Haarlemsche gebruiken rond 1870-1880
Jeugdwerk in Haarlems Bisdom
Prikkeldraad
1
Het bonte hoekje
Resultaat eener
enquête
BEKENDE HAARLEMMERS
I
DONDERDAG 27
OCTOBER
Algemeene indruk
Karei van Mander
Sympathieke doodslag
IN EN OM HAARLEM
„Parade"
„Alarm bij brand"
„Boerenbruiloften"
Straatgevechten
Groote toewijding bij directeur en
medeleiders blijde ge
constateerd
Een enquête
Godsdienstig leven
De plaats van t Patronaat
De jeugdleiders
PREMIER DE BROCQUEVILLE
De jongste foto van den nieuwen
Minister-president (links) van
België
Maatschappelijke vorming
Sport en spel
14 Districtsbonden
DE STROOMLEVERING IN DE
ZAANSTREEK
Niet meer in particuliere handen?
RROUWERSVAARTPAD
Het onderhoud
NA EEN DROEVIG ONGEVAL
Geldelijke steun
JUBILEUM
DE YO-YO
Over de „parade" vertelt dr. Prinsen Geerligs
het volgende:
„De troep werd op Koningsverjaardag, 19
Februari, opgesteld aan den Dreef. Eerst als
belooning voor de dappere daden in den Tien-
daagschen Veldtocht, de schutterij; dan de twee
bataljons van het 4e regiment Infanterie en dan
de helft van het derde regiment huzaren. De
schutterij en de huzaren hadden, behalve de
tamboers en hoornblazers, ieder een muziek
korps, de infanterie alleen eerstgenoemde exe
cutanten. Na de inspectie door den generaal
defileerde de troep over het grasveld voor het
Paviljoen; de onbereden troepen eenmaal, de
cavalerie eenmaal in stap, eenmaal in draf en
eenmaal in galop. Heel Haarlem liep uit om dit
schouwspel te zien en na afloop was steeds het
gesprek, de vraag hoeveel manschappen bij het
laatste défilé van het paard waren gevallen. Als
het op 19 Februari goed weer was, vond de pa
rade plaats op de Groote Markt, die er zich
lang niet zoo goed voor leende."
Tot zoover dr. P. G.
Ook de parade in Haarlem behoort nu tot
„Wat eens was". Op 2 Augustus 1914 hebben wij,
als wij ons niet vergissen, ons laatste troepen-
defilé gehad, dat was op het cavalerieterrein,
waar in latere jaren, sinds de totstandkoming
van den bouw van de kazerne aan de Klever
laan de parade placht te worden gehouden in-
plaats van op den Dreef. Het was op dien Aug.-
dag 1914 een parade onder sombere omstandig
heden, een parade van compagnieën en batal
jons op volledige oorlogssterkte, in oorlogstenue
met zwaar bepakte ransels, en scherpe patronen
in de tasschen, met noodrations en verband-
pakjes, met bijlen, nijptangen en zagen in de
gordelriemen; met compagnieskarren en zieken
wagens.... Het was een parade van compag
nieën en bataljons, die denzelfden of den vol
genden dag hun oorlogsbestemming gingen
volgen.
Nederland is in 1914 buiten den oorlog ge
bleven, maar het had ook anders kunnen loo-
Pen. De belangstelling van de Haarlemmers,
niet alleen langs het paradeveld aan den Scho-
terweg, maar langs den geheelen weg, dien de
troepen namen, was dien dag dan ook enorm.
Rijen dik stonden zij langs de Nieuwe Gracht,
den Jansweg en verder. Toen een groot deel der
troepen nog op het cavalerieterrein was, brak
er een onweer boven Haarlem los, zooals sinds
menschenheugenis het geval niet was geweest.
Het donderde en bliksemde angstwekkend en
de laatste Haarlemsche parade, een van gemo
biliseerde militietroepen verliep in een geweldi
gen stortregen. Het werd zulk een noodweer, dat
niet alleen de toeschouwers een goed heenkomen
zochten, maar ook de nog op het cavalerieter
rein aanwezige troepen de kazerne en de stallen
met aanhoorigheden invluchtten.
Na den oorlog is het Tiende Regiment hier
niet meer in garnizoen teruggekeerd en wat er
neg lag aan rijwieltroepen en motorbrigade was
onvoldoende om de Haarlemmers op een mili
tair schouwspel te onthalen. Of de parades nog
eens zullen terugkeeren? Dat hangt af van den
terugkeer van een garnizoen in onze stad. Zoo
als men weet heeft de Begeering niet alleen de
beschikking gehouden over de cavaleriekazerne.
maar ook over de Infanteriekazerne aan den
Koudenhorn. Terugkeer van troepen en parade
is dus niet onmogelijk, al behoort de parade
hiet meer tot Haarlemsche gebruiken.
Prinsen G. vertelt verder van de oefeningen
der schutterij, die eens in de veertien dagen in
den zomer werden gehouden. Ook die rekent hij
onder de Haarlemsche gebruiken van rond 188C.
