IN EN OM HAARLEM
Een interessante vergelijking
Prikkeldraad
De Memorie van
Antwoord
BEKENDE HAARLEMMERS
DINSDAG 8
NOVEMBER
BESTEKKEN IN 1656
EN 1932
Technisch weinig
veranderd
Een bloeiend bedrijf
Een ander teeken van dezen tijd is de vraag
Vroeger omslachtig en met veel
omhaal, thans kort en bondig
Betere indeeling
Aanbesteding in parten
Ambtelijke stijl
-
y
4
Bier
Oplevering
Respect voor den opzichter!
Betalingen
Tuiee souffisante Borgen
Technische voorschriften
DE ONTVLUCHTE
GEVANGENE
Der Weg zurück
DE HEER P. VERDEGAAL
Ernstig ziek
Opbrengst collecte
NICOLAAS VAN HAARLEM
iiiiiiuiiiiiiiiiiiiriiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiininiiimiiiiiiHn^friiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiimiiiiii
Den 23sten November zal de Haarlemsche
Raad met de behandeling van de gemeente-
begrooting beginnen. Met het verschijnen van
de Memorie van Antwoord, is daarvan de
schriftelijke voorbereiding Zaterdag beëindigd.
De verschillende raadsfracties zullen waar-
schijnlijk nog een vóórvergadering aan de be
handeling van de begrooting wijden, maar uit
wat er nu bekend is, mogen de Haarlemmers
gerust de gevolgtrekking maken, dat er niets
bijzonders bij de behandeling van de begrooting
is te wachten. En al zullen vele raadsleden wel
weer met hun bekende „loupe" werken, iets
nieuws zal daar waarschijnlijk niet onder ko
men.
Want de Memorie van Antwoord lijkt als twee
druppelen water op haar zusjes van vorige ja
ren. De vragen, die in de afdeelingen gesteld
werden, zijn dikwijls woordelijk dezelfde uit
vorige verslagen en de inlichtingen die B. en W.
daarop verstrekken doen in dit opzicht voor de
vragen niet onder. Zelfs in de algemeene be
schouwingen op het beleid van B. en W. staat,
zooals gewoonlijk, niets nieuws. „Een deel van
den Raad" sprak waardeering uit voor het ge
voerde financieel beleid; „een ander deel" bleek
echter minder te spreken te zijn over het door
de meerderheid gevoerde financieel beheer, het
welk deze leden qualificeerden als een politiek
van potverteren. Zonder een bepaald plan of
doel voor oogen wordt h.i. alleen nog voor den
dag van heden gezorgd en is niet aan de toe
komst gedacht, ook niet in tijden van voor
spoed. Deze financieele politiek, gevoerd sedert
1923, heeft er toe geleid, dat de gemeente thans
geheel uitgeteerd is enz. enz.
Dit zijn in den Haarlemschen Raad over
bekende klanken en men behoeft geen scherp
zinnig burger te wezen om te weten, dat „de
leden hier aan het woord" sociaal-democraten
zijn. Mogen wij echter behoed worden voor een
herhaling bij de begrootingsdebatten van dit nu
al ettelijke jaren door hen geventileerd en door
wethouder Slingenberg telkens weerlegd be
toog. De sociaal-democraten spreken over „tij
den van voorspoed", waarin Haarlem niet zou
hebben gespaard. Maar zij weten evengoed als
iedere Haarlemmer, dat deze raad sinds 1914
jaar op jaar in financieele moeilijkheden heeft
verkeerd en moeite heeft gehad de eindjes der
begrooting aan elkaar te pappen, ondanks leeg
pompen van de Haarlemsche belastingbetalers.
En nu weten wij wel, dat de soci's desondanks
op de Haarlemsche belastingen nóg een schepje
hadden willen gooien, maar vaststaand als een
huis mag worden aangenomen, dat Haarlem
een gemeente van paupers, gedrukt door
ondraaglijke belastingen, zou zijn gewor
den. De sociaal-democraten in den Raad
mogen ons dus sparen voor een critiek,
waarvan zij weten, dat zij niet houdbaar
is en van degenen, die bij de begrootingen
zijn, alleen maar tijd kosten. Er is trou
wens kans, dat wij dit jaar minder critiek op
den wethouder van financiën te hooren krijgen,
want, naar wij hooren, zal de heer Joosten om
gezondheidsredenen waarschijnlijk dit jaar ver
hinderd zijn de begrootingsdebatten bij te wo
nen. En hij toch was de man, die deze soort
filippica's op dien wethouder losliet en die met
een vervelend wordende vasthoudendheid, on
danks weerlegging, immer weer op hetzelfde
kapittel terugkwam.
Hoewel van de door B. en W. bij de indiening
der begrooting verhoopte vermindering der
werkloosheid tot nu toe weinig is gebleken,
zijn B. en W. over de toekomst van Haarlem
geenszins pessimistisch gestemd, zeggen zij. Ze
blijven hopen op beter tijden in het volgend
jaar, want niet ontkend kan worden, aldus hun
motiveering, dat hier en daar in het bedrijfs
leven een kleine opleving te constateeren valt.
