De schrik der geheime politie
Md imfiaal van den dag
T rebi tsch-Lïncoln
RADIO-PROGRAM
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Geen robbedoes ravot
Zijn ROBINSONS kapot
VERKEERD
Het Lijk bij de
Mirteboomen
I-—
WOENSDAG 2 NOVEMBER
Ts jao Koeng, een andere
Mata Hari?
T rebitsch-Lincoln
waarschuwt Engeland
De Belgische missies
bedreigd
Donderdag 3 Nov.
Nieuwe automobielweg
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
«wem vewaMt,
(Vervolg)
Onze Berlijnsche correspondent heeft hem
daar gezien en schrijft ons zijn
indrukken:
„Het is teekenend voor de geestelijke ver
wording en verwardheid van het Duitsche volk,
dat de beruchte Trebitsch-Lincoln het kan
wagen, in het oranjekleurig gewaadi van een
boeddhistischen monnik met kaalgeschoren
hoofd als „Meester Tsjao Koeng" voor de vroe
gere „Gemeente van Boeddha", omgedoopt in
„Duitsche Boeddhistische Vereeniging" op te
treden als de eerste Chineesche monnik, die
het zendingswerk der oostersche cultuur komt
overbrengen naar het avondland. Tallooze be
langstellenden en nieuwsgierigen waren naar
de Köthner strasse gekomen, deels om naar
de leer van Gauthama Boeddha, deels om naar
den grootsten avonturier aller tijden te luiste
ren. Men wilde vaststellen, hoe uit een poli-
tieken spion van verdachte vermaardheid een
Tibetaansche asceet kan voortkomen.
Daar staat hij op het podium, de armen over
elkander geslagen, niet meer Trebitsch-Lin
coln, maar Tsjao Koeng, de Verlichte, de Won
derbaarlijke, zooals zijn nieuwe naam in onze
taal zou luiden en hij vertelt ons, dat hij door
de hooge geestelijkheid zijner orde tot „Sifoe",
tot Meester is bevorderd! Zijn scherp gelaat
werkt suggestief, zijn fonkelende oogen zijn hard
geworden, zijn spitse neus verhoogt het effect.
De Sifoe is hierheen gekomen, om het Boed
dhisme te verkondigen, de rustelooze wereldzwer
ver heeft zich bekeerd tot den vrede der na
tuur: hij kent geen aardsche wenschen meer
en verklaart, dat hij den schrik des doods
heeft overwonnen. Ook van ons verlangt hij,
dat we naar zijn opvattingen moeten gelooven,
door zijn bemiddeling wendt Boeddha zich tot
ons menschelijk verstand: „Nadat ik thans een
Boeddhistische monnik geworden ben, zult gij
het mij wel niet euvel duiden, wanneer ik mijn
voordracht volgens de voor ons geldende rege
len begin." Hij sluit zijn oogen, vouwt zijn
handen en prevelt een Boeddhistische spreuk,
een melodieus sing-sang. Tsjao Koeng begint
te spreken eu de energie, welke uit zijn oogen
straalt, doet ons onwillekeurig terugdenken
aan den spion, die met uitgestrekte handen op
de landkaart in het hoofdkwartier van een
leger de plannen van den militairen tegenstan
der verraden en verkocht heeft. Ook in zijn
nieuwe gedaante blijft hij de avontuurlijke ac
tivist par excellence en ons, die de leer van
Boeddha slechts uit de boeken kennen, wil
het toeschijnen, dat zijn activiteit niet geheel
in overeenstemming is met de passiviteit zijner
nieuwe religie.
Hij vertelt ons, waarom hij Boeddhist ge
worden is, hoe hij het grootste avontuur van
zijn veelbewogen leven begroette, daar hij uit
een wereld van valsche illusies den weg vond
naar die eener geestelijke realiteit. Hij is thans
volmaakt gelukkig en zonder wenschen en wil
ons deelachtig maken aan dit geluk. Tsjao
Koeng, de Sifoe, is naar Berlijn gekomen om
ons duidelijk te maken, waar het ongeluk van
onzen tijd vandaan komt: van de wenschen,
welke in ons leven, van het streven naar aard
sche goederen en bevrediging. Hü spreekt met
den gloed der overtuiging, wacht even na
iedere pointe zijner propagandistische uiteen
zettingen en zijn oogen schitteren, wanneer hij
gelooft, ons voor zijn overtuiging gewonnen
te hebben. Dan spreekt hü milder, verzoenend
en wenkt kalmeerend met zijn magere handen.
Hij vertelt van zes wegen, welke ter geluk
zaligheid voeren. Zonder wensch moeten wü
zyn, wanneer wij het Nirwana willen veroveren.
Het tragische in het leven van dezen avon
turier, die voornemens is een klooster voor zijn
Europeesche leerlingen te openen, is het beden-
kelijke feit, dat hij nooit tot positief werk is
gekomen. Heeft de monnik Tjsao Koeng wer-
kelük de groote bekeering beleefd, waarvan
hy ons wilde overtuigen? Of was het ook hier
weer zijn persoonlijke eerzucht, die in een
nieuw gewaad het woord voerde?
