ZIELZORG IN BUDAPEST <Ket vaftaal van den dag Hoofdpijn V en Kiespijn RADIO-PROGRAM i ZEG HET MET BLOEMENU ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN \J zwart f 4.50 - bruin f 4.90 Het\ „p *»n mgevoig. 3000.-lj,jTSMSSTlMSS.'Si iSRÏ 750.-smarts? f250.- «S f 125.-SK'tKS f50.-^"S^ f40.- HSSTliü Alle ahonne s 'Aangiftemoet.opstrZTvanverues van alle rechten, geschieden wterluk het Het Lijk bij de j Mirte boomeo J WOENSDAG 9 NOVEMBER MOEDIGE JEUGDIGE PRIESTERS Mijnhaifdt's Poeders Zonderlinge liefhebberij Niet zoo bedoeld Donderdag ÏO Nov, Honing als brandstof Niets is onmogelijk Duizenden werden voor onder- gang behoed Jonge priesters Voorgaan doet volgen Tot den dood £l rS (Jongensmaten naar verhouding goedkooper)^ Mededeeüng) FEUILLETON Sinds het vredesverdrag is de bevolking van Hongarije per vierkante kilometer aan merkelijk gestegen doordat de bewoners der verloren gegane gebieden zich terugtrokken binnen de nieuwe grenzen. Het ligt voor de hand, dat deze „bevolkings verdichting" niet zonder invloed is gebleven op ïen landbouw en in het algemeen op den economischen toestand, waardoor de sociale ver houdingen op haar beurt werden beïnvloed. Weliswaar kan de landbouw van Hongarije in ruime mate in de behoefte voorzien, doch niettemin kan men spreken van een noodtoe stand in het land der Hongaren, zoowel in de steden als op het platteland. De werkloosheid stijgt aanzienlijk en werkloozensteun is een volstrekt onbekende „weelde." Men kan zich indenken, hoe ellendig het lot van velen hier door is geworden. Bedenk hierbij welke funeste gevolgen dit alles kan hebben voor het sociale, religieuze en het zedelijke leven en gij zult begrijpen, dat de priesters en de leeken-zielzor- gers bergen werk hebben te verzetten. Vooral aan den zelfkant van Budapest wordt een enorme zielzorgsarbeid gepresteerd. Daar heb ben de behoeftigen zich opgehoopt en daar dreigen de tienduizenden tot paria's te verval len. Wij hebben allen meermalen gehoord van den heldhaftigen strijd, die door Parijsche priesters en leeken wordt gevoerd tegen het verderf der zielen en voor het geestelijk en stoffelijk heil der bedreigden, maar ook Buda pest kent dezen heiligen strijd om het behoud van meer dan twee honderd duizend zielen. Deze menschen hokken samen in krotten en barakken en leven in omstandigheden, die alleen een ingewijde zich kan voorstellen. Het was de taak van een journalist de ellende van deze verworpenen te schilderen en om hulp te schreeuwen voor de ellendigen, die stuurloos in de branding rondzwalken. Balthasar Elekes, aldus heet de auteur, heeft een uitvoerig boekwerk aan deze behoeftigen gewijd en zijn betoog is zoo klemmend en zoo indrukwekkend, dat men zich afvraagt, hoe het in 's Hemels naam mogelijk is, dat zooveel ellende over zooveel menschen kon komen. Kommer en honger hebben deze menschen als het ware tot dieren gemaakt. Zij hebben niet meer de heerschappij over hunnen wil en drei gen volkomen ten onder te gaan. Deze twee honderd duizend kinderen Gods roepen om brood en zij zitten verslagen neer bij de herinnering aan vroegere tijden, toen zij den Bchamelen boterham aten, dien zij nu een ongenaakbaar ideaal vinden Niets heeft hun belangstelling meer, noch godsdienst, noch zieleheil, noch liefde; zij hebben honger en vragen alleen om brood. Reeds enkele jaren geleden bond een jeugd!? priester, Adolf Parda, een strijd aan tegen dezen chaos van menschelijke ellende. Geld had hij niet en zijn Bisschop kon het hem niet gever- Bedelen was zijn eerste taak en al bedelend vormde hij een kerk temidden der verdrukten. Daar stond dan het bolwerk van geloof en zedelijkheid en deze tempel straalde over de sloppen en krotten en de bewoners kwamen opdagen, eerst langzaam en schoorvoetend, dan mét grooteren moed en durf. Van zeven duizend in het eerste jaar stegen de heilige Com muniën tot vier en twintig duizend in 