Klaarheid in het lijdensraadsel Goederenruil met Duitschland Van de Perstribune Prikkeldraad Ergerlijke dingen SINT LIDUINA HET NIEUWE INSTITUUT ZATERDAG 5 NOVEMBER Steun van regeering gewenscht Geen stukken maken! LEEKEPREEKEN VAN DEN 8EN NOVEMBER HOOG WATER TE VENLO De groote aken kunnen door den stand der Maas de brug niet passeeren en moeten wachten op het dalen der rivier De werkwijze Loterijgesol in Nederland R.K. Universiteit VERDOOVINGSMIDDELEN TARWEWET MISBRUIKT Trustvorming door bakkers en meelfabrikanten Wij, bewoners van het kleine, Neder land, voelen de neuzen krullen, als de een of andere grootheid in het verleden wel eens heeft getuigd, dat ons kleine land welereis groote dingen doet! 't Is wel aardig, als een of andere groot heid ons zoo'n pluimpje geeft, maar voor ons zelve moeten we toch ook niet onze kleinheid vergeten. Want heusch: we zijn vaak dwergachtig klein! Zoo ook in onze Katholieke heiligenver- eering. Het Calvinistisch schamperen ver klaart daar misschien wel iets van, maar verklaren staat nog niet gelijk met goed praten. Weet ge welke kleinheid ik in verband met onze laatste bijdragen onder deze ru briek bedoel? Onze bekrompenheid ten op zichte van onze vaderlandsche Heiligen. Zeker, we zijn en voelen ons leden van de ééne waarachtige internationale, kinderen van de machtig groote Katholieke Wereld kerk en daarom moeten in kerkelijk opzicht de grenzen van gemeenten en landen weg vallen en daarom brengen we ook van har te grootsche eerbetuiging aan buitenland- sche heiligen. Maar dit rechtvaardigt toch niet een achterstellen van onze eigen hei lige landgenooten! En denkt nu niet, dat schrijver dezes u de Liduina-devotie wil opdringen; een op gedrongen devotie lijkt me integendeel van weinig nut. Maar wel zou ik blij zijn, er iets toe te hebben bijgedragen, om onze vader landsche heilige heldenfiguren een weinig meer bekend te maken. Want dat lijkt me de oorzaak van ons tekort: we kennen het groote leven van onze eigen heiligen te weinig. En om nu die bekrompenheid althans ten opzichte van Sint Liduina te besnoeien, wil ik trachten u een kijkje te geven op de internationale bekendheid van deze, onze heilige landgenoote. Denkt er om, dat onze heilige maagd leef de op het einde der veertiende en in het begin der vijftiende eeuw, in den tijd dus van moeilijke communicatiemiddelen tus- schen de landen; ze moesten het toen nog doen zonder stoom of electriciteit: de trek schuit, de zeilboot, het trekdier en de twee menschelijke voeten vervingen onze auto's, treinen en vliegmachines. Welnu, haar armelijke woning werd tij dens haar ziekte en terstond na haar ster ven bezocht door Belgen, Franschen, Duit- schers en Engelschen. Bisschoppen en kloosterlingen kwamen haar raad inwinnen, geleerde theologen waren verbaasd over haar diepzinnige en toch zoo juiste gesprekken over de grootste geheimen van onzen heiligen godsdienst. Vorstelijke personen, zooals graaf Willem VI van Holland en Margaretha van Bour- gondië legden persoonlijke bezoeken bij haar ziekbed af. Heel kort na haar dood werd haar won derbaar leven reeds beschreven tot in de Kronieken van de Bisschoppen van Mun ster toe; wellicht werd dit laatste reeds op- geteekend nog tijdens haar leven. In het groote internationale werk over de levens der Heiligen van de geleerde Bollandisten, in het deel, dat in 1675 werd uitgegeven, worden niet minder dan honderd bladzijden aan Liduina's leven gewijd. Een H. Alfon- sus Maria de Liguori, de stichter van de Or de der Paters Redemptoristen, komt tot tienmalen toe in zijn verschillende, alom verspreide werken op de H. Liduina terug. Paus Benedictus XIV stelt Liduina gelijk met de groote wereldfiguren Lazarus, Job en Tobias, wanneer hij schrijft, dat God onze