Eenige dagen geleden werd Tsjao Koeng te
Brussel gearresteerd. Toen de politie het hotel,
waarin hü logeerde ontdekt had, beval ze hem
onmiddellijk het land te verlaten. Onder ge
leide werd hij naar het „Gare du Nord" ge
bracht en op den trein naar Keulen gezet.
De Brusselsche correspondent van de „Daily
Herald" sprong in denzelfden coupé waarin Lin
coln reisde en sprak hem na eenigen tijd in
zijn moedertaal het Hongaarsch aan.
Zichtbaar verrast veinsde hü eerst de taal niet
te verstaan, maar lang kon hy deze houding
toch niet volhouden. Heel langzaam begon hy
te spreken. Eerst in korte zinnen, maar allengs
werd hü spraakzamer.
„Ik weet," zeide hy, „dat ik uit België gezet
ben tengevolge van de duivelsche intrigues van
de Engelsche regeering en de tijd is gekomen
om duidelijk te spreken."
„Ik waarschuw de Engelsche regeering my
met rust te laten, doet ze dit niet, dan zal zü
er spoedig voor moeten boeten. Toen ik tegen
Engeland vocht konden ze mü nooit vinden,
want ik reisde van het eene land naar het
andere onder valschen naam. Nu ik in het ge
waad van een Boeddhistisch priester reis, zoo
dat iedereen my onmiddellük kan herkennen
en volgen, intrigueert de Engelsche geheime
dienst voortdurend tegen my en vervolgt mij,
ofschoon ik naar Europa ben gekomen, zonder
eenige politieke bü bedoeling, maar voor een
zuiver geestelüke zending."
„Ik heb er nu genoeg van," riep hy uit, rood
van toorn en verontwaardiging. Hy herhaalde
dezen zin drie keer.
„Ik was van plan in Europa te blüven, maar
als Engeland voortgaat mij te vervolgen, zal
ik naar Azië terugkeeren. Als Engeland wei
gert mij in vrede te laten leven, zal ik het uit
Azië verdrüven. Ik heb er de macht toe."
De trein liep het station van Papenster bin
nen. Ik verliet Trebitsch-Lincoln om den trein
naar Brussel te nemen. We hadden twee uur
met elkaar gesproken, aldus vertelt de cor
respondent van de „Daily Herald."
Ook een medewerker van de „Peuple" kon
de bekoring niet weerstaan Tsjao Koeng te in
terviewen. Tegen dezen zeide hü o.a.„Als ik my
op België zou willen wreken, zou ik slechts de
Belgische katholieke missies uit China hebben
te laten verjagen...."
Deze zelfde Trebitsch-Lincoln, die nu al zün
gal tegen Engeland uitspuwt heeft nog onlangs
een boek geschreven, waarin hij ons de waar
heid over zijn leven vertelt. De laatste zin van
dit boek luidt:
„De wereldrevolutie gaat voorwaarts..., en
Engeland staat alleen nog als het eenige wer-
kelüke bolwerk, omspoeld door de gele Sovjet-
golven.
Datzelfde Engeland, dat ik mijn heele leven
bestookte. Dat ik daar nu spüt van heb; dat ik
nu het doellooze ja het misdadige van mijn hou
ding tegen dit eenige bolwerk der cultuur moet
inzien, daarin ligt misschien de sleutel van de
tragiek mijns levens".
Wat dunkt u van dezen mannelüken Mata
Hari?....
HUIZEN. 1875 M. K.R.O. 8.00 Morgenconcert.
