Md v&dacd mn dag
Mrs. Pawley vertelt haar avontuur
HOE ZE BEVRIJD WERD
RADIO-PROGRAM
LUCHT-DINEETJES
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
In ROBINSONschoenen is plaats
voor 5 teenen
uit Rusland I
£rnD«,r* 1 De zwerver I
AUe abonné's KK3S f750.-
Het Lijk bij de
Mirte boomen
DINSDAG 25 OCTOBER
Japansch majoor overvalt Pet Pa-
tien in zijn eigen kamp; revol
vers tegen eikaars hoofd.
Vizïoen van afgesneden
ooren
Hoe zij door de bandieten
ontvoerd werden
Pei Pa-tien, de
verschrikkelijke
Vreeselijke dreigementen
VEREENIGT U
Frankrijk telt niet minder dan
vijftigduizend vereenigingen
F abriekson tplof f ing
Woensdag 26 October
De oer-inwoners van
Australië
Belangrijke vondsten
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
"II «-evrouw Pawley is naar haar moeder te
xVX Dairen gegaan, teneinde een weinig te be
komen van de ontberingen, welke zij
tijdens de gevangenschap van de bandieten
keeft geleden.
In een onderhoud, dat een vertegenwoordiger
v&n Reuter met de bevrijde Engelschen heeft
Sehad, deelden zij mede, dat zij veel van opium
Eebruik maakten, teneinde minder last te heb
ben van den honger en niet te worden wakker
Behouden door de nachtelijke braspartijen van
de roovers.
Toen de Japansche majoor hen kwam halen,
Beloofden zü niet bevrijd te zijn, alvorens zij
de troepen van Mandsjoekwo met de Japan-
®che vlag zagen.
Over- het algemeen werden zij echter door de
bandieten, waarvan enkelen hoogstens achttien
Jaar waren, goed behandeld.
Beide gevangenen leden echter vreeselijk
door de stukgeloopen voeten.
Be onderhandelingen om hen uit de handen
van de roovers te bevrijden, waren zeer moei
lijk.
Eerst trachtte een zekere Usumi, een lid van
de politie van Mandsjoekwo, de roovers met ge-
•chenken om te koopen, doch dit mislukte.
Toen overblufte een Japansch majoor de
bandieten door hun kamp zwaar gewapend bin
den te dringen én den leider van de bende met
zÜn revolver te bedreigen, waarop de mannen
eenigen tijd met hun revolvers tegen eikaars
boofd gedrukt stonden.
Eindelijk slaagde deze majoor er echter in
een overeenkomst te komen.
«Nooit zal ik den dag vergeten, dat ik ont-
v°erd werd en de ellende, die er op volgde",
Vertelde mrs. Pawley, den dag na haar invrij
heidstelling aan een correspondent van de
••Daily Express".
«Be aanval op de renbaan in Njoetsjwang
Beschiedde zoo plotseling, dat Mr. Charles
Corkran en ik niet de geringste kans hadden
Veerstand te bieden en in een oogwenk waren
ban ook onze armen gebonden. Duivelsch-uit-
®ende Chineezen hielden ons den loop van hun
Beweren onder den neus. Macintosh, die even-
als mr. Corkran en ik gevangen genomen was,
slaagde er even later, toen wij op weg waren,
bi, te ontvluchten over het veld. De bandieten
burden op hem, de kogels floten langs zijn
°°ren, maar als door een wonder werd hij niet
Beraakt. Na zijn vlucht waren de bandieten
hog strenger en het aantal onzer bewakers werd
Verdubbeld. Des middags werden onze handen
ksgemaakt en konden wü ongeboeid loopen.
Dikwijls passeerden wij Chineezen, die geen
bandieten waren, maar op die typische Ooster-
®che manier, bekeken ze onzen stoet, zonder
poging te doen tusschen beide te komen,
hoewel zonneklaar bleek, dat wij ontvoerd wer
den.
Baar ik Chineesech ken, vroeg ik den hoofd
man te spreken om hem te vragen, wat hij met
bs wilde doen. Pei Pa-tien zag er verschrik-
elÜk uit, en toen ik hem mijn vraag stelde,
^erd hij woedend en liet hij een reeks van de
Babieenste scheldwoorden hooren en het drei-
Bament, dat hij ons direct zou dooden, indien
ben geleden. Het was onmogelijk den eersten
nacht te slapen. Wjj lagen naast elkaar, han
den en voeten gebonden, en kortten den tijd
met het spreken over de toekomst. Charles
hield zich uitmuntend. Hij wist zich te bedwin
gen onder de kwellingen der Chineezen, het
geen maar goed was, want indien hij zich door
zijn woede had laten meesleepen, zou dit voor
ons beiden wellicht rampspoedige gevolgen heb
ben gehad. Wij beloofden elkaar te helpen tot
in den dood, indien wij gemarteld zouden wor
den.
