De schrik der geheime politie Md imfiaal van den dag T rebi tsch-Lïncoln RADIO-PROGRAM ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Geen robbedoes ravot Zijn ROBINSONS kapot VERKEERD Het Lijk bij de Mirteboomen I-— WOENSDAG 2 NOVEMBER Ts jao Koeng, een andere Mata Hari? T rebitsch-Lincoln waarschuwt Engeland De Belgische missies bedreigd Donderdag 3 Nov. Nieuwe automobielweg AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON «wem vewaMt, (Vervolg) Onze Berlijnsche correspondent heeft hem daar gezien en schrijft ons zijn indrukken: „Het is teekenend voor de geestelijke ver wording en verwardheid van het Duitsche volk, dat de beruchte Trebitsch-Lincoln het kan wagen, in het oranjekleurig gewaadi van een boeddhistischen monnik met kaalgeschoren hoofd als „Meester Tsjao Koeng" voor de vroe gere „Gemeente van Boeddha", omgedoopt in „Duitsche Boeddhistische Vereeniging" op te treden als de eerste Chineesche monnik, die het zendingswerk der oostersche cultuur komt overbrengen naar het avondland. Tallooze be langstellenden en nieuwsgierigen waren naar de Köthner strasse gekomen, deels om naar de leer van Gauthama Boeddha, deels om naar den grootsten avonturier aller tijden te luiste ren. Men wilde vaststellen, hoe uit een poli- tieken spion van verdachte vermaardheid een Tibetaansche asceet kan voortkomen. Daar staat hij op het podium, de armen over elkander geslagen, niet meer Trebitsch-Lin coln, maar Tsjao Koeng, de Verlichte, de Won derbaarlijke, zooals zijn nieuwe naam in onze taal zou luiden en hij vertelt ons, dat hij door de hooge geestelijkheid zijner orde tot „Sifoe", tot Meester is bevorderd! Zijn scherp gelaat werkt suggestief, zijn fonkelende oogen zijn hard geworden, zijn spitse neus verhoogt het effect. De Sifoe is hierheen gekomen, om het Boed dhisme te verkondigen, de rustelooze wereldzwer ver heeft zich bekeerd tot den vrede der na tuur: hij kent geen aardsche wenschen meer en verklaart, dat hij den schrik des doods heeft overwonnen. Ook van ons verlangt hij, dat we naar zijn opvattingen moeten gelooven, door zijn bemiddeling wendt Boeddha zich tot ons menschelijk verstand: „Nadat ik thans een Boeddhistische monnik geworden ben, zult gij het mij wel niet euvel duiden, wanneer ik mijn voordracht volgens de voor ons geldende rege len begin." Hij sluit zijn oogen, vouwt zijn handen en prevelt een Boeddhistische spreuk, een melodieus sing-sang. Tsjao Koeng begint te spreken eu de energie, welke uit zijn oogen straalt, doet ons onwillekeurig terugdenken aan den spion, die met uitgestrekte handen op de landkaart in het hoofdkwartier van een leger de plannen van den militairen tegenstan der verraden en verkocht heeft. Ook in zijn nieuwe gedaante blijft hij de avontuurlijke ac tivist par excellence en ons, die de leer van Boeddha slechts uit de boeken kennen, wil het toeschijnen, dat zijn activiteit niet geheel in overeenstemming is met de passiviteit zijner nieuwe religie. Hij vertelt ons, waarom hij Boeddhist ge worden is, hoe hij het grootste avontuur van zijn veelbewogen leven begroette, daar hij uit een wereld van valsche illusies den weg vond naar die eener geestelijke realiteit. Hij is thans volmaakt gelukkig en zonder wenschen en wil ons deelachtig maken aan dit geluk. Tsjao Koeng, de Sifoe, is naar Berlijn gekomen om ons duidelijk te maken, waar het ongeluk van onzen tijd vandaan komt: van de wenschen, welke in ons leven, van het streven naar aard sche goederen en bevrediging. Hü spreekt met den gloed der overtuiging, wacht even na iedere pointe zijner propagandistische uiteen zettingen en zijn oogen schitteren, wanneer hij gelooft, ons voor zijn overtuiging gewonnen te hebben. Dan spreekt hü milder, verzoenend en wenkt kalmeerend met zijn magere handen. Hij vertelt van zes wegen, welke ter geluk zaligheid voeren. Zonder wensch moeten wü zyn, wanneer wij het Nirwana willen veroveren. Het tragische in het leven van dezen avon turier, die voornemens is een klooster voor zijn Europeesche leerlingen