19^ 1. Dit is het werk van den jongen priester, die den heiligen durf had een huis Gods te bouwen tusschen de hutten der armsten. Dit heldhaftig voorbeeld bleef niet onopge merkt en ver van het arbeidsterrein van den jongen priester Farda, ligt de kolonie van den jongen Jezuïet Pater Tornios, die omstreeks zeven duizend menschen om zich heen heeft, waarvan niet een ook maar den primitiefsten vorm van welvarendheid kent. Dag en nacht als het ware, zwoegt deze missionaris. Hij klopt aan alle deuren en brengt troost waar geen uitkomst meer was. Hij lijdt met de ongelukkigen en spreekt hen moed in. waar hij geen brood kon geven, als hij zijn laatste kruimel met hen heeft gedeeld. „Een prachtkerel" zeggen de arbeiders, „een proletariër als wij" en zij zijn gewonnen door de wijze waarop hij hun krotten bezoekt en zich gedraagt als ware hij daar volkomen thuis. Dat deze verklaringen geen woorden alleen zijn, bewees overduidelijk de processie van het H. Hart in den afgeloopen zomer. In lompen zullen spoedig bedaren door Vraag daarom Mijnhardt's Hoofdpijnpoeders en Mijnhardt's Kiespijnpoeders. Alleen echt als op doos en poeders de naam Mijnhardt staat. Let bij het koopen hierop. Per poeder 8 et en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bi) Uw Drogist gehuld en met de trekken van honger en ellende op de gezichten trokken de drommen mee in de processie. Zi) zongen liederen ter ëere van het H. Hart en loofden God als de leniger van allen nood. Ook de onlangs overleden nog jeugdige priester Aladar Zofal heeft enkele jaren ge leden geheel vrijwillig een parochie gesticht aan den rand van het protestantsche Budapest. Deze moedige dienaar der Kerk had echter zijn krachten overschat en werd spoedig terneer geslagen door een ziekte, waarvan hij niet meer genas. Doch hij had niet voor niets gewerkt en zijn begrafenis werd voor de menigte een aanleiding om een grootsche demonstratie van dankbaarheid te houden. Bij duizenden liepen de paupers achter de baar aan en de tientallen priesters, die van deze manifestatie getuigen waren, zegenden den arbeid van dezen grootstad-missionaris. Er was een tijd, dat de secularisatie der ker ken in Hongarije een feit dreigde te worden. Kerkgemeenschappen werden gesticht om den strijd aan te binden tegen de vijanden der Kerk. De priesters hadden hier weliswaar de leiding, doch het waren voornamelijk leeken, die den moeilijken arbeid verrichtten. De voornaamste leider was Dr. Milahovics, die het eerst den strijd aanbond. Deze kerkgemeenschappen (met een ander woord kerkgemeenten ge naamd) ontwikkelden zich in de practijk voor namelijk als charitatieve instellingen, die in den loop van een jaar meer dan vierhonderd duizend Pengö bijeenbrachten om den nood te helpen lenigen. Maar niet minder hielpen deze instellingen den strijd tegen communisme en onzedelijkheid voeren. Juist hun werkzaam heden waren oorzaak, dat het aantal parochies van Budapest van 27 tot 39 steeg, waarbij men twaalf nieuwe kerken heeft te tellen en 32 ka pellen. De meer dan vijfhonderdduizend katho lieken der Hongaarsche hoofdstad beschikken thans over 43 kerken en 32 kapellen, die alle eveneens voor de geloovigen toegankelijk zijn en waarvan het grootste aantal juist temidden van de armste wijken verspreid ligt. Zoo heeft de zielzorg in Budapest onder den zegen van God wonderbaarlijk werk verricht en niet zonder angst vraagt men zich af, wat er van het zieleheil van duizenden terecht ge komen zou zijn, als de Hemel niet tijdig zijn afgezanten had gezonden, die alle bezit en alle persoonlijk voordeel hebben opgeofferd om zie len voor de eeuwigheid te redden. Een troostrijk voorbeeld voor alle priesters in de groote steden van dezen onzen benarden modernen tijd. De rijke Amerikanen die er ook tegenwoordig nog altijd heel wat te beteekenen hebben en voor wie de bevrediging van een gril nooit te duur is, hebben