Na een paar dagen kwam Pei Pa-tien ons
vertellen, dat hij een hoog losgeld had ge-
eischt. Dat wat slecht nieuws, want we wisten
hoe lastig het voor vader zou zijn, dat geld bij
elkaar te krijgen. Tot overmaat van ramp zei
Pei Pa-tien ons nog, dat onze ooren afgesne
den zouden worden, als het losgeld niet gauw
kwam. 's Nachts hadden we visioenen van af
gesneden ooren, die in een doosje naar ons huls
gezonden zouden worden. Onze eenige troost in
die droeve uren waren onze honden, die ook
vreeselijk moesten lijden.
bog eens tot hem durfden spreken. Het
erd me onmiddellijk duidelijk, dat mijn ken-
s Van het Chineesch zoowel een kwelling als
b hulp voor me zou zijn. Ik kon immers die
Schuwelijke scheldwoorden en verwenschm-
b begrijpen, terwijl Charles geheel onkundig
van Pei Pa-tien's dreigementen.
'bdelijk kwamen we bij een aantal van die
biise;
rabele hutten, waarin we zes weken heb-
Ook bij ons bestaan duizendtallen van ver
eenigingen, die slechts bestaan uit een voor
zitter, een penningmeester (die eigenlijk in de
eerste plaats genoemd moet worden) soms ook
nog wel eens een secretaris en ten slotte een
viertal leden, die nog wel eens de luxe kennen
een eigen „vereenigingslokaal" te bezitten in
de gelagkamer van het een of andere kroegje.
Vischcolleges, kaart- en of loterijclubs, loopen
alleen reeds in de honderdtallen. Maar deze
getallen worden nog overtroffen door Frankrijk!
Wég ons eervolle record! Wég een illusie....
Een man, die zeer veel tijd en schijnbaar
ook zeer veel geld bezat, heeft een reis door
Frankrijk ondernomen cn zich de moeite ge
troost een volledige lijst van alle in zijn land
bestaande vereenigingen samen te stellen. Deze
moeite is door een groot succes bekroond, want
het is hem mogen gelukken, door cijfers te
bewijzen, dat Frankrijk als land der meeste
vereenigingen het record slaat! 50.000 ver
schillende vereenigingen heeft hij geteld, 50.000
organisaties met schriftelijk vastgelegde statu
ten, met verplichte contributie, met redevoerin
gen toespraken, en zelfs.... met leden!
Geen kwaad woord over de groote bonden. Zij
vervullen ongetwijfeld een cultureele taak, die
niet onderschat mag worden. Maar kan men
al die duizenden andere vereeniginkjes in
Frankrijk en vooral in de Provence voor
ernst nemen? Bij het lezen der namen, die
al deze schoone bonden dragen, kan men moei
lijk een strak gezicht meer blijven trekken, al
zou men schoonmama reeds 5 maanden op
„bezoek" hebbenEn wie maar eens een
keertje hartelijk wil lachen, die leze het ver
korte uittreksel uit de weldra als boek ver
schijnende „Volledige en onverkorte lijst van
Fransche vereenigingen en clubs."
Er zijn er enkele zeer interessante bij:
Een „Eerste vereeniging van Slakkenkwee-
kers".
Een „Vereeniging van tegenstanders van
haaruitval".
Een „Bond van vrienden van een gezonden
slaap in de stad Rouaan".
Een „Vereeniging van' Vrienden van zeep-
schilderingen op glas".
Een „Vriendenkring van liefhebbers van jonge
champignons".
Een „Verbond ter bescherming van het leven
van mieren en vlinders", en toe slot een héél
belangrijke „bond, ter bestudeering der taal van
de volkeren, die de wereld tot aan den toren
bouw van Babel hebben bewoond".
En die heeft nog leden ook! Zelfs de knapste
mensch zal niet kunnen doorgronden, wat de
Bond van Vrienden van een gezonden slaap
eigenlijk uitvoert. Slapen deze lieden, als ze
vergaderen? Gebruiken zij slaapmiddelen....
ofWat spoken de „tegenstanders van den
haaruitval" uit? Wat is eigenlijk „zeepschil-
deren op glas?" En waartoe kweekt men
slakken?
Vragen zonder antwoorden.... Maar wij
wollen ook geen antwoord. Voor óns is het reeds
voldoende, dat deze vereenigingen er inderdaad
zijn. Wij hebben ze alleen willen signaleeren
voor hen, die van Nederland willen beweren,
dat het het Vereenigingsland bij uitstek is.