heilige maagd evenals genoemde groo te lijders wilde stellen tot 'n spiegel en een voorbeeld alle eeuwen door voor allen, die in ziekte of droefheid zijn. Wanneer we de lijst van Liduina-litteratuur doorbladeren, ontmoeten we er werken en artikelen in 't Latijn, in het Duitsch, in het Engelsch, in het Spaansch, in het Italiaansch, in het Fransch. Het is ons wel eens goed, te ondervinden, dat in vroeger tijden niet alleen uitvinders en aanvoerders van legerscharen en dat in onze dagen niet alleen filmhelden, boksers en voetbalkampioenen zich een internatio nale vermaardheid verwerven, maar ook lijdende zielen, die in het oog der wereld mislukt en onbeduidend moeten schijnen, maar naar Gods oordeel zoo hooge plaats Innemen, dat hun naam een zegenrijken klank heeft in den hemel en op aarde. Vreeselijk is het lijden geweest van Lidui na. Men huivert er voor haar kwalen te be schrijven, zooals we die genoemd en be schreven vinden bij haar levensbeschrij vers. Laten we als voorbeeld hier aanhalen, hoe volledig, maar ook hoe verschrikkelijk haar eigen wensch in vervulling ging, teen ze God bad haar van haar lichamelijke schoonheid te bevrijden: haar gelaat zoo melden ons de levensbeschrijvers spleet open van boven aan het voorhoofd tot aan het midden van den neus; de onderlip raak te half los van de kin; het rechteroog was geheel blind en het linker kon zelfs den weerschijn van het haardvuur niet verdra gen. Als men haar wilde opheffen, moesten windselen gelegd worden om hare ledema ten, omdat men vreesde, dat er zouden zijn, die anders afvielen. Zoo was haar beeld nadat zij reeds enkele jaren bedlegerig was geweest en haar lijden verergerde nog naarmate haar bovennatuurlijke overgave sterker werd. Behalve de vreeselijke pijnen, haar afschuwwekkende wonden, die als verblijfplaatsen, als nesten leken voor on telbare wormen. Bekend is de uitdrukking, die haar levensbeschrijvers gebruikten, hoe van toen af haar ziekte zoo schrikkelijk werd, dat men geloofde aanwezig te zijn bij een dier geheimzinnige kerkhoftooneelen, die zich in een doodkist afspelen enkele maanden na het overlijden. En toch haar sterven zal vol heerlijkheid zijn; dat „pak menschelijke lompen", dat acht en dertig jaren lang zoo hevig geleden had, ontving in den dood de gaafheid terug. Zoo langen tijd had zij haar arm, die bijna los aan het lichaam hing, niet kunnen ge bruiken, in haar sterven kruiste zij ze zelve over de borst; geen wonden of spleten meer, slechts een enkel lidteeken nog van een vroegere mishandeling door geweten- looze lieden; „men meende zoo zegt een harer eerste levensbeschrijvers een ver heerlijkt lichaam te zien". Een beeld, hoe achter het lijden de glim lach van het verblijden ontwaakt. Liduina, acht en dertig jaren een voor werp van afschuw voor de menschen, toch tijdens haar leven en na haar sterven tot op dezen dag toe, vijf honderd jaar later, een beroemdheid, een vermaardheid, een troost en kracht voor talloos velen. Mogen wij in dit dal van tranen het onze er van leeren! AD INTERIM. Jngezonden) Zoo zal ons lieve vaderland dan einde lijk gezegend worden met een van de meest doellooze, menschonteerende en dwaze vertooningen, die door de moderne sportvergoding zijn uitgebroed. In het R. A. I.