Naar een nieuw kabinet Vleeschinvoer in Engeland De „P. Co Hooft" in vlammen Prikkeldraad Nieuwe beproevingen Op breederen grondslag? ONGEKENDE SCHEEPS BRAND OP HET IJ Aan het vuur prijs gegeven Ondeugende vraag WA TERSTAA T EN KAMER MAANDAG 14 NOVEMBER Droogmaking Zuiderzee Het Onzalige Bosch" Willem Nieuwenhuis Tegemoetkomende houding der Regeering? Belangrijke gift van H. M. de Koningin Zilveren feest als journalist R. K. MIDDENSTANDSBOND IN HET BISDOM HAARLEM De Najaars Centrale Raad Brandweer machteloos tegen alge- heele vernieling van het luxe-schip Bliksemsenl uitgebreid Van boven tot beneden Vuur overmachtig Naar open water verhaald De brandende vaart Aan de kompasboeg In hun slaap gestoord Naar het einde Grieven en waardeering Beleid van den Minister Rijk en Spoorwegen De jongste parlementaire gebeurtenissen, welke bijna een kabinetskrisis veroor zaakten, hebben menigeen aan 't mijme ren gezet over de broosheid van het politieke leven en velen onwillekeurig de vraag doen stellen wat zal er moeten geschieden, wanneer de omstandigheden ertoe leiden, dat er een nieuwe regeering gevormd moet worden, 't zij dan tusschentijds, 't zij na de periodieke verkie zingen. Nu is er van meerdere zijden reeds herhaalde lijk op aangedrongen, dat men zoo spoedig mo gelijk zou trachten te komen tot de formatie Van een parlementair kabinet op breederen grondslag: namelijk tot het formeeren van een par lementaire meerderheid met medewerking van een deel der linkerzijde. Vooral van liberale zijde kwam die aandrang. De vorige week heeft de liberale „Avond post" zich weer eens in dien geest uitgespro ken: het blad betoogde, dat, wil men na de Verkiezingen komen tot een parlementair of tot een nationaal kabinet, men daarbij de hulp van een deel der linkerzijde niet zou kunnen missen. En het blad kwam tot de conclusie, dat dan praktisch alleen de li beralen in aanmerking kunnen komen, aange zien zoowel de sociaal- als de vrijzinnig-demo craten in hun militaire politiek een vol strekt beletsel vinden, om aan een kabinets vorming deel te nemen. Maar zoo schreef de „Avondpost" - daarentegen zal hun sociale Politiek den liberalen in den weg zitten. Intusschen meent het blad, dat zijn denkbeeld kabinetsvorming op breederen grondslag Verleden jaar met een zekere ironie begroet, thans, door mr. Aalberse, den leider der Ka tholieken, is overgenomen. Blijkens diens belangrijke rede in de Tweede Kamer. Het blad vindt het heel begrijpelijk, dat de heer Aalberse allereerst wil aansturen op een nieuwe rechtsche coalitie, maar zoo rede neert het blad verder ,,Er is niet veel politieke kijk voor noodig om te beseffen, dat een coalitie-kabinet uitermate Wankel zou staan, numeriek en politiek. Wij herhalen dat daarom voor een krachtig meer derheids-kabinet medewerking van een deel van links noodig zal zijn. De sociaal-democraten heeft mr. Aalberse reeds uitgezonderd. De vrij zinnig-democraten dan? Wij kunnen en willen, voor hun politiek prestige, niet aannemen, dat zij bereid zouden zijn voor vier jaar hun ont- Wapenings-eisch op te bergen en vier jaar lang voor de millitaire begrooting te stemmen, alléén om deel te kunnen hebben aan de regeering. Wij kunnen deze mogelijkheid gerust uitschakelen, het zou een beleediging voor de vrijzinnig-de mocraten zijn, anders te denken. Praktisch blijven dus alleen voor „den bree deren grondslag" de liberalen over, maar wij wezen er reeds op, dat er, op grond van hun sociale politiek, bij vele katholieken zeer ern stig bezwaar bestaat tegen een dergelijke samen werking." Oe „Avondpost" citeert dan de „Volkskrant" welke betoogde, dat er van een coalitie met de liberalen vooral na hun onlangs uitgevaar digd manifest wel niets zou kunnen komen, maar zoo troost de „Avondpost" zich de heer Aalberse heeft een eventueele samenwer king toch maar niet radicaal afgewezen: „de heer Aalberse, die een practisch staats man is, in de school van Nolens gevormd, snijdt natuurlijk niet gaarne een mogelijkheid af, en Weet, moet althans weten, dat praktisch j u i st alleen de liberalen voor samenwerking in aanmerking kunnen komen. Wij zouden bovendien „De Volkskrant" op merkzaam willen maken op het feit, dat een dergelijke samenwerking niet in het wilde weg zou worden aangegaan, maar dat zij zou plaats hebben op de basis van een regeeringsprogram. Waarmede