Londens geniale herbouwer <Kct m&aal wn den dag RADIO-PROGRAM VERKEER-KRABBELS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN De voet spreekt: Geef mij maar ROBINSONschoenen zending j STi TuS I De geheime Het Lijk bij de VRIJDAG 21 OCTOBER CHRISTOPHER WREN 20 Oct. 1632-20Oct. '32 Een vreemde jongen Een nieuw Londen Uitgediend Een nieuwe prijs Voor wereldvlucht-volbrengers Zaterdag 22 October Eerlijk boksen En niet voor de film spelen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON Lïzer, wanneer gij een gedenkteeken ver langt, sla den blik om u heen." Boven den ingang tot den Noordelijken kfuisvleugel van Londens bekendste Godshuis, de St. Paul Kathedraal, staan ze in het Latijn («Lector si monumentum requiris circumspice") Beschreven, de trots-eenvoudige woorden, die de grootste hulde vormen, welke ooit eenig volk ^ad kunnen brengen aan den herbouwer van z'jn hoofdstad sir Christopher Wren. Zelf rust hij voor eeuwig in den grafkelder onder het grootsche bouwwerk, waaraan zijn geniale Beest het aanzijn schonk vlak bij zijn doch- ^r> die hem in zijn dood was voorgegaan. Driehonderd jaar geleden, op 20 October 1632, ^erd Christopher Wren geboren, een tenger kindje, van wien aanvankelijk niemand ver nachtte, dat het eenmaal bestand zou blijken zijn tegen de moeiten en zorgen van het leven 111 dien woeligen tijd. Hij wilde nooit recht uit öe kluiten schieten en het verhaal gaat, dat Ve®l later koning Karei II op een keer in een sPeelsche bui op handen en voeten ten aan- schouwe van heel zijn hofhouding door zijn statievertrekken kroop, omdat hij eens uit eigen ervaring wenschte te weten, hoe de wereld er i^tzag, beschouwd van de „hoogte" van sir Christopher WrenVeel zielenadel ging in- öerdaad niet schuil achter dezen Stuart-vorst, die voor contant geld zijn eigen land uitleverde aan Frankrijks „Zonnekoning", Lodewijk XIV, ^heinde gezamenlijk de republiek der Vereenig- de Nederlanden, die hem in jaren van balling- Schap gastvrijheid had verleend, te gronde te échten. klaar Christopher Wren bewees alras op over tuigende wijze, dat lichaamslengte en grootheid Van geest geen gemeene maat hebben. Te West- unster kwam hij onder leiding van dr. Busby, eea vermaard paedagoog, die mede dank zij de vaardigheid, waarmee hij zijn rietje wist te hanteeren, een geweldig ontzag onder zijn leer- khgen had hij beroemde er zich na beëin diging van zijn leeraarsloopbaan steeds op, in tbtaal zestien toekomstige bisschoppen te heb- beh afgerost. En deze door allen gevreesde was ket, die het tengere jongetje onder zijn bescher ming nam. t^ant hij bleef een vreemde jongen, ook toen kij al wat grooter was. Terwijl heel Engeland een bloedigen burgerstrijd uitvocht, het huis van zÜn vader door Cromwell's Rondkoppen werd verwoest de Vren's bleven steeds onwankel baar trouw aan de Stuarts en koning Karei I den dood stierf op het schavot, zat de jonge Christopher te knutselen met zijn werktuigen, ^n „weerklok" construeerde hij, die ook des hachts aangaf, welk weer het buiten was, een "Weegschaal zonder gewichten" en een duikers- aPparaat. klaar vooral tot de architectuur voelt Wren zich aangetrokken en in 1666 hij is intusschen meds in 1660 door den naar Engeland terugge keerden Karei II tot professor benoemd komt de kans van zijn leven. Een brand, zooals de wereld er geen gezien beeft, sinds Nero zich onder de klanken der muziek zat te vermeien aan het schouwspel van het in vlammen opgaande Rome, legt bijna heel honden in de asch. Vier dagen en vier nachten lahg is Engelands hoofdstad een ontzagwekkende Iakkel gelijk en als eindelijk de rosse gloed van den hemel is verdwenen, is van het Londen der late Middeleeuwen nog slechts één zesde part °vereind blijven staan, zijn omstreeks 90 kerken ruim 13.000 woonhuizen met den grond gelijk geniaakt en zijn 100.000 menschen dakloos ge- Worden, met een bangen oorlogswinter de 'weede Engelsche zeeoorlog met de Nederlanden Was in vollen gang voor de deur. Voor een Waarde van ruim ƒ120.000.000 had Londens Broote brand vernield en nog vier maanden