mmz
OP DINER BIJ ATTILA
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel
Plaats dan een ^Omroeper1
voor 75.000 gezinnen.
Jushny met zijn gezelschap in ons land De begrafenis van wijlen dr. C. Meuleman
HUNNEN EN ROMEINEN
VRIJDAG 14 OCTOBER 1932
Wëmm
Attila, de verpersoonlijking van
gruwel en verschrikking
Alleenheerscher over
de geheele wereld
Ontoelaatbare con
currentie
ZEEVISCH NAAR BELGIË
Het verminderd contingent
NATIONAAL CRISIS-COMITE
Toename van het aantal giften
Goedkeuring besluiten
Gouverneur-Generaal
Rijn- en binnenvaart
Nog steeds achteruitgang
S aneeringsplannen
Onverwijld maatregelen
gevraagd
■iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
JUSHLYS' .DER BLAUE VOGEL" maakt weder een tournée door ons land. Een tweetal scènes uit het met zore
samengestelde programma.
Bi«Wi
DE HEER G. J DE SWAAN bekende
figuur in de R.K. Jeugdbeweging trad
Donderdag te Amsterdam in he huwelijk
met Mej. J. D. van Dyck.
>.r.
ONDER ZEER GROOTE BELANGSTELLING HEEFT Donderdag te Heerlen de begrafenis plaats gehad van het
stoffelijk overschot van wijlen dr. C. Meuleman, In leven directeur der R.K. Vroedvrouwenschool te Heerlen.
Dt' PRINS VAN WALES EN PRINS GEORGE VAN ENGELAND zijn Don dei d.igmiddag op hei v legveld Schiphol aangekomen, waar zij verwelkomd
werden door den Engelschen gezant, sir Odo Russell, den burgemeester van Amsterdam, den heer de Vlugt en verschillende andere autoriteiten.
Tegen het midden der 5e eeuw verscheen
een man in Europa, die tot op heden
geldt ais de verpersoonlijking van gru
wel en verschrikking, Attila, de Hunnen
koning.
De Hunnen waren uiterlijk een afzichtelijk
nomadenvolk van Tartaarschen of Turkschen
oorsprong uit de Aziatische steppen; klein van
gestalte, breede borst, korte stevige hals met
daarop een dik rond hoofd, sterk en lenig en
ruiters van buitengewone bekwaamheid. Hun
voorkomen was afschuwwekkend. Geel, sme
rig en vuil, bijna zonder haar, zonder wenk
brauwen, leek hun gelaat meer op een vleesch-
klomp met een paar krenten er in op de
plaats der oogen, dan op een menschelijk ge
zicht. Het behoorde dan ook tot de gebruiken
der Hunnen zulk een gelaat te cultiveeren.
Om daartoe te geraken werd der Hunnen ba
by reeds bij de geboorte van sneden en ker
ven voorzien.
Te dien tijde waren de Hunnen reeds mees
ter van Zuid-Oost Europa boven de Zwarte
Zee. De koninklijke erfenis ontving Attila met
zijn broeder Bleda van zijn oom Rugila, die
het H'innenrijk reeds zoo krachtig had ge
maakt dat Constantinopel jaarlijks een som
van 350 pond goud neertelde voor de goede
buurschap.
Nauwelijks aan het bewind, vorderde Atti
la de afgezanten van het Oost-Romeinsche
Rijk op voor een samenkomst waaraan gevolg
gegeven werd. Hautain werden den keizerlij
ken afgezanten zijn eischen medegedeeld:
verdubbeling van het jaarlyksche honorarium,
6 goudstukken voor de vrijlating Van eiken
Romeinschen soldaat, uitlevering van alle
Hunnen die in het Romeinsche Rijk leefden.
Zwak als - Constantinopel zich voelde gaf het
alles toe. De Hunnen werden uitgeleverd en
eenigen van hoogen bloede, blijkbaar gezworen
vijanden van Attila, werden bij het passeeren
van den Donau, de rijksgrens, aan het kruis
geslagen.
