluksbaan kunstvoorwerpen)
1. C. Mooiekind van Bloemendaal met 42 pnt.
2. A. W. Koelemy van Bloemendaal, met 39 pnt.
3. J. G. Vaars van Haarlem met 38 pnt. 4. J.
Kos Bz. van Blaricum, met 37 pnt. 5. G. M.
Boersma van Amsterdam, met 37 pnt. 4 en 5
loten. b.l.s. 5 6. C. C. Woltering van Haarlem
met 37 pnt. b.l.s. 4. 7. B. v.d. Kamp van Laren
met 36 pnt. b.l.s. 4; 8. P. Louis van Haarlem
met 36 pnt. b.l.s. 2; 9. A. Jansen van Bloemen
daal met 35 pnt. 10 C. Boog van Laren met
33 pnt.
Voor den eindwedstrijd D XII, die dit jaar
op de banen te Rotterdam, Kralingscheweg 238,
op 8 en 9 October a.s. zal gehouden worden, zijn
door het Prov. Comité de volgende schutters
uit de veteranenklasse aangewezen:
1. E. G. de Ruyter van Amsterdam, Kring
54 pnt. in 27 sec. Extra wedstrijd Prov. 57 p. in
25 2/5 sec., totaal 111 p. in 52 2/5 sec.
2. Ch. F. Visse van Bloemendaal, Kring 55
pnt. in 29 sec. Extra wedstrijd Prov. 55 pnt. in
26 sec. Totaal 110 p. in 55 sec.
3. C. J. Tysze van Amsterdam, Kring 51 p. in
26 sec. Prov. 56 p. in 28 sec. Totaal 107 p. in
54 sec.
4. O. Schut van Amsterdam. Kring 54 p. in
27 sec. Prov. 53 p. in 27 2/5 sec. Totaal 107 p.
in 54 2/5 sec.
5. C. H. Luttik van Haarlem, Kring 52 p. in
26 2/5 sec. Prov. 54 p. in 26 1/5 sec. Totaal 106
p. in 52 3/5 sec.
Reserven
1. R. de Boer van Velsen, Kring 53 p. in
23 4/5 sec. Extra wedstrijd Prov. 53 p. in 22 1/5
sec. Totaal 106 p. in 46 sec.
2. N. Sjerp Sr. van Amsterdam, Kring 54 p.
in 26 sec. Extra wedstrijd Prov. 52 p. in 26 4/5
sec. Totaal 106 p. in 52 4/5 sec.
3. C. Boog van Laren, Kring 52 p. in 30 sec.
Prov. 54 p. in 29 2/5 sec. Totaal 106 p. in 59 2/5
sec.
4. G. Mooiekind van Bloemendaal, Kring 55
p. in 24 sec. Prov. 49 p. in 30 sec. Totaal 104 p.
in 54 sec.
De directie van de Kon. stoomweverij, -bleeke-
rij en -spinnerij te Nijverdal heeft 'n zeer ingrij
pende loonsverlaging in het vooruitzicht gesteld,
welke aanstaanden Maandag zou ingaan.
De fabriekscommissie heeft, mede als het ge
voelen van hoofd- en afdeelingsbesturen van St.
Lambertus en Unitas, aan de directie kenbaar
gemaakt, dat zij deze aldus aangekondigde
loonsverlaging niet voor bespreking vatbaar acht.
Woensdag vergaderde in „Tivoli" te Utrecht
de algemeene Nederlandsche Zuivelbond.
Na den overleden onder-voorzitter, den heer
J. J. C. Ament te hebben herdacht, heette de
voorzitter, dr. F. E. Posthuma verschillende
officieele gasten welkom o.w. de vertegenwoor
diger van den Minister van Economische Zaken,
Ir. Th. Mansholt, Dr. A. J. Swaving, adviseur
van den Landbouw, Prof. Dr. H. C. L. Berger,
directeur van den Veeartsenijkundigen Dienst,
mr. J. J. Wintermans, inspecteur van het
landbouwonderwijs, L. Brückmann, Regeerings-
commissaris voor de uitvoering der Crisiszuivel-
wet, dr. H. E. van Sillevoldt, directeur van het
Rijkszuiveistation, de Rijks landbouwconsulen-
ten in Frankrijk, Engeland en Duitschland en
vertegenwoordigers van verschillende zusteror
ganisaties.
