De latente kabinetscrisis De economische toestand Prikkeldraad Allerzielen bij de Auxiliatricen VERWARDE TOESTAND WERKLOOSHEID STIJGT Sarcasme? MAANDAG 31 OCTOBER Dr. Colijn's groote ver antwoordelijkheid INDUSTRIEELE EIGENDOM DE LOONKWESTIE TE NIJVERDAL Allerheiligen Zondag voor de R.K. tewerk- gestelden Frits Lapidoth dood BOERDERIJBRAND TE WEERT Te Weurt bij Nijmegen brandde de kapitale boerderij af, toebehoorende aan den heer Wouters. De geheele inboedel werd een prooi der vlammen. Voorloopig is de groote val in de bedrijvigheid tot staan gekomen Optimisme en Reactie GEEN ROUWDAG, MAAR EEN FEEST In- en uitvoer BENOEMINGEN In het Aartsbisdom Gevaarlijk As»yriër Aan het slot van de rede, waarin minister de Geer zijn wetsontwerp tot tijdelijke heffing van 30 opcenten op alle invoer rechten verdedigd had en tevens de bezwaren van hen, die tegen het ontwerp waren op grond van het verdrag van Ouchy, zooveel mogelijk had ondervangen, deelde deze bewindsman mede, dat de Begeering, teneinde een conflict met de Kamer te vermijden, de Kamer zoo ver mogelijk was tegemoet gekomen. Het heeft niet gebaat, want ook al is de Regeering nog niet gevallen, toch zal moeilijk ontkend kunnen wor den, dat het conflict er is en dat het er ge durende eenige weken blijven zal, zonder dat iemand op dit oogenblik weet, op welke wijze het kan worden opgelost. De politieke toestand, die door het uitstellen van de stemming geschapen is, mag wel een zeer bijzondere en allesbehalve gelukkige ge noemd worden. In den Duitschen Rijksdag hebben we gezien, dat men daar zoo brandde van verlangen om de Regeering het vertrouwen op te zeggen, dat daartoe zelfs een voorbarige en ongeldige stem ming gehouden werd. Hier was het juist omge keerd, want er had geen stemming plaats, om dat men in dezen tijd maar al te zeer de ge volgen vreesde van een krisis, omdat men er tegen opzag, op dit oogenblik de Regeering weg te zenden. Een kabinetskrisis in de uitermate moeilijke omstandigheden, nu er ten spoedigste gezorgd moet worden voor het dekken van een groot tekort op de begrooting, is een hoogst ernstige zaak- Desniettegenstaande weet men met groote zekerheid, dat het kabinet een ge voelige nederlaag heeft geleden en dat er tegen het wetsontwerp een groote meerderheid be staat. De geheele linkerzijde en de anti-revo- lutionnairen op één lid na, zouden hebben tegen gestemd. De Christelijk Histori- schen zouden voorgestemd hebben; alleen van de Katholieken wist men niet of ze allen zouden voorstemmen. Professor Aalberse heeft alleen maar gezegd, dat het wetsontwerp niet buitengewoon mooi was, maar over de wijze, waarop de fractie, waarvan hij de leider is, gestemd zou hebben, heeft hij gezwegen. De socialisten mogen nu vertellen, dat de Regeering ook door haar houding inzake de gevaren voor het verdrag van Ouchy gespeeld heeft in de kaart van de protectionisten, maar dan zien zij spoken. Er zijn in ons land evenmin protectionisten als militairisten. Er zullen in de Kamer heel weinig leden zijn geweest, die voor dit wets ontwerp zouden hebben gestemd, omdat ze zoo dol zijn op een hooger invoerrecht. Als zij hun stem er aan hadden gegeven, zou dat alleen geschied zijn, omdat zij op dit oogenblik een krisis niet in het belang achten van het land en alleen omdat de nood der tijden dwingt tot een dergelijken maatregel. Dus niet om hét kabinet als zoodanig. Dit neemt echter niet weg, dat er een groote meerderheid tegen was. Nu de beslissing echter is uitgesteld, dringt zich de vraag op, wat er wel zal moeten gebeuren om uit dit conflict te komen zonder kleerscheuren van Regeering of Kamer. Gemakkelijk za. dat niet zijn, want het geschil is allesbehalve duidelijk. We mogen ir. dit verband wijzen op de positie van Dr. Colijn. Deze toch is het die in dit con flict de leiding genomen heeft, maar wiens uit latingen ons voor vele vragen stellen. In zijn eerste rede blz. 241 van de Hande lingen lezen we; „En toch zou ik, gelet