ZIELZORG IN BUDAPEST
<Ket vaftaal van den dag
Hoofdpijn V
en Kiespijn
RADIO-PROGRAM
i ZEG HET MET BLOEMENU
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
\J
zwart f 4.50 - bruin f 4.90
Het\
„p *»n mgevoig. 3000.-lj,jTSMSSTlMSS.'Si iSRÏ 750.-smarts? f250.- «S f 125.-SK'tKS f50.-^"S^ f40.- HSSTliü
Alle ahonne s 'Aangiftemoet.opstrZTvanverues van alle rechten, geschieden wterluk het
Het Lijk bij de j
Mirte boomeo J
WOENSDAG 9 NOVEMBER
MOEDIGE JEUGDIGE
PRIESTERS
Mijnhaifdt's Poeders
Zonderlinge liefhebberij
Niet zoo bedoeld
Donderdag ÏO Nov,
Honing als brandstof
Niets is onmogelijk
Duizenden werden voor onder-
gang behoed
Jonge priesters
Voorgaan doet volgen
Tot den dood
£l
rS
(Jongensmaten naar verhouding goedkooper)^ Mededeeüng)
FEUILLETON
Sinds het vredesverdrag is de bevolking
van Hongarije per vierkante kilometer aan
merkelijk gestegen doordat de bewoners
der verloren gegane gebieden zich terugtrokken
binnen de nieuwe grenzen.
Het ligt voor de hand, dat deze „bevolkings
verdichting" niet zonder invloed is gebleven op
ïen landbouw en in het algemeen op den
economischen toestand, waardoor de sociale ver
houdingen op haar beurt werden beïnvloed.
Weliswaar kan de landbouw van Hongarije in
ruime mate in de behoefte voorzien, doch
niettemin kan men spreken van een noodtoe
stand in het land der Hongaren, zoowel in de
steden als op het platteland. De werkloosheid
stijgt aanzienlijk en werkloozensteun is een
volstrekt onbekende „weelde." Men kan zich
indenken, hoe ellendig het lot van velen hier
door is geworden. Bedenk hierbij welke funeste
gevolgen dit alles kan hebben voor het sociale,
religieuze en het zedelijke leven en gij zult
begrijpen, dat de priesters en de leeken-zielzor-
gers bergen werk hebben te verzetten. Vooral
aan den zelfkant van Budapest wordt een
enorme zielzorgsarbeid gepresteerd. Daar heb
ben de behoeftigen zich opgehoopt en daar
dreigen de tienduizenden tot paria's te verval
len. Wij hebben allen meermalen gehoord van
den heldhaftigen strijd, die door Parijsche
priesters en leeken wordt gevoerd tegen het
verderf der zielen en voor het geestelijk en
stoffelijk heil der bedreigden, maar ook Buda
pest kent dezen heiligen strijd om het behoud
van meer dan twee honderd duizend zielen.
Deze menschen hokken samen in krotten en
barakken en leven in omstandigheden, die
alleen een ingewijde zich kan voorstellen.
Het was de taak van een journalist de
ellende van deze verworpenen te schilderen
en om hulp te schreeuwen voor de ellendigen,
die stuurloos in de branding rondzwalken.
Balthasar Elekes, aldus heet de auteur, heeft
een uitvoerig boekwerk aan deze behoeftigen
gewijd en zijn betoog is zoo klemmend en zoo
indrukwekkend, dat men zich afvraagt, hoe het
in 's Hemels naam mogelijk is, dat zooveel
ellende over zooveel menschen kon komen.
Kommer en honger hebben deze menschen als
het ware tot dieren gemaakt. Zij hebben niet
meer de heerschappij over hunnen wil en drei
gen volkomen ten onder te gaan. Deze twee
honderd duizend kinderen Gods roepen om
brood en zij zitten verslagen neer bij de
herinnering aan vroegere tijden, toen zij den
Bchamelen boterham aten, dien zij nu een
ongenaakbaar ideaal vinden Niets heeft hun
belangstelling meer, noch godsdienst, noch
zieleheil, noch liefde; zij hebben honger en
vragen alleen om brood.
Reeds enkele jaren geleden bond een jeugd!?
priester, Adolf Parda, een strijd aan tegen dezen
chaos van menschelijke ellende. Geld had hij
niet en zijn Bisschop kon het hem niet gever-
Bedelen was zijn eerste taak en al bedelend
vormde hij een kerk temidden der verdrukten.
Daar stond dan het bolwerk van geloof en
zedelijkheid en deze tempel straalde over de
sloppen en krotten en de bewoners kwamen
opdagen, eerst langzaam en schoorvoetend, dan
mét grooteren moed en durf. Van zeven duizend
in het eerste jaar stegen de heilige Com
muniën tot vier en twintig duizend in 19^ 1.
Dit is het werk van den jongen priester, die
den heiligen durf had een huis Gods te bouwen
tusschen de hutten der armsten.