N.C.R.V. 10.00 Gramofoonmuziek 10.15 Mor
gendienst door Ds. H. C. v. d. Brink 10.45
Gramofoonmuziek K.R.O. 11.00 Gramofoon
muziek 11.30 Godsdienstig halfuurtje door
pastoor L. H. Perquin 12.00 Politieberichten
12.15 Lunchconcert, Schlager- en Genremu-
ziek door de K.R.O.-boys o.l.v. Piet Lustenhou-
wer. Refrein-zang Jack Mossel N.C.R.V. 2.00
Cursus fraaie handwerken door Mej. G. Ablij
3.00 Vrouwenuurtje 3.30 Verzorging zender
4.00 Bijbellezing door ds. A .J. Wormgoor 5.00
„The Columbia Three", accordeon 5.45 Cursus
handenarbeid voor de jeugd door H. J. Stein-
voort: „Een bladwüzer" 6.15 „Onze Neder-
landsche monumenten", K. Roosjen „Laurens
Janszoon Koster" 6.45 Cursus knippen en
stof versieren 7.00 Weekoverzicht: „Wat er op
de wereld gebeurt", door Corn. A. Crayé 7.30
Politieberichten 7.45 Ned. Chr. Persbureau
8.00 De Haarlemsche orkestvereeniging o.l.v. Ma-
rinus Adam. Spreker Prof. Dr. P. A. Diepenhorst
8.00 Vervolg concert 8.30 eerste gedeelte
lezing 9.00 Concert 9.15 Tweede gedeelte
lezing 9.45~Concert 10.00 Vaz Dias 10.10
Programma van werken van Dr. Joh. Wagenaar
ter gelegenheid van zijn 70sten verjaardag
11.00 Halfuur zang (gr.p.) 11.30 sluiting.
HILVERSUM. 296 M. 8.00 Tijdsein. 8.01 Gram.-
muz. 10.01 Morgenwijding 10.15 Gram.-mu-
ziek Solistenconcert. Betsy Koopman, piano
en Edith Walden, zang. A. d. vleugel Egbert
Veen 11.00 Kookpraatje door Mevr. R. Lotge
ring—Hillebrand .„Soepen in soorten" 11.30
Voortzetting solistenconcert 12.00 Tijdsein
12.01 Lunchconcert door het Avro-klein-orkest
o. 1. v. Nico Treep 2.15 Verzorging zender
2.30 Kamermuziek door het Avro-strijkkwartet -
3.00 Naaicursus door Mevr. Ida de Leeuw van
Rees. 2e les 3.45 Gramofoonmuziek. Jack Hil
ton en zün orkest 4.00 Ziekenuur door Mevr.
Antoinette van Dük 5.00 Radio-kinder-koor-
zang o.l.v. Jacob Hamel 5.30 Gramofoonmu
ziek 5.45 Kovac Lajos en zijn orkest (refrein
zang Bob Scholte) 6.30 Sportpraatje door H.
Hollander 7.00 Kovacs Lajos 7.25 Over
schakeling van den zender 8.00 Tüdsein
7.30 Engelsche les voor gevorderden door Fred
Fry. 2e les 8.01 Vaz Dias 9.15 Radiotooneel
Opvoering van „De slechthoorende", radioschets
van Wilhelm Lichtenberg. Regie Kommer Kleyn
9.30 Concert door het Concertgebouw-klein-
orkest o.l.v. Dr. W. Mengelberg. Solist Walter
Gieseking, piano. pl.m. 10.15 Opvoering van
„De kleine wensch" van Wilhelm Lichtenberg.
Regie Kommer Kleyn 10.30 Gramofoonmu
ziek 11.00 Vaz Dias 11.05 Aansluiting met
hotel-café-restaurant „Atlanta" te Rotterdam;
Freddy Vrüdag wilde op een mor
gen vroeg op staan, en hij zeide, dat
hü nabij den ingang van de grot wou
slapen en dat hü Muriel zou vragen
hem te wekken.
„Maar Muriel zal je wakker maken
door je aan je ooren te trekken,"
zeide Robbie, „en dat vind je toch
ook niet prettig."
„Nee, dat is zoo, maar ik heb een
ander plan," zeide Freddy, terwül hy
een stuk touw vastmaakte aan zün
grooten teen en aan een poot van den
lepelaar bond. „Muriel zal wakker
worden bü het opgaan van de zon
en wanneer hy dan aan mün teen
trekt, zal ik wakker worden."
Toen de zon opkwam deed de lepe
laar. wat de zeeman had verwacht,
maar Freddy was van meening, dat
Muriel wat meer deed dan wakker
worden. Hü fladderde op en trok
Freddy aan zijn teen van de grot
naar de zee en de arme zeeman kreeg
een nat pak vóór de lepelaar zag, wat
hij gedaan had.
„Ik wilde, dat je me wakker maak
te", schreeuwde Freddy, „maar niet
verdrinken!"
„Het spijt me", zeide Muriel, „maar
ik had vergeten, dat je teen aan mün
poot was gebonden."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden mededeeling).
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
Na die reuze propaganda
Voor het veilige verkeer
Denk je zoo: wat? ongelukken?
Daarvan hoor je nu niet meer!
Want de menschen zijn nu wijzer
En voorzichtig en beleefd,
i Onderwijl nu ieder naarstig
Naar élite-rijden streeft
Maar de feiten spreken luide:
Nooit ging het nog zöö beroerd!
Vele menschen hebben huiden
Dikker nog dan varkenszwoerd!
Juist nog na de laatste dagen
Van die actie in het groot
Brachten ze een massa menschen
In contact met Hein den dood!
Want er wordt te stóm gereden
En ze rijden er op los,
Juist als zat er achter stuurrad
Niet een mensch maar wel een os!
't Is gewoon een wereldoorlog
Tusschen auto en den mensch.
Overal toch ligt het slachtveld
En men vecht er zeer intens!
En de heele propaganda
Is tot nulliteit gedoemd
Zoolang moorden met een auto
E Nog geen moorden wordt genoemd!