Zooals we zien treed Attila van den aan
vang af autoritair en zelfbewust op. Hij voel
de zich de heerScher. Een klein voorval in zijn
leven droeg er toe by deze overtuiging te be
vestigen. Een herder vond een bloedende
wond aan den poot van een koe, zocht de oor
zaak en vond de punt van een zwaard uit den
grond steken. Hij groef dit uit en bracht het
aan Attila. Hierin nu meende Attila een ze
ker voorteeken te zien dat hy was uitverko
ren tot alleenheerscher over de geheele we
reld. Zeker is evenwel dat kort na het in be
zit nemen van de regeering de macht der
Bunnen aanzienlijk toenam. Het samenreeee-
ren met zijn broeder Bleda vond hü hinder
lijk en lastig, daarom doodde hij hem. De
Oost-Gothen, de Gepiden en vele andere vol
ken van Germaanschen oorsprong waren At
tila onderworpen en de bedreiging van het
Oost-Romeinsche Rijk was slechts een kwestie
van korten tijd. Spoedig daarop klopte Attila
aan de keizerlijke Poort van Keizer Theodosius,
doch deze wist den vrede te herstellen door de
voorwaarden van den Koning der Hunnen aan
te nemen en zonder vechten de nederlaag te
incasseeren. Atilla had gesproken en Attila
transigeerde niet. Deze condities luidden: Af
stand van een groote landstreek ten Zuiden
van den Donau. in plaats van 700 thans 2100
pond goud jaarlijks; alle gevangenen der Hun
nen vrij; voor de vrijheid der Romeinsche ge
vangenen 12 goudstukken per hoofd.
Ondanks de voldoening aan deze vernede
rende voorwaarden was de situatie nog verre
van aangenaam. Attila meende dat er nog
Hunnen achter gebleven waren in het Romein
sche ryk. Om de relaties te verbeteren zond
Keizer Theodosius een gezantschap naar At
tila waarvan een der deelnemers Maximinus
zyn reisindrukken heeft opgeteekend en voor
het nageslacht bewaard. Wij vinden hierin in
teressante büzonderheden vermeld. Na lange
dagreizen bereikten de gezanten het leger
van Attila aan de overzyde van den Donau,
waar zij na eenigen tegenstand der Hunnen
voor Attila werden gebracht. De tent van den
Koning was door een talrijke wacht omgeven
en Maximinus en Vigilius, de twee hoofden
van het gezantschap, vonden Attila in zijn
houten zetel. Maximinus was niet wel ter
tale en niet spoedig aan het vreemde heer
schap met zijn somber gezicht en zijn driftige
met heftige gesties voorziene spreekwijze ge
wend. Vigilius daarentegen was vrijmoediger,
gaf bewust of onbewust een kenneiyk ver
keerd cijfer op van de nog in het Romeinsche
Rijk verbiyvende Hunnen, wat Attila dermate
verdroot dat hy hem toevoegde: „Als ik het
Volkenrecht niet eerbiedigen moest dan zou ik
jou trouwlooze afgezant aan het kruis slaan
en je lichaam aan de gieren tot aas geven."
Attila wilde niet verder praten, stuurde Vigi
lius terug om de vrijlating der achtergebleven
Hunnen te bewerken met de bedreiging voor
Kèizer Theodosius erbij om niet te talmen
„want welke stad, welke vesting in het uitge
breide Romeinsche Ryk durft te hopen dat ze
veilig en onoverwinnelijk is, als ik wil dat ze
van de aarde verdelgd wordt?"
Maximinus werd verzocht de andere kwesties
te komen bepraten in de residentie van Atti
la, waarheen deze binnenkort ging vertrek
ken.
