Bij den dood van Slatin Pasja
Met wdaal mn den daa
OP AVONTUUR BELUST
RADIO-PROGRAM
Gele hlaad'ren
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Uw eigen winkelier verkoopt
ROBINSONschoenen
De
bijgeloovige
man
Het Lijk bij de
Mirteboomen
VRIJDAG 7 OCTOBER
Een man, wiens adel dien van drie
landen omvatte: Sir, Frei-
herr en Pasja
Als 24-jarige reeds
gouverneur
Menschenvleesch als
medicijn
Km
Den gevangen Slatin Pasja wordt het hoofd van zijn dooden
vriend Gordon-Pasja, den verdediger van Khartoem, getoond
Zaterdag 8 October
De Auto-tentoonstelling
te Parijs
Dierenbescherming en
pelterij enhandel
Dankbetuiging
Wie zou dat moeten zijn? Anna Muller
Vijf en zeventig jaar oud is Slatin pasja
overleden in dezelfde stad, waarin hij op
7 Juni 1857 werd geboren in zijn ge
liefd Weenen. De man, wiens ontzettend sla-
venlot eenmaal een schok van ontzetting door
de wereld deed gaan, en wiens adel dien van
drie landen omvatte, heeft voorgoed de oogen
gesloten. Franz Joseph, zijn keizer, verhief hem
als Freiherr in den erfelijken adelstand der
Oostenrijksch-Hongaarsche dubbelmonarchie,
koningin Victoria van Engeland nam hem op
onder de ridders van haar wereldrijk en Egyp-
te's khedive verleende hem den pasja-titel. Sir
Rudolph Freiherr von Slatin pasja luidde dien
tengevolge zijn volledige naam, wel een der
merkwaardigste adelscombinaties, die nog ooit
zijn voorgekomen.
Als piepjong luitenantje had Rudolph Slatin
deelgenomen aan den veldtocht der Oosten-
rijk-Hongaarsche strijdkrachten tegen het zich
nog in Turksch bezit bevindende Bosnië en
Herzegowina, als 22-jarige neemt generaal Gor
don, gouverneur van den Soedan, den op avon
tuur belusten Oostenrijkschen officier in zijn
dienst Pas vier en twintig jaar oud wordt Sla
tin benoemd tot gouverneur der provincie Dar-
foer, een geweldig gebied met een uiterst dun
gezaaide bevolking. Negerstammen zwierven er
rond, gewikkeld in een voortdurenden krijg van
allen tegen allen, inheemsche sultanaten
stuurden elkaar hoofden van verslagen vijan
den ten teeken van zegepraal. Nog maar be
trekkelijk kort geleden was het Suezkanaal, de
nieuwe verbinding met Indië, in gebruik geno-
tren. Wel hadden Britsche troepen er de wacht
betrokken, maar nog lag het zwarte wereld
deel vrijwel ongerept en ondoorvorscht een
reiiquie van vele eeuwen gelijk.
Men schreef 1883. Op het in den Witten
Mijl gelegen eiland Abba verheft een derwisj
zijn stem tegen de vreemde indringers. Moham
med Achmed heet hij, een talloos vaak voor
komende naam. Herstel der oud-Mohamme-
daansche zeden, rechtschapenheid en zedigheid
pred kt hij.
„Mahdi el Monteser", de „juist geleide", be
titelt hij zichzelf: ,de gekke Mahdi" zullen zijn
tegenstanders hem spoedig noemen. Een fana
ticus blijkbaar zooals Afrika's zondoorbrande
steppen er reeds zoo vaak hebben voortgebracht.
Een plotselinge verzetbeweging, waaraan mo
dern toegeruste Egyptische en Engelsche troe
pen ongetwijfeld met een paar goedgerichte sal
vo's den kop zullen hebben ingedrukt
Maar deze .gekke" Mahdi ontpopt zich alras
als een tegenstander van groot formaat. De vol
gelingen stroomen hem toe; het is, alsof de
eenzame steppen en woestijnen eensklaps als
door 'n wonder tot leven zijn gewekt, zoo groeit
het leger der Mahdisten aan. Vuurwapens heb
ben zij niet wat deert het? Een woedend fa
natisme maakt hen onweerstaanbaar.