dan ook de liberalen zich zouden hebben vereenigd. Er is voorafgaande overeen stemming noodig. In dit licht beschouwd verlie zen de bezwaren van het blad een groot deel Van hun waarde. Maar wij geven, van onzen kant, grif toe, dat de liberalen op het punt der sociale politiek van eenigen zin tot tegemoetkoming blijk zullen moeten geven. Anders zal er, wat hen betreft, inderdaad van „den breederen grondslag" niets kunnen komen." Het lijkt ons nogal vanzelfsprekend, dat de heer Aalberse niet bij voorbaat botweg iedere samenwerking met de liberalen, of met welke andere politieke partij ook, heeft afgewezen. Een goed staatsman zal nooit voor alle eeu wigheid „neen!" zeggen. De „Avondpost" beschouwt de jongste uitla tingen van den heer Aalberse o.i. echte te gunstig voor opneming van liberalen in de re geering, wanneer het blad schrijft, dat de heer Aalberse het denkbeeld van liberale zijde kabinetsvorming op breederen grondslag zou hebben overgenomen, dat ook de heer Aal- Volgens het „Handelsblad" koestert men in parlementairen kring de verwachting, dat de Regeering ten aanzien van het namens een over groot deel der Tweede Kamer aan den dag gelegde verlangen betreffende voortzetting van het droogmakingswerk der Zuiderzee een tege moetkomende houding aan den dag zal leggen. J» H. M. de Konigin heeft de plannen der Ver- eeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland inzake den aankoop van „Het Onzalige Bosch" aan den Veluwzoom door een belangrijke gift gesteund. In totaal werd tot dusverre aan giften en rentelooze voorschotten 42.500 toegezegd, zoo dat verdere steun noodig blijft. Het kantoor der vereeniging is gevestigd: Heerengracht 540 te Amsterdam; postgiro nr. 3230L berse dus zou willen streven naar een kabinet op breederen grondslag, n.l. met medewerking van de liberalen. De „Avondpost" heeft heel goed aangevoeld, dat juist de sociale politiek der liberalen e'en ernstig beletsel zal (moeten) vormen voor verbreeding van den grondslag; heel moeilijk zal het zijn, tusschen de Katholieken en de liberalen op dit punt tot overeenstemming te komen. Maar daarmede zijn de moeilijkheden niet „uitgeput"! Er zijn nog andere en hoogere politieke prin cipes in de wereld dan de sociale. Ook voor een samengaan met liberalen zal eventueel een.... „uiterste noodzaak" aanwezig moeten zijn. Morgen, 15 November, zal het 25 jaar geleden zijn, dat Willem Nieuwenhuis toetrad tot den redactiestaf van het dagblad „De Maasbode". Door ongunstige om standigheden zal de jubilaris dit feest- in een ziekenhuis moeten vieren; de hulde zijner tal rijke vrienden en bewonderaars zal daar echter niet minder hartelijk om zijn. Immers Willem Nieuwenhuis is iemand, die direct reeds door zijn stijl de meest hartelijke gevoelens doet ont waken. Men gaat van hem houden, als men hem leest en zijn bewonderaars zijn dan ook, al kennen ze zijn beminnelijke persoonlijkheid heelemaal niet, allemaal vrienden van hem. Onder onze collega's is hij een zeer uitzonder lijke verschijning door de distinctie van zijn geest, die een gezond vernuft paart aan een even gezond gevoel. Hij is de journalist bij uit nemendheid, omdat zijn breed, maar fijn waar nemingsvermogen niets passeert. De zon zal een beetje schijnen op een ouden hoed, die in de goot ligt en dit kleine tafereel treft Willem Nieuwenhuis; hij maakt er een journalistiek schetsje van; het lééft, want het is vol har telijkheid, vol tinteling, vol charme. Er wordt een vergadering belegd. Willem gaat er als ver slaggever heen. Hij schrijft er over in de krant. En het wordt geen dood relaas van spreker zus en debater zoo, maar een brokje van de groote menschelijke comedie uit dit onderaard- sche, dat een tranendal is, maar toch ook vol is van „de goedheid der aarde", die Willem Nieuwenhuis altijd zoo gul weet te genieten. Zijn lievelingsschrijver is Charles Dickens en hij heeft met dezen kroniekschrijver des levens (die immers ook journalist was) vele fijne trek jes gemeen. Hij ziet scherp, hij voelt zuiver, hij oordeelt altijd met zijn volle menschelijkheid. Willem Nieuwenhuis heeft in de kwarteeuw van zijn werkzaamheid bij „De Maasbode" on geveer alles gedaan, wat het vak zoo al mee brengt. Hij heeft verslagen gemaakt van zit tingen in Raad en Parlement, ook in het bui tenland, hij heeft moordenaars