ezoek aan den Pic du Midi
Kssaiïswi
Met v&rfmi van den daa
i
ZADELHOF?
STERKE IJZEL V
RADIO-PROGRAM
SLACHTMAAND
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn met leeren-
of met rubberzooi
GELDERSCHE
ROOKWORST
Het Lijk bij de
MAANDAG 7 NOVEMBER
Een zender in het land van de
eeuwige sneeuw
Afleiding op de bergen
De zender
De uitzendingen
Speelt U ook yo-yo
Dinsdag 8 November
Een kranige werklooze
Sprekende gewetens!
INDERDAAD IETS FIJNS
feuilleton
xxxm
Twee antennemasten op een hoogen berg
top, dat is iets zeer aanlokkelijks voor
den toerist, die niet is vergeten, dat hij
ook luisteraar is. Tijdens een vacantie in de
Pyreneeën kon een onzer briefschrijvers dan
ook niet nalaten, een bezoek te brengen aan
den top van den Pic du Midi. Men kan het
geen bergbestijging noemen, want in anderhalf
uur is men boven, en als het volgend jaar de
thans in aanleg zijnde weg gereed is, zal een
wandeling van een half uur voldoende wezen.
Het eerste gedeelte van den tocht bestaat uit
het beklimmen van den beroemden Col du
Tourmalet per auto langs een weg, waarvan
de helling varieert tusschen 9 en 13 De
pas ligt reeds op een hoogte van 2114 M. en
vandaar bereikt men langs een weg met een
helling van 8 de op 2340 M. hoogte gelegen
berghut van Sencours. Op het oogenblik kan
men met den auto nog niet verder komen; het
laatste gedeelte van den weg, waarvoor tolgeld
verschuldigd is, bestaat trouwens pas 2 Jaar.
De weg is met pneumatische hamers en dyna
miet in de rotsen uitgehouwen; op dezelfde
wijze wordt het overige gedeelte aangelegd.
Het nieuwe eindpunt komt op een hoogte van
2700 M., di. slechts 177 M. lager dan de top.
Men zou den weg nog wel verder in den berg
kunnen insnijden, doch dan zouden de trillingen
misschien een ongunstige uitwerking hebben op
de zeer gevoelige instrumenten van de sterren
wacht, welke zich eveneens op den top be
vindt, terwijl ook de stofwolken de astronomen
bij hun waarnemingen zouden hinderen.
Ons bezoek gold echter in de eerste plaats
den zender. Buiten adem kwamen wij op den
top aan, waar een mijlpaal de plaats aanwijst,
waar men zich precies op 2877 M. hoogte be
vindt. Vandaar kijkt men neer op het kunst
matige plateau, dat door generaal De Nansouty
en ingenieur Vaussenat in 1878 is gemaakt.
Hun borstbeelden staan thans voor het zen
dergebouw. Dit plateau is 2860 M. hoog. Aan
het eene uiteinde ziet men den koepel van de
sterrenwacht met daaraan vastgebouwd eenige
andere werkkamers en het in de lengterichting
van het langwerpige plateau gelegen gebouw,
waarin de geleerden en technici wonen. Ver
derop ziet men de beide 20 M. hooge antenne
masten, die een 50 M. lange, uit één draad
bestaande antenne dragen.
Waarom men hier juist een zender heeft ge
bouwd? Wel, er worden op ditzelfde plateau ook
meteorologische waarnemingen gedaan en deze
tijn voor geheel Europa van groote beteekenis
in verband met de bijzondere ligging van dit
observatorium. De telefoonlijn, die het verbindt
met Bagnères-de-Bigorre, wordt 's winters af
en toe gestoord door de hevige winden en
sneeuwstormen, welke in dit gebied woeden.
Toch doen de masten en de antenne practisch
geen dienst meer, althans in den winter, wat
de meest interessante tijd is. De ijzelvorming is
zoo sterk, dat men weieens een jjscylinder van
ahderhalven meter heeft waargenomen, zonder
dat de draad brak. Verder heeft de antenne,
doordat zij geïsoleerd boven den berg is opge
hangen, bij sneeuwstormen weieens spanningen
verkregen, van 50.000 volt, wat niet ongevaarlijk
is. Men zag dus af van het gebruik van het
reeds geïnstalleerde materiaal, waarop de heer
Garrique ging zoeken naar middelen, welke meer
in overeenstemming waren met dit bijzondere
geval. Inderdaad is hij er thans in geslaagd,
om een geregelde radiotelefonische verbinding
tot stand te brengen tusschen het meteorolo
gisch observatorium en de vlakte. Hij is bij
zijn werk belangrijk gesteund door de „8",
d.z. de 8 officieel erkende amateurs.
