ezoek aan den Pic du Midi Kssaiïswi Met v&rfmi van den daa i ZADELHOF? STERKE IJZEL V RADIO-PROGRAM SLACHTMAAND ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSONschoenen zijn met leeren- of met rubberzooi GELDERSCHE ROOKWORST Het Lijk bij de MAANDAG 7 NOVEMBER Een zender in het land van de eeuwige sneeuw Afleiding op de bergen De zender De uitzendingen Speelt U ook yo-yo Dinsdag 8 November Een kranige werklooze Sprekende gewetens! INDERDAAD IETS FIJNS feuilleton xxxm Twee antennemasten op een hoogen berg top, dat is iets zeer aanlokkelijks voor den toerist, die niet is vergeten, dat hij ook luisteraar is. Tijdens een vacantie in de Pyreneeën kon een onzer briefschrijvers dan ook niet nalaten, een bezoek te brengen aan den top van den Pic du Midi. Men kan het geen bergbestijging noemen, want in anderhalf uur is men boven, en als het volgend jaar de thans in aanleg zijnde weg gereed is, zal een wandeling van een half uur voldoende wezen. Het eerste gedeelte van den tocht bestaat uit het beklimmen van den beroemden Col du Tourmalet per auto langs een weg, waarvan de helling varieert tusschen 9 en 13 De pas ligt reeds op een hoogte van 2114 M. en vandaar bereikt men langs een weg met een helling van 8 de op 2340 M. hoogte gelegen berghut van Sencours. Op het oogenblik kan men met den auto nog niet verder komen; het laatste gedeelte van den weg, waarvoor tolgeld verschuldigd is, bestaat trouwens pas 2 Jaar. De weg is met pneumatische hamers en dyna miet in de rotsen uitgehouwen; op dezelfde wijze wordt het overige gedeelte aangelegd. Het nieuwe eindpunt komt op een hoogte van 2700 M., di. slechts 177 M. lager dan de top. Men zou den weg nog wel verder in den berg kunnen insnijden, doch dan zouden de trillingen misschien een ongunstige uitwerking hebben op de zeer gevoelige instrumenten van de sterren wacht, welke zich eveneens op den top be vindt, terwijl ook de stofwolken de astronomen bij hun waarnemingen zouden hinderen. Ons bezoek gold echter in de eerste plaats den zender. Buiten adem kwamen wij op den top aan, waar een mijlpaal de plaats aanwijst, waar men zich precies op 2877 M. hoogte be vindt. Vandaar kijkt men neer op het kunst matige plateau, dat door generaal De Nansouty en ingenieur Vaussenat in 1878 is gemaakt. Hun borstbeelden staan thans voor het zen dergebouw. Dit plateau is 2860 M. hoog. Aan het eene uiteinde ziet men den koepel van de sterrenwacht met daaraan vastgebouwd eenige andere werkkamers en het in de lengterichting van het langwerpige plateau gelegen gebouw, waarin de geleerden en technici wonen. Ver derop ziet men de beide 20 M. hooge antenne masten, die een 50 M. lange, uit één draad bestaande antenne dragen. Waarom men hier juist een zender heeft ge bouwd? Wel, er worden op ditzelfde plateau ook meteorologische waarnemingen gedaan en deze tijn voor geheel Europa van groote beteekenis in verband met de bijzondere ligging van dit observatorium. De telefoonlijn, die het verbindt met Bagnères-de-Bigorre, wordt 's winters af en toe gestoord door de hevige winden en sneeuwstormen, welke in dit gebied woeden. Toch doen de masten en de antenne practisch geen dienst meer, althans in den winter, wat de meest interessante tijd is. De ijzelvorming is zoo sterk, dat men weieens een jjscylinder van ahderhalven meter heeft waargenomen, zonder dat de draad brak. Verder heeft de antenne, doordat zij geïsoleerd boven den berg is opge hangen, bij sneeuwstormen weieens spanningen verkregen, van 50.000 volt, wat niet ongevaarlijk is. Men zag dus af van het gebruik van het reeds geïnstalleerde materiaal, waarop de heer Garrique ging zoeken naar middelen, welke meer in overeenstemming waren met dit bijzondere geval. Inderdaad is hij er thans in geslaagd, om een geregelde radiotelefonische verbinding tot stand te brengen tusschen het meteorolo gisch observatorium en de vlakte. Hij is bij zijn werk belangrijk gesteund door de „8", d.z. de 8 officieel erkende amateurs. De uitzendingen worden verricht op een golf lengte van 77 M.; de gebruikte spanningen be dragen 6 en 1500 volt. De antenne bestaat uit twee geïsoleerde draden, welke de dipool van den zender vormen en zelfs in den zomer niet vrij van sneeuw zijn. Het behoeft ons niet te verwonderen, dat er op het dak van het zen dergebouw steunstangen zijn geplaatst voor deze draden want de sneeuwlaag wordt in den winter'5 a 6 M. dik. Om het geheel tegen statische electrlciteit te beschermen, is er tus schen de masten een flinke kabel gespannen en een verbinding met de aarde tot stand ge bracht. Die aarde is niet de gewone rotsbodem, welke voor dit doel geheel ongeschikt bleek, doch de aarde, welke indertijd hierheen is ge bracht voor de 20 bliksemafleiders, welke het geheele emplacement beschermen. Een dikke, 1100 M. lange ondergrondsche kabel leidt den stroom verder naar het 1000 M. lager gelegen Meer van Oncent. En dan raadt men de ama teurs aan om hun aardleidingen zoo kort moge lijk te maken! De zender van den Pic du Midi kan zijn uitzendingen verrichten met een energie van ongeveer 20 kW. Men heeft er natuurlijk ook een ontvangtoestel. Hiermee vangt men de uitzendingen op, welke te Bagnères-de-Bigorre worden verricht met een militairen telegrafie- renrier oo een golflengte van 6.5 M. Aanvanke- tegenhouden. De heer- Garrique ondervangt tegenwoordig echter dit bezwaar door 's winters zijn ontvanger te installeeren in een in de sneeuw uitgebouwden schuilhoek op 50 M. af stand van den zender, waarna de opgevangen berichten automatisch worden heruitgezonden, zoodat voor alle werkzaamheden kan worden volstaan met één persoon, die het zendergebouw niet behoeft te verlaten. Er zijn op het plateau nog andere ontvangers, o.a. één, welke geschikt is voor alle golflengten tusschen 40 en 2000 M. Deze dienen om de „overwinterende" bevolking van het kleine plateau wat afleiding te geven. Wij hoorden er midden op den dag Parijs, zoo duidelijk en krachtig als nergens anders. Dat is een geluk, want hoewel men vanaf het plateau een prachtig uitzicht heeft en de astronomische en meteorlogische werkzaamhe den veel tijd in beslag nemen, heeft men daar boven toch absoluut geen contact met de buiten wereld, anders dan door de radio. Nee? Dan is het hoog tijd, dat u het leert kennen. Wie op het oogenblik geen yo-yo speelt, mag niet meer meespreken! Yo-yo is het modern ste, het actueelste, het nieuwste het is on mogelijk door yo-yo niet besmet te worden. Eens probeeren, en u bent overtuigd yo- yoër! Maar wat is dan eigenlijk yo-yo? Heeft u wel eens een ouden heer met een witte snorrebaard op den hoek van de straat zien staan? Niet alleen een oude heer, maar een oude heer, die twee houten schijfjes tegen een touwtje laat opklimmen en weer afrollen niet op tijd en menschen lettend. Deze oude heer begon als kleine jongen yo- yo te spelen: U ziet, zoo spreekt yo-yo voor zichzelf! Kunt u baccarat spelen, kamergolf of bridge? Neen, want deze spelen moeten gespeeld wor den volgens alle regelen der kunst. Wat anders is yo-yo! Iedereen kan het lee- ren, zelfs de aap in den dierentuin. Troost u, als u de geheimen van bridge of de trucs van polo niet begrijpt. Dan speelt u yo- yo. Dat kunt u vast en zeker. Wat is het doel van yo-yo? Aan een touwtje loopt een spoel op en neer. Men houdt de draad voorzichtig vast, men ziet vol teederheid en roering hoe het klosje nu eens het touwtje inslikt en dan weer uitspuwt. Op en neer op en neer. Yo-yo is philosophie. Tot spel omgewerkte philosophie. Wat is het leven toch yo-yo! Op en neer gaat het in geheimzinnig rhythme. Op en neer. En menigmaal komt er wat tusschen in het leven en in yo-yo. Niet altijd rollen de schijfjes gelijkmatig op en neer. Ze blijven ook wel eens hangen. Ze blijven ook wel eens be neden. Dat is juist goed, want de mensch zou er toe komen ondankbaar te worden. Begrijpt u nu het raadsel