Bij den dood van Slatin Pasja Met wdaal mn den daa OP AVONTUUR BELUST RADIO-PROGRAM Gele hlaad'ren ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Uw eigen winkelier verkoopt ROBINSONschoenen De bijgeloovige man Het Lijk bij de Mirteboomen VRIJDAG 7 OCTOBER Een man, wiens adel dien van drie landen omvatte: Sir, Frei- herr en Pasja Als 24-jarige reeds gouverneur Menschenvleesch als medicijn Km Den gevangen Slatin Pasja wordt het hoofd van zijn dooden vriend Gordon-Pasja, den verdediger van Khartoem, getoond Zaterdag 8 October De Auto-tentoonstelling te Parijs Dierenbescherming en pelterij enhandel Dankbetuiging Wie zou dat moeten zijn? Anna Muller Vijf en zeventig jaar oud is Slatin pasja overleden in dezelfde stad, waarin hij op 7 Juni 1857 werd geboren in zijn ge liefd Weenen. De man, wiens ontzettend sla- venlot eenmaal een schok van ontzetting door de wereld deed gaan, en wiens adel dien van drie landen omvatte, heeft voorgoed de oogen gesloten. Franz Joseph, zijn keizer, verhief hem als Freiherr in den erfelijken adelstand der Oostenrijksch-Hongaarsche dubbelmonarchie, koningin Victoria van Engeland nam hem op onder de ridders van haar wereldrijk en Egyp- te's khedive verleende hem den pasja-titel. Sir Rudolph Freiherr von Slatin pasja luidde dien tengevolge zijn volledige naam, wel een der merkwaardigste adelscombinaties, die nog ooit zijn voorgekomen. Als piepjong luitenantje had Rudolph Slatin deelgenomen aan den veldtocht der Oosten- rijk-Hongaarsche strijdkrachten tegen het zich nog in Turksch bezit bevindende Bosnië en Herzegowina, als 22-jarige neemt generaal Gor don, gouverneur van den Soedan, den op avon tuur belusten Oostenrijkschen officier in zijn dienst Pas vier en twintig jaar oud wordt Sla tin benoemd tot gouverneur der provincie Dar- foer, een geweldig gebied met een uiterst dun gezaaide bevolking. Negerstammen zwierven er rond, gewikkeld in een voortdurenden krijg van allen tegen allen, inheemsche sultanaten stuurden elkaar hoofden van verslagen vijan den ten teeken van zegepraal. Nog maar be trekkelijk kort geleden was het Suezkanaal, de nieuwe verbinding met Indië, in gebruik geno- tren. Wel hadden Britsche troepen er de wacht betrokken, maar nog lag het zwarte wereld deel vrijwel ongerept en ondoorvorscht een reiiquie van vele eeuwen gelijk. Men schreef 1883. Op het in den Witten Mijl gelegen eiland Abba verheft een derwisj zijn stem tegen de vreemde indringers. Moham med Achmed heet hij, een talloos vaak voor komende naam. Herstel der oud-Mohamme- daansche zeden, rechtschapenheid en zedigheid pred kt hij. „Mahdi el Monteser", de „juist geleide", be titelt hij zichzelf: ,de gekke Mahdi" zullen zijn tegenstanders hem spoedig noemen. Een fana ticus blijkbaar zooals Afrika's zondoorbrande steppen er reeds zoo vaak hebben voortgebracht. Een plotselinge verzetbeweging, waaraan mo dern toegeruste Egyptische en Engelsche troe pen ongetwijfeld met een paar goedgerichte sal vo's den kop zullen hebben ingedrukt Maar deze .gekke" Mahdi ontpopt zich alras als een tegenstander van groot formaat. De vol gelingen stroomen hem toe; het is, alsof de eenzame steppen en woestijnen eensklaps als door 'n wonder tot leven zijn gewekt, zoo groeit het leger der Mahdisten aan. Vuurwapens heb ben zij niet wat deert het? Een woedend fa natisme maakt hen onweerstaanbaar. Onheilspellend bonkt dag en nacht de trom- meïtaalder* negers, steeds nieuwe overwinningen verkondigend tot in de eenzaamste oasen. Twee legers van den onderkoning van Egypte, aan