Londens geniale herbouwer
<Kct m&aal wn den dag
RADIO-PROGRAM
VERKEER-KRABBELS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
De voet spreekt: Geef mij maar
ROBINSONschoenen
zending j
STi TuS I De geheime
Het Lijk bij de
VRIJDAG 21 OCTOBER
CHRISTOPHER WREN
20 Oct. 1632-20Oct. '32
Een vreemde jongen
Een nieuw Londen
Uitgediend
Een nieuwe prijs
Voor wereldvlucht-volbrengers
Zaterdag 22 October
Eerlijk boksen
En niet voor de film spelen
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
Lïzer, wanneer gij een gedenkteeken ver
langt, sla den blik om u heen."
Boven den ingang tot den Noordelijken
kfuisvleugel van Londens bekendste Godshuis,
de St. Paul Kathedraal, staan ze in het Latijn
(«Lector si monumentum requiris circumspice")
Beschreven, de trots-eenvoudige woorden, die
de grootste hulde vormen, welke ooit eenig volk
^ad kunnen brengen aan den herbouwer van
z'jn hoofdstad sir Christopher Wren. Zelf
rust hij voor eeuwig in den grafkelder onder
het grootsche bouwwerk, waaraan zijn geniale
Beest het aanzijn schonk vlak bij zijn doch-
^r> die hem in zijn dood was voorgegaan.
Driehonderd jaar geleden, op 20 October 1632,
^erd Christopher Wren geboren, een tenger
kindje, van wien aanvankelijk niemand ver
nachtte, dat het eenmaal bestand zou blijken
zijn tegen de moeiten en zorgen van het leven
111 dien woeligen tijd. Hij wilde nooit recht uit
öe kluiten schieten en het verhaal gaat, dat
Ve®l later koning Karei II op een keer in een
sPeelsche bui op handen en voeten ten aan-
schouwe van heel zijn hofhouding door zijn
statievertrekken kroop, omdat hij eens uit eigen
ervaring wenschte te weten, hoe de wereld er
i^tzag, beschouwd van de „hoogte" van sir
Christopher WrenVeel zielenadel ging in-
öerdaad niet schuil achter dezen Stuart-vorst,
die
voor contant geld zijn eigen land uitleverde
aan Frankrijks „Zonnekoning", Lodewijk XIV,
^heinde gezamenlijk de republiek der Vereenig-
de Nederlanden, die hem in jaren van balling-
Schap gastvrijheid had verleend, te gronde te
échten.
klaar Christopher Wren bewees alras op over
tuigende wijze, dat lichaamslengte en grootheid
Van geest geen gemeene maat hebben. Te West-
unster kwam hij onder leiding van dr. Busby,
eea vermaard paedagoog, die mede dank zij de
vaardigheid, waarmee hij zijn rietje wist te
hanteeren, een geweldig ontzag onder zijn leer-
khgen had hij beroemde er zich na beëin
diging van zijn leeraarsloopbaan steeds op, in
tbtaal zestien toekomstige bisschoppen te heb-
beh afgerost. En deze door allen gevreesde was
ket, die het tengere jongetje onder zijn bescher
ming nam.
t^ant hij bleef een vreemde jongen, ook toen
kij al wat grooter was. Terwijl heel Engeland
een bloedigen burgerstrijd uitvocht, het huis van
zÜn vader door Cromwell's Rondkoppen werd
verwoest de Vren's bleven steeds onwankel
baar trouw aan de Stuarts en koning Karei I
den dood stierf op het schavot, zat de jonge
Christopher te knutselen met zijn werktuigen,
^n „weerklok" construeerde hij, die ook des
hachts aangaf, welk weer het buiten was, een
"Weegschaal zonder gewichten" en een duikers-
aPparaat.
klaar vooral tot de architectuur voelt Wren
zich aangetrokken en in 1666 hij is intusschen
meds in 1660 door den naar Engeland terugge
keerden Karei II tot professor benoemd komt
de kans van zijn leven.
Een brand, zooals de wereld er geen gezien
beeft, sinds Nero zich onder de klanken der
muziek zat te vermeien aan het schouwspel van
het in vlammen opgaande Rome, legt bijna heel
honden in de asch. Vier dagen en vier nachten
lahg is Engelands hoofdstad een ontzagwekkende
Iakkel gelijk en als eindelijk de rosse gloed van
den hemel is verdwenen, is van het Londen der
late Middeleeuwen nog slechts één zesde part
°vereind blijven staan, zijn omstreeks 90 kerken
ruim 13.000 woonhuizen met den grond gelijk
geniaakt en zijn 100.000 menschen dakloos ge-
Worden, met een bangen oorlogswinter de
'weede Engelsche zeeoorlog met de Nederlanden
Was in vollen gang voor de deur. Voor een
Waarde van ruim ƒ120.000.000 had Londens
Broote brand vernield en nog vier maanden na
het einde ervan smeulden overal de puinhoopen.