De uitzendingen worden verricht op een golf
lengte van 77 M.; de gebruikte spanningen be
dragen 6 en 1500 volt. De antenne bestaat uit
twee geïsoleerde draden, welke de dipool van
den zender vormen en zelfs in den zomer niet
vrij van sneeuw zijn. Het behoeft ons niet te
verwonderen, dat er op het dak van het zen
dergebouw steunstangen zijn geplaatst voor deze
draden want de sneeuwlaag wordt in den
winter'5 a 6 M. dik. Om het geheel tegen
statische electrlciteit te beschermen, is er tus
schen de masten een flinke kabel gespannen
en een verbinding met de aarde tot stand ge
bracht. Die aarde is niet de gewone rotsbodem,
welke voor dit doel geheel ongeschikt bleek,
doch de aarde, welke indertijd hierheen is ge
bracht voor de 20 bliksemafleiders, welke het
geheele emplacement beschermen. Een dikke,
1100 M. lange ondergrondsche kabel leidt den
stroom verder naar het 1000 M. lager gelegen
Meer van Oncent. En dan raadt men de ama
teurs aan om hun aardleidingen zoo kort moge
lijk te maken!
De zender van den Pic du Midi kan zijn
uitzendingen verrichten met een energie van
ongeveer 20 kW. Men heeft er natuurlijk ook
een ontvangtoestel. Hiermee vangt men de
uitzendingen op, welke te Bagnères-de-Bigorre
worden verricht met een militairen telegrafie-
renrier oo een golflengte van 6.5 M. Aanvanke-
tegenhouden. De heer- Garrique ondervangt
tegenwoordig echter dit bezwaar door 's winters
zijn ontvanger te installeeren in een in de
sneeuw uitgebouwden schuilhoek op 50 M. af
stand van den zender, waarna de opgevangen
berichten automatisch worden heruitgezonden,
zoodat voor alle werkzaamheden kan worden
volstaan met één persoon, die het zendergebouw
niet behoeft te verlaten. Er zijn op het plateau
nog andere ontvangers, o.a. één, welke geschikt
is voor alle golflengten tusschen 40 en 2000 M.
Deze dienen om de „overwinterende" bevolking
van het kleine plateau wat afleiding te geven.
Wij hoorden er midden op den dag Parijs, zoo
duidelijk en krachtig als nergens anders. Dat
is een geluk, want hoewel men vanaf het
plateau een prachtig uitzicht heeft en de
astronomische en meteorlogische werkzaamhe
den veel tijd in beslag nemen, heeft men daar
boven toch absoluut geen contact met de buiten
wereld, anders dan door de radio.
Nee? Dan is het hoog tijd, dat u het leert
kennen.
Wie op het oogenblik geen yo-yo speelt, mag
niet meer meespreken! Yo-yo is het modern
ste, het actueelste, het nieuwste het is on
mogelijk door yo-yo niet besmet te worden.
Eens probeeren, en u bent overtuigd yo-
yoër!
Maar wat is dan eigenlijk yo-yo?
Heeft u wel eens een ouden heer met een witte
snorrebaard op den hoek van de straat zien
staan? Niet alleen een oude heer, maar een
oude heer, die twee houten schijfjes tegen een
touwtje laat opklimmen en weer afrollen
niet op tijd en menschen lettend.
Deze oude heer begon als kleine jongen yo-
yo te spelen: U ziet, zoo spreekt yo-yo voor
zichzelf!
Kunt u baccarat spelen, kamergolf of bridge?
Neen, want deze spelen moeten gespeeld wor
den volgens alle regelen der kunst.
Wat anders is yo-yo! Iedereen kan het lee-
ren, zelfs de aap in den dierentuin.
Troost u, als u de geheimen van bridge of de
trucs van polo niet begrijpt. Dan speelt u yo-
yo. Dat kunt u vast en zeker.
Wat is het doel van yo-yo?
Aan een touwtje loopt een spoel op en neer.
Men houdt de draad voorzichtig vast, men ziet
vol teederheid en roering hoe het klosje nu
eens het touwtje inslikt en dan weer uitspuwt.
Op en neer op en neer.
Yo-yo is philosophie. Tot spel omgewerkte
philosophie. Wat is het leven toch yo-yo! Op
en neer gaat het in geheimzinnig rhythme. Op
en neer.
En menigmaal komt er wat tusschen in
het leven en in yo-yo. Niet altijd rollen de
schijfjes gelijkmatig op en neer. Ze blijven ook
wel eens hangen. Ze blijven ook wel eens be
neden. Dat is juist goed, want de mensch zou
er toe komen ondankbaar te worden.
Begrijpt u nu het raadsel yo-yo? Het geheim
van zijn macht, dat in verbinding staat met
zenuwoverspanning?
Op en neer gaat het klosje en toch wordt
het spel niet vervelend, want de kleine kogel
kan toch ook nog blijven hangen, nietwaar?
En menschen zijn nu eenmaal nieuwsgierige
optimisten
Yo-yo is het spel van onzen tijd. Het is goed
koop want men heeft er geen speelkaarten
of parketvloer voor noodig, geen schoone han
den, niets anders dan tijd. Tijd hebben we wel.