yo-yo? Het geheim van zijn macht, dat in verbinding staat met zenuwoverspanning? Op en neer gaat het klosje en toch wordt het spel niet vervelend, want de kleine kogel kan toch ook nog blijven hangen, nietwaar? En menschen zijn nu eenmaal nieuwsgierige optimisten Yo-yo is het spel van onzen tijd. Het is goed koop want men heeft er geen speelkaarten of parketvloer voor noodig, geen schoone han den, niets anders dan tijd. Tijd hebben we wel. Yo-yo is het spel voor jong en oud. De ouden zoeken het geheim van yo-yo wiskundig op te lossen, de jongeren met zakmessen en schroe vendraaiers. Beide hebben hieraan levenslang werk. Neem van de tafel toch die dure orchideeën, En zit niet steeds gebogen voor je schrijfbureau, Sta op en ga je liever wat vertreden. Kom: speel yo-yo! HUIZEN. (1875 M.) K.R.O. 8 uur. Morgen concert; 10 u. Gramofoonmuziek; 11.30 Gods dienstig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin; 12 u. Politieberichten; 12.15 Het Kro-sextet o.l.v. Piet Lustenhouwer; 1.45 Verzorging zender; 2 u. Middenstandscursus: „De moderne zakenman" (II); 2.35 Vrouwenuurtje; 3.30 Modecursus (V) door mevr. H. CuppensGeurs; 4.30 Gramo foonmuziek; 5 u. Het harmonie-muziek-corps „De geniemuziek uit Amersfoort" o.l.v. W. van Erp; 6.30 Cursus Esperanto door P. Heilker; 6.50 Gramofoonmuziek; 7.10 De Middeleeuwen: .Kloostergeschiedenis" I. Pater Dr. Th. H. Hey- man O. Praem.: „De Norbertijnen"; 7.30 Po litieberichten; 7.45 Verbondskwartiertje; 8 u. Het Wiener Weiss Kwartet, bestaande uit: Lily Weiss Kwartet; 9 u. Vaz Dias; 9.15 Het KRO- orkest o.l.v. Johan Gerritsen; 11 u. Gramofoon muziek; 12 u. Sluiting. HILVERSUM. (296 M.) A.V.R.O. 8.01 Gramo foonmuziek; 10 u. Tijdsein; 10.15 Gramofoon muziek; 10.30 Gramofoonmuziek; 11.30 Radio Volks Universiteit; 11.30 Het ensemble Rent meester; 12.15 Gramofoonmuziek; 1.15 Het en semble Rentmeester; 2 u. Gramofoonmuziek; 3 u. Knipcursus door mevr. Ida de LeeuwVan Rees, 2e les; 4 u. Zangvoordracht door Relie Rimathé, aan de vleugel Egbert Veen; 4.30 Radio-Kinder-Koorcang o.l.v. Jacob Hamel; 5 u. Kovacs Lajos en zijn orkest (refrein-zang Bob Scholte)V.P.R.O. 5.30 Jeugdhalfuur: „Men schen in den Bijbel", 2e voordracht. Spreker: Ds. B. J. Aris. A.V.R.O. 6 u. Kovacs Lajos en zijn orkest; 6.30 Radio-Volks-Universiteit; 7 u. Kovacs Lajos; 7.25 Overschakeling van den zen der 7.30 Engelsche les voor beginners door Pred Fry. 3e les; 8 u. Tijdsein; 8.01 Vaz Dias; 8.05 Avró-Opera-fragmenten uit te voeren door le den van de N.V. Itailaansche Opera m.m.v. het omroeporkest. Het geheel o.l.v. Vincenzo Marin. In de pauze gramofoonmuz; 10.15 Gra mofoonmuziek; 12 u. Tijdsein en sluiting. BRUSSEL. (509 M.) 12.20 Concert door het kleine orkest van het N.I.R. o.l.v. P. Leemans; 6.35 Gramofoanmuziek; 8.20 Concert door het Radio-orkest o.l.v. Karei Walpot; 10.30 Gramo foonmuziek. KALUNDBORG. (1153 M.). 11.20 Het strijk orkest van rest. „Wivex" o.l.v. A. Bendix; 2.20 Mogen Hansen's instrumentaal ensemble; 7.20 Het omroeporkest o.l.v. Launy Gröndahl; 9.50 idem. BERLIJN. (419 M.). 6.30 Populair concert door de Eddy Wallis-kapel. HAMBURG. (372 M.). 12.35 Gramofoonmu ziek; 5.15 Gevarieerd programma van de Inter nationale Artistenloge; 9.50 Concert door het Norage-orkest, o.l.v. Horst Platen. KÖNIGSWUSTERHAUSEN (1635 M.). 1125 Gramofoonmuziek; 1.20 Gramofoonmuziek; 3.50 Concert uit Leipzig; 7.35 Opera-uitzending uit Mtinchen. LANGENBERG (472 M.). 