Hierna sprak dr. Posthuma over het
Er zijn oogenblikken, waarin het feit, dat men
tot daden komt van oneindig meer belang is
dan het staan in de verzekerheid, dat de daad
waartoe men besloot op dit oogenblik ook
waarlijk de meest juiste is.
Waar mogelijk en op meer dan één wijze
is men tot daden gekomen. Elk besluit om
iets te doen heeft ook waarde, omdat het velen,
dit het moailijk hebben, een hart onder den
riem steekt en op hun beurt weer tot grooter
krachtsinspanning prikkelt,
In dit licht nu, meen ik, ook met u te moe
ten bezien de opdracht, die aan de veelbespro
ken Commissie- Wextei werd verleend en ook
de critiek die op haar rapport voor en na
ook wel in onze kringen wordt gehoord.
Het rapport bestaat uit twee deelen. In het
eerste deel dat vrij kort is wordt voor
alle hoofdtakken van het bedrijfsleven nage
gaan, in welke mate en op welke wijze zij door
de crisis worden getroffen, terwijl besloten
wordt met een beschouwing van den algemee-
nen economischen toestand in Nederland,
waarin mij zeer belangrijk lijkt de opmerking:
dat het aanbeveling verdient, niet voor de
waarheid uit den weg te gaan, doch ruiterlijk
te erkennen dat de Nederlandsche volksge
meenschap zich op het oogenblik in een toe
stand bevindt, die krachtig ingrijpen in hare
huishouding noodzakelijk maakt.
Bk wordt op gewezen, dat Nederland, typisch
vrijhandelsland, welks economische structuur
gebaseerd is op den onbelcmmerden in- en
uitvoer van alle producten, op dit oogenblik in
zijn bestaansmogelijkheid wordt bedreigd en
in de positie van een zooveel mogelijk „self
supporting country" gedrongen. Aangetoond
wordt tegelijk hoe Nederland bij een dergelijke
„zelfgenoegzame" productie niet leven kan en
de hoop, ja, de stellige verwachting wordt uit
gesproken dat het daartoe ook bij andere lan
den nimmer zal komen, omdat tot heden geen
enkel land allen invoer uit het buitenland
weren kon.
Nadat de kwaal, waaraan Nederland lijdt,
geteekend is, wordt geconstateerd dat de pu
bliekrechtelijke organen zich in haar uitga
ven een aanzienlijke beperking dienen op te
leggen. Haar inkomen toch is rechtstreeks uit
dat van de volksgenooten afgeleid en voor
den Staat is het onafwijsbare plicht om het
cijfer der begrooting d?t in een periode van
welvaart tot ruim 600 millioen
Ziedaar de korte inhoud van het eerste deel
van het rapport, het deel, waarin de kwaal is
aagewezen en de noodzakelijkheid van krach
tig ingrijpen aangetoond.
Het moeten wel ingrijpende voorstellen zijn,
waartoe de Commissie-Weiter is gekomen, wan
neer men let op de oppositie, die reeds het
hoofd opstak.
Inderdaad is dit het geval en ik kom daar
mede tot het tweede deel van het rapport. De
Commissie heeft gemeend, hare taak aldus te
moeten opvatten, dat zij alleen maar adviseert
tot verlaging van het peil der uitgaven met
handhaving dus voor zooveel mogelijk van het
geen bestaat, met instandhouding van de or
ganisatie der diensten en administraties, die de
Staatstaak uitvoeren.
Na de meer algemeene bezuiniging worden
vervolgens de verschillende departementen af
zonderlijk onder de loupe genomen.
Wij zullen in hetgeen volgt onze aandacht nu
bepalen tot hetgeen t.a.v. den landbouw wordt
voorgesteld.
Ook weer omdat wij „onszelf het naast zijn'
kunnen wij met instemming kennis nemen van
de algemeene opmerking, die aan de voorstellen
voorafgaat, dat de diepe depressie, welke de
landbouw thans doormaakt en welke het noodig
maakt, alle krachten in te spannen om dezen
gewichtigen tak van volksbestaan te steunen ezi
te schragen te nemen, waarvan kan worden
weerhouden, bezuinigingen in overweging te
nemen, waarvan kan worden verwacht dat zij
schade zou kunnen doen aan de belangen van
den landbouw of het ambtelijk apparaat zou
den kunnen aantasten, dat die belangen moet
dienen.
