oow
HUISHOUDELIJKHEDEN
GEBREIDE DAMESJUMPER
KINDERMANTELS
DE STOUTIGHEDEN
VAN WIPPIE
WAT ZULLEN WE KOKEN?
DE GELUKSVOGELS
i
I)
VGQR.
VAN ALLES WAT
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
In dezen benarden tijd doet bijna nie
mand meer aan groote diners, discht geen
dure spijzen op, dus wordt het al weer een
soort sport om met weinig kosten veel te
doen. We koopen een of meer pakjes toast,
pan die gezellige keurige stukjes geroosterd
brood, die we in een blikje bewaren en
waaraan dus niets geen werk is voor de
huisvrouw. En op den Zondag, terwijl de
aardappels opstaan, maken we daarmee een
goedkoop doch smakeiyk voorgerechtje:
sardine- of ansjovisbroodjes, een vischpastei
(uit een tube), waarop een schijfje kom
kommer en hard ei; een beetje ragoüt van
eleesch of harde eieren of wat men maar
bedenkt en intusschen roert men eens in
de soep, die ook den vorigen dag klaarge
maakt is, warmt het vleesch, stooft de
groenten en kijkt een der huisgenooten lief
aan om vast te dekken, een beetje gezellig,
met een bloemetje, wat vruchten en onze
beste bullen. Het toetje is ook den vorigen
dag gemaakt, dus het bereiden van den
maaltijd vergt hoogstens een half uur
toch niet te veel. Terwijl men eet, wordt er
vatenwater opgezet en iedereen wordt op
getrommeld even te helpen: een wascht,
twee drogen, een bergt op en als men stie-
kum de omgespoelde pannen met water laat
staan voor 's Maandags, zal 't heele ceremo
nieel niet veel tijd nemen, kan men rustig
genieten van een kop koffie, verdeelt de
bezigheden eerlijk en suggereert de jonge
lui, dat het zoo uitstekend is te leeren thee
zetten, schenken en bedienen, wat ze bij
wijze van Zondagschen mop graag zullen
doen.
Het menu vereenvoudigen, zoodat men al
die borden, vorken, lepels en messen spaart,
niet zooveel schalen en pannen heeft, is
natuurlijk nóg beter, dus als men huisge
nooten heeft, die wel eens van „iets aparts"
houden, dan kan men tot nog genoeglijker
dingen komen en het eeuwige „vleesch,
aardappels en groenten" omzeilen. In den
zomer (en ook 's winters wel) kan men een
groote hors d' oeuvre maken, die heelemaal
niet zoo kostbaar hoeft te worden, als men
de zeven vakjes vult met: komkommer,
tomaten, sardines, zalm. aardappelsalade,
gevulde eieren en een blikje paté of visch-
soort. Men geeft er geroosterd brood en bo
ter bij, daarna een kop bouillon of soep,
dan één gerecht: b.v. een schotel gehakt
met gestoofde tomaten en een rand puree,
kropjes stoof sla in plaats van tomaten;
rijstrand met ragoüt of een vischschotel,
alles vorigen dag bereid. Wat fruit toe en
men heeft een lekker, voedzaam en gezellig
maal. Variatie, fantasie en bedenken, dat is
alles, want de huisvrouw hoort af en toe
voor een extraatje te zorgen, waartoe pret
tige Zondagen zéker behooren.
OP VERZOEK
In twee kleuren, met ingebreide punten en met omgeslagen kraagje
Deze jumper wordt gebreid in 'n donkere
en 'n lichte tint. Men begint met de don
kere kleur, zet 120 st. op (aluminiumnaal-
den no. 2%) en breit eerst 'n boord van 20
toeren 1 r. 1 aver. Verder breit men r. aan
den rechter- en aver, aan den linkerkant
dus in tricot-steek. Na 4 toeren begint men
met de lichte kleur, waarvoor men daarvan
3 kluwens noodig heeft bij 2 kluwens don
kere wol. Men breit dan den eersten st. met
de lichte kleur, verder 58 st. donker, 2 st.
licht, 58 st. donker, 1 st. licht. Links over-
breien en bij den daaropvolgenden toer: 2
st. licht, 56 st, donker, 4 st. licht, 56 st.
donker, 2 st. licht. Dan 1 toer aver, over-
breien. Zoo gaat men door tot er van de
donkere punten nog slechts 2 st. te breien
eijn. Verder breit men dan enkel met de
lichte wol.