gevoerd door ervaren Engelsche generaals, wor den door de Mahdisten in de pan gehakt, vrij wel zonder een schot te hebben kunnen lossen neergeknuppeld, met pijl en boog. met lan sen en kromzwaarden tot den laatsten man in de pan gehakt. En eensklaps is ook Slatin in zijn provincie Darfoer geïsoleerd. Wèl is hij in schijn zelf tot het Mohammedanisme overgegaan, maar niets baat meer tegen den stormwind van fa natisme, die over den Soedan waait. Het handje vol troepen, waarover hij nog beschikt, blijkt onbetrouwbaar te zijn en in December 1883 ziet Rudolph Slatin bey, de gouverneur van Dar foer, zich genoodzaakt, voor den Mahdi te ca- pituleeren. „Allah zij geprezen; eindelijk zijn wij dan vereend," voegt deze hem hoonend toe, als de hooge gevangene voor hem wordt geleid. Voortaan zal Slatin als slaaf van den tot macht gekomen derwisj een ellendig bestaan moeten slijten. Aan handen en voeten geboeid, met een zwaren keten om middel en hals aan een paal vastgeklonken, laat de Mahdi hem maanden lang voor zijn tent liggen, aan spot en mishan delingen prijs gegeven. Nog is niet alle hoop verloren. Gordon zelf heeft het commando over de Britsch-Egyptische legermacht aanvaard en hij rukt met ijlmar- schen op naar het Zuiden. Begin 1885 bereikt hij Khartoem, in de onmiddellijke nabijheid van het kamp der Mahdisten. Een paar weken later werpt men Slatin een hoofd voor de voeten. Khartoem is door de Mahdisten veroverd, de tegen hem uitgezonden legermacht over de kling gejaagd. En Gordon's hoofd heeft men naar den gevangen Slatin bey gezonden. Nog tien bange jaren verloopen. Slatin bey is niets dan een slaaf van een fanatieken der wisj en hij blijft dit ook, als op 26 Januari 1885 Mohammed Achmed de „gekke Mahdi", sterft. Want ook diens opvolger Adboellahi wenscht den blanke als slaaf te behouden. Van den och tend tot den avond moet hij staan aan den ingang' van het paleis van den Mahdi te On- doerman. Op 20 Februari 1895, na twaalf jaren van sla vernij, slaagt hij er eindelijk in, vergezeld door een paar getrouwen, op een kameel te ontvluch ten. Dwars door de waterlooze woestijn leidt hun weg, een rit op leven en dood, tot eindelijk As- soean wordt bereikt, dat buiten de machtssfeer van den Mahdi is. Een feitelijk reeds doodge waande is weergekeerd in de bewoonde wereld. Rudolph Slatin pasja heet hij van dat oogen- blik af. Met Kitchener's leger trekt hij in September 1898 het heroverde Ondoerman binnen. De Brit sche regeering benoemde hem tot inspecteur- generaal van den Soedan, den post dien hij tot het uitbreken van den wereldoorlog behield. (Nadruk verboden). RANGOON, 6 October Uit Kuthka in het Noorden van Burma bereikt ons het bericht, dat een vrouw is opgeofferd om het leven van een man te redden. Deze man, een Chinees, was reeds geruimen tijd lijdend aan een kwaal, die door geen geneeskunst scheen bezworen te kunnen worden. De echtgenoote herinnerde zich toen een oud Chineesch recept, dat menschenvleesch en wel van het vleesch van een naastbestaande van den zieke als ge neesmiddel voorschrijft. Zonder haar voorne men kenbaar te maken aan haar man, sneed deze vrouw nu een stuk vleesch uit het eigen lichaam en ze vond nog de kracht, dit te berei den als spijs Daarna vertoonde zij echter zoo duidelijke teekenen van verzwakking, dat ze naar het ziekenhuis moest worden getranspor teerd. Aangeklaagd wegens poging tot zelf moord, verdedigde zij zich door de waarheid te bekennen, waarop vrijspraak volgde. (United Press) WmTÉ HUIZEN, 1875 M. 8.00 K.R.O.