Md v&dacd mn dag Mrs. Pawley vertelt haar avontuur HOE ZE BEVRIJD WERD RADIO-PROGRAM LUCHT-DINEETJES ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN In ROBINSONschoenen is plaats voor 5 teenen uit Rusland I £rnD«,r* 1 De zwerver I AUe abonné's KK3S f750.- Het Lijk bij de Mirte boomen DINSDAG 25 OCTOBER Japansch majoor overvalt Pet Pa- tien in zijn eigen kamp; revol vers tegen eikaars hoofd. Vizïoen van afgesneden ooren Hoe zij door de bandieten ontvoerd werden Pei Pa-tien, de verschrikkelijke Vreeselijke dreigementen VEREENIGT U Frankrijk telt niet minder dan vijftigduizend vereenigingen F abriekson tplof f ing Woensdag 26 October De oer-inwoners van Australië Belangrijke vondsten AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON "II «-evrouw Pawley is naar haar moeder te xVX Dairen gegaan, teneinde een weinig te be komen van de ontberingen, welke zij tijdens de gevangenschap van de bandieten keeft geleden. In een onderhoud, dat een vertegenwoordiger v&n Reuter met de bevrijde Engelschen heeft Sehad, deelden zij mede, dat zij veel van opium Eebruik maakten, teneinde minder last te heb ben van den honger en niet te worden wakker Behouden door de nachtelijke braspartijen van de roovers. Toen de Japansche majoor hen kwam halen, Beloofden zü niet bevrijd te zijn, alvorens zij de troepen van Mandsjoekwo met de Japan- ®che vlag zagen. Over- het algemeen werden zij echter door de bandieten, waarvan enkelen hoogstens achttien Jaar waren, goed behandeld. Beide gevangenen leden echter vreeselijk door de stukgeloopen voeten. Be onderhandelingen om hen uit de handen van de roovers te bevrijden, waren zeer moei lijk. Eerst trachtte een zekere Usumi, een lid van de politie van Mandsjoekwo, de roovers met ge- •chenken om te koopen, doch dit mislukte. Toen overblufte een Japansch majoor de bandieten door hun kamp zwaar gewapend bin den te dringen én den leider van de bende met zÜn revolver te bedreigen, waarop de mannen eenigen tijd met hun revolvers tegen eikaars boofd gedrukt stonden. Eindelijk slaagde deze majoor er echter in een overeenkomst te komen. «Nooit zal ik den dag vergeten, dat ik ont- v°erd werd en de ellende, die er op volgde", Vertelde mrs. Pawley, den dag na haar invrij heidstelling aan een correspondent van de ••Daily Express". «Be aanval op de renbaan in Njoetsjwang Beschiedde zoo plotseling, dat Mr. Charles Corkran en ik niet de geringste kans hadden Veerstand te bieden en in een oogwenk waren ban ook onze armen gebonden. Duivelsch-uit- ®ende Chineezen hielden ons den loop van hun Beweren onder den neus. Macintosh, die even- als mr. Corkran en ik gevangen genomen was, slaagde er even later, toen wij op weg waren, bi, te ontvluchten over het veld. De bandieten burden op hem, de kogels floten langs zijn °°ren, maar als door een wonder werd hij niet Beraakt. Na zijn vlucht waren de bandieten hog strenger en het aantal onzer bewakers werd Verdubbeld. Des middags werden onze handen ksgemaakt en konden wü ongeboeid loopen. Dikwijls passeerden wij Chineezen, die geen bandieten waren, maar op die typische Ooster- ®che manier, bekeken ze onzen stoet, zonder poging te doen tusschen beide te komen, hoewel zonneklaar bleek, dat wij ontvoerd wer den. Baar ik Chineesech ken, vroeg ik den hoofd man te spreken om hem te vragen, wat hij met bs wilde doen. Pei Pa-tien zag er verschrik- elÜk uit, en toen ik hem mijn vraag stelde, ^erd hij woedend en liet hij een reeks van de Babieenste scheldwoorden hooren en het drei- Bament, dat hij ons direct zou dooden, indien ben geleden. Het was onmogelijk den eersten nacht te slapen. Wjj lagen naast elkaar, han den en voeten gebonden, en kortten den tijd met het spreken over de toekomst. Charles hield zich uitmuntend. Hij wist zich te bedwin gen onder de