tegenwoordig een nieuwe sport, zij verzamelen de steenen waarmee het plein van het Buckingham paleis geplaveid was en waarvan het plaveisel kort geleden vernieuwd werd. Zij zijn bereid voor ieder der verwijderde steenen een hoogen prijs te betalen, ja, er zijn reeds verschillende aanbiedingen de zaak is immers dringend naar Londen telegrafisch overgebracht. De gelukkige koopers van deze steenen, zoo waardevol voor de historie, zullen met trots kunnen zeggen: Over deze steenen heeft eenmaal de koning van Engeland geloo- pen. Hopelijk gaat het er niet mee als met de tanden van een Amerikaansch advocaat, die ook tot 't onderwerp van een verzamelwoede ge maakt waren en waarvan er op een mooien dag zooveel waren, dat geen mond van welk sterfe lijk wezen ook, die alle had kunnen bevatten, of deze staatsman zou een soort moderne Hydra moeten zijn, zoodat hem telkens wanneer hij eventueel het hoofd verloren had, er direct een ander met het vereischte aantal tanden voor in de plaats was gegroeid. Een Amerikaansch millionnair koesterde den wensch, het vroegere zomerverblijf van den Spaanschen koning in San Sebastian te koopen en presenteerde er de Spaansche regeering een reuzen som voor. Het aanbod is echter afge wezen. Een andere Amerikaan was op het idee ge komen, de afgedankte kleeren van vooraan staande persoonlijkheden te koopen. Zijn eer zucht, een waardevolle collectie bijeen te bren gen, was zóó groot, dat hij zich bereid verklaar de voor een avondcostuum dat door den koning van Engeland gedragen was, den Prins 12.000 te betalen en dat hij zelfs een reis naar Europa maakte om deze dingen in zijn bezit te krijgen. Men beweert echter, dat hij onverrichter zake naar de Vereenigde Staten terugkeerde. Een staatsman, die veel avondcostuums af dankte, had blijkbaar kans de financiën van zijn land te saneeren. „Wat gebruikt u voor uw verkoudheid", vroeg een oude jongejuffrouw aan een knorrigen he„vi)f zakdoeken per dag, juffrouw!", snauw de hij: HUIZEN, 1875 M. K.R.O. 8.00 Morgencon cert; N.C.R.V. 10.00 Gramofoonmuziek; 10.15 Morgendienst door Ds. Woudstra; 10.45 Gra mofoonmuziek; K.R.O. 11.00 Gramofoonmu ziek; 11.30 Godsdienstig halfuurtje door pastoor L. H Perquin; 12.00 Tijdsein; 12.01 Politie berichten; 12.15 Het K.R.O.-orkest o.l.v. M. van 't Woud, N.C.R.V. 2.00 Cursus fraaie handwer ken; 3.00 Vrouwenhalfuurtje; 3.30 Verzorging van' den zender; 4.00 Bijbellezing door Ds. K. den Hollander; 5.00 Cursus handenarbeid: „Een lucifershanger"; 5.30 Drs. L. P. v d. Does: „Het standbeeld van Erasmus"; 6.00 Liederenrecital door Beatrix Schut, alt; 6.45 Cursus knippen en stof versieren; 7.00 „Wat er op de wereld gebeurt" door Com. A. Crayé; 7.30 Politieberichten; 7.45 Persberichten Ned. Chr. Persbureau; 8.00 Gramofoonplaten: 9.00 Ouderuurtje. L. W. J. van Hasselt. „Je kind wordt groot"; 9.30 Gra mofoonmuziek: 9.40 „Het bloeitijdperk der Pro testantsche kerkmuziek"; 10.40 Persbureau Vaz Dias; 10.50 Gramofoonplaten. HILVERSUM, 296 M- A.V.R.O. 8.00 Tijdsein en gramofoonmuziek; 9.00 Ochtend concert door het Avro-kamerorkest o.l.v. Louis Schmidt, cello-solo Max Rodriguez; 10.01 Mor genwijding; 10-15 Gramofoonmuziek; 10.30 So listenconcert. Jules van Zanten, piano, Douwe Berendeen. cello. a. d. vleugel Egbert Veen; 11.00 Kook- en bakpraatje door mevr. Lotge ring—Hillebrand Voorbereidingen voor St. Ni- colaas: 11.30 Voortzetting solistenconcert; 12.00 Tijdsein; 12.01 Lunchconcert door het Omroep orkest o.l.v. Nico Treep. Intermezzo: Viool voordracht door Boris Lenskv; 2.00 Halfuur voor de vrouw. Mevr. W. BoschJesse spreekt over „Prettige opvoedkundige boeken voor moe ders": 2.30 Verzorging van den zender; 2.45 Gramofoonmuziek; 3-00 Naaicursus door mevr. Ida de Leeuw—van Rees; 3.45 Gramofoonmu ziek; 4.00 Ziekenuur door mevr. A van Dijk; 5.00 Causerie door Max Tak. „Nationale muziek en haar karakter"; 6.00 het Avro-klein-orkest