zien veroordee- len en beschreven, hoe het dramatisch verloop is van een proces, steeds met die eigenaardige warmte van hart, die ook in de donkerste ver dolingen onzer natuur nog het menschelijke weet te onderscheiden; hij was bij uitstek de tooneel-beoordeelaar, die het typische feilloos wist aan te duiden, gevoelig als hij is voor alle nuancen van de dramatiek des levens en van het leven der dramatiek. Als letterkundig cri ticus heeft hij portretten ontworpen van schrij vers uit alle landen en tijden; zijn breede cul tuur werd echter nooit een saaie wetenschap pelijkheid, omdat hij steeds contact wist te tvinden met het hart. Geestig en slagvaardig, is „W. N." vooral een geducht, maar toch be mind, polemist, en om hem heelemaal naar waarde te schatten, moet men een meenings- verschil met hem hebben uitgevochten. Dan leert men zijn grootmoedigheid kennen, zijn groot gevoel voor humor, zijn eerbied voor alles wat ernstig en bezield is. Willem Nieuwenhuis is vijf-en-twintig jaren in het „vak", maar nog altijd heet hij met het volste recht een „jongere", want in zijn gemoed verouderde nooit iets. Hij ziet de wereld eiken dag met frissche oogen aan. De sociale strijd heeft in hem een bedienaar van den mitrail leur gevonden, die de wetten van het snelvuur verstaat! In menig debat, in menig artikel bleek hij watervlug en waterhelder tegelijk. Zijn naam heeft een goeden klank in de katholieke letterkunde. Wij herinneren aan zijn boek over Chesterton, waarin men telkens twij felt, wie van de twee het aardigst en het meest raak de diepe waarheden des levens ver tolkt: de schrijver of de beschrevene. Wij den ken aan „Een Brokkenhuis" met den gouden glans daarover van het avondlijke. Amsterdam, aan „Verkenningen", met daarin den gloed der jongere bezieling en de wijsheid des harten. Hij is vooral een groot katholiek van de daad, die „opportune et importune" durft zeggen, wat hij denkt met een fieren zwier en een manne lijke duidelijkheid. Zijn eerekruis „Pro Eccle sia et Pontifice" draagt hij met het recht van den „Roomschen strijder", die de traditie der „Ultramontaansche klanten" nooit opgaf. Hij is steeds vol vertrouwen. Voor hem bestaat er geen vertwijfeling. Het bondigst is hij geteekend, wanneer men zegt, dat hij een man van karakter is in alles, doch een, dien men vooral om dit karakter liefheeft. God geve hem nog vele jaren van activiteit, want wij kunnen zijn levend voor beeld niet missen. De najaarsvergadering van den Centralen Baad van den R. K. Middenstandsbond in het Bisdom Haarlem zal, zooals gemeld, plaats vin den op Woensdag 16 November a.s. te Den Haag, in Gebouw Amicitia, Westeinde. Behalve de financieele jaarstukken en be stuursverkiezing komen aan de orde een inlei ding over het „Economisch Instituut voor den Middenstand", te houden door den heer J. J. R. Schmal, secretaris van dit Instituut en hoofd van de Onderafdeeling voor Middenstandsaan- gelegenheden van het Departement van Econo mische Zaken en Arbeid, een inleiding over den „Goederenruil met Duitschland", te houden door dr. P. G. Knibbe, secretaris van de Kamer van Koophandel te Leiden en tenslotte een inleiding over „De Winkelsluitingswet, Haar practijk en uitvoering", te houden door mr. J. A. G. M. van Hellenberg Hubar, directeur van het Nationaal Kanzebureau en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Er is een voorstel van het hoofdbestuur, waar bij dit aan den Centralen Raad machtiging vraagt om zoo mogelijk in 1933 mede te werken tot concentratie van Hanzebureaux. Voorts komen ter tafel een voorstel van de af- deeling Schagen inzake progressieve bondscon- tributie, een voorstel van de afdeeling Voorhout betreffende den goederenruil met Duitschland, een voorstel van de afdeeling Leiden over de handelspolitiek tegenover Duitschland en een voorstel van de afdeeling Den Haag, dat beoogt te streven naar meer eenheid in het R. K. mid- denstands-handelsonderwijs. De afdeeling Amsterdam heeft de vraag aan de orde gesteld, of *-rt gewenscht is ook in de andere grootere steden te streven naar stichting van een levensmiddelenraad met levensmidde lencommissies, zooals deze onlangs voor Amster dam zijn ingesteld. Naar aanleiding van de verschillende berich ten die de ronde hebben gedaan over de con- tingenteering van varkensvleesch in Engeland, kan het