Eet was Christopher Wren, die reeds binnen
eeh week na den brand den koning een plan
v°or een nieuw Londen voorlegde. Had men het
®eheel aanvaard, dan zou de Londensche City
2lch thans verheugen in breede lanen en straten
Stl niet behept zijn met het netwerk van veel
m smalle verbindingswegen, dat thans het alles-
overheerschende kenmerk der metropolis is.
Maar de kerken en openbare gebouwen mocht
hij toch grootendeels herscheppen naar zijn
eigen opvattingen en tot op den huidigen dag
zijn de onder zijn meesterhand ontstane Gods
huizen ware pronkjuweelen temidden der steen
woestijn van de wereldstad aan de Theems.
Maar vooral de St. Paul's Kathedraal werd tot
zijn onvergankelijk meesterwerk. Vijf en dertig
jaren duurde de bouw; in 1675 had Wren zelf
er den eersten steen voor gelegd, in 1710 plaat
ste zijn zoon den slotsteen op den koepel. Lon
den had weer zijn kathedraal, maar veel dank
baarheid had de schepper ervan tijdens den
bouw niet geoogst. Voor een schamel loon van
50 per week had hij de beste jaren van zijn
leven aan zijn meesterwerk gewijd en een klein
zielig parlement had hiervan in 1696 zelfs nog
de helft voorloopig tot de voltooiing ervan inge
houden, „teneinde den architect bij de voorzet
ting der werkzaamheden tot den grootst moge
lijken spoed aan te sporen." Voortaan kreeg hij
dus nog maar 25 per week uitbetaald en het
kostte hem later de grootste moeite, alvorens
men hem het achterstallige bedrag ook inder
daad uitkeerde.
Op 85-jarigen leeftijd ontsloeg koning George I
den beproefden man zelfs uit zijn functie van
inspecteur-generaal van het bouwwezen, een
post, dien hij bijna een halve eeuw lang had
bekleed. Een nieuwe tijd was gekomen met, een
nieuw vorstenhuis (Hannover)en nieuwe
baantjesjagers. Sir Christopher Wren had uit
gediend.
Maar den ouden man kon geen vernedering
meer treffen. Ver verheven boven alle mensche-
lijke kleinzieligheid kon hij tegen het einde van
zijn levensbaan neerzien op zijn werk. Hij be
hoefde zich niet te verdedigen; zijn kerken en
wereldsche gebouwen, die het uit de asch her
rezen Londen sierden, legden welsprekender dan
eenige menschelijke stem getuigenis af van zijn
scheppende kracht. Eenmaal ieder jaar liet hij
zich nog naar zijn lievelingswerk, zijn St. Paul's
Kathedraal, rijden, om er een wijle te vertoe
ven, verzonken in de tallooze herinneringen, die
hem er ongetwijfeld bestormden.
Eind Februari 1723 zag zijn kathedraal den
levenden sir Christopher Wren voor de laatste
maal. Thuis gekomen begaf hij zich naar zijn
eetkamer. Daar gleed hij ongemerkt en pijnloos
over in den dood, die hem 91 lange jaren had
verschoond. Een geniaal mensch was heenge
gaan.
Nimmer heeft Londen een gedenkteeken voor
hem opgericht. Het was ook niet noodig. Wie
hem wenscht te gedenken, behoeft slechts het
oog te laten verwijlen op Londens kerkenpracht
of zich te begeven naar de St. Paul's Kathe
draal en den blik om zich heen te slaan
(Nadruk verboden).
PARIJS, 20 Oct. (Un. Press.) De voorzitter der
internationale luchtvaart-vereeniging, prins
Bibesco, heeft een nieuwen prijs in het leven
geroepen, die zal worden gegeven aan wereld
vlucht-volbrengers. Om dezen prijs, een beker,
te winnen, moet de wereldreiziger een bepaalde
route volgen.
De wedstrijd om den Prins Bibesco-beker
kan begonnen worden in Londen, Parijs, Ber
lijn, Rome en Boekarest en zal het uitgangspunt
ook tot einddoel hebben. Buitendien moeten de
vliegers Karachi, Tokio, San Francisco en
New-York aandoen. Aangezien het tanken in
de lucht is toegestaan zullen de vliegers theo
retisch met slechts vier tusschenlandingen kun
nen volstaan; het is hun echter vrijgelaten
meer tusschenlandingen te maken.
De mededingers moeten gedurende de vlucht
een gemiddelde snelheid van minstens 100 K.M.
per uur bereiken, een niet te hooge eisch als
men bedenkt, dat Post en Gatty een gemiddel
de uursnelheid van 130 K.M. hebben gehaald.
Daartegenover echter staat, dat de voor den Bi-
besco-beker af te leggen afstand 35.000 K.M.
bedraagt, terwijl de beide Amerikanen slechts
26.500 K.M. hebben afgelegd.
De winnaar behoeft den beker pas af te staan
aan een toekomstigen concurrent, die tijdens de
wereldvlucht een gemiddelde uursnelheid van
150 K.M. bereikt.
(United Press)
HUIZEN, 1875 M. K.R.O. 8.00 Morgenconc.