Onheilspellend bonkt dag en nacht de trom-
meïtaalder* negers, steeds nieuwe overwinningen
verkondigend tot in de eenzaamste oasen. Twee
legers van den onderkoning van Egypte, aan
gevoerd door ervaren Engelsche generaals, wor
den door de Mahdisten in de pan gehakt, vrij
wel zonder een schot te hebben kunnen lossen
neergeknuppeld, met pijl en boog. met lan
sen en kromzwaarden tot den laatsten man in
de pan gehakt.
En eensklaps is ook Slatin in zijn provincie
Darfoer geïsoleerd. Wèl is hij in schijn zelf
tot het Mohammedanisme overgegaan, maar
niets baat meer tegen den stormwind van fa
natisme, die over den Soedan waait. Het handje
vol troepen, waarover hij nog beschikt, blijkt
onbetrouwbaar te zijn en in December 1883 ziet
Rudolph Slatin bey, de gouverneur van Dar
foer, zich genoodzaakt, voor den Mahdi te ca-
pituleeren. „Allah zij geprezen; eindelijk zijn
wij dan vereend," voegt deze hem hoonend toe,
als de hooge gevangene voor hem wordt geleid.
Voortaan zal Slatin als slaaf van den tot macht
gekomen derwisj een ellendig bestaan moeten
slijten. Aan handen en voeten geboeid, met een
zwaren keten om middel en hals aan een paal
vastgeklonken, laat de Mahdi hem maanden
lang voor zijn tent liggen, aan spot en mishan
delingen prijs gegeven.
Nog is niet alle hoop verloren. Gordon zelf
heeft het commando over de Britsch-Egyptische
legermacht aanvaard en hij rukt met ijlmar-
schen op naar het Zuiden. Begin 1885 bereikt
hij Khartoem, in de onmiddellijke nabijheid van
het kamp der Mahdisten. Een paar weken later
werpt men Slatin een hoofd voor de voeten.
Khartoem is door de Mahdisten veroverd, de
tegen hem uitgezonden legermacht over de kling
gejaagd. En Gordon's hoofd heeft men naar
den gevangen Slatin bey gezonden.
Nog tien bange jaren verloopen. Slatin bey
is niets dan een slaaf van een fanatieken der
wisj en hij blijft dit ook, als op 26 Januari 1885
Mohammed Achmed de „gekke Mahdi", sterft.
Want ook diens opvolger Adboellahi wenscht
den blanke als slaaf te behouden. Van den och
tend tot den avond moet hij staan aan den
ingang' van het paleis van den Mahdi te On-
doerman.
Op 20 Februari 1895, na twaalf jaren van sla
vernij, slaagt hij er eindelijk in, vergezeld door
een paar getrouwen, op een kameel te ontvluch
ten. Dwars door de waterlooze woestijn leidt hun
weg, een rit op leven en dood, tot eindelijk As-
soean wordt bereikt, dat buiten de machtssfeer
van den Mahdi is. Een feitelijk reeds doodge
waande is weergekeerd in de bewoonde wereld.
Rudolph Slatin pasja heet hij van dat oogen-
blik af.
Met Kitchener's leger trekt hij in September
1898 het heroverde Ondoerman binnen. De Brit
sche regeering benoemde hem tot inspecteur-
generaal van den Soedan, den post dien hij
tot het uitbreken van den wereldoorlog behield.
(Nadruk verboden).
RANGOON, 6 October Uit Kuthka
in het Noorden van Burma bereikt ons het
bericht, dat een vrouw is opgeofferd om het
leven van een man te redden. Deze man, een
Chinees, was reeds geruimen tijd lijdend aan
een kwaal, die door geen geneeskunst scheen
bezworen te kunnen worden. De echtgenoote
herinnerde zich toen een oud Chineesch recept,
dat menschenvleesch en wel van het vleesch
van een naastbestaande van den zieke als ge
neesmiddel voorschrijft. Zonder haar voorne
men kenbaar te maken aan haar man, sneed
deze vrouw nu een stuk vleesch uit het eigen
lichaam en ze vond nog de kracht, dit te berei
den als spijs Daarna vertoonde zij echter zoo
duidelijke teekenen van verzwakking, dat ze
naar het ziekenhuis moest worden getranspor
teerd. Aangeklaagd wegens poging tot zelf
moord, verdedigde zij zich door de waarheid te
bekennen, waarop vrijspraak volgde.
