oow HUISHOUDELIJKHEDEN GEBREIDE DAMESJUMPER KINDERMANTELS DE STOUTIGHEDEN VAN WIPPIE WAT ZULLEN WE KOKEN? DE GELUKSVOGELS i I) VGQR. VAN ALLES WAT OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN In dezen benarden tijd doet bijna nie mand meer aan groote diners, discht geen dure spijzen op, dus wordt het al weer een soort sport om met weinig kosten veel te doen. We koopen een of meer pakjes toast, pan die gezellige keurige stukjes geroosterd brood, die we in een blikje bewaren en waaraan dus niets geen werk is voor de huisvrouw. En op den Zondag, terwijl de aardappels opstaan, maken we daarmee een goedkoop doch smakeiyk voorgerechtje: sardine- of ansjovisbroodjes, een vischpastei (uit een tube), waarop een schijfje kom kommer en hard ei; een beetje ragoüt van eleesch of harde eieren of wat men maar bedenkt en intusschen roert men eens in de soep, die ook den vorigen dag klaarge maakt is, warmt het vleesch, stooft de groenten en kijkt een der huisgenooten lief aan om vast te dekken, een beetje gezellig, met een bloemetje, wat vruchten en onze beste bullen. Het toetje is ook den vorigen dag gemaakt, dus het bereiden van den maaltijd vergt hoogstens een half uur toch niet te veel. Terwijl men eet, wordt er vatenwater opgezet en iedereen wordt op getrommeld even te helpen: een wascht, twee drogen, een bergt op en als men stie- kum de omgespoelde pannen met water laat staan voor 's Maandags, zal 't heele ceremo nieel niet veel tijd nemen, kan men rustig genieten van een kop koffie, verdeelt de bezigheden eerlijk en suggereert de jonge lui, dat het zoo uitstekend is te leeren thee zetten, schenken en bedienen, wat ze bij wijze van Zondagschen mop graag zullen doen. Het menu vereenvoudigen, zoodat men al die borden, vorken, lepels en messen spaart, niet zooveel schalen en pannen heeft, is natuurlijk nóg beter, dus als men huisge nooten heeft, die wel eens van „iets aparts" houden, dan kan men tot nog genoeglijker dingen komen en het eeuwige „vleesch, aardappels en groenten" omzeilen. In den zomer (en ook 's winters wel) kan men een groote hors d' oeuvre maken, die heelemaal niet zoo kostbaar hoeft te worden, als men de zeven vakjes vult met: komkommer, tomaten, sardines, zalm. aardappelsalade, gevulde eieren en een blikje paté of visch- soort. Men geeft er geroosterd brood en bo ter bij, daarna een kop bouillon of soep, dan één gerecht: b.v. een schotel gehakt met gestoofde tomaten en een rand puree, kropjes stoof sla in plaats van tomaten; rijstrand met ragoüt of een vischschotel, alles vorigen dag bereid. Wat fruit toe en men heeft een lekker, voedzaam en gezellig maal. Variatie, fantasie en bedenken, dat is alles, want de huisvrouw hoort af en toe voor een extraatje te zorgen, waartoe pret tige Zondagen zéker behooren. OP VERZOEK In twee kleuren, met ingebreide punten en met omgeslagen kraagje Deze jumper wordt gebreid in 'n donkere en 'n lichte tint. Men begint met de don kere kleur, zet 120 st. op (aluminiumnaal- den no. 2%) en breit eerst 'n boord van 20 toeren 1 r. 1 aver. Verder breit men r. aan den rechter- en aver, aan den linkerkant dus in tricot-steek. Na 4 toeren begint men met de lichte kleur, waarvoor men daarvan 3 kluwens noodig heeft bij 2 kluwens don kere wol. Men breit dan den eersten st. met de lichte kleur, verder 58 st. donker, 2 st. licht, 58 st. donker, 1 st. licht. Links over- breien en bij den daaropvolgenden