12.20 Concert o.l.v. Wolf; 4.20 Vesperconcert o.l.v. Eysoldt; 7.20 De wereld op de gramofoonplaat; 7.35 Programma van München. DAVENTRY (1554 M.) 12.20 Orgelconcert door het Commodore grand orkest o.l.v. Joseph Mus- cann; 4.50 Concert door René Tapponnier en zjjn orkest; 7.40 Concert door het Radio Mili tair orkest o.l.v. B. Walton O'Donell. PARIJS (EIFFEL) (1446 M.) 7.50 Piano recital door Marie Antoinette Pradier; 8.20 Con cert door het kwartet Fermin Touche. PARIJS (Radio) (1724 M.) 12.20 Concert door het „Krettly"-orkest; 7.40 idem; 9.05 Piano recital door Léon Kartun; 9.50 Charpentier- concert. MILAAN (331 M.) 6.50 Gramofoonmuziek; 7.20 Gramofoonmuziek; 7.50 „Casa mia, case mia", operette van G. Pietri. ROME (441 M.) 7.20 Gramofoonmuziek; 8.05 „La vedova scaltra", opera van E. WolfFerrari. WEENEN (517 M.) 6.45 Uit de Weensche Staatsopera „Cosi fan Tutte", opera-comique van Mozart; 9.55 Concert door de Robert Hügel- kapel. WARSCHAU (1412 M.) 5.20 Populair concert; door het Omroeporkest o.l.v. J. Ozimniski met zang; 8.55 Alexandre Tansman speelt eigen piano-werken; 9.35 Dansmuziek. BEROMUNSTER (460 M.) 7.05 Jodelen; 8.25 Populair concert door het omroeporkest; 9 u. Schumann-concert door het Omroeporkest. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Laat and're menschen zich het hoofd maar breken Het geeft toch niets, het blijft een rommelzóó, Je moet niet steeds van „Pleite" en „Crisis" spreken, - Maar speel yo-yo! We hebben allen onze eigen, zware zorgen, Wie krijgt er tegenwoordig geld en goed cadeau? Bezorg je zelf een kostelijken morgen En speel yo-yo! BIJ DE ILLUSTRATIES Deze oude heer bijvoorbeeld is als kleine jongen al begonnen yo-yo te spelen. Waarom steeds maar yo-yo? Dit hier zou iets zijn voor werklooze rangeerders.... Voor beurslui zijn vliegers aan te bevelen opdat de armen toch ook weer eens de papieren zien stijgen. :iiiiiiiiiiiimn Miiiiiiiiiiiiim Zal November Uitkomst brengen Uit het natte Element? Worden wij nu Met de droogte En wat zonne schijn verwend? OJ wordt van de Maand October Soms het water- Rijk ballet Op dezelfde Doorgeweekte Natte voeten Voortgezet? Niemand kan er Iets van zeggen, Zelfs d>e lui niet Van De Bilt, Waarde dorst naar Beter weten Door geen regen Wordt gestild! Wat zal komen En gebeuren Weet geen doctor En geen 'prof, Geen redactie, Trambestuurder Of concierge Aan het Hof! Maar hetgeen wél Positiever En beslister Kan gezegd: In de slachtmaand Komen stamppot, Snert met kluiven Tot hun recht! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiitiiiniiiinmiitiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiiiniiiniHimü Naar uit Melbourne vernomen wordt, is in Darwin een werklooze aangekomen, die reeds 2500 K.M. te voet had afgelegd; hij had een groot gedeelte van Australië doorkruist en thans was hij geheel uitgeput in Darwin ge arriveerd. In plaats van een tropenhelm droeg hij een schaal van een groote cocosnoot; zijn- schoenen bestonden uit reepen gummi van oude autobanden, terwijl zijn beenwindsels van jutezakken waren vervaardigd. Zijn klee- ren waren spoedig versleten en daar het geld voor een nieuw costuum ontbrak, moest de uitrusting worden aangevuld met hetgeen hij langs den weg vond. Deze werklooze heeft al lerlei gevaren getrotseerd, in oerwouden, woes tijnen, en bij wilde volksstammen; de bewo ners van Darwin waren zoo met zijn lot be gaan, dat zij voor hem werk opzochten, zoo dat de man thans toch het voorwerp van zijn verlangens bevredigd ziet. Langzaam wandelde de inspecteur de bijna geheel verlaten, donkere straat in. Ofschoon hij buiten dienst, was, keek hij onderzoekend rond. Toen hij halverwege de straat gekomen was, begon hij vlugger te loopen bij het zien van een man, die, met een onaangestoken sigaar in den mond, in de donkere portiek van een winkel huis stond. Toen de inspecteur bij hem was ge komen, zei de man opeens: „Het is in orde, hoor inspecteur. Ik wacht hier op een vriend. Twintig jaar geleden heb ben we het afgesproken. Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar ik zal het u vertellen, als u zekerheid hebben wilt. Ongeveer twintig jaar geleden stond hier een restaurant „Dat is vijf jaar geleden afgebroken", zei de inspecteur. De man in de portiek streek een lucifer af en stak z'n sigaar aan. In 't licht van het vlammetje werd een gebruind gelaat zicht baar met vierkante kaken, pittige oogen en een wit litteeken bij het rechteroog, op zijn das schitterde een groote diamant. „Twintig jaar geleden", vertelde de man ver der, „dineerde ik hier met mijn vriend Jimmy Wells, een uitstekende kameraad en de beste jongen van de wereld. Ik was achttien en Jimmy twintig. We woonden hier samen op een kamer, net als twee broers. Den volgenden morgen zou ik naar het Westen gaan om mijn fortuin te maken. Jimmy kon je met geen stok uit New- York krijgen. Om kort te gaan, we spraken dien avond af, dat we elkaar hier precies twin tig jaar later weer zouden ontmoeten, onver schillig hoe we er aan toe zouden zijn of welke afstand ons zou scheiden. We waren van mee ning, dat we binnen twintig jaar onze bestem ming wel zouden hebben bereikt, wat er dan ook van ons zou zijn geworden." „Het klinkt wel heel interessant", merkte de inspecteur op. „Het lijkt me anders wel een lange tijd, dat u beiden moest wachten. Hebt u niets van uw vriend gehoord, sinds u elkaar voor het laatst hebt gezien?" „O ja, we hebben een tijdje met elkaar ge correspondeerd", luidde het antwoord; „maar na een paar jaar zijn we elkanders spoor kwijt geraakt. Het Westen is zoo groot. Maar ik weet zeker, dat Jimmy hier zal komen als hij nog leeft, want hij was altijd de trouwste, beste kerel van de wereld. Hij vergeet het stellig niet. Ik heb duizend mijlen afgelegd om van avond hier te kunnen zijn en ik heb er niets geen spijt van als mijn oude vriend komt." De wachtende man haalde een prachtig hor loge te voorschijn, rijk met diamanten omzet. „Drie minuten voor tienen", sprak hij; „het was precies tien uur toen we hier voor de deur van het restaurant afscheid van elkaar namen." „U hebt goed geboerd in het Westen, niet?" vroeg de inspecteur. „Uitstekend! Als Jimmy maar voor de helft zoo fortuinlijk geweest is als ik, ben ik al blij voor hem. Hij was een beetje een tobber, overi gens een goeie jongen. Ik heb met de scherpste hersens in 't Westen moeten concurreeren om te worden wat ik nu ben. In New-York wordt er nooit uitgehaald wat er in je zit. Daar moet je voor in 't verre Westen zijn." De inspecteur keek op z'n horloge. „Ik moet weer verder," zei hij; „ik hoop, dat Freddy Vrijdag was met zijn werk klaar en hij zeide, dat hij Robbie en Topsy naar de kust zou meene men en eenige liedjes op zijn tinnen fluitje wilde spelen. De zeeman had nog niet lang gespeeld, of de muziek bracht de tweelingen Loetje en Lout- je naar het strand Ze sprongen over een houten kist, vol verlangen om di .hier bij den fluitspeler te kunnen komen. „Kun je ook fluit spelen, Loetje?" vroeg de zeeman. „Ja, we kunnen het wel," zeiden de tweelingen tegelijk. „Dan moeten jullie dat eens om de beurt doen," zeide Freddy, terwijl hij Loetje de fluit gaf. ÜJKMillM „Nee, zoo doen we het niet," zeide Loutje. Hij zette de fluit aan zijn mond en stopte zijn handen in de zak. Toen zag de zeeman, dat Loetje over Loutjes schouders zijn vingers op de fluit zette en spoedig speel den zij het bekende lied: „In een blauw geruiten kiel." Robbie en Topsy hadden veel ple zier. „Dat is geen manier om fluit te spelen," schreeuwde Freddy. „Dat doe je niet met je tweeën." „Dat is de eenige manier, waarop we kunnen spelen," zelden de twee lingen. „We doen alles samen." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) ttw vriend komt. Als hij er om tien uur niet is, wacht u dan nog langer op hem?" „O ja," antwoordde de ander; „ik zal tot half elf op hem wachten. Als Jimmy nog leeft, zal hij zeker komen. Goeden avond, inspecteur." „Goeden avond, mijnheer," groette de inspec teur beleefd terug en vervolgde z'n weg. Het was intusschen gaan motregenen en de wind was veel kouder geworden. De weinige voorbijgangers haastten zich huiswaarts, hun kragen hoog opgezet en de handen diep in hun zakken. En in de portiek van een der wankels stond de man, die duizend mijlen had afgelegd, te wachten op een vriend, waarmee hij twintig jaar geleden een afspraak had gemaakt en van wien