Yo-yo is het spel voor jong en oud. De ouden
zoeken het geheim van yo-yo wiskundig op te
lossen, de jongeren met zakmessen en schroe
vendraaiers. Beide hebben hieraan levenslang
werk.
Neem van de tafel toch die dure orchideeën,
En zit niet steeds gebogen voor je schrijfbureau,
Sta op en ga je liever wat vertreden.
Kom: speel yo-yo!
HUIZEN. (1875 M.) K.R.O. 8 uur. Morgen
concert; 10 u. Gramofoonmuziek; 11.30 Gods
dienstig halfuurtje door Pastoor L. H. Perquin;
12 u. Politieberichten; 12.15 Het Kro-sextet o.l.v.
Piet Lustenhouwer; 1.45 Verzorging zender; 2 u.
Middenstandscursus: „De moderne zakenman"
(II); 2.35 Vrouwenuurtje; 3.30 Modecursus (V)
door mevr. H. CuppensGeurs; 4.30 Gramo
foonmuziek; 5 u. Het harmonie-muziek-corps
„De geniemuziek uit Amersfoort" o.l.v. W. van
Erp; 6.30 Cursus Esperanto door P. Heilker;
6.50 Gramofoonmuziek; 7.10 De Middeleeuwen:
.Kloostergeschiedenis" I. Pater Dr. Th. H. Hey-
man O. Praem.: „De Norbertijnen"; 7.30 Po
litieberichten; 7.45 Verbondskwartiertje; 8 u.
Het Wiener Weiss Kwartet, bestaande uit: Lily
Weiss Kwartet; 9 u. Vaz Dias; 9.15 Het KRO-
orkest o.l.v. Johan Gerritsen; 11 u. Gramofoon
muziek; 12 u. Sluiting.
HILVERSUM. (296 M.) A.V.R.O. 8.01 Gramo
foonmuziek; 10 u. Tijdsein; 10.15 Gramofoon
muziek; 10.30 Gramofoonmuziek; 11.30 Radio
Volks Universiteit; 11.30 Het ensemble Rent
meester; 12.15 Gramofoonmuziek; 1.15 Het en
semble Rentmeester; 2 u. Gramofoonmuziek;
3 u. Knipcursus door mevr. Ida de LeeuwVan
Rees, 2e les; 4 u. Zangvoordracht door Relie
Rimathé, aan de vleugel Egbert Veen; 4.30
Radio-Kinder-Koorcang o.l.v. Jacob Hamel; 5 u.
Kovacs Lajos en zijn orkest (refrein-zang Bob
Scholte)V.P.R.O. 5.30 Jeugdhalfuur: „Men
schen in den Bijbel", 2e voordracht. Spreker:
Ds. B. J. Aris. A.V.R.O. 6 u. Kovacs Lajos en
zijn orkest; 6.30 Radio-Volks-Universiteit; 7 u.
Kovacs Lajos; 7.25 Overschakeling van den zen
der 7.30 Engelsche les voor beginners door Pred
Fry. 3e les; 8 u. Tijdsein; 8.01 Vaz Dias; 8.05
Avró-Opera-fragmenten uit te voeren door le
den van de N.V. Itailaansche Opera m.m.v.
het omroeporkest. Het geheel o.l.v. Vincenzo
Marin. In de pauze gramofoonmuz; 10.15 Gra
mofoonmuziek; 12 u. Tijdsein en sluiting.
BRUSSEL. (509 M.) 12.20 Concert door het
kleine orkest van het N.I.R. o.l.v. P. Leemans;
6.35 Gramofoanmuziek; 8.20 Concert door het
Radio-orkest o.l.v. Karei Walpot; 10.30 Gramo
foonmuziek.
KALUNDBORG. (1153 M.). 11.20 Het strijk
orkest van rest. „Wivex" o.l.v. A. Bendix; 2.20
Mogen Hansen's instrumentaal ensemble; 7.20
Het omroeporkest o.l.v. Launy Gröndahl; 9.50
idem.
BERLIJN. (419 M.). 6.30 Populair concert
door de Eddy Wallis-kapel.
HAMBURG. (372 M.). 12.35 Gramofoonmu
ziek; 5.15 Gevarieerd programma van de Inter
nationale Artistenloge; 9.50 Concert door het
Norage-orkest, o.l.v. Horst Platen.
KÖNIGSWUSTERHAUSEN (1635 M.). 1125
Gramofoonmuziek; 1.20 Gramofoonmuziek; 3.50
Concert uit Leipzig; 7.35 Opera-uitzending uit
Mtinchen.
LANGENBERG (472 M.). 12.20 Concert o.l.v.
Wolf; 4.20 Vesperconcert o.l.v. Eysoldt; 7.20 De
wereld op de gramofoonplaat; 7.35 Programma
van München.