te openen, is het beden- kelijke feit, dat hij nooit tot positief werk is gekomen. Heeft de monnik Tjsao Koeng wer- kelük de groote bekeering beleefd, waarvan hy ons wilde overtuigen? Of was het ook hier weer zijn persoonlijke eerzucht, die in een nieuw gewaad het woord voerde? Eenige dagen geleden werd Tsjao Koeng te Brussel gearresteerd. Toen de politie het hotel, waarin hü logeerde ontdekt had, beval ze hem onmiddellijk het land te verlaten. Onder ge leide werd hij naar het „Gare du Nord" ge bracht en op den trein naar Keulen gezet. De Brusselsche correspondent van de „Daily Herald" sprong in denzelfden coupé waarin Lin coln reisde en sprak hem na eenigen tijd in zijn moedertaal het Hongaarsch aan. Zichtbaar verrast veinsde hü eerst de taal niet te verstaan, maar lang kon hy deze houding toch niet volhouden. Heel langzaam begon hy te spreken. Eerst in korte zinnen, maar allengs werd hü spraakzamer. „Ik weet," zeide hy, „dat ik uit België gezet ben tengevolge van de duivelsche intrigues van de Engelsche regeering en de tijd is gekomen om duidelijk te spreken." „Ik waarschuw de Engelsche regeering my met rust te laten, doet ze dit niet, dan zal zü er spoedig voor moeten boeten. Toen ik tegen Engeland vocht konden ze mü nooit vinden, want ik reisde van het eene land naar het andere onder valschen naam. Nu ik in het ge waad van een Boeddhistisch priester reis, zoo dat iedereen my onmiddellük kan herkennen en volgen, intrigueert de Engelsche geheime dienst voortdurend tegen my en vervolgt mij, ofschoon ik naar Europa ben gekomen, zonder eenige politieke bü bedoeling, maar voor een zuiver geestelüke zending." „Ik heb er nu genoeg van," riep hy uit, rood van toorn en verontwaardiging. Hy herhaalde dezen zin drie keer. „Ik was van plan in Europa te blüven, maar als Engeland voortgaat mij te vervolgen, zal ik naar Azië terugkeeren. Als Engeland wei gert mij in vrede te laten leven, zal ik het uit Azië verdrüven. Ik heb er de macht toe." De trein liep het station van Papenster bin nen. Ik verliet Trebitsch-Lincoln om den trein naar Brussel te nemen. We hadden twee uur met elkaar gesproken, aldus vertelt de cor respondent van de „Daily Herald." Ook een medewerker van de „Peuple" kon de bekoring niet weerstaan Tsjao Koeng te in terviewen. Tegen dezen zeide hü o.a.„Als ik my op België zou willen wreken, zou ik slechts de Belgische katholieke missies uit China hebben te laten verjagen...." Deze zelfde Trebitsch-Lincoln, die nu al zün gal tegen Engeland uitspuwt heeft nog onlangs een boek geschreven, waarin hij ons de waar heid over zijn leven vertelt. De laatste zin van dit boek luidt: „De wereldrevolutie gaat voorwaarts..., en Engeland staat alleen nog als het eenige wer- kelüke bolwerk, omspoeld door de gele Sovjet- golven. Datzelfde Engeland, dat ik mijn heele leven bestookte. Dat ik daar nu spüt van heb; dat ik nu het doellooze ja het misdadige van mijn hou ding tegen dit eenige bolwerk der cultuur moet inzien, daarin ligt misschien de sleutel van de tragiek mijns levens". Wat dunkt u van dezen mannelüken Mata Hari?.... HUIZEN. 1875 M. K.R.O. 8.00 Morgenconcert. N.C.R.V. 10.00 Gramofoonmuziek 10.15 Mor gendienst door Ds. H. C. v. d. Brink 10.45 Gramofoonmuziek K.R.O. 11.00 Gramofoon muziek 11.30 Godsdienstig halfuurtje door pastoor L. H. Perquin 12.00 Politieberichten 12.15 Lunchconcert, Schlager- en Genremu- ziek door de K.R.O.-boys o.l.v. Piet Lustenhou- wer. Refrein-zang Jack Mossel N.C.R.V. 2.00 Cursus fraaie handwerken door Mej. G. Ablij 3.00 Vrouwenuurtje 3.30 Verzorging zender 4.00 Bijbellezing door ds. A .J. Wormgoor 5.00 „The Columbia Three", accordeon 5.45 Cursus handenarbeid voor de jeugd door H. J. Stein- voort: „Een bladwüzer" 6.15 „Onze Neder- landsche monumenten", K. Roosjen „Laurens Janszoon Koster" 6.45 Cursus knippen en stof versieren 7.00 Weekoverzicht: „Wat er op de wereld gebeurt", door Corn. A. Crayé 7.30 Politieberichten 7.45 Ned. Chr. Persbureau 8.00 De Haarlemsche orkestvereeniging o.l.v. Ma- rinus Adam. Spreker Prof. Dr. P. A. Diepenhorst 8.00 Vervolg concert 8.30 eerste gedeelte lezing 9.00 Concert 9.15 Tweede gedeelte lezing 9.45~Concert 10.00 Vaz Dias 10.10 Programma van werken van Dr. Joh. Wagenaar ter gelegenheid van zijn 70sten verjaardag 11.00 Halfuur zang (gr.p.) 11.30 sluiting. HILVERSUM. 