na het einde ervan smeulden overal de puinhoopen. Eet was Christopher Wren, die reeds binnen eeh week na den brand den koning een plan v°or een nieuw Londen voorlegde. Had men het ®eheel aanvaard, dan zou de Londensche City 2lch thans verheugen in breede lanen en straten Stl niet behept zijn met het netwerk van veel m smalle verbindingswegen, dat thans het alles- overheerschende kenmerk der metropolis is. Maar de kerken en openbare gebouwen mocht hij toch grootendeels herscheppen naar zijn eigen opvattingen en tot op den huidigen dag zijn de onder zijn meesterhand ontstane Gods huizen ware pronkjuweelen temidden der steen woestijn van de wereldstad aan de Theems. Maar vooral de St. Paul's Kathedraal werd tot zijn onvergankelijk meesterwerk. Vijf en dertig jaren duurde de bouw; in 1675 had Wren zelf er den eersten steen voor gelegd, in 1710 plaat ste zijn zoon den slotsteen op den koepel. Lon den had weer zijn kathedraal, maar veel dank baarheid had de schepper ervan tijdens den bouw niet geoogst. Voor een schamel loon van 50 per week had hij de beste jaren van zijn leven aan zijn meesterwerk gewijd en een klein zielig parlement had hiervan in 1696 zelfs nog de helft voorloopig tot de voltooiing ervan inge houden, „teneinde den architect bij de voorzet ting der werkzaamheden tot den grootst moge lijken spoed aan te sporen." Voortaan kreeg hij dus nog maar 25 per week uitbetaald en het kostte hem later de grootste moeite, alvorens men hem het achterstallige bedrag ook inder daad uitkeerde. Op 85-jarigen leeftijd ontsloeg koning George I den beproefden man zelfs uit zijn functie van inspecteur-generaal van het bouwwezen, een post, dien hij bijna een halve eeuw lang had bekleed. Een nieuwe tijd was gekomen met, een nieuw vorstenhuis (Hannover)en nieuwe baantjesjagers. Sir Christopher Wren had uit gediend. Maar den ouden man kon geen vernedering meer treffen. Ver verheven boven alle mensche- lijke kleinzieligheid kon hij tegen het einde van zijn levensbaan neerzien op zijn werk. Hij be hoefde zich niet te verdedigen; zijn kerken en wereldsche gebouwen, die het uit de asch her rezen Londen sierden, legden welsprekender dan eenige menschelijke stem getuigenis af van zijn scheppende kracht. Eenmaal ieder jaar liet hij zich nog naar zijn lievelingswerk, zijn St. Paul's Kathedraal, rijden, om er een wijle te vertoe ven, verzonken in de tallooze herinneringen, die hem er ongetwijfeld bestormden. Eind Februari 1723 zag zijn kathedraal den levenden sir Christopher Wren voor de laatste maal. Thuis gekomen begaf hij zich naar zijn eetkamer. Daar gleed hij ongemerkt en pijnloos over in den dood, die hem 91 lange jaren had verschoond. Een geniaal mensch was heenge gaan. Nimmer heeft Londen een gedenkteeken voor hem opgericht. Het was ook niet noodig. Wie hem wenscht te gedenken, behoeft slechts het oog te laten verwijlen op Londens kerkenpracht of zich te begeven naar de St. Paul's Kathe draal en den blik om zich heen te slaan (Nadruk verboden). PARIJS, 20 Oct. (Un. Press.) De voorzitter der internationale luchtvaart-vereeniging, prins Bibesco, heeft een nieuwen prijs in het leven geroepen, die zal worden gegeven aan wereld vlucht-volbrengers. Om dezen prijs, een beker, te winnen, moet de wereldreiziger een bepaalde route volgen. De wedstrijd om den Prins Bibesco-beker kan begonnen worden in Londen, Parijs, Ber lijn, Rome en Boekarest en zal het uitgangspunt ook tot einddoel hebben. Buitendien moeten de vliegers Karachi, Tokio, San Francisco en New-York aandoen. Aangezien het tanken in de lucht is toegestaan zullen de vliegers theo retisch met slechts vier tusschenlandingen kun nen volstaan; het is hun echter vrijgelaten meer tusschenlandingen te maken. De mededingers moeten gedurende de vlucht een gemiddelde snelheid van minstens 100 K.M. per uur bereiken, een niet te hooge eisch als men bedenkt, dat Post en Gatty een gemiddel de uursnelheid van 130 K.M. hebben gehaald. Daartegenover echter staat, dat de voor den Bi- besco-beker af te leggen afstand 35.000 K.M. bedraagt, terwijl de beide Amerikanen slechts 26.500 K.M. hebben afgelegd. De winnaar behoeft den beker pas af te staan aan een toekomstigen concurrent, die tijdens de wereldvlucht een gemiddelde uursnelheid van 150 K.M. bereikt. (United Press) HUIZEN, 1875 M. K.R.O. 8.00 Morgenconc. 