10.00 Gramofoonmuz. 11.30 Godsdienstig half
uurtje door pastoor L. H. Perquin O. P. 12.00
Tijdsein en politieberichten. 12.15 De K. R. O.-
Boys o. 1. v. Piet Lustenhouwer, refreinzang
Jack Mossel. 1.45 Verzorging zender. 2.00 Half
uurtje voor de rijpere jeugd. Jeugdtooneel. 2.30
Kinderuurtje. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.15 Es-
perantonieuws. 4.30 Het tiende jaarlijksche con
gres van den R. K. Nat. Bond van Wasch-
industrieelen. 5.30 Het K. R. O.-Sextet o. 1. v.
Piet Lustenhouwer. 6.20 Journalistiek weekover
zicht door Paul de Waart. 6.40 Vervolg concert
door het K. R. O.-Sextet. 7.10 Kath. Radio-
Volksuniversiteit. Theologie (II) door prof. dr.
P. Ureling O. P. 7.30 Politieberichten. 7.45 Sport-
praatje van de R. K. F. 8.00 Avondprogramma
m. m. v. The Twinkling Five, en Han Beuker
en Wouter Denys, piano-duetten. Als Inter
mezzo van 9.009.15 Microfoonvertelsel door
Wim Snitker. pl.m. 9.15 Persbureau Vaz Dias.
11.00 Gramofoonmuziek. 12.00 Sluiting.
HILVERSUM, 296 M. V. A. R. A. 8.00 Tijd
sein en gramofoonmuziek. V. P. R. O. 10.00 Mor
genwijding. V. A. R. A. 10.15 Uitzending voor
de arbeiders in de continubedrijven, m. m. v.
„De Notekrakers" o. 1. v. Daaf Wins. 12.00 V. A.
R. A.-orkest o. 1. v. Paul Duchant. 12.45 Baek-
fish Parade, Lincke. 1.30 Niki-Marsch uit „Ein
Walzertraum", Strauss. 2.00 Verzorging zender.
2.15 Gramofoonmuziek. 2.50 „Hoe word ik spe
cialist?", vraaggesprek met J. F. Ankersmit.
3.10 „De Flierefluiters". 3.50 Beoefening der huis
muziek, samenwerking tusschen huiskamer en
studio. 4.30 Coöperatie-kwartiertje. H. Linde
man „Wat zijn onze coöperatieve plichten?".
4.50 Orgelspel door Joh. Jong. 5.40 Litterair
overzicht door Herman Poort. „De Verdoolde"
van A. M. de Jong. 6.00 Volksliederen door de
zanggroep „De Wielewaal" der Amsterdamsche
A. J. C., o. 1. v. Piet Tiggers. 6.30 Gramofoon
muziek. 7.00 Uitz. voor het platteland. Vraag
gesprek tusschen G. J. Zwertbroek, S. S. Lan-
tinga en H. de Weerd. 7.30 Orgelspel door John
Brookhouse MacCarthy. 7.45 V. A. R. A.-Front.
Toespraak door A. Vryburg. 7.50 Orgelspel. 8.00
Zaterdagavond-programma. Medewerking van
het V. A. R. A.-orkest o. 1. v. Hugo de Groot.
10.30 Persbureau Vaz Dias. 11.40 Gramofoon
muziek. 12.00 Tijdsein en sluiting.
t
BRUSSEL 509 M. 12 uur Gramofoonmuziek
„Manon Lescaut" van Puccini. 1.30 Gramo
foonmuziek. 5.20 Kamermuziek. 6.35 Gramo
foonmuziek. 8.20 Pianorecital. 9.30 Concert
KÖNIGSWUSTERHAUSEN 1635 M. 1.20
Gramofoonmuziek. 3.50 Concert. 5.25 Nieuwe
Un. Pr. bericht ons uit New-York, dat het
Amerikaansche publiek niet erg goed te spreken
is over den laatsten bokswedstrijd van den
wereldkampioen Max Schmeling en dat er
onder deskundigen zelfs leelijke geruchten de
rondte doen over dezen edelen demonstrant van
lichaamskracht. Zijn zielsgesteltenis zou name
lijk minder weerstand bieden dan zijn spieren
weefsel. Het geval zit als volgt in elkaar.
De Amerikaansche toeschouwers begrepen
maar niet, waarom een zoo vooraanstaand
bokser als Schmeling zoo weinig „killers-
instincten" vertoonde. „Killers-instincten" zijn
namelijk die instincten, welke in werking treden
wanneer men den genadeslag geeft. Nu was het
opvallend, dat Schmeling den beslissenden
genadeslag als maar uitstelde. Hij bokste zeer
terughoudend en liet zich herhaaldelijk de
gelegenheid ontgaan om zijn tegenpartij
„knock out" te slaan. Dit werd aanvankelijk
opgevat als een blijk van menschenliefde en
zelfs van sentimentaliteit. Voornamelijk in den
tweekamp met Mickey Walke scheen Schmeling
er maar niet toe te kunnen besluiten, dezen
tegenstander buiten gevecht te stellen, ofschoon
de kans zich ruimschoots voordeed.