o.l.v. Nico Treep; 6.30 Sportpraatje door Hol lander; 7.00 Avro-klein-orkest; 7.25 Overscha keling van den zender; 7.30 Engelsche les voor gevorderden door Fred. Fry, 3e les; .800 Tijd sein; 8.01 Persbureau Vaz Dias; 8.05 Gramo foonmuziek; 8.15 Aansluiting met het gebouw t'voT" te Utrecht. Concert door „The Band of H. M. Royal Guards" („The Blues") ong. 9.15 Gramofoonmuziek; ong. 9.30 Het Concertge bouworkest o.l.v. Dr. W. Mengelberg. Solist: Wilhelm Backhaus, piano; 10.15 Gramofoon muziek; 10.30 Kovacs Lajos en zijn orkest met Bob Scholte; 11.00 Persbureau Vaz Dias; 1105 Gramofoonmuziek; 11.15 Kovacs Lajos en zijn orkest; 12.00 Tijdsein en sluiting. BRUSSEL, 509 M. 12.20 Gramofoonmu ziek; 5.20 Concert door het radio-orkest o.l.v. Karei Walpot; 6.35 Gramofoonmuziek; 8.20 Concert door het omroep-symphonie-orkest oJ.v. Arthur Meulemans; 10.30 Gramofoonmu ziek. KALUNDBORG, 1153 M. 11.20 Het Strijk orkest van hotel „d'Angleterre" o.l.v. Max Skalka; 2.50 Strijkorkest van restaurant Wivex o.l.v. Teddy Petersen; 7.30 Het omroep-sympho nie-orkest o.l.v. Emil Reesen; 9.50 Dansmuziek door de band van restaurant „Ritz" o.l.v. Otto Llngton. BERLIJN, 419 M. 3.50 Kamermuziek door het Strub-kwartet; 6.30 Populaire- en dansmu ziek; 7.20 Gramofoonplaten: 9.20 Dansmuziek. HAMBURG, 372 M. 12,35 Gramofoonmu ziek; 1.30 idem; 3.50 Concert; 6.50 Populair concert door het Norag orkest van Hannover o.l.v. Otto Ebel van Sosen; 7.50 Concert. KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 1-20 Gramofoonmuziek; 3.50 Concert (zie Berlijn) 8.20 Concert. LANGENBERG, 472 M. 12.20 Concert o.l.v. Eysoldt; 4.20 Vesperconcert; 7.40 Sym- phonieorkest o.l.v. Busxkötter; 9.45 Concert o.l.v. Wolf. DAVENTRY, 1554 M. 12.50 Orgelconcert door Reginald Foort; 4.25 Concert door Mo- schetto en zijn orkest; 8.20 een uur dansmu ziek door Debroy Somers en zijn band; 9.55 Concert; 11.10 Het BBC Dansorkest o.l.v. Henry Hall. PAROJS (Eiffel) 1446 M. 1-50 Gramo foonmuziek. PARIJS (Radio-Paris), 1724 M. 12-50 Jeugdconcert door het Omroeporkest; 6.50 Concert door het Omroeporkest; 7.40 vervolg concert; 9.05 Concert o.l.v. Paul Paray. MILAAN, 331 M. 6.50 Gramofoonmuziek; 7.40 idem; 7.50 Ilabarro" en „Gianni Schicchi" Opera's van Puccini. ROME, 441 M. 7.30 Gramofoonmuziek; 8.05 Concert o.l.v. Rito Selvaggi. WEENEN, 517 M. 6.50 Militair Concert 9.50 Dansmuziek door de Jazzkapel Karl Ma- chek uit café Slendid. WARSCHAU, 1412 M.5.20 Concert door het politie-orkest o.l.v. Al. Sielaki; 7.20 populair concert door het Omroeporkest oJ.v. St. Naw- rot; 10.25 Dansmuziek. BEROMÜNSTER, 460 M. 7.20 Symphonie- concert door het stedelijk orkest van St. Gal len. VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN RADIOGIDS Men beweert nu, dat de tijden Crisisvol zijn, schraal en slecht. Niettemin het wordt met bloemen, Als het even kan, gezegd! Want al ligt diepzinnig zwijgen 1 1 In haar fraai gebogen lijn, Ieder weet, dat juist de bloemen Altijd zeer welsprekend zijn! En zoo spreekt van nood der tijden, Lijk de kweeker ondervindt, Thans in uitgesproken kleuren De geliefde hyacint! Want uit liefde voor haar meester 1 En tot groei van zijn succes 1 Ondergaat een aantal bollen Het vernietigingsproces! 1 En de bollen, die graag bloeien, Bloeden thans een stillen dood, Als een offer aan de crisis, 1 Tot verkleining van den nood. Maar de kweeker, die als ieder Tegen de malaise vecht, i Heeft het, naar zijn aard, met bloe- i men, I Wat niet ieder kan, gezegd! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) aiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimmiiiiiiiiimimimiiiimiiimimiiiiiiiiiiiiË In Rusland worden de locomotieven in den regel door verhitte olie gedreven. Op alle kruis punten bevinden zich groote tanks, waaruit de olie in de ketels der locomotieven wordt ge pompt. Kort geleden nu kwamen twee ketel- wagens met verhitte olie in Ursatijewkaja bin nen, een station aan den Middel-Aziatischen spoorweg. De olie werd onmiddellijk in de groote sta tionstank gepompt. Een uur later liep de Mos- kouer express binnen. Hij vulde zijn voorraad olie aan, waarop hij de verdere reis voortzette. Toen de trein 20 K.M. had afgelegd, weigerde de locomotief plotseling. Trots alle bemoeiin gen van den machinist was het onmogelijk, de locomotief weer op gang te brengen. Een paar ingenieurs inspecteerden de locomotief nauw keurig. Alle deelen der machine werden zorg vuldig onderzoèht, de oorzaak van het weigeren kon echter niet worden ontdekt. Een van de technici maakte den ketel open, om te zien of deze nog voldoende met olie gevuld was. Hij stak een vinger in de vloeistof en bemerkte tot zijn groote verrassing dat deze ditmaal ven een zeer eigenaardige substantie was. Zij was dik, taai en zoet. Het bleek, dat in de tank aan het station Ursatijewkaja bij vergissing in plaats van olie, honing was gepompt Jack Noweens had niet gehoopt op zoo'n buitenkansje. Natuurlijk kende hij de dochter van zijn chef, maar dat zij juist tegenover hem zou komen te zitten in den trein, terwijl hij voor het afsluiten van een dringende aangelegenheid op reis was, en hem zelfs allerbeminnelijkst groette, was meer dan hij kon verlangen. Want het was bekend, dat „de oude man" dol was op zijn dochter Mabel en hoewel Jack nog den avond tevoren ernstige plannen had gemaakt om met de kleine Daisy te trouwen, als het hem gelukte, kolonel Cöwn- troft over te halen tot 't sluiten van de trans actie, welke eervolle opdracht hem dien mor gen gegeven was, bleef hij toch lang niet on gevoelig voor de opvallende vriendelijkheid van de mooie Mabel. Ze raakten al spoedig in gesprek en Jack voelde zich zoo trotsch als een pauw. Vooral toen hij merkte, dat een bijzonder goed gekleede, knappe jongeman, «die al een paar malen langs hun coupé was gewandeld, met blijkbare belangstelling naar binnen keek. Het trof toevallig, dat Mabel dan bijzonder vroolijk lachte of belangstellend naar hem toe boog, zoodat de vreemdeling wel jaloersch moest worden op een jongeman, die er zoo'n boeiende conversatie met een knap meisje op na hield. Doch op een gegeven moment schoof de be doelde jongeman vastberaden de deuren open en kwam binnen. Goeden dag, zei hij tegen Mabel. Mabel bevroor zienderoogen. Ze keek een anderen kant op. De jongeman ging zitten en zei: Aardig, je zoo aan te treffen. Mabel keek nog meer den anderen kant op. Jack besloot zich ermee te bemoeien. Laat u die dame met rust, zei hij. De jongeman keek hem koel aan. Ik spreek niet tegen u, antwoordde hij. Maar ik spreek tegen U, zei Jack nijdig. U merkt toch zeker wel. dat deze dame niet van Uw praatjes en opdringerigheid gediend is? De jongeman werd rood van woede. Hoort deze dame soms bij U? vroeg hij. Natuurlijk doet ze dat! zei Jack vastbera den en als U niet door de deur weggaat, zal ik U er doorheen gooien. Dat wil ik zien, zei de jongeman en stond op. Hij zag het. Jack was een stevige knaap. Misschien kwam het wel wat erg hard aan. In elk geval veroorzaakte het heel wat opschud ding. De jongeman verdween, zoo waardig als men dat in zulke omstandigheden doen kan. Doch toen Jack zijn dank in ontvangst dacht te nemen, vond hij Mabel bleek en ontsteld. Ik kende hem heel goed, zei ze om de „Het is niet goed, dat Muriel op die manier uw streng wol ophoudt," zeide Topsy. „Het zal hem beletten, kwade stre ken uit te voeren," zeide Ivy. „Die lepelaars zijn er altijd op uit, om kwaad te doen." „Maar Muriel zal wel niet lang zijn bek kunnen openhouden," zeide Top sy, „het zal hem wel vervelen." „Misschien wel," zeide Ivy, „maar anderen verveelt het werk nog gau wer dan aan lepelaars." 