toer: 2 st. licht, 56 st, donker, 4 st. licht, 56 st. donker, 2 st. licht. Dan 1 toer aver, over- breien. Zoo gaat men door tot er van de donkere punten nog slechts 2 st. te breien eijn. Verder breit men dan enkel met de lichte wol. Men denke er aan, wanneer men aan een andere kleur begint, telkens den eenen draad wol om den anderen te slaan, daar men anders een opening zou krijgen. Na ongeveer 84 toeren tricotsteek (men mete zelf.jpa.of dit uitkomt) begint men aan de armsgaten. Aan het begin van de eerstvolgende twee toeren worden daarvoor 6 st. af gekant. Daarna mindert men, om den anderen toer, nog 6 keer 1 st. aan beide kanten. Men heeft dan nog 96 st. op de naald en mindert nu nog 3 keer in iederen 4den toer, zoodat er dan nog 90 st. op de naald zijn. Men breit dan nog 8 toeren zon der minderen, waarna men het werk in tweeën verdeelt voor de halsopening. Aan den linkerkant zet men 4 st. bij op voor het splitje en breit recht door, tot het armsgat, recht gemeten, 15 c.M. hoog is. Men kant dan, aan den kant van den hals, 6 st. af. Vervolgens breit men in iederen toer, aan den kant van den hals, 2 st. samen, tot er nog 30 st. overblijven. Dan schuint men de schouders af als volgt: Beginnende met een r. toer aan den kant van den hals, breit men 25 st., keert het werk om, breit 25 st. aver. In den volgenden toer breit men slechts 20 st. Zoo gaat men door, tot er nog 5 st. te breien overblijven. Dan kant men alle st. af. De andere schou der wordt op dezelfde manier gebreid, al leen kant men hier bij den hals 10 st. af in plaats van 6 voor het splitje. De rug wordt op dezelfde manier gebreid. Men breit hier natuurlijk echter geen split en zoodra de armsgaten 15 c.M, hoog zijn, worden de schouders afgeschuind, door, om den anderen toer, aan weerskanten telkens 14 st. op de naald te laten staan, tot men in het midden nog 34 st. overhoudt. Dan breit men de naald uit en kant alle st. af. Voor de mouwen zet men, met de don kere wol, 60 st. op en breit 24 toeren 1 r. 1 aver, voor den boord- Verder breit men in tricotsteek en meteen begint men met de lichte wol aldus: 1 st. met de lichte kleur, 58 st. donker, 1 st. licht. Bij den volgenden r. toer breit men 2 licht, 56 donker, 2 licht, enz., tot de donkere punt klaar is en men verder breit enkel met de lichte wol. Inmid dels meerdert men, in iederen 8sten toer, 1 st. aan eiken kant van de naald, tot men 92 st. op de naald heeft. Dan breit men recht door, tot men de mouw lang genoeg vindt, waarna men, bij het begin van iederen toer, 2 st. samenbreit, tot er nog 16 st. overblij ven, die men afkant. Het kraagje breit men weer met de don kere wol. Men naait eerst de schouderna den netjes aan elkaar en neemt dan 116 st. op voor het boordje, waarbij men de 4 st. voor het overslag je vrij laat. Men breit 6 toeren 1 r. 1 aver. Dan maakt men, aan het einde van iederen 2den toer, 1 st. bij, tot men 130 st. heeft ongeveer. In het geheel breit men voor den boord 24 a 30 toeren. Het werk wordt nu, aan den linkerkant, gestreken onder 'n vochtigen doek, waarna men de mouwen inzet en de mouw en zij naden dichtnaait. Van voren kan men den jumper sluiten met 'n paar drukkertjes of knoopjes. In het laatste geval haakt men lusjes aan den knoopsgatenkant, ofwel men breit daar 'n paar knoopsgaten in op de volgende ma nier: 2 st. breien, 2 st. afkanten, verder de naald uitbreien. In den daaropvolgenden toer zet men boven