hij niet eens wast of hij nog leefde. Hij rookte z'n sigaar en wachtte.... Hij had ongeveer twintig minuten gewacht, toen een rijzige man in een lange overjas, waar van de kraag tot aan de ooren was opgeslagen, vlug op hem toetrad. „Ben jij dat Bob?" vroeg hij aarzelend. „Ben jij het, Jimmy?" riep de man in de portiek. „Gelukkig!" lachte de nieuw -\-r aangekomene en (X tWlfltljl hij greep en drukte de hand van den ander, „Ja, je bent het: ik zie het! Ik was er zeker van. Wel, wel.... twintig jaar is een lange tijd! Het oude restaurant is verdwenen, Bob. Ik wou, dat het er nog was, dan konden we er vanavond weer eens dineeren,. Hoe heb je 't in 't Westen gemaakt?" „Reusachtig; het heeft me alles gegeven, waar ik om gevraagd heb! Je bent erg ver anderd, Jimmy, In mijn herinnering was Je kleiner." „Ja, ik ben nog een stuk gegroeid na m'n twintigste jaar." „Ga het je goed in New-York, Jimmy?" „Nogal. Ik heb een baantje aan de gemeente. Ga mee, Bob; ik weet een aardig, rustig plaatsje, waar we over den ouden tijd kunnen boomen." De beide mannen liepen de straat uit. De man uit het Westen, wiens egoisme door zijn succes nog was toegenomen, begon te vertellen, hoe hij z'n carrière had gemaakt. De andere, bijna onherkenbaar door z'n overjas, luisterde belangstellend. Aan den hoek van de straat was een winkel, waarvan alle lichten nog brandden. Toen ze aan de lichtplek kwamen, keken ze elkaar on willekeurig aan. De man uit het Westen bleef met een ruk staan en greep den ander z'n arm. „Je bent Jimmy Wells niet!" riep hij. „Twintig jaar is wel lang, maar toch niet lapg genoeg om van iemands Griekschen neus een mopsmodel te maken." „Soms maken twintig jaar van een goed mensch wel een slecht mensch," zei de groote man. „Je bent al tien minuten lang mijn arrestant, „zachte Bob." Chicago dacht, dat je naar hier was gekomen en ze seinden ons, dat ze een hartig woordje met je wilden spreken. Ga je kalm mee? Ja? Dat is verstandig. Maar vóór we naar het bureau gaan, moet ik je eerst nog een briefje geven. Dat is me door iemand gevraagd. Je kunt het hier wel even lezen in het licht van den winkel. Het is van inspecteur Jimmy Wells." De man uit het Westen vouwde het stukje papier open, dat de ander hier had gegeven. Z'n handen beefden niet, toen hij begon te lezen, maar toen hij het uit had, trilden ze toch een beetje. Het was maar een heel kort briefje: „Bob: ik was op tijd op de afgesproken plaats. Toen je dien lucifer aanstak voor je sigaar, zag ik, dat je de man was, dien ze in Chicago zoch ten! Ik weet niet waarom, maar ik kon je niet zelf arresteeren. Daarom ben ik naar de wacht gegaan en heb iemand gestuurd, die zoowat van mijn grootte is. om het zaakje op te knappen. Timmy." Naar aanleiding van de strafvervolgingen wegens belastingontduiking te Makassar, heeft de „Mak. Crt." eens geïnformeerd, welk resul taat deze duidelijke waarschuwingen hebben gehad. Het blad vernam, dat een 60-tal belas tingplichtigen de les der historie ter harte heb ben genomen en dat zij meer dan 12.000 aan eenvoudige navordering of gewetensgeld heb ben opgebracht, waartegenover zij echter aan de 200 pet. verhooging hunner navordering en aan strafvervolging zijn ontkomen. Verhooging en vervolging kan men immer ontgaan, wan neer men zich uit eigen beweging bij den in specteur van financiën tot verbetering zijner aangiften aanmeldt, doch slechts zoolang men door den belastingdienst niet om nadere in lichtingen is gevraagd en de zaak nog niet bij den officier van justitie of magistraat aanhan gig is gemaakt. Deze zitten, blijkens de thans ingestelde vervolgingen, niet meer stil en wie te lang wacht, zou kunnen ervaren te laat te zijn en zal de onaangename gevolgen in alle opzichten aan zich zelve te wijten hebben, al dus het blad. MERK (Vrij naar het Duitsch) iHinnmngiiiumiiniumimiiinnpmiiinnnHmHiiiiiaaiiinni 33 Hi; scheen nu ordelijk en bezadigd te zijn ge worden, en daar hij nooit