-morgencon cert 10.00 Gramofoonmuziek 11.30 Gods dienstig halfuurtje, door Pastoor L. H. Per- quin O.P. 12.00 Politieberichten 1.15 K.R.O.- orkest o.l.v. Johan Gerritsen 1.45 Rustpoos voor het verzorgen van den zender 2 00 Halfuurtje voor de rijpere jeugd 2.30 Kin deruurtje 4.00 Gramofoonmuziek 5.15 Esperantonieuws 5.30 Gramofoonmuziek 6.20 Journalistiek weekoverzicht door Paul de Waart 6.40 Gramofoonmuziek 7.10 Prof. dr. A. Steger 7.30 Politieberichten 7.45 R.K.F. 8.00 „De Geniemuziek" o.l.v. van W. v. Erp 9.00 Nieuwsberichten van het Pers bureau Vaz Dias 10.30 K.R.O.-boys 11.00 Gramofoonmuziek, daarna serenades e.d. HILVERSUM, 296 M. 8.00 V.A.R.A. Gra mofoonmuziek 10.00 V.P.R.O. Morgen wij ding V.A.R.A. 10.15 Uitzending voor arbeiders in de Continubedrijven 12.00 Vara-klein orkest o.l.v. van Paul Duchant A.V.R.O. 1.15 Kovacs Lajos en zijn Orkest V.A.R.A. 2.15 Rustpoos voor het verzorgen van den zender 2.30 Gia- mofoonmuziek 2.50 Praatje door J. var. Do- veren 3.10 „De Notenkrakers" 3.50 Be oefening der huismuziek 4.30 Tijdsein voor de deelnemers aan het Nationaal Postduiven- concours, daarna I. v. A. O.-kwartiertje 4.50 „De Notenkrakers" 5.40 Lezing van den Bond van Sociaal-Democratische Studenten clubs 6.00 Volksliederen 6.30 Betuwsch Halfuurtje 7.00 Uitzending van den Bond van Transportarbeiders 7.45 Gramofoonmu ziek 7.55 Herhaling S.O.S.-berichten 8.00 „De Dorpsarbeider" 8.15 VARA-orkest 9.00 Voordracht door Janny van Oogen 9.30 Orgelspel door Johan Jong 9.45 Toespraak 10.00 VARA-orkest o.l.v. Hugo de Groot „Ons Orkest", solistische potpourri 10.30 Persberichten van het Persbureau Vaz Dias 10.30 Vara-orkest 11.00 Orgelspel 11.30 Gramofoonmuziek. BRUSSEL, 509 M. 12.20 Gramofoonmuziek 6.50 Gramofoonmuziek 8.20 Faust, opera in vijf acten. BERLIJN, 419 M. 5.45 Cello-recital Omroeppotpourri. 7.35 KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 1.20 Gramofoonmuziek 3.50 Concert 11.20 Dans muziek. LANGENBERG, 472 M. 12.20 Concert o.l.v. Wolf 1.55 Gramofoonmuziek 4.20 Mando lineconcert 9.50 Concert ol.v. Eysoldt. DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Concert 1.50 Concert door het Commodore Grand Orkest ol.v. Joseph Muscant 3.50 Concert 5.05 Orgelconcert 7.50 Piano-recital 10.10 Con cert door het B.B. C.-orkest 11.10 Ambrose en zijn orkest. PARIJS, Eiffel, 1446 M. 8.10 Gedeelten uit Faust, opera in vijf bedrijven PARIJS R, 1725 M. 8.05 Gramofoonmu ziek 12.20 Idem 7.40 Gramofoonmuziek 10.20 Gramofoonmuziek. MILAAN, 331 M. 8.20 Dansmuziek. 6.50 Gramofoonmuziek De Parijsche Auto-tentoonstelling, die op 6 October geopend wordt, staat, voor zoover het de producten der Europeesche fabrieken betreft, niet alleen in het teeken van prijsdaling, maar ook in dat van de kleine modellen, die door hun goedkoopte aan belasting en aan benzine en olieverbrulk in alle Europeesche landen hun plaats hebben veroverd. Dit jaar zullen de Duitsche automobilisten zeer sterk op den Parijschen „Salon" vertegen woordigd zijn. Mercedes, Maybach, Horch, Adler en een heele reeks andere fabrieken komen er met hun laatste modellen. De Fransche fabrieken zijn sinds eenigen tijd doende wagens te bouwen, die aan lage belasting onderworpen zijn en welker motoren een lageren kubieken inhoud hebben, zonder veel aan capaciteit te verliezen. Fabrieken, die tot voor kort nog hun productie op 10 P. K.