volgende worden medegedeeld. Door de sterk gedaalde prijzen van rund- en schapenvleesch op de Engelsche markt is een sterke beweging ontstaan om te komen tot be perking van den invoer van deze producten. De besprekingen, die door de Engelsche regee ring zijn gevoerd met de belanghebbenden bij den uitvoer van deze vleeschsoorten, hebben er toe geleid, dat de importeurs een onmiddel lijk ingaande vrijwillige beperking van den in voer eerst met 10 en later met 20 pet. op zich hebben genomen. In den loop dezer besprekingen werd er van de zjjde van de belanghebbenden bij den im port van rund- en schapenvleesch op aange drongen, dat het, teneinde dezen maatregel het beoogde resultaat te doen hebben, noodzakelijk zou zijn ook den invoer van bacon en ham te beperken. Geschiedde dit niet, dan zou de Engelsche consumptie zich speciaal op deze artikelen wer pen en van een prjjsverhooging van het rund en schapenvleesch zou niets kunnen komen. Daar net doel van den maatregel alleen was de öinnenlandsche vleeschproducenten te beschermen, zou deze dus het doel missen. Nadat de besprekingen met de belangheb benden bij den vleeschinvoer de vorige week zijn afgeloopen, werden Maandagnamiddag de in Londen aanwezige landbouwvertegenwoordi- gers van de verschillende bacon-importeerende landen op het Engelsch ministerie van Land bouw samengeroepen, waar hun werd medege deeld, dat door de Engelsche regeering op zeer korten termijn een oeperking van den invoer van bacon en ham van 15 a 20 pet tegenover November en December 1931 werd gewenscht. De bedoeling van de Engelsche regeering was. dat belanghebbenden deze beperking vrijwillig op zich zouden nemen. Gezien deze opvatting was het noodzakelijk, dat de belanghebbenden onderling tot over eenstemming kwamen omtrent de basis van verdeeling. Dit punt is zeer moeilijk, omdat de invoer van bacon in de verschillende landen in de onderscheidene maanden zeer sterk wisselt. Voorloopig ging men van de gedachte uit. dat de beperking zich zou moeten richten naar den invoer in de maanden November en De cember van het jaar 1931. De Nederlandsche invoer is in die maanden toen onze export zich nog niet had hersteld van den slag dien deze had gekregen door den val van het En gelsche pond, zeer gering geweest. Handhaving van dezen maatregel zou met zich medebren gen een teruggang van onzen export tot 15 a 20 pet. van dien op het oogenblik. Het voorstel in deze richting ware dus voor Nederlands handel ruineus geworden. Gedurende de rest van de week hebben voortdurend besprekingen plaats gehad om een andere basis te vinden, waarbij van Neder landsche zijde verschillende voorstellen zijn gedaan. Er is thans een voorloopige oplossing gevon den, die meer gaat in de richting van de Ne derlandsche voorstellen. De besprekingen zijn te Londen gevoerd onder leiding van den Ne- derlandschen gezant ooor den Nederlandschen Landbouwconsulent, den heer ir. Gerritzen, bij gestaan door de heeren ir. Louwes, regeerings- commissaris en van Zwanenberg, directeur der Ned. Varkenscentrale, die reeds Maandagavond naar Londen vertrokken waren. Hoewel het eindresultaat der besprekingen aanmerkelijk gunstiger was dan het in het be gin geleek, meet er toch rekening mede gehou den worden, dat tegenover den invoer van de laatste tijden een zeer beduidende verminde ring zal intreden. De Nederlandsche Varkenscentrale heeft di rect maatregelen getroffen om den aanvoer met de mogelijkheden van export in overeen stemming te brengen. Zonder eenigen twijfel zal deze beperking cc ze varkenshouderij, die toch reeds zoc zwaar getroffen was door de ongunstige prijsverhouding van de laatste ja ren, nog weer nieuwe beproevingen opleggen. Het is evenwel gebleken, dat bij dergelijke maatregelen het bezitten van een krachtige organisatie als hier in Nederland van zeer groote beteekenis moet worden geacht, omdat een plotselinge inperking van den export an ders een geheele desorganisatie van de prijzen op de binnenlandsche markt tengevolge moet hebben. Een geweldige scheepsbrand, zooals die sinds menschenheugenis niet in de Amsterdamsche haven werd gezien, is hedennacht uitgebroken in het motorschip „Pieter Corneliszoon Hooft", gemeerd vóór de etablissementen der Stoom vaart Maatschappij „Nederland" aan de Su- matrakade. De „P. C. Hooft", die pas van een Indische reis