Reeds is één der verwachtingen, die zij koes
terden in vervulling gegaan n.l. de erkenning
door de Regeering, dat ook in de bouwvakken
crisiswerkloosheid heerscht. Dat scheelt de ge
meente 150.000 per jaar. Ook de belastingen
over 1932—1933 zullen zeer waarschijnlijk meer
opbrengen dan in Mei 1932 verwacht werd.
Bij het hoofdtuk „Algemeene Zaken" hebben
verschillende raadsleden vragen gesteld om
trent een zekere geheimzinnigen heer Schud-
deboom, die bij de afdeeling Financiën is inge
deeld. Indertijd is, zooals onze lezers weten,
in den Raad de vraag gesteld of B. en W. een
„bezuinigingsinspecteur" hadden aangesteld.
Hierop werd door hen zeer stellig ontkennend
geantwoord en dat lag ook geheel in de lijn
van hun vroegere verklaringen, dat zij een be
zuinigingsinspecteur overbodig achtten. Nu ech
ter deelen B. en W. mede, dat de betreffende
ambtenaar in het bijzonder tot taak heeft hen
„te adviseeren" omtrent de vraag of bij eenigen
tak van dienst bezuinigd kan worden. Zijn aan
stelling galdt tot 1 Januari 1933; zijn salaris be
draagt 500.per maand, waarvoor hij vier
dagen in dienst der gemeente is. Hiermede is
de sluier opgeheven over een wezen, dat een
tijd lang als een spook in onze gemeentelijke
huishouding rondwaarde.
Natuurlijk is er in de afdeelingen ook ge
sproken over de vele verkeersongelukken in
Haarlem en zijn verschillende verbeteringen in
uitzicht gesteld. Er gebeuren in Haarlem in
derdaad veel ongelukken met doodelijken afloop,
maar voor een stad van bijna 150.000 inwonem
toch niet meer, bij vergelijking, dan in Lon
den. en andere wereldsteden. De noodtoestand
is te wijten aan de evolutie, die wij op het ge-
hied van het verkeerswezen doormaken. De we
gen, vooral die in de groote steden, hebben zich
niet kunnen aanpassen aan de sterke vermeer
dering, de grootere snelheid en de kracht der
verkeersmiddelen, waarmee de uitvinders ons
in den laatsten tijd hebben verheugd. Vandaar
de vele ongelukken. Over honderd jaar zal dat
waarschijnlijk anders zijn. Den tegenwoordi-
gen voetganger zij zoo lang de grootste voor
zichtigheid aanbevolen en de roekelooze auto
mobilist worde onschadelijk gemaakt.
of ons politiekorps wel sterk genoeg is, om den
dienst behoorlijk in alle onderdeëler. te doen
functionneeren en tevens bij gebeurtenissen
van bijzonderen aard als stakingen en opstoot
jes met succes te kunnen optreden. De burge
meester antwoordt, dat feitelijk een uitbreiding
met minstens dertig man noodig zou zijn, maar
de financieele toestand weerhoudt den burge
meester thans op uitbreiding aan te dringen.
Men mag respect hebben voor dit antwoord,
maar daaruit mag de burgerij dan ook wel de
conclusie trekken, dat zij de politie in haar
moeilijke taak dient te steunen, om te begin
nen door haar de grootst mogelijke sympathie
te betuigen.
Een andere kwestie, die binnenkort de aan
dacht van den Raad in bijzondere mate zal
gaan trekken is de huurbepaling van met over
heidssteun gebouwde woningen. De huren van
arbeiders- en middenstandswoningen van wo-
ningbouwvereenigingen en gemeenten zijn be
paald in verband met de bouwkosten. Deze
waren echter in de afgeloopen jaren zeer, neen
abnormaal hoog en het gevolg is, dat de hee-
ren in deze tijden van dalende salarissen niet
meer kunnen worden opgebracht. Hoe echter
moeten de tekorten op de exploitatierekeningen
gedekt worden? Er zal wel niets anders opzitten
dan dat het Rijk en de Gemeenten „hun ver
lies nemen" op deze bezittingen. Wij zullen er
binnenkort wel meer van hooren.
Over de vermindering van het subsidie aan
de H. O. V. van 30.000 tot 15.000 hebben
vele raadsleden het hunne gezegd. Hun vraag
of B. en W. het er op toeleggen de H. O. V.
kapot te maken, was zeer ter plaatse. B. en W.
verwachten, zoo zeggen zij dat de H. O. V.
er met de uitgetrokken subsidie zal kunnen ko
men, mede door de versterkte hulp van parti
culieren. Dit vertrouwen van B. en W. zou wel
eens volkomen ongegrond kunnen blijken te
zijn. Als het gemeentelijk subsidie van de
H. O. V. tot 15000 verminderd wordt, is het
met onze orkestvereeniging natuurlijk gedaan.