296 M. 8.00 Tijdsein. 8.01 Gram.- muz. 10.01 Morgenwijding 10.15 Gram.-mu- ziek Solistenconcert. Betsy Koopman, piano en Edith Walden, zang. A. d. vleugel Egbert Veen 11.00 Kookpraatje door Mevr. R. Lotge ring—Hillebrand .„Soepen in soorten" 11.30 Voortzetting solistenconcert 12.00 Tijdsein 12.01 Lunchconcert door het Avro-klein-orkest o. 1. v. Nico Treep 2.15 Verzorging zender 2.30 Kamermuziek door het Avro-strijkkwartet - 3.00 Naaicursus door Mevr. Ida de Leeuw van Rees. 2e les 3.45 Gramofoonmuziek. Jack Hil ton en zün orkest 4.00 Ziekenuur door Mevr. Antoinette van Dük 5.00 Radio-kinder-koor- zang o.l.v. Jacob Hamel 5.30 Gramofoonmu ziek 5.45 Kovac Lajos en zijn orkest (refrein zang Bob Scholte) 6.30 Sportpraatje door H. Hollander 7.00 Kovacs Lajos 7.25 Over schakeling van den zender 8.00 Tüdsein 7.30 Engelsche les voor gevorderden door Fred Fry. 2e les 8.01 Vaz Dias 9.15 Radiotooneel Opvoering van „De slechthoorende", radioschets van Wilhelm Lichtenberg. Regie Kommer Kleyn 9.30 Concert door het Concertgebouw-klein- orkest o.l.v. Dr. W. Mengelberg. Solist Walter Gieseking, piano. pl.m. 10.15 Opvoering van „De kleine wensch" van Wilhelm Lichtenberg. Regie Kommer Kleyn 10.30 Gramofoonmu ziek 11.00 Vaz Dias 11.05 Aansluiting met hotel-café-restaurant „Atlanta" te Rotterdam; Freddy Vrüdag wilde op een mor gen vroeg op staan, en hij zeide, dat hü nabij den ingang van de grot wou slapen en dat hü Muriel zou vragen hem te wekken. „Maar Muriel zal je wakker maken door je aan je ooren te trekken," zeide Robbie, „en dat vind je toch ook niet prettig." „Nee, dat is zoo, maar ik heb een ander plan," zeide Freddy, terwül hy een stuk touw vastmaakte aan zün grooten teen en aan een poot van den lepelaar bond. „Muriel zal wakker worden bü het opgaan van de zon en wanneer hy dan aan mün teen trekt, zal ik wakker worden." Toen de zon opkwam deed de lepe laar. wat de zeeman had verwacht, maar Freddy was van meening, dat Muriel wat meer deed dan wakker worden. Hü fladderde op en trok Freddy aan zijn teen van de grot naar de zee en de arme zeeman kreeg een nat pak vóór de lepelaar zag, wat hij gedaan had. „Ik wilde, dat je me wakker maak te", schreeuwde Freddy, „maar niet verdrinken!" „Het spijt me", zeide Muriel, „maar ik had vergeten, dat je teen aan mün poot was gebonden." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden mededeeling). iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIU Na die reuze propaganda Voor het veilige verkeer Denk je zoo: wat? ongelukken? Daarvan hoor je nu niet meer! Want de menschen zijn nu wijzer En voorzichtig en beleefd, i Onderwijl nu ieder naarstig Naar élite-rijden streeft Maar de feiten spreken luide: Nooit ging het nog zöö beroerd! Vele menschen hebben huiden Dikker nog dan varkenszwoerd! Juist nog na de laatste dagen Van die actie in het groot Brachten ze een massa menschen In contact met Hein den dood! Want er wordt te stóm gereden En ze rijden er op los, Juist als zat er achter stuurrad Niet een mensch maar wel een os! 't Is gewoon een wereldoorlog Tusschen auto en den mensch. Overal toch ligt het slachtveld En men vecht er zeer intens! En de heele propaganda Is tot nulliteit gedoemd Zoolang moorden met een auto E Nog geen moorden wordt genoemd! MARTIN BERDEN E (Nadruk verboden) f Concert door Marcello Lanfredi en zijn orkest 12.00 Tijdsein, sluiting. BRUSSEL 509 M. 12.20 Concert door het kleine orkest van het N.I.R. o.l.v. P. Loemans 5.20 Concert door het Omroep-symphonie-orkest o.l.v Jean Kumps 6.35 Gramofoonmuziek 10.30 Gramofoonmuziek. KALUNDBORG 1153 M. 11.20 Het strijkorkest van restaurant „Wivex" o.l.v. A. Bendix 2.20 Louis Preil's instrumentaal ensemble 7.30 Om- roep-symphonie-orkest o.l.v. Launy Gröndahl 9.50 Dansmuziek door de band van restaurant „Ritz" o.l.v. Otto Lington. BERLIJN. 