4é l -B r i »jL "Milt f' ieT Doch toen zij even had omgekeken, en ze weer naar den lepelaar keek, zag zij, tot haar verbazing, dat hij was verdwenen. Het had Muriel verveeld nog lan ger de streng wol vast te houden en hij had die netjes over het hoofd van Robbie gegooid. „Wat zeg je nou daar van," riep Ivy, „ik wist wel, dat hij het niet lang zou uithouden. Je kunt niet op lepelaars vertrouwen." (Morgenavond vervolg.) waarheid te zeggen waren we verloofd.... Jack hapte naar lucht. Lang geleden? vroeg hij. Gisteren nog bekende Mabel. ik ik zag hem locpen en.... en was expres vrien delijk voor U en.... o, het spijt me, als het U last zal bezorgen. —Dat eh.... dat beduidt niets, zei Jack en hij kwam plotseling tot de conclusie, dat ze lang zoo mooi niet was als Daisy. De verrassing volgde echter bij kolonel Cowntroft. Jack was juist op weg om dien lastigen heer voor zich te winnen, toen de deur open ging en wie kwam binnen? De jongeiian uit den trein. Hallo Jim, zei de kolonel ik heb even een zakelijke besprekingmag ik voorstel len.... mr. Landman.... meneer Noweens.... Ga zitten, er worden geen geheimen besproken. Het was dui delijk dat de jon- ■—■•■—u geman een in de I gunst staand fa- milielid van den I 7 kolonel was. Jack I Qfl VCTWClCn tC zag zijn hoop ver- vliegen. Geen op- slag, geen Daisy. Met den moed der wanhoop ging hij echter door. Jim Landman zweeg. Hij trok aan zijn cigaret en keek naar Jack met een mengeling van wraakzucht en leedver maak. Tenslotte wendde de kolonel zich naar hem. Wat denk jij er van? Je hebt altijd nog al een verstandig oordeel. Jim aarzelde een seconde. Toen zei hij: Het komt mij voor, dat U het maar doen moest. Hij was het, die Jack naar de deur begeleid de. Daar aangekomen zei hij: In den grond van de zaak hadt U gelijk. U wist zeker niet.... Neen, zei Jack en ik vind het allemachtig sportief van U. Overigens was het niet waar, dat ze bij me hoordeze was alleen uiter mate beminnelijk tegen me, om U jaloerscn te maken. Is dat waar? vroeg Jim en straalde opeens. Zoo waar als ik hier sta, verzekerde Jack plechtig. Kerel, ik dank je wel, zei Jim. Ze drukten elkaar warm de hand. Twee dagen later waren Mabel en Jim ver zoend. En Jack trouwde zijn Daisy. Hij had opslag gekregen. Is het vlot gegaan, die geschiedenis met dien kolonel? had Daisy gevraagd. ja, was zijn antwoord eerst zag het er somber uit, maar later.... weet je, er kunnen soms van die onverwachte dirken zijn Hij zei liever niet, wélke dingen. Wat Mabel betreft, die zei tegen Jim: Ik hoorde van Noweens, hoe buitengewoon spor tief je gehandeld hebt en dat vind ik zóó aar dig van je.... ik had het heelemaal niet ver wacht Zoo kwam, buiten aller verwachting, alles op z'n pootjes terecht. Tot dusver dacht men steeds, dat het land der onbegrensde mogelijkheden aan de over zijde van den grooten haringvijver was ge legenmen zal deze meening echter moeten laten varen. In Roemenië toch is zoo juist een scheeps lading nieuw zilvergeld aangekomen: sehoone, harde glanzende kostelijke 100 Lei-munten, die in het buitenland vervaardigd zijn, die in Kon- stantza uitgeladen werden. Dat iemand ge tracht heeft een kist te stelen, komt in alle landen voor, wat echter ergens anders niet denkbaar is, gebeurde hier: reeds drie dagen nadat de munten in omloop waren gebracht, werden reeds de eerste valsche gesignaleerd. Zooals gezegd: ha drie dagen! Onwillekeurig wekt deze weergalooze verval- schingsarbeid herinneringen op aan den boe venstreek, die drie jaren geleden in Grieken land werd uitgehaald. Daar staat op den Pelo- ponesus een orthodox klooster Aja Laura, waarin kerkschatten, ter waarde van vele hon derd millioenen drachmen bewaard werden. Zelfs met diamanten bezette bijbels en allerlei edelgesteenten, die vroeger aan Keizerin Ka- tharina hadden toebehoord. Op een goeden dag stalen inbrekers de kost baarheden en toen zij na eenigen tijd gearres teerd werden, onderzocht men de diamanten der keizerin een beetje nauwkeurigerzij waren alle zonder uitzondering vanglas! En men brak zich het