op de groote moeilijk heden, die de Minister van Financiën te over winnen-heeft, tenslotte misschien nog zijn mee gegaan met dit voorstel, indien niet een derde bezwaar er ware geweest, dat voor mij van be- slissenden invloed is. Ik doel op den band tus- schen dit ontwerp en het verdrag van Ouchy." Ieder onbevooroordeeld lezer moet daaruit opmaken, dat, indien de Regeering dit bezwaar ophief, er met hem te praten zou vallen. De Regeering ging daarop in en de leider van de Anti-Revolutionnairen erkende dit ook, want op pag. 267 van de Handelingen lezen wij in zijn repliek: „De minister heeft inderdaad een te waar- deeren poging gedaan om tegemoet te komen aan de bezwaren, die door enkele leden, waar toe ik behoorde, geopperd zijn met betrekking tot het verband tusschen dit ontwerp en het verdrag van Ouchy. Ik ben voor die poging van den minister erkentelijk, maar de beslissing, waarvoor wij gesteld worden, wordt er niet ge makkelijker op." De conclusie blijft weg, maar daartegenover wordt even later plotseling van front veranderd, want dan komt er voor de verklaring, dat de fractie tegen zal stemmen, opeens een heel ander bezwaar, dat niet weg te nemen is, tenzij door intrekking van het geheele ontwerp. Dat bezwaar is, da+ hij het vorig jaar, voorziende waarvoor hij dit jaar zou komen te staan, bij de algemeene beschouwingen met nadruk heeft ge zegd, op den weg van de automatische ver hooging der tarieven niet te kunnen voortgaan. Ouchy «ras dus niet het hoofdbezwaar, maar slechts bijkomend. Men zal moeten toegeven, dat het op die manier wel heel moeilijk wordt een conflict op te lossen, waarin steeds nieuwe punten van diepgaand verschil worden opgeworpen. Een strijd over het al of niet auto matische van een verhooging, die maar voor één jaar wordt voorgesteld, verandert daaraan niets. Het is dan ook geen wonder, als men tot de conclusie komt dat de 30 opcenten verworpen Zijn. De groote vraag is nu, wat dan wèl! De heer Aalberse heeft ter toelichting van zijn motie van orde gezegd, dat het na de algemeene beschouwingen aan de Regeering duidelijk zal kunnen zijn, of er in deze Kamer een meerder heid is te vinden om voor het geval dit wets ontwerp niet mocht worden aangenomen, toch te zorgen, dat voor ongeveer hetzelfde bedrag uit andere belastingen dekking wordt gevonden. We vreezen echter, dat dit niet duidelijk zal blijken. We denken slechts aan de tabaksbelas ting, waarvoor Dr. Colijn pleitte. Daartegen zijn echter heel wat bezwaren! De regeering heeft het geld noodig. Zij kan niet buiten de 22 milüoen, wil zij haar verant woordelijkheid blijven dragen. Als de Kamer er niet in slaagt, een ander belasting-object aan te wijzen, en daardoor als het ware demonstreert de onmacht van het parlement, om den weg aan te geven, die bewandeld moet worden, dan is z ij en n i e t in de eerste plaats minister De Geer de verliezende partij in dit conflict. De politieke krisis, die nu voor enkele weken latent aanwezig zal zijn. is door het uitstel veei ingewikkelder geworden en kan niet worden opgelost (zooals in „Het Vaderland" gesuggereerd wordt) door een ver vanging van minister De Geër door Dr. Colijn. Daarmede wordt niets bereikt en wordt de positie van het kabinet zeker niet sterker. De leider van de Anti-Revolutionnairen, die het con flict ontketend heeft, draagt groote verant woordelijkheid Hij is het, die den verwarden toestand geschapen heeft en die in de eerste plaats geroepen is, dezen te ontwarren. Dat hij nu door socialisten en vrijzinnig-demo- kraten, die hem jaren lang bestreden hebben op een wijze die meermalen de grenzen van het behoorlijke overschreed verheerlijkt wordt en dat z ij het zijn die nu op de bres staan om te voorkomen dat Colijn's „levenswerk", zooals een der sprekers het noemde, door deze regeering vernietigd wordt, stemt wel tot nadenken. Komt tijd, komt raad, heeft Dr. Colijn gezegd bij zijn suggestie tot uitstel, maar in deze krisis kunnen wij daarop