-gebouw te Amsterdam zal immers een 6-daagsche wielerwedstrijd worden „opgevoerd"? Toen ik dit nieuwtje las, voelde ik mij eigenlijk wat teleurge steld. Waarom nu alweer een 6-daagsche? Waarom verlengt men den termijn niet eens tot tien dagen? De wereld weet nu wel, dat de krachtpatsers van de bicycle het 6 maal 24 uur kunnen volhouden, als zij maar door een verdwaasd publiek worden opgezweept en afgejakkerd. De onovertrof fen „Tour de France" duurt immers wel drie weken en het vordert nog heel wat meer inspanning om die in zijn geheel te volbrengen, dan het „alsmaar" ronddraaien op een gladde baan, in een kringetje van één- of tweehonderd meter omtrek. Alleen rijden de deelnemers aan den grooten „tour" gemiddeld 10 uren per dag en zorgen er wel voor, dat zij een behoorlijke nacht rust krijgen. Is er nu werkelijk in dezen tijd van ma laise en nood, met den winter voor de deur, niets beters te bedenken dan deze nutte- looze afbeuling, die een verstandig mensch doet blozen? Ik heb eens een beschrijving gelezen van een 6-daagsche in het hyppo- dröme te Parijs, dat wil zeggen de indruk ken van een toeschouwer over een gedeelte van den rit gedurende de nachtelijke uren. 'tWas in één woord walgelijk! Een bedomp te, slecht verlichte zaal, vol met sigaretten- walm en allerhande verdachte geuren, die een gemengd publiek nu eenmaal met zien meebrengt. Een troep lichtekooien, in ge zelschap van een bende nachtbrakers, die, jammer genoeg, geld te veel en bezigheden te weinig schenen te hebben. In de baan een stel renners met wezenlooze gezichten ('t was de zesde dag) die als automater, hun cirkeltje voor de zooveel duizendste maal rondtrapten. Nu en dan een gegil en gejoel van de toeschouwers, als er weer eens een „prijs" werd uitgeloofd, of een serie scheldwoorden, toegeschreeuwd tot een der rijwielslaven, die volgens het oor deel van het publiek niet genoeg zijn best deed. Men wil immers waar voor zijn geld hebben! In enkele van de donkerste hoek jes echte dronkemanstooneelen, waarbij de champagne over den vloer stroomde Kortom, 't was een echt „fijne" zesdaag- sche! Zou het in Amsterdam ook zoo worden? Ik hoop van niet, maar 't is met al die sport-overdrijving een wonderlijke zaak! Als er eens een volksstemming kon worden gehouden, wed ik, dat verreweg het groot ste deel der natie tégen zoo'n zesdaagsche zou zijn. Ik heb al enkele dagbladen ge lezen, die alles behalve ingenomen waren met dit plan. Er werd gewezen op het ont staan en het verloop van deze excessen; hoe in Amerika indertijd een der deelne mers door overspanning dood in de baan neerviel, zoodat verdere wedstrijden werden verboden; hoe het publiek dikwijls door de renners wordt bedot en bij den neus geno men, doordat de „sterren" onderlinge af spraakjes maken voor het verdeelen van de prijzen; hoe de sport eigenlijk niets met dergelijke comedie heeft te maken, omdat het wedden feitelijk de hoofdzaak is, enz. enz. En tóchals de pret eenmaal aan den gang is, kan men er vast en zeker op- aan, dat het Nederlandsche volk wordt bezesdaagd tot in zijn fijnste vezeltjes. Ik hoop, dat er dan ook eens een reporter zal opstaan, die eerlijk en onbevangen zijn in drukken zal geven van deze moderne draaierij, niet maar van een stukje, doch van de geheele vertooning. Een goed jour nalist kan wel 6 X 24 uur zonder slaap! Zouden wij nu binnen afzienbaren tijd ook een bokspartij krijgen, zoo'n échte, ik bedoel een Amerikaansche, waarbij de deelnemers elkaar de tanden stukbeuken, de oogen uit het hpardon, uit den kop slaan en zoodanig bewerken, dat een ge slacht en opengespalkt varken een minder bloedige vertooning geeft dan die twee menschenlijven, die in dierlijke woede el kaar murw hebben gemokerd. Voor geld! Want dat is hun beroep! Neen, dan heb ik heel wat meer respect voor een eenvoudi- gen boer, visscher of handwerksman, die zijn lichaamskracht en handigheid in dienst stelt van het algemeen belang! Bovendien, wordt men in dat opzicht nooit wijzer? Is men de kibbelpartijen en bedrie gerijen op de Olympiade van Parijs al ver geten en de grootere en kleinere spectakels elders? Sport?.... Geld!En als 't niet om geld te doen is, dan is drie kwart van alle sport nog hysterische opwinding.... En zij, die hun geld neerleggen voor het