Daar zijn we zeker van. Het laatste woord zal
over dit subsidie dan ook nog wel niet gesproken
zijn. Evenmin als over de andere subsidieverla
gingen. Vele vereenigingsbesturen schijnen niet
te weten wat hun in dit opzicht boven het hoofd
hangt; andere hebben al gerequestreerd bü den
Raad, maar de Raadsleden zullen goed doen
toch eens na te gaan of het werken van vele
vereenigingen door de subsidieverminderingen
niet onmogelijk wordt gemaakt.
Dit is zoowat het voornaamste wat uit de
Memorie van Antwoord is op te diepen en de
lezer kan er uit begrijpen, dat de Haarlemsche
Raad met een beetje geluk binnen één middag
en avondzitting door de begrooting heen kon
zijn.
Maar zouden de kiezers dan niet twijfelen
aan het goed bestaansrecht van hun vroed
schap?
De vorige maal beloofden wij een nadere be.
spreking van het aanbestedingsbestek van den
aanleg van de Leidsche Vaart en een verge
lijking met een bestek uit den tegenwoordigen
tijd.
Voor dit laatste kozen wij een ongeveer over
eenkomstig bestek, n.l. voor den bouw van het
zandlichaam van den nieuwen Provincialen
weg van Alkmaar naar Hoorn, langs de z.g.
Noordervaart.
De werkzaamheden bestonden hierbij uit het
dempen van een gedeelte van deze vaart, het
verbreeden van den weg er langs en het maken
van een nieuwe scheisloot tusschen dezen weg
en het aansluitend polderland.
Dit bestek zullen wij kortheidshalve aandui
den als het „nieuwe", terwijl het bestek voor
den aanleg van de Leidsche Vaart dan den
naam krijgt van het „oude bestek".
Wat ons het eerste opvalt bij vergelijking
van beide bestekken, is wel de betere indeeling
van het nieuwe. Terwijl het oude uit 47 arti
kelen achter elkaar zonder eenige overzichte
lijkheid bestaat, is het nieuwe verdeeld in drie
afdeelingen, n.l.; „Algemeene Omschrijving",
„Voorschriften voor de uitvoering en de bouw
stoffen", „Voorwaarden van Algemeenen Aard",
en gesplitst in totaal 23 artikelen.
Ook de opschriften zijn zeer verschillend.
Het titelblad van het nieuwe is aldus:
Voorwaarden en Bepalingen
voor de verbreeding van een gedeelte van den
weg langs.de Noordzijde van de Noordervaart in
de Schermeer tusschen den Oterleekerweg en
den Oostelijken Ringdijk nabij Schermerhom.
Terwijl het opschrift van het oude met veel
omhaal vertelt:
Generael bestek ende conditiën
waernaer de E. E. Heeren Gecommitteerdens
der Steden Haerlem ende Leyden, uyt krachte
van seecker Octroy, beyde twee gemelte Steden
geobtineert van de Ed. Groot-Mog. Heeren Stae-
ten van Hollandt ende West-Vrieslandt zullen
aenbesteden 't maecken van een Treckwech,
ende 't graven van een Treckvaert, ende de
Ringsloot daemeffens, invoegen als hier ver-
klaert s,taet:
De aanleg van de Leidschevaart was een
(voor dien tijd tenminste!) tè groot werk, dan
dat één aannemer het kon uitvoeren. Daarom
luidde de eerste bepaling van het oude bestek
dan ook:
„De aenbestedinge van de wercken zal ge-
daen worden by parcken (is gedeelten) van
minder ofte meerder lengte als hondert Roe
den, in alle schijn als (is zooals) deselve afge-
paelt ende gekielspit (is met kleine paaltjes
afgebakend) zijn, welverstaende dat men de
mate sal nemen omtrent het middel van de
Treekwech (is trekweg)."
Maar de aannemers konden ook een grooter
„part" krijgen, want:
„Edoch zullen de aennemers gedogen moeten
dat de kielspittingen verandert worden, daer
't de Heeren Besteders goedtvinden, behoude-
lyck soo haer parcken daerdoor langer ofte
korter vallen, dat sij naer advenant (is naar
gelang) de mate meerder ofte minder sullen
betaelt werden."
Als datum van aanvang van het werk werd
in het oude bestek bepaald, (wij zullen het
heele omslachtige verhaal hier maar niet weer
geven!) dat de aannemers op 15 Maart 1657
„wel eerder maer niet laeter" aan het
werk moesten gaan, „op verbeurte" van 25gld.
Bovendien hadden de Heeren Besteders dan
het recht om het werk opnieuw te besteden,
„tot laste van den aannemers ende hunne bor
gen in cas (is in het geval, dat) het voor
meerder somme wert bestedet, ende ten voor-
deele van de Besteders wert het minder be.
stcdët
Men ziet: de „Heeren Besteders" kenden hun
pappenheimers wel!
In het nieuwe bestek wordt als datum van
aanvang van het werk bepaald „de datum van
den brief, waarin den aannemer de gunning
van het werk wordt bericht, tenzij in dien brief
daarvoor een later tijdstip wordt genoemd of
daarin wordt bericht, dat die datum nader zal
worden bepaald". Kort maar krachtig!