DAVENTRY (1554 M.) 12.20 Orgelconcert door
het Commodore grand orkest o.l.v. Joseph Mus-
cann; 4.50 Concert door René Tapponnier en
zjjn orkest; 7.40 Concert door het Radio Mili
tair orkest o.l.v. B. Walton O'Donell.
PARIJS (EIFFEL) (1446 M.) 7.50 Piano
recital door Marie Antoinette Pradier; 8.20 Con
cert door het kwartet Fermin Touche.
PARIJS (Radio) (1724 M.) 12.20 Concert door
het „Krettly"-orkest; 7.40 idem; 9.05 Piano
recital door Léon Kartun; 9.50 Charpentier-
concert.
MILAAN (331 M.) 6.50 Gramofoonmuziek;
7.20 Gramofoonmuziek; 7.50 „Casa mia, case
mia", operette van G. Pietri.
ROME (441 M.) 7.20 Gramofoonmuziek; 8.05
„La vedova scaltra", opera van E. WolfFerrari.
WEENEN (517 M.) 6.45 Uit de Weensche
Staatsopera „Cosi fan Tutte", opera-comique
van Mozart; 9.55 Concert door de Robert Hügel-
kapel.
WARSCHAU (1412 M.) 5.20 Populair concert;
door het Omroeporkest o.l.v. J. Ozimniski met
zang; 8.55 Alexandre Tansman speelt eigen
piano-werken; 9.35 Dansmuziek.
BEROMUNSTER (460 M.) 7.05 Jodelen; 8.25
Populair concert door het omroeporkest; 9 u.
Schumann-concert door het Omroeporkest.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Laat and're menschen zich het hoofd maar
breken
Het geeft toch niets, het blijft een rommelzóó,
Je moet niet steeds van „Pleite" en „Crisis"
spreken,
- Maar speel yo-yo!
We hebben allen onze eigen, zware zorgen,
Wie krijgt er tegenwoordig geld en goed
cadeau?
Bezorg je zelf een kostelijken morgen
En speel yo-yo!
BIJ DE ILLUSTRATIES
Deze oude heer bijvoorbeeld is als kleine jongen
al begonnen yo-yo te spelen.
Waarom steeds maar yo-yo? Dit hier zou iets
zijn voor werklooze rangeerders....
Voor beurslui zijn vliegers aan te bevelen
opdat de armen toch ook weer eens de papieren
zien stijgen.
:iiiiiiiiiiiimn
Miiiiiiiiiiiiim
Zal November
Uitkomst brengen
Uit het natte
Element?
Worden wij nu
Met de droogte
En wat zonne
schijn verwend?
OJ wordt van de
Maand October
Soms het water-
Rijk ballet
Op dezelfde
Doorgeweekte
Natte voeten
Voortgezet?
Niemand kan er
Iets van zeggen,
Zelfs d>e lui niet
Van De Bilt,
Waarde dorst naar
Beter weten
Door geen regen
Wordt gestild!
Wat zal komen
En gebeuren
Weet geen doctor
En geen 'prof,
Geen redactie,
Trambestuurder
Of concierge
Aan het Hof!
Maar hetgeen wél
Positiever
En beslister
Kan gezegd:
In de slachtmaand
Komen stamppot,
Snert met kluiven
Tot hun recht!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiitiiiniiiinmiitiiiiiiiiiiinitiiiiiiiiiiiniiiniHimü
Naar uit Melbourne vernomen wordt, is in
Darwin een werklooze aangekomen, die reeds
2500 K.M. te voet had afgelegd; hij had een
groot gedeelte van Australië doorkruist en
thans was hij geheel uitgeput in Darwin ge
arriveerd. In plaats van een tropenhelm droeg
hij een schaal van een groote cocosnoot; zijn-
schoenen bestonden uit reepen gummi van
oude autobanden, terwijl zijn beenwindsels
van jutezakken waren vervaardigd. Zijn klee-
ren waren spoedig versleten en daar het geld
voor een nieuw costuum ontbrak, moest de
uitrusting worden aangevuld met hetgeen hij
langs den weg vond. Deze werklooze heeft al
lerlei gevaren getrotseerd, in oerwouden, woes
tijnen, en bij wilde volksstammen; de bewo
ners van Darwin waren zoo met zijn lot be
gaan, dat zij voor hem werk opzochten, zoo
dat de man thans toch het voorwerp van zijn
verlangens bevredigd ziet.
Langzaam wandelde de inspecteur de
bijna geheel verlaten, donkere straat in.
Ofschoon hij buiten dienst, was, keek hij
onderzoekend rond.