Frankrijk is ons gelukkig in dit opzicht
verreweg de baas!
HANNOVER, 24 Oct. (V. D.) In een rubber
fabriek alhier sprong hedenmorgen in de ver-
nikkel-inrichting een deksel van een vulcani-
seerketel.
Twee arbeidsters kregen een schedelbreuk en
overleden korten tijd later.
HUIZEN (1875 M.) N.C.R.V. 8.00 Schrift
lezing. 8.15 Gramofoonmuzlek. 10.00 Zang
door het N.C.R.V. Dameskoor. 10.30 Morgen
dienst door ds. J. L. b.d. Wolf. 11.00 Solisten
concert: mevr. Rie Dijs-Oghel, zang en J. De
Vente, fluit; W. Doortmont, piano. 11.30 Or
gelconcert door Ferdinand Kloek. 12.00 Poli
tieberichten. 1.00 Vervolg solistenconcert.
2.00 Verzorging zender. 2.30 Gramofoonplaten.
3.00 Concert door het „Hollandsch Harp-
kwartet". 5.00 Kinderurtje door mej. S. Groe-
neweg. 6.00 L. Bückmann „Uit de keuken der
Christelijke Zuivelcentrale". 6.30 Cursus En-
gelsch voor beginners door J. F. v. d. Sloot.
7.00 Onderwijsfonds voor de Binnenvaart.
7.30 Politieberichten. 7.45 Persberichten van
het Ned. Christelijk Persbureau. 8.00 Amers-
foortsch Mannenkoor o.l.v. Gerrit v. d. Burg.
9.00 ds. B. N. J. Roskott: „Een reis door
Zuid-Duitschland tusschen Rijn en Donau".
9.30 Vervolg concert. 10.15 Vaz Dias. 10.25
Gramofoonplaten; Baeh-programma. 11.30
Sluiting.
HILVERSUM (296 M.). V.A.R.A. 8.00 Tijdsein.
8.01 Gramofoonmuziek V.P.R.O. 10.00 Mor
genwijding V.AR.A. 10.15 Uitzending voor de
arbeiders in de continubedrijven, m.m.v. het
Vara-tooneel, aVra-orkest o.l.v. Paul Duchant
en toespraak door G. J. Zwertbroek. 12 uur
Tijdsein. De Notenkrakers o.l.v. Daaf Wins.
1.45 Verzorging zender. 2.00 Vrouwenuur
tje. 3.00 Voor de kinderen. Paganini-herden-
king. Piet Tiggers vertelt en gramofoonmuziek.
5.30 De Notenkrakers o.l.v. Daaf Wins.
6.00 Orgelspel door Johan Jong. 6.15 De
Notenkrakers. 6.45 Orgelspel. 7.00 Actueel
allerlei uit de arbeidersbeweging. Te verzorgen
door het N.V.V. 720 Gramofoonmuziek
7.25 aVra-front. Spreker: C. J. Mosies. 7.30
Paganini-herdenking, m.m.v. Andries Rooden-
burg, begeleiding van het Vara-orkest o. 1. v.
Hugo de Groot. 7.55 Herhaling S.O.S. be
richten. 8.00 Verspilling van productieve
krachten, VII. Spreker: J. W. Matthijsen.
8.20 Vara-orkest o.l.v. Hugo de Groot 9.00
„Als het komen zou" Hoorspel van Maurits
Dekker. Op te voeren door het Vara-tooneel o.l.
v. Willem van Cappelle. 9.45 Orgelspel door
John Brookhouse Mac Carthy. 10.00 Vaz Dias.
10.10 Vara-orkest. 10.30 Veiligheids-cam
pagne door mr. P. J. Mijksenaar. 10.35 Or
gelspel door John Brookhouse Mac Carthy.
11.00 Gramofoonmuziek. 12.00 Tijdsein en
sluiting.
BRUSSEL (509 M.). 5.20 Kamermuziek door
het Caecilia-trio. 5.50 Gramofoonmuziek.
8.20 Concert. 10.30 Concert door het Max
Alexys-orkest.
BERLIJN (419 M.). 6.30 Concert door de Ber-
Hjnsche orkest-vereen, o.l.v. Clemens Schaml-
stich.
HAMBURG (372 M.). 12.35 Gramofoonmuziek.
1.30 Idem. 3.50 Concert door het Stedelijk
orkest van Flensburg o.l.v. Kurt Barth. 9.50
Populair concert door het Norag-orkest van
Hannover o.l.v. Otto Ebel von Sosen.
KÖNIGSWUSTERHAUSEN (1635 M.). - 1.20
Gramofoonmuziek. 3.50 Concert.