(United Press)
WmTÉ
HUIZEN, 1875 M. 8.00 K.R.O.-morgencon
cert 10.00 Gramofoonmuziek 11.30 Gods
dienstig halfuurtje, door Pastoor L. H. Per-
quin O.P. 12.00 Politieberichten 1.15 K.R.O.-
orkest o.l.v. Johan Gerritsen 1.45 Rustpoos
voor het verzorgen van den zender 2 00
Halfuurtje voor de rijpere jeugd 2.30 Kin
deruurtje 4.00 Gramofoonmuziek 5.15
Esperantonieuws 5.30 Gramofoonmuziek
6.20 Journalistiek weekoverzicht door Paul de
Waart 6.40 Gramofoonmuziek 7.10 Prof.
dr. A. Steger 7.30 Politieberichten 7.45
R.K.F. 8.00 „De Geniemuziek" o.l.v. van W. v.
Erp 9.00 Nieuwsberichten van het Pers
bureau Vaz Dias 10.30 K.R.O.-boys 11.00
Gramofoonmuziek, daarna serenades e.d.
HILVERSUM, 296 M. 8.00 V.A.R.A. Gra
mofoonmuziek 10.00 V.P.R.O. Morgen wij ding
V.A.R.A. 10.15 Uitzending voor arbeiders in
de Continubedrijven 12.00 Vara-klein orkest
o.l.v. van Paul Duchant A.V.R.O. 1.15 Kovacs
Lajos en zijn Orkest V.A.R.A. 2.15 Rustpoos
voor het verzorgen van den zender 2.30 Gia-
mofoonmuziek 2.50 Praatje door J. var. Do-
veren 3.10 „De Notenkrakers" 3.50 Be
oefening der huismuziek 4.30 Tijdsein voor
de deelnemers aan het Nationaal Postduiven-
concours, daarna I. v. A. O.-kwartiertje 4.50
„De Notenkrakers" 5.40 Lezing van den
Bond van Sociaal-Democratische Studenten
clubs 6.00 Volksliederen 6.30 Betuwsch
Halfuurtje 7.00 Uitzending van den Bond
van Transportarbeiders 7.45 Gramofoonmu
ziek 7.55 Herhaling S.O.S.-berichten 8.00
„De Dorpsarbeider" 8.15 VARA-orkest
9.00 Voordracht door Janny van Oogen 9.30
Orgelspel door Johan Jong 9.45 Toespraak
10.00 VARA-orkest o.l.v. Hugo de Groot
„Ons Orkest", solistische potpourri 10.30
Persberichten van het Persbureau Vaz Dias
10.30 Vara-orkest 11.00 Orgelspel 11.30
Gramofoonmuziek.
BRUSSEL, 509 M. 12.20 Gramofoonmuziek
6.50 Gramofoonmuziek 8.20 Faust, opera
in vijf acten.
BERLIJN, 419 M. 5.45 Cello-recital
Omroeppotpourri.
7.35
KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 1.20
Gramofoonmuziek 3.50 Concert 11.20 Dans
muziek.
LANGENBERG, 472 M. 12.20 Concert o.l.v.
Wolf 1.55 Gramofoonmuziek 4.20 Mando
lineconcert 9.50 Concert ol.v. Eysoldt.
DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Concert 1.50
Concert door het Commodore Grand Orkest
ol.v. Joseph Muscant 3.50 Concert 5.05
Orgelconcert 7.50 Piano-recital 10.10 Con
cert door het B.B. C.-orkest 11.10 Ambrose
en zijn orkest.
PARIJS, Eiffel, 1446 M. 8.10 Gedeelten uit
Faust, opera in vijf bedrijven
PARIJS R, 1725 M. 8.05 Gramofoonmu
ziek 12.20 Idem 7.40 Gramofoonmuziek
10.20 Gramofoonmuziek.
MILAAN, 331 M.
8.20 Dansmuziek.
6.50 Gramofoonmuziek
De Parijsche Auto-tentoonstelling, die op 6
October geopend wordt, staat, voor zoover het
de producten der Europeesche fabrieken betreft,
niet alleen in het teeken van prijsdaling, maar
ook in dat van de kleine modellen, die door
hun goedkoopte aan belasting en aan benzine
en olieverbrulk in alle Europeesche landen hun
plaats hebben veroverd.
Dit jaar zullen de Duitsche automobilisten
zeer sterk op den Parijschen „Salon" vertegen
woordigd zijn. Mercedes, Maybach, Horch, Adler
en een heele reeks andere fabrieken komen er
met hun laatste modellen.