Hij had, naar ieders opvatting, Walker veel
eerder kunnen verslaan, als hij zich daartoe
ingespannen had, maar hy bleef treuzelen. Wat
kan de oorzaak zijn?
Op deze en soortgelijke vragen gelooft men
nu het juiste antwoord te hebben. Iemand uit
Schmeling's omgangskring heeft namelijk los
gelaten, dat de bokskampioen financieel
geïnteresseerd zou zijn bij.... de filmonder
neming, die de wedstrijden opneemt. Wanneer
Schmeling maar dadelijk zijn tegenstander
buiten gevecht stelde, duurde de film niet lang
genoeg en was er te weinig aan verdiend.
Immers een film wordt per meter betaald!
Daarom werd het gevecht een tijdje volgehou
den, ofschoon dit overigens volstrekt overbodig
was!
Men hoopt alsnog, dat Max Schmeling deze
verklaring zal tegenspreken en spreekt erover,
waar het naar toe moet met de hartverhef
fende sport, wanneer ze de belangen van film
ondernemers gaat dienen. De boksers zullen
zich nog gaan schminken en de sportregels
zullen worden vervangen door de voorschriften
van het regieboek. Het zou verschrikkelijk zijn!
We mogen er niet aan denken, welk een
omwenteling van het geestesleven zou uit
breken, wanneer de schoone kunst van het
boksen in verval geraakte!
In ieder geval blijkt wel uit het bovenstaande,
dat de sport zoo edel niet is, of een finan-
cieele aanbieding blijkt haar aantrekkings
kracht uit te oefenen. Het vleesch is wel sterk
maar de geest is soms een beetje zwak!
(United Press).
mm
DRUKTE!
Op het drukste drukke spitsuur f
Van het drukste drukke punt
Heeft de drukte meer dan drukkend
Het op grooten druk gemunt. f
Auto's, fietsen, trams en beenen
Maken het dan stuk voor stuk,
Saamgeschoven tot één massa,
Het zoo ongelooflijk druk!
Stopbord houdt de grootste drukte
Slechts een oogenblik bij-een
En dan mag de drukte spuien,
Altijd naar één richting heen.
Maak dan zelf ook heel wat drukte, i
Toeter als een idioot.
Denk maar: om wat weg te blazen I
Is de kans beslist heel groot!
Bel en scheld en druk een ander
In de knel, wat zeker gaat.
Doe dan zoo-, niet aan een ander,
Maar aan mij behoort de straat!
Want met drukte in de drukte,
Heeft ervaring ons geleerd,
Gaat verkeer, hoe ook geregeld,
E Altijd absoluut verkeerd!
MARTIN BERDEN 1
5 (Nadruk verboden) f
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii?
Gramofoonplaten. 9.35 Dansmuziek uit Berlijn.
LANGENBERG 472 M. 11.20 Populair con
cert door het kleine Tonkünstler-Orchester van
Keulen. 12.20 Populair concert o.l.v. Wolf. 1.55
Gramofoonmuziek. 4.20 Vesperconcert. 9.50 Po
pulaire- en dansmuziek o.l.v. Eysoldt. 11.50
Meister der Jazz. Gramofoonplaten.
DAVENTRY 1554 M. 12.20 Concert van
North Regional. 1.05 idem. 1.50 Concert door
het Commodore-grand-orkest o.l.v. Joseph
Muscant. 3.50 Concert. 5.05 Orgelconcert. 7.50
Gramofoonmuziek. 10.10 Concert door het
radio-militair-orkest. 11.10 Ambrose en zijn
orkest in het Mayfair-hotel.
PARIJS (Radio) 1724 M. 12.20 Populair con
cert. 9.05 Gramofoonmuziek.
MILAAN 331 M. 6.50 Gramofoonmuziek. 7.20
idem.
ROME, 441 M. 7.20 Gramofoonmuziek. 8.05
„L'Italiana in Algeri". Opera in drie acten
van Rossini.
WEENEN, 519 M. 4.05 Vocaal concert. 5.10
Populair concert door het Otto Wacek-orkest.
WARSCHAU 1412 M. 5.20 Populair concert.
7.20 idem door het omroeporkest o.l.v. St. Naw-
rot. 10.20 Dansmuziek.
BEROMÜNSTER 460 M. 7.05 Vocaal concert.