- wagens hadden ingesteld, fabriceeren nu voor namelijk wagens met 7 en 8 P.K. De kleine wagens hebben meestal vier-cylin- der-motoren, die gemiddeld onder de tien liter benzine per 100 K.M. gebruiken en uursnel heden van 100 K.M. en meer ontwikkelen. Alleen de zwaardere wagens worden van zes- cylinder-motoren voorzien en slechts een heel enkele Fransche wagen heeft motoren van meer dan zes cylinders. Uit technisch oogpunt is er op den Salon weinig nieuws te zien en de standuitrusting is ook voor de kleine auto's vrijwel onveranderd. Op de Fransche markt worden op de eerste plaats producten van eigen bodem verkocht; van de buitenlanders verkoopen de Amerikanen het meest, maar ook Fiat doet met een 6- P. K.-wagen, welke in Frankrijk gemonteerd wordt, goede zaken. Ford bouwt in zijn Fransche fabrieken een kleinen auto, die vermoedelijk dezelfde is als oe reeds in Engeland ingevoerde. Vóór den Salon zal deze wagen echter nog niet ge reed zijn. (United Press.) Als de gele Blaad'ren vallen Denkt de mensch aan Poëzie. Want de kleuren Van het najaar Prikkelen zijn Fantasie! Maar de schoonheid, Ach, de schoonheid Is niet steeds van Langen duur. En dit ziet men Ook gebeuren In het schouwspel Der natuur! Dus de gele Blaad'ren vallen Maar het wordt geen Schoon tapijt Met een weelde Bonte kleuren, Die het mensch'lijk Oog verblijdt! Neen, het wordt een Vieze massa En de oorzaak Van veel pech. Want de auto's En de fietsen Slippen angstig Op den weg! En de mannen Met den bezem Op de reinheid Ingesteld, Vegen, vegen En ze brengen Al die kleuren Naar de belt! MARTIN BERDEN i (Nadruk verboden ROME, 441 M. 8.05 „Madame di Tebe", operette in drie bedrijven. WEENEN, 517 M. 4.45 Populair concert „.40 Piano-recital 7.20 „Die Blume von Hawaii". WARSCHAU, 1411 M. 4.20 Concert door het Omroeporkest 5.20 Populair concert 7.20 Populair concert 9.25 Piano-recital 10.20 Dansmuziek. BEROMüNSTER, 460 M. 8.10 Faust, opera van Gounou. FOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS De trein stond op het punt uit Amsterdam te vertrekken en ik nestelde me juist be haaglijk in een hoekplaats, blij in 't voor uitzicht alleen te blijven en 't laatste traject van m'n reis te kunnen afleggen zonder door op dringerige medereizigers gestoord te worden, toen 't portier opeens werd open gerukt en er iets op de bank tegenover mij rolde. Het bleek een kleine, bleeke man te zijn, met zwarte, droef geestige oogjes. Hij hijgde, snoof en blies als een nijlpaard, dat boven water komt en keek me aan met een blik, waarin angstig ongeloof te lezen stond. Zooiets van: „Heb ik hem nou gehaald, of heb ik hem niet gehaald?" Juist wilde ik hem gerust stellen door op te merken: „Nou, dat is ook op 't nippertje", toen hij zelf het woord nam en zei: „Dat is nu mijn éérste gelukje vandaag." Onder het spreken had hij z'n hoed afgezet en veegde met een vervaarlijk grooten zakdoek de zweetdroppels weg, die op z'n voorhoofd parelden. „Zoo?" vroeg ik belangstellend. „Ja", antwoordde hij. „Als ik dien trein had gemist, zou ik weken lang geen leven gehad hebben bij m'n vrouw. Ze komt me afhalen en o, als ze eens voor niets wachtte. Het huis PEKING, 6 October 1932. De groote Amerikaansche „Bond tot Bescherming van Dieren" heefi zich eenigen tijd geleden tot de regeeringen van Perzië en China gericht met het verzoek, dat de productie van Perzische en andere pelterijen zou worden verboden, voor zoover deze de huiden van ongeboren dieren tot grondstof heeft. De Chineesche regeering heeft op dit verzoek welwillend beschikt en voor de provincies Hope en Shantung alsmede voor Binnen-Mongolië het gewenschte verbod uit gevaardigd. De vereenlging van pelterij-handelaren te Tientsin heeft