DROEVIG HERFSTTIJ AL RZIELEN: DAG DER DOODEN K erkhof blommen Blijheid in geloovige harten Sterven en vergaan NASCENDO MORIMVR MB? Gedachten en gebeden gaan uit naar hen, die ons bijzonder dierbaar waren Storm en regen zijn de elementen, welke dit jaargetijde bijzonder accentueeren, en die in deze dagen onze aandacht doen uitgaan naar het feest van Allerzielen, om hierbij tevens herinnerd te worden aan onherbergzaamheid des dagelij kschen levens. Het geloof in de bovennatuurlijke dingen en de stemming aangestormd door de ele menten, gaan elkander ontmoeten op dien triesten dag van de uiterste worsteling tus- schen herfst en winter. Wanneer de kerkklokken de blijde mare der Allerheiligen-boodschap door het ver regende land hebben gedragen, bewegen onze voeten zich naar de kerkhoven, waar „over de graven de liefde zachter treedt" terwijl in de met rouw bekleede kerken de gedachten en gebeden gaan naar hen, die ons in het bijzonder dierbaar waren. Allerzielendag laat de herdenking van het op aarde afgestorvene, maar in de geestelijke gebieden onsterfelijk voortge zette leven en de gemoedsgesteldheid har- monieeren. Sterven en vergaan is de gedachte, die de natuur uitstraalt in dit onbehuisde jaarge tijde. Maar onder de koortsige herfstkleu ren en de blaren „ach, hoe vallen ze af" die de herfstwind bijeen waait als de tijd der ontgoocheling, blijft 't natuurleven zelf ongestorven en bereidt het zijn opstan ding voor. Het zou dan ook onbegrijpelijk, ja tegen natuurlijk zijn, dat de natuur eerst zoovee! moois toebereidt om het dan, zoo wreed, terwijl de sappen van de levenskracht nog niet verdroogd zijn, te dooden. Deze ge voelens bewijzen echter, dat men de natuur en de inrichting daarvan niet volledig kent. De herfst heeft slechts een oppervlakkige overeenkomst met den dood, want in waar heid is er een onophoudelijk en voortdurend leven. Noch voor de planten, noch voor de dieren beteekent de winter immers ondergang, maar rust en groei. Want on der sneeuwkleed en regenmantel slaapt een lente, en iedere herfst bereidt zich voor op de glanzende verrijzenis en het leven, dat hij op de grens van herfst en winter op Allerzielendag ter ruste legt. Dag van blijheid Wanneer de Westersche beschaving de dooden herdenkt kan dit een dag van blij heid zijn ondanks de uiterlijke droefenis der natuur voor wie in de verrijzenis, waarbuiten geen hoop of troost is, ge- looven. Allerzielen is geen dag van weemoed, maar van hoop, wanneer ons leven is, wat een heilige vrouw er eens van geschreven heeft: „Een zich voortdurend slachtofferen om door de bevrijding der zielen in het vagevuur de hoogste glorie van God te verwerven", maar vooral, wanneer wij be denken, dat Allerzielen eigenlijk een glorie dag is van Gods liefde, welke haar stralen afwerpt op het menschenhart. In dezen tijd van efficiency en techniek hebben wij men- schen geen tijd meer om de dooden te gedenken. Wij le ven vandaag al in den dag van mor gen. De dagbladen brengen naast het actueele nieuws de verwachtingen en profetieën in het brein van specialis ten uitgedacht. Maar hoe vlugger de da gen voorbijvliegen, hoe eerder de dag daar is, dat de dood onze arbeidzame handen voor altijd zal doen verstillen en de scherpzinni ge hersenen zullen hebben uitgewerkt. Het is goed om op den dood te bezin nen, vooral nu het kerkelijk jaar ten einde loopt. Talloo- ze zielen wachten wellicht in de tijde lijke zuiverings plaats op een en kele) paternoster om zich in de rijen der zaligen te voegen De velen onder ons, wier plichten hen niet toelaten langs de graven te gaan, zullen zich toch niet aan den plicht kun nen onttrekken een wijle Gods barmhar tigheid af te smeeken voor de drommen