Re schutters traden gekleed en gewapend in
den Doelen aan en gingen vandaar met volle
muziek naar het Drilveld, nu Frans Halsplein,
en toen dat bebouwd was, eerst naar het veld
voor de Phoenix aan het eind van de Parklaan
bij het Spaame en later naar het Torentje bij
de Kleverlaan.
Over het „alarm bij brand" vertelt Dr. P. G.
bet volgende;
De huidige generatie van Haarlemmers zal
bet relaas vreemd genoeg in de ooren klinken,
rnaar hun vaders kunnen getuigen, dat het de
Waarheid is:
„Als er des nachts bij den koster van de
Groote Kerk brand was gemeld, luidde deze de
brandklok, de torenwachter, die andere ieder
half uur een deuntje op den horen blies, deed
bit zoolang het onheil duurde niet, blies het
brandsignaal en hing aan den ondersten trans
een lantaarn uit naar de zijde, waar de brand
Woedde. De nachtwachten op straat sloegen
biet een klep en riepen „brand". De tamboers
ber schutterij doorkruisten de stad en sloegen
^n bepaald brandalarm.
Ieder werd wakker, kleine kinderen schreeuw-
ben, de spuitgasten met hunne brandmeesters
belden naar de spuithuizen om de spuiten en
f^hjagers te halen. De schutters kwamen in
bet geweer en haastten zich naar de plaats des
°nheils om de burgerij, die op al dat lawaai
bmt groote massa's kwam aanloopen, ten einde
bet schouwspel niet te missen, te verhinderen
be slangen te vernielen of de brandende woning
Plunderen. Het minste brandje bracht dus
be geheele stad in oproer.
Zoodra de brand gebluscht was, werd dit
ben volke kond gedaan door drie slagen op de
brandklok, gevolgd door het luiden van de
Ramiaantjes. De torenwachter blies dan weer
2«n gewone melodieën op de heele en halve
b^h, de schutters trokken hun wapenrok en de
brandwachts hunne oliejassen uit en alles werd
Weer rustig. Bij brandalarm over dag, dat zelden
y°orkwam en waarvan ik mij slechts een voor
meld herinner, toen er in het Rozenprieel hout-
stapeipiaatsen afbrandden, was het rumoer van-
minder."
Wanneer er onder welgestelde boeren een
huwelijk had plaats gehad, dan trokken de
mmiheieden in optocht in sjeezen of oliewa-
m^tjes rond en kwamen ook door Haarlem, de
„boerenbruiloften". De mans in hun mooi-
sPul met versierde zweep, de vrouwen met
s°uden ijzers en kap en een karbies met bruid
suikers. Dr. P. G. herinnert ook aan de „bui-
jhpartijen", gelegenheden, dat heele families in
Jhfpleizieren naar het Brouwers Kolkje,
^aantjelek of Het Bloemendaalsche Bosch
rokken. Tegenwoordig behooren uitstapjes naar
■kraantjelek en Bloemendaal voor de Haarlem
mers tot het vullen van een verloren Zondag-,
aterdag-, of vacantiemiddag, waarop men zich
erveelt en niet ver wenscht te gaan. De Haar-
v hhhers van thans stellen zich niet meer te
reden met Kraantjelek, maar gaan naar
.andvoort, Amsterdam en nog verder, per auto,
ets of trein of amuseeren zich dichter bij huis
boor
aan sport te doen of naar het beoefenen
sport door anderen te kijken. Wat dat' be-
eft, is er ook een radicale verandering in de
Woonten der Haarlemmers gekomen.
*h het laatst van October werd de varkens-
arkt gehouden buiten de stad, op het bolwerk
kschen den Jans- en Kruisweg, thans Ken-
e Jhhrplein. By die gelegenheid werden er spe-
j. ^askoeken in den vorm van varkens gebak-
,h. Gedurende de zomermaanden waren er
j* hbagsmiddags muziekuitvoeringen in den
de t cloor het muziekkorps van de dienstdoen-
schutterij in de tent bij den Hertenkamp en
I-,"01' bat van het 3e regiment huzaren in den
mtentuin van de sociëteit „Trou moet Blij-
wisseling trouw van de eene naar de andere
tent. Op het Houtplein was er dan een soort
van markt, waar men kleine eetwaren kon koo-
pen, vooral schar en paling. Ook was er een
handelaar, die „kermisbier" in een vat had. Dat
was een mengsel van keukenstroop en azyn en
dat dronk men. In dienzelfden tijd maakten de
deftige Haarlemmers hun Zondagmiddagwan-
deling, een overblijfsel van de door Nicolaas
Beets in zijn „Camera Obscura" zoo aardig
beschreven wandelingen in den Haarlemmer
hout. Verder dan de Spanjaardslaan kwamen
de Haarlemmers echter zelden.
eken."
De muziekkorpsen speelden afwisselend
Het jaarlijksch feest van de Vrijwillige Brand
weer rekent P. G. ook naar de Haarlemsche
gebruiken van 1880 en ook de straatgevechten.