meer over die erfge- schiedenis van de Saluga's begon te praten, mocht men hem weer, en schonk men hem méér vertrouwen, dan goed was. Enkele jaren later verkocht mr. Cattling zijn café en trok met zijn vrouw en pleegzoon naar La Paz. Fred Biller bing andermaal naar de mijnen, en men hoorde een tijdlang niets van hem, tot hij op zekeren dag weer bij de Cattlings verscheen en om on derstand vroeg, die hem ook verleend werd. Dit- haal zag hij er vermagerd en verloopen uit. Omstreeks dezen tijd was Peter Cattling een plezierreisje naar New-York gaan maken, waar van hij niet meer zou teruglceeren. Op een boot op den Mississippi, waarvan hij gebruik maakte, had een ketelontploffing plaats en onder de talrijke slachtoffers bevond zich ook Peter Cattling, Zijn lijk was tot onherkenbaar wor- dens toe vefminkt. Doch niettemin kon zijn identiteit op grond van de kleeren, die hij aan had en de papieren, die men bij hem vond, met zekerheid worden vastgesteld. De oude Catt lings waren ontroostbaar. Peter was de hoop van hun ouderdom geweest en ze hadden van hem gehouden alsof hij hun eigen kind was geweest. Mr. Josuah Cattling werd bijna waan zinnig over het verlies van zijn pleegzoon en op zekeren dag vond men hem in een vijver, aan welks rand hij gaarne placht te rusten. Daar geenerlei verwondingen aan het lijk te zien waren en mr. Cattling's ziekelijke ge moedstoestand genoegzaam bekend was, nam de politie aan dat hij in een vlaag van waan zin ofwel door onvoorzichtigheid te water was geraakt en verdronken. Doch mrs. Cattling liet zich niet uit haar hoofd praten, dat een kwaad willige hand haar armen man in den vijver gestooten had en wees Fred Biller als den moordenaar aan. Opvallend was het in ieder geval, dat Fred Biller, die tot dusver gastvrij heid bij de Cattlings genoten had, op denzelf den dag verdween als het lijk van mr. Josuah gevonden werd. Tegelijk met' hem werd een aanzienlijke som gelds en een portefeuille met papieren, waaronder ook die van den veronge lukten vader, vermist. De nasporingen van de politie bleven zonder resultaat. Fred Biller was als van den aard bodem verdwenen. Mrs. Cattling, die den man van het detective-bureau al deze dingen mee deelde, voegde er nog bij, dat Fred Biller den kleinen teen van den linkervoet miste. De por tefeuille, waarin zich de papieren van haar neef bevonden, was een erfstuk van haar va der en bevatte niet alleen het doopbewijs van Peter, maar ook een aantal brieven van graaf Paluge uit den tijd van zijn huwelijk met Nora Cattling. Zij was van donkergroen leer en aan de binnenzijde stonden in goud geperst de let ters F. W. In ieder geval kon men op grond van het feit, dat Wilson's reisgenoot een paar keer gedurende de vaart naar Europa precies zoo'n portefeuille in diens handen had gezien, nagenoeg met zekerheid aannemen, dat Frank Wilson niemand anders was dan Fred Biller afgezien nog van het ontbreken van den kleinen teen aan den linkervoet. Aldus het bericht van den Amerikaanschen detective, waarna Helfrich er niet meer aan twijfelen kon, dat Wilson naar Europa geko men was met de bedoeling om daar de rol van den dooden Peter Cattling-Saluga te spelen. Hij was gestorven vóór hij zijn bedrog ten uit voer kon brengen. Maar door wiens hand was hij gestorven? Hier bleven Helfrich's gedachten steken. Graaf Joachim Max was acht dagen vóór dien naar Polen vertrokken. De eenige personen, tot wie Wilson zich had kunnen wenden, waren de gravin en de freule. Maar dezen waren den 30en October naar het Zuiden gegaan en daar ook aangekomen. Wie waren dan de beide vrou wen met wie Wilson die laatste samenkomst vóór zijn dood had gehad? Ging het eigenlijk wel om die erfenisgeschiedenis? Helfrich kwam steeds meer tot de overtui ging. dat alleen graaf Saluea meer licht in de duisternis kon brengen. Misschien had Wilson zich met zijn aanspraken schriftelijk tot hèm gewend. Hij besloot, dus in ieder geval eerst