De Hoogmogende Heeren uit de 17e eeuw
waren blijkbaar wel heel erg beangst, dat de
aannemer het bijltje erbij neer zou leggen en
het werk in den steek zou laten (om een toe
passelijke beeldspraak te gebruiken!), want de
twee volgende artikelen bepalen:
„Zoo iemant uyt sijn werck loopt, sullen de
Heeren 't selve wederomme besteeden als voo-
ren, ofte ander arbeyts-volck (is werkvolk) of
dobbel gewin 'daer instellen (is te werk stellen)
tot laste van den eersten aennemer ende sijne
borgen."
„Ende indien de aennemers soo weynich (is
weinig) volcx (is volk) int werck stelden, dat
de Heeren Commissarissen oordeelden, dat het
werck ter behoorlycker tijt niet soude kunnen
opghemaekt (is opgeleverd) wesen, sullen de
voornoemde Heeren, tot lasten van de aenne
mers, daer soo veel volcx (is volk) mogen bij-
setten, 't sij in dachgeld (is daggeld), ofte bij
't schaft te wercken (in ploegen te arbeiden)
tot laste van de aennemers als sij bevinden
sullen te behooren, ende dat sonder tegen-
segghen (is tegenspraak) van de aennemers."
Het nieuwe bestek bepaalt omtrent het geval,
dat de aannemer het werk niet verder afmaakt,
niets, maar wel zegt 12 van dit bestek:
De Algemeene Voorschriften, aangeduid door
de letters A. V. en vastgesteld door den Minis
ter van Waterstaat, Handel en Nijverheid bij
beschikking van 1 Februari 1901, La X, Afdee
ling Waterstaat T, met de daarin tot en met
19 Juli 1920 aangebrachte wijzigingen en aan
vullingen, zijn, met terzijdestelling van latere
ministerieele aanschrijvingen in deze, en voor
zoover zij niet in strijd zijn met de Arbeids
wet 1919, op dit werk (voor zoover daarin door
deze voorwaarden en bepalingen geen wijziging
is gebracht) van toepassing met dien verstan-
Een interessante reproductie van een projectkaart voor het graven der Leidsche
Vaart, waarop de vaart geteekend is langs den Dreef huiten de Groote Houtpoort,
omstreeks 1650 vervaardigd. m„„„-
1. Kleine Houtpoort. 2. Groote Houtpoort. 3. Het Plein. 4. Wagen- of Heeren-
weg. 5. Weg door den Hout, 6. De geprojecteerde Leidsche Vaart. 7. Trekweg langs de
Vaart. 8. De Hout. 9. Kleine Houtweg. 10. Singelgracht (Gasthuisvest).
Dit zijn de tegenwoordige namen.
In 1656 was dat alles nog weiland en bosch en had de stadt nog poorten en wal
len (de dubbele streep langs de Singelgracht)
De stippels langs de wegen stellen boomen voor.
Op de teekening is in oud-Hollandsche letters geschreven
„Afmeetyng ende caerteeryng gedaen by mijn heijnrijck Simgnsz, Duyudapl, ge-
swooren Lantmeeter."-
de, daten dat alle ^bepalingen, die op
borgen betrekking hebben als niet geschreven
worden beschouwd."
(Een sterk staaltje van ambtelijke stijl! Wie
het leest, versta het!)
In deze Algemeene Voorschriften zijn ook
bepalingen, waarin in dit geval wordt voor
zien, opgenomen. (Wij zullen ze den lezer be
sparen.)
De bepaling in het oude bestek is daarom
ook zoo belangrijk, daar het met het volgende
artikel het eenigste is dat over „werckvolck"
spreekt. Men moet hierbij goed in het oog
houden, dat vroeger, natuurlijk een veel groo
ter aantal arbeiders voor de uitvoering van
een werk noodig waren, dan tegenwoordig.
Rationalisatie was toen nog een onbekend be
grip!
Bedoeld artikel bepaalt, dat de aannemers
tot „haer eygen kosten" zulle® moeten zorgen
voor gereedschap, voertuigen, enz., en ook
„haer bier, ende Impost ende exchijs van
dien" spijs en drank).
Vooral dat „bier" wijst wel op geheel ver
anderde toestanden.
Volgens het nieuwe bestek golden voor het
werk aan de Noordervaart „de bepalingen der
Landelijke Collectieve Arbeidsovereenkomsten
voor de bouwbedrijven, zooals deze ten tijde
der aanbesteding luiden en tijdens den duur
van dit werk, hetzij door wijziging, hetzij door
vaststelling van een nieuw contract zullen
komen te luiden, mits ten tijde der aanbeste
ding voor de gemeente, waarin het werk
wordt uitgevoerd, een colléctief contract van
kracht is, een en ander met dien verstande"
enz. enz. enz.