Men denke er aan, wanneer men aan een
andere kleur begint, telkens den eenen
draad wol om den anderen te slaan, daar
men anders een opening zou krijgen.
Na ongeveer 84 toeren tricotsteek (men
mete zelf.jpa.of dit uitkomt) begint men
aan de armsgaten. Aan het begin van de
eerstvolgende twee toeren worden daarvoor
6 st. af gekant. Daarna mindert men, om
den anderen toer, nog 6 keer 1 st. aan beide
kanten. Men heeft dan nog 96 st. op de
naald en mindert nu nog 3 keer in iederen
4den toer, zoodat er dan nog 90 st. op de
naald zijn. Men breit dan nog 8 toeren zon
der minderen, waarna men het werk in
tweeën verdeelt voor de halsopening. Aan
den linkerkant zet men 4 st. bij op voor het
splitje en breit recht door, tot het armsgat,
recht gemeten, 15 c.M. hoog is. Men kant
dan, aan den kant van den hals, 6 st. af.
Vervolgens breit men in iederen toer, aan
den kant van den hals, 2 st. samen, tot er
nog 30 st. overblijven.
Dan schuint men de schouders af als
volgt:
Beginnende met een r. toer aan den kant
van den hals, breit men 25 st., keert het
werk om, breit 25 st. aver. In den volgenden
toer breit men slechts 20 st. Zoo gaat men
door, tot er nog 5 st. te breien overblijven.
Dan kant men alle st. af. De andere schou
der wordt op dezelfde manier gebreid, al
leen kant men hier bij den hals 10 st. af in
plaats van 6 voor het splitje.
De rug wordt op dezelfde manier gebreid.
Men breit hier natuurlijk echter geen split
en zoodra de armsgaten 15 c.M, hoog zijn,
worden de schouders afgeschuind, door, om
den anderen toer, aan weerskanten telkens
14 st. op de naald te laten staan, tot men in
het midden nog 34 st. overhoudt. Dan breit
men de naald uit en kant alle st. af.
Voor de mouwen zet men, met de don
kere wol, 60 st. op en breit 24 toeren 1 r. 1
aver, voor den boord- Verder breit men in
tricotsteek en meteen begint men met de
lichte wol aldus: 1 st. met de lichte kleur,
58 st. donker, 1 st. licht. Bij den volgenden
r. toer breit men 2 licht, 56 donker, 2 licht,
enz., tot de donkere punt klaar is en men
verder breit enkel met de lichte wol. Inmid
dels meerdert men, in iederen 8sten toer, 1
st. aan eiken kant van de naald, tot men 92
st. op de naald heeft. Dan breit men recht
door, tot men de mouw lang genoeg vindt,
waarna men, bij het begin van iederen toer,
2 st. samenbreit, tot er nog 16 st. overblij
ven, die men afkant.
Het kraagje breit men weer met de don
kere wol. Men naait eerst de schouderna
den netjes aan elkaar en neemt dan 116 st.
op voor het boordje, waarbij men de 4 st.
voor het overslag je vrij laat. Men breit 6
toeren 1 r. 1 aver. Dan maakt men, aan het
einde van iederen 2den toer, 1 st. bij, tot
men 130 st. heeft ongeveer. In het geheel
breit men voor den boord 24 a 30 toeren.
Het werk wordt nu, aan den linkerkant,
gestreken onder 'n vochtigen doek, waarna
men de mouwen inzet en de mouw en zij
naden dichtnaait.
Van voren kan men den jumper sluiten
met 'n paar drukkertjes of knoopjes. In het
laatste geval haakt men lusjes aan den
knoopsgatenkant, ofwel men breit daar 'n
paar knoopsgaten in op de volgende ma
nier: 2 st. breien, 2 st. afkanten, verder de
naald uitbreien. In den daaropvolgenden
toer zet men boven de afgekante st. weer
2 st. bij op. De aldus gevormde opening
wordt later nog omwerkt met 'n knoopsga-
tensteek. DORA
Fig. 949. Eenvoudig regenjasje met rag-
lanmouwen voor meisjes van 10 tot 12 jaar.
