De Russische revolutie tméml o&n dm dag UIT DE EERSTE DAGEN RADIO-PROGRAM BERGLAND ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSONschoenen: Ongeloof elijk sterk Ongeloofelijk goedkoop degevolgen S„±, """SS De branden j Alle abonné's -f ™'""G NA Het Lijk bij de Mirteboomeo VRIJDAG 4 NOVEMBER Hoe portier Anton plotseling Officier van Justi tie werd Het verloop van de z.g. socialisatie De uitvinding van de fiets Trouwlustig vuurtoren wachter Zaterdag S November Meteoorsteenen FEUILLETON Gedurende de vijftien jaar dat het Bolche- wisme in Rusland reeds bestaat, hebben de communisten ongetwijfeld 'n organisatie in t leven geroepen die in zekeren zin eerbied af dwingt. Al functioneert heel dat uitgebreide bestuursapparaat ook niet zooals men dat in West-Europa graag zou zien, toch hebben de Russische machthebbers die de October-revolu- tie van 1917 deden ontketenen, hun positie weten te handhaven. Maar in de eerste dagen demonstreerde het Bolehewisme een staats manswijsheid die aan het bespottelijke grensde. Tijdens den oorlog en ook onder Kerenski was ik Officier van Justitie bij het hoogste Russische gerechtshof. Op zekeren dag, in het begin van November 1917 (einde October vol gens den Gregoriaanschen kalender) hoorden we tijdens de zitting van het opperste ge rechtshof een geweldig kanongebulder. Een ge rechtsdienaar, die geheel ontsteld de zaal kwam binnenstormen, vertelde, dat muitende matrozen die tot de Bolchewistische partij be hoorden, het winterpaleis bombardeerden, waar in de voorloopige regeering haar zetel had ge vestigd. De zitting had verder haar gewoon verloop. Toen wij onze taak beëindigd hadden, gaf Anton, de trouwe portier, mij zooals altijd mijn bontjas aan en nam afscheid met de ge bruikelijke formule: „Alle goeds, Excellentie!" Toen ik enkele dagen later weer op de recht bank kwam, trof ik in de hal tal van verdacht uitziende individuen aan: soldaten in versleten uniform, studenten in gescheurde jassen, vrou wen met kortgeknipt haar destijds nog een minderwaardige verschijning.en Anton de portier was verdwenen. De trappen van de hal, die altijd zoo kraak-zindelijk gehouden waren, lagen nu vol met eindjes sigaret, afgebrande lucifers, terwijl er overal op den vloer gespuwd was. Daags te voren (7 November) hadden de Bolchewisten het bewind geheel in handen ge nomen. Ik ging naar boven, naar mijn werk kamer. Mijn secretaris keek heel boos: „weet u het laatste nieuw al, Excellentie? Onze oude portier Anton heeft op bevel van den raad van Volkscommissarissen hier de leiding op zich genomen. Op hetzelfde oogenblik kwam mij een gerechtsdienaar tegen die me de hand toestak en zeide: „Goeden dag, kameraad, officier van justitie!" Ondanks al mijn bezorgdheid over den ondergang van het oude heilige Rusland moest ik lachen om den nieuwen toon, die daarbij werd aangeslagen. Eenige oogenblikken later verscheen de oude portier Anton in hoogst eigen persoon in mijn kamer. Hij droeg een zware actentasch en deed heel gewichtig. Hij groette mij met een deftige hoofdbuiging en sprak: „Ik moet thans alle stukken contrölee- ren en teekenen." Er had een totale ommekeer plaats gehad. De oude bediende, die vroeger altijd even gedienstig was geweest, stelde zich thans buitengewoon verwaand aan. Voor mij zat er niets anders op dan geduldig den loop der dingen af te wachten. De nieuwe president van de rechtbank zou voortaan alle stukken teekenen: maar nu bleek, dat kame raad Anton, die ons zeer welwillend behandel de, zelf niet kon schrijven: daarom teekende hij' er een vogeltje bij of zette een kruisje en verder liet hij alles over aan degenen, die het stuk hadden opgesteld. Op zekeren dag nep Anton verschillende hoogere ambtenaren in zijn kamer, waar toen ook de geldkast stond. Hij deed de brandkast open en sprak: „de tij den zijn slecht, alles wordt even duur, neem maar wat geld mee, want ge zult het goed kunnen gebruiken." Hij gaf aan ieder een groot bedrag en voegde er lachend aan toe „We zullen nog wat bewaren voor later." Door de hoogere ambtenaren werd later be sloten om ontslag te nemen, toen de nieuwe machthebbers de constitueerende vergadering