9.20 Gramofoonmuziek.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Richard Mallimar opende juist voor de
douanebeambten te Calais zijn koffers, als
naast de zijne de bezittingen werden op
gestapeld van een jonge vrouw, die haar een
voudige kleeding droeg met buitengewone dis
tinctie en een opvallende charme. En hij voel
de zich gelukkig, toen hij haar hopeloos zag
zoeken in haar tasch en een klein valies, daar
hij er een onmiddellijke aanleiding in vond om
zijn hulp aan te bieden. En daar de bekoorlijke
vreemdelinge hem bekende, nergens de sleutels
te kunnen vinden voor haar koffers, voelde hij
zich dubbel gelukkig, toen hij erin slaagde, dat
de dame zonder nadere inspectie haar koffers
mocht doen dragen naar den vertrekkenden
trein.
Daarmede was de kennismaking geschied, en
als belooning mocht hij met de vreemde schoone
de reiscoupé deelen. Doch hoe hij zich inspande,
hij kon van haar niet nader vernemen, dan dat
zij Mabel Mayheu heette, en reisde naar Nizza
om van daaruit Monte Carlo te bezoeken en de
gouden zon van de Cöte d'Azur.
Met dezelfde blijmoedigheid en geslotenheid
aanvaardde zij zijn reisgezelschap en zijn uit-
noodiging haar te Monte-Carlo als gids te die
nen. Hij bracht haar na een heerlijken tocht
door de schitterende omstreken, en een wel
verzorgd diner, des avonds naar de beruchte
speelzalen, legde haar het spel uit en deed haar
inzetten. Opgetogen deed ze aan het spel mede,
opgetogen verloor zij haar geld, en opgetogen
nam zij haar latere winst op. Richard begreep
er niets van; zij verspeelde zonder bedenken
een vrij aanzienlijk bedrag zonder eenige ont
roering, en met dezelfde nonchalante charme
nam ze het haar toegeschoven geld op, als ze
won doordat bij ongeluk haar penning uit de
vingers gleed en rolde op nummer 19 waar ze
hem liet liggen, daar ze hem niet bereiken kon,
en na 't draaien van 't roulette-wiel het balle
tje nummer 19 als winnend aangaf. Hij poog
de een verklaring te vinden, en vond er geen.
Hij deed haar ophouden met het spel, en stelde
haar aan eenige bekenden voor, en ze werd
terstond geïnviteerd op een speelavond bij de
familie Downtree. Nog later dien avond maakte
zij kennis met een prettigen blonden jongeman,
Charles Fellows, die eveneens op den speel
avond der Downtree's werd geïnviteerd.
Den volgenden morgen echter deed Richard
Mallimar een vreemde ontdekking. Toen Mabel
was uitgegaan om te winkelen, ging hij de
breede hotelgang door en verschafte zich zon
der eenige moeite met een looper toegang tot
Mabel's vertrekken. Hij nam uit zijn zak een
bos sleutels, zocht, oper.de haar koffers en door
zocht met geroutineerde handigheid den in
houd. Hij vond niets dan een doosje weinig
waardevolle juweelen, en aan geld een bedrag,
waarvoor hij de risico van diefstal niet op zich
welde nemen. Hij doorzocht alle kasten en la
den, en Mabel werd hem nog raadselachtiger;
Freddy Vrijdag wilde het haar op
Edwins nek bijknippen, maar hij kon
de giraffe er*niet toe krijgen zijn kop
naar beneden te houden, zoodat
Freddy er bij kon. De giraffe bleef
koppig.
„Wat ziet hij er uit!" zei de zee
man. „Ik geneer me om hem zoo mee
te nemen."
„Je zult een ladder moeten gebrui
ken om zijn haar te knippen," meen
de Topsy.
„Neen, ik weet er wel iets anders
op. Trek eens aan zijn staart, Robbie."
^3^ V
Zoodra Robbie dit deed, boog de
giraffe zijn kop voorover om te zien,
wie er aan zijn staart trok. Terwijl
hij zijn kop zoo tusschen zijn beenen
hield, schoof de zeeman handig een
bamboe-stok tusschen zijn horens en
voorpooten, en hoe harder Edwin
trachtte zijn kop los te krijgen, des
te steviger raakte die bekneld.
„Zoo," zei Freddy, „geef me nu de
schaar maar, dan zullen we hem eens
opknappen."
(Morgenavond vervolg.)
(Ingezonden Mededeeling).
iiHimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiim
de vrouw, die hij rijk gedacht had en die zoo
schitterende toiletten droeg, bleek weinig ge
fortuneerd en zelfs geen belangrijke juweelen
te bezitten. Tenslotte vond hij enkele brieven
in geopende couverts, en uit zuivere nieuws
gierigheid nam hij er een en las den inhoud.
Het verraste hem volkomen en hij stond een
moment perplex. Aan het einde van een onbe
langrijk schrijven, zag hij de mededeeling: „En
tenslotte denk eraan, dat je kost wat kost de
Carlyle-plannen bemachtigt en medebrengt."
Doch vooral de onderteekening trof hem: me
vrouw Astor. Dat was de moeder van Tony
Astor, een der behendigste medeleden van Ri
chard's bende. „Zij is dus één der onzen," peins
de hij, „dat verklaart alles."