de afgekante st. weer 2 st. bij op. De aldus gevormde opening wordt later nog omwerkt met 'n knoopsga- tensteek. DORA Fig. 949. Eenvoudig regenjasje met rag- lanmouwen voor meisjes van 10 tot 12 jaar. Wij kunnen het maken van elke onwille keurige impermeable stof met daarbij pas send hoedje. Fig. 950. Leuk pelerinemanteltje voor kleine meisjes van beige of lichtblauw afghalaine. Het middelste kraagje van de pelerine is vastgestikt. De beide andere hangen los. Het jasje loopt iets klokkend uit. Fig. 951. Meer gekleede mantel van En- gelsche stof voor meisjes van 14 tot 16 jaar. Het model is zoo geknipt, dat de taille juist even aangeduid wordt. De versiering be staat uit een opstaand fluweelen kraagje en eenige knoopen. Fig. 952. Dit Tyroler jasje hoort op het pakje, dat we in den bovenhoek zien afge beeld. Het is gemaakt van donkergroene lodenstof en met 'n smal geel biesje afge werkt. Het wordt gesloten met koperen knoopen. Ook van het pakje met de breede bretels, waarop in het midden eenig bor duursel is aangebracht, kunnen we een pa troontje bestellen. POL A „Ga nou eens even opzij, joch, ik kan niks zien." Elly duwde tegen haar broertje aan. Bobbie schoof een klein eindje weg, want Elly was heel sterk, maar hij hield zijn neus vast tegen het glas gedrukt, zoodat daar een heele streep op achter bleef. „Vieze jongen, dat komt er van!" Elly keek minachtend naar de sporen van Bob zijn neus. „Ga je mee doen wie ze 't eerst ziet aan komen?" vroeg ie heel vredelievend. „Ja," zei Elly, „maar jij ziet een heeleboel straat meer dan ik." „Nou, kom dan heel dicht bij me zitten," zei Bob, „dan kijk je met mij mee." 't Was even heel stil in de kamer. Vader deed een slaapje in den grooten stoel en de kinderen tuurden onafgebroken naar bui ten. „Ha, ik zie ze, ik zie ze," juichte Bobbie ineens, „daar zijn ze Pap, Jos met Wippie." „Wat zeg je," vroeg vader en opende voorzichtig zijn oogen, „wie komt er met Jos mee?" „Nou, Wippie natuurlijk," zei Bob, ver- Ik ontving 'n receptenboekje van de N.V. W. A Scholten's Aardappelmeelfabrieken, waaruit voor ons, huisvrouwen, wel een en ander te leeren valt. Daar is bijv. 'n nieuw artikel Transparanta, dat, volgens de fa brikanten, tapioca of siamsago geheel ver vangt, doch veel gemakkelijker te verwer ken is. Transparanta wordt gebruikt voor pap, voor verschillende dessertschoteltjes en voor het binden van soepen. In dit verband schrijf ik hier even uit 't boekje over een recept van Tomatensoep. Op 1 pond tomaten neemt men hiervoor 8 d.L. water of bouillon, Y\ afgestreken lepel zout, 1 stukje ui, 2 afge streken eetlepels Scholten's Transparanta en 1 afgestreken eetlepel boter. Wasch de tomaten, snijd ze in stukken en smoor ze in de boter met het uitje en het Eout. Voeg dan water of bouillon bij en laat de tomaten door en door gaar koken. Wrijf de massa door een haarzeef, doe ze terug in de pan en laat de soep nog een uur koken met de geweekte Transpa ranta, tot de korrel geheel glazig en de soep gebonden is. Desverkiezend kan men er 'n Bcheutje melk door roeren. Scholten's maïzena wordt, evenals het ftardappelenmeel gebruikt voor het binden van sausen en soep en bovendien voor pap, pla en pudding. Per liter gebruikt men voor soep 20 gr. maïzena, voor warme saüs 40 gr., voor koude saus 25 gr., voor warme pap 50 gr., voor koude vla 40 gr. en voor pudding 80 gr. En als men nu weet, dat 1 lepel maïzena gram