Verder onthoudt de Commissie zich ook hier
van reorganisatievoorstellen. Zij laat dus bui
ten beschouwing het zeer belangrijke vraagstuk
van de inkrimping der rechtstreeksche Staats
bemoeiing met den landbouw. Belangrijke be
zuiniging zou aldus de Commissie moge
lijk zijn door inschakeling van bestaande of in
het leven te roepen particuliere of pbliek-
rechtelijke organisaties.
Dat dit punt, dat de Commissie thans wem
men laat, de volle aandacht en nauwgezette be
studeering in onze kringen ten volle waard is,
behoef ik u nauwelijks te zeggen.
Het zal geen verwondering wekken, dat de
bezwaren tegen de voorstellen, in het rapport-
Weiter vervat, in de eerste plaats komen van
hen, die onmiddellijk in hun beurs worden
getroffen. Bij het greote leger van ambtenaren
en werklieden, die door de voorgestelde salaris-
korting zullen worden getroffen en ten deele
zullen moeten afvloeien is van instemming
met de voorstellen geen sprake. Men spreekt
van een aanslag op de bestaansmogelijkheid.
Van onbillijkheid hierin gelegen, dat een deel
van het volk, de ambtenaren en werklieden, die
door salariskorting worden getroffen alleen de
lasten zal dragen, die aan geheel het volk dien
den te worden opgelegd. Het verlagen der in
komens van een groot aantal personen vordt
averechtsche bezuiniging geacht, omdat de
koopkracht van een groot aantal personen ver
mindert en vele kwijnende bedrijven men
denkt aan land- en tuinbouw, aan den midden
stand daarvan opnieuw schade zullen on
dervinden. Het verzet wordt sterker, als week
na week in een deel van de pers wordt betoogd,
dat de Staat over alle middelen beschikt om
nieuwe bronnen van inkomsten aan te boren
en als wordt voorgerekend, dat een sluitende
begrooting zeer wel valt te bereiken zonder dat
de ambtenaren daarvoor bloeden moeten.
Men geloove van mij niet dat ik geen open
oor zou hebben voor menige gerechtvaardigde
klacht, die onder de luidruchtige stemmen valt
te beluisteren.
Ook sluit men de oogen niet voor het feit,
dat de prijzen van vele eerste levensbehoeften
in de laatste jaren in die mate zijn gedaald,
dat de aandrang tot loonsverlaging daarin
krachtige steun vindt, dan dient nog aller
eerste de vraag te worden gesteld of alle loonen
ook op een behoorlijk peil stonden vóórdat de
daling der index-cijfers intrad. Men mag vragen
of dan voor de groote massa inderdaad altijd
noodzakelijk is, dat zij leeft aan de uiterste
grens van het bestaansmuinimum. Ik ben van
meening, dat in het algemeen genomen, wat de
salariëering van zijn personeel betreft, de
Staat het geld niet over den balk heeft ge
gooid. Als sprake komt van verkwisting in den
Staatsdienst dan hebben wij eerder te denken
aan die andere zijde van het vraagstuk, waar
aan de Commissie haar aandacht heeft gewijd,
de vraag of in vele bureaux de bezetting niet is
overdreven. Dat men hier en daar wel met
minder personeel toe kan, staat voor mij vast
Dat de Commissie hare taak niet heeft uitge
breid niet kon uitbreiden wellicht tot
een onderzoek naar de vraag, in hoeverre op
menig terrein de Staat kan plaats maken voor
de organen van het particulier initiatief is te
betreuren, aangezien hier zonder twijfel een
zeer belangrijk terrein voor bezuiniging braak
ligt.
Het vasthouden aan den eisch tot bezuini
ging, óók door salarisverlaging, dient naar mijne
overtuiging niet te geschieden met heenwijzen
naar salarissen, die in het algemeen zoo hoog
zouden zijn. Veelmeer zal men zich moeten
beroepen op droeve noodzaak.
Wat den landbouw aangaat, ik heb u aan
getoond, dat deze waarlijk niet in het hoekje
zit, waar de meeste slagen vallen. Toch ont
breekt ook hier de critiek niet. Natuurlijk is
ook dit menschelijk en op dien grond kan ik
mij dan ook begrijpen, dat er protesten zijn
opgegaan tegen beknibbeling op het subsidie
voor lagere landbouw-scholen en tegen het voor
nemen om het Rijksbureau voor Ontwatering op
te heffen. Groote landbouw-belangen zoo
heet het in deze en dergelijke gevallen staan
hier op het spel en de vraag wordt gehoord of
voorstellen om tot dergelijke ingrijpende bezui
niging te geraken niet door afzonderlijke com
missies, door ofzonderlijke adviseurs behoorden
te worden getoetst aan wat men algemeen of
bijzonder landbouwbelang acht.