Voorts: „Bij overtreding van eenige bepa
ling omtrent de arbeidsvoorwaarden, is de Di
rectie gerechtigd de maatregelen te nemen,
welke zij noodig acht, opdat tegenover de
werklieden aan die bepaling worde voldaan",
een en ander natuurlijk op kosten van den
aannemer.
Dan zijn er nog bepalingen omtrent over
werk. (In 1656 waren die bepalingen over
bodig, want men kende toen nog geen over
werk, men werkte eenvoudig zoolang de zon
scheen). Zondagsarbeid en voorts nog deze,
luguber teeken des tijds, waarin zich de gee-
sel der werkloosheid weerspiegelt: „De aan
nemer is verplicht bij de uitvoering van het
werk ten minste 25 pCt. van de arbeiders te
betrekken door tusschenkomst van den Di
recteur van de Districtsarbeidsbeurs te Alk
maar, voor zoover door dezen voldoende ge
schikte arbeiders ter beoordeeling van de
Directie beschikbaar kunnen worden ge
steld"....
„Het werk moet voltooid zijn binnen zes
maanden na den datum van aanvang. Voor
eiken dag, waarmede deze termijn wordt over
schreden, kan den aannemer een korting van
f 25.op den aannemingssom worden inge
houden."
Het oude bestek bepaalt omtrent de opleve
ring met kolossaal omslachtige bewoordingen:
„De aennemers sullen ghehouden wesen
haer aengenomen wercken lofbaerlijck ende
volmaeckt ten contentemente van de Heeren
Besteeders, op te leveren binnen den tijt van
vier maanden na den dagh, dat sij luyden in
't werck sullen moeten treden beginnen),
ende uyterlyck haer wercken voltoyt moeten
wesen den laesten July eerstkomende of een
boete van twintich guldens voor de eerste
reijse", keer), enz. enz. enz.
„Voorts sullen de aennemers respectievelijk
gehouden zijn de limires ende afpalingen
grijzen en piketten) van haer respective
wercken te laten staen, enz. enzoock
den Heeren Commissarissen ofte haere Ge-
committeerders tot allen tijden Éles van haer
E. versocht zijnde, (als dat door hunne E.
verzocht is) soo op de besichtinge als anders,
daervan behoorlycke aenwysinghe te doen,
op de verbeurte van thien gulden
telckens", enz. enz.
Dat de „lantmeter" in den ouden tijd een
gewichtig enduur „personaadje was,
blijkt wel uit de bepaling dat „geene Meesters
nochte derselver knechten sullen vermogen
het recht hebben) den lantmeter op haer
wercken te halen voor ende aleer deselve wel
opghemaeckt en voltrocken wese.n", op straffe
van de noodige boeten en betaling van de
kosten.
In dit verband is het wel eens aardig te
wijzen op het respect dat de opzichter (in het
nieuwe bestek deftig met den naam „Direc
tie" aangeduid) vroeger genoot.
Slootje springen b.v. behoefde hij niet,
want:
„De aennemers sullen ghehouden syn met
den aenvangh van haer werck so verre haer
parcken streeken zich uitstrekken), te ver-
sorgen te zorgen) dat de slooten met be-
quame overganck met een stevig brug
getje!) beleyt belegd) syn, opdat de Hee
ren ofte haer Opsienders daer heenen komen
de bequamelyck gemakkelijk) de wercken
kunnen passeeren, op een boete van drie gul
den telckens te verbeuren, als sy daer van in
gebreecke bevonden werden in,ge^r® uX
vonden worden) ende sullen oock behoorhck
respect dragen (3= behoorlijk respecteeren)
aen allé diegeenen, die by
ren Commissarissen tot opsicht cant werck
gestelt zijn" enz. enz.
in het nieuwe bestek werd bepaald, dat „de
aannemer verplicht is om bij eenige
hjkheid of vemchil in de verstrekte gegevens
alvorens tot de uitvoering over te gaan h
oordeel en de uitlegging van de Directie
^HeTis minder sappiger, maar wel duidelijker
gVoodrts: „stelt de aannemer gedurende de
uitvoering van het werk op nader aan te ge
ven plaats eene dagkeet ter beschikking van
de Directie, groot tenminste 16 M2. in opper
vlakte, met privaat en voorzien van eene af
sluitbare kast, tafel en vier stoelen.
Deze keet wordt dagelijks gereinigd en voor
zien van drinkwater, koffie en thee en zoo
noodig verlicht en verwarmd"
Natuurlijk moeten dergelijke bepalingen met
de noodige eoede wil worden uitgevoerd, want
wij herinneren ons een werkelijk historische
anecdote van een aannemer, die volgens de
letter van zijn bestek wel drinkwater, koffie en
thee aanbood, alsde Directie dan maar de
noodzakelijke pannen, koffie- len theepotten,
enz. beschikbaar stelde, want volgens het be
stek behoefde hij (de aannemer) dat niet te
doen
meteen moeten betalen, en met „het werck van
nieuws opnieuw) mag besteden, 't sij nu ofte
op een en anderen dage, tot voordeel van de
Besteeders, wert indien) het minder aenge
nomen. ende tot schade ende nadeel van de
gebreeckige dn gebreke gebleven, niet gebrek
kige!) aennemen soo het tot hooger somme komt
te beloopen.