echter tegen dezen maatregel geprotesteerd en zelfs de interventie van bui- tenlandsche diplomaten ingeroepen om de re geering tot een opheffing van het verbod te bewegen. Zij wijst daarbij op het dreigende ge vaar, dat in de toekomst het centrum van den pelterij-handel zal worden verlegd naar Mand- sjoerjje, wanneer de genomen maatregel in China van kracht blijft. (United Press) Theedrinken," riep Willie Woens dag. Doch Freddy deed een dutje en hoorde het niet. „Wordt wakker, meneer Vrijdag, het is tijd voor de thee!" schreeuwde Ivy, maar de zeeman bleef doorsnorken, alsof een houtzaagmolen aan den gang was. Toen kwam Madge, één van de lepelaars, met den theeketel en Willie besloot Freddy Vrijdag door den lepe laar te laten wakker maken. „Maak hem wakker, Madge," zeide hij tot den vogel, „we wachten op de thee." Niet zoodra had Madge Willie's stem gehoord, of ze liep naar de plaats waar Freddy lag te slapen en zette den theeketel op den grond. Toen tot Topsy's verwondering trok LcK.r0i.rr Madge Freddy aan zijn baard. Hij werd met een schreeuw wakker en Willie Woensdag lachte hartelijk. „Eindelijk ben je wakker," zeide Willie. „Maar dat is geen manier van doen om zóó iemand wakker te maken,' zeide Freddy erg kwaad kijkende, „ik denk, dat jij dien vogel zeker weer hebt opgestookt." „Heusch niet hoor," antwoordde Willie, „het was heusch zijn eigen in val." „Wat een nuttige vogel is toch een lepelaar," meende Ivy. „Als ik weer thuis ben, zal ik mijn papegaai ver koopen en neem ik er een lepelaar voor in de plaats." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden mededeeling) zou voor ons beiden te klein geweest zijn, maar d&t weet ik wel, mijnheer, dat ik dan niet zou weten, waar ik blijven moest Ik liet een sympathiek kuchje hooren. „Daarom zou ik werkelijk geen raad geweten hebben, als ik dezen trein had gemist. En toch mijnheer, den heelen dag ben ik er vast van overtuigd geweest, dat ik te laat zou zijn...." „Werkelijk?" Met een plech tig-bezwerende ïitdrukking in z'n 1 oogen, antwoord- 1 de het mannetje: „Ja, mijnheer, want het was van morgen al be nen aan 't ontbijt. Toen gooide ik het zoutvat om! En geen uur later merkte ik, dat ik zonder er bij te denken, onder een ladder was doorgeloopen en toen ik daarnet aan 't loket kwam, stonden er twaalf voor mij en was ik dus de dertiende. Nou, en u weet, dat dit ongeluk voorspelt." „Neen", lachte ik, „dat wist ik heusch niet. Maar u moet anders wèl bijgeloovig zijn, dat u op al die kleinigheden let...." ,3en ik ook!" riep hij, „en ik heb er reden voor." „Och kom!" „Och komoch kom! Dat zegt niets. Ge looft li nu maar, dat over elkaar gekruiste mes sen geen ongeluk aanbrengen; dat je het zout vat kunt omgooien zonder dat er ruzie komt; dat je straffeloos onder een ladder kunt door- loopen of ergens de dertiende bij kunt zqn. Ieder z'n overtuiging. Maar i k weet beter. I k ben overtuigd, dat iemand nooit zoo ongeluk kig is, of het kan nóg ongelukkiger en daarom loop ik maar liever geen risico in dit opzicht! Ik blijf liever buiten schot!" Het mannetje wond zich nog al op en daarom zei ik kalmeerend: „Misschien hebt u gelijk..." „Ik heb gelijk, mijnheer! Geloof nou van mij, dat het ongeluk je gauw genoeg te-pakken heeft. Dat heb ik twintig jaar geleden al on dervonden! Ik was toen behanger en vrijgezel. Op zekeren dag was ik bezig bij een deftige familie een spiegel op te hangen, toen mijn vrouw of beter gezegd, wat m'n vrouw wor den zoü die zoo'n soort huisjuffrouw bi) die familie was, iets