Dit heldhaftig voorbeeld bleef niet onopge
merkt en ver van het arbeidsterrein van den
jongen priester Farda, ligt de kolonie van den
jongen Jezuïet Pater Tornios, die omstreeks zeven
duizend menschen om zich heen heeft, waarvan
niet een ook maar den primitiefsten vorm van
welvarendheid kent. Dag en nacht als het ware,
zwoegt deze missionaris. Hij klopt aan alle
deuren en brengt troost waar geen uitkomst
meer was. Hij lijdt met de ongelukkigen en
spreekt hen moed in. waar hij geen brood kon
geven, als hij zijn laatste kruimel met hen
heeft gedeeld.
„Een prachtkerel" zeggen de arbeiders, „een
proletariër als wij" en zij zijn gewonnen door de
wijze waarop hij hun krotten bezoekt en
zich gedraagt als ware hij daar volkomen thuis.
Dat deze verklaringen geen woorden alleen zijn,
bewees overduidelijk de processie van het
H. Hart in den afgeloopen zomer. In lompen
zullen spoedig bedaren door
Vraag daarom Mijnhardt's Hoofdpijnpoeders
en Mijnhardt's Kiespijnpoeders. Alleen echt
als op doos en poeders de naam Mijnhardt
staat. Let bij het koopen hierop. Per poeder 8 et
en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bi) Uw Drogist
gehuld en met de trekken van honger en
ellende op de gezichten trokken de drommen
mee in de processie. Zi) zongen liederen ter
ëere van het H. Hart en loofden God als de
leniger van allen nood.
Ook de onlangs overleden nog jeugdige
priester Aladar Zofal heeft enkele jaren ge
leden geheel vrijwillig een parochie gesticht aan
den rand van het protestantsche Budapest.
Deze moedige dienaar der Kerk had echter zijn
krachten overschat en werd spoedig terneer
geslagen door een ziekte, waarvan hij niet meer
genas. Doch hij had niet voor niets gewerkt
en zijn begrafenis werd voor de menigte een
aanleiding om een grootsche demonstratie
van dankbaarheid te houden. Bij duizenden
liepen de paupers achter de baar aan en de
tientallen priesters, die van deze manifestatie
getuigen waren, zegenden den arbeid van dezen
grootstad-missionaris.
Er was een tijd, dat de secularisatie der ker
ken in Hongarije een feit dreigde te worden.
Kerkgemeenschappen werden gesticht om den
strijd aan te binden tegen de vijanden der Kerk.
De priesters hadden hier weliswaar de leiding,
doch het waren voornamelijk leeken, die den
moeilijken arbeid verrichtten. De voornaamste
leider was Dr. Milahovics, die het eerst den
strijd aanbond. Deze kerkgemeenschappen
(met een ander woord kerkgemeenten ge
naamd) ontwikkelden zich in de practijk voor
namelijk als charitatieve instellingen, die in
den loop van een jaar meer dan vierhonderd
duizend Pengö bijeenbrachten om den nood
te helpen lenigen. Maar niet minder hielpen
deze instellingen den strijd tegen communisme
en onzedelijkheid voeren. Juist hun werkzaam
heden waren oorzaak, dat het aantal parochies
van Budapest van 27 tot 39 steeg, waarbij men
twaalf nieuwe kerken heeft te tellen en 32 ka
pellen. De meer dan vijfhonderdduizend katho
lieken der Hongaarsche hoofdstad beschikken
thans over 43 kerken en 32 kapellen, die alle
eveneens voor de geloovigen toegankelijk zijn
en waarvan het grootste aantal juist temidden
van de armste wijken verspreid ligt.
Zoo heeft de zielzorg in Budapest onder den
zegen van God wonderbaarlijk werk verricht en
niet zonder angst vraagt men zich af, wat er
van het zieleheil van duizenden terecht ge
komen zou zijn, als de Hemel niet tijdig zijn
afgezanten had gezonden, die alle bezit en alle
persoonlijk voordeel hebben opgeofferd om zie
len voor de eeuwigheid te redden.
Een troostrijk voorbeeld voor alle priesters
in de groote steden van dezen onzen benarden
modernen tijd.
De rijke Amerikanen die er ook tegenwoordig
nog altijd heel wat te beteekenen hebben en
voor wie de bevrediging van een gril nooit te
duur is, hebben tegenwoordig een nieuwe sport,
zij verzamelen de steenen waarmee het plein
van het Buckingham paleis geplaveid was en
waarvan het plaveisel kort geleden vernieuwd
werd.
Zij zijn bereid voor ieder der verwijderde
steenen een hoogen prijs te betalen, ja, er zijn
reeds verschillende aanbiedingen de zaak is
immers dringend naar Londen telegrafisch
overgebracht. De gelukkige koopers van deze
steenen, zoo waardevol voor de historie, zullen
met trots kunnen zeggen: Over deze steenen
heeft eenmaal de koning van Engeland geloo-
pen.