Ongetwijfeld zou men elk voorstel op deze
wijze kunnen behandelen. Dat het dan maan
den, wellicht jaren zou duren eer men eindelijk
tot daden komt, zal deze of gene, lettende op
een bijzonder groeps- of streekbelang, wellicht
nog zoo erg niet vinden. Wie echter met
voorbijzien van kleine en bijzondere belan
getjes waarlijk oog toont te hebben voor de
groote belangen, die op het spel staan en
overtuigd is, dat de dag der kleine dingen
voorbij is, die zal zich met mij keeren tegen
elke behandeling, waardoor aan het ernstig
streven naar bezuiniging en versobering, waar
van het rapport-Weiter getuigenis geeft, en
dat bij de Regeering aanwezig is, moeilijkheden
in den weg worden gelegd. Men vergete niet, dat
bezuiniging op alle niet strikt noodzakelijke
uitgaven van den Staat voor den noodlijden
den landbouw ook een belofte inhoudt van
meer kans op steun, waar deze werkelijk noodig
zal blijken.
De beteekenis van het rapport-Weiter ligt
voor mij vooral in het feit, dat de Regeering
den drang tot krachtige maatregelen in zich
heeft en het gevolg daarvan moet zijn, dat de
ernst van den toestand in breeder kring wordt
gevoeld. Laat ons daarom spaarzaam zijn met
onze critiek. De Regeering zal het niet gemak
kelijk hebben als zij de voorstellen der Com-
missie-Welter straks uitwerkt en doen zal wat
zij duren plicht acht. Onze als ordelijk bekend
staande landbouwbevolking moge aan de Re
geering daarbij een eerlijke kans geven en ook
op deze wijze medewerken om terugkeer* tot
regelmatige toestanden te verhaasten.
Ons de werkelijkheid onverbloemd voor oogen
te stellen is ook onze dure plicht en wij heb
ben er voor te zorgen, dat we ons niet ver-
loopen in al te gemakkelijke critiek, waardoor
de moeilijke taak, waarvoor onze Regeering
zich ziet geplaatst, alleen maar kan worden
verzwaard.
Na zijn openingsrede heeft dr. F. Posthu
ma in de ochtendzitting nog een bespreking
gehouden van de vraag: Waar blijft ons melk-
geld? In deze inleiding beantwoordde spr. de
vraag, waarom de bronnen, die het geld moes
ten opleveren, niet geheel zijn aangeboord.
De inleider is van meening, dat men den
consument niet durfde te belasten, zooals men
moest doen, wilde men het geld verkrijgen, dat
voor uitvoering van de wet noodzakelijk is.
Spr. is ten volle bereid om de moeilijkheden
der regeering te erkennen, doch hij dringt er
met de meeste klem op aan, dat de op
gewekte verwachtingen ten spoedigste werke
lijkheid worden. De boeren rekenen erop en de
boeren hebben er recht op (applaus).
De waarnemend secretaris deed hierop eeni
ge mededeelingen over de prijzen der zuivel
producten, over de uitvoering der crisis-tarwe-
wet, waaraan in het belang der boeren zoo
veel mogelijk moet worden medegewerkt.
In de namiddagzitting werd op de eerste
plaats het woord gevoerd door dr. Posthuma,
die een woord van welkom sprak tot Z. K.
Hooghreid Prins Hendrik.
Vanwege het Secretariaat van den Bond
leidde daarop drs. Eigenraam in het onder
werp:
De afzet van kaas op de internationale markt
is nog goed, omdat de gespecialiseerde aard
van het artikel ons een hechte positie heeft
geschonken.
De boter-export daarentegen is gedaald tot
2 K pet. van de in totaal op de wereldmarkt
gebrachte hoeveelheid.
Een der oorzaken van achteruitgang is de
contingenteering, maar een andere van niet
minder gewicht is: de prijsdaling. Speciaal in
Engeland is de boterprijs in goud op de helft
gedaald, vergeleken bij 1930. Met het oog op
het verbruik zoowel in binnen- als in buiten
land kan alleen prijsverlaging een oplossing
brengen.
Betreffende den kaasuitvoer kan worden ge
zegd, dat deze nog goed is wat kwantiteit be
treft; de prijs is slechter dan die van boter.