beulenwerk van een bokspartij, schreeuwen gewoonlijk het hardst tegen de stierenge vechten in Spanje en schelden den ouden tijd van onbeschaamd en wreed, omdat toen het katknuppelen; het ganzen- en palingtrekken nog in de mode waren. De tegenwoordige beschaving heeft wonder lijke kanten! Hoe dit zij de zesdaagsche komt in Amsterdam. Ik hoop van harte, dat het een algeheele mislukking zal worden. Ik weet wel, dat mijn schrijven van heel weinig invloed zal zijn; maar ik weet ook, dat er talloozen net zoo over denken als ik; en ziet u zij en ik, wij willen ons óók wel eens uitspreken. N. Minister zegt zijn meening Op de vragen van het Tweede Kamerlid K e e s t r a betreffende intrekking der verleen de toestemming voor de op 8 November a.s. door de S.D.A.P. en het N.V.V. te 's-Gravenhage te houden betooging en het in het vervolg voor komen van het geven van toestemming tot het houden van voor orde en gezag gevaarlijke be toogingen, heeft minister Ruys de Beerenbrouck o.m geantwoord, dat de regeering, indien zij op grond van verwachtingen omtrent het verloop van de betooging op 8 November, welke uiter aard niet dan vaag kunnen zijn, zou besluiten tot ingrijpen, in strijd zou geraken met haar reeds uiteengezet standpunt, waarin zij zegt, dat zij zich onthoudt van alle maatregelen, die demonstraties zou bevorderen, doch dat zij deze ook geenszins onmogelijk wil maken. (Memorie van Antwoord over de Rijksbegrooting 1933. Red.). Aan het plaatselijk gezag, vervolgt de minis ter, moet de beslissing worden overgelaten, of in bepaalde gevallen klaarblijkelijk kans op ernstige ongeregeldheden bestaat, zal dikwijls, vooral voor het centraal gezag, moeilijk zijn te beoordeelen. Niettemin blijft het ten deze waak zaam. Voorts merkt de minister nog op dat te ruime mate van bemoeiing zijnerzijds de ongewenschte uitwerking zoude kunnen hebben, dat het ver antwoordelijkheidsgevoel der plaatselijke orga nen wordt verzwakt en het zwaartepunt der be slissingen komt te liggen daar, waar het vol gens de wet niet hoort. Eenvoudig systeem met groote moeilijkheden Centraal bureau te Dusseldorp Spoediger dan zelfs vele belanghebbenden en insiders verwacht hadden is het centraal instituut ter bevordering van het normale han delsverkeer tusschen Nederland en Duitschland tot stand gekomen. Het heeft zijn eerste werk zaamheden aanvaard en de practijk zal nu verder moeten uitwijzen hoe het zal werken en of het zal voldoen. Uiteraard is het thans nog niet wel mogelijk den aard van de werkzaamheden van het nieu we instituut tot in onderdeelen na te gaan; de zaak bevindt zich immers nog in een allereerste beginstadium. Niettemin is het voor ieder duidelijk en een nadere oriënteering van de „Telegraaf" be vestigt dit dat de hoofdlijnen wel vaststaan en dat de werkwijze in wezen niet zal afwijken van die, welke tot nu toe ook door de yerschil- lende Kamers van Koophandel, welke zich met den goederenruil bezighouden, is gevolgd. De bedoeling, vervolgt het blad, dat diegenen uit de kringen van landbouw, tuinbouw en in dustrie, die het initiatief tot dit plan genomen hebben of er mede instemmen, zich tot het in stituut zullen wenden wanneer zij het voor nemen koesteren goederen uit Duitschland te betrekken. Het Nederlandsche bureau zal daar van mededeeling doen aan het Duitsche bu reau, dat waarschijnlijk in Dusseldorp zal worden gevestigd en dit wendt zich te zamen met den Duitschen exporteur, die natuurlijk graag een order plaatst en daardoor gereede- lijk zijn medewerking zal verleenen, tot het Reichswirtschaftsministerium te Berlijn, met de mededeeling, dat Duitschland een order in Nederland kan plaatsen, onder voorwaarde, dat daartegenover een bepaalde hoeveelheid Ne derlandsche goederen naar Duitschland uitge voerd