LANGENBERG (472 M.). 12.20 Populair con
cert door de kapel van denieuwe Philharmonie
o.l.v. Karl Petz. 2.20 Concert o.l.v. Eysoldt.
4.20 Vesperconcert o.l.v. Wolf. 8.20 Concert
door het orkest van den West-Duitschen om
roep o.l.v. Buschkötter. 9.50 Concert.
De meening, dat de Australische negers aan
het uitsterven zijn, is niet geheel juist gebleken.
Volgens de jongste officieele schatting bedraagt
hun aantal n.l. op het oogenblik omstreeks
232.000, hetgeen 1200 1500 meer is dan in 1921.
De meeste dezer oer-inwoners van het vijfde
werelddeel leven als nomaden in West- en
Noord-Australië. Nieuw Zuid-Wales telt er
slechts een paar honderd, de staat Victoria niet
meer dan 45, terwijl Tasmanië geheel van
Australische negers is gespeend. Deze Australi
sche negers vormen een zelfstandig menschen-
ras, Sommige geleerden meenen, dat zij ont
staan zijn uit een vermenging van het Malei-
sche en het Papoea'sche ras. Door hun zwart,
echter niet zeer wollig kroeshaar hebben zij veel
van echte negers weg, doch hun gelaatsvorm
staat tusschen dien der negers en der Maleiërs
in. Hun huid is sterk behaard, hun huidskleur
varieert van bijna zwart tot bijna blank. Van
eenige blijvende bodembebouwing of eenig ge
regeld werk heeft de Australische neger nimmer
iets willen weten. Als nomade zwerft hii door
het werelddeel, dat eenmaal aan hem alleen toe
behoorde. Met jacht en vischvangst voorziet hij
in zijn onderhoud. Zijn wapens zijn uit hout,
soms ook uit steenen en schelpen vervaardigd.
Zijn booten bestaan uit boomschors of uitge
holde stammen. Hij huist in hutten uit boom
schors, takken en gras en eet wat hem voor den
mond komt zoo noodig ook menschenvleesch.
Als regel is hij echter geen menscheneter.
Slechts door den nood gedreven wordt hij kan
nibaal, hetgeen in den loop der tijden reeds me
nig pionier en zendeling tot zijn schade heeft
moeten ondervinden. Ondanks de toeneming van
het aantal Australische negers met 1200 a 1500,
is het een ras, dat onvermijdelijk tot den onder
gang is gedoemd, zoodra voortschrijdende Euro-
peesche en Amerikaansche beschaving hen uit
hun laatste, nog ontoegankelijke schuilhoeken
zal hebben verdreven.
minium
IIIIIIIIIIU
Voortaan, als u weer gaat vliegen,
Zal uw maag niet meer verslappen,
1 Want u hoeft dan op uw stoeltje g
Niet alleen meer lucht te happen! 5
Ieder heeft het graag op aarde i
En daar hutten comfortabel,
Zelfs wanneer men hooger op komt
Dan de torenspits van Babel!
i Voortaan vliegen vliegmachines I
Met een D-trein restauratie
Tot voldoening van uw hap-lust
En den gang der conversatie.
U gebruikt uw lucht-dineetje!
En zooals de sprookjes leeren f
Kunt u pap met gouden lepels
In den hemel consumeeren! 1
i „Ober, ik zei boven Zwolle,
Dat ik snert met worst zou nemen.
Haast je alsjeblieft een beetje,
Want wij zijn al boven Bremen!"
f Of een kip, die nogal taai is,
Duurt van Keulen tot aan Pisa. E
Maar dan kijkt u niet zoetsappig
En zoo lief als Mona Lisa!
Doch dan neemt u maar een cocktail
En met tap-vergunning mag dat.
Dus u zijt al weer de oude
Vöör u hoogvliegt boven Bagdad! 5
Vliegend, met buffetje naast je,
't Is haast niet om te vertolken
1 Want het brengt je niet slechts bóven
Maar beslist ook in de wolken!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden
5iiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË
DAVENTRY (1554 M.). 12.20 Orgelconcert.
1.05 Concert. 3.50 Concert door het stedelijk
orkest van Bournemouth. 5.05 Concert.
8.35 Symphonieconcert. 11.05 Dansmuziek.
PARIJS, EIFFEL (1446 M.). 7.50 Concert o.l.v.
Ed. Flament. 8.40 Vervolg concert.
PARIJS R. (1725 M.). 8.05 Gramofoonmuziek.
12.50 Orgelrecital. 7.40 Concert door het
omroeporkest. 9.50 Kamermuziek.
MILAAN (331 M.). 7.50 Opera-uitzending.
ROME (441 M.). 8.05 Concert. 8.50 ,3is-
boccia", blijspel in één bedrijf 9.50 Dans
muziek.