was teruggekomen, werd Zondag naar gewoonte, onder toezicht van den Gemeente lijken Geneeskundigen Dienst uitgegast. Alles was hierbij in goede orde verloopen en het schip was vrijgegeven voor ventileeren. Hedennacht omstreeks kwart over twaalf be merkte de donkeyman J. Derlagen, die wacht liep bij het schip, waarop zich in verband met de aanwezigheid van blauwgas, natuurlijk nie mand bevond, vuurverschijnselen boven de eerste klas salons, gelegen juist achter de brug in de midscheeps. Hij snelde naar de portiersloge en waar schuwde de brandweer. Teruggekomen op de kade, zag hij, hoe de vlam reeds fel uitsloeg tot hoog boven het sloependek. Inmiddels was de brandweer op de melding „brand op de „P. C. Hooft", later gevolgd door het sein „groote brand" met talrijk materiaal uitgerukt. Langs de donkere kade gierden de claxons en joegen de roode wagens met groote snelheid naar de plek des onheils. Ook de drij vende stoomspuit „Jason" voer onmiddellijk uit, later gevolgd door de „Jan v. d. Heijden." Toen de brandweer aan de Sumatrakade verscheen had het vuur reeds fel om zich heen gegrepen en laaide de vlammen in salons, hut ten verblijven van de midscheeps. Een rose gloed teekende zich af tot hoog boven de lood sen en dikke rookwolken joegen op den straf fen, bitterkouden Oostenwind over het donker- bewogen IJ. Onmiddellijk begonnen de spuiten haar werk. Op de kade en buiten vóór de emplacementen roffelden en dreunden de motoren en spoedig vormde zich een wir-war van grijze slangen, die de watermassa's aanvoerden, welke door de spuitgasten op de kolkende vuurzee werden gericht. Aan bakboordzijde van de „Hooft", die niet den neus naar het Oosten lag gekeerd, nader, de de „Jason" en richtte zijn geweldig water kanon op de vlammen, die met groote snelheid voortwoekerden naar de brug en de lager gele gen dekken. Er bleek geen houden aan. Op den feilen adem van den wind vloog het vuur zienderoogen van dek naar dek. Flakkerende vlammen en een spattende vonkenregen sloegen dreigend uit naar de loods „Celebes", die juist vóór de mid scheeps is gelegen. Hier gold het verdedigen in plaats van bestrijden en moest men de straalpijpen onophoudelijk langs den voorgevel van de loods richten om overslaan van het vuur naar den wal te beletten. Steeds heviger kookte de vuurzee. Het glas van patrijspoorten en overkappingen knapten, zoodat spoedig de wind van voor naar achter vrij spel had door de brandende ruimten en den gloed steeds verder en dieper het schip in joeg. Omstreeks één uur was het middengedeelte van de „Hooft" een kolkende hel, die rosse steekvlammen aan alle kanten uit vensters en poorten joeg en naar boven door de dekken met felle tongen den brand stak in de hagel witte sloepen en gretig vrat langs luchtkokers, kranen en alles wat maar aan verf of lak te branden bood. Op vóór- en achterdek had de brandweer zich met een aantal stralen geposteerd, hoewel de grootste voorzichtigheid was geboden in verband met het blauwzuurgas, dat nog over al met verstikking dreigde. Op het voordek werd een minutenlange strijd gestreden voor het behoud van de brug. Eenerzijds lekten de vlammen gretig omhoog, aan den anderen kant verijdelden de spuitgasten met felle stra len elk houvast van het vuur. Spoedig echter drong de gloed van onder door in de compar timenten en dienstgangen, die de mannen vei ligheidshalve moesten mijden. De stelling bij de brug was daarmee voor de brandweer on houdbaar geworden. Te half twee was de toestand al zeer beden kelijk. Het vuur, dat één voor één de sloepen aanvrat, bestreek nu ook de ijzeren ribben der groote transporteurs, die aan stuurboord zijde van het schip stonden opgesteld. Onophou delijk liet de brandweer het water sproeien langs balken en spanten, maar niettemin vat te al spoedig een der houten bedrijfskooien vlam, en viel brandend ineen. Aan het verrollen der bedreigde kranen viel niet te denken, zoo dat het groote gevaar bestond, dat de ijzeren gevaarten zouden ontzetten en in elkaar stor- teMet elke minuut werd het nu duidelijker, dat aan blusschen of beperken van den brand geen denken meer was. Het vuur woedde thans op alle dekken en achter de drie rijen patrijs poorten, waar men kon zien. hoe de vlammen gretig voedsel vonden in de bedden en groen en blauw voortkropen over verf en lak. Naar voren, maar