IN EN OM HAARLEM
Onderwijs in Kennemerland
Prikkeldraad
ROOMSCH, CH
EN NEUTRAAL
BEKENDE HAARLEMMERS
DINSDAG 15 NOVEMBER
Gebrekkige openbare
vervoermiddelen
In het buitenland niet
beter
't Failliet eener theorie
DE SMOKKELAAR VAN
FRANS HALS
Waarom „De Smokkelaar"?
DQODELIJKE AANRIJDING
TE VELSEN
Het onderzoek niet volledig geacht
.DE STER VIS DE NATUUR'
De najaarsstormen hebben de bladeren van de boomen ge
jaagd. Stil en verlaten ligt de natuur. Een stemmingsvolle foto
„PAMIR" HET LAATSTE
ZEILSCHIP
Een filmwerk van de zee
NED. HANDELS- EN LAND-
BOUWBANK
De eerste uitkeering
PEIL VAN HET IJSSELMEER
Ged. Staten van Noord-Holland
drongen aan op verlaging
Personalia
Een goede 30 jaar geleden was
Haarlem al bekend om zijn
goed onderwijs
Wat biedt Kennemerland
Bijzonder onderwijs
Buitenland niet beter
Te kust en te keur
WERKEN HERMAN HEUFF
De maker blind geworden
Johannes Camphuys
■iiiiiiiiiiMiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Het verkeer is in Haarlem en om
geving slecht geregeld. De mogelijk
heid om per openbaar voertuig
van het eene deel van de stad naar het
andere te komen, voldoet niet aan zelfs zeer
minieme wenschen. Iemand, die in Bloemendaal
of in het Kleverpark woont, moest toch ge
makkelijk dat is zonder overstappen en
goedkoop in een comfortabel vervoermiddel in
het centrum van de stad, en zonder meerdere
moeite in Heemstede kunnen komen! Hij kan
hu, zonder kans te loopen, bij het overstappen
op het Stationsplein een kou te vatten, zelfs
niet naar een schouwburg; de ziekenhuizen
missen elke aansluiting op een behoorlijk open
baar middel van vervoer en wie uit de gemeente
lijke concertzaal de tram wil nemen, moet uit
een warme zaal en soms onvoldoende gekleed,
de Markt oversteken en een minuut of wat door
Weer en wind kuieren en toeven op een der
Winderigste plekjes van heel Haarlem!
Die toestand is een aanfluiting voor Haarlem
en duurt nu al jaren voort. Men mag dan ook
Wel groote bewondering hebben voor het geduld
Van de bewoners van den „Parel van Kennemer-
land," die zich dat laten welgevallen.
Eenige maanden geleden leek het alsof er ver
betering in zicht was. De Haarlemsche Ge
meenteraad verklaarde zich toen in principe be
reid om de bestaande tramlijnen (met uitzonde
ring van de E.S.M. en de lijn op Heemstede) op
te heffen teneinde daarvoor een net van auto
bussen in de plaats te stellen, dat, zonder ideaal
te wezen, toch tenminste aan eenige redelijke
eischen zou voldoen. De verschillende deelen
der stad zouden op die manier door een drage
lijk vervoermiddel verbonden worden.
Gedeputeerde Staten van Noordholland heb
ben de concessie-aanvrage van de N.Z.H.TM.
Voor het hebben van die autobuslijnen verleend,
maar van hun beslissing is nu de Haarlemsche
Brockway in beroep gegaan bij de Kroon. Door
het trage werken van deze machinerie en door
allerlei geheimzinnige oorzaken, die de raderen
Van dien ambtelijken molen doen tegenhouden,
blijft de beslissing van de Kroon echter maar
steeds uit en komt er van het rijden der tram
autobussen in Haarlem nog steeds niets: de
Kroon maakt geen haast, zoodat de Haarlem
mers hun geduld nog langer zullen moeten
scherpen.
Verbetering in dezen wantoestand kan alleen
een goede samenwerking tusschen de bevoegde
instanties brengen. Van groot belang zou het
daarbij zijn als de middelen van vervoer in één
hand zouden worden gebracht, want van de
rivaliteit tusschen de concurrenten wordt het
publiek de dupe.
Het is te hopen, dat bij de behandeling van
de gemeentebegrooting van Haarlem aan het
gemeentebestuur eens nadrukkelijk zal worden
gevraagd of van hem wel genoeg stuwkracht is
Uitgegaan om Haarlem eindelijk eens aan een
behoorlijk verkeersnet te helpen en ook aan een
goede verbinding met zijn omgeving. Dat laat
ste is van het grootste belang vooral voor de
Haarlemsche neringdoenden, die groote lasten
ten behoeve van de gemeente moeten opbrengen.