afgestorvenen, die voor den grooten Rech ter rekenschap moeoen afleggen van goed en kwaad, die van den aardschen strijd in het lijden gedompeld zijn en thans vurig de zegepraal in de gemeenschap met Christus verlangen. In de algemeene herdenking van onze gestorven dierbaren op Allerzielendag gaat naast de droefenis, van wat wij verloren, de droom doorbreken naar een onwrikbaar ge luk, zooals wij dat alleen in de grgote ko mende zaligheid zullen vinden. De dood brengt het begin van dit nimmer eindigend geluk van de aanschouwing Gods. Daarom moet Allerzielen voor ons meer een dag van boete dan van droefenis zijn, wijl wij na het herdenken der dooden uitzien naar een stralende toekomst, zooals Vondel dit deed na de uitvaart van zijn kleindoch tertje. „Wanneer dit sterfelijk leven endt Begint het endelooze leven Aan God en Engelen bekend En zaligen alleen gegeven." Hoe heerlijk-weldoend richt ook onze Moeder de H. Kerk in de diepzinnige Pre fatie van de Mis der Overledenen onze treur- zware oogen hemelwaarts, „opdat wij, ge drukt onder de onverbiddelijke stervens- wet, ons opgebeurd zullen gevoelen door de belofte der toekomende onsterfelijkheid." Het leven wordt den geloovigen niet ont nomen, slechts veranderd, en door de ver nietiging van het huis der aard'sche inwo ning wordt de eeuwige hemelwoning opge bouwd: „Ten paradij ze geleiden u de Engelen, Gaat met de heilige Martelaars mede, En ui'c Jeruzalems zalige muren, Komen de zingende Chooren u tegen! Gaat, eens met Lazarus arm en ellendig! Rustin alle eeuwen der eeuwen onendig!" (Guido Gezelle) In de Allerzielenmaand hangt op het kerkhof een aan Katholieken vertrouwde sfeer In de catacomben van de Via Aureliana Artica De instelling van Allerzielen eersten tijd van het christendom, dan die der catacomben, mag men wel aannemen, dat nog tijdens het leven van den H. Petrus een aanvang werd gemaakt met derzelver bouw. De eerste Christenen hebben, zooals be grijpelijk is, hun Hoewel men de instelling van het feest van Allerzielen toeschrijft aan Odilon, abt van Cluny, vindt men reeds bij de oudste Kerkvaders uitspraken, die wijzen op den grooten één jaar lij kschen her- denkdag der afge storvenen, waarover Tertullianus van zijn tijdgenooten getuigt, dat deze traditie der voor vaderen steeds in eere werd gehouden, terwijl de H. Cypri- anus schreef over „allen, die gestorven zijn in vereeniging met het Lichaam en Bloed van den Heer". En schreef de H. Au- gustinus niet, dat de Kerk de herdenking van alle geloovige zielen verlangt „zon der een naam in t bijzonder uit te spre ken, voor allen die gestorven zijn in de Christelijke en Ka tholieke gemeen schap, opdat zij, die geen familie hebben, ouders, kinderen of verwanten en vrien den om voor hen te bidden, de gebeden ontvangen van de gemeenschappelijke Moeder". Kunnen wij dus als zeker aannemen, dat in de tweede eeuw na Christus de gedach tenis der overledenen op deze voortref felijke en aan geen standsverschil onderhevige wijze werd vereerd, men zal onze veronderstelling rechtvaardigen, dat de devotie reeds uit den tijd der Apostelen dateert, daar de eerste Christenen, toen het tijdelijk graf van Christus hun ont nomen was, de graven van allen die met Jezus verkeerd hadden, der Apostelen en der Martelaren, met groote liefdes-piëteit en eerbied omringden. Of het Allerzielen-feest in de eerste tijden na Christus ook reeds op den 2en November werd gevierd, is moeilijk na te gaan. Waar schijnlijk is, dat de dooden werden her dacht op den sterfdag van den Goddelijken Zaligmaker en sedert de vroege Middel eeuwen volgens het voorschrift van Odilon een dag aan het einde van het kerkelijk jaar gehandhaafd bleef. Bij de eerste christenen