tegen me zei: een grapje. Ik lette meer op haar dan op mijn werk, met net gevolg, dat ik den spiegel liet vallen. We kre gen er allebei dik van langs van haar mevrouw, en dat bracht ons, laat ik maar zeggen een beetje bij elkaar. U begrijpt hoe dat gaat! Per soneel onder elkaar, hè? Enfin, om kort te gaan: ik vroeg, om haar te troosten, of ze eens met me uit ging en jawel hoor, eer ik het goed en wel begreep, was ik met haar getrouwd." Hier gekomen, liet hij z'n stem dalen tot een vertrouwelijk fluisteren en vervolgde: „Nou weet u wel, mijnheer, dat als je een spiegel breekt, je zeven kwaje jaren voor den boeg hebt. Dat zeggen ze immers? Maar kijk nu eens naar m ijI k heb er twintig kwaje jaren aan te danken. En waar is het einde? Ze is nog zoo gezond als een visch! Ja, als het ongeluk je hebben moet, vindt het je wel, hoor! Je krijgt altijd, wat voor je is weggelegd." „En tóch", wierp ik hem tegen, „tóch hebt u uw trein gehaald, hè? Ondanks ladder, zoutvat en weet ik wat al meer." „D&t is zoo", gaf hij toe. „Maar ik heb ook niet beweerd, dat het ongeluk je altijd direct overvalt! Soms komt het pas later! En daarom, mijnheer, ik houd m'n hart vast als ik er aan denk, wat ik misschien te hooren krijg van mijn vrouw, als ik in Alkmaar aankom.' „In Alkmaar?" vroeg ik verbaasd. „Wacht uw vrouw u in Alkmaar op?" „Ja. Wel?" vroeg hij, ongerust opspringend. „Wat is er? Gaat die trein soms niet naar...?" „Het spijt me voor u", zei ik vriendelijk, „maar u bent onderweg naar Haarlem. U w trein vertrok van het andere perron!" „Oh!" kreunde de kleine man. „Oh! ziet v nu wel mijnheer? Ik dacht het wel! Ik heb het wel gezegd. Er moest iets gebeuren.... Oh! M'n vrouw wacht op me En de kleine man zakte futloos in elkaar als een ballon, waar het gas uit wegvloeit. i""A-"1""i" Arnhem, 2 October 1932 j| f. WelEd. Heer en, Hiermede kom ik UEd. van harte bedanken voor de heerlijke verrassing mij bezorgd, door mij den eersten prijs toe te kennen. Dit was boven mijn verwachting en ik kan V dan ook niet genoeg mijn dank betuigen, voor het mooie geschenk. Het zal altijd een aangename herinnering zijn aan den Vacantie-Wedstrijd van uw veel ge lezen en in alle opzichten volledig Dagblad, het beste blad voor ieder R.K. huisgezin. Ik hoop nog meermalen de eer te mogen hebben aan de wedstrijden mee te doen. Iedereen zou ik willen zeggen doet mede aan de mooie Foto-Sport, want het is een mooie en nuttige sport. Met de meeste hoogachting, Uw dw. dn. JOHAN J. R. SLETERING Reigerstraat 13 „„„„Vprina-svoorwaarden teeren 9/1/1/1 bil levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7gfi bi) een ongeval met 9C7I bij verlies van een hand IOC bi) verlies van een Cfï bij een breuk van Afï bij verlies van *n Alle abonné S Spanen* J000.-valies van bei£ armen, ffeide beenen of beide oogen T tOU.' doodeiyken afloop T 6ÖU.- een voet of een oog T 140. duim of wijsvinger T O (/.- been of armf^C/.- anderen vinger AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON (Vrij naar het Duitsch) 8 Ik klopte en ging naar binnen. Meneer Wilson zat aan het raam, bij de schrijftafel en ha papleren voor zich liggen die hij aan het schikken was. Daarnaast s'.ond nog e:n ont bijtservies, en dat wilde ik tegelijk maar mee nemen daarom ging ik naar de rchryicaiei toe Was je misschien ook een beetje nieuws gierig om te zien, wat meneer Wilson deed. De jongen kreeg een kleur. Ja, dat is waar, zei hij ronduit. ze zeiden hier in huis, dat die meneer zco ge heimzinnig was, en altijd de deur op slot deed, als