De borgstelling was daarom van zooveel be
lang, omdat: „Niemant eenich werck sal mogen
overdoen dan bij consent van de Heeren Com
missarissen," terwijl niettemin hij en zijn borgen
voor de „voltreckinge van zijn werken ende de
voldoeninge van dess Voorwaerden verbonden
sal blijven." Een dergelijke „overdoeninghe"
moest „overgeteeckend" worden door den
secretarissen, die daarvoor 12 stuivers van den
aannemer kregen.
Bovendien waren de heeren besteeders onge
houden aan iemand anders het bedongen loon
uit geheel of te deel te betalen, als aan die
genen, die als aannemers geteykent zijn (getee
kend hebben)".
„De aennemers sullen gehouden wesen voor
haer aengenomen wercken te stellen twee souf-
fisante Borgen, die haer tesamen ende elck een
vooral, onder de renunchiatie van de bene-
fitien „Ordinis Divisionis ende Exouffionis" (met
bekentnisse van t' effect van deselve wel te
verstaan!) sullen verbinden tot voldoeninge
deser voorwaarden", ende enz. enz.
De beteekenis van dit stijlbloempje van ambte
lijk Nederlandsch uit 1656, is geen andere, dan
dat de aannemers 2 „goede" borgen moesten
stellen, die zich tezamen en elk voor zich, voor
het geheel onder de bepalingen van de wetten
(mits die borgen ook de gevolgen van de toe
passing van die wetsbepalingen kenden!) ver
bonden, terwijl bij niet nakoming van het be
stek door de aannemers, zij hunne borgtocht
„Men zal den aannemers haar bedongen pen
ningen betalente weten een derde part als
het aengenomen werck half gedaen zal zijn, het
tweede, derdepart als het voorn, werck geheel
ende al zal wezen opgemaeckt, ende het laetste
derdepart veertien daegen naerdat het werck
voor goet opgenomen ende gepresen zal zijn."
In het nieuwe bestek wordt daarover bepaald:
De betaling zal geschieden in termijnen, elk
groot 15 pCt wanneer het werk achtereenvol
gens voor 25, 40, 55, 70, 85 pCt. en geheel ge
reed en goedgekeurd is, en één termijn groot
10 pCt. van de aanneemsom, als de aannemer
aan al zijn verplichtingen ook aan die van het
onderhoud heeft voldaan.
Eigenaardiger wijze was in het oude bestek
ook bepaald, dat elk aannemjer „voor ende
aleer" bij het werk begon, eerst ter secretarye
een bestek van zijn aangenomen werk moest
halen, door den secretaris geteekend ende
daervoor te betalen 36 stuivers.
Het is natuurlijk ondoenlijk alle artikelen te
vergelijken of zelfs te bespreken. De meeste
technische voorschriften zijn bovendien
grootendeels gelijkluidend en in het oude bestek
zóó uitvoerig, dat men al lezende wel een ver
traagde film van de voorgeschreven handelingen
zou kunnen opnemen!
In beide bestekken komen beüalingen voor,
dat de nieuwe werken moeten aansluiten bij de
oude bestaande of nieuw gebouwde werken,
zonder schadevergoeding „hoe ook genaamd"
voor den aannemer, dat het verkeer van en
naar de boerderijen niét verhinderd mag wor
den, terwij) steeds een voldoend aantal vlakke
ijzeren platen op het werk aanwezig moet zijn
ten dienste van het plaatselijk verkeer 1 elke
ontgraving in de bermen door een helder bran
dende wit licht gevende lantaarn op beide ein
den moet worden verlicht; in het oude bestek
is slechts bepaald, dat eenige dammen voor de
hooiwagens „ten contentemente van de Heeren
Besteeden" moeten blijven staan.
Ook was in dit bestek bepaald, dat „de aan
nemer zonder eenighe vergoedinge ofte meer-
derbelooninghe daer voor te mogen eisschen
ofte pretendeeren" toch eenige bruggen „in de
Wegholte ofte over de Vaert" buiten het, bestel:
om moest bouwen met het noodige graaf- en
damwerk.
Nu waren in 1656 de bruggen nog alle van
hout en slechts eenige Meters breed; in den
tegenwoordigen tijd zou eSt dergelijke bepaling
in een bestek wel eens tot het failissement van
den aannemer kunnen leiden
Ook was in beide bestekken voorgeschreven,
dat de beste aarde voor den weg („Treckwegh")
gebruikt moest worden, voorn dat de „barm-
ten" (hellingen) moesten bekleed worden met
graszoden van bepaalde grootte en bepaalde
wijze, terwijl „soo iemant bevonden wert het-
selve niet wel gedaen te hebben, sal deselve
gehouden wesen de gemelde sooden weder op
te nemen ende van nieuws (opnieuw) werckelijk
in 't verbandt opsetten, ende van elcke roede
die geordineert (bevolen) wert op te nemen te
betalen 2 guldens voor boeten."