Het is wel vanzelfsprekend, dat aan de begrafenisplechtigheden der eerste Chris tenen niet een dusdanige luister werd bij gezet, als wij bijvoorbeeld onlangs mochten medemaken bij de plechtige uitvaartdien sten van Kardinaal van Rossum. In die eeuwen van vervolging immers werden de lijken zoo onopgemerkt mogelijk naar de begraafplaatsen gevoerd, zonder een ande ren luister dan die van het gebed. Ook de beter gesitueerde Christenen konden zich eerst onder het bewind van keizer Konstan- tijn een sarcophaag koopen, wijl toen de vrede van den doodenakker werd geëer biedigd. Voor de bezorging der lijken, een plicht, waarvan men daar reeds vroegtij dig was doordrongen, werden de catacom ben gegraven, waar de levende christenen zich zelf spoedig moesten terugtrekken voor het bijwonen der heilige diensten om aan de vervolging te ontkomen. De naam catacombe is oorspronkelijk gegeven aan een crypte in de Via Appia, waar men de lichamen van de H. Petrus en de H. Fau- lus begroef. Later is de uitdrukking cata comben ontstaan voor onderaardsche graf galerijen, die wij niet alleen te Rome, waar er ongeveer een zestigtal zijn, maar ook ce Milaan, Napels en Parijs, alsmede op Mal ta en Sicilië aantreffen. Overwegende, dat de eerste Christenen het contact met de ongeloovigen zoo veel mogelijk meden, waardoor dus het verlan gen naar eigen begraafplaatsen werd ge boren en dat geen andere teekenen dei- christelijke graven zijn gevonden uit den De doodenkroon dooden meestal be graven in de onmid dellijke nabijheid van de overblijfse len der apostelen en martelaren. Uit het feit, dat bekeerde Romeinen, die een eigen graf bezaten, dit vaak wegschon ken om er het stof felijk overschot van martelaren te bewa ren, waaromheen door talrijke bijzet tingen een begraaf plaats ontstond, is de groote hoeveel heid van christenbe graafplaatsen in Ro me te verklaren. Deze begraafplaat sen waren crypten, welke in alle rich tingen uitgegraven werden om galerij en te vormen, die nissen toelieten voor de bijzetting der overledenen. Toen de vrede on der Constantijn ge grondvest was, bleef het bijzetten der overledenen in de Cata comben nog geschieden, doch alleen bij wijze van uitzondering. Slechts hun, die door hunne verdiensten uitblonken, viel deze zeldzame eer te beurt en niet alleen te Rome, doch in alle ge westen en koloniën van het groote Ro- meinsche rijk. Van dien tijd ook dateeren de inscripties, waaronder veelvuldig het monogram van Christus voorkomt. Het zou ons ce ver buiten het kader van ons onderwerp voeren dieper in te gaan op den vorm van lijkbezorging in de christe lijke beschaving. Wij willen dan ook vol staan met er op te wijzen, dat al onder de regeering van Constantijn op de begraaf plaatsen basilieken en kerken verrezen, in welker nabijheid of in welker inwendige de afgestorvenen werden begraven. Later moest men met deze gewoonte door den aanwas der bevolking en de opkomst der steden om hygiënische motieven breken. Met bovenstaande historische beschou wing hebben wij pogen aan te toonen dat het Christendom naast een nieuwe vorm geving aan het eeren der dooden, ook de begrafenis harmonisch mede door de liturgie der doodenofficies in den gods dienst deed sluiten. En daarom kan men zoo diep ontroerd worden op den gedenk dag der dooden. als „de Liefderijke Moeder" van haar kinderen verlangt, dat allen worden herdacht, opdat ook zij, die niemand ter wereld smartvol achterlieten, van wie „geen lief gelaat in de gedachte rijzen komt", uit hun mogelijke lijden worden ver lost door de aanroeping: „Heer, geef hun de eeuwige rust". De doodenkroon De bloemenwinkelier vlecht een krans. Daar is een bruiloft, een begrafenis of een jubilé, ter