weegt, kan men ze per afgestreken lepel afmeten, zoodat het wegen dus over bodig wordt. Maïzena moet steeds met 'n koude vloei stof worden aangemengd en nog eens goed doorgeroerd eer men ze bij de kokende vloeistof voegt, daar ze spoedig op den bo dem zakt. Men roert flink onder het bij voegen van de aangelengde maïzena en blijft 2 a 3 minuten roeren, tot ze gaar is. Het is ons allen natuurlijk wel bekend, flat we door het gebruiken van zelfrijzend bakmeel op de eieren kunnen besparen. Zoo vind ik in dit boekje het volgende recept van Gembercake met Scholten's zelfrijzend bakmeel toebereid. 15 afgestreken eetlepels relf rij zend bakmeel, 10 afgestreken eetle pels suiker, 6 afgestreken eetlepels boter, 2 eieren, wat afgeraspte citroenschil of va nille, 75 gram geconfijte gember en 'n ietsje zout. De cake-vorm wordt met boter ingewre ven en met bloem bestrooid. De boter wordt met de suiker en het smaakje zalfachtig geroerd, dan worden, een voor een, de eieren bijgevoegd en de massa nog 10 minuten geroerd. Dan roert men er, bij kleine gedeelten, het bakmeel door met het zout en tot slot de fijn gesne den gember. Men doet de massa over in den vorm en strijkt haar tegen de kanten op. De cake moet 3 kwartier bakken in een matig warmen oven (150 gr. C.) en wordt na bekoeling met poedersuiker bestrooid. Tot slot neem ik hier voor onze lezeressen nog over 'n paar eenvoudige recepten van advocaat, met Scholten's custardpoeder be reid. Advocaat zonder eieren. 4 d.L. melk, 4 afgestreken eetlepels custardpoeder, 3K af gestreken eetlepel suiker, 1 d.L. brandewijn. Custardpoedër en suiker worden aange mengd met IK d.L. koude melk. De rest van de melk brengt men aan de kook en giet het dunne papje, onder voortdurend roeren, in de kokende melk. Men laat het papje 2 a 3 minuten doorkoken, voegt er dan lang zaam en steeds roerende den brandewijn bij en laat den advocaat, onder af en toe roe ren, koud worden. Advocaat met 2 eieren. 1 d.L. melk, 1 af gestreken eetlepel custardpoeder, 2 afge streken eetlepels suiker, 2 eieren, 1 d.L. brandewijn. Roer de eieren met de suiker. Meng de custardpoeder aan met de helft van de melk en breng de rest van de melk aan de kook, bij voorkeur in een gietijzeren panne tje. Giet het dunne papje bij de kokende melk, laat het 2 a 3 minuten doorkoken, en voeg daarna den brandewijn toe. Giet ver volgens voorzichtig en steeds roerende de eieren met de suiker bij het papje, zet de pan op een ketel of in 'n pan met kokend water en laat de eieren, steeds roerende, binden. Laat den advocaat bekoelen onder af en toe roeren. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL ontwaardigd, dat vader zóó iets kon verge ten. Wippie, die hun al een heele week door den melkboer was beloofd. Het was een jong hondje. En lang te voren hadden ze het gezamenlijk Wippie gedoopt. „Wat moet ik met al dat grut doen," had de melkboer gezegd, „ik heb er vier. Jullie mogen er wel drie hebben als je wilt." Maar dat was wel een beetje al te veel van het goeie, vond vader. En dus deed Wippie vandaag zijn blijden intocht in hun woning. Jos was hem in een mandje gaan halen. 