De Fransche fabrieken zijn sinds eenigen
tijd doende wagens te bouwen, die aan lage
belasting onderworpen zijn en welker motoren
een lageren kubieken inhoud hebben, zonder
veel aan capaciteit te verliezen. Fabrieken, die
tot voor kort nog hun productie op 10 P. K.-
wagens hadden ingesteld, fabriceeren nu voor
namelijk wagens met 7 en 8 P.K.
De kleine wagens hebben meestal vier-cylin-
der-motoren, die gemiddeld onder de tien liter
benzine per 100 K.M. gebruiken en uursnel
heden van 100 K.M. en meer ontwikkelen.
Alleen de zwaardere wagens worden van zes-
cylinder-motoren voorzien en slechts een heel
enkele Fransche wagen heeft motoren van
meer dan zes cylinders.
Uit technisch oogpunt is er op den Salon
weinig nieuws te zien en de standuitrusting is
ook voor de kleine auto's vrijwel onveranderd.
Op de Fransche markt worden op de eerste
plaats producten van eigen bodem verkocht;
van de buitenlanders verkoopen de Amerikanen
het meest, maar ook Fiat doet met een 6-
P. K.-wagen, welke in Frankrijk gemonteerd
wordt, goede zaken.
Ford bouwt in zijn Fransche fabrieken een
kleinen auto, die vermoedelijk dezelfde is als
oe reeds in Engeland ingevoerde. Vóór den
Salon zal deze wagen echter nog niet ge
reed zijn.
(United Press.)
Als de gele
Blaad'ren vallen
Denkt de mensch aan
Poëzie.
Want de kleuren
Van het najaar
Prikkelen zijn
Fantasie!
Maar de schoonheid,
Ach, de schoonheid
Is niet steeds van
Langen duur.
En dit ziet men
Ook gebeuren
In het schouwspel
Der natuur!
Dus de gele
Blaad'ren vallen
Maar het wordt geen
Schoon tapijt
Met een weelde
Bonte kleuren,
Die het mensch'lijk
Oog verblijdt!
Neen, het wordt een
Vieze massa
En de oorzaak
Van veel pech.
Want de auto's
En de fietsen
Slippen angstig
Op den weg!
En de mannen
Met den bezem
Op de reinheid
Ingesteld,
Vegen, vegen
En ze brengen
Al die kleuren
Naar de belt!
MARTIN BERDEN
i (Nadruk verboden
ROME, 441 M. 8.05 „Madame di Tebe",
operette in drie bedrijven.
WEENEN, 517 M. 4.45 Populair concert
„.40 Piano-recital 7.20 „Die Blume von
Hawaii".
WARSCHAU, 1411 M. 4.20 Concert door
het Omroeporkest 5.20 Populair concert
7.20 Populair concert 9.25 Piano-recital
10.20 Dansmuziek.
BEROMüNSTER, 460 M. 8.10 Faust, opera
van Gounou.
FOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
De trein stond op het punt uit Amsterdam
te vertrekken en ik nestelde me juist be
haaglijk in een hoekplaats, blij in 't voor
uitzicht alleen te blijven en 't laatste traject van
m'n reis te kunnen afleggen zonder door op
dringerige medereizigers gestoord te worden, toen
't portier opeens werd open gerukt en er iets op
de bank tegenover mij rolde. Het bleek een
kleine, bleeke man te zijn, met zwarte, droef
geestige oogjes. Hij hijgde, snoof en blies als
een nijlpaard, dat boven water komt en keek
me aan met een blik, waarin angstig ongeloof
te lezen stond. Zooiets van: „Heb ik hem nou
gehaald, of heb ik hem niet gehaald?"
Juist wilde ik hem gerust stellen door op te
merken: „Nou, dat is ook op 't nippertje", toen
hij zelf het woord nam en zei:
„Dat is nu mijn éérste gelukje vandaag."
Onder het spreken had hij z'n hoed afgezet
en veegde met een vervaarlijk grooten zakdoek
de zweetdroppels weg, die op z'n voorhoofd
parelden.
„Zoo?" vroeg ik belangstellend.
„Ja", antwoordde hij. „Als ik dien trein had
gemist, zou ik weken lang geen leven gehad
hebben bij m'n vrouw. Ze komt me afhalen
en o, als ze eens voor niets wachtte. Het huis
PEKING, 6 October 1932. De groote
Amerikaansche „Bond tot Bescherming van
Dieren" heefi zich eenigen tijd geleden tot de
regeeringen van Perzië en China gericht met
het verzoek, dat de productie van Perzische en
andere pelterijen zou worden verboden, voor
zoover deze de huiden van ongeboren dieren tot
grondstof heeft. De Chineesche regeering heeft
op dit verzoek welwillend beschikt en voor de
provincies Hope en Shantung alsmede voor
Binnen-Mongolië het gewenschte verbod uit
gevaardigd.