niet zoo heel gerust zijn. Bijzonder hoogleeraar te Utrecht Vrijdagmiddag heeft het curatorium voor den bijzonderen leerstoel voor het recht van den industrieelen eigendom aan de Rijksuniversi teit te Utrecht, tot bijzonder hoogleeraar voor het bezetten van dien leerstoel benoemd dr. J. van Loon. Deze benoeming is een gevolg van het feit, dat de Stichting Fonds ter bevordering van de studie van het recht van den industrieelen eigendom bij Kon. Besluit van 6 September j.l. (Staatsblad no. 466) overeenkomstig artikel 170 der hooger onderwijswet is aangewezen als be voegd om bij de faculteit der rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Utrecht een bijzon deren leerstoel te vestigen. Houding van Minister Ruys afgekeurd Namens de Hoofdbesturen der Textielarbei dersbonden „Unitas", „St. Lambertus" en „De Eendracht", verzoekt men ons het volgende mede te deelen; In een dezer dagen te Utrecht gehouden ge- gecombineerde besturenvergadering van de drie textielarbeidersbonden „Unitas", St. Lamber tus" en „De Eendracht", werd behandeld de loonsverlaging bij de K.S.W. te Nijverdal en het bekende regeerings-telegram. Met verontwaardiging was door deze bestu ren kennis genomen van het dwingend regee- ringsoptreden in deze aangelegenheid. Van de bespreking die de organisatiebesturen met de Directie der K.S.W. over de voorge nomen loonsverlaging gevoerd hadden, was het resultaat, dat de Directie verklaarde de verla ging niet te zullen invoeren, wanneer de ar beiders niet bereid zouden blijken te zijn, deze te aanvaarden. Evenwel moest dan op toename van de nu reeds heerschende werkloosheid in deze onderneming gerekend worden. Op de daarover door de organisatiebesturen met hunne leden gehouden vergaderingen, was onder algemeene instemming besloten, dat, na de reeds vroeger doorgevoerde verslechteringen, deze diep ingrijpende loonsverlaging van 12 tot 20 pCt. niet kon worden aanvaard. Het stand punt door de hoofdbesturen ter conferentie in genomen, werd als juist erkend. Hoewel de loonsverlaging was teruggenomen, werd nadien in enkele afdeelingen der fabriek, vanwege de bedrijfsleiding, door allerlei onder- grondsche pogingen, druk op de arbeiders uit geoefend, teneinde een aantal hunner er toe te brengen, dat zij zich bereid zouden verkla ren toch tegen lager loon te gaan werken. W^ar gelet op plaatselijke toestanden en de reeds heerschende werkloosheid, door dezen uitgeoefenden ongeoorloofden druk, alsmede de houding der ongeorganiseerden, vrees voor een geest van moedeloosheid onder de overige ar beiders niet denkbeeldig was, vergaderden de organisaties op Dinsdag 18 October met hunne leden, om hen tot handhaving van het eens ingenomen standpunt op te wekken. Tijdens deze vergadering werd het regeerings- telegram bekend. De hoofdbesturen der drie bovengenoemde arbeidersorganisaties meenen hun scherpe af keuring er over te moeten uitspreken, dat na mens den Minister van Binnenlandsche Zaken, het bekende telegram werd gezonden. Zij tee kenen ernstig protest aan tegen de h.i. mis plaatste wijze waarop, namens den minister van Binnenlandsche Zaken invloed uitgeoefend werd, om arbeiders die reeds met vele verslech teringen genoegen hadden moeten nemen, op nieuw een groote loonsverlaging te doen aan vaarden. Een nader onderzoek De Kamerleden Kuiper, v. d. Meijs en Ame- link hebben dezer dagen een onderhoud gehad met den minister van Binnenlandsche Zaken over het telegram inzake de loonsverlaging aan de Koninklijke Stoomweverij te Nijverdal, door den Minister aan het gemeentebestuur van Hellendoom verzonden. Is de „Volkskrant" goed ingelicht, dan zal naar aanleiding dezer bespreking een ernstig nader onderzoek omtrent de gebeurtenissen te Nijverdal worden ingesteld. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft aan de inspecties van werkverschaffing mede gedeeld, dat aan de katholieke werkloozen in de werkverschaffing op Dinsdag 1 November gelegenheid zal worden gegeven dien dag als Zondag te vieren. De loonvergoeding zal geschieden overeen komstig de regeling, welke voor feestdagen geldt. Te Bad Nauheim, waar hij enkele weken verpleegd werd, is op een-en-zeventigjarigen leeftijd Frits Lapidoth overleden, de eens zeer gevierde Haagsche collega, die vooral voor let terkunde en tooneel jarenlang een gezagvol penvoerder was. Hij was bestemd voor 't nota riaat, maar de candidaat-notaris werd journa list. Hij werd in 1884 Parijsch correspondent van het „Handelsblad", keerde later in Neder land terug en vestigde zich te 's Gravenhage. Hij is met de dichteresse Helene Swarth ge huwd geweest. Bij de oprichitng van de „Nieu we Courant" werd hij redacteur voor kunst en letteren. Hij schreef ook in verschillende tijd schriften, gaf enkele boeken uit en redigeerde het tijdschrift „Het Tooneel". Hij was officier in de orde van Oranje-Nassau en van het Le gioen van Eer. Opslag van boter De Crisis-Zuivel-Centrale deelt mede, dat in gaande 30 October, buiten werking wordt ge steld de „Regeling voor koelhuisboter", inge volge welke het tot dusver mogelijk was om bo ter in koelhuizen op te slaan onder de bekende gunstige Regeeringsvoorwaarden, waartegen over dan de eigenaar der boter afstand deed van het recht van uitslag op een door hem te bepalen tijdstip. Het stopzetten van vorenbedoelde regeliug heeft derhalve tengevolge, dat de opslag van boter in koelhuizen na gemelden datum geheel voor rekening en risico van den eigenaar ge schiedt. Omtrent den economischen toestand in ons land op het einde van het derde kwartaal van 1932 vernemen wij het volgende: Omstreeks het midden van dit jaar ging een vleug van optimisme door de wereld. De posi tieve gronden voor dat optimisme zijn moeilijk aan te geven; ten deelt schijnen zij te liggen in de eenigszins veranderde marktpositie van sommige goederen op de wereldmarkt en in politieke gebeurtenissen (conferentie te Lau sanne). Het vertoonde zich voornamelijk op de effectenmarkt en in de prijzen van een aantal goederen, maar ook in verspreide berichten over iets toegenomen bedrijvigheid in sommige on dernemingen. De latere ontwikkeling der internationale verhoudingen op economisch gebied is echter niet geschikt geweest om dat optimisme verder aan te wakkeren. Er volgde dan ook een reac tie. In vergelijking tot de hausse is deze ech ter tot dusver betrekkelijk gering geweest en verschillende beoordeelaars van den toestand geven blijk van gevoelen, dat, indien geen nieu we moeilijkheden zich voordoen, deze reactie niet weer in een nieuwen, algemeenen val zal ontaarden. Er dient echter aan herinnerd te worden, dat in vroegere depressies nadat de algemeene val gestuit was, in den regel een periode van korte op- en neergangen van het economisch leven volgde, waarin zich de ver dere likwidatie van de crisis voltrok. Koersstijging In Nederland manifesteerde dat optimisme zich voornamelijk op de effectenmarkt, waar het leidde tot een stijging van de koersen van aandeelen, zooals in pet. uitgedrukt sinds het einde van den oorlog nimmer is voorgeko men: in drie maanden tijds steeg het index cijfer met meer dan 50 pet. Hiermede was de val gedurende het tweede kwartaal geheel op geheven, zoodat de koersen meerendeels boven het peil uitstegen, waarop zij aan het begin van dit jaar stonden. In September is hierop een reactie gevolgd, die echter tot dusver van be trekkelijk geringen omvang geweest is. De om zetten ter beurze waren, vooral in September, omvangrijker dan sinds lang. De koersen der obligaties zijn met die der aandeelen gestegen maar hebben de daling over het algemeen niet gevolgd. Deze koersstijging teekent een daling van den rentestand voor lange credieten, die thans weer het peil zou heb ben bereikt van vóór het uitbreken van de laatste vertrouwenscrisis. Zijn deze bewegingen verblijdend, omdat men er symptomen in kan zien van langzaam te- In den avond van Allerheiligen houdt het feesten op. Allerzielen gaat in 