de aankomst van den graaf af te wachten en be gaf zich, om het uur precies te weten te ko men, in den namiddag weer naar Rierling. Daar vernam hij tot zijn nameloozen schrik, dat graaf Joachim Max niet, zooals oorspron kelijk bepaald was, vandaag daar zou aanko men, maar den portier telegrafisch had mee gedeeld dat hij zich rechtstreeks naar het slot Roncho, naar zijn vrouw zou begeven. Het telegram was gisterenavond aangekomen. De graaf moest zich dus op het oogenblik al op Roncho bevinden. Teleurgesteld en uitgeput strompelde Helfrich van het postkantoor naar „De blauwe Druif" en zette zich daar stil in een hoekje, nadat hij een glas wijn besteld had Dat was wéér een streep door de rekening. Wat moest hij nü doen? Wachten altijd nog, of eenvoudig het nest in de villa Saluga laten leeghalen vóór de vogel gevlogen was? Hij kon niet tot een besluit komen. Koch was er niet. Waarschijnlijk was hij op zijn post en kwam hij pas tegen het avondeten terug, wat altijd nog wel een of twee uur kon duren. Helfrich voelde zich voor het oogenblik niet in staat hem daar op te zoeken. Zijn been deed hem ontzettend pijn en de teleurstelling over het opnieuw mislukken van zijn plan nen werkte verlammend op zijn heele wezen. De waardin, die af en toe in de gelagkamer kwam, wisselde veelbeteekenende blikken met de kellnerin. Die zwijgzame man, die daar zoo afwezig voor zich uit zat te staren en zijn glas nog niet had aangeraakt, kwam haar niet hee- lemaal pluis voor. Haar man was naar de kal- verenmarkt, en het was werkelijk onprettig, zoo alleen met dien gekken kerel te zijn. Zij haalde verruimd adem, toch Koch eindelijk tegen zeven uur de gelagkamer binnenkwam. Daarom wenk te zij den detective dan ook dadelijk naar zich toe, en Koch wilde daar juist gevolg aan geven, toen zijn blik op Helfrich viel. Als geëlectri- seerd snelde hij op hem toe. U hier, meneer Helfrich! zei hij zachtjes, en op verheugden toon. Wacht u al lang op me? Ik weet het waarachtig niet, zei de ander moe. Goede hemel, wat scheelt u? stamelde Koch, ernstig ongerust. Bent u ziek? Of is er wat bijzonders gebeurd? Helfrich schudde het hoofd, doch Koch zag op hetzelfde oogenblik, hoe een huivering zijn heele lichaam deed beven, terwijl een onheil spellende bleekheid zich over zijn moede trek ken verspreidde. U bent ziek! U hebt u overspannen of u hebt een kou te pakken. Kom mee naar den haard, daar is het warmer. Hij trok Helfrich al sprekend mee, en bracht hem naar een ouderwetschen leunstoel, die bij den haard stond. Daarbij merkte hij, dat de detective hinkte, en slechts moeilijk vooruit kwam. Goede hemel, u hebt een zeeren voet! Wat is er toch allemaal gebeurd? O, niets. Helfrich liet zich moe in den leunstoel vallen. Gisteren is er een wiel overheen gegaan, van het rijtuig met dien koetsier met den roo- den baard, je weet wel Ahu hebt het rijtuig met die „schoon moeder" van den portier gezien? Ja. Ik had haar al bij den arm gepakt, voor de tweede maal, maar ze ontsnapte. Dezen keer gooide ze me snuif in mijn oogen. Wat een vrouw! Hij had de woorden gesproken zonder klank nagenoeg in zijn stem. De ander keek hem op lettend aan. Dan snelde hij naar de waardin. Maakt u een sterken groc klaar voor dien meneer, maar gauw, zeide hij. Hij is ziek Intusschen zette Koch zich weer bij Helfrich neer, en begon over de zaak te spreken, die hun beiden zoo na aan het hart lag. Vanmorgen, begon hij, toen ik nog maar nauwelijks op mijn post was, kwam Fina buiten adem naar haar moeder geloopen. Juf frouw Markbreiter, die in den tuin aan het werk was, en haar al van verre zag aankomen, ging haar een eind tegemoet. Ik hoorde, hoe Fina haar al toeriep, nog vóór ze bij haar moe der gekomen was: „Moeder, in 's hemelsnaam, geef ons raad ze is sinds gisterenavond zwaar ziek. Als een blok viel ze neer, toen ze nog maar nauwelijks met Knobloch in huis was. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 7