't Was ineens een drukte van belang in de kamer. Het mandje werd boven op de tafel gezet. Bobbie kroop er naast en de anderen stonden er allemaal omheen. Vader deed het deksel er af. Stilte. Een hevige spanning! Daar bewoog iets bruins en hupdaar sprong Wippie uit zijn be waarplaats op het tafelkleed. Hij keek even eigenwijs in het rond en kefte een paar keer net alsof ie wilde zeggen: „zie je, daar ben ik nou!" Toen scheen ie het op zoo'n hooge zit plaats niet leuk meer te vinden; voordat iemand er op bedacht was, was ie al op den grond aangeland en rende de deur uit en de gang in. De kinderen, dol van pret, holden er ach teraan. In de keuken stond Dient je net in een pan te roeren, toen Wippie luid keffend met den heelen stoet achter zich aan bin nen kwam rennen. „Heeremetijd," schrok ze en liet den lepel in de soep vallen, „een hond! Ajakkes! Weg beest!" Ze schopte angstig naar Wippie, die meteen naar haar toe kwam en lustig in haar schort begon te bijten. „Help, help, hij bijt. Mevrouw!" gilde Dientje. „Gauw Jos, pak hem en stop hem weer in zijn mand," riep vader, „direct gebeuren er nog ongelukken." Maar ja, dat was eerder gezegd dan ge daan. Wippie was heelemaal niet van plan zich zijn vrijheid nu alweer te laten ont nemen. Zoo g:auw als Jos hem wilde pak ken, glipte ie de keuken weer uit. Toen kreeg hij ineens zin in een paar sokken van vader, want hij sprong in het stopmandje, dat op moeder haar plaats stond en begon er vroolijk in te happen. „O," riep moeder, „mijn kousen, pak hem toch. Hij maakt den heelen boel stuk!" OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK VERBODEN Bobbie had er nog het meeste plezier in van allemaal. Den heelen tijd holde hij Wippie met zijn korte beentjes achterna. Hij zou hem vast en zeker wel krijgen. Daar sprong Wippie weer van het stop mandje af en wilde de deur weer uit om aan zijn vervolgers te ontsnappen. Maar daar kwam Bobbie aan van den anderen kant, stak zijn armen uit, viel endaar lag ie te spartelen boven op Wippie, die vreeselijk kefte en alle moeite deed om er zich onder uit te werken. „Pap, ik heb hem gevangen, gauw, de mand," schreeuwde Bobbie. Toen zat ie natuurlijk weer gauw in zijn oude verblijfplaats. Hij maakte er wel vree selijk kabaal, maar veiligheidshalve mocht hij er voorloopig niet uit. Aan tafel werd de nieuwe huisgenoot lang en breed besproken. „Ja," zei moeder, „ik dacht, dat het zoo'n klein, leuk ding was. Maar als ik geweten had dat ie zoo wild was, had ik hem hier nooit willen hebben. Ik weet nog niet of hij v/el blijft." „Hèèèè," begon Bobbie, „ik vind 'm net zoo leuk. Ik zal hem wel temmen, dat zal u wel zien." Toen begonnen ze natuurlijk al lemaal te lachen om dien kleinen Bob, die Wippie wilde temmen. „Hè, hè," riep Jos, „hij denkt zeker, dat 't een wild beest is." „Bob, de hondentemmer," lachte Elly. Bobbie stopte verlegen zijn hoofd tegen moeders arm. „Kom," troostte ze, „laat ze maar lachen, wij weten het samen wel!" Dus voorloopig dan mocht Wippie blijven. Maar hij deed niet erg zijn best om zich te beteren. Zijn mandje was zoolang onder den klee- renstandaard gezet, want Dientje was bijna flauw gevallen bij het denkbeeld, dat Wip pie bij haar in de keuken zou komen logee- ren. Iederen keer, als ie even uit het mandje mocht komen, sprong ie als een dolleman in het rond, maakte krassen op het zeil, sprong overal boven op en vond niets leu ker dan iets te hebben, waar hij lustig in kon bijten. In den tuin holde hij tusschen de bloemen door en liet al het grint in de aarde terecht komen en was groote vijan den met Dientje. Toen hij er drie weken was, mochten de kinderen voor het eerst eens een eindje al leen met Wippie gaan wandelen. „Ik