Dat er, wat deze laatste betreft, nog steeds niets
is veranderd, blijkt uit de volgende beschrijving,
die de heer P. G. geeft. Het is alsof hij verslag
geeft van een communistenrelletje in Haarlem
in den tegenwoordigen tijd, onder aanvoering
van vriend Oversteegen. De revolutie liep altyd
als volgt, schrijft hij: De opstandelingen ver
zamelen zich tusschen Groote Kerk en Stadhuis
op de Markt en brullen hun leuzen. Af en toe
doet de politie een uitval uit het politiebureau
en pakt een paar van de meest gereedstaande
schreeuwers op. De overigen blijven schreeu
wen, totdat er eenigen op het dak van de huis
jes van de vischmarkt klimmen en de leien be
schadigen. Dat is steeds de climax; zoodra deze
is bereikt, is er aan het rechtvaardigheidsgevoel
der menigte voldaan en langzamerhand verloopt
dan de beweging. Soms eindigt zij meer abrupt,
namelijk als het gaat regenen of als het don
ker wordt.
St. Nicolaas werd steeds in den huiselijken
kring gevierd, vertelt P. G. St. Nicolaas kwam
14
bij de burgerij aan huis en niet in een melk
inrichting of op school. Heel wat huiselijker
dan nu. Over Kerstmis zegt hij: wij hadden
geen Kerstboomen. Maar onze katholieke Haar
lemmers hadden, dat weet P. G. niet, maar dat
weten wij wel, hun Kerstkribbetjes, en hun heer-
lyk huiselijk Kerstfeest was een der mooiste
feesten van het heele jaar. Nu hebben de niet-
katholieke Haarlemmers htm Kerstboomen en
ook de katholieken do«i daar meer en meer
aan mede. Te hopen is het echter, dat hun
Kerstkribbetjes niet in onbruik komen.
Het Oude Jaar werd gevierd door het bijwonen
van een godsdienstoefening en verder door een
souper in huiselijken kring. Te twaalf uur werd
hier en daar op straat geschoten en op den
Nieuwjaarsdag was het een punt van gesprek
op de felicitatiebezoeken hoeveel schoten men
wel gehoord had. De een had er twee gehoord,
een ander drie en zoo had ieder een nieuwtje te
vertellen.
Vele van de gebruiken van rond 1880 zijn ook
nu nog in zwang. Maar ook zijn er opmerkelijk
vele verdwenen en daaruit biykt wel hoe snel
wij leven. Voor de verdwenen gebruiken zijn
nieuwe ontstaan en wij kunnen niet zeggen, dat
de oude boven alle tegenwoordige de voorkeur
verdienen. En of de uitroep van dr. P. G.: „Wat
was voorheen het leven fleuriger en kleuriger
dan nu!" door iedereen zal worden onderschre
ven, betwijfelen wy.
Maar hoe dan ook, het is een aardige bezig
heid zich nog even met de lectuur van die toe
standen van vyftig jaar her bezig te houden en
de heer P. G. heeft geen kwaad werk gedaan
met ze in een aaneengeschakeld verhaal voor
het nageslacht te bewaren.
jjocxi c*j. yv ajuviviiu
a nummer en het publiek trok by iedere
Een volledig beeld ligt in een jaarrapport
voor ons van den toestand en werkzaamheden
der jongensjeugdvereenigingen in het Bisdom
Haarlem.
Rector S. Braakman, de secretaris van het
R. K. Juvenaat in het Bisdom Haarlem, heeft
ons zuil. een beeld ontworpen met de gegevens
eener enquête. Dank zy de correctheid waar
mede de toegezonden lijsten door de besturen
der patronaten werden ingevuld en teruggezon
den, kon hy een overzicht van den stand van
het jeugdwerk geven, waaraan we het volgende
ontleenen:
Want al waren er dan een twintigtal paro
chies, die op een herhaald verzoek, om welke
reden dan ook, geen verslag inzonden, een
140-tal heeft met toeleg de vragen onder de
oogen gezien en in het antwoord den totaal
toestand van hun jeugdwerk trachten uit te
beelden. Hoewel de vragen meer algemeen
waren, heeft men toch getracht daarop een
concreet antwoord te geven. En uit dit ant
woord blykt wy willen het aanstonds blijde
constateeren een groote toewijding by Di
recteur en medeleiders, die alle middelen, welke
den laatsten tyd geboden worden, ter hand
willen nemen om het jeugdwerk, dat hun ter
harte gaat, op hooger peil te brengen.
De wagen waren thans zoo gesteld, dat niet
hoofdzaak was het opgeven van getallen op
velerlei gebied, waarvan een statistiek zou moe
ten worden opgemaakt, maar veel meer om den
algeheelen toestand van het jeugdwerk ter
plaatse aan een grondige beschouwing te on
derwerpen, zoodat tenslotte een algemeene in
druk van dit jeugdwerk in een verslag zou
kunnen worden gegeven.
Er is dus ruimschoots gelegenheid gegeven
het wel en wee van hunne jeugdvereeniging in
het antwoord weer te geven, waarvan dan ook
velen hebben gebruik gemaakt. Meer dan vo
rige jaren zijn daarom deze lysten waard be
waard te worden voor een vergelijking in de
toekomst.