MARTIN BERDEN
E (Nadruk verboden) f
Concert door Marcello Lanfredi en zijn orkest
12.00 Tijdsein, sluiting.
BRUSSEL 509 M. 12.20 Concert door het
kleine orkest van het N.I.R. o.l.v. P. Loemans
5.20 Concert door het Omroep-symphonie-orkest
o.l.v Jean Kumps 6.35 Gramofoonmuziek
10.30 Gramofoonmuziek.
KALUNDBORG 1153 M. 11.20 Het strijkorkest
van restaurant „Wivex" o.l.v. A. Bendix 2.20
Louis Preil's instrumentaal ensemble 7.30 Om-
roep-symphonie-orkest o.l.v. Launy Gröndahl
9.50 Dansmuziek door de band van restaurant
„Ritz" o.l.v. Otto Lington.
BERLIJN. 419 M. 3.50 Populair concert door
de Ferdy Kauffman-kapel 5.05 Charlotte
Jacckel zingt aria's 6.30 Hans Beltz, piano
9.20 Dansmuziek door de Artur Guttman-kapel.
HAMBURG 372 M. 10.50 Concert 12.35 Gra
mofoonmuziek 5.45 „St. Hunerrus". Het No-
rag-orkest o.l.v. Otto Ebel von Sosen 9.40
„Deutscher Tanz" van 1900 bis 1932. Leiding:
Fritz Gartz.
KÖNIGSWUSTERHAUSEN 1635 M. 11.20 Gra
mofoonmuziek 12.00 Gramofoonmuziek 3.50
Concert uit Berlijn 10.05 Dansmuziek uit Ber
lijn.
LANGENBERG 472 M. 11.20 Gramofoonmu
ziek 12.20 Concert o.l.v. Eysoldt 7.20 Con
cert o.l.v. Wolf 9.40 idem.
DAVENTRY 1554 M. 12.50 Orgelconcert door
Reginald Foort 3.20 Vesper in de Westmin
ster Abbey 4.25 Concert door Moschetto en
zü'n orkest 11.20 Het B.B.C.-dansorkest o.l.v.
Henry Hall.
PARIJS (EIFFEL) 1446 M. 7.50 Gramofoon
muziek.
PARIJS (RADIO) 1724 M. 8.05 Gramofoon
muziek 12.50 Concert door het omroeporkest
7.40 idem 9.05 Concert o.l.v. Paul Paray.
ROME 441 M. 8.05 Concert 9.20 Concert.
WEENEN 517 M. 4.30 Gramofoonmuziek
7.00 Populair concert door het Weensch sym-
phonie-orkest o.l.v. Max Schönherr 9.10 Uit
het „Conacher". Coscert door Jack Hylton en zijn
22 boys 9.50 Populair concert door het Nadré
Hummer-orkest.
WARSCHAU 1412 M. 5.20 Populair concert
door het omroeporkest o.l.v. St. Nawrot 9.35
Dansmuziek.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
TURIJN, 31 Oct. (United Press). De nieuwe
automobielweg TurijnMilaan, die op 25 Oct.
bij gelegenheid van het tienjarig herdenkings
feest van het Fascisme geopend werd, is een
meesterwerk van wegenbouwtechniek, waarin
Italië trouwens de laatste jaren steeds meer uit
blinkt.
De nieuwe autoweg is 125 kilometer lang en
zóó aangelegd, dat bochten nagenoeg vermeden
worden. Daar waar een bocht noodzakelük bleek,
werden de overgangen zoo geprojecteerd, dat
men nauwelijks het buigen van den weg be
merkt en nergens zijn snelheid behoeft te ver
minderen.
Nog een groot voordeel heeft deze autoweg:
zij wordt nergens op gelijk niveau gekruist.
Spoorwegovergangen en kruisende wegen wor
den over- of onderlangs gevoerd. Daar boven
dien de weg 20 Meter breed is, wordt de snel-
heidsgrens, die men er op kan bereiken, enkel
en alleen bepaald door de rijcapaciteit van den
auto.
De weg heeft een stevig beton fundament,
waarop een bijzonder geconstrueerd teerdek, dat
slippen voorkomt en bovendien goed „pakt,"
waardoor de snelheid bevorderd wordt.
Wanneer men weet, dat deze weg door natte
rijstvelden en over tallooze rivieren, kanalen,
weg en spoorlijnkruisingen is aangelegd, dwingt
deze prestatie eerbied af; 89 kleine bruggen,
72 groote bruggen of viaducten en 84 overspan
ningen bleken noodzakelijk.
Bü het beginpunt te Turijn, niet ver van den
ouden weg naar Verdelli, is een nieuw plein met
kringverkeer aangelegd.
(United Press).
Het moet voor Herbert Dawlish een on-
draaglyke gedachte zün geweest, dat hü
dien moord nooit zou hebben begaan,
als de kellnerin niet zoo getreuzeld had.
Dawlish had nog juist tien minuten tijd voor
z'n trein vertrok, en hü had een geweldigen
honger. Daarom rende hü de wachtkamer in
en bestelde een kop thee en een broodje. De
kellnerin liep langzaam naar 't buffet, onder-
wül hier en daar een tafeltje schoonmakend,
zoodat er al drie minuten om waren, eer zij
z'n bestelling had opgegeven. Dawlish verging
in dien tusschentijd van ongeduld. Toen 't ver
langde eindelijk voor hem stond, had hij nog
maar twee minuten voordat zijn trein vertrok.