Aldus zette Maximinus de reis voort naar de
koninklijke stad die waarschijnlijk in midden
Hongarije gelegen was. Na vele avonturen en
gevaren kwam hy daar aan. Het Paleis des
Konings, geheel van hout, bedekte een kolos
sale oppervlakte en was in het vierkant door
een pallisadeering omgeven. Binnen deze om
heining bevonden zich de verschillende gebou
wen der hofhouding eveneens van hout. Maxi
minus was vol bewondering voor de prachtige
houtsoorten en de kunstige bewerking daarvan.
Eenige dagen later deed Attila zyn Intocht
glorieus gehuldigd door de zijnen. Maximinus
en zyn metgezel Priscus géhoten van het on
gewone schouwspel. Toen zy weder in hunne
tent waren teruggekeerd, verscheen een die
naar van Attila die zeide „Koning Attila noö-
digt u beiden uit voor het feestmaal van mor-
gen. Het begint op het negende uur" (3 uur
n.m.) Wy zullen voor de beschrijving hiervan
Maximinus zelf aan het woord laten:
„Op het vastgestelde uur traden wij binnen
en met ons de gezanten van het West-Romein-
sche Rijk. Toen wy op den drempel van de
feestzaal kwamen waar wij Attila reeds zagen,
traden ons de schenkers tegemoet, welke ons
gevulde bekers overhandigden, opdat wy, zoo
als bij hen gebruik is, voor het plaats nemen
onze heilwenschen voor den gastheer uitspra
ken. TYien dit gebeurd was en wij even aan
den beker nipten gingen wij naar de plaatsen
waar wij zittend zouden eten. Rondom langs
de wanden waren de zetels opgesteld. Attila
lag in het midden op een rustbed, waarvoor
men eenige treden moest opstijgen en tegen
over nog een, dat ook voor hem bestemd was.
Beiden waren bedekt met fijn wit linnen en
bonte tapijten, zooals dat by de Grieken en
Romeinen bij zeer feestelijke gelegenheden als
b.v. bruiloften gebruikelyk is.
De eerste rij gasten begon rechts van Attila,
de tweede links, waar wij ook onze plaats kre
gen, naast Berich, een voornamen Goth; maar
Berich had de hoogere plaats. Onegesius zat
rechts van Attila en naast hem 2 van Attila's
zonen. De oudste zat op een dergelijk rustbed
als zijn vader, doch ver af en hield uit verle
genheid voor dë tegenwoordigheid van dezen,
de oogen immer naar den grond gericht. Toen
allen eindelijk gezeten waren, overhandigde de
schenker hem een beker met wijn. Attila nam
hem en begroette daarmede den voornaamsten
aanwezige. Deze stond op en mocht niet eerder
gaan zitten, voordat de Koning den beker weer
aan den schenker had teruggegeven. Zoodra
Attila weder zat, deed de volgende in rang het
zelfde en zoo verder. Ieder had zyn eigen
schenker, die eerst naar voren trad als de voor
namere schenker weer was heengegaan. Nadat
allen aan de beurt waren gekomen, daagde
Attila ons volgens Thracische gewoonte uit tot
een wedstrijddrinken met gelijk groote bekers.
Hierby geen vormelykheid, alle schenkers tra
den terug.
Naast de tafel van Attila stonden eenige
tafels, waar drie of vier gasten aanzaten, welke
Attila daar geplaatst had, om zich met hem te
onderhouden. Voor deze gasten stond vleesch
gereed, dat ieder zonder zijn plaats te verlaten,
kon afsnijden. Toen kwam Attila's dienaar naar
voren en presenteerde zijn heer een schotel
vleesch en andere dienaren brachten bijspijzen.
Voor alle overigen waren alle mogelijke spijzen
bereid, welke op zilveren schalen werden opge
diend. Attila alleen bediende zich van een hou
ten schotel en at slechts vleesch. De gasten
dronken uit gouden en zilveren bekers, die van
Attila was van hout. Even eenvoudig was ook
zijn kleeding, die zich door niets onderscheidde
dan door hare smetteloosheid.