10.00 Gramofoonmuz. 11.30 Godsdienstig half uurtje door pastoor L. H. Perquin O. P. 12.00 Tijdsein en politieberichten. 12.15 De K. R. O.- Boys o. 1. v. Piet Lustenhouwer, refreinzang Jack Mossel. 1.45 Verzorging zender. 2.00 Half uurtje voor de rijpere jeugd. Jeugdtooneel. 2.30 Kinderuurtje. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.15 Es- perantonieuws. 4.30 Het tiende jaarlijksche con gres van den R. K. Nat. Bond van Wasch- industrieelen. 5.30 Het K. R. O.-Sextet o. 1. v. Piet Lustenhouwer. 6.20 Journalistiek weekover zicht door Paul de Waart. 6.40 Vervolg concert door het K. R. O.-Sextet. 7.10 Kath. Radio- Volksuniversiteit. Theologie (II) door prof. dr. P. Ureling O. P. 7.30 Politieberichten. 7.45 Sport- praatje van de R. K. F. 8.00 Avondprogramma m. m. v. The Twinkling Five, en Han Beuker en Wouter Denys, piano-duetten. Als Inter mezzo van 9.009.15 Microfoonvertelsel door Wim Snitker. pl.m. 9.15 Persbureau Vaz Dias. 11.00 Gramofoonmuziek. 12.00 Sluiting. HILVERSUM, 296 M. V. A. R. A. 8.00 Tijd sein en gramofoonmuziek. V. P. R. O. 10.00 Mor genwijding. V. A. R. A. 10.15 Uitzending voor de arbeiders in de continubedrijven, m. m. v. „De Notekrakers" o. 1. v. Daaf Wins. 12.00 V. A. R. A.-orkest o. 1. v. Paul Duchant. 12.45 Baek- fish Parade, Lincke. 1.30 Niki-Marsch uit „Ein Walzertraum", Strauss. 2.00 Verzorging zender. 2.15 Gramofoonmuziek. 2.50 „Hoe word ik spe cialist?", vraaggesprek met J. F. Ankersmit. 3.10 „De Flierefluiters". 3.50 Beoefening der huis muziek, samenwerking tusschen huiskamer en studio. 4.30 Coöperatie-kwartiertje. H. Linde man „Wat zijn onze coöperatieve plichten?". 4.50 Orgelspel door Joh. Jong. 5.40 Litterair overzicht door Herman Poort. „De Verdoolde" van A. M. de Jong. 6.00 Volksliederen door de zanggroep „De Wielewaal" der Amsterdamsche A. J. C., o. 1. v. Piet Tiggers. 6.30 Gramofoon muziek. 7.00 Uitz. voor het platteland. Vraag gesprek tusschen G. J. Zwertbroek, S. S. Lan- tinga en H. de Weerd. 7.30 Orgelspel door John Brookhouse MacCarthy. 7.45 V. A. R. A.-Front. Toespraak door A. Vryburg. 7.50 Orgelspel. 8.00 Zaterdagavond-programma. Medewerking van het V. A. R. A.-orkest o. 1. v. Hugo de Groot. 10.30 Persbureau Vaz Dias. 11.40 Gramofoon muziek. 12.00 Tijdsein en sluiting. t BRUSSEL 509 M. 12 uur Gramofoonmuziek „Manon Lescaut" van Puccini. 1.30 Gramo foonmuziek. 5.20 Kamermuziek. 6.35 Gramo foonmuziek. 8.20 Pianorecital. 9.30 Concert KÖNIGSWUSTERHAUSEN 1635 M. 1.20 Gramofoonmuziek. 3.50 Concert. 5.25 Nieuwe Un. Pr. bericht ons uit New-York, dat het Amerikaansche publiek niet erg goed te spreken is over den laatsten bokswedstrijd van den wereldkampioen Max Schmeling en dat er onder deskundigen zelfs leelijke geruchten de rondte doen over dezen edelen demonstrant van lichaamskracht. Zijn zielsgesteltenis zou name lijk minder weerstand bieden dan zijn spieren weefsel. Het geval zit als volgt in elkaar. De Amerikaansche toeschouwers begrepen maar niet, waarom een zoo vooraanstaand bokser als Schmeling zoo weinig „killers- instincten" vertoonde. „Killers-instincten" zijn namelijk die instincten, welke in werking treden wanneer men den genadeslag geeft. Nu was het opvallend, dat Schmeling den beslissenden genadeslag als maar uitstelde. Hij bokste zeer terughoudend en liet zich herhaaldelijk de gelegenheid ontgaan om zijn tegenpartij „knock out" te slaan. Dit werd aanvankelijk opgevat als een blijk van menschenliefde en zelfs van sentimentaliteit. Voornamelijk in den tweekamp met Mickey Walke scheen Schmeling er maar niet toe te kunnen besluiten, dezen tegenstander buiten gevecht te stellen, ofschoon de kans zich ruimschoots voordeed. Hij had, naar ieders opvatting, Walker veel eerder kunnen verslaan, als hij zich daartoe ingespannen had, maar hy bleef treuzelen. Wat kan de