Terwül de trein al in beweging was, kwam
hü het perron oprennen. Er verscheen een ver
drietige uitdrukking op zijn gezicht, omdat hij
nu niet meer bij het clubje zou kunnen gaan
zitten, waarmee hü altüd naar huis reisde en
waardoor hij dus ook z'n spelletjte kaart zou
missen. Hij vermeerderde z'n vaart en terwül
het stationspersoneel hem luid schreeuwend
waarschuwde het niet te wagen, slaagde hij er
in een portier open te krügen en zich met z'n
tasch naar binnen te werken. Met een diepe
zucht liet hij zich op een leege plaats neer
vallen.
De man, die tegenover hem zat, ze waren
de eenige reizigers in den coupé keek Her-
bert belangstellend aan. Het was iemand van
om en nabij de veertig, met twee gouden tan
den en een zwaren gouden horlogeketting dwars
over z'n buik. Hü mompelde iets van: „net op
't nippertje". Daarna vertelde hij, dat Dawlish
gelukkiger was dan een zekere Sam Biggs, dien
hij had gekend en die, bij een poging om op
een rijdenden trein te springen, tusschen de
treeplank en het perron bekneld geraakt en
vüf minuten later dood opgenomen was.
„Een vreeselük gezicht", besloot hij z'n ver
haal, „ik hoop zoo iets nooit meer te zien in
mün leven."
Herbert nam den man eens goed op. Hü
hield niet erg van dit type en kon een gevoel
van afkeer niet onderdrukken. Daarom mom
pelde hü maar iets, om zich van hem af te
maken en wilde een boek uit z'n tasch halen
en wat gaan lezen. Maar toen de man hem
voorstelde, een spelletje te kaarten, klaarde z'n
gezicht op. Hij was een hartstochtelijk kaart
speler en nam het voorstel dan ook direct aan.
„Hier heb ik al een spel", zei hij, in z'n zak
tastend. Terwül hü naar de kaarten zocht,
kwamen z'n vingers in aanraking met iets
hards. Verlegen glimlachend haalde hij het te
voorschijn. Het was een automatisch pistool,
dat hij z'n medereiziger liet zien, met de woor
den: „Wees maar niet bang, hoor! Ik heb er
geen kwade bedoelingen mee. Ik kocht het ding
vandaag in de stad. Ik ben lid van een schiet-
club en nu hebben we gisteren besloten ook
met revolvers te gaan schieten. Allemachtig
aardig!"
De ander knikte.
„Mag ik eens zien?" vroeg hy. Hü bekeek
het met den blik van een kenner. „Een handig
ding; en het is waarachtig geladen ook!"
„Och.... ja. Ik heb meteen maar wat patro
nen gekocht. Maar het staat af. Het kan dus
geen kwaad. Nu, wat zullen we spelen? Kent
u misschien zes en zestigen? Dat is een aardig
spel voor twee personen."
„Jawel, dat heb ik vaak gespeeldvroeger
ging ik namelük
„Wilt u even afnemen?"
Herbert Dawlish deelde.
„Om hoeveel zullen we spelen?" vroeg hij,
een vluchtigen blik op zijn overbuurman wer
pend.
„Om een gulden het spelletje."
Dit antwoord verrastte Dawlish. Hij speelde
nooit zoo hoog, maar troostte zich met de ge
dachte, dat het wel niet zoo'n vaart zou loopen.
Dawlish zag al gauw, dat de man met den
dikken gouden horlogeketting meer kaart had
gespeeld. Hij hield er een manier op na om de
kaarten te deelen en te schudden, waardoor je
haast niet eens kon zien waar ze bleven. Zóó
gauw was hü er mee. Hü likte aan z'n duim en
de blaadjes karton schoten vliegensvlug door
z'n vingers.
Dawlish moest bijna altijd betalen. Vijf, tien,
vijftien, vüf en dertig, vyftig gulden. Na een
half uur had hij al zestig gulden verloren. Een
hoogroode blos kleurde z'n wangen. Hij veegde
z'n gezicht af met zün zakdoek, klemde z'n
kaken op elkaar en deed wanhopige moeite om
„Nou hoor mevrouw, u bent
ook niet eerlijk. In mijn gezicht
praat u altijd anders dan ik
door het sleutelgat hoor!"
al z'n aandacht op zijn spel te concentreeren.
Lang reeds voor de trein het eerste station,
waar gestopt moest worden, was genaderd, was
Dawlish verlies tot vijf en zestig gulden opge-
loopen. Hü zon op middelen z'n geld terug te
winnen. Een doodelüke angst deed zün hart
wild kloppen. Hij had veel verloren.... veel
meer dan hij zich veroorloven kon. Het was de
tweede van de maand en hü had verschillende
betalingen te doen, die geen uitstel duldden.