zullen mogen worden en betaald kan worden met vrije deviezen. Het Reichswirt schaftsministerium geeft daartoe, als het er mee accoord gaat, een z.g. „Genehmigung" af. Al mag de zaak dus eenvoudig genoeg lijken, toch zijn aan een en ander verschillende moei lijkheden verbonden, van wier oplossing het welslagen van het plan grootendeels zal afhan gen. Daar zijn in de eerste plaats de contin- genteeringen. Als het contingent „vol" is zul len de daaronder vallende Nederlandsche goe deren uiteraard niet meer uitgevoerd kunnen worden. Verder zal men natuurlijk een wapen in de hand moeten hebben, voor het geval het Duitsche ministerie in bepaalde omstandig heden zou weigeren mee te werken. Oplossing der controverse De Geer-Colijn In „De Tijd" constateert het Kamerlid, Dr. Kortenhorst, dat de heer Colijn niet geheel juist geweest is in de motiveering van zijn houding inzake de tarievenverhoo- ging; intusschen wil dit z.i. echter geens zins zeggen, dat, los van de motiveering, de Regeering onverstandig zou handelen door naar een oplossing te zoeken, die dr. Colijn en zijn groep zou kunnen verzoenen. Dit kan te gemakkelijker omdat de basis van een vergelijk uit de debatten zelf te vin den is. „Immers dr. Colijn heeft zoowel in 1931 als nu onlangs op 26 Oct. zich met zooveel woorden uitgesproken voor een technische herziening van het tarief, waardoor voor de schatkist hoogere inkomsten te ver wachten zouden zijn. Minister de Geer heeft op 27 October toegezegd „dat een technische herziening van de Tariefwet met den grootst mogelijken spoed, voor zoover dit met een goede behartiging van de zaak overeen te brengen is" zal worden ontworpen. Welnu: ligt het niet voor de hand, dat de 22.000.000, die de Regeering meer uit de invoerrechten putten wil, niet uit de hoogte, maar uit de breedte worden ge haald? Dat wil dus zeggen, dat uit het zeer groote aantal artikelen, dat onbelast of laag belast binnenkomt, een verstandige greep wordt gedaan. De Minister behoeft daarvoor zijn technische herziening niet terstond in alle finesses gereed te hebben. Voorloopig kunnen een aantal nieuwe en verhoogde invoerrechten in de bestaande wet worden ingevoegd. Tot zoolang ware dan de 30 opcenten te handhaven. Ook met het oog op de navordering zou deze metho de aanbeveling verdienen. Het hoofdbe zwaar van dr. Colijn, dat de verhoogde rechten hetzij niet bijtijds zouden verdwij nen, hetzij te vroeg, wanneer n.l. het ver drag van Ouchy in werking zou treden, is daarmede goeddeels vervallen. Dit denkbeeld lijkt mij verre de voorkeur te verdienen boven het verhoogen van be staande accijnzen." Het is met de Staatsloterij in Nederland altijd een rare geschiedenis geweest; wij lezen daaromtrent in „Ons Noorden": „Indertijd zijn hier te lande op voorstel van de Regeering alle loterijen verboden. Zelfs een onschuldig „rad van avontuur" op een kermis was een onzedelijk en im moreel vermaak en mocht niet meer. Ma.ar de Staat zelf onderhield ook na dien tijd een officieele loterij, waar de menschen een gokje konden wagen. En we spreken nu maar niet van de officieele gokkerijen aan de beurs, waarvan de immoraliteit tienmaal grooter is dan van welke particu liere loterij ook. Intusschen, afschaffing van de Staats loterij wilde men niet, maar uitbreiden wil de men haar ook niet. Zelfs niet in dezen tijd, nu de tonnen gouds welke daarmee te verdienen zijn, zoo bijzonder welkom zou den zijn. Maar het meest dwaze in dit geval is, dat de Staat door het handhaven van de Staatsloterij in beperkten vorm, aan tal van particuliere ondernemingen gelegenheid geeft, naast de Staatsloterij eigen series loten uit te geven, waarvoor de Staat draait en waardoor deze ondernemingen met be hulp van den Staat millioenen uit de zakken der burgers halen. Er is intusschen nog meer. Dezer dagen is het publiek verrast met een sensationeel verslag in de bladen van een vergadering van Lotisico, een der groo te particuliere loterijen, die speelt op den Staat en aan de Staatsloterij meer dan een millioen per jaar verdient. Kon men omtrent het karakter van deze onderneming vroeger in twijfel verkeeren, op dit oogenblik weet iedereen, dat dit een zuivere loterijonderneming is, die, met ont duiking van de wet, zich aan een in Neder land verboden handeling schuldig maakt. Op die vergadering i.