oorzaak zijn? Op deze en soortgelijke vragen gelooft men nu het juiste antwoord te hebben. Iemand uit Schmeling's omgangskring heeft namelijk los gelaten, dat de bokskampioen financieel geïnteresseerd zou zijn bij.... de filmonder neming, die de wedstrijden opneemt. Wanneer Schmeling maar dadelijk zijn tegenstander buiten gevecht stelde, duurde de film niet lang genoeg en was er te weinig aan verdiend. Immers een film wordt per meter betaald! Daarom werd het gevecht een tijdje volgehou den, ofschoon dit overigens volstrekt overbodig was! Men hoopt alsnog, dat Max Schmeling deze verklaring zal tegenspreken en spreekt erover, waar het naar toe moet met de hartverhef fende sport, wanneer ze de belangen van film ondernemers gaat dienen. De boksers zullen zich nog gaan schminken en de sportregels zullen worden vervangen door de voorschriften van het regieboek. Het zou verschrikkelijk zijn! We mogen er niet aan denken, welk een omwenteling van het geestesleven zou uit breken, wanneer de schoone kunst van het boksen in verval geraakte! In ieder geval blijkt wel uit het bovenstaande, dat de sport zoo edel niet is, of een finan- cieele aanbieding blijkt haar aantrekkings kracht uit te oefenen. Het vleesch is wel sterk maar de geest is soms een beetje zwak! (United Press). mm DRUKTE! Op het drukste drukke spitsuur f Van het drukste drukke punt Heeft de drukte meer dan drukkend Het op grooten druk gemunt. f Auto's, fietsen, trams en beenen Maken het dan stuk voor stuk, Saamgeschoven tot één massa, Het zoo ongelooflijk druk! Stopbord houdt de grootste drukte Slechts een oogenblik bij-een En dan mag de drukte spuien, Altijd naar één richting heen. Maak dan zelf ook heel wat drukte, i Toeter als een idioot. Denk maar: om wat weg te blazen I Is de kans beslist heel groot! Bel en scheld en druk een ander In de knel, wat zeker gaat. Doe dan zoo-, niet aan een ander, Maar aan mij behoort de straat! Want met drukte in de drukte, Heeft ervaring ons geleerd, Gaat verkeer, hoe ook geregeld, E Altijd absoluut verkeerd! MARTIN BERDEN 1 5 (Nadruk verboden) f niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii? Gramofoonplaten. 9.35 Dansmuziek uit Berlijn. LANGENBERG 472 M. 11.20 Populair con cert door het kleine Tonkünstler-Orchester van Keulen. 12.20 Populair concert o.l.v. Wolf. 1.55 Gramofoonmuziek. 4.20 Vesperconcert. 9.50 Po pulaire- en dansmuziek o.l.v. Eysoldt. 11.50 Meister der Jazz. Gramofoonplaten. DAVENTRY 1554 M. 12.20 Concert van North Regional. 1.05 idem. 1.50 Concert door het Commodore-grand-orkest o.l.v. Joseph Muscant. 3.50 Concert. 5.05 Orgelconcert. 7.50 Gramofoonmuziek. 10.10 Concert door het radio-militair-orkest. 11.10 Ambrose en zijn orkest in het Mayfair-hotel. PARIJS (Radio) 1724 M. 12.20 Populair con cert. 9.05 Gramofoonmuziek. MILAAN 331 M. 6.50 Gramofoonmuziek. 7.20 idem. ROME, 441 M. 7.20 Gramofoonmuziek. 8.05 „L'Italiana in Algeri". Opera in drie acten van Rossini. WEENEN, 519 M. 4.05 Vocaal concert. 5.10 Populair concert door het Otto Wacek-orkest. WARSCHAU 1412 M. 5.20 Populair concert. 7.20 idem door het omroeporkest o.l.v. St. Naw- rot. 10.20 Dansmuziek. BEROMÜNSTER 460 M. 7.05 Vocaal concert. 9.20 Gramofoonmuziek. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Richard Mallimar opende juist voor de douanebeambten te Calais zijn koffers, als naast de zijne de bezittingen werden op gestapeld van een jonge vrouw, die haar een voudige kleeding droeg met buitengewone dis tinctie en een opvallende charme. En hij voel de zich gelukkig, toen hij haar hopeloos zag zoeken in haar tasch en een klein valies, daar hij er een onmiddellijke aanleiding in vond om zijn hulp aan te bieden. En daar de bekoorlijke vreemdelinge hem bekende, nergens de sleutels te kunnen vinden voor haar koffers, voelde hij zich dubbel gelukkig, toen hij erin slaagde, dat de dame zonder nadere inspectie haar koffers mocht doen dragen naar den vertrekkenden trein. Daarmede was de kennismaking geschied, en als belooning mocht hij met de vreemde schoone de reiscoupé deelen. Doch hoe hij