Wij kunnen het maken van elke onwille
keurige impermeable stof met daarbij pas
send hoedje.
Fig. 950. Leuk pelerinemanteltje voor
kleine meisjes van beige of lichtblauw
afghalaine. Het middelste kraagje van de
pelerine is vastgestikt. De beide andere
hangen los. Het jasje loopt iets klokkend
uit.
Fig. 951. Meer gekleede mantel van En-
gelsche stof voor meisjes van 14 tot 16 jaar.
Het model is zoo geknipt, dat de taille juist
even aangeduid wordt. De versiering be
staat uit een opstaand fluweelen kraagje en
eenige knoopen.
Fig. 952. Dit Tyroler jasje hoort op het
pakje, dat we in den bovenhoek zien afge
beeld. Het is gemaakt van donkergroene
lodenstof en met 'n smal geel biesje afge
werkt. Het wordt gesloten met koperen
knoopen. Ook van het pakje met de breede
bretels, waarop in het midden eenig bor
duursel is aangebracht, kunnen we een pa
troontje bestellen. POL A
„Ga nou eens even opzij, joch, ik kan
niks zien." Elly duwde tegen haar broertje
aan.
Bobbie schoof een klein eindje weg, want
Elly was heel sterk, maar hij hield zijn neus
vast tegen het glas gedrukt, zoodat daar
een heele streep op achter bleef.
„Vieze jongen, dat komt er van!"
Elly keek minachtend naar de sporen van
Bob zijn neus.
„Ga je mee doen wie ze 't eerst ziet aan
komen?" vroeg ie heel vredelievend.
„Ja," zei Elly, „maar jij ziet een heeleboel
straat meer dan ik."
„Nou, kom dan heel dicht bij me zitten,"
zei Bob, „dan kijk je met mij mee."
't Was even heel stil in de kamer. Vader
deed een slaapje in den grooten stoel en de
kinderen tuurden onafgebroken naar bui
ten.
„Ha, ik zie ze, ik zie ze," juichte Bobbie
ineens, „daar zijn ze Pap, Jos met Wippie."
„Wat zeg je," vroeg vader en opende
voorzichtig zijn oogen, „wie komt er met
Jos mee?"
„Nou, Wippie natuurlijk," zei Bob, ver-
Ik ontving 'n receptenboekje van de N.V.
W. A Scholten's Aardappelmeelfabrieken,
waaruit voor ons, huisvrouwen, wel een en
ander te leeren valt. Daar is bijv. 'n nieuw
artikel Transparanta, dat, volgens de fa
brikanten, tapioca of siamsago geheel ver
vangt, doch veel gemakkelijker te verwer
ken is. Transparanta wordt gebruikt voor
pap, voor verschillende dessertschoteltjes
en voor het binden van soepen.
In dit verband schrijf ik hier even uit 't
boekje over een recept van
Tomatensoep. Op 1 pond tomaten neemt
men hiervoor 8 d.L. water of bouillon, Y\
afgestreken lepel zout, 1 stukje ui, 2 afge
streken eetlepels Scholten's Transparanta
en 1 afgestreken eetlepel boter.
Wasch de tomaten, snijd ze in stukken en
smoor ze in de boter met het uitje en het
Eout. Voeg dan water of bouillon bij en
laat de tomaten door en door gaar koken.
Wrijf de massa door een haarzeef, doe ze
terug in de pan en laat de soep nog een
uur koken met de geweekte Transpa
ranta, tot de korrel geheel glazig en de soep
gebonden is. Desverkiezend kan men er 'n
Bcheutje melk door roeren.
Scholten's maïzena wordt, evenals het
ftardappelenmeel gebruikt voor het binden
van sausen en soep en bovendien voor pap,
pla en pudding.
Per liter gebruikt men voor soep 20 gr.
maïzena, voor warme saüs 40 gr., voor
koude saus 25 gr., voor warme pap 50 gr.,
voor koude vla 40 gr. en voor pudding 80 gr.