Afgezien van enkele bijzondere vragen wer
den de volgende vijf algemeene vragen gesteld:
1. Neemt de godsdienstige verzorging wer
kelijk de voornaamste plaats in?
2. Welke plaats neemt uw ongensvereeni-
ging in in het parochieleven?
3. Hoe staat het met de positie en werk
zaamheden der leekeleiders?
4. Wat wordt er gedaan voor de maatschap
pelijke vorming?
5. Wat wordt er gedaan aan sport en spel?
Wat leeren de antwoorden?
Voor zoover bekend, hebben allen een jon
genscongregatie, waarvan het heet, dat zij is
verbonden aan het patronaat, dat zy staat „in"
het patronaat of het hart ervan uitmaakt.
Anderen zeggen: de jongens zyn tevens aan
gesloten aan de Maria-Congregatie. Als regel is
dat lidmaatschap verplichtend. Enkele patro
naten hebben, inplaats van de M. C., een
Jeugd-afdeeling Derde Orde of H. Familie.
Gezamenlijke H. Communie geschiedt ofwel
van allen eenmaal per maand of (en) groeps
gewijze in de nieuwe werk-methode.
De vraag: is uw jongensvereeniging goed ge
vestigd?, was niet alleen op te vatten mate
rieel, n.l. een goed gebouw, goede huisvesting,
maar ook formeel: een goede instelling, een
goede constructie van de jeugdvereeniging met
een goed werkend apparaat. Daarom is er te
gelijk gevraagd naar de plaats, welke zy in
neemt in het parochieleven.
Allerlei factoren komen hier in aanmerking,
die het antwoord beïnvloeden, de toestand is
bijna overal verschillend en in vergelijking b.v.
met het schoolwezen, waar hij overal hetzelfde
èn gunstig is (gebouwen, leerkrachten, leer
middelen) komt ons jeugdwerk in al die zaken
veel te kort. Een bïoeienden toestand te kun
nen releveeren, ligt dus niet uitsluitend in de
macht van directeur en medeleiders.
De huisvesting is zeer verschillend. De mees
ten klagen over: geen eigen gebouw.
De formeele vestiging is over het algemeen
beter dan de materieele.
Een hervorming van het jongensjeugdwedk
is dit jaar bij het grootste gedeelte tot stand
gekomen.
Werd er verleden jaar op de vraag naar
de nieuwe methode door 35 patronaten een be
vestigend antwoord gegeven, thans is dat aan
tal tot 81 opgeklommen, waarvan er 27 geheel
en 54 gedeeltelijk de nieuwe werkwijze toepas
sen. Meerderen schrijven dan nog, dat zij de
verandering voorbereiden of een poging zullen
doen, een vijftal vindt het niet mogelijk of
„buiten te moeilijk."
De finantieele toestand is niet altyd even
gunstig, er is geen geregelde bron van inkom
sten.
Vergaderingen worden geregeld gehouden:
iederen maand of iedere week naar gelang het
systeem van werken.
Naarmate deze zaken beter (gunstiger) ge
regeld zyn, is ook de plaats van het Patro
naat in de parochie grooter. Maar by na overal
valt een grooten opbloei te constateeren.
Ook de bescherming der „geheele" manne
lijke jeugd in de parochie neemt toe.
In aansluiting op vraag 2, waar het ging om
de positie der jeugdvereeniging, vraagt no. 3
naar de plaats en functie van den leekeleider
in de jeugdvereeniging.
Hier wordt onderscheid gemaakt tusschen
een commisielid en een jeugdleider. De eerste
herinnert vooral aan het oude, de tweede ver
onderstelt het nieuwe systeem.
Het is nochtans niet gemakkeiyk een juist
omschreven positie van de leekeleiders te ge
ven. De praktyk zal hierbij de weg nog moe
ten wijzen.
De leden van de Patronaatscommissie zijn
volgens de eerste opzet van onze Jeugdbewe
ging als 't ware gecommitteerden van de
ouders, die zich gevormd hebben tot een com
missie, welke onder leiding van den priester en
in samenwerking met de ouders medewerken
aan de godsdienstige, maatschappelijke, cultu-
reele en licnamelyke vorming der jeuga. Aldus
hun taak beschouwd, wees het oude systeem
hun toe een stuk in de leiding, een verleng
stuk om zoo te spreken van die, welke by den
directeur berustte, concreet uitgedrukt in het
hebben van een aantal jongens onder speciaal
toezicht, met wie het commissielid by voorkeur
omgaat als surveillant, als spelleider of als lei
der van een club, wier ouders en patroons hy
bezoekt, en van welke groep jongens hij op de
maandelijksche vergadering rapport uitbrengt.
In het bestuur bekleedt hy dan een functie
(secretaris, penningmeester), of is eenvoudig
commissaris.
Op vele plaatsen wordt er op deze wijze nog
vruchtbaar voor de jongens gewerkt, en zal
deze werkwyz- om verschillende redenen nog
wel langen tijd blijven bestaan en kan zy,
zoo goed mogelijk aangepast aan den tijd, (wij
denken hier aan den groei der sportbeweging)
groot voordeel voor het parochieleven af
werpen.