Toen hij halverwege de straat gekomen was,
begon hij vlugger te loopen bij het zien van een
man, die, met een onaangestoken sigaar in den
mond, in de donkere portiek van een winkel
huis stond. Toen de inspecteur bij hem was ge
komen, zei de man opeens:
„Het is in orde, hoor inspecteur. Ik wacht
hier op een vriend. Twintig jaar geleden heb
ben we het afgesproken. Het klinkt misschien
een beetje vreemd, maar ik zal het u vertellen,
als u zekerheid hebben wilt. Ongeveer twintig
jaar geleden stond hier een restaurant
„Dat is vijf jaar geleden afgebroken", zei de
inspecteur.
De man in de portiek streek een lucifer af
en stak z'n sigaar aan. In 't licht van het
vlammetje werd een gebruind gelaat zicht
baar met vierkante kaken, pittige oogen en
een wit litteeken bij het rechteroog, op zijn das
schitterde een groote diamant.
„Twintig jaar geleden", vertelde de man ver
der, „dineerde ik hier met mijn vriend Jimmy
Wells, een uitstekende kameraad en de beste
jongen van de wereld. Ik was achttien en Jimmy
twintig. We woonden hier samen op een kamer,
net als twee broers. Den volgenden morgen zou
ik naar het Westen gaan om mijn fortuin te
maken. Jimmy kon je met geen stok uit New-
York krijgen. Om kort te gaan, we spraken
dien avond af, dat we elkaar hier precies twin
tig jaar later weer zouden ontmoeten, onver
schillig hoe we er aan toe zouden zijn of welke
afstand ons zou scheiden. We waren van mee
ning, dat we binnen twintig jaar onze bestem
ming wel zouden hebben bereikt, wat er dan
ook van ons zou zijn geworden."
„Het klinkt wel heel interessant", merkte de
inspecteur op. „Het lijkt me anders wel een
lange tijd, dat u beiden moest wachten. Hebt
u niets van uw vriend gehoord, sinds u elkaar
voor het laatst hebt gezien?"
„O ja, we hebben een tijdje met elkaar ge
correspondeerd", luidde het antwoord; „maar
na een paar jaar zijn we elkanders spoor
kwijt geraakt. Het Westen is zoo groot. Maar
ik weet zeker, dat Jimmy hier zal komen als
hij nog leeft, want hij was altijd de trouwste,
beste kerel van de wereld. Hij vergeet het
stellig niet. Ik heb duizend mijlen afgelegd
om van avond hier te kunnen zijn en ik heb er
niets geen spijt van als mijn oude vriend komt."
De wachtende man haalde een prachtig hor
loge te voorschijn, rijk met diamanten omzet.
„Drie minuten voor tienen", sprak hij; „het
was precies tien uur toen we hier voor de deur
van het restaurant afscheid van elkaar namen."
„U hebt goed geboerd in het Westen, niet?"
vroeg de inspecteur.
„Uitstekend! Als Jimmy maar voor de helft
zoo fortuinlijk geweest is als ik, ben ik al blij
voor hem. Hij was een beetje een tobber, overi
gens een goeie jongen. Ik heb met de scherpste
hersens in 't Westen moeten concurreeren om
te worden wat ik nu ben. In New-York wordt er
nooit uitgehaald wat er in je zit. Daar moet je
voor in 't verre Westen zijn."
De inspecteur keek op z'n horloge.
„Ik moet weer verder," zei hij; „ik hoop, dat
Freddy Vrijdag was met zijn werk
klaar en hij zeide, dat hij Robbie
en Topsy naar de kust zou meene
men en eenige liedjes op zijn tinnen
fluitje wilde spelen. De zeeman had
nog niet lang gespeeld, of de muziek
bracht de tweelingen Loetje en Lout-
je naar het strand Ze sprongen over
een houten kist, vol verlangen om
di .hier bij den fluitspeler te kunnen
komen.
„Kun je ook fluit spelen, Loetje?"
vroeg de zeeman.
„Ja, we kunnen het wel," zeiden de
tweelingen tegelijk.
„Dan moeten jullie dat eens om de
beurt doen," zeide Freddy, terwijl hij
Loetje de fluit gaf.
ÜJKMillM
„Nee, zoo doen we het niet," zeide
Loutje. Hij zette de fluit aan zijn
mond en stopte zijn handen in de
zak. Toen zag de zeeman, dat Loetje
over Loutjes schouders zijn vingers
op de fluit zette en spoedig speel
den zij het bekende lied: „In een
blauw geruiten kiel."
Robbie en Topsy hadden veel ple
zier.
„Dat is geen manier om fluit te
spelen," schreeuwde Freddy. „Dat
doe je niet met je tweeën."
„Dat is de eenige manier, waarop
we kunnen spelen," zelden de twee
lingen.
„We doen alles samen."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
ttw vriend komt. Als hij er om tien uur niet is,
wacht u dan nog langer op hem?"
„O ja," antwoordde de ander; „ik zal tot half
elf op hem wachten. Als Jimmy nog leeft, zal
hij zeker komen. Goeden avond, inspecteur."