vooral naar achteren won de brand snel terrein. Niets vermochten de ijle waterstraaltjes tegen den gloed. Het blusch- water verdampte vóór het zijn werk kon ver zichten en zelfs een tweede waterkanon, dat nu ook van den wal op verschillende punten uit de loods zijn geweldigen straal ging richten, had nauwelijks merkbaren invloed op het vijandig element. Tegen half drie werd het vuur steeds dries ter. Uit het binnenste van het schip klonken onophoudelijk doffe explosies: zuurstofflesschen en tanks met samengeperste lucht begaven het en de dreunende slagen joegen een stof regen van vonken hoog door de dichtgulpende rookmassa's. Een voor een werden nu ook de sloepen door het vuur aangetast, schoon afgebrand of her schapen in laaiende toortsen. en Op een gegeven oogenblik kwam een stel davits in beweging, keerde zich buitenwaarts en wierp een brandende sloep omhoog op den wal. Terwijl binnen in het schip de helsche caco- jjort voor den ochtendschemer had, zooals wij phonie van doffe detonnages, rinkelend glas en zeiden, het yuur de stookolie bereikt, Eten ge loeiende, knetterende vlammen aanhield, be geleid door het monotoon zoemen der zwoegen de brandweermotoren, begon het brandend ge vaarte langzaam slagzij te maken. Ongeveer vijf tot tien graden boog zich de stuurboordzijde over naar den wal. Dreigenc naderde de bovenbouw reeds de transporteurs: een nieuwe catastrophe scheen oi. ermijdelijk. Er moest nu ingegrepen worden. Na overleg met den heer Delphus, directeur van de „Ne derland", en de brandweer, besloot de haven meester, de heer W. N. van der Poll, het bran dende schip te doen versieepen, wat dus zoo veel beteekende dat de brandweer den strijd zou staken. Op dit oogenblik was het trouwens reeds duidelijk, dat het prachtige schip niet meer te redden was. Alle salons en zalen der eerste klasse waren reeds schoongebrand, in de tweede klasse woedde het vuur op zijn hevigst en thans sloegen de vlammen gulzig door naar he't ach terschip. Hier had de brandweer aanvankelijk nog maatregelen van tegenweer getroffen, doch zoo driest en vervaarlijk golfde het vuur al over de dekken, dat alle tegenweer nutteloos bleek. In de midscheeps drongen stoutmoedige brand- wachts tot vlak vóór de z.g „breek," den breeden toegang in de flank, maar weinig of niets ver mochten zij er tegen den rossen gloed. De strijd had thans wel zijn hoogtepunt be reikt. Geweldig was de krachtsinspanning der brandweer, die met tientallen stralen deed wat in haar vermogen was. Onophoudelijk kwam nieuw materiaal ter versterking opdagen, ter wijl ook de sein wagen op het terrein aanwezig was en het blusschingswerk leidde. Al deze ar beid bleef vruchteloos. Er bleef niets anders over dan het schip weg te sleepen naar open water en het aan zijn lot over te laten. Onbemerkt op het duistere water waren in middels drie Goedkoopsleepbooten genaderd. De kabels, waarmede het schip nog met den wal was verbonden, werden losgemaakt en nieuwe trossen vóór en achter uitgebracht naar de sleepbooten. Om 3.45 kwam het commando: verhalen. Fluitsignalen weerklonken en heel langzaam trokken de sleepbooten, twee aan den kop en één achter, het brandende schip van den kant. Een zeldzaam 'schouwspel! Het rookend ge vaarte in laaienden gloed schoof langzaam weg onder het zwarte spinrag van kranen en trans porteurs, om los van den wal als onwezenlijk voort te glijden over het donker-glanzende maan-beschenen IJ-water. Hel viel de gloed naar beide zijden op de IJ-oevers. De vensters van de Draad- en Kabel- fabriek vingen den weerschijn en lichtten voor een wijl als in vol bedrijf. Aan dep anderen kant gleed de rosse schijn langs loodsen en vee- men, die voor een oogenblik hun contouren af- teekenden tegen den grauwen hemel. Het schouwspel, dat nu volgde, is wel eenig in de geschiedenis van de Amsterdamsche ha ven. Tegen den feilen Oostenwind in, haalden de sleepbooten den eens zoo trotschen Oceaan- reus langzaam weg naar het vrije water dicht onder Schellingwoude. Onvergetelijk was de aanblik. Somber en onheilspellend verhief zich het gedoemde schip boven het rimpelende wa ter, gevat in een halo van laaienden gloed, wisselend in helwit en geel tot alle nuances van rood. En hoog in het rond golfden dikke wolken, grijsblauw beneden, vuilzwart van boven, Een regen van vonken, als de staart van een