zich inspande, hij kon van haar niet nader vernemen, dan dat zij Mabel Mayheu heette, en reisde naar Nizza om van daaruit Monte Carlo te bezoeken en de gouden zon van de Cöte d'Azur. Met dezelfde blijmoedigheid en geslotenheid aanvaardde zij zijn reisgezelschap en zijn uit- noodiging haar te Monte-Carlo als gids te die nen. Hij bracht haar na een heerlijken tocht door de schitterende omstreken, en een wel verzorgd diner, des avonds naar de beruchte speelzalen, legde haar het spel uit en deed haar inzetten. Opgetogen deed ze aan het spel mede, opgetogen verloor zij haar geld, en opgetogen nam zij haar latere winst op. Richard begreep er niets van; zij verspeelde zonder bedenken een vrij aanzienlijk bedrag zonder eenige ont roering, en met dezelfde nonchalante charme nam ze het haar toegeschoven geld op, als ze won doordat bij ongeluk haar penning uit de vingers gleed en rolde op nummer 19 waar ze hem liet liggen, daar ze hem niet bereiken kon, en na 't draaien van 't roulette-wiel het balle tje nummer 19 als winnend aangaf. Hij poog de een verklaring te vinden, en vond er geen. Hij deed haar ophouden met het spel, en stelde haar aan eenige bekenden voor, en ze werd terstond geïnviteerd op een speelavond bij de familie Downtree. Nog later dien avond maakte zij kennis met een prettigen blonden jongeman, Charles Fellows, die eveneens op den speel avond der Downtree's werd geïnviteerd. Den volgenden morgen echter deed Richard Mallimar een vreemde ontdekking. Toen Mabel was uitgegaan om te winkelen, ging hij de breede hotelgang door en verschafte zich zon der eenige moeite met een looper toegang tot Mabel's vertrekken. Hij nam uit zijn zak een bos sleutels, zocht, oper.de haar koffers en door zocht met geroutineerde handigheid den in houd. Hij vond niets dan een doosje weinig waardevolle juweelen, en aan geld een bedrag, waarvoor hij de risico van diefstal niet op zich welde nemen. Hij doorzocht alle kasten en la den, en Mabel werd hem nog raadselachtiger; Freddy Vrijdag wilde het haar op Edwins nek bijknippen, maar hij kon de giraffe er*niet toe krijgen zijn kop naar beneden te houden, zoodat Freddy er bij kon. De giraffe bleef koppig. „Wat ziet hij er uit!" zei de zee man. „Ik geneer me om hem zoo mee te nemen." „Je zult een ladder moeten gebrui ken om zijn haar te knippen," meen de Topsy. „Neen, ik weet er wel iets anders op. Trek eens aan zijn staart, Robbie." ^3^ V Zoodra Robbie dit deed, boog de giraffe zijn kop voorover om te zien, wie er aan zijn staart trok. Terwijl hij zijn kop zoo tusschen zijn beenen hield, schoof de zeeman handig een bamboe-stok tusschen zijn horens en voorpooten, en hoe harder Edwin trachtte zijn kop los te krijgen, des te steviger raakte die bekneld. „Zoo," zei Freddy, „geef me nu de schaar maar, dan zullen we hem eens opknappen." (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden Mededeeling). iiHimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiim de vrouw, die hij rijk gedacht had en die zoo schitterende toiletten droeg, bleek weinig ge fortuneerd en zelfs geen belangrijke juweelen te bezitten. Tenslotte vond hij enkele brieven in geopende couverts, en uit zuivere nieuws gierigheid nam hij er een en las den inhoud. Het verraste hem volkomen en hij stond een moment perplex. Aan het einde van een onbe langrijk schrijven, zag hij de mededeeling: „En tenslotte denk eraan, dat je kost wat kost de Carlyle-plannen bemachtigt en medebrengt." Doch vooral de onderteekening trof hem: me vrouw Astor. Dat was de moeder van Tony Astor, een der behendigste medeleden van Ri chard's bende. „Zij is dus één der onzen," peins de hij, „dat verklaart alles." Op den speelavond bij de Downtree's viel het Mabel op, hoe grof aan verschillende tafels werd gespeeld, en vooral hoe de arme Charles Fellows geweldige bedragen verloor, terwijl men hem steeds liet drinken en aanmoedigde vol te hou den. Zij zelf speelde ook, en zich meenemen door Richard Mal- limar naar een gezellig hoekje, zoodra hij naar haar toe kwam toen hij zag dat ze speelde. „Ik geloof