WEENEN (517 M.)7.20 Weensche avond o.l.v.
Joseph Holzer. 9.50 Dansmuziek door de
David Mathé Jazz Kapel.
WARSCHAU (141 M.). 5.20 Populair concert.
7.20 Vocaal concert. 7.50 Pianorecital.
9.35 Dansmuziek. 10.20 Dansmuziek.
BEROMÜNSTER (460 M.). 9.00 Omroeporkest
o.l.v. Hermann Hofmann.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Toen Norman Gray op z'n auto toeliep,
waarvan hij de bewaking aan een zwer
ver had opgedragen, vond hij dezen met
gesloten oogen tegen het portier zitten. On
zacht tikte hij den man op z'n schouder, maar
toen de zwerver ook nu z'n oogen niet opende,
keek Gray wat aandachiger toe.
De man zag akelig bleek en ademde slechts
zwakjes. Blijkbaar was uitputting de oorzaak
van zijn bewusteloosheid. Gray was met het
geval verlegen. Juist dacht hij er over de hulp
van een politie-agent in te roepen, om den
man naar een ziekenhuis te doen vervoeren,
toen deze even zuchtte en de oogen opsloeg.
Nauw hoorbaar mompelde de zwerver iets en
Norman Gray moest zich bukken om het woord
„honger" te kunnen opvangen.
Eén oogenblik streed Gray's aangeboren ge
makzucht met z'n medelijden. Toen greep hij
den stakker resoluut onder den arm en hielp
hem in den auto. Snel zette Gray zich achter
het stuur en reed naar een hem bekend res
taurant, waar hij zeker was. op dit uur van den
lag geen kennissen aan te treffen.
Bevend op z'n beenen en door Norman Gray
gesteund, volgde de zwerver den rijken grond
bezitter in het restaurant. Ze namen in een
hoek aan een tafeltje plaats en Gray beval den
toegeschoten kellner den man een stevigen
maaltijd te brengen.
Het was een lust den zwerver te zien eten.
Gray had een sigaar opgestoken en met een
glimlach van voldoening op het gelaat, keek hij
toe. Groote hoeveelheden voedsel verdwenen in
's mans maag, doch ondanks het feit, dat hij
blijkbaar uitgehongerd was en wellicht in da
gen geen eten had gezien, viel het zijn weldoe
ner op, dat hij at zonder gulzigheid, dat hij
mes en vork op de juiste wijze wist te gebrui
ken; kortom, dat een zekere beschaving dezen
man niet vreemd was.
Gray haa volop gelegenheid den vreemdeling
op te nemen en het frappeerde hem, dat de
kleeding van den man, ofschoon oud en ver
sleten, van goeden snit was. In het vermagerd,
beenig gelaat waren de oogen diep in hun kas
sen weggezonken en meestal neergeslagen. Doch
wanneer Gray eens een enkele maal een blik
opving, trof hem de intelligente uitdrukking.
En aan de lange, smalle rechterhand zag hij
een prachtig bewerkten, zwaren, massieven
gouden ring, een zegelring, waarin een wapen
was gegraveerd.
Met een zwaren zucht schoof de zwerver zijn
stoel wat achteruit en veegde z'n lippen met
z'n servet af. Toen keek hij Gray aan en een
Ivy, Robbie en Topsy gingen uit
roeien op zee. Ze hadden allen hun
schoenen en kousen uitgetrokken en
ze hoog op het strand neergelegd,
waar de vloed ze niet zou kunnen be
reiken.
„Dat is gemakkelijk op het Artis-
eiland," vond Ivy, „er zal tenminste
niemand met je kousen en schoenen
vandoor gaan."
„Behalve Freddy Vrijdag en Willie
Woensdag," zei Robbie.
„Die zullen geen streken uitha
len," zei Ivy. „Ze zijn trouwens nu
aan 't visschen."
Toen Ivy en haar metgezellen ge
noeg hadden van het roeien, gingen
ze terug naar het eiland. Bij hun
aankomst waren ze hoogst verbaasd,
hun schoenen en kousen daar niet
meer te vinden. Ivy dacht, dat ze 't
bestierf, toen ze daar Creepy en
Crawly, de beide slangen, in héér
kousen zag rondkruipen.
„Kijk me nu eens aan," gilde ze.
„Heeb je ooit zoo iets beleefd. Nu
moet ik zonder kousen naar huis."
„Waarom neem je ze den slangen
niet af?" vroeg Topsy.
„Voor geen duizend gulden raak ik
die slangen aan," verklaarde Ivy be
slist.
(Morgenavond vervolg.)
(Ingezonden Mededeeling)
fijn, melancholiek glimlachje speelde om z'n
lippen, toen hij zag, hoe Gray's blik op z'n
rechterhand gevestigd was.