419 M. 3.50 Populair concert door de Ferdy Kauffman-kapel 5.05 Charlotte Jacckel zingt aria's 6.30 Hans Beltz, piano 9.20 Dansmuziek door de Artur Guttman-kapel. HAMBURG 372 M. 10.50 Concert 12.35 Gra mofoonmuziek 5.45 „St. Hunerrus". Het No- rag-orkest o.l.v. Otto Ebel von Sosen 9.40 „Deutscher Tanz" van 1900 bis 1932. Leiding: Fritz Gartz. KÖNIGSWUSTERHAUSEN 1635 M. 11.20 Gra mofoonmuziek 12.00 Gramofoonmuziek 3.50 Concert uit Berlijn 10.05 Dansmuziek uit Ber lijn. LANGENBERG 472 M. 11.20 Gramofoonmu ziek 12.20 Concert o.l.v. Eysoldt 7.20 Con cert o.l.v. Wolf 9.40 idem. DAVENTRY 1554 M. 12.50 Orgelconcert door Reginald Foort 3.20 Vesper in de Westmin ster Abbey 4.25 Concert door Moschetto en zü'n orkest 11.20 Het B.B.C.-dansorkest o.l.v. Henry Hall. PARIJS (EIFFEL) 1446 M. 7.50 Gramofoon muziek. PARIJS (RADIO) 1724 M. 8.05 Gramofoon muziek 12.50 Concert door het omroeporkest 7.40 idem 9.05 Concert o.l.v. Paul Paray. ROME 441 M. 8.05 Concert 9.20 Concert. WEENEN 517 M. 4.30 Gramofoonmuziek 7.00 Populair concert door het Weensch sym- phonie-orkest o.l.v. Max Schönherr 9.10 Uit het „Conacher". Coscert door Jack Hylton en zijn 22 boys 9.50 Populair concert door het Nadré Hummer-orkest. WARSCHAU 1412 M. 5.20 Populair concert door het omroeporkest o.l.v. St. Nawrot 9.35 Dansmuziek. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS TURIJN, 31 Oct. (United Press). De nieuwe automobielweg TurijnMilaan, die op 25 Oct. bij gelegenheid van het tienjarig herdenkings feest van het Fascisme geopend werd, is een meesterwerk van wegenbouwtechniek, waarin Italië trouwens de laatste jaren steeds meer uit blinkt. De nieuwe autoweg is 125 kilometer lang en zóó aangelegd, dat bochten nagenoeg vermeden worden. Daar waar een bocht noodzakelük bleek, werden de overgangen zoo geprojecteerd, dat men nauwelijks het buigen van den weg be merkt en nergens zijn snelheid behoeft te ver minderen. Nog een groot voordeel heeft deze autoweg: zij wordt nergens op gelijk niveau gekruist. Spoorwegovergangen en kruisende wegen wor den over- of onderlangs gevoerd. Daar boven dien de weg 20 Meter breed is, wordt de snel- heidsgrens, die men er op kan bereiken, enkel en alleen bepaald door de rijcapaciteit van den auto. De weg heeft een stevig beton fundament, waarop een bijzonder geconstrueerd teerdek, dat slippen voorkomt en bovendien goed „pakt," waardoor de snelheid bevorderd wordt. Wanneer men weet, dat deze weg door natte rijstvelden en over tallooze rivieren, kanalen, weg en spoorlijnkruisingen is aangelegd, dwingt deze prestatie eerbied af; 89 kleine bruggen, 72 groote bruggen of viaducten en 84 overspan ningen bleken noodzakelijk. Bü het beginpunt te Turijn, niet ver van den ouden weg naar Verdelli, is een nieuw plein met kringverkeer aangelegd. (United Press). Het moet voor Herbert Dawlish een on- draaglyke gedachte zün geweest, dat hü dien moord nooit zou hebben begaan, als de kellnerin niet zoo getreuzeld had. Dawlish had nog juist tien minuten tijd voor z'n trein vertrok, en hü had een geweldigen honger. Daarom rende hü de wachtkamer in en bestelde een kop thee en een broodje. De kellnerin liep langzaam naar 't buffet, onder- wül hier en daar een tafeltje schoonmakend, zoodat er al drie minuten om waren, eer zij z'n bestelling had opgegeven. Dawlish verging in dien tusschentijd van ongeduld. Toen 't ver langde eindelijk voor hem stond, had hij nog maar twee minuten voordat zijn trein vertrok. Terwül de trein al in beweging was, kwam hü het perron oprennen. Er verscheen een ver drietige uitdrukking op zijn gezicht, omdat hij nu niet meer bij het clubje zou kunnen gaan zitten, waarmee hü altüd naar huis reisde en waardoor hij dus ook z'n spelletjte kaart zou missen. Hij vermeerderde z'n vaart en terwül het stationspersoneel hem luid schreeuwend waarschuwde het niet te wagen, slaagde hij er in een portier open te krügen en zich met