uit elkander hadden gejaagd. Daar ik nog eenig geld bezat, kocht ik een voorraad levensmidde len vooral conserven, want versch vleesch was er al lang niet meer te krijgen. In een comesti- bleswlnkel kwam ik een goeden kennis tegen, een ambtenaar aan het departement van justi tie, die uit Moskou gekomen was. Tot zijn eigen verbazing was hij door de nieuwe regee- nng Procureur van de H. Synode geworden. Andere kennissen hadden het niet zoo goed getroffen. In mijn huis woonde ook een Bal- tische baron, die bij gebrek aan contanten zwart zag van den honger. Op zekeren dag kwamen er enkele soldaten van het roode leger met publieke vrouwen bij zich. Het gezelschap, dat onder den invloed van sterken drank was, wilde in ieder geval „muziek hebben", en zij verzochten den baron, die als een muzieklief hebber bekend stond, hun zijn Bechtsteinvleugel te leenen. De baron wilde hen aan de deur zet ten, toen een der soldaten een groot stuk schapenbout te voorschijn haalde, iets wat mijn vriend in langen tijd niet meer gegeten had. De baron bezweek voor de verleiding: hij ruilde zijn kostbaren vleugel voor een stuk schapen- vleeschDe vleugel werd weggehaald en de baron had weer een paar dagen vleesch te eten. Ik ging toen naar mijn villa in de buurt van Petrograd en kwam juist op tijd om nog getuige te zijn van de socialisatie van al mijn bezit tingen. Men weet hoe de Sovjets thans hun best doen om ieder kunststuk te bewaren en van den ondergang te redden. Toen was het nog wat anders. Een ambtenaar schatte alle kunstvoorwerpen, die ik in m'n be zit had. Voor een schilderij van Tsaar Paul, dat vóór de revolutie was aangezocht voor het Erimitage-museum bleef hij staan. „Wat is dat voor een onding?" vroeg den kunstkenner. „Dat is een zeldzaam portret van Tsaar Paul," gaf ik ten antwoord. „Zoo, dus een Tsaar!" bromde de kunstkenner. „Kameraad, schrijf op 2 roebel. De schilderij was zeker 25.000 roebel waard. Een mahoniehouten tafel, zuiver Em- pire-stijl werd op 3 roebel geschat. Zoo werden al mijn kunstschatten, die zeker een waarde van 100.000 Roebel vertegenwoordigden, geschat op 200 Roebel. Toen ik in Petrograd terugkwam hoorde ik, dat een van mijn vroegere bedienden, die aan mij alles te danken had, mij bij het commis sariaat aangeklaagd had als „een gevaarlijk imperialist." Mijn huis werd voortdurend bewaakt. Ik kon niet beter doen dan recht naar het station te gaan en langs het door de Duitschers bezette gebied van Noord-Rusland een uitweg te zoe ken naar het gastvrije Duitschland. (Nadruk verboden). W. VON DERUGIN, Kamerheer van den Tsaar. In 1790 vond de Sivrac een tweewielig voer tuig uit, waarvan de wielen achter elkaar ge plaatst waren. Door zich met de voeten tegen den grond af te zetten kon men zich hierop met een zekere snelheid voortbewegen. Daar het voorwiel niet draaibaar was, was het voertuig niet bestuurbaar. Freiherr von Drais vond in 1817 een loop machine uit, bestaande uit een houten stellage op twee wielen, waarvan het voorste door middel van een stuurstang bewogen kon worden. De voortbeweging geschiedde als bij het toestel van de Sivrac. De werktuigkundige Birch maakte hefboomen die door middel van de armen de machine in beweging brachten. In denzelfden tijd, n.l. 1821 vond Hespe in Hannover een driewieler uit met trapbeweging. In 1853 vond ook Sawayer te Dover een twee- wieler met trapbeweging uit, waarmee een snel heid van 7 a 8 K.M. per uur kon worden bereikt. Reeds in 1855 kwam de jonge Ernest van Michaux te Baarle-Hertog in Brabant op de gedachte aan een Drais-machine pedalen te maken met een ketting naar het achterwiel. In 1894 is te Baarle-Hertog ter eere van Ernest en Pierre Michaux, uitvinders en fabri kanten van de fiets met pedalen, een gedenk- teeken opgericht. Omstreeks 1880 volgde pas de geleidelijke ver vanging van een houten frame door de stalen buizen constructie. In 1888 volgde de uitvinding der luchtbanden door Dunlop. Hoe komt een vuurtorenwachter aan een vrouw' Dat was het probleem, waarover Juan Alvarez zich al lang het hoofd heeft gebroken. Weken achtereen moest hij onafgebroken dienst doen op den vuurtoren, van de