Mabel," zeide hij, „dat ik thans iets meer van je begrijp. Ik moet je bekennen, je bent heel scherpzinnig en ongewoon handig. Met ongeveinsde verwondering zag Mabel hem aan. „Ja," ging hij verder, „je speelt uitstekend. Maar toch blijft ons niets verborgen. We we ten nu, dat je hier bent om zekere plannen te bemachtigen, de Carlyle-plannen, in opdracht van mevrouw Astor. Zij is de moeder van een onzer beste bende-leden, die op 't oogenblik aan een groote zaak werkt in Zuid-Amerika. Je bent dus één der onzen, in plaats dat we dachten dat je een slachtoffer zou kunnen zijn, zooals ongeveer een vierde van de verschillende gas ten hier, en zooals die stumperige Charles Fel lows daar, die maar drinkt en duizenden ver liest vanavond. Je ziet, je bent wel slim, maar we achterhalen toch de geheimen, die we wil len weten. En ga nu mee, dan zal ik je enkele verrassende speeltrucs laten zien." Hoewel Mabel dat alles aanhoorde met haar gewone onverstoorbaarheid, welke haar juist zoo geheimzinnig deed schijnen, had ze toch een oogenblik perplex gezeten. Heel de omgeving, welke een onbetrouwbaren indruk op haar ge maakt had, stond thans in het ware licht, haar prettige reisgenoot en gids bleek lid van een bende beroeps-valschspelers, waarvan vooral Charles Fellows in niets vermoedende luidruch tigheid de dupe werd. Doch ze zweeg, ging met Mallimar mede door de vertrekken, zag het be drog en den diefstal, nog uitgelegd en verklaarde zelfs, om zich heen en ze zweeg. Mabel had 't zóó geregeld, dat ze enkele avon den later, ophieuw werd uitgenoodigd op een speelavond bij de Downtree's en daar ook Char les Fellows weer als gast verscheen. Ook nu verloor Fellows groote bedragen en teekende schuldbekentenissen af, zoodra zijn bankpapier verspeeld was. Toen nam Mabel een besluit, en troonde Charles met zich mee, en ze vertelde hem dat hij in handen was gevallen van valsch- spelers. Hij lachte om haar beschuldiging en bezorgdheid, doch Mabel hield aan. „Toen je opstond van je speeltafel, zag ik Downtree naar z'n kamer te gaan; als je wilt meegaan zal ik je bewijzen, dat ik de waarheid zeg", zei ze een voudig, en Fellows volgde haar. Downtree ont ving hen glimlachend, doch hij zag even verrast op als Mabel de deur achter zich sloot. „Waarde heer Downtree", zei ze volmaakt kalm, „ik had graag dat u Charles Fellows direct zijn schuld bekentenissen teruggeeft. Ik wil niet, dat hij slachtoffer is van valschspelers." Downtree stond versteld: „Ujijvraagt me dateen der onzenMabel hield aan en Downtree vertrouwde zich zelf niet meer, hij werd verontwaardigd, ontkende en weigerde. „Dan zal ik naar de politie gaan," stelde Ma- bel voor. „Je zult deze kamer niet verlaten," protesteer de Downtree, doch op hetzelfde moment nam Mabel een revolver uit haar taschje, en richtte die op hem. Even aarzelde Downtree, toen nam hij uit zijn bureau enkele stukken papier met de handteekening van Fellows. „Neen, neen," riep Mabel, „geef ze alle hier, er zijn er meer." Machteloos en woedend tegelijk wierp Downtree de overige bekentenissen op z'n bureau. „In orde", zei Mabel, „nu vertrekken we, en daar ik thans Fellows heb overtuigd, zal hij me verder weten te beschermen. Overigens waar schuw ik jelui morgen Monte-Carlo te verlaten, als je niet wilt, dat ik de politie jelui signale ment opgeef." Downtree knikte, toen zei hij; „Overigens zul len we later wel afrekenen, wij kennen me vrouw Astor zeer goed." „O," lachte Mabel, „mevrouw Astor en de Carlyle-plannen? Laat ik u zeggen, dat ik dank zij die vergissing in staat ben jelui bende van hier te verjagen. Ik ken mevrouw Astor in het geheel niet. Mijn heele geheim bestaat hierin, dat mevrouw Astor, die een eerste klant is van het modehuis, waar ik als mannequin in dienst ben, mij een brief schreef toen zij hoorde dat ik op vacantie ging naar hier, en my daarin verzocht, haar de Carlyle-plannen en ontwer pen der laatste mode toch vooral mede te bren gen. Mijn mevrouw Astor zal wel niets met uw bende te maken hebben, doch ik ben blij, dat die naam mij uw plannen deed