kwellingen der Chineezen, het geen maar goed was, want indien hij zich door zijn woede had laten meesleepen, zou dit voor ons beiden wellicht rampspoedige gevolgen heb ben gehad. Wij beloofden elkaar te helpen tot in den dood, indien wij gemarteld zouden wor den. Na een paar dagen kwam Pei Pa-tien ons vertellen, dat hij een hoog losgeld had ge- eischt. Dat wat slecht nieuws, want we wisten hoe lastig het voor vader zou zijn, dat geld bij elkaar te krijgen. Tot overmaat van ramp zei Pei Pa-tien ons nog, dat onze ooren afgesne den zouden worden, als het losgeld niet gauw kwam. 's Nachts hadden we visioenen van af gesneden ooren, die in een doosje naar ons huls gezonden zouden worden. Onze eenige troost in die droeve uren waren onze honden, die ook vreeselijk moesten lijden. bog eens tot hem durfden spreken. Het erd me onmiddellijk duidelijk, dat mijn ken- s Van het Chineesch zoowel een kwelling als b hulp voor me zou zijn. Ik kon immers die Schuwelijke scheldwoorden en verwenschm- b begrijpen, terwijl Charles geheel onkundig van Pei Pa-tien's dreigementen. 'bdelijk kwamen we bij een aantal van die biise; rabele hutten, waarin we zes weken heb- Ook bij ons bestaan duizendtallen van ver eenigingen, die slechts bestaan uit een voor zitter, een penningmeester (die eigenlijk in de eerste plaats genoemd moet worden) soms ook nog wel eens een secretaris en ten slotte een viertal leden, die nog wel eens de luxe kennen een eigen „vereenigingslokaal" te bezitten in de gelagkamer van het een of andere kroegje. Vischcolleges, kaart- en of loterijclubs, loopen alleen reeds in de honderdtallen. Maar deze getallen worden nog overtroffen door Frankrijk! Wég ons eervolle record! Wég een illusie.... Een man, die zeer veel tijd en schijnbaar ook zeer veel geld bezat, heeft een reis door Frankrijk ondernomen cn zich de moeite ge troost een volledige lijst van alle in zijn land bestaande vereenigingen samen te stellen. Deze moeite is door een groot succes bekroond, want het is hem mogen gelukken, door cijfers te bewijzen, dat Frankrijk als land der meeste vereenigingen het record slaat! 50.000 ver schillende vereenigingen heeft hij geteld, 50.000 organisaties met schriftelijk vastgelegde statu ten, met verplichte contributie, met redevoerin gen toespraken, en zelfs.... met leden! Geen kwaad woord over de groote bonden. Zij vervullen ongetwijfeld een cultureele taak, die niet onderschat mag worden. Maar kan men al die duizenden andere vereeniginkjes in Frankrijk en vooral in de Provence voor ernst nemen? Bij het lezen der namen, die al deze schoone bonden dragen, kan men moei lijk een strak gezicht meer blijven trekken, al zou men schoonmama reeds 5 maanden op „bezoek" hebbenEn wie maar eens een keertje hartelijk wil lachen, die leze het ver korte uittreksel uit de weldra als boek ver schijnende „Volledige en onverkorte lijst van Fransche vereenigingen en clubs." Er zijn er enkele zeer interessante bij: Een „Eerste vereeniging van Slakkenkwee- kers". Een „Vereeniging van tegenstanders van haaruitval". Een „Bond van vrienden van een gezonden slaap in de stad Rouaan". Een „Vereeniging van' Vrienden van zeep- schilderingen op glas". Een „Vriendenkring van liefhebbers van jonge champignons". Een „Verbond ter bescherming van het leven van mieren en vlinders", en toe slot een héél belangrijke „bond, ter bestudeering der taal van de volkeren, die de wereld tot aan den toren bouw van Babel hebben bewoond". En die heeft nog leden ook! Zelfs de knapste mensch zal niet kunnen doorgronden, wat de Bond van Vrienden van een gezonden slaap eigenlijk uitvoert. Slapen deze lieden, als ze vergaderen? Gebruiken zij slaapmiddelen.... ofWat spoken de „tegenstanders van den haaruitval" uit? Wat is eigenlijk „zeepschil- deren op glas?" En