En als men nu weet, dat 1 lepel maïzena
gram weegt, kan men ze per afgestreken
lepel afmeten, zoodat het wegen dus over
bodig wordt.
Maïzena moet steeds met 'n koude vloei
stof worden aangemengd en nog eens goed
doorgeroerd eer men ze bij de kokende
vloeistof voegt, daar ze spoedig op den bo
dem zakt. Men roert flink onder het bij
voegen van de aangelengde maïzena en
blijft 2 a 3 minuten roeren, tot ze gaar is.
Het is ons allen natuurlijk wel bekend,
flat we door het gebruiken van zelfrijzend
bakmeel op de eieren kunnen besparen. Zoo
vind ik in dit boekje het volgende recept
van
Gembercake met Scholten's zelfrijzend
bakmeel toebereid. 15 afgestreken eetlepels
relf rij zend bakmeel, 10 afgestreken eetle
pels suiker, 6 afgestreken eetlepels boter, 2
eieren, wat afgeraspte citroenschil of va
nille, 75 gram geconfijte gember en 'n ietsje
zout.
De cake-vorm wordt met boter ingewre
ven en met bloem bestrooid.
De boter wordt met de suiker en het
smaakje zalfachtig geroerd, dan worden,
een voor een, de eieren bijgevoegd en de
massa nog 10 minuten geroerd. Dan roert
men er, bij kleine gedeelten, het bakmeel
door met het zout en tot slot de fijn gesne
den gember. Men doet de massa over in den
vorm en strijkt haar tegen de kanten op.
De cake moet 3 kwartier bakken in een
matig warmen oven (150 gr. C.) en wordt
na bekoeling met poedersuiker bestrooid.
Tot slot neem ik hier voor onze lezeressen
nog over 'n paar eenvoudige recepten van
advocaat, met Scholten's custardpoeder be
reid.
Advocaat zonder eieren. 4 d.L. melk, 4
afgestreken eetlepels custardpoeder, 3K af
gestreken eetlepel suiker, 1 d.L. brandewijn.
Custardpoedër en suiker worden aange
mengd met IK d.L. koude melk. De rest van
de melk brengt men aan de kook en giet
het dunne papje, onder voortdurend roeren,
in de kokende melk. Men laat het papje 2
a 3 minuten doorkoken, voegt er dan lang
zaam en steeds roerende den brandewijn bij
en laat den advocaat, onder af en toe roe
ren, koud worden.
Advocaat met 2 eieren. 1 d.L. melk, 1 af
gestreken eetlepel custardpoeder, 2 afge
streken eetlepels suiker, 2 eieren, 1 d.L.
brandewijn.
Roer de eieren met de suiker. Meng de
custardpoeder aan met de helft van de
melk en breng de rest van de melk aan de
kook, bij voorkeur in een gietijzeren panne
tje. Giet het dunne papje bij de kokende
melk, laat het 2 a 3 minuten doorkoken, en
voeg daarna den brandewijn toe. Giet ver
volgens voorzichtig en steeds roerende de
eieren met de suiker bij het papje, zet de
pan op een ketel of in 'n pan met kokend
water en laat de eieren, steeds roerende,
binden. Laat den advocaat bekoelen onder
af en toe roeren.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
ontwaardigd, dat vader zóó iets kon verge
ten. Wippie, die hun al een heele week door
den melkboer was beloofd. Het was een
jong hondje. En lang te voren hadden ze
het gezamenlijk Wippie gedoopt.
„Wat moet ik met al dat grut doen," had
de melkboer gezegd, „ik heb er vier. Jullie
mogen er wel drie hebben als je wilt." Maar
dat was wel een beetje al te veel van het
goeie, vond vader.
En dus deed Wippie vandaag zijn blijden
intocht in hun woning. Jos was hem in een
mandje gaan halen.
't Was ineens een drukte van belang in
de kamer. Het mandje werd boven op de
tafel gezet. Bobbie kroop er naast en de
anderen stonden er allemaal omheen.
Vader deed het deksel er af. Stilte. Een
hevige spanning! Daar bewoog iets bruins
en hupdaar sprong Wippie uit zijn be
waarplaats op het tafelkleed. Hij keek even
eigenwijs in het rond en kefte een paar
keer net alsof ie wilde zeggen: „zie je, daar
ben ik nou!"