z'n tasch naar binnen te werken. Met een diepe zucht liet hij zich op een leege plaats neer vallen. De man, die tegenover hem zat, ze waren de eenige reizigers in den coupé keek Her- bert belangstellend aan. Het was iemand van om en nabij de veertig, met twee gouden tan den en een zwaren gouden horlogeketting dwars over z'n buik. Hü mompelde iets van: „net op 't nippertje". Daarna vertelde hij, dat Dawlish gelukkiger was dan een zekere Sam Biggs, dien hij had gekend en die, bij een poging om op een rijdenden trein te springen, tusschen de treeplank en het perron bekneld geraakt en vüf minuten later dood opgenomen was. „Een vreeselük gezicht", besloot hij z'n ver haal, „ik hoop zoo iets nooit meer te zien in mün leven." Herbert nam den man eens goed op. Hü hield niet erg van dit type en kon een gevoel van afkeer niet onderdrukken. Daarom mom pelde hü maar iets, om zich van hem af te maken en wilde een boek uit z'n tasch halen en wat gaan lezen. Maar toen de man hem voorstelde, een spelletje te kaarten, klaarde z'n gezicht op. Hij was een hartstochtelijk kaart speler en nam het voorstel dan ook direct aan. „Hier heb ik al een spel", zei hij, in z'n zak tastend. Terwül hü naar de kaarten zocht, kwamen z'n vingers in aanraking met iets hards. Verlegen glimlachend haalde hij het te voorschijn. Het was een automatisch pistool, dat hij z'n medereiziger liet zien, met de woor den: „Wees maar niet bang, hoor! Ik heb er geen kwade bedoelingen mee. Ik kocht het ding vandaag in de stad. Ik ben lid van een schiet- club en nu hebben we gisteren besloten ook met revolvers te gaan schieten. Allemachtig aardig!" De ander knikte. „Mag ik eens zien?" vroeg hy. Hü bekeek het met den blik van een kenner. „Een handig ding; en het is waarachtig geladen ook!" „Och.... ja. Ik heb meteen maar wat patro nen gekocht. Maar het staat af. Het kan dus geen kwaad. Nu, wat zullen we spelen? Kent u misschien zes en zestigen? Dat is een aardig spel voor twee personen." „Jawel, dat heb ik vaak gespeeldvroeger ging ik namelük „Wilt u even afnemen?" Herbert Dawlish deelde. „Om hoeveel zullen we spelen?" vroeg hij, een vluchtigen blik op zijn overbuurman wer pend. „Om een gulden het spelletje." Dit antwoord verrastte Dawlish. Hij speelde nooit zoo hoog, maar troostte zich met de ge dachte, dat het wel niet zoo'n vaart zou loopen. Dawlish zag al gauw, dat de man met den dikken gouden horlogeketting meer kaart had gespeeld. Hij hield er een manier op na om de kaarten te deelen en te schudden, waardoor je haast niet eens kon zien waar ze bleven. Zóó gauw was hü er mee. Hü likte aan z'n duim en de blaadjes karton schoten vliegensvlug door z'n vingers. Dawlish moest bijna altijd betalen. Vijf, tien, vijftien, vüf en dertig, vyftig gulden. Na een half uur had hij al zestig gulden verloren. Een hoogroode blos kleurde z'n wangen. Hij veegde z'n gezicht af met zün zakdoek, klemde z'n kaken op elkaar en deed wanhopige moeite om „Nou hoor mevrouw, u bent ook niet eerlijk. In mijn gezicht praat u altijd anders dan ik door het sleutelgat hoor!" al z'n aandacht op zijn spel te concentreeren. Lang reeds voor de trein het eerste station, waar gestopt moest worden, was genaderd, was Dawlish verlies tot vijf en zestig gulden opge- loopen. Hü zon op middelen z'n geld terug te winnen. Een doodelüke angst deed zün hart wild kloppen. Hij had veel verloren.... veel meer dan hij zich veroorloven kon. Het was de tweede van de maand en hü had verschillende betalingen te doen, die geen uitstel duldden. Toen hij zeventig gulden had verloren, leun de Dawlish achterover en veegde met z'n zak doek het zweet van zijn voorhoofd. Hü zag doodsbleek en z'n mondhoeken trilden ver raderlijk. „Het spijt me", mompelde hü, „maar ik kan niet verder spelen. Ik heb geen cent meer." De man tegenover hem hield op eens met fluiten op. „Kük eens", begon Dawlish haperend, „het is wel zonder- I Qs*lir\'t\'t\r>'n- ling om het te vra- kjC HUJJJJtjll gen.... maar zou ui J me dat geld niet i J\dS kunnen