Toen hij zeventig gulden had verloren, leun
de Dawlish achterover en veegde met z'n zak
doek het zweet van zijn voorhoofd. Hü zag
doodsbleek en z'n mondhoeken trilden ver
raderlijk.
„Het spijt me", mompelde hü, „maar ik kan
niet verder spelen. Ik heb geen cent meer."
De man tegenover hem hield op eens met
fluiten op.
„Kük eens", begon
Dawlish haperend,
„het is wel zonder- I Qs*lir\'t\'t\r>'n-
ling om het te vra- kjC HUJJJJtjll
gen.... maar zou ui J
me dat geld niet i J\dS
kunnen teruggeven? i
Voor een korten tüd
slechts, bedoel ik. Ik zal het u later terug be
talen. Maar ik kan het nu niet missen. Ik
De ander staarde Dawlish verbaasd aan. Op
eens begon hij onaangenaam te lachen.
„Neen maar, die is goed!" riep hy. „Die zal
ik aan mün vrouw vertellen, als ik thuis kom.
Ze zal zich een stuip lachen! Neen vriend, daar
kan ik niet van in komen. Ik ben geen lief
dadige instelling.
„Ja, maar", hernam Dawlish, „ik zal het u
verklaren. U begrijpt het niet. Het is omdat
ik...."
„Uw zaken interesseeren me geen lor", viel
de ander hem in de rede; „ik begrijp niet, hoe
je het in je hoofd durft halen, om zoo iets te
vragen. Je hoort nog in de kinderkamer thuis.
Hè, wat voor den dui...."
„Handen op!" riep Dawlish, de revolver op
den man tegenover hem richtend. Z'n oogen
schoten vuur en zün gezicht was door angst
verwrongen. „Handen op!"
Dawlish was niet van plan een moord te be
gaan. Hij wilde den ander alleen maar dwin
gen, door hem angst aan te jagen, het geld
terug te geven. Hü was ten einde raad. Hy
durfde in geen geval naar huis gaan en zijn
vrouw te vertellen, dat hij zeventig gulden ver
loren had met kaarten. Maar vuurwapens zijn
gevaarlijke dingen om mee te spelen. De oogen
van den ander verkleinden zich; met opgehe
ven vuist sprong hü plotseling overeind. En
Dawlish, zonder eigenlijk te weten, wat hy
deed, haalde den trekker over.
Een oogenblik later stond Dawlish tegenover
een zielloos lichaam. Midden in het voorhoofd
was een klein, rond gaatje met een bloedigen
rand. Daar was de kogel doorgedrongen. Met
bovenmenschelijke inspanning slaagde Daw
lish er in, z'n kalmte terug te krijgen. Z'n her
sens werkten koortsachtig snel om een uitweg
te vinden.
Hij stond juist op het punt het lijk uit het
raampje te werpen, toen zün blik viel op het
gouden polshorloge van den man, dien hü ge
dood had. Een ingeving deed hem de wüzers
een uur terug zetten. Toen gaf hij een slag op
het horloge, zoodat het stil bleef staan. Wan
neer men nu het lichaam vond, zou men den
ken, dat de misdaad was begaan op den tijd,
dien het horloge aanwees en men zou dus tot
de conclusie komen, dat de man met een vroe-
geren trein had gereisd, en hij, Dawlish, zou
buiten verdenking blijven, want een uur vroe
ger zat hij nog op zün kantoor!
Voorzichtig deed hij het portier open, keek
naar buiten of er niemand op de lün aan 't
werk was en «Jterp toen het doode lichaam met
inspanning van al z'n krachten uit den coupé.
Lionel Venner, van Scotland-Yard, zat den
volgenden morgen in den trein van acht-uur-
veertig. Hij en twee anderen begroetten Daw
lish met een vroolijken uitroep, toen deze, zoo
als gewoonlijk, zich by hen voegde. Gedurende
tien jaar hadden deze vier onderweg van en
naar de stad steeds kaart gespeeld.
„Kom, ouwe jongen, de kaarten!" riepen zy,
toen Dawlish was gaan zitten. „Maar, waar heb
je gisteravond gezeten?
„Ik was te laat", antwoordde Dawlish. „Ik
kon den trein nog net halen. Zeg.:., hebben
jullie de krant gelezen? Die moord in den trein
van vijf uur?"
Smith, die Dawlish' kaarten uitzocht, knikte.
„Hij is er uitgegooid, die arme kerel", zei hy.
„Z'n gezicht moet zóó verminkt zün, dat hü
niet meer te herkennen was, las ik. Heb jü er
nog iets meer van gehoord, Venner?"
Venner glimlachte flauwtjes. „Heel wat, maar
ik mag niets vertellen. Twee uur na den moord
heb ik het lük gezien. Ze hebben me met een
auto van huis gehaald."
„Zeg Dawlish", merkte Smith op, „je kaarten
zijn niet compleet. Schoppen-Aas is er niet bü."
„Hü zal nog in mijn zak zitten", zei Dawlish.