Een boete van 24 gulden kreeg een aanne
mer als hij het water uit zijn „parck" liet
hosen in des nabuurs parck, op peijne van de
schade die de nabuur sal komen te lijden."
De allerlaatste bepaling in het oude bestek
was door de voorzichtige Hollandsche Heeren
Besteeders uit de 17e eeuw uitgevaardigd als
een stok achter de deur voor eventueel onwil
lige aannemers.
„Ende bij soo verre uit dese Generale cite
de volgende Particuliere voorwaarden ofte
conditiën eenige duysterheyt duisterheid)
ofte misverstant werde bevonden, daervan hou
den de Besteeders uytlegginge ofte verclaringe
uitlegging of verklaring) aen haer selven,
daermede de aennemers contentement sallen
moeten nemen."
In negentiende eeuwsch officieel Hollandrth
wil dit eigenlijk zeggen, wat 't vierde artikel van
het nieuwe bestek bepaalt, n.l.:
„De uitvoering der werken moet geschieden
overeenkomstig de voorschriften en de nader
door de Directie te verstrekken aanwijzingen"..
In den afgeloopen nacht is ingebroken in
de gemeente Haarlemmerliede en wel bij den
arbeider H. v. E., aan den Ringweg nabij
Spaarndam.
Hoogstwaarschijnlijk heeft men hier te doen
met den uit den Haarlemsche Strafgevangenis
ontsnapten gevangene.
De dader is binnengekomen door een W.C.-
raampje.
Ontvreemd zijn n.l. een pak kleeren en een
fiets. Verder zijn door den dief meegenomen
twee pakjes met geld, tezamen -pngeveer bevat
tende tachtig gulden. Eenige pakjes brood, die
klaargelegd waren voor de zoons zijn door den
dief leeggegeten, terwijl hij voorts eenige kruik
jes koffie eveneens heeft genuttigd.
Naar verder verteld wordt zou de ontsnapte
gevangene in den afgeloopen nacht te Abcoude
zijn gezien. Hij zou daar door een veldwach
ter zijn aangehouden, omdat hij zonder licht
reed.
Daar de lantaarn echter nog warm was heeft
de veldwachter den man weer laten loopen.
Hij is nu waarschijnlijk wel verder getrok
ken in de richting van zijn Heimat.
Naar wij vernemen, is de heer P. Verdegaal,
lid van den gemeenteraad van Bloemendaal,
reeds sinds eenigen tijd ernstig ziek. Zijn toe
stand is dusdanig, dat hij de eerstvolgende
raadsvergadering zeker niet zal kunnen bij
wonen.
De collecte die Zondag j.l. in de Kathedrale
Kerk gehouden is ten bate van de St. Martha-
vereeniging, na predikatie door den WelEerw.
Pater F, Huissen O.F.M. heeft 580 opgebracht.
De malaise is een taaie, naargeestige en
uitermate schadelijke toestand, die heel
wat akeligheid veroorzaakt, maar er zijn
al dan niet gelukkig! toch altijd nog
uitzonderingen
Den brandweerlieden, hypotheekverstrek
kers en curatoren gaat het bepaald naar
den vleeze in deze krisis en niet lang ge
leden heeft men zelfs twee overwerkte
deurwaarders een rustkuur moeten voor
schrijven.
Ook de wisselloopers, inners van woning-
huren, inners van belastinggelden, drukkers
van dwangbevelen, ekonomische conferen
tie-gangers en organisators van protest
meetings hebben niet over vermindering
van werkzaamheden in verband met de
beroerde tijdsomstandigheden te klagen.
Boven alles uit vliegt echter de drukke
activiteit, welké bij de groote naamlooze
vennootschap voorheen Hotchkiss en Cy. te
Parijs ontplooit wordt.
Onlangs hield deze vennootschap haar
algemeene vergadering en de president
zeide tot zijn getrouwen met begrijpelijken
trots: „Onze balans is schitterend!" De man
fantaseerde, noch overdreef. Hij had gelijk.
De vennootschap had n.b. haar aandeel-'
kapitaal van eventjes 16 millioen francs
niet alleen volledig verdiend, maar boven
dien ruim 61 millioen francjes in de reserve
opgehoopt! De waarde van de aandeelen
was dientengevolge van 1000 op 1060 francs
gestegen en bereikte soms het cijfer van
3000 fr. In het afgeloopen boekjaar werd
een zuivere winst van 12 millioen francs
gemaakt en een dividend van 60 pet. uit
betaald. De fabrieken van de N.V. in Clichy
en Lavallois zijn met opdrachten uit Frank
rijk en het buitenland overstelpt en moes
ten in den loop van het jaar haar personeel
uitbreiden.