Toen scheen ie het op zoo'n hooge zit
plaats niet leuk meer te vinden; voordat
iemand er op bedacht was, was ie al op den
grond aangeland en rende de deur uit en
de gang in.
De kinderen, dol van pret, holden er ach
teraan.
In de keuken stond Dient je net in een
pan te roeren, toen Wippie luid keffend
met den heelen stoet achter zich aan bin
nen kwam rennen.
„Heeremetijd," schrok ze en liet den lepel
in de soep vallen, „een hond! Ajakkes! Weg
beest!" Ze schopte angstig naar Wippie, die
meteen naar haar toe kwam en lustig in
haar schort begon te bijten.
„Help, help, hij bijt. Mevrouw!" gilde
Dientje.
„Gauw Jos, pak hem en stop hem weer in
zijn mand," riep vader, „direct gebeuren er
nog ongelukken."
Maar ja, dat was eerder gezegd dan ge
daan. Wippie was heelemaal niet van plan
zich zijn vrijheid nu alweer te laten ont
nemen. Zoo g:auw als Jos hem wilde pak
ken, glipte ie de keuken weer uit. Toen
kreeg hij ineens zin in een paar sokken van
vader, want hij sprong in het stopmandje,
dat op moeder haar plaats stond en begon
er vroolijk in te happen.
„O," riep moeder, „mijn kousen, pak hem
toch. Hij maakt den heelen boel stuk!"
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN
Bobbie had er nog het meeste plezier in
van allemaal. Den heelen tijd holde hij
Wippie met zijn korte beentjes achterna.
Hij zou hem vast en zeker wel krijgen.
Daar sprong Wippie weer van het stop
mandje af en wilde de deur weer uit om
aan zijn vervolgers te ontsnappen. Maar
daar kwam Bobbie aan van den anderen
kant, stak zijn armen uit, viel endaar
lag ie te spartelen boven op Wippie, die
vreeselijk kefte en alle moeite deed om er
zich onder uit te werken.
„Pap, ik heb hem gevangen, gauw, de
mand," schreeuwde Bobbie.
Toen zat ie natuurlijk weer gauw in zijn
oude verblijfplaats. Hij maakte er wel vree
selijk kabaal, maar veiligheidshalve mocht
hij er voorloopig niet uit.
Aan tafel werd de nieuwe huisgenoot
lang en breed besproken.
„Ja," zei moeder, „ik dacht, dat het zoo'n
klein, leuk ding was. Maar als ik geweten
had dat ie zoo wild was, had ik hem hier
nooit willen hebben. Ik weet nog niet of hij
v/el blijft."
„Hèèèè," begon Bobbie, „ik vind 'm net
zoo leuk. Ik zal hem wel temmen, dat zal u
wel zien."
Toen begonnen ze natuurlijk al
lemaal te lachen om dien kleinen
Bob, die Wippie wilde temmen.
„Hè, hè," riep Jos, „hij denkt
zeker, dat 't een wild beest is."
„Bob, de hondentemmer," lachte
Elly.
Bobbie stopte verlegen zijn
hoofd tegen moeders arm.
„Kom," troostte ze, „laat ze maar lachen,
wij weten het samen wel!"
Dus voorloopig dan mocht Wippie blijven.
Maar hij deed niet erg zijn best om zich
te beteren.
Zijn mandje was zoolang onder den klee-
renstandaard gezet, want Dientje was bijna
flauw gevallen bij het denkbeeld, dat Wip
pie bij haar in de keuken zou komen logee-
ren.
Iederen keer, als ie even uit het mandje
mocht komen, sprong ie als een dolleman
in het rond, maakte krassen op het zeil,
sprong overal boven op en vond niets leu
ker dan iets te hebben, waar hij lustig in
kon bijten. In den tuin holde hij tusschen
de bloemen door en liet al het grint in de
aarde terecht komen en was groote vijan
den met Dientje.
Toen hij er drie weken was, mochten de
kinderen voor het eerst eens een eindje al
leen met Wippie gaan wandelen.
„Ik mag hem het eerste vasthouden," zei
Bobbie, „want ik hou het meeste van Wip
pie."