geheele wereld afgesneden, en de weinige vrije dagen, die hij in zijn klein vissehersdorpje doorbracht, boden hem ook al geen gelegenheid, met leden van het schoone geslacht in aanraking te komen. Eindelijk had Juan Alvarez zijn plan uitge dacht. Hij wierp honderd flesschen in zee, in elk waarvan zich een huwelijksadvertentie met zijn portret en adres bevond. En inderdaad werd op die flesschen gereageerd. Maar- niet op de manier, die de vuurtorenwachter bedoeld had. Het was geen trouwlustige schoone, die naar het vuurtorenland kwam, maar een motorboot met ambtenaren, die hem van zijn hoogen post omlaag haalden en hem zijn ontslag overhan digden, daar hij zich onwaardig had gedragen en zijn ambt aan spotternij had blootgesteld. Wat was er gebeurd? De strooming had alle honderd flesschen naar de elegante badplaats in de nabijheid gevoerd; daar had men de ad- vertentie gelezen en een hoongeiach was het gevolg geweest. Een krant nam het geheele ver haal op met portret en naam en de regeering achtte dat een groote blamage, waardoor haar dienaar zich onmogelijk had gemaakt. Juan Alvarez is dus als vuurtorenwachter ont- felagen, maar het lot is hem toch niet slecht ge zind. De krant, die op de hoogte werd gesteld van den minder vroolijken loop, die de gebeurte nissen hadden genomen, ontfermde zich over hem en gaf hem een plaatsje als bode van de redactie. En bovendien heeft hij toch zijn doel bereikt, want binnenkort zal hij trouwen met Carmen Olivera, die op hetzelfde bureau werk zaam is. HUIZEN, 1875 M. K. R. O. 8.00 Morgen concert; 10.00 Gramofoonmuziek;. 11.30 Gods dienstig halfuurtje door pastoor L. H. Perquin O. P.; 12.00 Politie-berichten; 12.15 Trio Wim Metselaar; 1.45 Rustpoos voor het verzorgen van den zender; 2.00 Halfuurtje voor de rij pere jeugd; vragen en antwoorden van pater J. Dito; 2.30 Kinderuurtje; 4.00 H. I. R. O.; 5.00 Gramofoonmuziek; 5.15 Esperantonieuws; 5.30 Gramofoonmuziek; 6.20 Journalistiek week overzicht, door Paul de Waart; 6.40 Gramo foonmuziek; 7.10 Kath. Radio Volks-Universi- teit; 7.30 Politie-berichten; 7.45 Sportpraatje; 8.00 Operette-avond door de Wiener Operette- Gesellschaft; 9.00 Microfoonvertelsel; 9.15 Pers berichten van het Persbureau Vaz Dias; 10.30 K. R. O.-boys, o. 1. v. Piet Lustenhouwer. HILVERSUM, 296 M. V. A. R. A. 8.00 Gra mofoonmuziek; V. P. R. O. Morgenwijding; V. A. R. A. 10.15 Uitzending voor arbeiders in de con tinubedrijven; 12.00 „De Notenkrakers", 0.1. v. Daaf Wins; 2.00 Rustpoos voor het verzorgen van den zender; 2.15 Gramofoonmuziek; 2.50 Hoe werd ik socialist?, vraaggesprek; 3.10 Or gelspel; 3.50 Beoefening der huismuziek; 4.30 Onthouders Radio Comité; 4.50 Gramofoon muziek; 5.40 Literair overzicht door A. M. de Jong; 6.00 Volksliederen door de zanggroep de „Wielewaal" der Amsterdamsche A. J. C., o. 1. v. Piet Tiggers; 6.30 De Flierefluiters; 7.00 Uit zending vanwege den Vrijdenkers Radio-Om roep; 8.00 Zaterdagavondprogramma; 10.30 Persberichten van het Persbureau Vaz Dias; 11.15 Gramofoonmuziek. BRUSSEL, 509 M. 12.20 Concert door het Max Alexys-orkest; 5.20 Concert door het om roeporkest o.l.v. Kre Walpot; 6.50 Gramofoon muziek; 8.20 Concert door het omroep-sympho- nie-orkest o.l.v. Arthur Meulemans; 10.30 Con cert. KALUNDBORG, 115 M. 1.50 Gramofoon muziek; 2.50 Omroeporkest o.l.v. Emil Reesen; 7.20 Vioolsonate; 9.50 Louis Preii's instrumen taal ensemble; 10.20 Dansmuziek. BERLIJN, 419 M. 7.50 „Der Waffen- schmied", opera-comique in drie bedrijven van Lortzing. HAMBURG, 372 M. 12.35 Gramofoonmu ziek; 3.50 Concert door het Noragorkest; 6.50 Harprecital; 10.10 Dansmuziek. KöNIG WUSTER1I AU SEN, 1635 M. 1.20 Gramofoonmuziek; 3.50 Concert. LANGENBERG, 472 M. 12.20 Concert O.I.V. £JI11I1IIIIIIIIIIIIII IIIIIMIIHIIIIMIIU i Ach, de vlakte van ons landje i Wordt waarschijnlijk weggevlakt Want een berg geejt perspectieven Tot een vroolijkheid, die pakt! Drooggelegdhet is bewezen, lat is nog maar zoo la-la In wat dijken niet vermogen at doen bergen beter na! aarom is er een commissie westelijk geïnstalleerd, He het bergen te verzetten Thans hoog-grondig bestudeert! msterdam moet dus zijn Jungfrau Of Mont Blanc, of wat u wilt. Als men zich bij deze plannen Aan dien berg maar niet vertilt! Want gewoonlijk gaan de planner Mijlen boven onze aard' Dan gebeurt het, dat het bergje Slechts een simpel muisje baart Toch, een berg, het is uit-stekend, En geen mensch die dit betwist. Zijn wij met die alpenmutsjes Niet reeds drie kwart Alpinist? 