't zwart gekleed, zwijgt, weent. Zooals de herfst treurt om het heengaan van den zomer met zijn bloemen, zijn blaren, zijn vogels, zoo rouwt Allerzielen om het afscheid der menscben, wier bijzijn ons verheugde als zonnelicht en vogelenzang. De weeklacht van Allerzielen vertolkt den noodkreet van lijdende zielen. En zoo is het dien dag geen feest voor vele menschen, omdat hun aan dacht droevig wordt geboeid door het lij den van de zielen van de overledenen. Feest echter heerscht er ook op aarde en in het vagevuur op dezen plechtigen herfst dag. Op Allerzielen wordt het grootste feest van het jaar gevierd door de „Soeurs Auxi- liatrices des ames du Purgatoire", die in Holland twee kloosters hebben, een in Am sterdam en een in Nijmegen. Daar dragen de kloosterkerken zooals die der Zusters aan de Amsterdamsche Ege lantiersgracht geen rouwgewaad, daar klaagt geen treurlied, daar prijken de alta ren in laaiend beukenloof en in de bleeke pracht van varens, daar zingt een feestlied van het geluk der verlosten, daar bidden vrome zusters haar dankbaarheid uit voor de hulp, haar door de medemenschen ge bracht. Immers deze zusters van het Va gevuur hebben bij haar drie geloften van gehoorzaamheid, reinheid en armoede een vierde gevoegd, waarbij zij alle voldoenin gen en aflaten, welke zijzelve verdienen of van anderen ontvangen in dit of na dit leven, afstaan aan de Geloovige Zielen in het Vagevuur. Haar devies luidt: bidden, lijden, werken voor de Geloovige Zielen. Het leven der Auxiliatricen is gemengd: actief en contemplatief. Hun gebed? Dage lijks reciteeren zij de Getijden der overle denen en dagelijks wordt na de H. Mis de psalm des vagevuurs „De Profundis" ge zongen. Het overwegend gebed vóór de H. Mis van iederen dag loutert hun eigen zielen, ont vlamt de liefde, onthecht het hart, richt hun werken zuiverder op God, verhoogt de uitboetende en smeekende kracht er van. Hun werken? Hoe zullen zij werken aan het geluk van de zielen, die niet meer bij hen wonen en haar sterfelijk omhulsel heb ben afgelegd? Door te werken voor dege nen, die op aarde in nood en ellende zijn, m.a.w. door het verrichten van geestelijke en lichamelijke werken van barmhartig heid. Zij bezoeken de huizen van hen, die met aardsche goederen schaars werden be deeld en verplegen er de zieken, doen het huishouden, brengen versterkende midde len, kleeden en verzorgen de kinderen, alles kosteloos en belangloos, soms maanden lang, en vaak openen zij door hun biddende toewijding het hart voor den Goeden Her der, die het verloren schaap weer terug brengt naar den stal. Menige verdwaalde heeft in de kapel van de Zusters van het Vagevuur zijn lang vergeten Vriend terug gevonden. Zij lijden ook. Haar werk is lijden. Zij le ven in armoede. Haar sombere levenswijze heeft haar harden kant. Maar niemand die het weet. De tevreden glimlach, de bedrij vige tred, de haast hartstochtelijke toewij ding verbergen offer en zorgen. Schoon beeld van de heilige, lijdende zielen, die, gefolterd, toch tevreden haar loutering ver duren. Dat is haar leven. Zij gaan in het zwart gekleed, als dames in den rouw, om de levenden aan de dooden te herinneren en om door haar kleedij de smart te ver zinnebeelden van de Lijdende Kerk en deze aan de Strijdende voor te stellen als een uitnoodiging tot mede-hulp. Een Congregatie als deze, die zich wijdt aan de belangen van de lijdende mensch- heid op aarde en in het vagevuur, is heden meer dan ooit noodig. Zij verdient ons aller steun. Wie wijdt zich aan de Strijdende en de Lijdende Kerk beide? Wie steunt de Auxiliatricen? Wie helpt de Helpsters van het Vagevuur? Wie kroont hun Allerzielenfeest met het feestelijk ge schenk van blijvende hulp? De Stichteres heeft dit praktisch moge lijk gemaakt. De Kerk stond haar toe een Genootschap op te richten voor eereleden van de Congregatie, waarbij aan iedereen zonder uitzondering de gelegenheid wordt aangeboden te deelen in het heilig werk en de verdiensten