teruggeven? i Voor een korten tüd slechts, bedoel ik. Ik zal het u later terug be talen. Maar ik kan het nu niet missen. Ik De ander staarde Dawlish verbaasd aan. Op eens begon hij onaangenaam te lachen. „Neen maar, die is goed!" riep hy. „Die zal ik aan mün vrouw vertellen, als ik thuis kom. Ze zal zich een stuip lachen! Neen vriend, daar kan ik niet van in komen. Ik ben geen lief dadige instelling. „Ja, maar", hernam Dawlish, „ik zal het u verklaren. U begrijpt het niet. Het is omdat ik...." „Uw zaken interesseeren me geen lor", viel de ander hem in de rede; „ik begrijp niet, hoe je het in je hoofd durft halen, om zoo iets te vragen. Je hoort nog in de kinderkamer thuis. Hè, wat voor den dui...." „Handen op!" riep Dawlish, de revolver op den man tegenover hem richtend. Z'n oogen schoten vuur en zün gezicht was door angst verwrongen. „Handen op!" Dawlish was niet van plan een moord te be gaan. Hij wilde den ander alleen maar dwin gen, door hem angst aan te jagen, het geld terug te geven. Hü was ten einde raad. Hy durfde in geen geval naar huis gaan en zijn vrouw te vertellen, dat hij zeventig gulden ver loren had met kaarten. Maar vuurwapens zijn gevaarlijke dingen om mee te spelen. De oogen van den ander verkleinden zich; met opgehe ven vuist sprong hü plotseling overeind. En Dawlish, zonder eigenlijk te weten, wat hy deed, haalde den trekker over. Een oogenblik later stond Dawlish tegenover een zielloos lichaam. Midden in het voorhoofd was een klein, rond gaatje met een bloedigen rand. Daar was de kogel doorgedrongen. Met bovenmenschelijke inspanning slaagde Daw lish er in, z'n kalmte terug te krijgen. Z'n her sens werkten koortsachtig snel om een uitweg te vinden. Hij stond juist op het punt het lijk uit het raampje te werpen, toen zün blik viel op het gouden polshorloge van den man, dien hü ge dood had. Een ingeving deed hem de wüzers een uur terug zetten. Toen gaf hij een slag op het horloge, zoodat het stil bleef staan. Wan neer men nu het lichaam vond, zou men den ken, dat de misdaad was begaan op den tijd, dien het horloge aanwees en men zou dus tot de conclusie komen, dat de man met een vroe- geren trein had gereisd, en hij, Dawlish, zou buiten verdenking blijven, want een uur vroe ger zat hij nog op zün kantoor! Voorzichtig deed hij het portier open, keek naar buiten of er niemand op de lün aan 't werk was en «Jterp toen het doode lichaam met inspanning van al z'n krachten uit den coupé. Lionel Venner, van Scotland-Yard, zat den volgenden morgen in den trein van acht-uur- veertig. Hij en twee anderen begroetten Daw lish met een vroolijken uitroep, toen deze, zoo als gewoonlijk, zich by hen voegde. Gedurende tien jaar hadden deze vier onderweg van en naar de stad steeds kaart gespeeld. „Kom, ouwe jongen, de kaarten!" riepen zy, toen Dawlish was gaan zitten. „Maar, waar heb je gisteravond gezeten? „Ik was te laat", antwoordde Dawlish. „Ik kon den trein nog net halen. Zeg.:., hebben jullie de krant gelezen? Die moord in den trein van vijf uur?" Smith, die Dawlish' kaarten uitzocht, knikte. „Hij is er uitgegooid, die arme kerel", zei hy. „Z'n gezicht moet zóó verminkt zün, dat hü niet meer te herkennen was, las ik. Heb jü er nog iets meer van gehoord, Venner?" Venner glimlachte flauwtjes. „Heel wat, maar ik mag niets vertellen. Twee uur na den moord heb ik het lük gezien. Ze hebben me met een auto van huis gehaald." „Zeg Dawlish", merkte Smith op, „je kaarten zijn niet compleet. Schoppen-Aas is er niet bü." „Hü zal nog in mijn zak zitten", zei Dawlish. Maar Venner bespaarde hem de moeite er naar te zoeken. De man van Scotland-Yard keek plotseling heel ernstig, toen hü een kaart uit z'n eigen zak haalde. „Neen", sprak hij. „Hier is-ie, als ik mü niet vergis." Hij liet Dawlish de Schoppen-Aas zien, de Schoppen-Aas die uit het pak gemist werd. „Waarachtig, dat is hem!" riep Smith. „Hoe kom J er agn?" Venner keek Dawlish strak aan. Toen legde hy z'n hand op diens arm. „Dawlish", zei hü, „het doet me werkelük veel pün, maar