waartoe kweekt men slakken? Vragen zonder antwoorden.... Maar wij wollen ook geen antwoord. Voor óns is het reeds voldoende, dat deze vereenigingen er inderdaad zijn. Wij hebben ze alleen willen signaleeren voor hen, die van Nederland willen beweren, dat het het Vereenigingsland bij uitstek is. Frankrijk is ons gelukkig in dit opzicht verreweg de baas! HANNOVER, 24 Oct. (V. D.) In een rubber fabriek alhier sprong hedenmorgen in de ver- nikkel-inrichting een deksel van een vulcani- seerketel. Twee arbeidsters kregen een schedelbreuk en overleden korten tijd later. HUIZEN (1875 M.) N.C.R.V. 8.00 Schrift lezing. 8.15 Gramofoonmuzlek. 10.00 Zang door het N.C.R.V. Dameskoor. 10.30 Morgen dienst door ds. J. L. b.d. Wolf. 11.00 Solisten concert: mevr. Rie Dijs-Oghel, zang en J. De Vente, fluit; W. Doortmont, piano. 11.30 Or gelconcert door Ferdinand Kloek. 12.00 Poli tieberichten. 1.00 Vervolg solistenconcert. 2.00 Verzorging zender. 2.30 Gramofoonplaten. 3.00 Concert door het „Hollandsch Harp- kwartet". 5.00 Kinderurtje door mej. S. Groe- neweg. 6.00 L. Bückmann „Uit de keuken der Christelijke Zuivelcentrale". 6.30 Cursus En- gelsch voor beginners door J. F. v. d. Sloot. 7.00 Onderwijsfonds voor de Binnenvaart. 7.30 Politieberichten. 7.45 Persberichten van het Ned. Christelijk Persbureau. 8.00 Amers- foortsch Mannenkoor o.l.v. Gerrit v. d. Burg. 9.00 ds. B. N. J. Roskott: „Een reis door Zuid-Duitschland tusschen Rijn en Donau". 9.30 Vervolg concert. 10.15 Vaz Dias. 10.25 Gramofoonplaten; Baeh-programma. 11.30 Sluiting. HILVERSUM (296 M.). V.A.R.A. 8.00 Tijdsein. 8.01 Gramofoonmuziek V.P.R.O. 10.00 Mor genwijding V.AR.A. 10.15 Uitzending voor de arbeiders in de continubedrijven, m.m.v. het Vara-tooneel, aVra-orkest o.l.v. Paul Duchant en toespraak door G. J. Zwertbroek. 12 uur Tijdsein. De Notenkrakers o.l.v. Daaf Wins. 1.45 Verzorging zender. 2.00 Vrouwenuur tje. 3.00 Voor de kinderen. Paganini-herden- king. Piet Tiggers vertelt en gramofoonmuziek. 5.30 De Notenkrakers o.l.v. Daaf Wins. 6.00 Orgelspel door Johan Jong. 6.15 De Notenkrakers. 6.45 Orgelspel. 7.00 Actueel allerlei uit de arbeidersbeweging. Te verzorgen door het N.V.V. 720 Gramofoonmuziek 7.25 aVra-front. Spreker: C. J. Mosies. 7.30 Paganini-herdenking, m.m.v. Andries Rooden- burg, begeleiding van het Vara-orkest o. 1. v. Hugo de Groot. 7.55 Herhaling S.O.S. be richten. 8.00 Verspilling van productieve krachten, VII. Spreker: J. W. Matthijsen. 8.20 Vara-orkest o.l.v. Hugo de Groot 9.00 „Als het komen zou" Hoorspel van Maurits Dekker. Op te voeren door het Vara-tooneel o.l. v. Willem van Cappelle. 9.45 Orgelspel door John Brookhouse Mac Carthy. 10.00 Vaz Dias. 10.10 Vara-orkest. 10.30 Veiligheids-cam pagne door mr. P. J. Mijksenaar. 10.35 Or gelspel door John Brookhouse Mac Carthy. 11.00 Gramofoonmuziek. 12.00 Tijdsein en sluiting. BRUSSEL (509 M.). 5.20 Kamermuziek door het Caecilia-trio. 5.50 Gramofoonmuziek. 8.20 Concert. 10.30 Concert door het Max Alexys-orkest. BERLIJN (419 M.). 6.30 Concert door de Ber- Hjnsche orkest-vereen, o.l.v. Clemens Schaml- stich. HAMBURG (372 M.). 12.35 Gramofoonmuziek. 1.30 Idem. 3.50 Concert door het Stedelijk orkest van Flensburg o.l.v. Kurt Barth. 9.50 Populair concert door het Norag-orkest van Hannover o.l.v. Otto Ebel von Sosen. KÖNIGSWUSTERHAUSEN (1635 M.). - 1.20 Gramofoonmuziek. 3.50 Concert. LANGENBERG (472 M.). 12.20 Populair con cert door de kapel van denieuwe Philharmonie o.l.v. Karl Petz. 2.20 Concert o.l.v. Eysoldt. 4.20 Vesperconcert o.l.v. Wolf. 8.20 Concert door het orkest van den West-Duitschen om roep o.l.v. Buschkötter. 