Maar met de verandering van werkmethode
komt er ook wijziging in de taak van de com
missieleden, wat op verschillende plaatsen niet
zonder eenige moeilijkheid geschiedt. Niet
iedereen kan vlot antwoorden: mijn commis
sieleden zijn omgevormd tot jeugdleiders of:
myn Jeugdleiders vormen de Patronaatscom
missie. Een ruime blik en een royaal standpunt
geeft ook hier wel uitkomst, zooals blykt uit
een mededeeling van een directeur, die schrijft:
men moet de oude leden eenvoudig duidelijk
maken, dat zy voor het nieuwe systeem niet
geschikt zijn, maar dat er nog veel ander werk
voor hen te doen is, zoodat men ze niet maar
moet laten heengaan. Voor het nieuwe systeem
moet men nu eenmaal jonge menschen hebben.
Voor de maatschappelijke vorming der jon
gens wordt op velerlei wijze gewerkt. In de
groote steden heeft hier de Districtsbond meest
al de leiding. Amsterdam en Haarlem geven
hierbij mooie cijfers. Ook wordt er in de steden
door twee of meer patronaten uit de omgeving
samengewerkt, zoodat een directeur kan verkla
ren, dat by hem 70 van de jongens 's avonds
zich tracht te ontwikkelen of in hun vak te
bekwamen.
Waar in Den Haag de R.K. ambachtsschool
door een kleine duizend jongens bij dag of
des avonds wordt bezocht, is hier voor de
patronaten zelf weinig arbeidsveld meer over.
Hetzelfde geldt voor de jongens, die het U.L.O.
nog bezoeken. Op de dorpen wordt hier en
daar nog een avondschool in stand gehouden
door welwillende subsidie van gemeenten en
(of) kerkbestuur, terwijl er ook nog meerdere
Land- en Tuinbouwcursussen worden gegeven.
Over het algemeen moeten wy constateeren,
dat het door de patronaten georganiseerd on
derwijs veel minder is dan een tiental jaren
geleden, wat zijn reden vindt èn in bovenge
noemde veranderingen èn in het niet verleenen
van Overheidssubsidie.
Gelukkig bezitten wij nu de ontwikkelings
programs voor de verplichte groepen, welke
niet zuivere intellectueele vorming beoogen,
maar waardoor aan velen de meest noodzake
lijke levenskennis wordt bijgebracht.
De ArDeidsbeurs te Amsterdam onderging in
het afgeloopen jaar een groote uitbreiding in
lokaliteit en beheer. Er kwamen 925 aanvragen
van patroons in, 1294 werkzoekenden lieten
zich inschrijven en 502 plaatsingen kwamen
tot stand.
Ook de zittingen van de Commissie van Be
roepskeuze worden hoe langer hoe meer be
zocht.
In 1931 hield de Commissie 33 zittingen,
welke meermalen wegens druk bezoek moesten
worden gesplitst en behandelde zy 603 gevallen
of 75 meer dan het vorige jaar. Naar den psy-
chiator werden 277 jongens gezonden.
Op de meeste patronaten wordt gelegenheid
gegeven tot sparen, waarvan eenigen het aan
moedigen door het verstrekken van premies
voor het meest trouw sparen.
Velen hebben een eigen jongensbibliotheek.
Eenigen een club van Sobriëtas.
Blijft nog over het antwoord op de vraag,
wat er voor sport en spel wordt gedaan. Na
tuurlijk neemt het voetbal by de antwoorden
een eerste plaats in!
Er is eenige jaren geleden (1926) hierom
trent een uitvoerig rapport samengesteld, hoe
namelijk de verhouding was tusschen voetbal
en patronaat en waar de leiding bleef by de
algemeene jeugdvereeniging. Door den groei
der sportbeweging en door de zelfstandigheid
van de organisatie daarvan is de band in den
loop der jaren wel wat losser geworden, al zyn
er velen, die voor de juniores het verplichte
lidmaatschap van het patronaat blijven eischen.
Niet overal kon dit echter gehandhaafd wor
den, wat onze jeugdbeweging geen goed heeft
gedaan. Vooral omdat de laatste jaren de voet
balsport met ongekende schreden is vooruit
gegaan.
Een mededeeling: „het Patronaat is opgehe
ven en er is een voetbalvereeniging voor in de
plaats gekomen," is typeerend. Terwijl het aan
tal voetbalvereenigingen de laatste jaren by
tientallen vooruitgaat (thans 150) worden er
geen nieuwe patronaten meer opgericht. Voor
al voor de dorpen van N.-H. is dat een ern
stig verschijnsel.
Vermelden wy tenslotte nog, dat er momen
teel 163 jongenspatronaten zyn aangesloten bij
het R. K. Juvenaat in het Bisdom Haarlem,
met een gezamenlyk aantal leden van 10342.
Uit het verslag der Districtsbonden blykt
verder nog, hoe de patronaten districtsgewyze
z^n georganiseerd en welke werkzaamheden in
dit verband zijn verricht.