De melkproducten staan er beter voor.
Tot slot eischte spreker meer vrijheid voor
de handelaren binnen het raam van de crisis-
zuivelwet.
Nederland is bijzonder getroffen door de
overeenkomst tusschen Finland en Duitsch
land, waarbij Finland tot meestbegunstigde
werd verheven wat betreft boter-invoer. On
derhandelingen met Nederland en Denemarken
zijn nu in vollen gang, om dit onrecht weg te
nemen. Mochten deze onderhandelingen gun
stig afloopen, dan moet gedaan worden wat
kan, om het toegestane kwantum te leveren.
Daar echter in dit geval groote verliezen
zullen worden geleden, moet de boterhandel
georganiseerd worden. Spreker opent hier de
mogelijkheid den verkoop via het Crisis-Zuivel-
bureau te laten loopen.
Wat kaas betreft is de toestand onzeker,
vooral in verband met de Vrijdag genomen
contingenteeringsmaatregelen.
Tot slot spoort spreker aan nieuw afzetge
bied te zoeken.
Spreker gaf een uitvoerig overzicht van de
handelspolitiek van Engeland en de invoer
rechten geheven op zuivelproducten.
Dat de vraag naar boter in de toekomst niet
zal vermeerderen, terwijl de mindere soorten
kaas aan belangrijkheid zullen verliezen en de
betere soorten zich zullen handhaven is waar
schijnlijk.
Na een uitvoerige beschouwing over de ge
schiedenis van Frankrijks handelspolitiek in
zake zuivel, wijst spreker op de zoo juist inge
diende voorstellen tot verhooging van het in
voerrecht, en tot opheffing der contingentee
ring. Werden deze voorstellen wet, dan zal
dit voor ons wel nadeeiig zijn, vooral niet in
den zomer.
Wordt dezen winter ,de vraag naar boter
niet meer, dan is aanvoer overbodig voor een
groot deel.
Wat betreft kaasinvoer: hij is momenteel
zeer gunstig; de Fransche zuivelbereiders vra
gen geen vermindering van het kaas-contin
gent.
Mocht een herziening der handelsverdragen
aan de orde komen, dan kunnen groote moei
lijkheden ontstaan.
De Regeeringscommissaris van de Rijkscri-
siszuivel-centrale deelde mede, dat met in
gang van Maandag de margarine in den han
del zal kosten minstens 1.04 per K.G. Bo
vendien zal de uitkeering per liter melk met
y{ vet gebracht worden op 5% cent.
Na deze mededeeling sloot de voorzitter de
vergadering.
Men kan B.en W. van Amsterdam toch
een zekere slimheid niet ontzeggen.
De heeren hadden er nu eenmaal alles op
gezet om bij het trouwste en aanhankelijk
ste deel hunner onderdanen 'n beetje in
't gevlei te komen; ze wilden den werkloo-
zen communisten koste wat het koste
de gelegenheid geven om van hun steun
geld een reisje naar Den Haag te maken en
om in de residentie deii boel op stelten te
zetten
Dat daarbij ongelukken zouden gebeu
ren, kon een kind voorspellen; een agent
van politie rust dan ook al in zijn graf.
Geen enkele overweging heeft het college
van B. en W. echter kunnen weerhouden,
hun lievelingen een pleiziertje te gunnen.
Bijna was er op 't laatste moment een
kink in den kabel gekomen: d'r was in Den
Haag een minister, die roet in T fijne eten
wilde gooien.
Die minister stuurde n.l. dit telegram
naar de hoofdstedelijke regeering:
„Volgens courantenbericht zou door U
vrijstelling stempelen worden verleend
op 20 dezer voor reis 's-Gravenhage. Voor
geval bericht juist mocht zijn deel ik u
mede, dat ik vrijstelling stempelen ontoe
laatbaar acht. Reken er op, dat geen vrij
stelling zal worden verleend."
De heeren zullen bij eerste lezing wellicht
'n beetje beteuterd gekeken hebben, maar
spoedig begon de slimheid in hen te wer
ken; ze begrepen natuurlijk drommels goed,
wat de minister bedoelde en wilde, maar
de slimheid hielp hen precies over alle
moeilijkheden heen; keurig netjes zonden
zij den minister een telegram terug, waarin
zij al aanstonds begonnen met het kranten
bericht (zooiets maakt al direct een be
trouwbaren indruk) „onjuist" te noemen;
neen! wat dacht de heer minister wel
van hen?! dat zij de communistjes vrij
zouden stellen van stempelen? Foei! hoe
kon m'nheer zóóiets denken! neen hoor:
„Ondersteunde werkloozen, die 20 dezer
naar Den Haag gaan, zullen dien dag
's morgens in Amsterdam stempelen mits
zij door spoorkaartje of anderszins van reis
doen blijken Stop Bij gemis van stempel
zal geen ondersteuning worden gegeven."