„Goeden avond, mijnheer," groette de inspec
teur beleefd terug en vervolgde z'n weg.
Het was intusschen gaan motregenen en de
wind was veel kouder geworden. De weinige
voorbijgangers haastten zich huiswaarts, hun
kragen hoog opgezet en de handen diep in hun
zakken. En in de portiek van een der wankels
stond de man, die duizend mijlen had afgelegd,
te wachten op een vriend, waarmee hij twintig
jaar geleden een afspraak had gemaakt en
van wien hij niet eens wast of hij nog leefde.
Hij rookte z'n sigaar en wachtte....
Hij had ongeveer twintig minuten gewacht,
toen een rijzige man in een lange overjas, waar
van de kraag tot aan de ooren was opgeslagen,
vlug op hem toetrad.
„Ben jij dat Bob?" vroeg hij aarzelend.
„Ben jij het, Jimmy?" riep de man in de
portiek.
„Gelukkig!"
lachte de nieuw -\-r
aangekomene en (X tWlfltljl
hij greep en
drukte de hand
van den ander,
„Ja, je bent het:
ik zie het! Ik was
er zeker van. Wel, wel.... twintig jaar is een
lange tijd! Het oude restaurant is verdwenen,
Bob. Ik wou, dat het er nog was, dan konden
we er vanavond weer eens dineeren,. Hoe heb
je 't in 't Westen gemaakt?"
„Reusachtig; het heeft me alles gegeven,
waar ik om gevraagd heb! Je bent erg ver
anderd, Jimmy, In mijn herinnering was Je
kleiner."
„Ja, ik ben nog een stuk gegroeid na m'n
twintigste jaar."
„Ga het je goed in New-York, Jimmy?"
„Nogal. Ik heb een baantje aan de gemeente.
Ga mee, Bob; ik weet een aardig, rustig
plaatsje, waar we over den ouden tijd kunnen
boomen."
De beide mannen liepen de straat uit. De
man uit het Westen, wiens egoisme door zijn
succes nog was toegenomen, begon te vertellen,
hoe hij z'n carrière had gemaakt. De andere,
bijna onherkenbaar door z'n overjas, luisterde
belangstellend.
Aan den hoek van de straat was een winkel,
waarvan alle lichten nog brandden. Toen ze
aan de lichtplek kwamen, keken ze elkaar on
willekeurig aan.
De man uit het Westen bleef met een ruk
staan en greep den ander z'n arm.
„Je bent Jimmy Wells niet!" riep hij.
„Twintig jaar is wel lang, maar toch niet lapg
genoeg om van iemands Griekschen neus een
mopsmodel te maken."
„Soms maken twintig jaar van een goed
mensch wel een slecht mensch," zei de groote
man. „Je bent al tien minuten lang mijn
arrestant, „zachte Bob." Chicago dacht, dat je
naar hier was gekomen en ze seinden ons, dat
ze een hartig woordje met je wilden spreken.
Ga je kalm mee? Ja? Dat is verstandig. Maar
vóór we naar het bureau gaan, moet ik je
eerst nog een briefje geven. Dat is me door
iemand gevraagd. Je kunt het hier wel even
lezen in het licht van den winkel. Het is van
inspecteur Jimmy Wells."
De man uit het Westen vouwde het stukje
papier open, dat de ander hier had gegeven.
Z'n handen beefden niet, toen hij begon te
lezen, maar toen hij het uit had, trilden ze
toch een beetje. Het was maar een heel kort
briefje:
„Bob: ik was op tijd op de afgesproken plaats.
Toen je dien lucifer aanstak voor je sigaar, zag
ik, dat je de man was, dien ze in Chicago zoch
ten! Ik weet niet waarom, maar ik kon je niet
zelf arresteeren. Daarom ben ik naar de wacht
gegaan en heb iemand gestuurd, die zoowat van
mijn grootte is. om het zaakje op te knappen.
Timmy."
Naar aanleiding van de strafvervolgingen
wegens belastingontduiking te Makassar, heeft
de „Mak. Crt." eens geïnformeerd, welk resul
taat deze duidelijke waarschuwingen hebben
gehad. Het blad vernam, dat een 60-tal belas
tingplichtigen de les der historie ter harte heb
ben genomen en dat zij meer dan 12.000 aan
eenvoudige navordering of gewetensgeld heb
ben opgebracht, waartegenover zij echter aan
de 200 pet. verhooging hunner navordering en
aan strafvervolging zijn ontkomen. Verhooging
en vervolging kan men immer ontgaan, wan
neer men zich uit eigen beweging bij den in
specteur van financiën tot verbetering zijner
aangiften aanmeldt, doch slechts zoolang men
door den belastingdienst niet om nadere in
lichtingen is gevraagd en de zaak nog niet bij
den officier van justitie of magistraat aanhan
gig is gemaakt. Deze zitten, blijkens de thans
ingestelde vervolgingen, niet meer stil en wie
te lang wacht, zou kunnen ervaren te laat te
zijn en zal de onaangename gevolgen in alle
opzichten aan zich zelve te wijten hebben, al
dus het blad.