1 MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) ÜlllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllUlllllilllllIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIÏT Wolf; 1.55 Gramofoonmuziek; 10.05 Concert o.l.v. Wolf. DAVENTRY, 1554 M. 12.20 Concert door het Schotsche Studio-orkest, o.l.v. Guy Dai- nes; 1.50 Concert door het Commodore Grand Orkest o. 1. v. Joseph Muscant; 3.50 Concert door het B. B. C.-orkest; 5.05 Orgelconcert; 7.50 Pianorecital; 8.20 Populair opera-concert; 11.00 Ambrose en zijn orkest. PARIJS (Eiffel), 1446 M. neel. 8.05 Radio-too- PARIJS (R.), 1725 M. 8.05 Gramofoon muziek; 12.50 Populair concert. MILAAN, 331 M. 8.05 „Hans le joueur de flüte", operette van Ganne. ROME, 441 M. 8.05 Orkestconcert o.l.v. Marchensi. WEENEN, 517 M. 5.05 Populair concert door het Johan Wilhelm Ganglberger-orkest; 10.05 Gramofoonmuziek. WARSCHAU, 141 M. 7.20 Populair con cert; 9.25 Pianorecital; 10.20 Dansmuziek. BEROMUNSTER, 460 M. programma. 9.00 Cabaret- VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Freddy Vrijdag Wilde graag, dat eenige vuile potten, die hij gevonden had in het hok voor het keukengerei aan boord van het vergane schip, werden gewasschen. Hij meende, dat men ze goed kon gebruiken om er uit te drinken, als ze schoon waren ge maakt. „Ze zitten te dik onder stof om ze te wasschen," zeide Ivy. „Stof ze eerst af met een harden borstel, dan zal ik ze voor je wasschen." Freddy kon evenwel geen borstel vinden en hij vermaakte iedereen door de potten af te stoffen met zijn geitachtigen baard. Doch onder de potten, welke hij van het wrak had meegebracht, was ook een oude pot met lijm, waarvan i mi '«•SHfTWe een beetje aan den buitenkant zat. Freddy Vrijdag zag niet, wat hij be zig was af te stoffen, doch ontdekte spoedig, dat zijn „sikkie" aan den pot vast zat. Hij probeerde het baardje er af te trekken, doch hij had alleen pijn aan zijn kin er van en hij had het gevoel, alsof hij zijn haren tot aan de wortels er af trok. „We zullen het zaakje met de schaar moeten afknippen," meen de hij. Ivy hield den lijmpot vast, terwijl Willie Woensdag de schaar ging halen. „Knip de haren zoo dicht mogelijk bij den lijmpot af", bromde de zee man. (Morgenavond vervolg.) (Ingezonden mededeeling) F?iioi.tas was cuun uag drie-dii-ucxug gewux- den. Ze was 's morgens vroeg uitgereden te paard en ver weggedwaald, verzonken in gedachten, die niet al te vroolijk waren. Drie-en-dertig en ongetrouwd. Een vrouw, zonder eenige romance in haar leven. Een vrouw, die de jaren zag voorbijglijden in de strenge weelde van een oud kasteel, naast een grijsaard en een oude tante. Een vrouw, die nog opgevoed was in de stijve begrippen omtrent stand, eer en afkomst. Een vrouw, die nooit een werkkring had gehad en die waarschijnlijk nooit zou trouwen. O, er waren kansen genoeg ge weest. Maar de éénige maal, dat Felicitas er voor voelde toen was ze nog heel jong was de partij „beneden haar stand" geweest. Een Bakery-Huntlington trouwt niet met een gq- woon advokaatje, zoon van een fabrikant. Feli citas, barones Bakery-Huntlington, had daarna ettelijke malen een passende partij kunnen doen, maar dat waren juist allen mannen, die zij zich niet als echtgenoot wenschte. In dat opzicht had zij haar wil steeds doorgezet bij de fami lie. En nu was ze drie-en-dertig geworden en voelde zich oud, heel oud. Ze zag zichzelf als een oude vrijster, een beetje zielig, een beetje belachelijk, met sporen van een ééns betoove- rende schoonheid, en met een eenzaam, honge rend hart. Ze beet de tanden op elkaar. Een Bakery-Huntlington huilt niet, was haar als kind geleerd. Haar oudste broeder was in den oorlog gevallen en ze had noch haar moeder, noch haar vader zien schreien. Toen haar moe der stierf, verbeet ze haar tranen, om den waardigen