gelegenheid waar van de bloemen worden saamgebonden. In deze eeuw, waarin de kronen gaan wan kelen of reeds van het vorstelijk hoofd zijn weggeroofd, is zelfs de herinnering aan het oude bewijs van eerbied, waarmede men vroeger vooral in het Rijnland de nagedachtenis van den doode eerde, ver loren gegaan. Bij voorkeur plaatste men deze dundradige, met papier en band om wonden kronen op de schimmelige hoof den der steenen ridder-standbeelden, waar mee de steden en dorpen van het Rijn- sche land als het ware zijn overzaaid. Deze vroomheid werd zelfs zoo ver ten sentimen- teelen top gevoerd.dat deze kunstig gemaak te miniatuur-torentjes ook gevonden werden op lijstwerken en schoorsteenmantels, waar aan de somwijlen nog met siervolle letters beschreven papieren harten hingen. Vooral 't plaatsje Oberingelheim is bekend om deze wonderlijke devo tie. De kransen, die ten doel hebben voort durend aan den overledene te herin neren, werden toen tertijd aan de graf zerk gehecht, waar zij evenals de krans voor een symbool van rein heid golden, tevens aanduidden, dat on der den steen het stoffelijk overschot van een maagd of een jonggezel rust te. Om aan deze vroegere gebruiken te herinneren, werden de over geleverde kransen van tijd tot tijd uitgeleend naar die plaatsen, waar men het een en ander in dit ver band wil demon- streeren. De doodenkronen, welke in sommige Duitsche dorpen vlak over de Limburgsche grens wel ter eere van den overledene aan den muur prij ken, zijn als overblijfsel en te beschouwen van deze religieuze Rijnlandsche zede, welke thans zoo goed als verdwenen is. Stil was het, een eigenaardig sombere Allerzielenstilte; streng-zwijgend bewoog de menigte zich voort, slechts het gedempte neerzetten der voeten hoorde men. slechts de boomen langs den weg slingerden on rustig heen en weer, het zachte, klagende ruischen der takken trilde boven de hoof den, slechts het musiceeren der bedelaars en hun gezangen snikten door de lucht en stierven weg zonder echo. Voor de poort, en zelfs reeds tusschen de grafheuvels, bij den kerkhofmuur stonden rijen van korven en er omheen vorm den zich groote scharen van bedelaars. De menschen bewogen zich, zonder eenig geluid, tusschen de graven rond, fluister den angstig en tuurden vol bange vrees in de door den nacht omhulde, ondoorgronde lijke uitgestrektheidIeder moet ster ven" zuchtten ze weemoedig in strakke berusting en sleepten zich verder, knielden bij de graven der vaderen neer, prevelden gebeden, of zaten stom en in zichzelf ge keerd terneer, doof voor de taal des levens doof voor de taal des doods, gevoelloos voor de stem der smart, de boomen gelijk, en als de boomen, beefden hun zielen in het droomerige gevoel der angst.... „Mijn Jezus! Barmhartige Heer, Maria!" welde op uit hun gekwelde zielen, en grauw als de aanblik van moeder aarde, verhie ven zich hun verbleekte en uitgeputte ge zichten; hun fletse oogen vestigden zich op de kruisen, en met bewegingen als het door droomen bevangene wiegelen der boomen. lieten ze zich op hun knieën vallen; aan de voeten van Christus legden ze hun beangste harten neer en braken in het heilige wee- nen der overgave en berusting uit. En hier en daar legden de huismoeders volgens een oud heilig gebruik de resten van den avondmaaltijd op de bank aan den muur der huizen, sloegen met een god vruchtige huivering 'n kruis en fluisterden: „Hier, neem, verkwik je christelijke ziel, die in het vagevuur vertoeft Wanneer de bloemen zijn verdord, de vruchten gerijpt, de bladeren afge vallen, herdenkt de Heilige Kerk den wasdom van een zaad, dat niet op aarde toe de volle rijpheid komt, maar eerst in den hemel. Op 1 November viert zij de zegepraal