Maar Venner bespaarde hem de moeite er
naar te zoeken. De man van Scotland-Yard
keek plotseling heel ernstig, toen hü een kaart
uit z'n eigen zak haalde.
„Neen", sprak hij. „Hier is-ie, als ik mü niet
vergis."
Hij liet Dawlish de Schoppen-Aas zien, de
Schoppen-Aas die uit het pak gemist werd.
„Waarachtig, dat is hem!" riep Smith. „Hoe
kom J er agn?"
Venner keek Dawlish strak aan. Toen legde
hy z'n hand op diens arm.
„Dawlish", zei hü, „het doet me werkelük
veel pün, maar ik moet het wel doen. Je bent
mijn arrestant. Die Schoppen-Aas is in de
mouw van den vermoorde gevonden."
A j'. op dit blad zijn ingevolge de verzekerings voorwaard en tegen Oflfkfl by levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/I bü een ongeval met O Cf! bij verlies van een hand f IOC bij verlies van een C/I bij een breuk van Af! bü verlies van "n
AllC Cl O OTITIC O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OVUU»-verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop een voet of een oog# A£tO%" duim of wysvinger been of arm/ Tri/»" anderen vinger
(Vrij naar het Duitsch)
es
29
Werkelük het was nog niet zoo ge
heel en al onmogelijk, dat men hier met wat
anders, dan met een poging tot oplichting te
doen had. Vreemd bleef alleen, dat de graaf
zelf en zün gezin er zoo geheel bulten schenen
te staanAls zü er buiten stonden, wat voor
belang konden anderen dan bü de zaak heb
ben?
Helfrich had het bübeltje van nummer 61
weer aan den commissaris teruggegeven, zon
der er een of andere opmerking aan vast te
knoopen. Ook aangaande zijn verder weder
varen bleef hij gesloten, zoodat de commissaris
begon te gelooven, dat de detective geen succes
had gehad, en daar liever niet over spreken
wilde. Maar op den voormiddag van den 15en
Nvember verscheen Helfrich bij den commis
saris, en stelde hem voor, nummer 61 naar een
andere cel over te brengen, waar het hem mo-
gelü'k zou zijn, om haar ongemerkt gade te
slaan.
De commissaris glimlachte toegevend, zooals
men om de grillen van een kind glimlacht.
Je houdt dus nog altijd vast aan je theo
rie van de geheime boodschap? zeide hij. Ik
dacht, dat je daar langzamerhand al een beetje
van teruggekomen was.
Helfrich haalde zijn schouders op.
Men doet, wat men kan, zeide hij schijn
baar onverschillig. Misschien is dit mün
laatste poging in deze zaak.
Nu, goed. Maar daarom hoeft nummer 61
niet verplaatst te worden. Ik ben namelijk zelf
ook al op dadelük dp de gedachte gekomen,
om haar gade te slaan.
En hü streek zelfvoldaan over zün baard.
Zoo? zei Helfrich bescheiden. Dan mag
ik zeker wel dadelük gaan, en me door den
bewaker de cel naast haar laten aanwijzen?
Jawel.
De commissaris schreef een paar woorden op
een stuk papier en reikte dit den ander over.
Geef dat maar aan Berner. En veel suc
ces! voegde hü er vroolük bü-
Helfrich boog, en wilde gaan, toen de com
missaris hem nog even terughield.
Je hebt altijd nog die drie nummers van
de „Digger News", nietwaar, die we bij Wil
son's zaken gevonden hebben? Heb je daar nog
wat van belang in gevonden?
Neen, Ik zal ze u morgen teruggeven.
Excuseer me, dat ik het tot dusver vergeten
heb. Ze zijn natuurlijk volkomen veilig opge
borgen.
Prachtig. Het is alleen maar, dat we alles
mooi in orde hebben, als de zaak voorkomt.
Dat zal geen volle acht dagen meer duren.
XXIX
Helfrich trof den gevangenbewaarder in een
buitengewoon slecht humeur. Toen hü hem
vroeg, wat hem zoo dwars zat, begon de man
dadelijk op „de blikskatersche wijven" te schel
den, die het een eerlijken kerel zoo verduiveld
moeilük maakten, en je nooit met rust lieten.
Daar was dan gisteren zoo iemand bü zijn
vrouw geweest en had haar twee uur lang
voorgepraat, wat een meevallertje haar man
zou kunnen hebben, als hij maar wou. Hü had
niets anders te doen, dan een oogje toedoen,
als morgen de gevangenen van de „preven
tieve" hun dagelijksche wandeling op de bin
nenplaats maakten. Natuurlük had zijn vrouw
dat voorstel met verontwaardiging afgewezen.
Hü zou toch zeker zichzelf en zün gezin niet
van zün brood berooven, door zoo'n domheid
uit te halen! Helfrich vroeg hem, of hij er
een vermoeden van had, terwille van welken
gevangene hij een oogje had moeten toedoen.
De man zei van neen. Hij wilde het ook niet
eens weten. Hij deed zijn plicht, zooals het
hoorde en bekommerde zich verder nergens
om.