Hopelijk gaat het er niet mee als met de
tanden van een Amerikaansch advocaat, die
ook tot 't onderwerp van een verzamelwoede ge
maakt waren en waarvan er op een mooien dag
zooveel waren, dat geen mond van welk sterfe
lijk wezen ook, die alle had kunnen bevatten,
of deze staatsman zou een soort moderne Hydra
moeten zijn, zoodat hem telkens wanneer hij
eventueel het hoofd verloren had, er direct een
ander met het vereischte aantal tanden voor
in de plaats was gegroeid.
Een Amerikaansch millionnair koesterde den
wensch, het vroegere zomerverblijf van den
Spaanschen koning in San Sebastian te koopen
en presenteerde er de Spaansche regeering een
reuzen som voor. Het aanbod is echter afge
wezen.
Een andere Amerikaan was op het idee ge
komen, de afgedankte kleeren van vooraan
staande persoonlijkheden te koopen. Zijn eer
zucht, een waardevolle collectie bijeen te bren
gen, was zóó groot, dat hij zich bereid verklaar
de voor een avondcostuum dat door den koning
van Engeland gedragen was, den Prins 12.000
te betalen en dat hij zelfs een reis naar Europa
maakte om deze dingen in zijn bezit te krijgen.
Men beweert echter, dat hij onverrichter zake
naar de Vereenigde Staten terugkeerde.
Een staatsman, die veel avondcostuums af
dankte, had blijkbaar kans de financiën van
zijn land te saneeren.
„Wat gebruikt u voor uw verkoudheid", vroeg
een oude jongejuffrouw aan een knorrigen
he„vi)f zakdoeken per dag, juffrouw!", snauw
de hij:
HUIZEN, 1875 M. K.R.O. 8.00 Morgencon
cert; N.C.R.V. 10.00 Gramofoonmuziek; 10.15
Morgendienst door Ds. Woudstra; 10.45 Gra
mofoonmuziek; K.R.O. 11.00 Gramofoonmu
ziek; 11.30 Godsdienstig halfuurtje door pastoor
L. H Perquin; 12.00 Tijdsein; 12.01 Politie
berichten; 12.15 Het K.R.O.-orkest o.l.v. M. van
't Woud, N.C.R.V. 2.00 Cursus fraaie handwer
ken; 3.00 Vrouwenhalfuurtje; 3.30 Verzorging
van' den zender; 4.00 Bijbellezing door Ds. K.
den Hollander; 5.00 Cursus handenarbeid: „Een
lucifershanger"; 5.30 Drs. L. P. v d. Does: „Het
standbeeld van Erasmus"; 6.00 Liederenrecital
door Beatrix Schut, alt; 6.45 Cursus knippen en
stof versieren; 7.00 „Wat er op de wereld gebeurt"
door Com. A. Crayé; 7.30 Politieberichten; 7.45
Persberichten Ned. Chr. Persbureau; 8.00
Gramofoonplaten: 9.00 Ouderuurtje. L. W. J.
van Hasselt. „Je kind wordt groot"; 9.30 Gra
mofoonmuziek: 9.40 „Het bloeitijdperk der Pro
testantsche kerkmuziek"; 10.40 Persbureau Vaz
Dias; 10.50 Gramofoonplaten.
HILVERSUM, 296 M- A.V.R.O. 8.00
Tijdsein en gramofoonmuziek; 9.00 Ochtend
concert door het Avro-kamerorkest o.l.v. Louis
Schmidt, cello-solo Max Rodriguez; 10.01 Mor
genwijding; 10-15 Gramofoonmuziek; 10.30 So
listenconcert. Jules van Zanten, piano, Douwe
Berendeen. cello. a. d. vleugel Egbert Veen;
11.00 Kook- en bakpraatje door mevr. Lotge
ring—Hillebrand Voorbereidingen voor St. Ni-
colaas: 11.30 Voortzetting solistenconcert; 12.00
Tijdsein; 12.01 Lunchconcert door het Omroep
orkest o.l.v. Nico Treep. Intermezzo: Viool
voordracht door Boris Lenskv; 2.00 Halfuur
voor de vrouw. Mevr. W. BoschJesse spreekt
over „Prettige opvoedkundige boeken voor moe
ders": 2.30 Verzorging van den zender; 2.45
Gramofoonmuziek; 3-00 Naaicursus door mevr.