ik moet het wel doen. Je bent mijn arrestant. Die Schoppen-Aas is in de mouw van den vermoorde gevonden." A j'. op dit blad zijn ingevolge de verzekerings voorwaard en tegen Oflfkfl by levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/I bü een ongeval met O Cf! bij verlies van een hand f IOC bij verlies van een C/I bij een breuk van Af! bü verlies van "n AllC Cl O OTITIC O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OVUU»-verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop een voet of een oog# A£tO%" duim of wysvinger been of arm/ Tri/»" anderen vinger (Vrij naar het Duitsch) es 29 Werkelük het was nog niet zoo ge heel en al onmogelijk, dat men hier met wat anders, dan met een poging tot oplichting te doen had. Vreemd bleef alleen, dat de graaf zelf en zün gezin er zoo geheel bulten schenen te staanAls zü er buiten stonden, wat voor belang konden anderen dan bü de zaak heb ben? Helfrich had het bübeltje van nummer 61 weer aan den commissaris teruggegeven, zon der er een of andere opmerking aan vast te knoopen. Ook aangaande zijn verder weder varen bleef hij gesloten, zoodat de commissaris begon te gelooven, dat de detective geen succes had gehad, en daar liever niet over spreken wilde. Maar op den voormiddag van den 15en Nvember verscheen Helfrich bij den commis saris, en stelde hem voor, nummer 61 naar een andere cel over te brengen, waar het hem mo- gelü'k zou zijn, om haar ongemerkt gade te slaan. De commissaris glimlachte toegevend, zooals men om de grillen van een kind glimlacht. Je houdt dus nog altijd vast aan je theo rie van de geheime boodschap? zeide hij. Ik dacht, dat je daar langzamerhand al een beetje van teruggekomen was. Helfrich haalde zijn schouders op. Men doet, wat men kan, zeide hij schijn baar onverschillig. Misschien is dit mün laatste poging in deze zaak. Nu, goed. Maar daarom hoeft nummer 61 niet verplaatst te worden. Ik ben namelijk zelf ook al op dadelük dp de gedachte gekomen, om haar gade te slaan. En hü streek zelfvoldaan over zün baard. Zoo? zei Helfrich bescheiden. Dan mag ik zeker wel dadelük gaan, en me door den bewaker de cel naast haar laten aanwijzen? Jawel. De commissaris schreef een paar woorden op een stuk papier en reikte dit den ander over. Geef dat maar aan Berner. En veel suc ces! voegde hü er vroolük bü- Helfrich boog, en wilde gaan, toen de com missaris hem nog even terughield. Je hebt altijd nog die drie nummers van de „Digger News", nietwaar, die we bij Wil son's zaken gevonden hebben? Heb je daar nog wat van belang in gevonden? Neen, Ik zal ze u morgen teruggeven. Excuseer me, dat ik het tot dusver vergeten heb. Ze zijn natuurlijk volkomen veilig opge borgen. Prachtig. Het is alleen maar, dat we alles mooi in orde hebben, als de zaak voorkomt. Dat zal geen volle acht dagen meer duren. XXIX Helfrich trof den gevangenbewaarder in een buitengewoon slecht humeur. Toen hü hem vroeg, wat hem zoo dwars zat, begon de man dadelijk op „de blikskatersche wijven" te schel den, die het een eerlijken kerel zoo verduiveld moeilük maakten, en je nooit met rust lieten. Daar was dan gisteren zoo iemand bü zijn vrouw geweest en had haar twee uur lang voorgepraat, wat een meevallertje haar man zou kunnen hebben, als hij maar wou. Hü had niets anders te doen, dan een oogje toedoen, als morgen de gevangenen van de „preven tieve" hun dagelijksche wandeling op de bin nenplaats maakten. Natuurlük had zijn vrouw dat voorstel met verontwaardiging afgewezen. Hü zou toch zeker zichzelf en zün gezin niet van zün brood berooven, door zoo'n domheid uit te halen! Helfrich vroeg hem, of hij er een vermoeden van had, terwille van welken gevangene hij een oogje had moeten toedoen. De man zei van neen. Hij wilde het ook niet eens weten. Hij deed zijn plicht, zooals het hoorde en bekommerde zich verder nergens om. En wat denk je van nummer 61? vroeg Helfrich tenslotte. Het gezicht van den gevangenbewaarder kreeg een vriendelyker uitdrukking. O, wat die betreft, zou ik willen, dat we