9.50 Concert. De meening, dat de Australische negers aan het uitsterven zijn, is niet geheel juist gebleken. Volgens de jongste officieele schatting bedraagt hun aantal n.l. op het oogenblik omstreeks 232.000, hetgeen 1200 1500 meer is dan in 1921. De meeste dezer oer-inwoners van het vijfde werelddeel leven als nomaden in West- en Noord-Australië. Nieuw Zuid-Wales telt er slechts een paar honderd, de staat Victoria niet meer dan 45, terwijl Tasmanië geheel van Australische negers is gespeend. Deze Australi sche negers vormen een zelfstandig menschen- ras, Sommige geleerden meenen, dat zij ont staan zijn uit een vermenging van het Malei- sche en het Papoea'sche ras. Door hun zwart, echter niet zeer wollig kroeshaar hebben zij veel van echte negers weg, doch hun gelaatsvorm staat tusschen dien der negers en der Maleiërs in. Hun huid is sterk behaard, hun huidskleur varieert van bijna zwart tot bijna blank. Van eenige blijvende bodembebouwing of eenig ge regeld werk heeft de Australische neger nimmer iets willen weten. Als nomade zwerft hii door het werelddeel, dat eenmaal aan hem alleen toe behoorde. Met jacht en vischvangst voorziet hij in zijn onderhoud. Zijn wapens zijn uit hout, soms ook uit steenen en schelpen vervaardigd. Zijn booten bestaan uit boomschors of uitge holde stammen. Hij huist in hutten uit boom schors, takken en gras en eet wat hem voor den mond komt zoo noodig ook menschenvleesch. Als regel is hij echter geen menscheneter. Slechts door den nood gedreven wordt hij kan nibaal, hetgeen in den loop der tijden reeds me nig pionier en zendeling tot zijn schade heeft moeten ondervinden. Ondanks de toeneming van het aantal Australische negers met 1200 a 1500, is het een ras, dat onvermijdelijk tot den onder gang is gedoemd, zoodra voortschrijdende Euro- peesche en Amerikaansche beschaving hen uit hun laatste, nog ontoegankelijke schuilhoeken zal hebben verdreven. minium IIIIIIIIIIU Voortaan, als u weer gaat vliegen, Zal uw maag niet meer verslappen, 1 Want u hoeft dan op uw stoeltje g Niet alleen meer lucht te happen! 5 Ieder heeft het graag op aarde i En daar hutten comfortabel, Zelfs wanneer men hooger op komt Dan de torenspits van Babel! i Voortaan vliegen vliegmachines I Met een D-trein restauratie Tot voldoening van uw hap-lust En den gang der conversatie. U gebruikt uw lucht-dineetje! En zooals de sprookjes leeren f Kunt u pap met gouden lepels In den hemel consumeeren! 1 i „Ober, ik zei boven Zwolle, Dat ik snert met worst zou nemen. Haast je alsjeblieft een beetje, Want wij zijn al boven Bremen!" f Of een kip, die nogal taai is, Duurt van Keulen tot aan Pisa. E Maar dan kijkt u niet zoetsappig En zoo lief als Mona Lisa! Doch dan neemt u maar een cocktail En met tap-vergunning mag dat. Dus u zijt al weer de oude Vöör u hoogvliegt boven Bagdad! 5 Vliegend, met buffetje naast je, 't Is haast niet om te vertolken 1 Want het brengt je niet slechts bóven Maar beslist ook in de wolken! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden 5iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË DAVENTRY (1554 M.). 12.20 Orgelconcert. 1.05 Concert. 3.50 Concert door het stedelijk orkest van Bournemouth. 5.05 Concert. 8.35 Symphonieconcert. 11.05 Dansmuziek. PARIJS, EIFFEL (1446 M.). 7.50 Concert o.l.v. Ed. Flament. 8.40 Vervolg concert. PARIJS R. (1725 M.). 8.05 Gramofoonmuziek. 12.50 Orgelrecital. 7.40 Concert door het omroeporkest. 9.50 Kamermuziek. MILAAN (331 M.). 7.50 Opera-uitzending. ROME (441 M.). 8.05 Concert. 8.50 ,3is- boccia", blijspel in één bedrijf 9.50 Dans muziek. WEENEN (517 M.)7.20 Weensche avond o.l.v. Joseph Holzer. 9.50 Dansmuziek door de David Mathé Jazz Kapel. WARSCHAU (141 M.). 5.20 Populair concert. 7.20 Vocaal concert. 7.50 Pianorecital. 9.35 Dansmuziek. 10.20 Dansmuziek. BEROMÜNSTER (460 M.). 9.00 Omroeporkest o.l.v. Hermann Hofmann. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Toen Norman Gray op z'n auto toeliep, waarvan hij de bewaking aan een zwer ver had opgedragen, vond hij dezen met gesloten oogen tegen het portier zitten. On zacht tikte hij den man op z'n schouder, maar toen de zwerver ook nu z'n oogen niet opende, keek Gray wat aandachiger toe. De man zag akelig bleek en ademde slechts zwakjes. Blijkbaar was uitputting de oorzaak van zijn bewusteloosheid. Gray was met het geval verlegen. Juist dacht hij er over de hulp van een politie-agent in te roepen, om den man naar een ziekenhuis te doen vervoeren, toen deze even zuchtte en de oogen opsloeg. Nauw hoorbaar mompelde de zwerver iets en Norman Gray moest zich bukken om het woord „honger" te kunnen opvangen. Eén oogenblik streed Gray's aangeboren ge makzucht met z'n medelijden. Toen greep hij den stakker resoluut onder den arm en hielp hem in den auto. Snel zette Gray zich achter het stuur en reed naar een hem bekend res taurant, waar hij zeker was. op dit uur van den lag geen kennissen aan te treffen. Bevend op z'n beenen en door Norman Gray gesteund, volgde de zwerver den rijken grond bezitter in het restaurant. Ze namen in een hoek aan een tafeltje plaats en Gray beval den toegeschoten kellner den man een stevigen maaltijd te brengen. Het was een lust den zwerver te zien eten. Gray had een sigaar opgestoken en met een glimlach van voldoening op het gelaat, keek hij toe. Groote hoeveelheden voedsel verdwenen in 's mans maag, doch ondanks het feit, dat hij blijkbaar uitgehongerd was en wellicht in da gen geen eten had gezien, viel het zijn weldoe ner op, dat hij at zonder gulzigheid, dat hij mes en vork op de juiste wijze wist te gebrui ken; kortom, dat een zekere beschaving dezen man niet vreemd was. Gray haa volop gelegenheid den vreemdeling op te nemen en het frappeerde hem, dat de kleeding van den man, ofschoon oud en ver sleten, van goeden snit was. In het vermagerd, beenig gelaat waren de oogen diep in hun kas sen weggezonken en meestal neergeslagen. Doch wanneer Gray eens een enkele maal een blik opving, trof hem de intelligente uitdrukking. En aan de lange, smalle rechterhand zag hij een prachtig bewerkten, zwaren, massieven gouden ring, een zegelring, waarin een wapen was gegraveerd. Met een zwaren zucht schoof de zwerver zijn stoel wat achteruit en veegde z'n lippen met z'n servet af. Toen keek hij Gray aan en een Ivy, Robbie en Topsy gingen uit roeien op zee. Ze hadden allen hun schoenen en kousen uitgetrokken en ze hoog op het strand neergelegd, waar de vloed ze niet zou kunnen be reiken. „Dat is gemakkelijk op het Artis- eiland," vond Ivy, „er zal tenminste niemand met je kousen en schoenen vandoor gaan." „Behalve Freddy Vrijdag en Willie Woensdag," zei Robbie. „Die zullen geen streken uitha len," zei Ivy. „Ze zijn trouwens nu aan 't visschen." Toen Ivy en haar metgezellen ge noeg hadden van het roeien, gingen ze terug naar het eiland. Bij hun aankomst waren ze hoogst verbaasd, hun schoenen en kousen daar niet meer te vinden. Ivy dacht, dat ze 't bestierf, toen ze daar Creepy en Crawly, de beide slangen, in héér kousen zag rondkruipen. „Kijk me nu eens aan," gilde ze. „Heeb je ooit zoo iets beleefd. Nu moet ik zonder kousen naar huis." „Waarom neem je ze den slangen niet af?" vroeg Topsy. „Voor geen duizend gulden raak ik die slangen aan," verklaarde Ivy be slist. (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden Mededeeling) fijn, melancholiek glimlachje speelde om z'n lippen, toen hij zag, hoe Gray's blik op z'n rechterhand gevestigd was. „Ik moet u in de eerste plaats danken voor uw vriendelijkheid," zei hij zacht. „Een ander zou me misschien naar een asyl hebben laten brengen. Enmisschien was dat nog het beste geweest; het zou het einde verhaast heb ben. Dat neemt niet weg," voegde hij er haastig aan toe, bang, dat Gray hem