De vereenlging van pelterij-handelaren te
Tientsin heeft echter tegen dezen maatregel
geprotesteerd en zelfs de interventie van bui-
tenlandsche diplomaten ingeroepen om de re
geering tot een opheffing van het verbod te
bewegen. Zij wijst daarbij op het dreigende ge
vaar, dat in de toekomst het centrum van den
pelterij-handel zal worden verlegd naar Mand-
sjoerjje, wanneer de genomen maatregel in
China van kracht blijft.
(United Press)
Theedrinken," riep Willie Woens
dag. Doch Freddy deed een dutje en
hoorde het niet.
„Wordt wakker, meneer Vrijdag, het
is tijd voor de thee!" schreeuwde Ivy,
maar de zeeman bleef doorsnorken,
alsof een houtzaagmolen aan den gang
was.
Toen kwam Madge, één van de
lepelaars, met den theeketel en Willie
besloot Freddy Vrijdag door den lepe
laar te laten wakker maken.
„Maak hem wakker, Madge," zeide
hij tot den vogel, „we wachten op de
thee."
Niet zoodra had Madge Willie's stem
gehoord, of ze liep naar de plaats
waar Freddy lag te slapen en zette den
theeketel op den grond.
Toen tot Topsy's verwondering trok
LcK.r0i.rr
Madge Freddy aan zijn baard. Hij
werd met een schreeuw wakker en
Willie Woensdag lachte hartelijk.
„Eindelijk ben je wakker," zeide
Willie.
„Maar dat is geen manier van doen
om zóó iemand wakker te maken,'
zeide Freddy erg kwaad kijkende, „ik
denk, dat jij dien vogel zeker weer hebt
opgestookt."
„Heusch niet hoor," antwoordde
Willie, „het was heusch zijn eigen in
val."
„Wat een nuttige vogel is toch een
lepelaar," meende Ivy. „Als ik weer
thuis ben, zal ik mijn papegaai ver
koopen en neem ik er een lepelaar
voor in de plaats."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden mededeeling)
zou voor ons beiden te klein geweest zijn, maar
d&t weet ik wel, mijnheer, dat ik dan niet zou
weten, waar ik blijven moest
Ik liet een sympathiek kuchje hooren.
„Daarom zou ik werkelijk geen raad geweten
hebben, als ik dezen trein had gemist. En toch
mijnheer, den heelen dag ben ik er vast van
overtuigd geweest, dat ik te laat zou zijn...."
„Werkelijk?"
Met een plech
tig-bezwerende
ïitdrukking in z'n 1
oogen, antwoord- 1
de het mannetje:
„Ja, mijnheer,
want het was van
morgen al be
nen aan 't ontbijt.
Toen gooide ik het zoutvat om! En geen
uur later merkte ik, dat ik zonder er bij te
denken, onder een ladder was doorgeloopen en
toen ik daarnet aan 't loket kwam, stonden er
twaalf voor mij en was ik dus de dertiende.
Nou, en u weet, dat dit ongeluk voorspelt."
„Neen", lachte ik, „dat wist ik heusch niet.
Maar u moet anders wèl bijgeloovig zijn, dat
u op al die kleinigheden let...."
,3en ik ook!" riep hij, „en ik heb er reden
voor."
„Och kom!"
„Och komoch kom! Dat zegt niets. Ge
looft li nu maar, dat over elkaar gekruiste mes
sen geen ongeluk aanbrengen; dat je het zout
vat kunt omgooien zonder dat er ruzie komt;
dat je straffeloos onder een ladder kunt door-
loopen of ergens de dertiende bij kunt zqn.
Ieder z'n overtuiging. Maar i k weet beter. I k
ben overtuigd, dat iemand nooit zoo ongeluk
kig is, of het kan nóg ongelukkiger en daarom
loop ik maar liever geen risico in dit opzicht!
Ik blijf liever buiten schot!"
Het mannetje wond zich nog al op en daarom
zei ik kalmeerend: „Misschien hebt u gelijk..."