MERK
(Vrij naar het Duitsch)
iHinnmngiiiumiiniumimiiinnpmiiinnnHmHiiiiiaaiiinni
33
Hi; scheen nu ordelijk en bezadigd te zijn ge
worden, en daar hij nooit meer over die erfge-
schiedenis van de Saluga's begon te praten,
mocht men hem weer, en schonk men hem méér
vertrouwen, dan goed was. Enkele jaren later
verkocht mr. Cattling zijn café en trok met zijn
vrouw en pleegzoon naar La Paz. Fred Biller
bing andermaal naar de mijnen, en men hoorde
een tijdlang niets van hem, tot hij op zekeren
dag weer bij de Cattlings verscheen en om on
derstand vroeg, die hem ook verleend werd. Dit-
haal zag hij er vermagerd en verloopen uit.
Omstreeks dezen tijd was Peter Cattling een
plezierreisje naar New-York gaan maken, waar
van hij niet meer zou teruglceeren. Op een boot
op den Mississippi, waarvan hij gebruik maakte,
had een ketelontploffing plaats en onder de
talrijke slachtoffers bevond zich ook Peter
Cattling, Zijn lijk was tot onherkenbaar wor-
dens toe vefminkt. Doch niettemin kon zijn
identiteit op grond van de kleeren, die hij aan
had en de papieren, die men bij hem vond, met
zekerheid worden vastgesteld. De oude Catt
lings waren ontroostbaar. Peter was de hoop
van hun ouderdom geweest en ze hadden van
hem gehouden alsof hij hun eigen kind was
geweest. Mr. Josuah Cattling werd bijna waan
zinnig over het verlies van zijn pleegzoon en
op zekeren dag vond men hem in een vijver,
aan welks rand hij gaarne placht te rusten.
Daar geenerlei verwondingen aan het lijk te
zien waren en mr. Cattling's ziekelijke ge
moedstoestand genoegzaam bekend was, nam
de politie aan dat hij in een vlaag van waan
zin ofwel door onvoorzichtigheid te water was
geraakt en verdronken. Doch mrs. Cattling liet
zich niet uit haar hoofd praten, dat een kwaad
willige hand haar armen man in den vijver
gestooten had en wees Fred Biller als den
moordenaar aan. Opvallend was het in ieder
geval, dat Fred Biller, die tot dusver gastvrij
heid bij de Cattlings genoten had, op denzelf
den dag verdween als het lijk van mr. Josuah
gevonden werd. Tegelijk met' hem werd een
aanzienlijke som gelds en een portefeuille met
papieren, waaronder ook die van den veronge
lukten vader, vermist.
De nasporingen van de politie bleven zonder
resultaat. Fred Biller was als van den aard
bodem verdwenen. Mrs. Cattling, die den man
van het detective-bureau al deze dingen mee
deelde, voegde er nog bij, dat Fred Biller den
kleinen teen van den linkervoet miste. De por
tefeuille, waarin zich de papieren van haar
neef bevonden, was een erfstuk van haar va
der en bevatte niet alleen het doopbewijs van
Peter, maar ook een aantal brieven van graaf
Paluge uit den tijd van zijn huwelijk met Nora
Cattling. Zij was van donkergroen leer en aan
de binnenzijde stonden in goud geperst de let
ters F. W. In ieder geval kon men op grond
van het feit, dat Wilson's reisgenoot een paar
keer gedurende de vaart naar Europa precies
zoo'n portefeuille in diens handen had gezien,
nagenoeg met zekerheid aannemen, dat Frank
Wilson niemand anders was dan Fred Biller
afgezien nog van het ontbreken van den
kleinen teen aan den linkervoet.
Aldus het bericht van den Amerikaanschen
detective, waarna Helfrich er niet meer aan
twijfelen kon, dat Wilson naar Europa geko
men was met de bedoeling om daar de rol van
den dooden Peter Cattling-Saluga te spelen.
Hij was gestorven vóór hij zijn bedrog ten uit
voer kon brengen.
Maar door wiens hand was hij gestorven?
Hier bleven Helfrich's gedachten steken. Graaf
Joachim Max was acht dagen vóór dien naar
Polen vertrokken. De eenige personen, tot wie
Wilson zich had kunnen wenden, waren de
gravin en de freule. Maar dezen waren den
30en October naar het Zuiden gegaan en daar
ook aangekomen. Wie waren dan de beide vrou
wen met wie Wilson die laatste samenkomst
vóór zijn dood had gehad? Ging het eigenlijk
wel om die erfenisgeschiedenis?