mag hem het eerste vasthouden," zei Bobbie, „want ik hou het meeste van Wip pie." „Nietwaar, ik natuurlijk," zei Jos, „ik ben de oudste." „Zou je denken, dames gaan voor," zei Elly. Maar vader besliste. Eerst Jos, dan Elly en Bob het laatst. Jos had een zeer ernstig gezicht, toen ie voortwandelde met Wippie aan den riem. Het stoute ding was uitgelatener dan ooit. Overal moest ie aan snuffelen en holde door alle plassen. Na een tijdje kwam Elly aan de beurt. Maar het viel haar niets mee. Wippie trok vreeselijk. Met een kleur van inspanning probeerde ze den riem vast te houden. „Waf, waf!" kefte Wippie vroolijk en sprong tegen een dame op, die verschrikt opzij ging. Het was een mevrouw van den overkant. Drie groote moddervlekken kleef den grijnzend in haar lichten fnantel. Woedend keerde ze zich om naar de kin deren. Maar die waren op Wippie's bevel al lang doorgeloopen. „Gauw, pak jij hem, Jos," riep Elly, „ik kan hem niet langer houden!" „Ja, gauw maar," zei Jos, „we gaan met een naar huis. Ik kan het ook haast niet." Maar dat was gauwer gezegd dan gedaan. Wippie maakte nog heelemaal geen aanstal ten om naar huis te gaan en trok steeds den anderen kant uit. Tot overmaat van ramp begon Bobbie te zeuren, dat het nou ook eens zijn beurt was. Hij wilde den riem uit Jos zijn hand trek ken. Toen zag Wippie de kans schoon. Eén ruk, en weg rende hij, door de drukte heen. Achter hem aan slierde de riem en. al gauw was er niets meer van hem te zien. Bobbie stond hard te huilen. „Owee", kermde ie, „nou is Wippie weg." Dikke tra nen rolden over zijn wangen en met zijn knuistjes wreef ie hard door zijn oogen. „Hij wordt vast overreden," zei Elly ang stig en Jos wist ook niet was ie doen moest. Toen opeens gilde Elly: „daar is ie weer!" En ja hoor, in de verte kwam hij aanrennen, recht op de kinderen af. Het touw slierde nog steeds achter hem aan. Alle drie stonden ze gereed om hem op te vangen. Maar dichtbij gekomen, keerde Wippie ineens weer om en holde denzelfden weg terug. „Gauw," schreeuwde Jos, „er achteraan!" Toen ineens stond Wippie stil. Een mijn heer had het voorval gezien en zette zijn voet op den riem. Hij was gevangen! Alle drie stormden ze er op af. „Als ik jou was, nam ik hem in m'n ar men," zei de mijnheer tegen Jos, „anders krijg je hem nooit thuis." Eindelijk zag moeder ze in de verte aan komen. Jos hield Wippie krampachtig in zijn armen gekneld en Bob had nog twee dikke tranen op z'n wangen. Pas waren ze binnen of Wippie schom melde al weer aan de overgordijnen. Toen werd er gebeld en mevrouw van den over kant kwam klagen. Ze was woedend! Haar heele nieuwe mantel was gevlekt. Ze was niet eerder tevreden gesteld, voordat vader beloofd had de schade van het ontvlekken te vergoeden, Maar toen hielp er ook niets meer aan; Wippie móést weg! Het was nu mooi genoeg geweest. „O pappie," snikte Bobbie, „ik hou juist zooveel van hem en hij wordt vast nog wel eens lief als ie niet altijd gevangen zit." Maar nog dienzelfden middag vertrok Wippie in het mandje, waarmee hij ook ge komen was. Wat zou het toch voor een auto zijn. Heelemaal geen vensters. Het moet er gewoon pikdonker in zijn. Ik weet het al, geloof ik. Het is een dierenwagen van het circus, ik hoor ten minste het geluid van een jakhals of zoo iets. Wel'neen! Een jakhals? Hoe kom je er bij. Luister eens beter. Daar zit een hongerige tijger in. Dat wil ik om een dubbeltje met je