Op den speelavond bij de Downtree's viel het
Mabel op, hoe grof aan verschillende tafels werd
gespeeld, en vooral hoe de arme Charles Fellows
geweldige bedragen verloor, terwijl men hem
steeds liet drinken en aanmoedigde vol te hou
den. Zij zelf
speelde ook, en
zich meenemen
door Richard Mal-
limar naar een
gezellig hoekje,
zoodra hij naar haar toe kwam toen hij zag
dat ze speelde.
„Ik geloof Mabel," zeide hij, „dat ik thans
iets meer van je begrijp. Ik moet je bekennen,
je bent heel scherpzinnig en ongewoon handig.
Met ongeveinsde verwondering zag Mabel
hem aan.
„Ja," ging hij verder, „je speelt uitstekend.
Maar toch blijft ons niets verborgen. We we
ten nu, dat je hier bent om zekere plannen te
bemachtigen, de Carlyle-plannen, in opdracht
van mevrouw Astor. Zij is de moeder van een
onzer beste bende-leden, die op 't oogenblik aan
een groote zaak werkt in Zuid-Amerika. Je bent
dus één der onzen, in plaats dat we dachten
dat je een slachtoffer zou kunnen zijn, zooals
ongeveer een vierde van de verschillende gas
ten hier, en zooals die stumperige Charles Fel
lows daar, die maar drinkt en duizenden ver
liest vanavond. Je ziet, je bent wel slim, maar
we achterhalen toch de geheimen, die we wil
len weten. En ga nu mee, dan zal ik je enkele
verrassende speeltrucs laten zien."
Hoewel Mabel dat alles aanhoorde met haar
gewone onverstoorbaarheid, welke haar juist zoo
geheimzinnig deed schijnen, had ze toch een
oogenblik perplex gezeten. Heel de omgeving,
welke een onbetrouwbaren indruk op haar ge
maakt had, stond thans in het ware licht, haar
prettige reisgenoot en gids bleek lid van een
bende beroeps-valschspelers, waarvan vooral
Charles Fellows in niets vermoedende luidruch
tigheid de dupe werd. Doch ze zweeg, ging met
Mallimar mede door de vertrekken, zag het be
drog en den diefstal, nog uitgelegd en verklaarde
zelfs, om zich heen en ze zweeg.
Mabel had 't zóó geregeld, dat ze enkele avon
den later, ophieuw werd uitgenoodigd op een
speelavond bij de Downtree's en daar ook Char
les Fellows weer als gast verscheen. Ook nu
verloor Fellows groote bedragen en teekende
schuldbekentenissen af, zoodra zijn bankpapier
verspeeld was. Toen nam Mabel een besluit, en
troonde Charles met zich mee, en ze vertelde
hem dat hij in handen was gevallen van valsch-
spelers. Hij lachte om haar beschuldiging en
bezorgdheid, doch Mabel hield aan. „Toen je
opstond van je speeltafel, zag ik Downtree naar
z'n kamer te gaan; als je wilt meegaan zal ik je
bewijzen, dat ik de waarheid zeg", zei ze een
voudig, en Fellows volgde haar. Downtree ont
ving hen glimlachend, doch hij zag even verrast
op als Mabel de deur achter zich sloot. „Waarde
heer Downtree", zei ze volmaakt kalm, „ik had
graag dat u Charles Fellows direct zijn schuld
bekentenissen teruggeeft. Ik wil niet, dat hij
slachtoffer is van valschspelers."
Downtree stond versteld: „Ujijvraagt
me dateen der onzenMabel hield aan
en Downtree vertrouwde zich zelf niet meer, hij
werd verontwaardigd, ontkende en weigerde.
„Dan zal ik naar de politie gaan," stelde Ma-
bel voor.
„Je zult deze kamer niet verlaten," protesteer
de Downtree, doch op hetzelfde moment nam
Mabel een revolver uit haar taschje, en richtte
die op hem. Even aarzelde Downtree, toen nam
hij uit zijn bureau enkele stukken papier met
de handteekening van Fellows. „Neen, neen,"
riep Mabel, „geef ze alle hier, er zijn er meer."
Machteloos en woedend tegelijk wierp Downtree
de overige bekentenissen op z'n bureau.
„In orde", zei Mabel, „nu vertrekken we, en
daar ik thans Fellows heb overtuigd, zal hij me
verder weten te beschermen. Overigens waar
schuw ik jelui morgen Monte-Carlo te verlaten,
als je niet wilt, dat ik de politie jelui signale
ment opgeef."
Downtree knikte, toen zei hij; „Overigens zul
len we later wel afrekenen, wij kennen me
vrouw Astor zeer goed."