Helfrich kwam steeds meer tot de overtui
ging. dat alleen graaf Saluea meer licht in de
duisternis kon brengen. Misschien had Wilson
zich met zijn aanspraken schriftelijk tot hèm
gewend. Hij besloot, dus in ieder geval eerst de
aankomst van den graaf af te wachten en be
gaf zich, om het uur precies te weten te ko
men, in den namiddag weer naar Rierling.
Daar vernam hij tot zijn nameloozen schrik,
dat graaf Joachim Max niet, zooals oorspron
kelijk bepaald was, vandaag daar zou aanko
men, maar den portier telegrafisch had mee
gedeeld dat hij zich rechtstreeks naar het slot
Roncho, naar zijn vrouw zou begeven.
Het telegram was gisterenavond aangekomen.
De graaf moest zich dus op het oogenblik al
op Roncho bevinden. Teleurgesteld en uitgeput
strompelde Helfrich van het postkantoor naar
„De blauwe Druif" en zette zich daar stil in
een hoekje, nadat hij een glas wijn besteld had
Dat was wéér een streep door de rekening.
Wat moest hij nü doen? Wachten altijd nog,
of eenvoudig het nest in de villa Saluga laten
leeghalen vóór de vogel gevlogen was? Hij kon
niet tot een besluit komen.
Koch was er niet. Waarschijnlijk was hij op
zijn post en kwam hij pas tegen het avondeten
terug, wat altijd nog wel een of twee uur kon
duren. Helfrich voelde zich voor het oogenblik
niet in staat hem daar op te zoeken. Zijn been
deed hem ontzettend pijn en de teleurstelling
over het opnieuw mislukken van zijn plan
nen werkte verlammend op zijn heele wezen.
De waardin, die af en toe in de gelagkamer
kwam, wisselde veelbeteekenende blikken met
de kellnerin. Die zwijgzame man, die daar zoo
afwezig voor zich uit zat te staren en zijn glas
nog niet had aangeraakt, kwam haar niet hee-
lemaal pluis voor. Haar man was naar de kal-
verenmarkt, en het was werkelijk onprettig, zoo
alleen met dien gekken kerel te zijn. Zij haalde
verruimd adem, toch Koch eindelijk tegen zeven
uur de gelagkamer binnenkwam. Daarom wenk
te zij den detective dan ook dadelijk naar zich
toe, en Koch wilde daar juist gevolg aan geven,
toen zijn blik op Helfrich viel. Als geëlectri-
seerd snelde hij op hem toe.
U hier, meneer Helfrich! zei hij zachtjes,
en op verheugden toon. Wacht u al lang
op me?
Ik weet het waarachtig niet, zei de ander
moe.
Goede hemel, wat scheelt u? stamelde
Koch, ernstig ongerust. Bent u ziek? Of is
er wat bijzonders gebeurd?
Helfrich schudde het hoofd, doch Koch zag
op hetzelfde oogenblik, hoe een huivering zijn
heele lichaam deed beven, terwijl een onheil
spellende bleekheid zich over zijn moede trek
ken verspreidde.
U bent ziek! U hebt u overspannen of
u hebt een kou te pakken. Kom mee naar den
haard, daar is het warmer.
Hij trok Helfrich al sprekend mee, en bracht
hem naar een ouderwetschen leunstoel, die bij
den haard stond. Daarbij merkte hij, dat de
detective hinkte, en slechts moeilijk vooruit
kwam.
Goede hemel, u hebt een zeeren voet! Wat
is er toch allemaal gebeurd?
O, niets.
Helfrich liet zich moe in den leunstoel
vallen.
Gisteren is er een wiel overheen gegaan,
van het rijtuig met dien koetsier met den roo-
den baard, je weet wel
Ahu hebt het rijtuig met die „schoon
moeder" van den portier gezien?
Ja. Ik had haar al bij den arm gepakt,
voor de tweede maal, maar ze ontsnapte. Dezen
keer gooide ze me snuif in mijn oogen. Wat
een vrouw!
Hij had de woorden gesproken zonder klank
nagenoeg in zijn stem. De ander keek hem op
lettend aan. Dan snelde hij naar de waardin.
Maakt u een sterken groc klaar voor dien
meneer, maar gauw, zeide hij. Hij is ziek
Intusschen zette Koch zich weer bij Helfrich
neer, en begon over de zaak te spreken, die hun
beiden zoo na aan het hart lag.
Vanmorgen, begon hij, toen ik nog
maar nauwelijks op mijn post was, kwam Fina
buiten adem naar haar moeder geloopen. Juf
frouw Markbreiter, die in den tuin aan het
werk was, en haar al van verre zag aankomen,
ging haar een eind tegemoet. Ik hoorde, hoe
Fina haar al toeriep, nog vóór ze bij haar moe
der gekomen was: „Moeder, in 's hemelsnaam,
geef ons raad ze is sinds gisterenavond zwaar
ziek. Als een blok viel ze neer, toen ze nog
maar nauwelijks met Knobloch in huis was.
.(Wordt vervolgd)