Nadat de eerste gang der vleeschspijzen
voorbij was, konden wij ons even vertreden om
daarna weder naar onze plaats terug te gaan,
maar wij mochten ons niet nederzetten voordat
wij als bij het begin een grooten beker op het
welzijn van Attila geledigd hadden. Hierna
namen wij plaats en nu volgde de tweede gang
en alles ging als voren. Toen de avond viel,
werd het feestmaal beëindigd en traden twee
Hunnen binnen, die zich voor Attila opstelden
en met zelfgemaakte liederen zijn eer en krijgs-
mansroem bezongenNa dit gezang kwam
een dwaze potsierlijke Hun binnen, welke door
zijn gezwets alle aanwezigen van het lachen
deed schudden. Daarna volgde een ander, die
door zijn toespraak van Latijnsche, Gothische
en Hunsche woorden door elkaar ontzaglyke
vroolykheid en uitbundig gelach verwekte. At
tila zat alleen met een onbewogen gezicht, geen
spier vertrok, door niets liet hij blijken of hij
treurig dan wel vroolijk gestemd was.
Op deze wijze duurde het feest nog tot diep
In den nacht, maar wij meenden niet meer te
kunnen blijven en verwijderden ons."
B.
Aan de „N.R. Ct." wordt geschreven, dat de
groote openbare, staats- en half-officieele be
drijven voor de behartiging van speciale be
langen aparte N. V.'s in het leven riepen.
De Nederlandsche Spoorwegen nu zyn sterk
in deze soort N. V.'s, ofschoon zij ook by de
Staatsbedrijven niet ontbreken. Zoo zy ter
loops opgemerkt, dat het inkoopbureau voor
mijnhout der Staatsmijnen tevens optreedt als
alleenvertegenwoordiger eener Duitsche bouw
en bestekhoutmaatschappy. Langs een omweg
is dus de Nederlandsche Staat feitelyk gewoon
houtagent eener Duitsche firma.
Om bij de houtvoorziening te blijven, zag
men in 1931 de Nederlandsche Spoorwegen -de
N. V. Spoorhout oprichten voor den inkoop van
groote hoeveelheden door haar benoodigde
dwarsliggers. Deze N.V. was een voortzetting
van de nauwe relaties, die reeds enkele jaren
met een Nederlandsch gedoopte, doch in wezen
Duitsche houtfirma waren aangeknoopt en die
practisch reeds aan de tot dusver gebruikelijke
inschrijvingen onder Nederlandsche handelaren
een eind hebben gemaakt. Nadien Is de vrije
handel en daarmee ook de inlandsche bosch-
bouw als producent geheel uitgeschakeld.
Naar in houthandelaarskringen verluidt, zou
den de Spoorwegen in sterke mate belang by
het buitenlandsche hout hebben genomen, o. a.
door groote hypotheken te verleenen op Duit
sche landgoederen, waar de N.V. Spoorhout
het hout kocht en op deze wyze zou, tenge
volge der dalende pryzen en door de groote
contracten der N.V. Spoorhout, die de voorra
den der Ned. Spoorwegen geweldig hebben doen
aangroeien, enorme schade door dit lichaam
worden geleden.
De ontoelaatbare concurrentie met den par
ticulieren houthandel bleek a a. uit de in-
schryvingen by houtleveringen van groote ge
meenten, waarby het ander hout dan dwars
liggers betrof, zooals te Amsterdam, waar het
inlandsche hout beconcurreerd werd. Bij de
aanschaffing van dwarsliggers voor tramwegen
b.v. dit voorjaar bij de Noord-Zuid-Holland-
sche Tramweg My., werd eveneens de Neder
landsche handel verdrongen. De tramdwarslig
gers, die meest van 'n geringere maat zyn dan
de dwarsliggers der Spoorwegen, móeten niette
min op de stapelplaatsen der Spoorwegen aange
voerd en aldaar gecreosoteerd worden, zoodat de
bedoeling van handeldrijven door de Spoorwegen
duidelijk is. Is het wonder, dat de noodlyden-
de houthandel met leede oogen toeziet, hoe hy
door overheidsbedrijven aldus wordt bemoei
lijkt?