Evenals elders moesten natuurlijk óók in
Frankrijk honderden werkgevers arbeiders
gedaan geven; Hotchkiss echter nam en
neemt nieuw personeel aan. De onderne
ming fabriceert namelijk geen noodzake
lijke levensbehoeften als brood, boter, klee
ren, schoeisel, noch ook gebruiksartikelen,
waarmede tegenwoordig niet veel te verdie
nen valt, omdat er geen voldoende vraag
naar is. Neen, de N.V. Hotchkiss maakt
dingen, waarvoor veel méér interesse be
staat, omdat de behoefte er naar zoo drin
gend is.
De N.V. fabriceert namelijk.... oorlogs
materiaal!! In het verslag van den raad
van beheer staat o.m. „tegelijk met de uit
voering van de ingekomen orders zetten
wij de verbetering van ons voortreffelijk
25 en 35 c.M. geschut voort, waarvan de
beteekenis den leger- en marine-autoritei
ten van Frankrijk en het buitenland niet
ontgaat."
Van „voortreffelijke" artikelen gespro
ken!
Het gekste is nog, dat al de bestellingen
naar het buitenland, prompt en accuraat
worden uitgevoerd. Uitvoerbelemmeringen
ten aanzien van het „voortreffelijk" ge
schut kent Frankrijk niet, hoeveel en hoe
lang het ook op iedere ontwapeningscon
ferentie zit te zemelen over de „veilig
heid"!
Op Allerheiligen van dit jaar was het vier
honderd-vijftig jaar geleden dat een beroemd
Kruisheer uit Haarlem stierf.
Nicolaas van Haarlem, geboren in of bij
Haarlem, trad in Keulen in het klooster der
Kruisheeren, legde een jaar daarna zijn H.
Geloften af en werd daarna (jaartallen zijn
onbekend) hoogleeraar in de Godgeleerdheid.
In Maart 1462 werd hij door den toenmaligen
Generaal der Orde, Theodoricus van Hall, be
noemd tot eersten Prior van het pas gestichte
klooster der Kruisheeren te Hoorn.
Aanstonds toonde zich daar zijn groote ijver.
In hetzelfde jaar nog begon hij met finan-
cieelen steun van het stadsbestuur bij genoemd
klooster een kerk te bouwen. Overigens is er
van zijn werk te Hoorn weinig bekend.
Na ruim tien jaar daar Prior geweest te
zijn, werd hij 21 September 1473 door zijn
medebroeders tot Generaal-Overste der Orde
gekozen als opvolger van den om zijn vroom
heid bekenden Peregrinus a Campis. Bij die
gelegenheid vermelden de kronieken over Ni
colaas van Haarlem: hij was een man met
een sterke wilskracht, een vroom en geleerd
priester, vol ijver voor de kloostertucht, die
zichzelf in niets ontzag, een spiegel van alle
deugden en een voorbeeld voor al zijn mede
broeders. Van groote beteekenis is zijn bestuur
voor de Orde geweest, niet alleen omdat hij
verschillende nieuwe kloosters oprichtte, maar
vooral omdat hij een krachtig bevorderaar was
van de studie. Hij bepaalde n.l., dat jonge
Kruisbroeders moesten gezonden worden naar
de universiteiten van Leuven, Parijs, Caën en
Toulouse. Lang had hij al met dit plan rond-
geloopen, vermeldt hij zelf, maar hij had ge
aarzeld om het ten uitvoer te brengen, omdat
hij vreesde, dat sommigen tengevolge van het
toenemen hunner wetenschap de voor een kloos
terling zoo noodzakelijke deugd van nederigheid
zouden verliezen. Maar omdat andere Orden
hun bloei daaraan juist danken, dat ze kunnen
wijzen op een groot aantal geleerden onder hun
leden, daarom meent hij zijn bezwaren te moe
ten terzijde stellen, en ook zijn onderdanen
naar de Hoogescholen zenden. Aan dit besluit
is het te danken, dat de wetenschappelijke
strooming van die dagen (het Humanisme)
ook onder de Kruisheeren ijverige aanhangers
heeft geteld.
In de tien jaren van zijn bestuur heeft hij
de Orde met niet minder dan vijf kloosters
vergroot. Reeds in het eerste jaar van zijn
Generalaat werd een klooster opgericht te Al-
neten, in het bisdom Kamerijk (Noord-Frank
rijk). In 1575 werd te Woudrichem of Workum
aan de Waal, tegenover Gorkum, een nieuw
huis gevestigd, terwijl het jaar daarop een
stichting verrees in Maeseyck aan de Maas
(België). Het jaar 1479 zag het klooster te
Duiken in Gulik ontstaan en ten slotte volgde
in 1481 het tweede klooster in Zeeland (het
eerste was n.l. gevestigd te Goes) te St. Anna-
land op het eiland Tholen.
Midden onder zijn arbeid stierf deze 3toere
werker tijdens een visitatie van „zijn" klooster
te Keulen in het jaar 1482, op het feest van
Allerheiligen. Te Keulen werd hij ook begra
ven. Zijn dood was als het sterven van een
heilige, zoo besluit de kroniekschrijver zijn kort
verhaal van den zegenrijken arbeid van dezen
grooten zoon van Haarlem.