hij thuis was. Ze zeiden ook, dat h!J uit de hoogte was, en ruw tegen het personeel; maar tegen mij was hij toen heel vriende lijk Ik zette zijn schoenen voor hem neer, nam het servies op en wilde weer weggaan. Wat waren het voor papieren, die je zag? Oude, vergeelde stukken, met groote stempels er op, maar ook nieuwe, en een paar brieven zou ik zeggen. Ze waren bijna allemaal in een vreemde taal geschreven ik geloof Engelsch. Hoe kon je dat in dien korten tijd, dat je het servies van de tafel nam, zien? riep Helfrich ongeloovig. O, ik stond daar een heel poosje! Meneer Wilson vroeg me allerlei dingen, en op het laatst ook, of ik niet voor eenigen tijd bij hem in dienst wou treden. Hij zou nu weldra een eigen huis hebben, en paarden en een equipage houden, en nu zocht hij voor zijn persoon lijken dienst iemand, die trouw was en niet praatte. Ik had er natuurlijk wel oorsn naar, en zei onwillekeurig, dat men, om dat allemaal te kunnen deen, wel ontzettend rijk meest zijn. Mijnheer Wilson had ondertusschen al de pa pieren in een groote groene por .efeuille ge daan, en zei. lachend, terwijl hij op die oude portefeuille sloeg: „Daar zit voor meer dan een millioen in jongen, al zijn het maar een paar minnebrieven en trouwbewijzen! Maar daar heb jij geen verstand van. Nu, denk er maar eens over na. Ik moet nu weg, en als ik terugkom, zeg je me maar, wat je besloten hebt. Maar houd vooral je mond, want kle s- kousen kan ik niet gebruiken." Toen stond hij op, stak de portefeuille in zijn zak, trok zijn overjas aan, en ging samen met mij de kamer uit. Hij is niet meer teruggekomen. Later hoorde ik, dat hij doodgeschoten was. Heb je beslist gezien, dat Wilson die pa pieren bij zich stak, toen hij wegging? Beslist. Hy deed het heel zorgvuldig, wat ik me heel goed begrijpen kon, omdat ze een millioen waard waren. Best. Je kunt gaan. Waarschijnlijk zul je later je verklaringen onder eede moeten her halen, zei de detective. En de jongen ging weer aan zijn werk. VIII Zooveel ls in ieder geval door de mede- deelingen van dien jongen bewezen, zei Helfrich later op den dag tot den commissaris, dat Wilson zekere papieren had, en in verband dtórmee naar Europa is gekomen. Daarmee zijn we dus al een stap verder. Nu moeten we vóór alles het antwoord uit Amerika, spe ciaal uit Sacramento, afwachten, of daar een Frank Wilscn bekend is. Waar Sacramento niet veel meer dan 30.000 inwoners telt, zal het wel niet moeilijk zijn, dat te weten te komen, vooropgesteld dat de doode zich ook daar Frank Wilson genoemd heeft. En waar denk Je dan, dat die papieren terecht gekomen zijn? Kan hij ze niet ergens gedeponeerd hebben, zonder dat de betreffende persoon weet, wat ze bevatten? Men zou dien aangaande een oproep kunnen plaatsen. We weten immers alvast, dat ze zich in een groene portefeuille bevinden. Zulk een oproep lijkt me doelloos, want naar mijn meening bevinden de papieren zich in handen van de persoon, die men daar voor iets wilde afpersen. zeker niet, want die hebben we streng gevisi teerd. O neen, die niet maar die vriendin van haar, de vrouw met den bochel. De commissaris dacht een oogenblik na. Die Jongen zegt, dat bij die brieven o. a. minnebrieven en trouwbewijzen waren. Als de doode nu eens niet een kennis, maar de achtgenoot van onze gevangene was, en zü zich om een of andere reden van hem had willen ontdoen? Helfrich antwoordde niet dadelijk. Ook bij hem was die gedachte opgekemen. Maar er was zooveel, dat daartegen sprak. In de eerste plaats zouden die papieren