„Ik moet u in de eerste plaats danken voor
uw vriendelijkheid," zei hij zacht. „Een ander
zou me misschien naar een asyl hebben laten
brengen. Enmisschien was dat nog het
beste geweest; het zou het einde verhaast heb
ben. Dat neemt niet weg," voegde hij er haastig
aan toe, bang, dat Gray hem van ondankbaar
heid zou verdenken, „dat ik uw goedheid weet
te waardeeren. Het is al zoo lang geleden, dat
ik iemand ontmoet heb, die deze eigenschap
bezat."
„Ik zag u naar mijn ring kijken. Waar
schijnlijk vroeg u zich af, waarom ik uitge
hongerd was, als ik nog een sieraad bezat, dat
waarde heeft. U hebt gelijk; ik had den ring
kunnen verkoopen. Misschien had ik er tien,
vijftien pond „„„„„„„„„„„„„„mm,
of meer van 5
heb er geen
afstand van
kunnen doen. i
Ik ben geen
Engelschman. Aan mijn accent zult u dat
wel gemerkt hebben. Ik ben een Rus, die
door de revolutie, evenals zooveel landgenoo-
ten, uit z'n vaderland verdreven werd. Het is
mij niet voor den wind gegaan, steeds ging het
bergaf. M'n laatste beroep was auto-oppasser.
Al m'n bezit is verdwenen; ik bezat alleen nog
dezen ring met het wapen van mijn geslacht.
Misschien vindt u het onverstandig, ja dom,
dat ik daarvan geen afstand wilde doen. Het
stuitte me echter tegen de borst, dat erfstuk te
verkoopen aan een pandjeshouder, een schar
relaar, zoodat het misschien later de hand van
een protserigen parvenu zou sieren. En toch zal
ik er toe moeten overgaan. Het kan me helpen
aan nieuwe kleeren en zoodoende misschien
aan een betrekking, want in deze vodden...."
Z'n blik gleed langs z'n kleeren. Toen schoof
hfj den ring van z'n vinger en overhandigde
hem aan Gray.
Nieuwsgierig bekeek de rijke grondbezitter
het sieraad. Het was een zware, gouden ring;
het wapen stelde twee in elkaar gestrengelde
handen voor met daarboven een kroontje en
was zeer kunstig bewerkt.
„Ik geef je er honderd pond voor," zei Gray
langzaam, en toen hij zag dat de man een
afwerende beweging maakte, vervolgde hij
haastig: „Ik zal je mijn adres geven. Mocht
je ooit in goeden doen komen, dan kan je den
ring altijd van mij terug koopen."
Met neergeslagen oogen nam de zwerveling
.het bankbiljet aan, dat Gray hem toereikte.
Het was alsof hij een prop in z'n keel moest
wegslikken. Toen stak hij Gray spontaan de
hand toe en drukte die warm, woorden van
dank stamelend.
Den volgenden dag had Norman Gray in de club
een zakenconferentie met een zijner vrienden.
Hij was het geheele voorval bijna vergeten,
toen hij eensklaps midden in een volzin bleef
steken en met verbazing naar de hand van zijn
vriend Percy Alcock keek.
„Die ring...." stamelde hij.
Alcock glimlachte. „Een mooi ding," lachte
hij en wierp een bewonderenden blik op den
ring aan z'n vinger. „Ik kocht hem van een
Russischen zwerver, die een flauwte kreeg toen
hij op mijn auto paste, een paar dagen ge
leden. De stumper was er naar aan toe. Hij
bleek van Russischen adel te zijn en de tragiek
van 't geval trof me. Het was het eenige sie
raad, dat hij nog bezat, een familiestuk."
Norman Gray lachte sarcastisch. Uit z'n
vestzak diepte hij den ring op, dien hij den
vorigen dag gekocht had. De twee ringen le
ken op elkaar als twee druppels water.
In de nabijheid van Cosenza is men op de
plaats waar het nieuw stedelijk ziekenhuis op
gericht zal worden bij de opgravingswerken op
ruïnen van oude gebouwen gestooten. Mien heeft
daarbij een oeroude necropolis gevonden met be
graafplaatsen, mausoleums en crypten, die uit
de 4e en 3e eeuw voor Christus dateeren en die
door de aardbevingen, aardverschuivingen enz.,
welke in den loop der eeuwen plaats hadden,
sterk beschadigd werden.
De kostbare vondsten vermeerderen met den
dag. Men heeft een aantal amphoren, vazen,
schotels en nappen van leem opgegraven en ten
slotte heeft men in het graf van een kind een
bronzen munt van Brucius gevonden.