der Auxiliatricen door de vereeniging van zijn (haar) gebeden, offers en goede werken met de hare. Het dage lijks bidden der akten van Geloof, Hoop en Liefde met de verzuchting: „Mijn Jezus barmhartigheid," vereenigt hen in het ge bed, terwijl een jaarlijksche aalmoes, tot steun der Congregatie, die al haar liefde werken kosteloos verricht, hen in de liefde vereenigt. Dit Genootschap verwierf een bijzonderen zegen van Z. H. den Paus, die er vele aflaten aan verleende. Bovendien richtte de Stichteres een tweede Genootschap op voor vrouwen van stand, die vrij over haar tijd kunnen be schikken en dien aan goede werken ver langen te besteden, om zoo haar leven meer op het volmaaktere te richten. Zij zijn in niger aan de Congregatie verbonden, ver richten meer gebeden en nemen deel aan de goede werken der religieuzen. Door een akte van toewijding, die zij aan den voet van het altaar, ten overstaan van een priester aan God doen, zijn zij door een waren geestelijken band aan de Auxiliatri cen verbonden. Zij hebben, voor zoover als haar staat dat toestaat, een reglement, waardoor zij zich tot een ernstig christelijk leven verplichten. Zij bidden ook dagelijks een gedeelte van het officie der overlede nen en velen van haar staan, evenals de Auxiliatricen, de verdiensten harer goede werken af aan de geloovige zielen door de heldhaftige liefdedaad. Zij, die zich bij het een of het ander ge nootschap wenschen aan te sluiten, kunnen zich mondeling of schriftelijk vervoegen tot de Eerwaarde Moeder Overste, Egelantiers gracht 147, Amsterdanf of Duivengas 2, Nijmegen. p. KLENE, S.J. rugkeerend vertrouwen een belangrijke fac tor in de richting van herstel op zichzelf be- teekenen zij nog geen opleving In het bedrijfs leven zijn de teekenen van verbetering nog schaarsch en onzeker; de sporadische berich ten over opleving zijn voor een deel in verband te brengen met prijsbewegingen en met het naderende winterseizoen. Wel kan men zeggen, dat voorloopig althans de groote val in de be drijvigheid tot staan gekomen is. Het voor- loopige cijfer der werkloosheid, dat in het der de kwartaal gewoonlijk een lichte stijging ver toont, liet deze in het afgeloopen «wartaal niet zien; evenmin echter een duidelijke daling. De aanvragen van patroons en de plaatsingen van werklieden zijn van Augustus op September iets toegenomen. Het beroep van arbeiderszijde op de arbeidsbeurzen steeg van Augustus op Sep tember niet zooveel als in 1929, 1930 en 1931. De stijging van het totale werkloozencijfer is te beschouwen als een seizoen-verschijnsel. Verkloosheid Voor de onderscheidene beroepen was de be weging zeer verschillend: terwijl de werkloos heid onder de textielarbeiders in het laatste kwartaal merkbaar verminderd is (hetgeen echter als een seizoenverschijnsel kan worden opgevat), is zij onder de metaalbewerkers vrij wel stationnair gebleven en onder de bouwvak arbeiders sterk toegenomen. De werkloosheid onder deze laatste groep, die ten deele een ge volg is van inkrimping der regeeringsvoorschot- ten voor woningbouw (mede als poging om het buiten verhouding tot dat der andere arbei ders hoog geachte loonpeil der bouwvak arbeiders te drukken), gaat onvermijdelijk samen met groote werkloosheid onder de arbei ders in de bedrijven, welke met den bouw samenhangen: timmerfabrieken, steenfabrieken, enzoovoort. Van het steeds verder doorwerken van de malaise in kringen, die tot dusver min of meer daarvan waren verschoond gebleven, spreekt de werkloosheid onder de handels- en kantoorbe dienden, die thans dubbel zoo hoog is als een jaar geleden. In de dalende beweging van in- en uitvoer (naar het gewicht) is nog geen ombuiging ge komen; het invoercijfer was, als steeds, in het derde kwartaal wat hooger dan in het tweede, maar niet zooveel als gewoonlijk. De waarde van den uitvoer was iets grooter dan in het vorige kwartaal, maar geringer dan in het derde kwartaal van 1931. De invoer van grondstoffen voor de