der heiligmakende genade. Dit kostelijke zaad wordt in de ziel gestort bij het Doopsel. Het ontkiemt in deugden. Het bloeit in heiligheid. Het draagt vrucht in den hemel. Die vrucht is onverganke lijk. Doch eer zij voldoende gerijpt is tot de eeuwige gelukzaligheid, moet zij ver zorgd en gereinigd worden. Hier of hiernamaals. Op 2 November herdenkt de Katholieke Kerk de zielen dergenen, die in het heilige geloof gestorven zijn en wier deugd zal rijpen tot heerlijkheid, wanneer de vrucht eerst is gereinigd in het vagevuur. Geen oord van eeuwigen jammer is het vagevuur. Het is een plaats van smarte lijke, maar louterende verwachting, een oord van smachtende liefde. Zeker er wordt geleden, maar niet hopeloos. Er wordt pijn gedragen, maar in de zekerheid dat een eeuwige heerlijkheid zal volgen. Wij kunnen deze pijn verzachten en dat is een troost, zoowel voor ons, die strijden, als voor de gestorvenen, die lijden. Wij kun nen bidden voor hun zielerust en dit gebed zal verhooring vinden. Wij kunnen bloemen brengen op het graf van onze geliefden, niet zooals de heidenen deden, maar zooals het Katholieken past: bloemen van gebed: „Kerkhofblommen zooals Guido Gezelle de „zielsgebeden" noemde. Hebt gij ooit den Allerzielendag meege maakt in het Katholieke Zuiden, in de buurt van Antwerpen of Brussel bijvoor beeld? De Noord-Nederlander met zijn instinctieven afkeer voor alle „uiterlijkheid' zal zich daar op eerste gezicht niet thuis gevoelen, wanneer hij de duizenden en dui zenden bloemen ziet, die naar het kerkhof worden gedragen en op een dierbaar graf gelegd, met een gebed. De doodenakker schijnt herschapen in een bloementuin. Er schijnt geen treurigheid meer te bestaan, zoo feestelijk ziet het eruit Oordeel niet verkeerd. Deze feestelijkheid verzinnebeeldt de katholieke opvatting heel nauwkeurig. Wij kunnen onze „Kerkhof blommen" brengen naar een dierbaar graf. wij, die nog de bloesem van het genade leven te verzorgen hebben, terwijl zij reeds den bloesem verloren hebben en de vrucht dragen. Wij kunnen hen met onze genade- bloemen troosten. Veel droefheid hebben de dooden achter gelaten, maar het is in onze macht, die droefheid om ce zetten tot daadvaardigheid En opdat wij dit metterdaad zouden doen, heeft de Heilige Kerk een afzonderlijken feestdag ingesteld op het einde van het jaar: een laatste bloemendag. De dag der Kerkhofblommen De beteekenis van dien dag. Laten wij haar vragen aan den priester-dichter Gezelle en hij antwoordt zingend: Rust in vrede, rust in vrede, Gij, die wandlend zijt van hier, Voorwaards en voorbij getreden Onder Christus' kruisbanier. Die naar 't land zijt, het verdoken. Waar de koninklijke staf Ligt bij 't naamloos stof gebroken, Van 't onedel werkmansgraf; Waar geleerdheid niets kan baten, Waar men Chrisci lessen niet, Waar men geld en goed moet laten, Waar geen schoonheid overschiet. Rust gij leeraar en geleerde, Rust scholier en schoolregent. Rust, dien elk-ende-een vereerde, Rust, dien niemand heeft gekend. Rust, die 'tzelfde bloed in d'aderen Droegt misschien als ik; en gij, Vrome zielen onzer vaderen Rust, en dat u vrede zij! Moge God u ruste geven, Die begonnen, die volend Of die, midden in het leven Wakend hebt den dood gekend! Rust in vrede, rust in vrede Jonge en oude, groot en smal, Rust en, in Gods zaligheden, Rust gij, afgestorv'nen al. Rust in vrede, rust in vrede U nog eens vaarwel gezeid Eer ik weg en thuiswaards trede Rust.... tot in de eeuwigheid. ïtïUfcmtfc Jjctftftitenöjttfialkbmtligfcrnim: hvmonirnmbmdis. M Allegorie op de Vergankelijkheid van Cornelisz Anthonisz, een Amsterdamschen plaatsnijder uit de vijftiende eeuw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9