mislukken. Adieu, mijnheer Downtree," en zij ging weg met Charles Fellows, die haar duizend woorden van dank toesprak, welke zij opgetogen aan hoorde, zonder langer geheimzinnig te zijn. A 7— °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfï bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f "7 Cfk bij een ongeval met f OCfk bij verlies van een hand f IOC CL O OTITIC O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f f OUm~ doodelijken afloop# ZtOUm~ een voet of een oog# i til/»" bij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Afï bij verlies van 'n duim of wijsvinger been of arm# tri/» anderen vinger (Vrij naar het Duitsch) 20 Anders niet? Ik geloof het niet. We gingen dadelijk daarop eer verder. Ging Miss Armster vóór of achter u? ^óór me. ®n toen? Toen vertelde de verpleegster me, dat nummer f zich weldra in haar bijbeltje verdiept had, en rjentengevolge buitengewoon gekalmeerd scheen. ~en uur later kwam men mij roepen, en vroeg bhuner 61 om eten. ïlelfrich had aandachtig geluisterd en bleef ®h oogenblik in gepeins verzonken. Dan zei- 0e hij En toch is het niet anders denkbaar, dan ?at nummer 61 door het bezoek van de her- ,°gin een of andere troostende boodschap van °üitenaf gekregen heeft, die opeens een einde heeft gemaakt aan haar sombere gedachten. Zou ik misschien het bijbeltje te zien kunnen krijgen, dat men haar gegeven heeft? De dokter glimlachte. Zeker. Maar daar zult u niets in vinden. Het waren beslist nieuwe exemplaren, en ze werden éérst volgens voorschrift door den di recteur nagezien eigenlijk een bloote forma liteit in dit geval, want de hertogin kon men er toch niet van verdenken, dat ze ongeoor loofde De hertogin was immers niet alleen! Ik zal in ieder geval een beetje over die juffrouw Armster te weten zien te komen. De commissaris keek den»dokter vroolijk aan. Ik zou de persoon wel eens willen zien, die onze waarde Helfrich by gelegenheid er niet van verdenkt de politie een poets te bakken! Helfrich bleef volmaakt ernstig. Zoo iemand zult u niet gauw vinden, zei hü kalm. Onder bepaalde omstandigheden is, naar mijn meening, iedereen in staat, om tegen ons samen te spannen. Nu, bij juffrouw Armster zal het je moei lijk vallen, om wat te weten te komen. De her togin is den llen November weer vertrokken, en zal op het oogenblik misschien in Constan- tinopel zyn. Helfrich deed, alsof hij het niet hoorde, greep zijn hoed, en wendde zich nog even tot Dr. Brenntner Vergeet u dat van dat bijbeltje niet! Maar zonder dat nummer 61 wat merkt. Men moet haar nét zoo'n exemplaar ervoor in de plaats geven. Zal er voor zorgen. XX. Terwijl Helfrich zich per rijtuig naar het sta tion begaf, om zijn bagage te halen, die daar nog altijd onder de hoede van den portier lag, werden zijn gedachten weer geheel in oeslag genomen door de even onbegrijpelijke als snelle verdwijning van de „bochel". Nog nooit had hy met zoo'n sluwen tegenstander te doen gehad en dan nog wel een vrouw! Toen hij thuis kwam, had er eerst 'n kleine scène plaats. Den vorigen dag had hy onderweg aan Kata getelegrafeerd, haar het uur van aan komst medegedeeld en een middagmaal oesteld, In zijn ijver had hij dat toen totaal vergeten, was inplaats van naar huis, naar het hospitaal gegaan, en kwam nu ruim 24 uur later, dan hij had aangegeven. Geen wonder, dat de goede Kata, die het met zorg klaar gemaakte eten van den vorigen dag voor haar oogen had zien bederven, en bovendien in stilte waren doods angst om haar meester had uitgestaan, hem met haar woedendste gezicht ontving. Al haar angst was ze vergeten, zooals ze hem nu onverwacht te zien kreeg alle andere gevoelens hadden plaats gemaakt voor ziedenden toorn, en ze overstelpte Helfrich met een vloed van ver wijten en krachtige opmerkingen. Onder andere omstandigheden zou Helfrich daaruit alleen maar haar ernstige bezorgdheid voor hem heb ben afgeleid, en haar met een paar goedige woorden tot kalmte hebben gebracht. Maar ditmaal was hij zelf zenuwachtig, verloor zijn geduld, sprak haar barsch toe, en verdween in zijn kamer, waarvan