ze zóó allemaal hier hadden. Met een ge dweeër schepsel heb ik nog nooit te doen ge had. Die maakt het iemand nog eens gemak kelijk! Bij haar heb je geen heimelyke pogin gen, om zich met andere gevangenen te ver staan, geen complotjes, of wat voor onregel matigheid dan ook. Ze doet alles, wat je haar zegt, spreekt nooit een woord, en schijnt hee- lemaal in haar lot te berusten. En toch is men terwille van die gevan gene gisteren bij uw vrouw geweest. Let goed op, Berner. Men brengt van buitenaf alles in gereedheid, om nummer 61 te helpen ont vluchten. De gevangenbewaarder glimlachte ongeloo- vig, en schudde het hoofd. Onmogelük! mijnheer Helfrich, u moet u bepaald vergissen. In de eerste plaats: ont vluchten! Dat bestaat bü ons heelemaal niet. Ik ben hier 15 jaar in dienst geweest en nog nooit Éénmaal kan het de eerste keer zün. Let goed op, Berner. Ik geef je een goeden raad, verlies nummer 61 vandaag niet uit het oog. Geen zorg, münheer. Tusschen deze mu ren uit ontsnapt niemand. De cel naast nummer 61 was leeg. Door een apparaat, dat de beambte naar goeddunken in werking kon stellen, kon men een groot deel van de cel daarnaast voorzien, zonder dat de gevangene er iets van vermoedde. Helfrich zag het meisje op haar brits zitten. Zü had de handen in haar schoot gevouwen en keek zwij gend voor ach uit. Haar gezicht scheen onbe wogen en onverschillig. Niettemin kwam het Helfrich voor, alsof nu en dan een onrustige blik in haar oogen kwam. Tegen den middag kwam de gevangenbe waarder samen met een andere gevangene, die bü wijze van noodhulp als oppasser dienst deed, om de gevangene voor de dagelijksche wande ling af te halen. Na een uur kwamen ze terug en kort daarop bracht de gevangenbewaarder, wéér in gezelschap van dien anderen gevan gene, het middageten. Helfrich merkte op, dat nummer 61 zich da delük, nadat de beide anderen zich verwijderd hadden, met een bijzondere haast naar dat eten wendde. Zü nam evenwel niets, maar onderzocht ieder stukje nauwkeurig. De com missaris was consciëntieus genoeg geweest, om de gevangene voor het geld, dat hem anonym was toegezonden, ook werkelyk beteren kost te laten geven. Dien dag had men haar, behalve de gebruikelüke portie brood, soep en groente, ook gebraden vleesch gebracht. Het viel Hel frich daarom op, dat de gevangene, die het eten was komen brengen, zonder dat de gevan genbewaarder het merkte, nog een extra bo terham neerlegde. En nummer 61, die den aan wezigen voorraad haastig onderzocht had, greep nu vóór ze nog behoorlijk was beginnen te eten naar dat extra brood, dat uit twee sneden op lekaar bestond. Ze haalde deze van elkaar af, keek er lang en aandachtig naar, en haar gelaat helderde op, terwijl er een blos op haar bleeke wangen kwam. Het brood op te eten, viel haar heelemaal niet in. Zü keek er maar onafgebroken naar, met een gelukkigen glimlach, als kon ze er niet van scheiden. De detective, een en al opwinding, sprong zachtjes op, verliet de cel, en riep den gevan genbewaarder, die juist de gang inkwam. Het wat maar al te duidelijk, dat die boterham een boodschap bevatte. Berner, gauw! Naar nummer 61! Men heeft haar een boodschap binnengesmokkeld. Ik moet die tot eiken prijs hebben. Maak toch in 'shemelsnaam voort! Begrijp je het dan niet? De gevangenbewaarder, die een oogenblik vol ongeloovige verbazing den detective had aan gestaard, snelde nu zelf in de grootste opwin ding naar de deur van nummer 61, die hü openmaakte. Helfrich volgde hem op den voet. Hü wilde zich op niemand meer verlaten. Hü moest zelf zien. Nummer 61 zat thans rustig aan de tafel te eten. Toen de beide mannen binnenkwamen, schrok zü even, maar stak dan gelaten een groot stuk boterham in haar mond, en stond al kauwend op, met een verlegen uitdrukking op haar gezicht. Berner nam de tafel met een scherpen blik op. Het eten was nagenoeg on aangeroerd. De boterham! fluisterde Helfrich hem opgewonden in het oor. Daar moet die boodschap by wezen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9