Moge dit alles medewerken tot het bereiken
van ons ideaal: de jeugd aan Christus en
Christus aan de jeugd!
De 14 Districtsbonden, welke wy in ons Bis
dom tellen, konden zich ondanks de strubbe
lingen op een enkele uitzondering na, in hun
samenstelling en werkzaamheden vrijwel hand
haven.
Al blyft het een moeielykheid de verschil
lende bestuurders, die in eigen jeugdvereeni
ging veelal zwaar belast zijn met jeugdwerk,
nog meerdere malen in het jaar bij elkaar te
brengen en hun de zorg voor gemeenschappe
lijke belangen op de schouders te leggen.
Daar waar de Districtsbond vaste instellin
gen bezit als een Handelsavondschool, jaarlijks
weer terugkeerende cursussen, een Sportpark
e.d., is dat bijeenkomen en de samenwerking
dan ook regelmatiger dan wanneer de activi
teit door een of twee bestuursleden moet wor
den uitgelokt en veHal geleid
De buitendistricten zyn er daarom slechter
aan toe dan de steden. Nog afgezien van min
der locaal contact.
Van de districten Beverwijk, Noordwyk en
Westland mochten dit jaar geen of slechts te
leurstellende berichten worden ontvangen, zoo
dat hier misschien wel crisissteun zal moeten
worden verleend.
By de andere Bonden zyn de bestuursfuncties
zoo goed als in dezelfde handen gebleven, ter
wijl de aangesloten Patronaten ook trouw ble
ven en de actie levendig.
Over het Handelsonderwijs ontvingen wy uit
Amsterdam een verslag van de twee middel
bare Handelsavondscholen met 5-jarigen cur
sus, welke de bond daar bezit en welke op 1
September 1931 begonnen met gezamenlyk 494
leerlingen. By het einde van den cursus wer
den 125 diploma's uitgereikt.
In Haarlem werd de Handelsavondschool ge
volgd door 57, de Handelscursus door 150 en
het Vervolgonderwijs door 52 leerlingen.
Ook Alkmaar spreekt van deelname aan een
Handelsavondschool en Ambachtsavondschool.
Over de propaganda voor het adspirant-lid-
maatschap van de R. K. Vakorganisatie wordt
weinig nieuws vermeld.
Op de begrooting voor 1933 van het Pro
vinciaal Electriciteitsbedryf van Noord-Hol
land is uitgetrokken voor kosten, die het ge
volg zullen zyn van maatregelen in verband
met het ter hand nemen op 10 Augustus 1934
van de directe stroomlevering aan huis in het
gebied der Mij. Zaanland" (eerste termijn)
f 500.000.
In de toelichting schrijft de directie.
„De N.V. Electrische Stroomverkoop Maat
schappij „Zaanland" te Wormerveer distribu-
eerst den stroom onder lage spanning in de ge
meenten Koog a. d. Zaan, Krommenie, West-
zaan, Wormer, W„rmerveer en Zaandijk. Met
haar is door de rechtsvoorgangster der Pro
vincie op 14 Juli 1915 een stroomleveringscon
tract afgesloten, dat 10 Augustus 1934 af
loopt. Bepalingen omtrent verlenging zijn in
bedoeld contract niet opgenomen en het ligt
dan ook, met het oog op een rationeele en
Hierboven geven wij het portret van den
zeereerw. heer pastoor B. F. Kosters, sedert
1907 pastoor te Oud-Vosmeer, thans be
noemd tot pastoor te Hoofddorp.
Zijn eerw. werd geboren in 1881, priester
gewijd in 1907 en vierde op 15 Augustus van
dit jaar nog onder groote belangstelling zijn
zilveren priesterfeest.
economische provinciale stroomvoorziening van
het gewest, die een directe levering door de
Provincie aan huis eischt, niet in het voor
nemen om opnieuw een overeenkomst met ge
noemde Maatschappij aan te gaan.
Ten einde, indien noodig, na de expiratie
van het Zaanland-contract voor een onge
stoorde voortzetting van de stroomlevering in
bovengenoemde gemeenten te kunnen zorgdra
gen, zullen verschillende maatregelen getroffen
moeten worden, welker aard en omvang mede
afhankelijk zullen zyn van de omstandighe
den, waaronder de overgang van de stroomle
vering door de Mij. „Zaanland" in handen
van de Provincie zal plaats hebben. Ten einde
tijdig een aanvang te kunnen maken met de
bestelling der noodige materialen en een be
gin van uitvoering te geven aan de noodza
kelijke werken, wordt een voorloopig crediet
aangevraagd Des vereischt zal op een volgen
de begrooting een suppletoir bedrag worden
aangevraagd, waarvan de grootte afhankelijk
zal zijn van het verder verloop dezer aange
legenheid."
Gebleken is, dat het pad langs de Brouwers
vaart voor zoover betreft het gedeelte tusschen
de Houtvaart en de grens der gemeente, uiterst
moeilijk in behoorlijken staat is te onderhouden,
schrijven B. en W. den raad.