~ gebleken, dat door dien de afgeloopen Staatsloterij genum merd was van 1 tot 24000, dat de polissen van Lotisico geconverteerd zijn in obliga ties van één honderd gulden. Zoodat deze maatschappij uit dien hoofde tot een be drag van 2.800.000 gulden schuldeischers heeft. Lotisico heeft dus 28000 volgestorte polissen, maar bezit toch niet dit kapitaal. Financieel is de geste van deze onderne ming dan ook niet in orde, maar de z.g. poliszaken zijn bijzaken, de zaak is vóór alles een verloren loterij. We begrijpen dan ook de moeilijkheid voor deze onderneming om een nieuwe Ko ninklijke goedkeuring te krijgen, welke zij noodig had. Een der commissarissen Mr. Last verklaarde op de bewuste vergadering, dat hij daarmede drie maanden bezig was geweest, maar het lukte niet. Toen heeft het bestuur een invloedrijk Haagsch advo caat in den arm genomen en voor een hono rarium van 250.000 heeft deze de zaak voor elkaar gebracht. Het wil ons voorkomen, dat op dit laatste toch wel eens nader en wat meer de aan dacht mocht worden gevestigd. Een dergelijk buitensporig honorarium voor een betrekkelijk eenvoudige zaak is toch wel iet of wat verdacht. Al kunnen we ons wel eenigszins indenken, dat het departement van Justitie er weinig lust toe voelde, om aan deze financieele onderne ming de Koninklijke goedkeuring te ver leenen. Maar dat men dit dan met een bedrag van 25.0000 wél gedaan krijgt, lijkt ons weer vreemd." Men zal er dus moeilijk buiten kunnen, om een lijst vast te stellen van goederen, waarvoor men niet bepaaldelijk op Duitschland is aan gewezen. Een dergelijke lijst zal moeten wor den gepubliceerd en door middel van propa ganda aan het publiek bekendgemaakt moéten worden. Propaganda is in ieder geval noodig: men moet immers de medewerking hebben van de Duitsche industrie. Op die medewerking zal men vermoedelijk wel kunnen rekenen. Men is, vooral in West-Duitschland, dank zij een ge stadige propaganda en voorlichting van Neder landsche zijde, al zoover, dat men inziet, dat Nederland een der grootste klanten is, die men op zijn beurt ter wille moet zijn. Het is een verblijdend feit, dat sommige West-Duitsche persorganen het krachtig hebben opgenomen voor de Nederlandsche exportbelangen. Een der allerbelangrijkste factoren is echter de medewerking van de Nederlandsche impor teurs. Het is immers duidelijk, dat indien niet alle Nederlandsche importeurs zich tot het bu reau zouden wenden, de goederenruil slechts op beperkt terrein resultaten zou opleveren. Daarin schuilt bovendien een gevaar. Het Duit sche ministerie zou namelijk pogingen kunnen aanwenden om het nieuwe instituut practisch onbruikbaar te maken. Zij zou dit kunnen doen door importeurs, die niet van het instituut gebruik maken, coular.