Ida de Leeuw—van Rees; 3.45 Gramofoonmu
ziek; 4.00 Ziekenuur door mevr. A van Dijk;
5.00 Causerie door Max Tak. „Nationale muziek
en haar karakter"; 6.00 het Avro-klein-orkest
o.l.v. Nico Treep; 6.30 Sportpraatje door Hol
lander; 7.00 Avro-klein-orkest; 7.25 Overscha
keling van den zender; 7.30 Engelsche les voor
gevorderden door Fred. Fry, 3e les; .800 Tijd
sein; 8.01 Persbureau Vaz Dias; 8.05 Gramo
foonmuziek; 8.15 Aansluiting met het gebouw
t'voT" te Utrecht. Concert door „The Band of
H. M. Royal Guards" („The Blues") ong. 9.15
Gramofoonmuziek; ong. 9.30 Het Concertge
bouworkest o.l.v. Dr. W. Mengelberg. Solist:
Wilhelm Backhaus, piano; 10.15 Gramofoon
muziek; 10.30 Kovacs Lajos en zijn orkest met
Bob Scholte; 11.00 Persbureau Vaz Dias; 1105
Gramofoonmuziek; 11.15 Kovacs Lajos en zijn
orkest; 12.00 Tijdsein en sluiting.
BRUSSEL, 509 M. 12.20 Gramofoonmu
ziek; 5.20 Concert door het radio-orkest o.l.v.
Karei Walpot; 6.35 Gramofoonmuziek; 8.20
Concert door het omroep-symphonie-orkest
oJ.v. Arthur Meulemans; 10.30 Gramofoonmu
ziek.
KALUNDBORG, 1153 M. 11.20 Het Strijk
orkest van hotel „d'Angleterre" o.l.v. Max
Skalka; 2.50 Strijkorkest van restaurant Wivex
o.l.v. Teddy Petersen; 7.30 Het omroep-sympho
nie-orkest o.l.v. Emil Reesen; 9.50 Dansmuziek
door de band van restaurant „Ritz" o.l.v. Otto
Llngton.
BERLIJN, 419 M. 3.50 Kamermuziek door
het Strub-kwartet; 6.30 Populaire- en dansmu
ziek; 7.20 Gramofoonplaten: 9.20 Dansmuziek.
HAMBURG, 372 M. 12,35 Gramofoonmu
ziek; 1.30 idem; 3.50 Concert; 6.50 Populair
concert door het Norag orkest van Hannover
o.l.v. Otto Ebel van Sosen; 7.50 Concert.
KÖNIGSWUSTERHAUSEN, 1635 M. 1-20
Gramofoonmuziek; 3.50 Concert (zie Berlijn)
8.20 Concert.
LANGENBERG, 472 M. 12.20 Concert
o.l.v. Eysoldt; 4.20 Vesperconcert; 7.40 Sym-
phonieorkest o.l.v. Busxkötter; 9.45 Concert o.l.v.
Wolf.
DAVENTRY, 1554 M. 12.50 Orgelconcert
door Reginald Foort; 4.25 Concert door Mo-
schetto en zijn orkest; 8.20 een uur dansmu
ziek door Debroy Somers en zijn band; 9.55
Concert; 11.10 Het BBC Dansorkest o.l.v. Henry
Hall.
PAROJS (Eiffel) 1446 M. 1-50 Gramo
foonmuziek.
PARIJS (Radio-Paris), 1724 M. 12-50
Jeugdconcert door het Omroeporkest; 6.50
Concert door het Omroeporkest; 7.40 vervolg
concert; 9.05 Concert o.l.v. Paul Paray.
MILAAN, 331 M. 6.50 Gramofoonmuziek;
7.40 idem; 7.50 Ilabarro" en „Gianni Schicchi"
Opera's van Puccini.
ROME, 441 M. 7.30 Gramofoonmuziek; 8.05
Concert o.l.v. Rito Selvaggi.
WEENEN, 517 M. 6.50 Militair Concert
9.50 Dansmuziek door de Jazzkapel Karl Ma-
chek uit café Slendid.
WARSCHAU, 1412 M.5.20 Concert door
het politie-orkest o.l.v. Al. Sielaki; 7.20 populair
concert door het Omroeporkest oJ.v. St. Naw-
rot; 10.25 Dansmuziek.
BEROMÜNSTER, 460 M. 7.20 Symphonie-
concert door het stedelijk orkest van St. Gal
len.
VOOR NADERE BIJZONDERHEDEN VER
WIJZEN WIJ NAAR DEN KATHOLIEKEN
RADIOGIDS
Men beweert nu, dat de tijden
Crisisvol zijn, schraal en slecht.
Niettemin het wordt met bloemen,
Als het even kan, gezegd!
Want al ligt diepzinnig zwijgen 1
1 In haar fraai gebogen lijn,
Ieder weet, dat juist de bloemen
Altijd zeer welsprekend zijn!
En zoo spreekt van nood der tijden,
Lijk de kweeker ondervindt,
Thans in uitgesproken kleuren
De geliefde hyacint!
Want uit liefde voor haar meester
1 En tot groei van zijn succes
1 Ondergaat een aantal bollen
Het vernietigingsproces!