hij de deur achter zich dicht deed. Nu werd Kata nog woedender. Ze trommelde met haar vuisten op de deur, en brulde aan één stuk door. Wat ze hem nu eigenlijk moest voorzetten? Of hij dacht, dat ze een ordente lijk middagmaal zoo maar uit haar mouw kon schudden? Wat het toch eigenlijk voor 'n huis houden was, tegenwoordig? Laat hij dan ten minste antwoord geven, en zeggen, wat hy wilde Maar Helfrich luisterde heelemaal niet naar haar geraas. Hij had zich uitgeput op de sofa geworpen, nam het eene snuifje na het andere, en keek onafgebroken in de lucht. Daarbij rangschikte hy in zijn gedachten alles, wat in de zaak Wilson als positief feit kon worden beschouwd, en trachtte of) grond daarvan een verder operatie-plan te ontwerpen. Had hij anders altijd, na een afwezigheid van hoe kor ten tijd ook, zijn vogels zijn lievelingen in de kamer ernaast verwelkomd, thans keek hij geen oogenblik naar de dieren om. In huis werd 't stil. Kata was naar de keu ken gegaan, en had daar een flink vuur ge maakt. Zij kookte en braadde, en was in de weer, met gloeiende wangen, om maar zoo soel mogeiyk een diner voor haar meester klaar te maken. Het stond voor haar vast als een feit, dat hij alleen maar kwaad was, omdat hy hon ger had, want natuuriyk had hij in de dagen, dat hij er niet geweest was, geen behoorlijk stukje te eten gekregen. Wat hij graag at, wist immers niemand anders, dan zij! Zij glimlachte trotsch bij de gedachte. Koken, ja, dat kon ze! Kip met rijst en jonge groente, zooals hij zoo graag had, dat kon niemand zoo goed voor hem klaar maken, als zij. Wat een geluk, dat ze genoeg in huis haa, wat ze noodig had.. Een flesch Rüdesheimer was er ook nog die zou hij vandaag krijgen. Hij zag er beslist erbar melijk uitgeput uit. Kata werd steeds zachter gestemd. In de soep zou ze een paar geklopte eieren doen, en voor dessert zou ze schuimtaartjes met bessensaus geven. Dan zou zqn gezicht wel weer opvroo- lijken. En intusschen maakte Helfrich op zijn ka mer een nauwkeurige schets van den warmoe- zenierstuin in Kierling, met de daaraan gren zende tuinen, wegen en gebouwen. Daar moest hij verder zoeken. Van de aarde verdwenen kon de „bochel' niet zijn. Hij zag nog altyd haar blik vol haat en triomf, toen zij hem gisteren in de Kartnerstrasse als zakkenroller had aan geduid. En naast haar het angstig geschrokken, nietszeggende gezicht van haar gezellin, een vrouw van ongeveer 35 jaar. Volgens de be schrijving moest dit dezelfde persoon zijn, die de spullen van „Mila Coronski" bij den uitdra ger gekocht had. Haar schuilplaats moest zich in Kierling bevinden, in de nabijheid van dien warmoezenierstuin, en zonder twyfel hadden de twee daar een handlanger. Daarbij moest Hel frich telkens weer aan die tuindersvrouw den ken, die beweerde, dat ze niets gezien had. Ze zou op het oogenblik, dat het rijtuig voor haar woning stilhield, in huis geweest zijn maar de koetsier hield strak en stijf vol, dat hij haar in den tuin had zien werken. Waarom ontkende ze dat? Zeker, er was niemand in huis geweest, toen hij daar rondgekeken had, maar er waren toch stellig in kelders en broeikassen allerlei schuilplaatsen, waar zich iemand verbergen kon, die daar goed thuis was. In ieder geval was de tuin van die juffrouw Markbreiter het ver dachte punt, vanwaar men moest uitgaan. Om daaromtrent meer te weten, moest men op niet- opvallende manier te werk gaan. Hy haalde busjes en doozen om, rommelde in een groote kist tusschen allerlei kleeren, en koos tenslotte een danig afgedragen, donkere kiel, die hy aantrok. Een gereedschappentasch, met allerhande nuttige dingen erin, over zijn schou ders gaf hem het uiterlijk van een reizend handwerksgezel. Toen hij zich ten laatste in den spiegel bekeek, glimlachte hij tevreden. Met dat borstelige zwarte haar en het blozende gezicht, met hier en daar een paar vuile strepen erop, zou zelfs zijn beste vriend hem niet herkend hebben. Dan at hy haastig een stuk brood, dronk een paar glaasjes cognac, en ging de kamer uit. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9