Het wil ons voorkomen, dat er wel aanleiding
is om aan deze uitwassen der zelfstandigheid
van de overheidsbedryven, die tot een nauwe
lijks vermomden vorm van ongewenschte over
heidsbemoeiing is geworden en de om hun be
staan worstelende Nederlandsche bedrijven ver
bittert, eens nader aandacht te schenken.
Op de vragen van het Kamerlid Drop ln ver
band met de door de Belgische regeering vast
gestelde vermindering van het contingent voor
den invoer van versche zeevisch en het verbod
van invoer van kleine zeevisch in België heeft
Minister Verschuur geantwoord, dat met in
gang van 29 Augustus 1932 in België het in
voercontingent van rog en vleet is verminderd
van 75 procent op 50 procent, terwijl de Invoer
van tong en van zeevisch, kleiner dan 40 cM.,
tydelyk verboden is.
Over deze maatregelen heeft vooraf geen
overleg tusschen de Belgische en de Neder
landsche Regeeringen plaats gehad.
Na het bekend worden der maatregelen zyn
op 8 September j.l. te Brussel besprekingen ge
voerd, waaraan van Belgische zijde werd deel
genomen door hoofdambtenaren van de Minis
teries van Buitenlandsche Zaken en van Ver
keerswezen en van Nederlandsche zyde door
een tweetal hoofdambtenaren van het Depar
tement van Economische Zaken en Arbeid en
den consul-generaal, hoofd der Handelsafdee-
ling van het gezantschap te Brussel, terwijl
den daaropvolgenden dag nog nadere bespre
kingen zijn gevoerd tusschen den chef van de
afdeeling Zeevisscherij van het Belgische Mi
nisterie van Verkeerswezen en den chef van
de afdeeling Visscherijen van het Departement
van ondergeteekende.
De besprekingen, waarbij de belangen van
de Nederlandsche visscherij krachtig werden
bepleit, waren in hoofdzaak van informatori-
schen aard. De Belgische autoriteiten zegden
een nader onderzoek naar verschillende quaes-
ties toe.
De Minister is bereid den volledigen Inhoud
van regelingen, die nader mochten tot stand
komen, mede te deelen.
Het secretariaat van het Nationaal Crisis Co
mité deelt mede:
De radiorede, waarmede de voorzitter van
het Nationaal Crisis Comité de nationale inza-
melingsweek geopend heeft is niet zonder uit
werking gebleven.
Hoewel wy thans nog niet over volledige ge
gevens beschikken inzake de opbrengst van de
straat- en huiscollecten in de verschillende ge
meenten, kunnen wy toch reeds constateeren,
dat zyn woorden bij velen weerklank hebben ge
vonden.
In de eerste week van October vertoonden de
rechtstreeksche giften aan het Centrale Comité
een stijging van 6022.15 vergeleken bij de eer
ste week van September en vele van de gevers
deelden als hun voornemen mede maandelyks
hun gift te zullen herhalen.
Zooals men weet is dit zeer gemakkelyk voor
de rekeninghovders by den Postchèque en Gi
rodienst, die daartoe dezer dagen wederom een
machtigingsformulier zullen ontvangen, maar
daarnaast is het een verblijdend verschijnsel
dat ook onderdeelen van Leger en Vloot, perso
neel van bureaux kantoren en scholen enz.
nog geregeld hun bijdragen storten.
Aan rechtstreeksche giften werd in de eer
ste week van October ontvangen van:
Particulieren, 259 by dragen: totaal, ƒ3.814.70,
van het personeel der Land- en Zeemacht
1.273.90; van het personeel van het loodswe
zen ƒ122.07; van het personeel van kantoren,
scholen enz. ƒ2.120.78; benevens aan periodie
ke overschrijvingen waarvan de meesten reeds
6 maanden plaats hadden, (in de eerste week
van October ƒ5.661.85.