nijverheid is in het afgeloopen kwartaal iets gestegen, voornamelijk omdat de daling, wat betreft de grondstoffen voor de consumptie goederen-industrieën, vroeger dan in andere jaren geëindigd was; de stijging van den invoer van ijzer de voornaamste grondstof voor al die bedrijven, die verband houden met de vor ming van nieuw kapitaal was, in vergelijking met andere jaren, niet aanzienlijk. Dit wijst nog niet op een hervatting van de vorming van kapitaalgoederen. Deze indruk wordt bevestigd door den loop van de aanbestedingen; zoowel voor den bouw door particulieren als door over heidslichamen of van de overheid afhankelijke organisaties is de dalende beweging nog niet overwonnen. De loop der emissies en van de opbrengst der registratierechten wijst in dezelf de richting. Aandacht verdienen de aanbeste dingen voor fabrieksbouw, die nu reeds twee jaar lang op een zeer laag peil staan. Geduren de de geheele laatste conjunctuurperiode zijn deze cijfers, die van de aanbestedingen in het algemeen, ongeveer 1 y2 jaar vooruitgeloopen; deze cijfers kunnen dan ook tot de gevoeligste conjunctuur-indices gerekend worden. De berichten uit scheepvaartkringen luiden iets minder uniform ongunstig dan de laatste kwartalen, maar de tonnenmaat der opgelegde schepen verminderde nog niet. In September legde de Holland-Amerikalijn twee groote passa giersschepen op, tezamen metende 40.000 ton, hetgeen een nieuwe stijging van het cijfer ver oorzaakte. In de ongekende ruimte op de geldmarkt is nog niet de minste verandering gekomen. De prolongatierente bleef 1 pCt., het particulier disconto verminderde tot 0.37 pCt. in Augustus en September, de rekening-courant-saldi liepen op tot 294 millioen, ongeveer het drievoud van het cijfer van begin Februari, en meer dan het tienvoud van dat van het begin der crisis. In den loop van October daalde het echter weer aanzienlijk. Het aantal faillissementen is in September, na afloop van de vacantiemaanden, tot een tot dusver niet gekende hoogte gestegen. De loonsverlagingen houden aan. Het maakt den indruk, dat deze min of meer in golven verloopen; terwijl de stroom van loonsverla gingen in het eerste en tweede kwartaal aan het afvloeien is, schijnt een nieuwe golf in op komst, waarbij het opmerkelijk is, dat veel loonen, die als betrekkelijk vast gelden, nu ook verlaging ondergaan. In verschillende onderne mingen worden nu voor de tweede maal loons verlagingen ingevoerd. Z.H.Exc. de Aartsbisschop van Utrecht heeft benoemd tot pastoor te Groessen den weleerw. heer B. A. Freller en tot pastoor te Veenhuizen den weleerw. heer A. H. Oerbekke. De Wibauts hebben met hun „huwe- lijks"-boek allen, die nog niet weten, tot welke monstruositeit de gods dienstloosheid ook op zedelijk gebied leidt, versteld doen staan. Het aloude, ondanks al zijn moeilijkheden beproèfde huwelijk behoorde in onzen modernen tijd plaats te maken voor de meest volledige liefdesvrijheid, zoowel vóór als in de samenleving, welke de Wibauts dan nog „huwelijk" zouden belie ven te noemen. Met het kind sprongen de Wibauts al even luchtig om als met het huwelijk zelf.. Tot veler voldoening hebben nu de Pot huizen met een eigen boek krachtig stel ling genomen tegen de Wibauts, zóó krach tig, dat de heer Wibaut gemeend heeft, op zijn beurt daartegen weer in verzet te moe ten komen In een ingezonden stuk in „Het Volk" begint hij met te vertellen, dat hij niet voornemens is over het boek der Pothuizen iets te zeggen; maarten aanzien van één hoofdstuk daarin moet hij een uitzon dering maken: in hoofdstuk VI van hun boek (hoofdstuk De Kinderen") gaan de Pothuizen n.l. uit van het hoofdstuk „Het Kind" uit „Wor dend Huwelijk"; zij geven twee aanhalin gen uit laatstgenoemd hoofdstuk en bou wen daarop beschouwingen, beschou wingen, welke volgens den heer Wibaut kant noch wal raken, immers: „Het is onzen partijgenooten ontgaan, dat deze aanhalingen uit „Wordend Huwelijk" sarcastisch zijn, zooals trouwens de ge heele inleiding van het hoofdstuk „Het Kind" bladz. Ill tot en met 114. En voorts nog menig gedeelte in dat hoofdstuk. Het is doordrenkt van bitteren hoon en van bitteren spot ten opzichte van de positie van „Het Kind" in onze kapitalistische maat schappij. Onze partijgenooten hebben dit sarcasme opgevat als nieuwe economische theorieën. Langs dezen weg komen zij er toe ons te verdenken van misdadige monsterachtige opvattingen. Wij noemen slechts één voorbeeld uit de vele. Op bladz. 