gedeeltelijk althans oud en vergeeld geweest zijn. Door de verklaring van den doode, dat ze meer dan een millioen waard waren, waar zou een vrouw al zou ze het nóg zoo schitterend getroffen hebben een millioon vandaan nalen, zonder haar omgeving daaivoor een verklaring te moeten geven? Dat had Wilson toch óók moeten begrijpen dus d&Arop had 'tij niet kunnen speculeeren. Het heeft voorloopig geen zin, ons met vermoedens af te geven, zei hij ten laat ste. We moeten bewijzen hebben. Veel belangrijker is de vraag: hebt u het boscn, waardoor die andere vrouw ontsnapt is, nauwkeurig laten afzoeken? Het is altijd moge lijk, dat we daar een aanknoopingspunt vinden. De commissaris keek ietwat verlegen. Dat wil zeggen, ik heb de omgeving van de herberg, en de plek, waar de moord heeft plaats gehad, zorgvuldig laten afzoeken. Maar het heele boschDat zou toch wel een beetje moeilijk zijn. Toch moeten we het probeeren. Het heeft sinds een week niet geregend, en de grond is in dit jaargetijde vochtig. Misschien is het spoor van dit vrouw nog te vinden. Ik zal de zaak zelf ter hand nemen. Koch is toch hopelijk vrij? Jawel. Dan beginnen we morgen vroeg. Telegra feert intusschen nog eens naar Califcmlë, en geeft u dat geheimschrift aan een des kundige. Misschien gelukt het hem, het te ont cijferen. Maar ik ben er bang voor. Zelf zal ik er in de eerstvolgende dagen wel niet aan toekomen. Het was een prachtige heldere herfstmor gen, toen Hei frich met Koch in „De drie Mirteboomen" aankwam. De herbergier,' die bij het raam in de courant zat te lezen, melde dienstvaardig toe, en informeerde naar hun wenschen. Hij herkende Helfrich eerst, toen deze hem een schriftelijke mededeeling van den commissaris toonde, waarbij h.m de plicht werd opgelegd, den beiden beambten in ieder opzicht behulpzaam te zijn bij hun na sporingen in de zaak Wilson. Dat was juist naar den smaak van den herbergier. Sinds drie dagen nam dit geheimzinnig geval onaf gebroken al zijn denkvermogen in beslag. In de zaak was het om dezen tijd van het jaar slap; en een moord kwam niet eiken dag voor, vooral niet een moord, die zoo nauw samen hing met „De drie Mirteboomen". Hier, in zijn gelagkamer had de moordenares met haav medeplichtige vóór de misdaad gezeten. Op zijn grond had de moord plaas gehad. Hij had één van de voortvluchtige daderessen ge grepen, en wéér in de gelagkamer had het eerste verhoor plaats gehad. Men had heele- maal niet de levendige fantasie van den goe den man hoeven te hebben, of zijn voorliefde voor het griezelige, om daardoor een beetje uit zijn gewone doen te raken. Daarbij kwam nog, dat onze vriend zich in sttite voor een speurdersgenie hield, en in alle stilte de zaak op eigen gelegenheid onderzocht. Wat treft dat gelukkig, dat u vandaag komt, meneer Helfrich! riep hij levendig uit. Ik zou anders zelf naar den comm'ssa - s gegaan zijn. Ik ben er namelijk in geslaagd, -en heel belangrijk feit te ontdekken. Hij hield op en zag de beide detectives zelf bewust en vol verwachting aan Helfrich hield n het algemeen niet veel van de bemerkin gen van het publiek maar dit geval was zóó arm aan feiten, dat men kon het niet veten ook een kleinigheid van belang kon worden. Hij vroeg dus snel: U hebt wat nieuws gevonden? Wat dan? U zult u herinneren, meneer Helfrich, lat die vrouw beweerde, dat zij en haar vrien din van den Kahlenberg waren gekomen, en toevallig waren uitgekomen bij de herberg hier, waar ze even gingen u'trusten. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10