1 En de bollen, die graag bloeien,
Bloeden thans een stillen dood,
Als een offer aan de crisis,
1 Tot verkleining van den nood.
Maar de kweeker, die als ieder
Tegen de malaise vecht,
i Heeft het, naar zijn aard, met bloe- i
men, I
Wat niet ieder kan, gezegd!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
aiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimmiiiiiiiiimimimiiiimiiimimiiiiiiiiiiiiË
In Rusland worden de locomotieven in den
regel door verhitte olie gedreven. Op alle kruis
punten bevinden zich groote tanks, waaruit de
olie in de ketels der locomotieven wordt ge
pompt. Kort geleden nu kwamen twee ketel-
wagens met verhitte olie in Ursatijewkaja bin
nen, een station aan den Middel-Aziatischen
spoorweg.
De olie werd onmiddellijk in de groote sta
tionstank gepompt. Een uur later liep de Mos-
kouer express binnen. Hij vulde zijn voorraad
olie aan, waarop hij de verdere reis voortzette.
Toen de trein 20 K.M. had afgelegd, weigerde
de locomotief plotseling. Trots alle bemoeiin
gen van den machinist was het onmogelijk, de
locomotief weer op gang te brengen. Een paar
ingenieurs inspecteerden de locomotief nauw
keurig. Alle deelen der machine werden zorg
vuldig onderzoèht, de oorzaak van het weigeren
kon echter niet worden ontdekt. Een van de
technici maakte den ketel open, om te zien of
deze nog voldoende met olie gevuld was. Hij
stak een vinger in de vloeistof en bemerkte tot
zijn groote verrassing dat deze ditmaal ven
een zeer eigenaardige substantie was. Zij was
dik, taai en zoet. Het bleek, dat in de tank aan
het station Ursatijewkaja bij vergissing in
plaats van olie, honing was gepompt
Jack Noweens had niet gehoopt op zoo'n
buitenkansje. Natuurlijk kende hij de
dochter van zijn chef, maar dat zij juist
tegenover hem zou komen te zitten in den
trein, terwijl hij voor het afsluiten van een
dringende aangelegenheid op reis was, en hem
zelfs allerbeminnelijkst groette, was meer dan
hij kon verlangen. Want het was bekend, dat
„de oude man" dol was op zijn dochter Mabel
en hoewel Jack nog den avond tevoren ernstige
plannen had gemaakt om met de kleine Daisy
te trouwen, als het hem gelukte, kolonel Cöwn-
troft over te halen tot 't sluiten van de trans
actie, welke eervolle opdracht hem dien mor
gen gegeven was, bleef hij toch lang niet on
gevoelig voor de opvallende vriendelijkheid van
de mooie Mabel.
Ze raakten al spoedig in gesprek en Jack
voelde zich zoo trotsch als een pauw.
Vooral toen hij merkte, dat een bijzonder
goed gekleede, knappe jongeman, «die al een
paar malen langs hun coupé was gewandeld,
met blijkbare belangstelling naar binnen keek.
Het trof toevallig, dat Mabel dan bijzonder
vroolijk lachte of belangstellend naar hem toe
boog, zoodat de vreemdeling wel jaloersch
moest worden op een jongeman, die er zoo'n
boeiende conversatie met een knap meisje op
na hield.
Doch op een gegeven moment schoof de be
doelde jongeman vastberaden de deuren open
en kwam binnen.
Goeden dag, zei hij tegen Mabel.
Mabel bevroor zienderoogen. Ze keek een
anderen kant op.
De jongeman ging zitten en zei: Aardig,
je zoo aan te treffen.
Mabel keek nog meer den anderen kant op.
Jack besloot zich ermee te bemoeien.
Laat u die dame met rust, zei hij.
De jongeman keek hem koel aan. Ik spreek
niet tegen u, antwoordde hij.
Maar ik spreek tegen U, zei Jack nijdig.
U merkt toch zeker wel. dat deze dame niet
van Uw praatjes en opdringerigheid gediend is?
De jongeman werd rood van woede.
Hoort deze dame soms bij U? vroeg hij.
Natuurlijk doet ze dat! zei Jack vastbera
den en als U niet door de deur weggaat, zal ik
U er doorheen gooien.
Dat wil ik zien, zei de jongeman en stond
op.
Hij zag het. Jack was een stevige knaap.
Misschien kwam het wel wat erg hard aan. In
elk geval veroorzaakte het heel wat opschud
ding. De jongeman verdween, zoo waardig als
men dat in zulke omstandigheden doen kan.
Doch toen Jack zijn dank in ontvangst dacht
te nemen, vond hij Mabel bleek en ontsteld.
Ik kende hem heel goed, zei ze om de
„Het is niet goed, dat Muriel op die
manier uw streng wol ophoudt," zeide
Topsy.
„Het zal hem beletten, kwade stre
ken uit te voeren," zeide Ivy.
„Die lepelaars zijn er altijd op uit,
om kwaad te doen."
„Maar Muriel zal wel niet lang zijn
bek kunnen openhouden," zeide Top
sy, „het zal hem wel vervelen."