rouw van haar strengen, stillen va der na te bootsen. Maar soms voelde ze een onzinnigen lust haar vuisten te ballen en er mee te slaan op de hooge ruiten, te trommelen op tafels; lust iets stuk te smijten, te stamp voeten, te schreeuwen, iets te doen, dat de eeuwig waardige kalmte van het kasteel ver brak. O, de leegheid, de gapende leegheid van dit bestaan! Felicitas schrikte uit haar gedachten op. Er gloeide iets tusschen de boomen van het bosch, een vreemde gloed. Ze zette haar paard aan en reed tusschen de boomen door, naar den weg. Toen zag ze, dat ze zich niet vergist had; er stond een boerderij in brand. Felicitas rende in galop er heen. Ze was blü, dat iets de moordende leegte van dezen morgen kwam vullen. Van ver af hoorde ze het angstige janken van een kettinghond, het loeien van koeien en het wilde kakelen van kippen. Toen ze dichtbij was, rende een man in een overall gekleed, met vuil gezicht, het brandende huis uit, naar de stallen. Felicitas sprong van haar paard en rende hem na. Er waren niet veel woorden noodig. De paarden en koeien moesten worden gered, ze zouden anders verbrand zijn, voordat er hulp aanwezig kon zijn, want de hoeve lag eenzaam. Felicitas herinnerde zich, dat de oude pachter een jaar geleden gestorven was, dit moest de nieuwe eigenaar zijn. Voor een aristocrate die „in de watten" was grootgebracht, toonde Felicitas aardig wat koel bloedigheid, moed en kracht. Met vereende krachten slaagden zij er tezamen in, de dieren naar buiten te drijven, voordat de stal in lichter laaje stond. Toen keken ze elkander voor het eerst aan. Felicitas was er ook niet schooner op geworden en ze lachten beiden. De man ging naar de pomp op het erf en begon water te put ten, waarin Felicitas gezicht en handen wasch- te, waarna zij ze met een zakdoek van een wild vreemden jongeman afdroogde, een ongehoord avontuur voor een Bakery-Huntlington! Toen ook hij zich gewasschen had, zag ze een ge bruind, sympathiek gelaat, met ernstige, grijze oogen en een sterken mond. Juist het soort ge laat, waarvan zij hield. Ze gingen, moe en warm, naast elkander op een stoep zitten. De man had eerst van binnen melk gehaald en bood haar een glas aan. Felicitas genoot ervan. Ze liet de zon vol op zich schijnen, dronk gre tig haar melk en beluisterde welk een rust nu weer was teruggekeerd. Hij vertelde in korte woorden, dat een knecht de brandweer was gaan halen in het dorp. Het was nutteloos, te trach ten om met emmers water de vlammen te doo- ven. Dus bleven ze zitten en na een oogenblik zei Felicitas: Het is jammer van de stallen. Bent u ver zekerd? Hij keek op. Ja, alles is verzekerd, antwoordde hij kalm. Op de stoep zittend begonnen ze toen te pra ten over het landelijke leven. Felicitas was het wonderlijk te moede. Zij leek eensklaps aan een kruispunt in haar leven gekomen. Dien morgen had ze het al gevoeld, toen de gedachte aan haar drie-en-dertig jaren haar zoo verschrikte. Nu wéér was het, alsof het leven haar voor een keuze stelde. Verder vegeteeren, het werkelijke leven nooit leeren kennenZe sloot even haar oogen. Hoe kil en doodsch leek haar het ouderlijk tehuis, in tegenstelling met deze om geving. Ze trachtte zich in te denken hoe het zou zijn, nu naar huts te rijden, zich te ver- kleeden, gelukwenschen in ontvangst te nemen. Vanmiddag kwam de oude vriend van haar va der, Viscount Esterlay, met vrouw en dochter. Een vroolijke oude man, die zijn dochter veel moderner had opgevoed en die erin had toege stemd, tot ontzetting van Felicitas' vader, dat zij zich verloofde met „een gewoon burgerlijk man". Felicitas dacht aan het gezicht, dat haar vader zou zetten als hij haar hier zag zitten praten met een.... ja, wat was hij eigenlijk? iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii noemae men zooiets. Misseinen in de stad mislukt, een van de vele werklooze intellec- tueelen, want dat hij geen geboren boer was, merkte ze wel, ze was niet voor niets hier opge groeid. Energie en kracht spraken uit zijn trek ken. Hoe dan ook, deze man kon niet geheel mislukken. Hij had alle vooroordeelen van zich geworpen en bouwde een nieuw bestaan hier op. Was