„Nietwaar, ik natuurlijk," zei Jos, „ik ben
de oudste."
„Zou je denken, dames gaan voor," zei
Elly.
Maar vader besliste. Eerst Jos, dan Elly
en Bob het laatst.
Jos had een zeer ernstig gezicht, toen ie
voortwandelde met Wippie aan den riem.
Het stoute ding was uitgelatener dan ooit.
Overal moest ie aan snuffelen en holde
door alle plassen.
Na een tijdje kwam Elly aan de beurt.
Maar het viel haar niets mee. Wippie trok
vreeselijk. Met een kleur van inspanning
probeerde ze den riem vast te houden.
„Waf, waf!" kefte Wippie vroolijk en
sprong tegen een dame op, die verschrikt
opzij ging. Het was een mevrouw van den
overkant. Drie groote moddervlekken kleef
den grijnzend in haar lichten fnantel.
Woedend keerde ze zich om naar de kin
deren. Maar die waren op Wippie's bevel al
lang doorgeloopen.
„Gauw, pak jij hem, Jos," riep Elly, „ik
kan hem niet langer houden!"
„Ja, gauw maar," zei Jos, „we gaan met
een naar huis. Ik kan het ook haast niet."
Maar dat was gauwer gezegd dan gedaan.
Wippie maakte nog heelemaal geen aanstal
ten om naar huis te gaan en trok steeds
den anderen kant uit.
Tot overmaat van ramp begon Bobbie te
zeuren, dat het nou ook eens zijn beurt was.
Hij wilde den riem uit Jos zijn hand trek
ken. Toen zag Wippie de kans schoon. Eén
ruk, en weg rende hij, door de drukte heen.
Achter hem aan slierde de riem en. al
gauw was er niets meer van hem te zien.
Bobbie stond hard te huilen. „Owee",
kermde ie, „nou is Wippie weg." Dikke tra
nen rolden over zijn wangen en met zijn
knuistjes wreef ie hard door zijn oogen.
„Hij wordt vast overreden," zei Elly ang
stig en Jos wist ook niet was ie doen moest.
Toen opeens gilde Elly: „daar is ie
weer!" En ja hoor, in de verte kwam hij
aanrennen, recht op de kinderen af. Het
touw slierde nog steeds achter hem aan.
Alle drie stonden ze gereed om hem op te
vangen. Maar dichtbij gekomen, keerde
Wippie ineens weer om en holde denzelfden
weg terug.
„Gauw," schreeuwde Jos, „er achteraan!"
Toen ineens stond Wippie stil. Een mijn
heer had het voorval gezien en zette zijn
voet op den riem. Hij was gevangen!
Alle drie stormden ze er op af.
„Als ik jou was, nam ik hem in m'n ar
men," zei de mijnheer tegen Jos, „anders
krijg je hem nooit thuis."
Eindelijk zag moeder ze in de verte aan
komen. Jos hield Wippie krampachtig in
zijn armen gekneld en Bob had nog twee
dikke tranen op z'n wangen.
Pas waren ze binnen of Wippie schom
melde al weer aan de overgordijnen. Toen
werd er gebeld en mevrouw van den over
kant kwam klagen. Ze was woedend! Haar
heele nieuwe mantel was gevlekt. Ze was
niet eerder tevreden gesteld, voordat vader
beloofd had de schade van het ontvlekken
te vergoeden,
Maar toen hielp er ook niets meer aan;
Wippie móést weg! Het was nu mooi genoeg
geweest.
„O pappie," snikte Bobbie, „ik hou juist
zooveel van hem en hij wordt vast nog wel
eens lief als ie niet altijd gevangen zit."
Maar nog dienzelfden middag vertrok
Wippie in het mandje, waarmee hij ook ge
komen was.
Wat zou het toch voor een auto zijn.
Heelemaal geen vensters. Het moet er
gewoon pikdonker in zijn.
Ik weet het al, geloof ik. Het is een
dierenwagen van het circus, ik hoor ten
minste het geluid van een jakhals of zoo
iets.
Wel'neen! Een jakhals? Hoe kom je
er bij. Luister eens beter. Daar zit een
hongerige tijger in. Dat wil ik om een
dubbeltje met je wedden.