„Misschien wel," zeide Ivy, „maar
anderen verveelt het werk nog gau
wer dan aan lepelaars."
4é
l -B r i
»jL
"Milt f' ieT
Doch toen zij even had omgekeken,
en ze weer naar den lepelaar keek,
zag zij, tot haar verbazing, dat hij
was verdwenen.
Het had Muriel verveeld nog lan
ger de streng wol vast te houden en
hij had die netjes over het hoofd
van Robbie gegooid.
„Wat zeg je nou daar van," riep
Ivy, „ik wist wel, dat hij het niet
lang zou uithouden. Je kunt niet op
lepelaars vertrouwen."
(Morgenavond vervolg.)
waarheid te zeggen waren we verloofd.... Jack
hapte naar lucht.
Lang geleden? vroeg hij.
Gisteren nog bekende Mabel. ik
ik zag hem locpen en.... en was expres vrien
delijk voor U en.... o, het spijt me, als het U
last zal bezorgen.
—Dat eh.... dat beduidt niets, zei Jack en
hij kwam plotseling tot de conclusie, dat ze
lang zoo mooi niet was als Daisy.
De verrassing volgde echter bij kolonel
Cowntroft. Jack was juist op weg om dien
lastigen heer voor zich te winnen, toen de deur
open ging en wie kwam binnen? De jongeiian
uit den trein.
Hallo Jim, zei de kolonel ik heb even
een zakelijke besprekingmag ik voorstel
len.... mr. Landman.... meneer Noweens....
Ga zitten, er worden geen geheimen besproken.
Het was dui
delijk dat de jon- ■—■•■—u
geman een in de I
gunst staand fa-
milielid van den I 7
kolonel was. Jack I Qfl VCTWClCn tC
zag zijn hoop ver-
vliegen. Geen op-
slag, geen Daisy.
Met den moed der wanhoop ging hij echter
door. Jim Landman zweeg.
Hij trok aan zijn cigaret en keek naar Jack
met een mengeling van wraakzucht en leedver
maak. Tenslotte wendde de kolonel zich naar
hem.
Wat denk jij er van? Je hebt altijd nog al
een verstandig oordeel.
Jim aarzelde een seconde. Toen zei hij:
Het komt mij voor, dat U het maar doen
moest.
Hij was het, die Jack naar de deur begeleid
de. Daar aangekomen zei hij:
In den grond van de zaak hadt U gelijk.
U wist zeker niet....
Neen, zei Jack en ik vind het allemachtig
sportief van U. Overigens was het niet waar,
dat ze bij me hoordeze was alleen uiter
mate beminnelijk tegen me, om U jaloerscn te
maken.
Is dat waar? vroeg Jim en straalde opeens.
Zoo waar als ik hier sta, verzekerde Jack
plechtig.
Kerel, ik dank je wel, zei Jim. Ze drukten
elkaar warm de hand.
Twee dagen later waren Mabel en Jim ver
zoend. En Jack trouwde zijn Daisy. Hij had
opslag gekregen.
Is het vlot gegaan, die geschiedenis met
dien kolonel? had Daisy gevraagd.
ja, was zijn antwoord eerst zag het er
somber uit, maar later.... weet je, er kunnen
soms van die onverwachte dirken zijn
Hij zei liever niet, wélke dingen.
Wat Mabel betreft, die zei tegen Jim: Ik
hoorde van Noweens, hoe buitengewoon spor
tief je gehandeld hebt en dat vind ik zóó aar
dig van je.... ik had het heelemaal niet ver
wacht
Zoo kwam, buiten aller verwachting, alles op
z'n pootjes terecht.
Tot dusver dacht men steeds, dat het land
der onbegrensde mogelijkheden aan de over
zijde van den grooten haringvijver was ge
legenmen zal deze meening echter moeten
laten varen.
In Roemenië toch is zoo juist een scheeps
lading nieuw zilvergeld aangekomen: sehoone,
harde glanzende kostelijke 100 Lei-munten, die
in het buitenland vervaardigd zijn, die in Kon-
stantza uitgeladen werden. Dat iemand ge
tracht heeft een kist te stelen, komt in alle
landen voor, wat echter ergens anders niet
denkbaar is, gebeurde hier: reeds drie dagen
nadat de munten in omloop waren gebracht,
werden reeds de eerste valsche gesignaleerd.
Zooals gezegd: ha drie dagen!
Onwillekeurig wekt deze weergalooze verval-
schingsarbeid herinneringen op aan den boe
venstreek, die drie jaren geleden in Grieken
land werd uitgehaald. Daar staat op den Pelo-
ponesus een orthodox klooster Aja Laura,
waarin kerkschatten, ter waarde van vele hon
derd millioenen drachmen bewaard werden.
Zelfs met diamanten bezette bijbels en allerlei
edelgesteenten, die vroeger aan Keizerin Ka-
tharina hadden toebehoord.