Door de onvoldoende breedte van het vaar
water hebbèn de walkanten zeer veel te lijden
van de snel varende motorschuiten, welke het
zand onder de walkanten wegzuigen en de be
schoeiing vernielen, wat tot afbrokkeling van
het voetpad leidt.
Vooral wanneer dergelijke schuiten tegelijk
als sleepbooten worden gebruikt voor 2 of 3
andere vaartuigen, wordt die schade aan de
oevers toegebracht.
Het komt B. en W. daarom ge wenscht voor het
sleepen van andere vaartuigen door motor
schuiten in dit gedeelte van het openbaar water
te verbieden.
In overleg met de commissie, bedoeld in art.
197 Gemeentewet, wordt voorgesteld art. 143
A. P. V. te dien einde aan te vullen overeen
komstig bijgevoegd ontwerp.
Van deze gelegenheid kan tevens gebruik wor
den gemaakt om in art. 141 de nieuwe functie
„havenmeester" vast te leggen en om art. 142
te beperken tot datgene, wat niet is geregeld in
of krachtens het in 1931 afgekondigde provin
ciale reglement op de vaarwateren in Noord-
Holland (Prov. blad no. 45).
Voorts is het der commissie, genoemd in art.
197 Gemeentewet, wenschelijk voorgekomen ln
de artikelen 81, 83, 84 en 85 A. P. V., waarin des
tijds een nadere regeling omtrent het venten is
gegeven, uitdrukkelijk vast te leggen, dat die
regelen thans worden gesteld „onverminderd het
bepaalde in de Winkelsluitingswet", aangezien
die wet in art. 8 eveneens zij het met een
geheel ander oogmerk eenige regelen voor
het venten heeft gesteld.
Voor de overblijvenden van het op 1 Septem
ber j.l. bij Haarlem plaats gehad hebbende
tragische verkeersongeval met een Poolsch-
Joodsche familie, is bij de heeren Rabbijn ae
Vries en A. de Lieme Bzn. en aan de bureaux
van drie joodsche weekbladen een totaal-bedrag
van 3601.93ontvangen. De specificatie ver
schijnt in het Nieuw-Israëlietisch Weekblad te
Amsterdam.
Woensdag 2 November herdenkt de heer L.
Th. Pieterse, hier ter stede, procuratiehouder
bij de firma Blom van der Aa, den dag dat
hij 25 jaar geleden bij genoemde firma in dienst
trad.
Karei van Mander, een Nederlandsche schil
der, graveur en schrijver, werd in Mei 1548 te
Meulebeke in West-Vlaanderen geboren.
Hij werd opgeleid door Peter Vlerick te Kort-
rjjk en maakte daarna een groote reis naar
Italië (o.a. heeft hij te Rome vertoefd) en naar
Weenen.
In 1583 vestigde hij zich te Haarlem. Daar
schilderde hij verscheidene werken, die thans
nog in het Frans Halsmuseum te Haarlem be
waard worden. De meeste andere schilderijen
van hem zijn echter verloren gegaaan.
In 1604 verhuisde hij naar Amsterdam, waar
hij volgens W. P. J. Overmeer op 11 September,
volgens anderen op 2 September 1606 overleed.
Hij was een bekwaam kunsthistoricus, dich
ter en schilder, die o.a. de eerste lofdichten op
Haarlem gemaakt heeft.
Zijn beroemdste werk is wel zijn „Schilder-
boeck", waarvan de eerste druk te Amsterdam
in 1604 gedrukt werd. In 1616 en 1714 werden
herdrukken van dit werk uitgegeven. De bio-
graphieën van Nederlandsche en speciaal van
Haarlemsche schilders, die in dit boek zijn op
genomen, zyn ongeveer de voornaamste gege
vens, die men over deze kunstenaars heeft.
Haarlem heeft een straat naar hem genoemd.
•A /F arSaretha Geertruida Zelle, de een-
voudige, bescheiden Leeuwarden-
sche burgerdochter, die sinds zij
zich te Parijs tooide met den feërieken
naam Mata Hari, het Oog van de Zon
in de wufte wereldstad ondanks 't schit
terende van haar naam duistere
triomfen vierde, is in haar tijd een ietwat
zonderlinge dame geweest.
Zij werd gevierd ais een exotische,
schoone danseres, doch behalve de kunst
van Terpsichore schijnt zij niet minder de
kunst der spionnage en der verleiding be
oefend te hebben.
Mata Hari is in den grooten oorlog door
haar schoonheid, haar dans haar spion
nage en haar verleidings-kunst, maar
't méést nog wel door haar tragischen dood,
welke veel ongerechtigheid gewroken heeft
öfals een noodlottige vergissing te
beschouwen is, tot een sensationeel geval
geworden.
Reden te óver dus voor het flimkapitaal
om zich op dit geestelijk-armzalig leven
te werpen en er munt uit te slaan
Het pleit voor de beide nog levende broe
ders van Mata Hari, dat zij tegen dit sen
sationeel gesol met de nagedachenis hun
ner zuster in verzet gekomen zijn, en wel
voornamelijk tegen het feit, dat de sce
nario-schrijver Mata Hari een doodslag laat
begaan, welken zij in de Parijsche werke
lijkheid toch zeker nooit gepleegd heeft.