- ter en sneller bedienen, zoodat degenen die wel de bemiddeling van het bureau zouden in roepen, in een ongunstige positie zouden ko men. Deensch voorbeeld Velen zijn er dan ook van overtuigd, dat als men resultaten van 106 pCt. zou willen bena deren, de actieve medewerking der Ned. regee. ring noodig is. Het initiatief is geheel van particuliere zijde gekomen; de regeering is be langstellend, en naar zij zegt sympathiseerend toeschouwster. Zij zal echter, wil het plan in alle opzichten slagen, het Deensche voorbeeld moeten volgen en haar medewerking moeten verleenen door den importeur voor te schrij ven, hun Duitsche zaken via het instituut te laten loopen. Veler hoop is, dat zij dit als het bureau een maal resultaten af gaat werpen, ook wel zal doen. Dan eerst kan men van een geheel sla gen van dit initiatief verzekerd zijn. Het zal uit dit alles duidelijk zijn, dat het bureau alle handelsrelaties onaangetast laat en zich daarmede in geen enkel opzicht bemoeid. Zijn bemoeiingen stekken zich slechts uit over de financieele aangelegenheid; het betalen met goederen van in Duitschland gekochte produc ten. Het bureau zal onder leiding staan van de heeren B. Erkelens, oud-vice-consul van Duitschland te Amsterdam en E. Henny te 's Gravenhage. Nog niet zeker Het Nederlandsch Correspondentiebureau bevestigt de mededeeling van opgemeld blad in zooverre deze betrekking hebben op de leiding van het nieuwe Instituut. Omtrent de vestiging van een bureau in Duitschland, alsmede omtrent de plaats waar zulks zou geschieden, staat nog niets vast. Taak der Boerenleenbanken Men verzoekt ons opname van het volgende: Men kent den nood der boeren; en niet ten onrechte roept men om steun voor de tarwe, voor de zuivel, voor de varkens, voor de kippen en voor den tuinbouw; ook in pachtzaken wordt getracht, steun te verleenen, maar wat doen de boeren en hierbij heb ik vooral het oog op de boerenleenbanken zelf? Wordt het niet hoog noodig, dat deze haar leden zooveel moge lijk de helpende hand toesteken door bijvoor beeld de aflossing te verlichten en de rente te brengen van b.v. 5 op 3 pCt.? Er zijn afdeelin- gen, die groote reserves hebben zooals het heet, voor het gveal „de nood aan den man komt". Welnu, die tijd is er thans. De boerenleen banken zijn er toch voor de boeren; het is heel mooi, er is zoo en zooveel winst, maar n u kan men daarvan profiteeren ten algemeenen nutte. De St. Radboudsstichting heeft benoemd tot lector in de Italiaancshe en Spaansche taal, dr. B. E. Vidos uit Boedapest. Te Maastricht heeft Donderdag een inter nationale politiebijeenkomst plaats gehad, waar aan werd deelgenomen door de politie- en jus- titioneele autoriteiten uit Luik, Aken, Heerlen, Maastricht, Kerkrade en Rotterdam. Besproken werd de bestrijding van den inter nationalen handel in verdoovingsmiddelen, wel ke sedert het laatste jaar in deze streek zoo aanzienlijk is toegenomen. De V. A. R. A. is den laatsten tijd druk bezig, groote en kleine keisteenen te ver zamelen om daarmee haar eigen ruiten in te gooien. Zij verzocht van zendtijd met de A. V. R. O. te mogen wisselen, om gelegenheid te krijgen, de stook-demonstratie tegen de Regeering op 8 November door den aether te doen vóórtspoken. Minister Reymer heeft, terecht, kort en bondig verklaard, dat 't niét gebeuren zou. Wat drommel! Zou de Regeering er nu ook nog toe moeten meewerken, zichzelf zoo oneerlijk, zoo onbillijk en zoo demago gisch mogelijk te laten uitkafferen en de Nederlandsche bevolking tegen het gezag, dat in deze moeilijke tijden de eindjes aan elkaar moet trachten te knoopen, op te hitsen? Zou de Regeering de prediking van den haat en van de ontevredenheid nu ook nog moeten bevorderen? Wacht maar! zei de V. A. R. A., we zul len onzen zin tóch wel krijgen, en som migen veronderstelden al, dat een (roode) Belgische omroepvereeniging de Haagsche demonstratie zou relayeeren. Mis! spotte de roode pers, ons foefje bestaat daarin, dat we de Haagsche rede voeringen, alsook een oog-en-oor-getuige- verslag van de demonstratie op wasplaten laten opnemen en den volgenden dag in onzen eigen zendtijd netjes afdraaien. Slim, niet waar? 