Ingediend Is een wetsontwerp tot goedkeu
ring van zes besluiten van den G.-G., hou
dende vaststelling van aanvullende begrootin
gen van Ned.-Indië voor 1932.
Het- Centraal Bureau voor de Ryn- en Bin
nenvaart heeft dezer dagen te 's-Gravenhage
zyn Jaarvergadering gehouden.
De voorzitter, de heer Binnendijk, hield een
jaarrede, waaraan wy het volgende ontleenen:
Sloten wy het jaar 1931 met de hoop dat
1932 opleving in onze bedryven zou brengen, he
laas moeten wij na ongeveer tien maanden con
stateeren, dat wij bedrogen zijn uitgekomen.
Zoowel Binnenvaart als Rijnvaart bevinden
zich nog steeds in dalende richting, hetgeen te
wijten is aan de wereldmalaise.
Hierin zal geen verbetering treden zoolang er
aan het zich steeds uitbreidende contirsgentee-
ringstelsel geen paal en perk wordt gesteld, zoo
lang door de Nederlandsche en Duitsche Spoor
wegen tegenover Ryn- en Binnenvaart een po
litiek van goedkoope tarieven wordt toegepast
en de byzondere activiteit van Antwerpens
Gemeentebestuur steeds meer transporten van
onze Rijnhavens daarheen lokt.
I
I Nadat het jaarverslag was behandeld bracht
de heer Van 't Hoff, die voorzitter is van de In
ternationale Studie-Oommissie voor onderzoek
van de saneeringsplannen voor de Rynvaart,
verslag uit over de werkzaamheden door deze
commissie tot nu toe verricht.
Hoewel de heer Van 't Hoff persoonlijk de
overtuiging blijft toegedaan die overigens naar
hem herhaaldeiyk gebleken is, door het over-
groote deel der belanghebbenden gedeeld wordt
dat een saneering slechts mogelijk zal zyn,
indien de regeeringen van de Rijnoeverstaten
daaraan hunne medewerking verleenen, zou hy
natuurlyk niets liever zien, dan dat het thans in
studie genomen plan-Jaeger zou kunnen slagen.
Voorloopig echter zyn er tegen het plan-Jaeger
nog zeer vele belangrijke bezwaren.
Spreker verklaarde tenslotte, dat de Neder
landsche vertegenwoordigers in de studie-com
missie ten volle doordrongen zyn van het zeer
groote belang voor de Nederlandsche Rijn
vaartbelanghebbenden om zoo spoedig mogeiyk
tot resultaten te komen.
Het werk der commissie wordt wel eenigszms
vertraagd door het feit, dat zich voomamelyk
onder de Duitsche zoogenaamde industrie -ree-
derijen eenige bevinden, die van een regeerings-
medewerking niets willen weten, zoodat eerst
alle saneeringsmogelykheden zonder deze mede
werking onderzocht moeten worden.
Het secretariaat van de Internationale Studie
commissie wordt waargenomen door het Secre
tariaat van het Centraal Bureau voor de Ryn-
en Binnenvaart (Stationsweg 147, 's-Graven
hage).
Het Kamerlid Duymaer van Twist heeft aan
den Minister van Economische Zaken en Ar
beid de volgende vragen gesteld:
Kan de Minister mededeelen, of in afwach
ting van het nader overleg, waarvan sprake is
in het antwoord van den Minister van 11 Oc
tober 1.1., dat zal plaats hebben ter zake van
het bevorderen van een wettelyke regeling voor
de bevrachting van binnenschepen, maatrege
len zullen worden getroffen tot leniging van
den grooten nood, waarin de binnenschippers
verkeeren, van wier lot de Minister ln de ver
gadering van de Tweede Kamer van 23 Juni
1932 sprak: „dat het wel het zwartste is, dat
ln ons land te vinden is. Daar is men werkelyk
op den rand van den honger."
Zal de Minister overgaan tot het nemen van
maatregelen, mag dan verwacht worden, dat
met het oog op den hoogst ernstigen toestand,
deze maatregelen onverwyld worden getroffen?