dat niet veel beter, dan met het één of andere nutteloos diploma rond te loopen. Feli citas bewonderde hem stil. Als zij zoo zou kun nen zijn! Tien jaar geleden had zij dezen moed behooren te hebben. Weggaan, haar eigen leven opbouwen, armoede en strijd trotseeren, mis schienmaar leven, leven! En nu., nu was ze niet zoo jong meer, ja, ze voelde zich oud, al merkte zij, dat zijn blikken bewonderend op haar rustten. Haar wogen die drie-en-dertig jarenO, het nog eens te kunnen overdoen! Eenvoudigweg leven, zich losworstelen van dwa ze vooroordeelen en verouderde begrippen, mensch zijn onder menschen.... en dan een man te vinden, als dézen man, een kameraad.. Felicitas stond bruusk op. Ik moet nu gaan, zei ze en haar stem klonk eensklaps wat heesch, ik tuiglijk stak ze i hem de hand toe. Nog éénmaal keek ze in die rustige, grijze oogen. Ik moet hier nooit meer terugkomen, dacht ze, toen ze wegreed. Ik zou dwaasheden kunnen doen.... Maar een stem fluisterde in haar: zou het zoo dwaas wezen? Heb je geen recht op geluk, op liefde? Zou het zóó dwaas zijn.dezen man te trouwen? Het bloed steeg in haar gelaat. Hoe kon zij daaraan denken., zoo plotseling Ze huiverde. Te laat, ze was niet jong genoeg meer om te veranderen, ze durfde niet Het was een bleeke en ernstige Felicitas, die de trappen afdaalde. Wel vorstelijk van verschij ning, in haar fluweelen kleed, het zware haar in een wrong opgemaakt, juweelen glinstèrend om hals en armen en aan haar fijne handen. Ze glimlachte de jaren hadden haar geleerd altijd te glimlachen tegenover de buitenwereld en niemand van de gasten, die haar kwamen gelukwenschen, kon iets vermoeden van de pijn in haar hart, van het onzinnige verlangen, dat haar hart vervulde, naar die hoeve te gaan, op de stoep te zitten, naast dien man en melk te drinken en te levenin zon en wind Haar vader's oogen rustten vol trots op haar, toen zij binnenkwam. Neen, ze kon hem dat nooit aandoen, nooit! Maar eensklaps kreeg zij zoo'n schok dat zij bijna alle zelfbeheersching verloor. Ze had twee rustige, grijze oogen her kend in een bruin gelaat, ze hoorde, als in een droom Viscount Esterlay zeggen: „Ik heb on zen gast meegebracht, mag ik hem je voorstel len, Felicitas: „Lord Arthur Witter Witterbay". Voor de tweede maal dien dag glimlachten ze tegen elkander, doch zij voelde zich als ver doofd. Pas een half uur later vonden ze gele genheid ongestoord te spreken. Ik merkte wel, dat u me voor den eigenaar van de hoeve hield, zei Lord Arthur lachend, ik kwam langs op den motor en zag alles branden. De eigenaar was weg, ik stuurde den knecht om hulp en deed zelf, wat ik kon. Felicitas glimlachte. Haar wangen kleurden zich een weinig, in haar oogen kwam een nieuw licht. - o i,, Het isbijna jammer, zei ze peinzend. Wat ze jammer vond, vertelde ze hem pas veel later, toen zij getrouwd waren. Het is al-> tijd zijn trots geweest, dat ze verliefd op hem werd, toen hij in haar oogen nog slechts een „man beneden haar stand" was! lederen nacht verschieten millioenen vallende sterren en men kan als zeker aannemen, dat bijna dagelijks een groote meteoorsteen uit de lucht op onze aarde komt vallen. Vroeger hoorde men dikwijls verhalen van schade door dergelijke steenen aangericht. Toch kent men slechts eén authentiek geval, dat een mensch door een kosmisch projectiel gedood werd. Maar in De cember 1903 werd een schip in open zee in de Golf van Biscaje bijna getroffen door een meteoorsteen. Tijdens een plotseling opgekomen onweer sloeg eerst de bliksem in de masten en eenige minuten later stortte met een eigen aardig suizend geluid een kolossale steenmassa vlak naast het schip in zee, zöodat de golven over het schip heensloegen. De grootste meteoorsteen, dien men heeft zien neerkomen, woog 325 K.G.; deze viel 12 Maart 1899 in Finland. Andere steenen, die men ge vonden heeft en die zonder twijfel meteoor steenen zijn, wegen wel honderdmaal zooveel. Het is duidelijk, dat een steen van zoo groot gewicht de aardkorst ver in 't rond geweldig doet trillen en het is niet onmogelijk, dat onder de aardbevingen, die onze fijne seismografische instrumenten aangeven, zich zoo nu en dan een bevindt, door een meteoorsteen veroorzaakt, die ongezien en onontdekt in verre streken op aarde neerviel. ,(n- n„ vprlles van een C/I "ij een breuk van f A ft bij verlies van 'n "o? een c£g f 125.