„Ik heb gelijk, mijnheer! Geloof nou van
mij, dat het ongeluk je gauw genoeg te-pakken
heeft. Dat heb ik twintig jaar geleden al on
dervonden! Ik was toen behanger en vrijgezel.
Op zekeren dag was ik bezig bij een deftige
familie een spiegel op te hangen, toen mijn
vrouw of beter gezegd, wat m'n vrouw wor
den zoü die zoo'n soort huisjuffrouw bi) die
familie was, iets tegen me zei: een grapje. Ik
lette meer op haar dan op mijn werk, met net
gevolg, dat ik den spiegel liet vallen. We kre
gen er allebei dik van langs van haar mevrouw,
en dat bracht ons, laat ik maar zeggen een
beetje bij elkaar. U begrijpt hoe dat gaat! Per
soneel onder elkaar, hè? Enfin, om kort te
gaan: ik vroeg, om haar te troosten, of ze eens
met me uit ging en jawel hoor, eer ik het goed
en wel begreep, was ik met haar getrouwd."
Hier gekomen, liet hij z'n stem dalen tot een
vertrouwelijk fluisteren en vervolgde:
„Nou weet u wel, mijnheer, dat als je een
spiegel breekt, je zeven kwaje jaren voor den
boeg hebt. Dat zeggen ze immers? Maar kijk
nu eens naar m ijI k heb er twintig kwaje
jaren aan te danken. En waar is het einde? Ze
is nog zoo gezond als een visch! Ja, als het
ongeluk je hebben moet, vindt het je wel, hoor!
Je krijgt altijd, wat voor je is weggelegd."
„En tóch", wierp ik hem tegen, „tóch hebt u
uw trein gehaald, hè? Ondanks ladder, zoutvat
en weet ik wat al meer."
„D&t is zoo", gaf hij toe. „Maar ik heb ook
niet beweerd, dat het ongeluk je altijd direct
overvalt! Soms komt het pas later! En daarom,
mijnheer, ik houd m'n hart vast als ik er aan
denk, wat ik misschien te hooren krijg van mijn
vrouw, als ik in Alkmaar aankom.'
„In Alkmaar?" vroeg ik verbaasd. „Wacht uw
vrouw u in Alkmaar op?"
„Ja. Wel?" vroeg hij, ongerust opspringend.
„Wat is er? Gaat die trein soms niet naar...?"
„Het spijt me voor u", zei ik vriendelijk,
„maar u bent onderweg naar Haarlem. U w
trein vertrok van het andere perron!"
„Oh!" kreunde de kleine man. „Oh! ziet v
nu wel mijnheer? Ik dacht het wel! Ik heb
het wel gezegd. Er moest iets gebeuren.... Oh!
M'n vrouw wacht op me
En de kleine man zakte futloos in elkaar
als een ballon, waar het gas uit wegvloeit.
i""A-"1""i"
Arnhem, 2 October 1932 j|
f. WelEd. Heer en,
Hiermede kom ik UEd. van harte
bedanken voor de heerlijke verrassing
mij bezorgd, door mij den eersten prijs
toe te kennen. Dit was boven mijn
verwachting en ik kan V dan ook niet
genoeg mijn dank betuigen, voor het
mooie geschenk. Het zal altijd een
aangename herinnering zijn aan den
Vacantie-Wedstrijd van uw veel ge
lezen en in alle opzichten volledig
Dagblad, het beste blad voor ieder
R.K. huisgezin.
Ik hoop nog meermalen de eer te
mogen hebben aan de wedstrijden mee
te doen. Iedereen zou ik willen zeggen
doet mede aan de mooie Foto-Sport,
want het is een mooie en nuttige
sport.
Met de meeste hoogachting,
Uw dw. dn.
JOHAN J. R. SLETERING
Reigerstraat 13
„„„„Vprina-svoorwaarden teeren 9/1/1/1 bil levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7gfi bi) een ongeval met 9C7I bij verlies van een hand IOC bi) verlies van een Cfï bij een breuk van Afï bij verlies van *n
Alle abonné S Spanen* J000.-valies van bei£ armen, ffeide beenen of beide oogen T tOU.' doodeiyken afloop T 6ÖU.- een voet of een oog T 140. duim of wijsvinger T O (/.- been of armf^C/.- anderen vinger
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
(Vrij naar het Duitsch)
8
Ik klopte en ging naar binnen. Meneer Wilson
zat aan het raam, bij de schrijftafel en ha
papleren voor zich liggen die hij aan het
schikken was. Daarnaast s'.ond nog e:n ont
bijtservies, en dat wilde ik tegelijk maar mee
nemen daarom ging ik naar de rchryicaiei
toe
Was je misschien ook een beetje nieuws
gierig om te zien, wat meneer Wilson deed.