En wat denk je van nummer 61? vroeg
Helfrich tenslotte.
Het gezicht van den gevangenbewaarder
kreeg een vriendelyker uitdrukking.
O, wat die betreft, zou ik willen, dat we
ze zóó allemaal hier hadden. Met een ge
dweeër schepsel heb ik nog nooit te doen ge
had. Die maakt het iemand nog eens gemak
kelijk! Bij haar heb je geen heimelyke pogin
gen, om zich met andere gevangenen te ver
staan, geen complotjes, of wat voor onregel
matigheid dan ook. Ze doet alles, wat je haar
zegt, spreekt nooit een woord, en schijnt hee-
lemaal in haar lot te berusten.
En toch is men terwille van die gevan
gene gisteren bij uw vrouw geweest. Let goed
op, Berner. Men brengt van buitenaf alles in
gereedheid, om nummer 61 te helpen ont
vluchten.
De gevangenbewaarder glimlachte ongeloo-
vig, en schudde het hoofd.
Onmogelük! mijnheer Helfrich, u moet
u bepaald vergissen. In de eerste plaats: ont
vluchten! Dat bestaat bü ons heelemaal niet.
Ik ben hier 15 jaar in dienst geweest en nog
nooit
Éénmaal kan het de eerste keer zün. Let
goed op, Berner. Ik geef je een goeden raad,
verlies nummer 61 vandaag niet uit het oog.
Geen zorg, münheer. Tusschen deze mu
ren uit ontsnapt niemand.
De cel naast nummer 61 was leeg. Door een
apparaat, dat de beambte naar goeddunken in
werking kon stellen, kon men een groot deel
van de cel daarnaast voorzien, zonder dat de
gevangene er iets van vermoedde. Helfrich zag
het meisje op haar brits zitten. Zü had de
handen in haar schoot gevouwen en keek zwij
gend voor ach uit. Haar gezicht scheen onbe
wogen en onverschillig. Niettemin kwam het
Helfrich voor, alsof nu en dan een onrustige
blik in haar oogen kwam.
Tegen den middag kwam de gevangenbe
waarder samen met een andere gevangene, die
bü wijze van noodhulp als oppasser dienst deed,
om de gevangene voor de dagelijksche wande
ling af te halen. Na een uur kwamen ze terug
en kort daarop bracht de gevangenbewaarder,
wéér in gezelschap van dien anderen gevan
gene, het middageten.
Helfrich merkte op, dat nummer 61 zich da
delük, nadat de beide anderen zich verwijderd
hadden, met een bijzondere haast naar dat
eten wendde. Zü nam evenwel niets, maar
onderzocht ieder stukje nauwkeurig. De com
missaris was consciëntieus genoeg geweest, om
de gevangene voor het geld, dat hem anonym
was toegezonden, ook werkelyk beteren kost te
laten geven. Dien dag had men haar, behalve
de gebruikelüke portie brood, soep en groente,
ook gebraden vleesch gebracht. Het viel Hel
frich daarom op, dat de gevangene, die het
eten was komen brengen, zonder dat de gevan
genbewaarder het merkte, nog een extra bo
terham neerlegde. En nummer 61, die den aan
wezigen voorraad haastig onderzocht had, greep
nu vóór ze nog behoorlijk was beginnen te
eten naar dat extra brood, dat uit twee
sneden op lekaar bestond. Ze haalde deze van
elkaar af, keek er lang en aandachtig naar,
en haar gelaat helderde op, terwijl er een blos
op haar bleeke wangen kwam. Het brood op te
eten, viel haar heelemaal niet in. Zü keek er
maar onafgebroken naar, met een gelukkigen
glimlach, als kon ze er niet van scheiden.
De detective, een en al opwinding, sprong
zachtjes op, verliet de cel, en riep den gevan
genbewaarder, die juist de gang inkwam. Het
wat maar al te duidelijk, dat die boterham
een boodschap bevatte.
Berner, gauw! Naar nummer 61! Men
heeft haar een boodschap binnengesmokkeld.
Ik moet die tot eiken prijs hebben. Maak toch
in 'shemelsnaam voort! Begrijp je het dan
niet?
De gevangenbewaarder, die een oogenblik vol
ongeloovige verbazing den detective had aan
gestaard, snelde nu zelf in de grootste opwin
ding naar de deur van nummer 61, die hü
openmaakte. Helfrich volgde hem op den voet.
Hü wilde zich op niemand meer verlaten. Hü
moest zelf zien.
Nummer 61 zat thans rustig aan de tafel te
eten. Toen de beide mannen binnenkwamen,
schrok zü even, maar stak dan gelaten een
groot stuk boterham in haar mond, en stond
al kauwend op, met een verlegen uitdrukking
op haar gezicht. Berner nam de tafel met een
scherpen blik op. Het eten was nagenoeg on
aangeroerd.
De boterham! fluisterde Helfrich hem
opgewonden in het oor. Daar moet die
boodschap by wezen.