Op een goeden dag stalen inbrekers de kost
baarheden en toen zij na eenigen tijd gearres
teerd werden, onderzocht men de diamanten
der keizerin een beetje nauwkeurigerzij
waren alle zonder uitzondering vanglas!
En men brak zich het hoofd er over wie de
vervalschingen gepleegd had: de monniken in
den loop der eeuwen, de dieven, of de lieden,
die vroeger in opdracht der keizerin de kost
baarheden naar Griekenland hadden gebracht.
Zou er ook zoo iets met deze Roemeensche
zilvermunten gaande zijn? Want zilvergeld na
derhand vervalschen loont eigenlijk de moeite
niet, daar elke Staat, die zilvergeld aanmunt,
dit reeds zoodanig vervalscht heeft, dat voor
beroeps-vervalschers weinig meer over blijft
Maar dat wisten de Roemeenen, die voor het
eerst deze munten in handen kregen, waar
schijnlijk nog niet....
(Vrij naar het Duitsch)
aim
35
Doch Helfrich had al den deurknop in zijn
hand. Een slanke heer, met fijne rtekken, een
zwarten, weiverzorgden baard, en donkere,
levendige oogen, kwam hem tegemoet.
Ik ben graaf Joachim Max Saluga, zei hij
met welluidende stem. Heb ik de eer met
meneer Helfrich te spreken?
Om u te dienen, mijnheer. U bent me
voor. Ik wilde juist vandaag naar u toe. Neemt
u alstublieft plaats.
De graaf keek verrast op.
Wilde u vandaag naar mij toe? Waarom
dat?
Daarover later. Mag ik u vragen, mij eerst
de reden van uw komst te willen meedeelen?
Een trek van verlegenheid gleed over het
gezicht van den graaf. Hij vond niet dadelijk
de juiste woorden, aarzelde, en begon dan
gejaagd:
Het is een heel teere aangelegenheid, die
mij noodzaakt, u om raad en hulp te vragen,
meneer Helfrich, en ik moet er vooraf bij zeg
gen, dat ik onder alle omstandigheden open
baarheid in deze zou willen vermijden. Ik be
doel de politie. U hebt zoo menigmaal blijk
gegeven, dat u een zaak op discrete wijze weet
te behandelen, dat ik mij met vertrouwen tot
u meen te kunnen wenden.
Waar gaat het om? viel Helfrich hem
ietwat ongeduldig in de rede.
Om het raadselachtig verdwijnen van
mijn vrouw en mijn zuster.
Helfrisch voelde hoe al zijn bloed opeens naar
zijn hart stroomde. Een oogenblik bleef het
doodstil in de kamer. Dan ontwrong zich met
moeite aan zijn borst de vraag:
Ze zijn toch allebei naar slot Roncho ge
gaan? Men heeft ze zien weggaan
De graaf zag den ander verbluft aan.
Hoe weet u dat?
Dat doet er minder toe. Gaat u door. Wan
neer zijn de dames verdwenen? En waar? Hier,
of op Roncho?
Een koortsachtige opwinding had hem aan
gegrepen. De graaf bemerkte het verwonderd,
doch ging voort:
Dat kan ik juist niet zeggen. Alles, wat
ik weet, is, dat ze allebei, zooals men mij ver
zekerd heeft, den 30en October van Kierling
naar Roncho» zijn gegaan. De twee vrouwen,
die daar aankwamen volgens de verklaring
van den nieuwen portier en zijn vrouw, die
mijn vrouw en mijn zuster niet persoonlijk
kenden hebben zich weliswaar voor gravin
en freule Saluga uitgegeven, maar zijn het in
werkelijkheid niet geweest, zooals ik uit de
beschrijving wel moet aannemen. De eene was
ziek, en kwam nooit uit haar kamer, en de
andere paste haar op, en liet zich ook weinig
zien. Toen men haar het telegram gaf, waarin
ik mijn aankomst meedeelde, raakten ze in
groote opwinding, pakten in allerijl haar kof
fers en vertrokken.
De graaf zweeg, £n liep enkele malen de
kamer op en neer, om zijn opwinding tot be
daren te brengen. Dan bleef hij voor Helfrich
Ik moet bekennen, dat ik hier voor een
raadsel sta. Mijn vrouw en ik leven sinds jaren
in de meest ideale verhouding. Nooit is er een
schaduw van misverstand tusschen ons ge
weest, en nooit ook het geringste geheim. En
mijn zuster was der Dritte im Bunde. Zij is
met innige, ja, ik durf gerust zeggen: met fa
natieke genegenheid aan mij gehecht. Wat is
er gebeurd, terwijl ik aan het sterfbed van
mijn oom op Geblowitz was?
Eén vraag! zei Helfrich langzaam. Denkt
u, dat het verblijf van die twee vrouwen op
het slot Roncho, die zich voor de dames Saluga
uitgaven, met medeweten van uw vrouw en
zuster heeft plaats gehad?
De graaf draalde een oogenblik, verlegen.