't Schikt nog al! Want de heeren schijnen er niet aan ge dacht te hebben, dat ze ook voor de uit voering van dit trucje de medewerking der autoriteiten niet missen kunnen. De „Nieuwe Rotterdammer" maakte er al attent op: Het schijnt de bedoeling, deze opneming te Hilversum te doen geschieden, en in dit geval zal de N. S. F. een rijkstelefoonlijn moeten huren, benevens nog een gemeente telefoonlijn van de gemeente Den Haag, aie ook nog een speciale lijn naar de tribu ne der sprekers zal moeten aanleggen. Men is voor deze uitzending dus weer af hankelijk van het Rijk. Voor het geval het Rijk de telefoonlijn niet beschikbaar zou willen stellen voor deze tegen de regeering gerichte betooging, blijft er nog een andere mogelijkheid, namelijk het opnemen ter plaatse, hetgeen allicht kostbaarder is, maar bovendien zal natuurlijk de Radio-om roep controlecommissie de teksten van de te houden redevoeringen (op de waspla ten!) moeten goedkeuren, vóór de uitzen ding van die platen mogelijk is. De heeren sprekers zullen dus moeten oppassen geen al te revolutionnaire klanken te laten hooren Iedere uitzending kan trouwens op ieder moment afgebroken worden. Maar in dit alles schuilt niet voorname- lijk onze twijfel aan de slimheid der V. A. R. A.-heeren: neen, de voornaamste reden, waarom wij de heeren maar weinig slim, om niet te zeggen: vreeselijk dom vinden, is gelegen in het feit, althans in het gevaar, dat zij op deze wijze hun eigen ruiten ingooien. We hebben een goede zendtijdverdeeling, de verschillende omroepen genieten een groote onafhankelijkheid en vrijheid, van zekere zijde zit men er op te loeren, de Regeering te kunnen aantoonen, dat het spaak moet loopen met de afzonderlijke, vooral de politieke actie in den aether.... En nu rijden de V. A. R. A.-heeren kar renvrachten koren naar den z.g. nationalen A. V. R. O.-molen! Kan 't nog stommer? Ja! Volgens een bericht uit Duitsch land heeft de vroegere Rijksdagpresident, Paul Löbe, tevergeefs gepoogd heeft van den Duitschen omroep toestemming te ver krijgen tot het uitspreken van een radio rede, en als gevolg van die wering zou de heer Löbe volgens 't s. d. „Volksblad" van de V.A.R.A. gelegenheid hebben ontvangen om op 9 November a.s., des avonds om 9 uur zijn rede te Hilversum voor den micro foon te houden. Zoo ziet u: 't kan nóg stommer! En de V.A.R.A. doet haar best! Tot op zekere hoogte moet zij dat natuur lijk zelf weten: als zij haar eigen ruiten in wil gooien, 't zij zoo! Maar laat het haar koud, dat zij dan ook tevens bij haar bu ren van K.R.O. en N.C.R.V. de ruiten in gooit? Laat de V.A.R.A. geen stukken maken! Zij zou er spoedig spijt van krijgen! Het „Handelsblad" verneemt dat de geza menlijke Nederlandsche meelf aankanten en de bakkersbonden een contract hebben aan gegaan, volgens hetwelk de fabrikanten geen meel zullen leveren aan bakkers, die onder een bepaalden prijs verkoopen, terwijl meel fabrikanten, die zich daar niet aan houden, geboycot zullen worden door de leden der bakkersbonden. Daartoe zal een Centraal Bu reau met een „zwarte lijst" worden opgericht. Bakkers, die hieraan niet willen meedoen, zul len alléén meel kunnen koopen bij een op te richten Centraal Verkoopbureau, waar zij eenige guldens per 100 K.G. boven den markt prijs zullen moeten betalen. Dit contractje is een indirect gevolg van de Tarwewet en kan alleen worden uitgevoerd dank zij de Tarwe wet, die den invoer van buitenlandsch meel onmogelijk maakt. Groenten naar Frankrijk De Minister van Economische Zaken en Ar beid heeft bepaald, dat in zijn beschikking van 25 October j.l. inzake regeling van den uitvoer van versche groenten naar Frankrijk achter „Groenten" ingelascht moeten Worden de woor den „met uitzondering van witte kool (voor zuurkoolbereiding)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5