Hadden ze den minister daar fijntjes te
pakken!?
De ondersteunden moesten wel degelijk
volgens de rijksregeling in den ochtend ko
men stempelen (de heeren telegrapheerden
er niet bij, dat de communisten 's morgens
een extra-bediening zouden krijgen en dat
de ongeorganiseerden van den te Amster
dam geldenden middag-stempelplicht vrij
gesteld werden)en voor de rest kon de
minister er zeker van zijn, dat de bolsje
wieken hun dag goed zouden besteden: ze
moesten laten zien, dat ze echt 'n spoor
kaartje naar Den Haag gekocht hadden
van hun steuncenten.
Na lezing van dit telegram is de minister
in zijn stoel neergezegen en heeft hij eer
lijk moeten erkennen, dat B. en W. van
Amsterdam hem te slim waren af geweest.
Hoog het gemeentebestuur, dat zichzelf
zulk een slimheidwaardig keurt!
Op de vragen van het Kamerlid Albarda in
verband met het aan een Nederlandschen inge
nieur geweigerde verlof, bedoeld in art. 7, sub.
4o. van de Wet op het Nederlanderschap, tot
aanvaarding van een functie in Russischen
Staatsdienst, heeft minister Donner o.m. het
volgende geantwoord:
Inderdaad is aan een Nederlandschen inge
nieur, die een functie in Russischen Staatsdienst
wenschte te aanvaarden en in verband daar
mede tot behoud van zijn Nederlanderschap
het in art. 7, onder 4o., van de Wet op het Ne
derlanderschap en het ingezetenschap bedoelde
verlof verzocht, dit verlof niet verleend.
In in den loop der jaren betrekkelijk zeld
zaam voorkomende gevallen, waarin Nederland
sche ingenieurs, in den dienst van vreemde Sta
ten willende treden, daartoe toestemming ver
zochten, is voor zooveel gebleken overigens
het gevraagd verlof niet geweigerd. Zoo werd
bjj Koninklijke besluiten van 4 November 1910,
van 10 April 1922, van 15 Maart en 14 Mei 1930
aan Nederlandsche ingenieurs verlof verleend
tot het aanvaarden van onderscheidenlijk de
betrekking van ingenieur bij het Irrigatie-De
partement te Bankok (Siam), tijdelijk inge
nieur bij de Staatsspoorwegen in Britsch-In-
dië en ingenieur der Publieke Werken van het
Keizerrijk Ethiopië.
Verzoeken van Nederlanders om hetzij in Rus
sischen, hetzij in anderen vreemden Staats
dienst te mogen treden, worden getoetst aan
de omstandigheden en op gelijke wijze beoor
deeld naar het algemeen Nederlandsch belang.
In de te St. Jansteen gehouden vergadering
van de R. K. Vlassersorganisatie heeft de eere
voorzitter burgemeester Geimaerdt van St.
Jansteen, medegedeeld, dat op oogst 1932 van
het vlas de steunregeling d.d. 1 Augustus 1.1.
wordt toegepast. De regelingen betreffende de
vlasvoorraden ouder dan 1932 zijn vervallen,
terwijl een nieuwe ministerieele regeling be
paalt, dat ten behoeve van de vlasnijverheid
steun zal worden verleend in dier voege, dat-
rijk en gemeenten een uitkeering doen van
ƒ12.50 per 100 K.G. vlaslint. De bewerking
dient echter, om dezen steun te genieten, te
geschieden door werkloozen, welke de gestelde
autoriteiten aanwijzen.
Toen de Minister van Defensie een dezer
dagen de Land- en Tuinbouwtentoonstelling te
Oirschot bezocht, werd Z.Exc. begroet door het
„Wilhelmus", gespeeld door een jaszband. Mi
nister Deckers verklaarde, dat hij nimmer te
voren het „Wilhelmus" op een dergelijke wijze
heeft hooren en zien uitvoeren! Overigens
maakte deze even origineele als populaire ver
tolking van ons nationale hymne een perfecten
Windruk.