hoofd er over wie de vervalschingen gepleegd had: de monniken in den loop der eeuwen, de dieven, of de lieden, die vroeger in opdracht der keizerin de kost baarheden naar Griekenland hadden gebracht. Zou er ook zoo iets met deze Roemeensche zilvermunten gaande zijn? Want zilvergeld na derhand vervalschen loont eigenlijk de moeite niet, daar elke Staat, die zilvergeld aanmunt, dit reeds zoodanig vervalscht heeft, dat voor beroeps-vervalschers weinig meer over blijft Maar dat wisten de Roemeenen, die voor het eerst deze munten in handen kregen, waar schijnlijk nog niet.... (Vrij naar het Duitsch) aim 35 Doch Helfrich had al den deurknop in zijn hand. Een slanke heer, met fijne rtekken, een zwarten, weiverzorgden baard, en donkere, levendige oogen, kwam hem tegemoet. Ik ben graaf Joachim Max Saluga, zei hij met welluidende stem. Heb ik de eer met meneer Helfrich te spreken? Om u te dienen, mijnheer. U bent me voor. Ik wilde juist vandaag naar u toe. Neemt u alstublieft plaats. De graaf keek verrast op. Wilde u vandaag naar mij toe? Waarom dat? Daarover later. Mag ik u vragen, mij eerst de reden van uw komst te willen meedeelen? Een trek van verlegenheid gleed over het gezicht van den graaf. Hij vond niet dadelijk de juiste woorden, aarzelde, en begon dan gejaagd: Het is een heel teere aangelegenheid, die mij noodzaakt, u om raad en hulp te vragen, meneer Helfrich, en ik moet er vooraf bij zeg gen, dat ik onder alle omstandigheden open baarheid in deze zou willen vermijden. Ik be doel de politie. U hebt zoo menigmaal blijk gegeven, dat u een zaak op discrete wijze weet te behandelen, dat ik mij met vertrouwen tot u meen te kunnen wenden. Waar gaat het om? viel Helfrich hem ietwat ongeduldig in de rede. Om het raadselachtig verdwijnen van mijn vrouw en mijn zuster. Helfrisch voelde hoe al zijn bloed opeens naar zijn hart stroomde. Een oogenblik bleef het doodstil in de kamer. Dan ontwrong zich met moeite aan zijn borst de vraag: Ze zijn toch allebei naar slot Roncho ge gaan? Men heeft ze zien weggaan De graaf zag den ander verbluft aan. Hoe weet u dat? Dat doet er minder toe. Gaat u door. Wan neer zijn de dames verdwenen? En waar? Hier, of op Roncho? Een koortsachtige opwinding had hem aan gegrepen. De graaf bemerkte het verwonderd, doch ging voort: Dat kan ik juist niet zeggen. Alles, wat ik weet, is, dat ze allebei, zooals men mij ver zekerd heeft, den 30en October van Kierling naar Roncho» zijn gegaan. De twee vrouwen, die daar aankwamen volgens de verklaring van den nieuwen portier en zijn vrouw, die mijn vrouw en mijn zuster niet persoonlijk kenden hebben zich weliswaar voor gravin en freule Saluga uitgegeven, maar zijn het in werkelijkheid niet geweest, zooals ik uit de beschrijving wel moet aannemen. De eene was ziek, en kwam nooit uit haar kamer, en de andere paste haar op, en liet zich ook weinig zien. Toen men haar het telegram gaf, waarin ik mijn aankomst meedeelde, raakten ze in groote opwinding, pakten in allerijl haar kof fers en vertrokken. De graaf zweeg, £n liep enkele malen de kamer op en neer, om zijn opwinding tot be daren te brengen. Dan bleef hij voor Helfrich Ik moet bekennen, dat ik hier voor een raadsel sta. Mijn vrouw en ik leven sinds jaren in de meest ideale verhouding. Nooit is er een schaduw van misverstand tusschen ons ge weest, en nooit ook het geringste geheim. En mijn zuster was der Dritte im Bunde. Zij is met innige, ja, ik durf gerust zeggen: met fa natieke genegenheid aan mij gehecht. Wat is er gebeurd, terwijl ik aan het sterfbed van mijn oom op Geblowitz was? Eén vraag! zei Helfrich langzaam. Denkt u, dat het verblijf van die twee vrouwen op het slot Roncho, die zich voor de dames Saluga uitgaven, met medeweten van uw vrouw en zuster heeft plaats gehad? De graaf draalde een oogenblik, verlegen. Dan zei hij beslist: Ja. Ik heb herhaaldelijk van mijn zuster brieven daar