- §StaSpringer ÖU.'dlen of arm t 4U.' anderen vinger (Vrij naar het Duitsch) SI De beide vluchtelingen, of liever de zooge naamde getuige, mejuffrouw Bronsart, moest ook werkelijk goed op de hoogte zijn van de inrichting van het gebouw, want zij trok haar metgezellin zonder aarzelen met zich mee naar den uitgang, en wel langs een kortere zij trap, die gewoonlijk weinig door de beambten werd gebruikt. In minder dan een minuut hadden zij den uitgang bereikt. Tegenover de deur, aan den anderen kant van de straat, half verscholen achter de struiken van het plantsoen, stond een rijtuig te wachten. Daar snelden de beide vrouwen naar toe, terwijl achter haar, in het commissariaat, reeds een dozijn menschen op de been waren om haar te volgen. De vervolging werd evenwel vertraagd, doordat de wacht beweerde, dat zij de vrouwen niet gezien had en men door vragen bü dezen en genen tijd verloor. Nummer 6 1 beefde over haar geheele lichaam. Zij hoorde geroep en geschreeuw achter zich, doch haar metgezellin lachte alleen maar zachtjes, en stiet onder het loopen uit: Moed houden. We zijn gered als we in het rijtuig stappen. Niemand die ons inhaalt. Zij zette haar voet op de treeplank, de koet sier, een sterke, roodgebaarde kerel, haalde de teugels strakker aan daar werd er een hand gelegd op den arm van juffrouw Bron- sart, die reeds in het rijtuig stond, en een andere hand greep nummer 61, en rukte haar van de treeplank weg. Eindelijk! zei Helfrich buiten adem, maar met een klank van triomf in zijn stem. Ik ben dus nog niet te laat. XXXI. Met een kreet van pijn tuimelde hij achter over. Juffrouw Bronsart had zijn hand wegge- stooten en hem een lading snuif in de oogen gegooid. Hij verloor zijn evenwicht, hij was voor het oogenblik blind; hij wankelde, maar klemde zich met al zijn kracht aan nummer 61 vast, die met hem op den grond viel. Een wiel ging er over zijn voet, een klap met de zweep suisde neer, nummer 61 jammerde en van alle kanten kwamen menschen toesnellen. Helfrich hoorde het rijtuig wegrollen met ra zende snelheid, en als een waanzinnige riep hij maar aan één stuk door: H4é,r achterna de „bochel" achterna laat haar in 's hemelsnaam niet ontsnappen, we moeten haar hebben) Want op het oogenblik, dat hij naar het rijtuig toekwam, en een blik uit de donkere oogen van juffrouw Bronsart opving, had hij met volle ze kerheid in haar de dame mes den bochel, uit de Karntnerstrasse, herkend, hoewel ze ditmaal géén bochel had. Hij kon zich niet vergissen. Nooit zou hij dien vlammenden blik vol haat en doodsangst vergeten. Slechts één kon hem op die wijze overtroeven, en die ééne was hem nu wederom ontsnapt. Tranen van woede en pijn liepen hem over de wangen. Men nam den detective en zijn gevangene van den grond op en bracht eerstgenoemde in het bureau van den commissaris. Daar wiesch men zijn oogen, die gloeiden als vuur en liet terstond den dokter komen. Helfrich liet alles met zich doen, zonder zich *e verroeren. Langzamerhand bedaarde de algemeene ver warring en ontsteltenis over deze ongehoorde en onvergetelijk brutaal' opgezette poging tot be vrijding van een gevangene. len vroeg zich af, hoe het mogelijk was geweest, dat die vrouwen zich met elkaar in verbinding hadden kunnen stellen. Alles wees erop, dat het een zorgvuldig voorbereid en weldoordacht plan geweest was. Degene, van wie het plan uitgegaan was, moest bijzonder goed op de hoogte geweest zijn met de toestanden en gewoonten op het commissa riaat. Niemand sprak daarbij zoo luid, als de paar mannen van de warht, die zeiden, dat ze niets gezien hadden. Dan wachtte men af, of het de in allerijl gerequireerde bereden politie misschien gelukt was, het rijtuig in te halen, dat de richting van den Schatteuring was inge slagen en daar in het gewoel van het drukke avondverkeer verdwenen was. Helfrich zat daar zwijgend, als in een droom. Zijn koortsachtig kloppende polsen waren tot kalmte gekomen, zijn