wedden. Plotseling stond de wagen voor de ge vangenis stil en werd er een boef uitge leid. Zie je wel, zei Piet, ik heb het dub beltje gewonnen, want ik was er het dichtst bij met m'n tijger. v';';v Met een kleur van inspanning probeerde ze den riem vast te houden. Jos en Elly moesten hem wegbrengen naar een honden- en kattenbewaarplaats, een paar straten verder. Elly stond het huilen ook nader dan het lachen. „O, het is daar zoo afschuwelijk," zei ze tegen Jos, „hij moet daar den heelen dag opgesloten zitten in zoo'n akelig hok!" „Weet je wat," zei Jos, „ik heb wat be dacht. We brengen hem stilletjes op het land. Daar is het tenminste niet zoo naar en misschien vinden hem dan wel andere kinderen, die hem mee naar huis nemea En dan vertellen we het straks als we thuis komen." Zoo werd dus besloten. Op het land deden ze het deksel er af en daar sprong Wippie er weer uit, even vroolijk als anders. „Dag Wippie," zei Elly droevig. En Jos maakte hem met een touwtje vast aan een paar balken. Anders liep ie hun natuurlijk weer achterna. Toen gingen ze naar huis. Heel in de verte hoorde ze Wippie nog keffen, maar zien konden ze hem niet meer. 's Avonds zat vader rustig de krant te le zen. Boven in bed lag Bobbie nog steeds te huilen als ie aan Wippie moest denken. Het was toch ook allemaal zoo naar. Nou zag ie hem nooit meer terug. „Goedenavond mijnheer en mevrouw." Dientje stak even haar hoofd om de deur. Toen slofte ze door de gang naar de bui tendeur en maakte die open. Tegelijkertijschrokken vader en moeder ineens op door éen harden gil. Allebei hol den ze naar de gang. Daar zat Dientje op den grond en naast haar Wippie! Maar lang niet zoo uitgelaten als anders. Heel deemoedig hield hij zijn kop met de lange flapoortjes naar beneden. „Wel allemachtig," zei vader en staarde onthutst naar Wippie Toen ineens kwam er een stommelend la waai van boven; alle drie de kinderen stormden naar beneden. Bobbie voorop: „Wippie, Wippie," gilde Bobbie en knelde hem in zijn armpjes en gaf hem zoo maai een zoen op zijn kop. Wippie kwispelstaart te en jankte, maar bleef heel kalm. „O vader, mag ie nou blijven," smeekte Bobbie. „Ik zal altijd op hem passen. Hij zal nou vast nooit meer stout zijn." „Ja maar," zei vader, „het is anders wel heel brutaal van hem om zoo maar weer terug te komen, vind je niet?" „O nee," snikte Bobbie en wreef met zijn vuistjes door zijn slaperige oogjes. „Hij houdt zoo'n boel van ons. Mag het nou?" „Nou moeder," zei vader, „wat denk je er van, zullen we het dan nog maar een keer tje met dat ondeugende ding probeeren?" „Vooruit dan maar," zei moeder, „mis schien past hij nou wel een beetje beter op." Toen werd Wippie weer in zijn mandje gezet. Bobbie dekte hem lekker toe met een oud dekentje en kon heel tevreden naar boven gaan. In bed moest ie er nog maar steeds aan denken, hoe fijn ie het vond. „Ha, fijn," juichte Bob slaperig onder de dekens. „Mor gen ga ik met hem spelen en dan begin ik hem meteen te temmen. Lekker!" En Wippie? Nou, die vond het al lang goed. Die rolde zich lekker in het dekentje en sliep al toen Bobbie pas naar boven was gegaan! BETSIE BROUWER WOORDKEER Men vindt mij in de kerk. Keert men mij om, dan kom ik uit den schoorsteen. Hoe men mij ook keert, ik ben en blijf een gast, die na ziekte of ongeval verschijnt. •pooa Oplossing Kruiswoordraadsel 'JfOOH •joox

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 14