vandaan gekregen .Die kunnen alleen op haar instigatie den weg over Roncho gemaakt hebben. En uw vrouw? Heeft die u óók geschre ven? Neen. Mijn zuster deelde me mee, dat mijn vrouw zich acht dagen na mijn vertrek in haar vinger had gesneden, en dat zij daarom de cor respondentie overnam. De detective knikte glimlachend. Vergeeft u mij die onbescheiden vraag. Eigenlijk was ze geheel overbodig, daar ik het antwoord al wist. Mij rest nu alleen nog, u een portret voor te leggen, en u te vragen, of u de persoon, die het voorstelt, kent. Hij opende zijn bureau, en haalde er het portret van nummer 61 uit, zooals men dat op den dag na haar arrestatie genomen had. De graaf wierp er slechts even een blik op, en deinsde van ontsteltenis achteruit. Dat is mijn vrouw! Waar hebt u dat por tret vandaan? en wat beteekenen die armoedi ge kleeren? Spreek, in 's hemelsnaam! Helfrich stak het portret kalm in zijn zak. Dan zag hfj den graaf aan. Hebt u vertrouwen in mij, mijnheer? Ja, zeker. Dwingt u me dan op dit oogenblik nog niet, om u opheldering te geven in uw eigen belang, wel te verstaan. Ik zou u gaarne on- noodige opwinding willen besparen, en ik kan u pas de volle waarheid zeggen, als ik met een derde persoon gesproken heb. De graaf zag den ander ongerust in het ge laat. Wat beteekent dat allemaal? zeide hij. U weet méér van de zaak, dan ik, en u wilt niet spreken, om me „onnoodige opwinding" te besparen! Begrijpt u dan niet, in wat voor opwinding ik op het oogenblik al ben? Dat het al niet erger kan? Misschien toch wel. Maar nog eens: heb vertrouwen in me, en willig me één verzoek in. Welk verzoek? Ik heb reden, om aan te nemen, dat men mij niet in uw huis zou toelaten, tenzij wan neer ik geweld gebruikte, wat ik niet wil. Geeft u mij daarom een duidelijk bewijsje voor den portier mee, dat hij .zich naar mij heeft te schikken, wanneer ik kom. Ik zal er slechts 'n zeer kort gebruik van maken, en dan zult u van mij de volle waarheid vernemen. De graaf zette zich zwijgend aan het bu reau, en schreef de verlangde introductie op zijn visite-kaartje, dat hij vervolgens, zonder een woord te zeggen, aan Helfrich gaf. De de tective boog. Wilt u nu zoo goed zijn, mij vanmiddag bij u te verwachten, alsof er niets gebeurd was? zeide hij. Dat zal gebeuren. Wilt u niet dadelijk met mij meegaan, zoover? Dank u. Het is beter, dat men ons voor loopig niet samen ziet. XXXVI Ditmaal had Helfrich van iedere vermom ming afgezien, toen hij tegen drie uur aan de villa Saluga aanbelde. Hij zag er zeer deftig uit, met zijn zwarte pak en hoogen hoed, en keurig verzorgd toilet. In stilte hoopte hij, dat de de portier hem niet zou herkennen als een zekeren marskramer, die op zekeren avond het heele huis had afgezocht. Doch Knobloch had slechts één blik op hem geworpen, toen hij een beweging van schrik maakte, en onwillekeurig een stap achteruit ging. De detective glim lachte vriendelijk en onbevangen. Nu, mag ik binnenkomen? vroeg hij. Wie moet u hebben? Mijnheer en me vrouw zijn Op reis, ja zeker, dat weet ik. Hij nam vriendschappelijk den arm van me neer Knobloch, en leunde daarop, terwijl zij door den tuin op het huis toetraden. U staat me wel toe, dat ik wat pp u leun. Daar heeft me eergisteren zoo'n vriendelijke koetsier met een rooden baard, over mijn been heen gereden, alsof het maar niets was. Maar daar zijn we dan. Dus de familie is nog altijd op reis. Nu ja, als je het zoo hebben kunt Trouwens, wat kan het me schelen? Met de familie heb ik eigenlijk niets te maken. Ik wou alleen maar uw schoonmoeder eens op zoeken. U wilt wel zoo goed zijn, om me da delijk bij haar te brengen? Dit laatste was met onverbiddelijken ernst gezegd, geheel in tegenstelling met de schert sende inleiding. Knobloch was doodsbleek ge worden. Bijmijn.... schoonmoeder? stamelde hü buiten zich zelf, (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 9