pijnlijke oogen begonnen langzamerhand weer te zien, en de gekwetste voet, waarom de dokter een compres gelegd had, deed hem nauwelijks nog pijn. Wéér maakte zich een hevige twijfel van hem meester. De hard nekkigheid, waarmee de handlangers van den gevangene alles in het werk stelden, om haar te bevrijden, zekere onverklaarbare omstandighe den in deze heele zaak, en de wijze, waarop men alles in een geheimzinnig duister trachtte te hullen, dat wees er allemaal op, dat men te doen had met menschen, die zich schuldig voelden. Scheen er tenminste op te wijzen. Maar er was ook een mogelijkheid, dat zij andere redenen hadden, om de openbaarheid te schuwen, zon der dat zij schuldig waren in den strikten zin van het woord. Onwillekeurig dacht hij aan miss Jane Armster, aan wat zij hem over de aardssluwe medeplichtige van nummer 61 gezegd had. Zijn gedachtengang werd onderbroken door het binnentreden van den gevangenbewaarder Berner, die opgewonden kwam berichten, dat nummer 61, die men naar haar cel had terugge bracht, wederom in een toestand van verregaan de neerslachtigheid was vervallen, zoodat hij het geraden had gevonden, om op eigen gelegenheid den dokter te laten komen. De commissaris be gaf zich terstond naar nummer 61. Toen hij na een klein kwartier terug kwam, deelde hij Hel frich mee, dat men op last van den geneesheer de gevangene weer naar het hospitaal had over gebracht, daar zij een bloedspuwing had gehad, en bijzondere verzorging noodig was. Helfrich hoorde hem zwijgend aan. Was die toestand van vertwijfeling een gevolg van haar gevoel van schuld, of van het besef, dat nu alles vergeefsch was? Hij kon het maar niet met zich zelf eens worden. Maar hoe dan ook, de zaak moest tot een goed einde gebracht worden. Ook de commissaris kon geen orde in zijn gedachten brengen. Deze poging tot bevrijding wierp voor de zooveelste maal zijn theorieën omver. Dé,t wat buiten twijfel; alleen menschen van invloed, en rijk van middelen voorzien, konden zóó iets in elkaar zetten. Een rijtuig met twee vurige halfbloedpaarden had klaar gestaan. Alleen rijke menschen hebben zulk een span tot hun be schikking. Hoe kwam no. 61 aan zulke helpers? Wat denk jij er eigenlijk van, Helfrich? vroeg de commissaris ten laatste radeloos, ter- wiil hij voor den detective bleef staan. Deze haalde zijn schouders op en zweeg. Daar viel den commissar:., iets in, waarna hij al dade lijk had willen vragen. Waarom riep je eigenlijk: „gaat de bochel achterna"? Heb je dat geheimzinnige personage toen óók in de buurt zien rondloopen? Toen richtte Helfrich het hoofd op en zag den commissaris met een fijn lachje aan. Natuurlijk heb ik haar gezien net zoo voed, als u haar zélf hebt gezien, toen ze hier 'n de wachtkamer zat. De commissaris deinsde achteruit. Wat zeg Je? Je bedoelt toch niet juffrouw Bronsart niet? Is dat de „bochel"? Je droomt zckër Heelemaal niet. Die vrouw heeft nog wel heel andere gedaanten aangenomen. U zou ver baasd staan, als u wist, wat ik weet. Hij brak den zin af, en staarde in gedachten voor zich uit. De commissaris schudde hem bij den arm. Wkt weet je? Spreek dan toch? mensch! Ik zou zoo zeggen, dat ik toch een zeker recht heb, om te hooren Helfrich streek zich met de hand over het voorhoofd. Nu niet, zei hij onrustig. Ik weet nog te weinig. Het is alles nog maar ver moeden, en vage combinatie Weer hield hij op. Waarom zei hij den com missaris niet eenvoudig: „Ik weet, waar de heele bende zich schuil houdt ga er heen, laat ze allemaal inrekenen, en doe met hen, wat u wilt?" Als hij nog langer zweeg, kon het nest leeg zijnMaar iets in hem dwong hem, om te zwijgen. Hij wist niet zeker, of hij van-men- schelijk-standpunt-uit juist zou handelen, wan neer hij als ambtenaar thans zijn plicht deed of nagenoeg zijn plicht. De commissaris werd kwaad, en drong telkens opnieuw bij hem aan. Toen stond Helfrich haastig op en zei even ernstig als beslist. Vergeet niet, commissaris, dat u hier de beschikking hebt over de volledige politiemacht en niemand heeft verhinderd, dat u evenveel kon zien, als ik gezien heb. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10