108 van hun boek voeren zij ons tegemoet: „Het boek der Wibauts behandelt het voortbrengen van menschen- kinderen op dezelfde wijze als dit voor waren zou kunnen gelden." „Steenkool, papier, graan, erts enkinderen staan onder dezelfde economische wetten van al of niet begeerlijkheid" enz. enz. enz. Dit is bij onze partijgenooten geen spot: Maar ernst. Daarom mogen wij niet nalaten, mijne vrouw en ik, om het volgende te zeggen: Vrijwel het geheele betoog in Hoofdstuk VI „De kinderen", van „Zoo kan het huwelijk worden" (behalve de conclusies op bladz. 122 waarmede wij het voor onzen tijd vrij wel eens zijn), is gebouwd op een vol ledig misverstand van wat wij heb ben geschreven: Aan de monsterachtigheden die ons als gevolg van dit misverstaan tenlaste worden gelegd staan wij niet schuldig. Het kan voor een aantal partijgenooten, ook wel voor andere menschen, goed zijn dit met stelligheid te weten." Met genoegen zullen velen vernemen, dat de heer Wibaut de hem en zijn vrouw (toch waarlijk niet zonder reden) toegeschreven denkbeelden misdadige „monsterachtig heden" noemt en een groot deel van de ergernis over het echtpaar-lijk boek nu op rekening van „volledig misverstand" schui ven wil. De Pothuizen hebben zich echter gehaast, in „Het Volk" te antwoorden, dat zij de beoordeeling van de vraag, of een en ander in het geschrijf der Wibauts sarcastisch is op te vatten, maar het liefst aan de lezers overlaten; volgens de Pothuizen zullen de lezers moeten erkennen, dat het misverstand niet aan hun kant is. Wij vreezen, dat de Pothuizen ook thans weer gelijk hebben en algemeen gelijk zullen krijgen. Wat eigenlijk jammer is! We moesten het, dunkt ons, den Wibauts nu dezen blijkbaar teruggeschrokken zijn voor hun eigen „monsterachtigheden" zoo gemakkelijk mogelijk maken, ons en alle anderen te doen gelooven, dat héél hun monsterachtig boek als.... verkeerd begre pen sarcasme te beschouwen is. Over 'n tijdje zullen de Wibauts er niet meer zijn. Heil hun nagedachtenis, wanneer zij zich voor het nageslacht voorzoover mogelijk nog tijdig van deze grove blaam ge zuiverd zullen hebben! Als katholiek priester gekleed De commissaris van politie der afd. B. te 's-Gravenhage. vestigt de aandacht op Benja min Cholos (of Saul), zich ook noemende Ni- cola Simon, Simon Nicolaas, S. Nichols, B. S. Nichols, Pter Simon, Petros Thomas, Paul Mau- rat, Paulo Murat, Jury Elias en Babyion Ben jamin. Hij is Assyriër van den Jelustam, in het bezit van een valsch paspoort, no. 34, gedateerd 7 Juni 1922, afgegeven te Bagdad, en maakt deel uit van een bende van internationale oplichters, waarvan de leden zich uitgeven voor prins, ba ron, professor, priester, etc; teneinde autoritei ten, geestelijkheid en het publiek te bewegen tot afgifte van gelden voor liefdadige doelein den, in het bijzonder ten bate van Assyro-Chal- deensche uitgewekenen. De daarvoor ontvangen gelden worden ech ter ten eigen bate aangewend. Hij bezocht Britsch-Indië, China, Japan, Ma- lay-Staten, Fransch-Indo-China, Amerika, Frankrijk, Marokko, Spanje en België. Volgens bekomen inlichtingen zou hij zich thans in Nederland ophouden en vermoedelijk als katholiek priester gekleed zijn. Lading varkens aangeslagen Te Bakel is een per wagen vervoerde lading varkens in beslag genomen. Deze dieren wer den vervoerd in strijd met de crisisvarkenswet. De zending varkens is ter beschikking van de autoriteiten gesteld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5