van ondankbaar heid zou verdenken, „dat ik uw goedheid weet te waardeeren. Het is al zoo lang geleden, dat ik iemand ontmoet heb, die deze eigenschap bezat." „Ik zag u naar mijn ring kijken. Waar schijnlijk vroeg u zich af, waarom ik uitge hongerd was, als ik nog een sieraad bezat, dat waarde heeft. U hebt gelijk; ik had den ring kunnen verkoopen. Misschien had ik er tien, vijftien pond „„„„„„„„„„„„„„mm, of meer van 5 heb er geen afstand van kunnen doen. i Ik ben geen Engelschman. Aan mijn accent zult u dat wel gemerkt hebben. Ik ben een Rus, die door de revolutie, evenals zooveel landgenoo- ten, uit z'n vaderland verdreven werd. Het is mij niet voor den wind gegaan, steeds ging het bergaf. M'n laatste beroep was auto-oppasser. Al m'n bezit is verdwenen; ik bezat alleen nog dezen ring met het wapen van mijn geslacht. Misschien vindt u het onverstandig, ja dom, dat ik daarvan geen afstand wilde doen. Het stuitte me echter tegen de borst, dat erfstuk te verkoopen aan een pandjeshouder, een schar relaar, zoodat het misschien later de hand van een protserigen parvenu zou sieren. En toch zal ik er toe moeten overgaan. Het kan me helpen aan nieuwe kleeren en zoodoende misschien aan een betrekking, want in deze vodden...." Z'n blik gleed langs z'n kleeren. Toen schoof hfj den ring van z'n vinger en overhandigde hem aan Gray. Nieuwsgierig bekeek de rijke grondbezitter het sieraad. Het was een zware, gouden ring; het wapen stelde twee in elkaar gestrengelde handen voor met daarboven een kroontje en was zeer kunstig bewerkt. „Ik geef je er honderd pond voor," zei Gray langzaam, en toen hij zag dat de man een afwerende beweging maakte, vervolgde hij haastig: „Ik zal je mijn adres geven. Mocht je ooit in goeden doen komen, dan kan je den ring altijd van mij terug koopen." Met neergeslagen oogen nam de zwerveling .het bankbiljet aan, dat Gray hem toereikte. Het was alsof hij een prop in z'n keel moest wegslikken. Toen stak hij Gray spontaan de hand toe en drukte die warm, woorden van dank stamelend. Den volgenden dag had Norman Gray in de club een zakenconferentie met een zijner vrienden. Hij was het geheele voorval bijna vergeten, toen hij eensklaps midden in een volzin bleef steken en met verbazing naar de hand van zijn vriend Percy Alcock keek. „Die ring...." stamelde hij. Alcock glimlachte. „Een mooi ding," lachte hij en wierp een bewonderenden blik op den ring aan z'n vinger. „Ik kocht hem van een Russischen zwerver, die een flauwte kreeg toen hij op mijn auto paste, een paar dagen ge leden. De stumper was er naar aan toe. Hij bleek van Russischen adel te zijn en de tragiek van 't geval trof me. Het was het eenige sie raad, dat hij nog bezat, een familiestuk." Norman Gray lachte sarcastisch. Uit z'n vestzak diepte hij den ring op, dien hij den vorigen dag gekocht had. De twee ringen le ken op elkaar als twee druppels water. In de nabijheid van Cosenza is men op de plaats waar het nieuw stedelijk ziekenhuis op gericht zal worden bij de opgravingswerken op ruïnen van oude gebouwen gestooten. Mien heeft daarbij een oeroude necropolis gevonden met be graafplaatsen, mausoleums en crypten, die uit de 4e en 3e eeuw voor Christus dateeren en die door de aardbevingen, aardverschuivingen enz., welke in den loop der eeuwen plaats hadden, sterk beschadigd werden. De kostbare vondsten vermeerderen met den dag. Men heeft een aantal amphoren, vazen, schotels en nappen van leem opgegraven en ten slotte heeft men in het graf van een kind een bronzen munt van Brucius gevonden. Op de begraafplaatsen heeft men geen enkele inscriptie gevonden, zooals anders bij de Grie ken algemeen bij mausoleums en grafsteenen gewoonte was en ook geen grafmonumenten, welke in dien tijd in den vorm van een „stele" opgericht