Dan zei hij beslist:
Ja. Ik heb herhaaldelijk van mijn zuster
brieven daar vandaan gekregen .Die kunnen
alleen op haar instigatie den weg over Roncho
gemaakt hebben.
En uw vrouw? Heeft die u óók geschre
ven?
Neen. Mijn zuster deelde me mee, dat mijn
vrouw zich acht dagen na mijn vertrek in haar
vinger had gesneden, en dat zij daarom de cor
respondentie overnam.
De detective knikte glimlachend.
Vergeeft u mij die onbescheiden vraag.
Eigenlijk was ze geheel overbodig, daar ik het
antwoord al wist. Mij rest nu alleen nog, u een
portret voor te leggen, en u te vragen, of u de
persoon, die het voorstelt, kent.
Hij opende zijn bureau, en haalde er het
portret van nummer 61 uit, zooals men dat op
den dag na haar arrestatie genomen had. De
graaf wierp er slechts even een blik op, en
deinsde van ontsteltenis achteruit.
Dat is mijn vrouw! Waar hebt u dat por
tret vandaan? en wat beteekenen die armoedi
ge kleeren? Spreek, in 's hemelsnaam!
Helfrich stak het portret kalm in zijn zak.
Dan zag hfj den graaf aan.
Hebt u vertrouwen in mij, mijnheer?
Ja, zeker.
Dwingt u me dan op dit oogenblik nog
niet, om u opheldering te geven in uw eigen
belang, wel te verstaan. Ik zou u gaarne on-
noodige opwinding willen besparen, en ik kan u
pas de volle waarheid zeggen, als ik met een
derde persoon gesproken heb.
De graaf zag den ander ongerust in het ge
laat.
Wat beteekent dat allemaal? zeide hij.
U weet méér van de zaak, dan ik, en u wilt
niet spreken, om me „onnoodige opwinding" te
besparen! Begrijpt u dan niet, in wat voor
opwinding ik op het oogenblik al ben? Dat het
al niet erger kan?
Misschien toch wel. Maar nog eens: heb
vertrouwen in me, en willig me één verzoek
in.
Welk verzoek?
Ik heb reden, om aan te nemen, dat men
mij niet in uw huis zou toelaten, tenzij wan
neer ik geweld gebruikte, wat ik niet wil. Geeft
u mij daarom een duidelijk bewijsje voor den
portier mee, dat hij .zich naar mij heeft te
schikken, wanneer ik kom. Ik zal er slechts 'n
zeer kort gebruik van maken, en dan zult u van
mij de volle waarheid vernemen.
De graaf zette zich zwijgend aan het bu
reau, en schreef de verlangde introductie op
zijn visite-kaartje, dat hij vervolgens, zonder
een woord te zeggen, aan Helfrich gaf. De de
tective boog.
Wilt u nu zoo goed zijn, mij vanmiddag bij
u te verwachten, alsof er niets gebeurd was?
zeide hij.
Dat zal gebeuren. Wilt u niet dadelijk met
mij meegaan, zoover?
Dank u. Het is beter, dat men ons voor
loopig niet samen ziet.
XXXVI
Ditmaal had Helfrich van iedere vermom
ming afgezien, toen hij tegen drie uur aan de
villa Saluga aanbelde. Hij zag er zeer deftig
uit, met zijn zwarte pak en hoogen hoed, en
keurig verzorgd toilet. In stilte hoopte hij, dat
de de portier hem niet zou herkennen als een
zekeren marskramer, die op zekeren avond het
heele huis had afgezocht. Doch Knobloch had
slechts één blik op hem geworpen, toen hij een
beweging van schrik maakte, en onwillekeurig
een stap achteruit ging. De detective glim
lachte vriendelijk en onbevangen.
Nu, mag ik binnenkomen? vroeg hij.
Wie moet u hebben? Mijnheer en me
vrouw zijn
Op reis, ja zeker, dat weet ik.
Hij nam vriendschappelijk den arm van me
neer Knobloch, en leunde daarop, terwijl zij
door den tuin op het huis toetraden.
U staat me wel toe, dat ik wat pp u leun.
Daar heeft me eergisteren zoo'n vriendelijke
koetsier met een rooden baard, over mijn been
heen gereden, alsof het maar niets was. Maar
daar zijn we dan. Dus de familie is nog altijd
op reis. Nu ja, als je het zoo hebben kunt
Trouwens, wat kan het me schelen? Met de
familie heb ik eigenlijk niets te maken. Ik
wou alleen maar uw schoonmoeder eens op
zoeken. U wilt wel zoo goed zijn, om me da
delijk bij haar te brengen?
Dit laatste was met onverbiddelijken ernst
gezegd, geheel in tegenstelling met de schert
sende inleiding. Knobloch was doodsbleek ge
worden.
Bijmijn.... schoonmoeder? stamelde
hü buiten zich zelf,
(Wordt vervolgd).