komeet, joeg onophoudelijk naar den duis teren achtergrond. Alle dekken brandden, de drievoudige rij patrijspoorten was hel verlicht, alsof daarbinnen feest en bedrijvigheid heersch- ten. En als tragisch gebaar draaiden telkens de davits naar buiten en zette de „Hooft" weer een zijner sloepen buitenboord, die dan bran dend neerplofte en werd meegesleept tot de verkoolde resten in 't water waren ondergegaan. Terwijl op de Sumatrakade het brandweer materiaal geleidelijk inrukte en de schijnwer pers, die het terrein van den strijd hadden verlicht, werden gedoofd, bereikte de brandende „P. C. Hooft" om half vijf de plek, waar het zelfvernietigingsproces kon worden voltrokken zonder gevaar voor de omgeving. Dit was het diepe gedeelte van het IJ, bij den z.g. kom- pasboei, gelegen in het zicht van Schelling woude, zuidelijk van den vaargeul. Hier staat over een segment-vormige oppervlakte onge veer tien meter water, waarin de „Hooft" te 4.35 met dof geratel voor de laatste maal de ankers liet vallen. Dit ceremonieel werd ver richt door den walkapitein van de „Nederland", die met twee helpers was achtergebleven op 't voorschip, dat uit den wind nog niet door het vuur was aangetast. Hier kon de „Hooft" rustig voortbranden, ter wijl de ankers het schip op zijn plaats en uit den wind hielden en wanneer het straks op drift mocht geraken de richting dan zóó zou zijn, dat het onmiddellijk op een ondiep gedeelte, waar maar drie meter water staat, aan den grond zou geraken. De veiligheid gebood echter een aantal aken en tjalken, die hier op eenigen afstand rustig sluimerend voor anker lagen, te verlaten. Deze schepen werden een voor een door de sleepboo ten gepraaid. Nergens had men iets van den nieuwen brandenden buurman gemerkt; overal sliepen schipper en gezin ongestoord den slaap der rechtvaardigen. Het kostte vaak heel wat moeite, om de mannen te wekken, die niet wei nig opkeken bij het ontzaglijk vuurwerk, dat zich daar pal voor hun oogen vertoonde. Tegen half zes bood het brandende schip nog steeds hetzelfde overweldigende schouwspel. De ruimen bevatten gelukkig geen lading, maar het vuur vrat thans door naar de oliebunkers in den dubbelen bodem, die ongeveer 1000 ton stookolie bevatten. Op het oogenblik, dat de olie vlam zou vatten, verkeerde het schip reeds in zeer deplorabelen toestand. Alle sloepen wa ren weggebrand of vanzelf overboord gegaan. De achtermast helde angstig over stuurboord en werd nog slechts door den bakboordstayer over eind gehouden. Op verschillende plaatsen waren de huidplaten roodgloeiend en ontzet. Alleen de uiterste punt van het achterschip en een deel van het voorschip waren nog van de vlammen vrijgebleven. Van den voormast wapperde nog onaangetast de maatschappijvlag, maar beneden uit de luchtkokers vertoonden zich de dikke rookpluimen, zekere getuigen van het vuur, dat ook reeds in de verblijven van het voorschip was doorgedrongen. Wij zien on genoodzaakt, ds. Kersten to bescherming te nemen. Het blijkt ons immers uit de door ons ontvan gen schrijven, dat er tegen ds. Kersten eenige verdenkingen bestaan, welke zelfs leiden tot niet geheel onduidelijke insinuaties. Oordeelt u maar eens: Zeg mij met wiee ge vertseert en ik aal zeggen wie ge zijt. „De R.K. Kerk is een synagoge des Satans" heeft dominé Kersten beweerd in de Tweede Kamer; heeft de dominé hier zich aeif mis schien niet een klein beetje verraden? De duivel toch werkt in het verborgene; a l leen de intieme vrienden en handlangers van satan zijn met zijn bedoelingen en „operatie terreinen" bekend; hoe weet dominé K.... die nu zoo precies? zit daar niet meer achter? Wordt het niet meer dan hoog tijd dat we dien Do miné een beetje inde gaten houden? 