De jongen kreeg een kleur.
Ja, dat is waar, zei hij ronduit. ze
zeiden hier in huis, dat die meneer zco ge
heimzinnig was, en altijd de deur op slot deed,
als hij thuis was. Ze zeiden ook, dat h!J uit
de hoogte was, en ruw tegen het personeel;
maar tegen mij was hij toen heel vriende
lijk Ik zette zijn schoenen voor hem neer,
nam het servies op en wilde weer weggaan.
Wat waren het voor papieren, die je zag?
Oude, vergeelde stukken, met groote
stempels er op, maar ook nieuwe, en een
paar brieven zou ik zeggen. Ze waren bijna
allemaal in een vreemde taal geschreven
ik geloof Engelsch.
Hoe kon je dat in dien korten tijd, dat
je het servies van de tafel nam, zien? riep
Helfrich ongeloovig.
O, ik stond daar een heel poosje! Meneer
Wilson vroeg me allerlei dingen, en op het
laatst ook, of ik niet voor eenigen tijd bij hem
in dienst wou treden. Hij zou nu weldra een
eigen huis hebben, en paarden en een equipage
houden, en nu zocht hij voor zijn persoon
lijken dienst iemand, die trouw was en niet
praatte. Ik had er natuurlijk wel oorsn naar,
en zei onwillekeurig, dat men, om dat allemaal
te kunnen deen, wel ontzettend rijk meest zijn.
Mijnheer Wilson had ondertusschen al de pa
pieren in een groote groene por .efeuille ge
daan, en zei. lachend, terwijl hij op die oude
portefeuille sloeg: „Daar zit voor meer dan
een millioen in jongen, al zijn het maar een
paar minnebrieven en trouwbewijzen! Maar
daar heb jij geen verstand van. Nu, denk er
maar eens over na. Ik moet nu weg, en als ik
terugkom, zeg je me maar, wat je besloten
hebt. Maar houd vooral je mond, want kle s-
kousen kan ik niet gebruiken." Toen stond hij
op, stak de portefeuille in zijn zak, trok zijn
overjas aan, en ging samen met mij de kamer
uit. Hij is niet meer teruggekomen. Later
hoorde ik, dat hij doodgeschoten was.
Heb je beslist gezien, dat Wilson die pa
pieren bij zich stak, toen hij wegging?
Beslist. Hy deed het heel zorgvuldig, wat
ik me heel goed begrijpen kon, omdat ze een
millioen waard waren.
Best. Je kunt gaan. Waarschijnlijk zul je
later je verklaringen onder eede moeten her
halen, zei de detective.
En de jongen ging weer aan zijn werk.
VIII
Zooveel ls in ieder geval door de mede-
deelingen van dien jongen bewezen, zei Helfrich
later op den dag tot den commissaris, dat
Wilson zekere papieren had, en in verband
dtórmee naar Europa is gekomen. Daarmee
zijn we dus al een stap verder. Nu moeten
we vóór alles het antwoord uit Amerika, spe
ciaal uit Sacramento, afwachten, of daar een
Frank Wilscn bekend is. Waar Sacramento
niet veel meer dan 30.000 inwoners telt,
zal het wel niet moeilijk zijn, dat te weten te
komen, vooropgesteld dat de doode zich ook
daar Frank Wilson genoemd heeft.
En waar denk Je dan, dat die papieren
terecht gekomen zijn? Kan hij ze niet ergens
gedeponeerd hebben, zonder dat de betreffende
persoon weet, wat ze bevatten? Men zou dien
aangaande een oproep kunnen plaatsen. We
weten immers alvast, dat ze zich in een groene
portefeuille bevinden.
Zulk een oproep lijkt me doelloos, want
naar mijn meening bevinden de papieren zich
in handen van de persoon, die men daar
voor iets wilde afpersen.
zeker niet, want die hebben we streng gevisi
teerd.
O neen, die niet maar die vriendin
van haar, de vrouw met den bochel.
De commissaris dacht een oogenblik na.
Die Jongen zegt, dat bij die brieven o. a.
minnebrieven en trouwbewijzen waren. Als de
doode nu eens niet een kennis, maar de
achtgenoot van onze gevangene was, en zü zich
om een of andere reden van hem had willen
ontdoen?