werden, d.w.z. rechtopstaande, slanke steenen platen met een bloemversiering boven aan. Hieruit blijkt, dat in de betreffende streek uitsluitend arme menschen begraven werden, terwijl de begraafplaatsen der voornamen, rijken en geleerden zich elders moesten bevinden. Al deze vondsten zijn van groote be teekenis voor de studie van den oorsprong der stad Cosenza. de hoofdstad der Brusien, die reeds voor die der Magna Grecia bestaan heeft. (Vrij naar het Duitsch) hij „..f011 Weef sprakeloos staan. Wat moest bioree] doen? Wat kón hij doen? Hij had de Vaö 16 ovW'tulging, dat achter die muren keheta villa Saluga op dat oogenblik een 0f ipeg6 saiuenkomst plaats had dat een de brJv.personen' hoogstwaarschijnlijk ook Mid' v1 die in het geheim waren inge- hlzen?1 aanwezlS waren. Maar hoe het te Sr kj Bnder welk voorwendsel zou hij *Hj 'hhen kunnen komen? En toch moest 2 oei? hebben. Alle v.nd Sleed zijn blik langs de muren. ^ier*n±rs waren donker. Alleen in de ^6afs.®Woniti8 was licht. Waren ze déar? ®dan Jhlhlijk. Die eerbiedwaardig uitzinende S [tj.as. het stellig met hen eens, anders Ssjjfp, Juffrouw Markbreiter niet zoo van- send binnengelaten hebben, op dat XXIH uur. Maar wat bracht dien man, die in het genot van een vaste positie was, er toe, om een door de politie gezochte perscon onderdak te geven? Hadden hij en zijn vrouw deel aan de misdaad? Waren ze misschien familie van die vrouw? Beschermden ze haar terwille van hun meester, of maakten ze alleen maar gebruik van diens afwezigheid, om hun licht schuw bedrijf uit te oefenen? Opeens kwam er een dol plan bij hem op. Tot lederen prijs moest hü in dat huis komen, Hij zou zijn doel bereiken, als er geen hond was. Dat moest hij eerst te weten zien te komen. Voorzichting klom hij links over het hek van den tuin, en sloop naar het huis. Niets verroerde zich. Gelukkig er was gèèn hond. Rechts van de voordeur was de portierswoning, links was alles donker. Hij liep voorzichtig naar dien kant, en bleef eens klaps staan. Wat was dat? Viel daar niet aan den zijkant een zwak lichtschijnsel uit de eerste verdieping op de boomen? in den tuin? Hij sloop naar die zijde. Ja, het was zoo. Op de eerste verdieping brandde licht, en wierp zijn schijnsel, zij het dan ook sterk getemperd door de geheel neergelaten gor dijnen, op het pad. Er woonde dus, behalve de portier en zijn vrouw, nóg iemand hier. De jongen, met wien hij gepraat had, had be weerd, dat het heele personeel met verlof was en Fina zou wel niet op de eerste ver dieping wonen.... Een poosje later kwam er een marskramer voorbij. Voor de villa Saluga bleef hij op eens staan, keek goed, keek nóg eens goed. en riep dan, terwijl hij aan het ijzeren hek van den tuin rammelde, afs een bezetene: Hé, daar! Wat is déér aan de hand? Is er niemand in huis? De voordeur ging open, en het verschrikte gezicht van den portier kwam om den hoek kijken. Toen bij den marskramer zag, ging zijn schrik over in ergernis. Wat scheelt jou, vlegel, om hier op dit uur nog zoo'n kabaal te maken? Denk je, dat we gek zijn? Nou, ik zal wel stil zijn, als er bij jullie ingebroken wordt. Ik dacht je goed te doen, man. Ingebroken? Hier is niet ingebroken. O neen? Ik heb toch zeker zelf dien kerel door het raam zien binnengaan! Net, dat ik hier voorbij kom, en toevallig bij jullie inkijk. Dat raam links, daar. Nu schrok de portier opnieuw. In de kleine spreekkamer? Goede hemel, hoe is het mogelijk! En dat we allemaal niets Maar kijk dan toch eerst eens den boel na, man! Misschien kun je nog net op tijd.... Maar de portier kwam al met een lantaarn naar buiten, en deed het schijnsel langs den voorkant van het huis glijden. Genadige hemel, het heele perk is plat getrapt. Hij richtte den lantaarn omhoog. Allemachtig, het raam is open.... de ruit is kapot De man