Rechterlijke wijsheid werd te Rotterdam
door de gebroeders ingeroepen om alhans
dezen blaam afgewend te krijgen, door ver
bod van de film of door coupure; nadruk
kelijk wordt vermeld, dat eischers tot een
minnelijke schikking bereid waren.
De broeders zijn echter van een kouws
kermis thuis gekomen!
De president der rechtbank wees vonnis
en overwoog daarin, dat niet alleen de
doodslag-scène, maar ook al het andere
berustte op pure fantasie; de film kon z.i.
allerminst op historische juistheid aan
spraak maken; de heele film was slechts
een sensationeele intrige rondom den
naam Mata Hari:
En dan volgt letterlijk:
„De (voor zoover bekend) historische fei
ten steljen haar allerminst in een gunstig
daglicht. Maar de film schildert het tegen
deel. Gedreven door een onbaatzuchtige
liefde, redt zij en zulks is de hoofdzaak
van de film een jongen Russischen offi
cier. Daartoe schiet zij een Russischen
generaal, die zich om spionnagediensten te
verrichten, van haar bediende, dood.
Al heeft zij in werkelijkheid dezen dood
slag nooit gepleegd, en al heeft zij nooit
in het algemeen een doodslag gepleegd,
dan zal toch het publiek, als het de film
„Mata Hari" ziet, partij voor de .vrouw
trekken, die ten gronde gaat aan een nood
lottige liefde. In gevallen als deze kan een
figuur altijd aanspraak maken op de sym
pathie van het publiek."
Als we de zaak goed begrijpen, is Mata
Hari met haar sympathieken doodslag dus
juist veel te gunstig afgeschilderd: de
scenario-schrijver laat haar een Russi
schen generaal doodschieten en 't publiek
pleegt zooiets in omstandigheden, als hier
gegeven, juist sympathiek te vinden!
Wat is aan Mata Hari dan te kort ge
daan? Wat klagen dan haar broeders?
't Is een Nederlandsche rechter, die zich
bij 't wijzen van een vonnis beroept op
den smaak van een publiek, dat een dood
slag sympathiek vindt!
De klagende broeders kregen bij den
rechter geen kans.
Integendeel: als boete voor hun onrede
lijk geklaag mochten zij nog 15, zijnde
de kosten van het geding, betalen....
Vanaf het perron gezien, leek het electrisch
gerij, speciaal langs de vitrines met houten
achtergrond, angstig vol doch eenmaal Am-
sterdam-waarts suizend, vertoonde menig hard
bankje in het comfortable treintje gevoelige
hiaten. Vooral in den staartwagen was dit al
héél kras.
Waar de gansche crowd plots gebleven was?
Geen sterveling kon er antwoord op geven.
Wèg was al het gesprek wèg op enkelingen
na ook de menschelijke vogels.
Tusschen één der spelonken zat, den rug
stijf tegen de houten leuning geklemd, een
moeder. Op de zitplaats naast haar dartelde
heur kind.
Aan de andere zijde van een scheidend be
schut was een veertig procent heer neergeze
gen.
De verdeeling van het „heer-toekennen"
moest dan nog voor 25 pet. aan de zacht-
gryze, even-deuk feutre-hoed worden toege
schreven). Verder had de man een gezicht, dat
buitengewoon op een goede malsche entrecóte-
double gesteld leek.
Het joelende spruitje in den hoek speelde
allervoortreffelijkst een partijtje yo-yo. Met
vaste hand werd steeds het touw uitgeworpen
en gehoorzaam schoot de blauwe klos deinend
op en neer naar alle mogelijke richtingen
Dit maakte den kleine opper-moedig en in
volle lengte verhief de knaap zich op de zit
plaats. Het rossige krullenknopje stak nu vèr
boven de betimmering. Een oogenblik rustten
de blikken op de even-deuk feutre, dan speelde
een engelachtige glimlach rond de bolle wan
getjes
En al maar schoot het spoor ijlend over de
baan, doezelde de moeder langzaam in en rit
selde de veertig procent in een stuk courant.
Even voorbij Halfweg scheerde suizend in
den nog suizenden trein een suizende yo-yo
langs de even-deuk feutre.... Het ging be
paald geslaagd en het spel zou zeker een
triomph geworden zijn, zoo niet een opkomen
de kaartjes-controle de aandacht van het lieve
spelertje had afgeleidEdochhierdoor
sloeg een nu slecht gevuurde klos futloos neer
en plofte grof tegen een zwaar-bejuweelde
hand van de veertig procent. De volgende uit
gesproken gedachtengang van deze konden zelfs
mèt hoed het toegedachte percentage niet meer
op pij] houden
Weg was nu ook het krullekopje en finaal
weg de yo-yo.
Doch de conducteur ontpopte zich als een
heerlijke menschenkenner, toen hij een tot
dupliek-bereide moeder op een bruggetje at
tent maakte en vaag zei: „Prinseneiland"