Helfrich antwoordde niet dadelijk. Ook bij
hem was die gedachte opgekemen. Maar er
was zooveel, dat daartegen sprak. In de eerste
plaats zouden die papieren gedeeltelijk
althans oud en vergeeld geweest zijn. Door
de verklaring van den doode, dat ze meer dan
een millioen waard waren, waar zou een
vrouw al zou ze het nóg zoo schitterend
getroffen hebben een millioon vandaan
nalen, zonder haar omgeving daaivoor een
verklaring te moeten geven? Dat had Wilson
toch óók moeten begrijpen dus d&Arop had
'tij niet kunnen speculeeren.
Het heeft voorloopig geen zin, ons met
vermoedens af te geven, zei hij ten laat
ste. We moeten bewijzen hebben. Veel
belangrijker is de vraag: hebt u het boscn,
waardoor die andere vrouw ontsnapt is,
nauwkeurig laten afzoeken? Het is altijd moge
lijk, dat we daar een aanknoopingspunt vinden.
De commissaris keek ietwat verlegen.
Dat wil zeggen, ik heb de omgeving van
de herberg, en de plek, waar de moord heeft
plaats gehad, zorgvuldig laten afzoeken. Maar
het heele boschDat zou toch wel
een beetje moeilijk zijn.
Toch moeten we het probeeren. Het heeft
sinds een week niet geregend, en de grond
is in dit jaargetijde vochtig. Misschien is het
spoor van dit vrouw nog te vinden. Ik zal de
zaak zelf ter hand nemen. Koch is toch
hopelijk vrij?
Jawel.
Dan beginnen we morgen vroeg. Telegra
feert intusschen nog eens naar Califcmlë,
en geeft u dat geheimschrift aan een des
kundige. Misschien gelukt het hem, het te ont
cijferen. Maar ik ben er bang voor. Zelf zal
ik er in de eerstvolgende dagen wel niet aan
toekomen.
Het was een prachtige heldere herfstmor
gen, toen Hei frich met Koch in „De drie
Mirteboomen" aankwam. De herbergier,' die
bij het raam in de courant zat te lezen,
melde dienstvaardig toe, en informeerde naar
hun wenschen. Hij herkende Helfrich eerst,
toen deze hem een schriftelijke mededeeling
van den commissaris toonde, waarbij h.m de
plicht werd opgelegd, den beiden beambten in
ieder opzicht behulpzaam te zijn bij hun na
sporingen in de zaak Wilson. Dat was juist
naar den smaak van den herbergier. Sinds
drie dagen nam dit geheimzinnig geval onaf
gebroken al zijn denkvermogen in beslag. In
de zaak was het om dezen tijd van het jaar
slap; en een moord kwam niet eiken dag voor,
vooral niet een moord, die zoo nauw samen
hing met „De drie Mirteboomen". Hier, in
zijn gelagkamer had de moordenares met haav
medeplichtige vóór de misdaad gezeten. Op
zijn grond had de moord plaas gehad. Hij
had één van de voortvluchtige daderessen ge
grepen, en wéér in de gelagkamer had het
eerste verhoor plaats gehad. Men had heele-
maal niet de levendige fantasie van den goe
den man hoeven te hebben, of zijn voorliefde
voor het griezelige, om daardoor een beetje
uit zijn gewone doen te raken. Daarbij kwam
nog, dat onze vriend zich in sttite voor een
speurdersgenie hield, en in alle stilte de zaak
op eigen gelegenheid onderzocht.
Wat treft dat gelukkig, dat u vandaag
komt, meneer Helfrich! riep hij levendig uit.
Ik zou anders zelf naar den comm'ssa - s
gegaan zijn. Ik ben er namelijk in geslaagd,
-en heel belangrijk feit te ontdekken.
Hij hield op en zag de beide detectives zelf
bewust en vol verwachting aan Helfrich hield
n het algemeen niet veel van de bemerkin
gen van het publiek maar dit geval was zóó
arm aan feiten, dat men kon het niet
veten ook een kleinigheid van belang kon
worden. Hij vroeg dus snel:
U hebt wat nieuws gevonden? Wat dan?
U zult u herinneren, meneer Helfrich,
lat die vrouw beweerde, dat zij en haar vrien
din van den Kahlenberg waren gekomen, en
toevallig waren uitgekomen bij de herberg
hier, waar ze even gingen u'trusten.
(Wordt vervolgd).