't Is maar de quaestie: wat is het langste? het staart je van den duivel of het jasje van dominé K. Met dank vor de plaatsing, Zie-! Tegen zulke verdenkingen moeten wjj den dominee toch in bescherming nemen. Ds. Kersten en.... Satan! Neen, 't wil er bij ons niet ia. Maarzou ds. Kersten in t vervolg dan ook niet wat voorzichtiger zijn in zijn uitdruk kingen. Aan het Voorloopig Verslag over het Hoofd stuk IX (Waterstaat) der Rijksbegrooting voor 1933 wordt het volgende ontleend: Verscheidene leden waren van oordeel, dat, nu het laatste jaar van deze parlementaire periode werd ingegaan en het beleid van dezen Minister was te overzien, in het algemeen niet geroemd mocht worden op een vlotte en voort varende behandeling van zaken op het Depar tement. In dit verband werd o.a. genoemd het steeds maar uitblijven van een antwoord over de quaestie van de Strooppot en aan de Visschers- vereenigingen, betrokken bij de Zuiderzeesteun- wet. Men hoort deze klachten ook telkens van velen, die met het Departement in correspon dentie treden. Voorts blijft ook de radio-kwestie, zoolang deze bewindsman aan het bestuur is, een lij densgeschiedenis, zonder dat van afdoend in grijpen sprake is. De grootste grief echter koesterden deze leden tegen het door den Minister gevolgd beleid inzake het vraagstuk van het vervoer en het verkeer. Zij hoopten, dat de Minister in het laatste jaar van zijn bewind nog zal trachten tot stand te brengen, wat in de voorafgaande periode achterwege bleef. Wat de overige feiten betreft, welke den Minister als tekortkomingen worden aangere kend, wenschten deze leden nog op te merken, dat deze problemen dan ook van buitengemeen moeilijken aard zijn en dat deze niet dan na langdurig en rijp beraad zijn op te lossen. Tegen de verlaging van de bijdrage uit de gewone middelen van het Wegenfonds van 4.000.000 op 1.750.000 werd door vele leden verzet aangeteekend. Van een krachtige poging tot bestrijding der, werkloosheid door middel van op ruimer schaal uitvoering geven aan openbare werken, die toch vroeg of laat zullen worden tot stand gebracht, blijkt uit deze begrooting niet. Deze leden acht ten een besnoeiing van uitgaven op den kapi- taaldienst van 64 millioen tot 34 millioen, gezien het uiterst nuttige doel, hetwelk die uitgave van gelden beoogt, wel erg groot. Meer dan ooit is er thans behoefte aan nor male werkgelegenheid; thans kunnen, naar ver scheidene leden opmerkten, openbare werken tegen lage aannemingssommen worden uitge geven. Gevraagd werd of de regeering reeds maat regelen heeft overwogen om te komen tot ver laging van de scheepvaartlasten in den vorm van haven-, brug-, sluis- en vaargelden, en of thans door de regeering geen goedkeuring meer wordt gehecht aan door provincie-, gemeente- of waterschapsbesturen nieuw in te stellen en (of) te verhoogen heffingen. Verschillende leden juichten het toe dat krachtige steun wordt geboden om de lucht vaart nationaal en meer speciaal de luchtvaart op Indië tot ontwikkeling te brengen. Vele leden spreken er hun ergernis over uit, dat extra treinen beschikbaar zijn gesteld voor demonstranten, die een dreigende houding aan nemen tegen de Regeering. Enkele leden vroegen, waarom bij de spoor wegen loonsverlaging van blijvenden aard zal worden ingevoerd, die ook den pensioengrond slag ongunstig beïnvloedt, terwijl voor het Rijks personeel tijdelijke maatregelen worden inge voerd, die de pensioenregeling onaangetast laten. Enkele leden hadden met instemming verno men, dat de regeering, de gemeente Rotterdam en de spoorwegen inzake het spoorwegvraag- stuk te Rotterdam tot overeenstemming waren gekomen. Zij waren van oordeel, dat de uitvoe ring nu met kracht ter hand dient te worden genpmen. Verscheidene leden vroegen of het geen tijd werd, dat het Rijk tot volstorting van zijn spoor- wegaandeelen overging. Enkele leden vroegen voorts, of het wel aan ging, dat de Staat nog steeds een dividendga rantie van 4 pCt. verleent. Zij achtten het totaal onjuist dat een bedrijf, hetwelk verliezen lijdt, doorgaat met winst aan de aandeelhouders uit te keeren. Betreurd werd, dat geen gelden zijn uitgeteok- ken voor de ringbaan te Amsterdam. weldige rookontwikkeling en hoog gierende vlammen braken naar alle zijden uit. De laatste phase in den doodsstrijd van 't prachtige schip was daarna ingeluid. Maar die doodsstrijd kon nog geruimen tijd duren. Het motorschip „P. C. Hooft", van de Stoom vaart Maatschappij „Nederland" is in 1926 te St. Nazaire gebouwd en dus nog betrekkelijk nieuw. Het weelderig ingerichte schip mat 15000 ton. Twéé jaar geleden werd het te Rotterdam van een anderen voorsteven voorzien, teneinde de snelheid op te voeren. Het heeft in totaal een 25-tal reizen gemaakt. Juist de vorige week was de „P. C. Hooft" met kapitein van Egmond op de brug uit Batavia thuis gekomen. Woensdag 23 November zou het weer naar Indië vertrek ken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5