Plotseling stond de wagen voor de ge
vangenis stil en werd er een boef uitge
leid.
Zie je wel, zei Piet, ik heb het dub
beltje gewonnen, want ik was er het
dichtst bij met m'n tijger.
v';';v Met een kleur
van inspanning
probeerde ze den
riem vast te houden.
Jos en Elly moesten hem wegbrengen
naar een honden- en kattenbewaarplaats,
een paar straten verder.
Elly stond het huilen ook nader dan het
lachen. „O, het is daar zoo afschuwelijk,"
zei ze tegen Jos, „hij moet daar den heelen
dag opgesloten zitten in zoo'n akelig hok!"
„Weet je wat," zei Jos, „ik heb wat be
dacht. We brengen hem stilletjes op het
land. Daar is het tenminste niet zoo naar
en misschien vinden hem dan wel andere
kinderen, die hem mee naar huis nemea
En dan vertellen we het straks als we thuis
komen."
Zoo werd dus besloten. Op het land deden
ze het deksel er af en daar sprong Wippie
er weer uit, even vroolijk als anders.
„Dag Wippie," zei Elly droevig. En Jos
maakte hem met een touwtje vast aan een
paar balken. Anders liep ie hun natuurlijk
weer achterna.
Toen gingen ze naar huis. Heel in de
verte hoorde ze Wippie nog keffen, maar
zien konden ze hem niet meer.
's Avonds zat vader rustig de krant te le
zen. Boven in bed lag Bobbie nog steeds te
huilen als ie aan Wippie moest denken. Het
was toch ook allemaal zoo naar. Nou zag ie
hem nooit meer terug.
„Goedenavond mijnheer en mevrouw."
Dientje stak even haar hoofd om de deur.
Toen slofte ze door de gang naar de bui
tendeur en maakte die open.
Tegelijkertijschrokken vader en moeder
ineens op door éen harden gil. Allebei hol
den ze naar de gang. Daar zat Dientje op
den grond en naast haar Wippie! Maar
lang niet zoo uitgelaten als anders. Heel
deemoedig hield hij zijn kop met de lange
flapoortjes naar beneden.
„Wel allemachtig," zei vader en staarde
onthutst naar Wippie
Toen ineens kwam er een stommelend la
waai van boven; alle drie de kinderen
stormden naar beneden. Bobbie voorop:
„Wippie, Wippie," gilde Bobbie en knelde
hem in zijn armpjes en gaf hem zoo maai
een zoen op zijn kop. Wippie kwispelstaart
te en jankte, maar bleef heel kalm.
„O vader, mag ie nou blijven," smeekte
Bobbie. „Ik zal altijd op hem passen. Hij zal
nou vast nooit meer stout zijn."
„Ja maar," zei vader, „het is anders wel
heel brutaal van hem om zoo maar weer
terug te komen, vind je niet?"
„O nee," snikte Bobbie en wreef met zijn
vuistjes door zijn slaperige oogjes. „Hij
houdt zoo'n boel van ons. Mag het nou?"
„Nou moeder," zei vader, „wat denk je er
van, zullen we het dan nog maar een keer
tje met dat ondeugende ding probeeren?"
„Vooruit dan maar," zei moeder, „mis
schien past hij nou wel een beetje beter op."
Toen werd Wippie weer in zijn mandje
gezet.
Bobbie dekte hem lekker toe met een oud
dekentje en kon heel tevreden naar boven
gaan.
In bed moest ie er nog maar steeds aan
denken, hoe fijn ie het vond. „Ha, fijn,"
juichte Bob slaperig onder de dekens. „Mor
gen ga ik met hem spelen en dan begin ik
hem meteen te temmen. Lekker!"
En Wippie?
Nou, die vond het al lang goed. Die rolde
zich lekker in het dekentje en sliep al toen
Bobbie pas naar boven was gegaan!
BETSIE BROUWER
WOORDKEER
Men vindt mij in de kerk.
Keert men mij om, dan kom ik uit den
schoorsteen.
Hoe men mij ook keert, ik ben en blijf een
gast, die na ziekte of ongeval verschijnt.
•pooa
Oplossing Kruiswoordraadsel
'JfOOH
•joox