„O," lachte Mabel, „mevrouw Astor en de
Carlyle-plannen? Laat ik u zeggen, dat ik dank
zij die vergissing in staat ben jelui bende van
hier te verjagen. Ik ken mevrouw Astor in het
geheel niet. Mijn heele geheim bestaat hierin,
dat mevrouw Astor, die een eerste klant is van
het modehuis, waar ik als mannequin in dienst
ben, mij een brief schreef toen zij hoorde dat
ik op vacantie ging naar hier, en my daarin
verzocht, haar de Carlyle-plannen en ontwer
pen der laatste mode toch vooral mede te bren
gen. Mijn mevrouw Astor zal wel niets met uw
bende te maken hebben, doch ik ben blij, dat
die naam mij uw plannen deed mislukken.
Adieu, mijnheer Downtree," en zij ging weg
met Charles Fellows, die haar duizend woorden
van dank toesprak, welke zij opgetogen aan
hoorde, zonder langer geheimzinnig te zijn.
A 7— °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f "7 Cfk bij een ongeval met f OCfk bij verlies van een hand f IOC
CL O OTITIC O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f f OUm~ doodelijken afloop# ZtOUm~ een voet of een oog# i til/»"
bij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Afï bij verlies van 'n
duim of wijsvinger been of arm# tri/» anderen vinger
(Vrij naar het Duitsch)
20
Anders niet?
Ik geloof het niet. We gingen dadelijk daarop
eer verder.
Ging Miss Armster vóór of achter u?
^óór me.
®n toen?
Toen vertelde de verpleegster me, dat nummer
f zich weldra in haar bijbeltje verdiept had, en
rjentengevolge buitengewoon gekalmeerd scheen.
~en uur later kwam men mij roepen, en vroeg
bhuner 61 om eten.
ïlelfrich had aandachtig geluisterd en bleef
®h oogenblik in gepeins verzonken. Dan zei-
0e hij
En toch is het niet anders denkbaar, dan
?at nummer 61 door het bezoek van de her-
,°gin een of andere troostende boodschap van
°üitenaf gekregen heeft, die opeens een einde
heeft gemaakt aan haar sombere gedachten.
Zou ik misschien het bijbeltje te zien kunnen
krijgen, dat men haar gegeven heeft?
De dokter glimlachte.
Zeker. Maar daar zult u niets in vinden.
Het waren beslist nieuwe exemplaren, en ze
werden éérst volgens voorschrift door den di
recteur nagezien eigenlijk een bloote forma
liteit in dit geval, want de hertogin kon men
er toch niet van verdenken, dat ze ongeoor
loofde
De hertogin was immers niet alleen! Ik
zal in ieder geval een beetje over die juffrouw
Armster te weten zien te komen.
De commissaris keek den»dokter vroolijk aan.
Ik zou de persoon wel eens willen zien,
die onze waarde Helfrich by gelegenheid er
niet van verdenkt de politie een poets te
bakken!
Helfrich bleef volmaakt ernstig.
Zoo iemand zult u niet gauw vinden, zei
hü kalm. Onder bepaalde omstandigheden is,
naar mijn meening, iedereen in staat, om tegen
ons samen te spannen.
Nu, bij juffrouw Armster zal het je moei
lijk vallen, om wat te weten te komen. De her
togin is den llen November weer vertrokken,
en zal op het oogenblik misschien in Constan-
tinopel zyn.
Helfrich deed, alsof hij het niet hoorde, greep
zijn hoed, en wendde zich nog even tot Dr.
Brenntner
Vergeet u dat van dat bijbeltje niet! Maar
zonder dat nummer 61 wat merkt. Men moet
haar nét zoo'n exemplaar ervoor in de plaats
geven.
Zal er voor zorgen.
XX.
Terwijl Helfrich zich per rijtuig naar het sta
tion begaf, om zijn bagage te halen, die daar
nog altijd onder de hoede van den portier lag,
werden zijn gedachten weer geheel in oeslag
genomen door de even onbegrijpelijke als
snelle verdwijning van de „bochel". Nog nooit
had hy met zoo'n sluwen tegenstander te doen
gehad en dan nog wel een vrouw!
Toen hij thuis kwam, had er eerst 'n kleine
scène plaats. Den vorigen dag had hy onderweg
aan Kata getelegrafeerd, haar het uur van aan
komst medegedeeld en een middagmaal oesteld,
In zijn ijver had hij dat toen totaal vergeten,
was inplaats van naar huis, naar het hospitaal
gegaan, en kwam nu ruim 24 uur later, dan
hij had aangegeven. Geen wonder, dat de goede
Kata, die het met zorg klaar gemaakte eten
van den vorigen dag voor haar oogen had zien
bederven, en bovendien in stilte waren doods
angst om haar meester had uitgestaan, hem met
haar woedendste gezicht ontving. Al haar angst
was ze vergeten, zooals ze hem nu onverwacht
te zien kreeg alle andere gevoelens hadden
plaats gemaakt voor ziedenden toorn, en ze
overstelpte Helfrich met een vloed van ver
wijten en krachtige opmerkingen. Onder andere
omstandigheden zou Helfrich daaruit alleen
maar haar ernstige bezorgdheid voor hem heb
ben afgeleid, en haar met een paar goedige
woorden tot kalmte hebben gebracht. Maar
ditmaal was hij zelf zenuwachtig, verloor zijn
geduld, sprak haar barsch toe, en verdween
in zijn kamer, waarvan hij de deur achter zich
dicht deed.