Op de begraafplaatsen heeft men geen enkele
inscriptie gevonden, zooals anders bij de Grie
ken algemeen bij mausoleums en grafsteenen
gewoonte was en ook geen grafmonumenten,
welke in dien tijd in den vorm van een „stele"
opgericht werden, d.w.z. rechtopstaande, slanke
steenen platen met een bloemversiering boven
aan.
Hieruit blijkt, dat in de betreffende streek
uitsluitend arme menschen begraven werden,
terwijl de begraafplaatsen der voornamen, rijken
en geleerden zich elders moesten bevinden. Al
deze vondsten zijn van groote be teekenis voor
de studie van den oorsprong der stad Cosenza.
de hoofdstad der Brusien, die reeds voor die der
Magna Grecia bestaan heeft.
(Vrij naar het Duitsch)
hij „..f011 Weef sprakeloos staan. Wat moest
bioree] doen? Wat kón hij doen? Hij had de
Vaö 16 ovW'tulging, dat achter die muren
keheta villa Saluga op dat oogenblik een
0f ipeg6 saiuenkomst plaats had dat een
de brJv.personen' hoogstwaarschijnlijk ook
Mid' v1 die in het geheim waren inge-
hlzen?1 aanwezlS waren. Maar hoe het te
Sr kj Bnder welk voorwendsel zou hij
*Hj 'hhen kunnen komen? En toch moest
2 oei? hebben.
Alle v.nd Sleed zijn blik langs de muren.
^ier*n±rs waren donker. Alleen in de
^6afs.®Woniti8 was licht. Waren ze déar?
®dan Jhlhlijk. Die eerbiedwaardig uitzinende
S [tj.as. het stellig met hen eens, anders
Ssjjfp, Juffrouw Markbreiter niet zoo van-
send binnengelaten hebben, op dat
XXIH
uur. Maar wat bracht dien man, die in het
genot van een vaste positie was, er toe, om een
door de politie gezochte perscon onderdak te
geven? Hadden hij en zijn vrouw deel aan de
misdaad? Waren ze misschien familie van
die vrouw? Beschermden ze haar terwille
van hun meester, of maakten ze alleen maar
gebruik van diens afwezigheid, om hun licht
schuw bedrijf uit te oefenen?
Opeens kwam er een dol plan bij hem op.
Tot lederen prijs moest hü in dat huis komen,
Hij zou zijn doel bereiken, als er geen
hond was. Dat moest hij eerst te weten zien
te komen. Voorzichting klom hij links over
het hek van den tuin, en sloop naar het
huis. Niets verroerde zich. Gelukkig er
was gèèn hond. Rechts van de voordeur was
de portierswoning, links was alles donker. Hij
liep voorzichtig naar dien kant, en bleef eens
klaps staan. Wat was dat? Viel daar niet
aan den zijkant een zwak lichtschijnsel uit
de eerste verdieping op de boomen? in den
tuin? Hij sloop naar die zijde. Ja, het was
zoo. Op de eerste verdieping brandde licht,
en wierp zijn schijnsel, zij het dan ook sterk
getemperd door de geheel neergelaten gor
dijnen, op het pad. Er woonde dus, behalve
de portier en zijn vrouw, nóg iemand hier.
De jongen, met wien hij gepraat had, had be
weerd, dat het heele personeel met verlof was
en Fina zou wel niet op de eerste ver
dieping wonen....
Een poosje later kwam er een marskramer
voorbij. Voor de villa Saluga bleef hij op
eens staan, keek goed, keek nóg eens goed.
en riep dan, terwijl hij aan het ijzeren hek
van den tuin rammelde, afs een bezetene:
Hé, daar! Wat is déér aan de hand? Is
er niemand in huis?
De voordeur ging open, en het verschrikte
gezicht van den portier kwam om den hoek
kijken. Toen bij den marskramer zag, ging
zijn schrik over in ergernis.
Wat scheelt jou, vlegel, om hier op dit
uur nog zoo'n kabaal te maken? Denk je, dat
we gek zijn?
Nou, ik zal wel stil zijn, als er bij jullie
ingebroken wordt. Ik dacht je goed te doen,
man.
Ingebroken? Hier is niet ingebroken.
O neen? Ik heb toch zeker zelf dien kerel
door het raam zien binnengaan! Net, dat ik
hier voorbij kom, en toevallig bij jullie inkijk.
Dat raam links, daar.
Nu schrok de portier opnieuw.
In de kleine spreekkamer? Goede hemel,
hoe is het mogelijk! En dat we allemaal niets
Maar kijk dan toch eerst eens den boel na,
man! Misschien kun je nog net op tijd....
Maar de portier kwam al met een lantaarn
naar buiten, en deed het schijnsel langs den
voorkant van het huis glijden.