wist niet, wat hij doen moest. Doe dadelijk de voordeur dicht, zei de marskramer, en laat hem er niet uit. Ik loop direct naar de politie. Nu was de portier een en al ontzetting. De politie? stamelde hij. Waarom? O, neen.... De marskramer was ten hoogste verbaasd. Mensch, wat moet dat beteekenen? Als ze in het huis van je baas ingebroken hebben, wil je er geen politie bij hebben? Weet je mis schien, wie het is? Dat je hem gelegenheid wilt geven, om weg te komen? De hemel beware me! zei de oude man, die beefde als een espenblad. Maar maar men heeft dan later altijd zoo'n hoop scharrel- derij en de graaf heeft zoo'n hekel aan alles, wat opzien baart. Als ik dien man kon afnemen wat hij gestolen heeft, zou dat wel het eenvou digste wezen. Zoo, zou dat het eenvoudigste wezen? schaterde de marskramer het uit. Nu, ik moet zeggen, dat het een kerel was als een boom. Die gooit je met één vinger tegen den grond. Of zijn er nog méér mannen in huis? Neen, de bedienden zijn allemaal met ver lof. Er zijn alleen maar vrouwen hier. Maar maar (hij vouwde bijna smeekend zijn han den) als me misschien zou willen helpen ....U zou meneer den graaf een oneindigen dienst bewijzen, en mij veel onaangenaamheden besparen. Meneer de graaf zou niet te troos ten zijn, als hij hoorde, dat de politie in 'zijn huls geweest was Hm, dacht de marskramer, daar zal nog wel een andere reden voor zijn; een goed ge weten is anders. En luid voegde hü erbij: Nu, voor mijn part. Ga dan maar voor. Ik doe liever wat anders, maar in 's hemels naam. De portier maakte het hek open. De mars kramer kwam binnen, en volgde nu den ander in huis. Deze wendde zich eerst naar links, en deed voorzichtig de deur open van een klein, behaaglijk ingericht vertrek. De ruit van het venster was ingedrukt, en de scherven lagen op het dikke tapijt. De portier keek hoofdschuddend om zich heen. Er was niets, wat op aanwezigheid van een inbreker wees. Alles was volmaakt in orde. De deur, die toegang gaf tot de achterkamer, was op het oogenblik versperd door een boe kenkast. Déérdoor kan hij niet gegaan zijn, meende de portier. Natuurlijk niet, zei de marskramer. Wat zou hij hier ook moeten vinden. Hij is bepaald naar de eerste verdieping, die op het oogen blik zeker niet bewoond is. De portier werd onrustig. Neen. Dat wil zeggen een oude vrouw is boven. De moeder van Marie. Van Marie? Ja, van mijn vrouw. Haar moeder ls al heel oud en ziekelijk. We hebben haar voor een poosje bij ons gekomen, om haar beter te kuunen verzorgen. O hemel, die kerel zal toch niet naar héér..,. Laten we dan voortmaken, zei de ander. ,?e Tare° n" weef in de gang. Op dat oogen blik gmg de deur tegenover hen open, en een stroom van licht verspreidde zich in de gang. Een vrouw verscheen in de deuropening, en vroeg verschrikt: Wat is er gebeurd? Waarom haal je vreemde menschen in huis, Daniël? .7" vrouw.... stamelde de portier; en voort ^6Ze wendend' Sing haastig Er is ingebroken in de kleine kamer. De ^erel moet zich ergens in huis verborgen hou den. Kom mee, en licht ons bij, Marie. E>e „marskramer" was intusschen bij de deur gekomen, en keek in het vertrek. Behalve juf frouw Knobloch bevonden zich daar nog twee vrouwen: juffrouw Markbreiter, en een persoon van 30 a 35 jaar, in wie hij op het eerste ge zicht de metgezellen van den „bochel" in de Stephanskerk herkende. Beiden keken ontsteld naar den indringer, wiens oog al verschend in het helder verlichte vertrek rondzag. De kamer bood geen gelegenheid tot verschuilen. De deur naar het vertrek daarachter stond wijd open. Ook daar was licht op, maar het vertrek was leeg. juffrouw Knobloch had intusschen een kan delaar genomen, en wenkte de jonge vrouw. Kom, Fina, help jü ook mee.... (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9