Nu werd Kata nog woedender. Ze trommelde
met haar vuisten op de deur, en brulde aan
één stuk door. Wat ze hem nu eigenlijk moest
voorzetten? Of hij dacht, dat ze een ordente
lijk middagmaal zoo maar uit haar mouw kon
schudden? Wat het toch eigenlijk voor 'n huis
houden was, tegenwoordig? Laat hij dan ten
minste antwoord geven, en zeggen, wat hy
wilde
Maar Helfrich luisterde heelemaal niet naar
haar geraas. Hij had zich uitgeput op de sofa
geworpen, nam het eene snuifje na het andere,
en keek onafgebroken in de lucht. Daarbij
rangschikte hy in zijn gedachten alles, wat in
de zaak Wilson als positief feit kon worden
beschouwd, en trachtte of) grond daarvan een
verder operatie-plan te ontwerpen. Had hij
anders altijd, na een afwezigheid van hoe kor
ten tijd ook, zijn vogels zijn lievelingen
in de kamer ernaast verwelkomd, thans keek
hij geen oogenblik naar de dieren om.
In huis werd 't stil. Kata was naar de keu
ken gegaan, en had daar een flink vuur ge
maakt. Zij kookte en braadde, en was in de
weer, met gloeiende wangen, om maar zoo soel
mogeiyk een diner voor haar meester klaar te
maken. Het stond voor haar vast als een feit,
dat hij alleen maar kwaad was, omdat hy hon
ger had, want natuuriyk had hij in de dagen,
dat hij er niet geweest was, geen behoorlijk
stukje te eten gekregen. Wat hij graag at, wist
immers niemand anders, dan zij! Zij glimlachte
trotsch bij de gedachte. Koken, ja, dat kon
ze! Kip met rijst en jonge groente, zooals hij
zoo graag had, dat kon niemand zoo goed voor
hem klaar maken, als zij. Wat een geluk, dat
ze genoeg in huis haa, wat ze noodig had.. Een
flesch Rüdesheimer was er ook nog die zou
hij vandaag krijgen. Hij zag er beslist erbar
melijk uitgeput uit.
Kata werd steeds zachter gestemd. In de soep
zou ze een paar geklopte eieren doen, en voor
dessert zou ze schuimtaartjes met bessensaus
geven. Dan zou zqn gezicht wel weer opvroo-
lijken.
En intusschen maakte Helfrich op zijn ka
mer een nauwkeurige schets van den warmoe-
zenierstuin in Kierling, met de daaraan gren
zende tuinen, wegen en gebouwen. Daar moest
hij verder zoeken. Van de aarde verdwenen kon
de „bochel' niet zijn. Hij zag nog altyd haar
blik vol haat en triomf, toen zij hem gisteren
in de Kartnerstrasse als zakkenroller had aan
geduid. En naast haar het angstig geschrokken,
nietszeggende gezicht van haar gezellin, een
vrouw van ongeveer 35 jaar. Volgens de be
schrijving moest dit dezelfde persoon zijn, die
de spullen van „Mila Coronski" bij den uitdra
ger gekocht had. Haar schuilplaats moest zich
in Kierling bevinden, in de nabijheid van dien
warmoezenierstuin, en zonder twyfel hadden de
twee daar een handlanger. Daarbij moest Hel
frich telkens weer aan die tuindersvrouw den
ken, die beweerde, dat ze niets gezien had. Ze
zou op het oogenblik, dat het rijtuig voor haar
woning stilhield, in huis geweest zijn maar
de koetsier hield strak en stijf vol, dat hij haar
in den tuin had zien werken. Waarom ontkende
ze dat? Zeker, er was niemand in huis geweest,
toen hij daar rondgekeken had, maar er waren
toch stellig in kelders en broeikassen allerlei
schuilplaatsen, waar zich iemand verbergen kon,
die daar goed thuis was. In ieder geval was de
tuin van die juffrouw Markbreiter het ver
dachte punt, vanwaar men moest uitgaan. Om
daaromtrent meer te weten, moest men op niet-
opvallende manier te werk gaan.
Hy haalde busjes en doozen om, rommelde in
een groote kist tusschen allerlei kleeren, en koos
tenslotte een danig afgedragen, donkere kiel,
die hy aantrok. Een gereedschappentasch, met
allerhande nuttige dingen erin, over zijn schou
ders gaf hem het uiterlijk van een reizend
handwerksgezel. Toen hij zich ten laatste in den
spiegel bekeek, glimlachte hij tevreden. Met dat
borstelige zwarte haar en het blozende gezicht,
met hier en daar een paar vuile strepen erop,
zou zelfs zijn beste vriend hem niet herkend
hebben. Dan at hy haastig een stuk brood,
dronk een paar glaasjes cognac, en ging de
kamer uit.
(Wordt vervolgd).