Genadige hemel, het heele perk is plat
getrapt.
Hij richtte den lantaarn omhoog.
Allemachtig, het raam is open.... de ruit
is kapot
De man wist niet, wat hij doen moest.
Doe dadelijk de voordeur dicht, zei de
marskramer, en laat hem er niet uit. Ik
loop direct naar de politie.
Nu was de portier een en al ontzetting.
De politie? stamelde hij. Waarom? O,
neen....
De marskramer was ten hoogste verbaasd.
Mensch, wat moet dat beteekenen? Als ze
in het huis van je baas ingebroken hebben, wil
je er geen politie bij hebben? Weet je mis
schien, wie het is? Dat je hem gelegenheid wilt
geven, om weg te komen?
De hemel beware me! zei de oude man,
die beefde als een espenblad. Maar maar
men heeft dan later altijd zoo'n hoop scharrel-
derij en de graaf heeft zoo'n hekel aan alles,
wat opzien baart. Als ik dien man kon afnemen
wat hij gestolen heeft, zou dat wel het eenvou
digste wezen.
Zoo, zou dat het eenvoudigste wezen?
schaterde de marskramer het uit. Nu, ik moet
zeggen, dat het een kerel was als een boom. Die
gooit je met één vinger tegen den grond. Of
zijn er nog méér mannen in huis?
Neen, de bedienden zijn allemaal met ver
lof. Er zijn alleen maar vrouwen hier. Maar
maar (hij vouwde bijna smeekend zijn han
den) als me misschien zou willen helpen
....U zou meneer den graaf een oneindigen
dienst bewijzen, en mij veel onaangenaamheden
besparen. Meneer de graaf zou niet te troos
ten zijn, als hij hoorde, dat de politie in 'zijn
huls geweest was
Hm, dacht de marskramer, daar zal nog
wel een andere reden voor zijn; een goed ge
weten is anders.
En luid voegde hü erbij:
Nu, voor mijn part. Ga dan maar voor.
Ik doe liever wat anders, maar in 's hemels
naam.
De portier maakte het hek open. De mars
kramer kwam binnen, en volgde nu den ander
in huis. Deze wendde zich eerst naar links, en
deed voorzichtig de deur open van een klein,
behaaglijk ingericht vertrek. De ruit van het
venster was ingedrukt, en de scherven lagen
op het dikke tapijt.
De portier keek hoofdschuddend om zich
heen. Er was niets, wat op aanwezigheid van
een inbreker wees. Alles was volmaakt in orde.
De deur, die toegang gaf tot de achterkamer,
was op het oogenblik versperd door een boe
kenkast.
Déérdoor kan hij niet gegaan zijn, meende
de portier.
Natuurlijk niet, zei de marskramer. Wat
zou hij hier ook moeten vinden. Hij is bepaald
naar de eerste verdieping, die op het oogen
blik zeker niet bewoond is.
De portier werd onrustig.
Neen. Dat wil zeggen een oude vrouw
is boven. De moeder van Marie.
Van Marie?
Ja, van mijn vrouw. Haar moeder ls al
heel oud en ziekelijk. We hebben haar voor
een poosje bij ons gekomen, om haar beter te
kuunen verzorgen. O hemel, die kerel zal toch
niet naar héér..,.
Laten we dan voortmaken, zei de ander.
,?e Tare° n" weef in de gang. Op dat oogen
blik gmg de deur tegenover hen open, en een
stroom van licht verspreidde zich in de gang.
Een vrouw verscheen in de deuropening, en
vroeg verschrikt:
Wat is er gebeurd? Waarom haal je
vreemde menschen in huis, Daniël?
.7" vrouw.... stamelde de portier; en
voort ^6Ze wendend' Sing haastig
Er is ingebroken in de kleine kamer. De
^erel moet zich ergens in huis verborgen hou
den. Kom mee, en licht ons bij, Marie.
E>e „marskramer" was intusschen bij de deur
gekomen, en keek in het vertrek. Behalve juf
frouw Knobloch bevonden zich daar nog twee
vrouwen: juffrouw Markbreiter, en een persoon
van 30 a 35 jaar, in wie hij op het eerste ge
zicht de metgezellen van den „bochel" in de
Stephanskerk herkende. Beiden keken ontsteld
naar den indringer, wiens oog al verschend in
het helder verlichte vertrek rondzag. De kamer
bood geen gelegenheid tot verschuilen. De deur
naar het vertrek daarachter stond wijd open.
Ook daar was licht op, maar het vertrek was
leeg.
juffrouw Knobloch had intusschen een kan
delaar genomen, en wenkte de jonge vrouw.
Kom, Fina, help jü ook mee....
(Wordt vervolgd).