Inderdaad is niet alleen in de stad het ver
keer een kwestie, die dringend om oplossing
schreeuwt, maar ook met de allernaaste om
geving is Haarlem slecht verbonden. De wegen
zijn in de laatste jaren wel erg verbeterd door
nieuwen aanleg en groote verbetering. En nog
steeds wordt er aan gewerkt. Maar wie de open
bare vervoermiddelen tusschen Haarlem en
Oegstgeest bestudeert, begrijpt, dat ran de ont
wikkeling en den voorspoed van deze nijvere
streek het Californië van Europa, zooals de
Bloembollenstreek wordt genoemd veel af
breuk wordt gedaan doordat er nog maar steeds
geen electrische tram rijdt. Ook Haarlems
winkelstand zou door een electrische tram de
klanten bij honderden aangevoerd kunnen krij
gen die nu per autobus maar mondjesmaat naar
onze stad komen. Een Haarlemmer, die zou be
weren, dat onze stad het voor zijn verbinding
met „de Zuid" wel met een autobus kan doen
en geen electrische noodig heeft, spreekt o.i.
niet juist. Misschien zal de nieuwe elec
trische tram van Haarlem naar Oegstgeest nu
eindelijk in het voorjaar rijden, maar dan toch
slechts zeer onvolkomen, alhoewel er ruim vol
doende tijd is geweest om alles goed voor te
bereiden. De electrische tram had al tien,
minstens vijf jaar eerder en dan goed gereed
zijn geweest als ook hier de noodige samen-
Werking niet had ontbroken. Hier gelden de
Verwijten vooral het Departement van Water
staat.
Een ander euvel en bij deze drie grieven
willen wij het dan voor heden laten een ander
euvel in de verkeersverbindingen, waarmede
Haarlem te maken heeft, is HaarlemZand-
Voort. De bewoners van de badplaats klagen
steen en been over de slechte vervoermiddelen
van hun gemeente en zij wijten het daaraan,
dat Zandvoort als woonplaats van forensen nog
zoo weinig in trek is, terwijl zij overtuigd zijn,
bij betere verbinding met het achterland, ook
in den zomer meer gasten te trekken, dan nu
het geval is. Allen gelooven we het graag; en
Velen zullen zich dan ook ongetwijfeld geërgerd
hebben over de onverzettelijkheden, waarmede
de Spoorwegen de electrificatie van de lijn
HaarlemZandvoort blijven afwijzen. De grond
oorzaak van het verzet ligt niet onwaarschijn
lijk in het feit, dat een electrische trein con
currentie zou aandoen aan de E.S.M., een
zustermaatschappij van de Spoorwegen. Zou
dat zoo wezen, dan is het wel jammer,
dat deze belangen invloed oefenen op de hou
ding der Spoorwegdirectie, waardoor een ge-
heele gemeente, een geheele streek schade lijdt.
Wij hebben in het begin van dit artikeltje
gepleit voor loyale medewerking met de directie
Van de N.Z.H.T.M. om haar in staat te stellen
Haarlem van een behoorlijk verkeersmiddelen-
net te voorzien en van een behoorlijk vervoer
middel door de Bollenstreek. Het is te hopen,
dat Haarlems gemeentebestuur en ook de
Departementen haar die in grootere mate
zullen verleenen dan tot nu toe. De N.Z.H.T.M.
doet haar werk, mits zü niet wordt tegenge
werkt, goed en als men de ellende overweegt,
die met het trambedrijf in Amsterdam, Rotter
dam en andere plaatsen wordt meegemaakt, dan
mag Haarlem zich gelukkig prijzen, dat het
niet te onzaliger ure aan de verleiding is be
zweken om ook gemeentelijk trambedrijfje te
gaan spelen. Maar anderzijds moet tegenover
het vertrouwen van het publiek, een loyale en
coulante bediening van het publiek staan door
de Maatschappij, een voldoen aan billijke wen
schen zooals die der Zandvoortsche bevolking.
Nu is de ES.M.-lijn een knarsende, ramme
lende aanklacht voor eiken Zandvoorter, die het
ding zijn woonplaats ziet binnenrollen.
En zou een dergelijke mentaliteit niet de
reden wezen, waarom de N.Z.H.T.M. door de
autoriteiten niet zoo erg goed gezien is?
Soepelheid en plooibaarheid in het zaken
doen is nog altijd een deugd van den koopman!
De heer G. D. Gratama, directeur van het
Frans Halsmuseum alhier, schrijft in de „N.
R. C.":
In den laatsten tijd is over den Smokkelaar
van Frans Hals het een en ander in de dag
bladen verschenen, waardoor de belangstelling
er voor is opgewekt.
Dit genrestuk, dat door de ondernemende
firma D. Katz te Dieren naar ons land werd
gebracht, is deze belangstelling 'alleszins waard.
De firmanten legden er beslag op, in de hoop
het voor Nederland te kunnen behouden,
waar zich slechts in de collectie Philips te
Eindhoven en in het Hofje van Aarden te
Leerdam genrestukken van den meester be
vinden. De lustige drinker in het Rijksmuseum
is misschien ook onder deze rubriek te rang
schikken, maar kan ook als een portret van
een schutter bedoeld zijn.
De Smokkelaar kwam in 1832 in het bezit
van Sir William Buttingham, Dumany Dun-
lee, Ierland, en ging daarna over in dat van
zijn nicht, Miss Vera Buttingham.
Het schilderij werd, na bij Sotheby te Lon
den, in Juni van dit jaar, te zijn geveild, ge
reinigd, daar het in zeer verwaarloosden toe
stand verkeerde, ontdaan van de oude, on
doorschijnende, gele vernislagen en verdoekt,
waardoor het thans in al zijn schoonheid te
zien is.
In het midden van het doek, dat 82 c.M.
hoog is en 65 c.M. breed, leunt een lachende,
jonge man tegen een tafel of bank, waarop hij
een stoop met koperen banden getild heeft. De
linkerhand, die onzichtbaar is, houdt waar
schijnlijk het oor van de kan vast; de rechter
heeft de stoop van onder omvat, waarop, in 't
midden, een licht rood papier is gehecht met
de afbeelding van een springend hert. De ta
fel staat rechts tegen een boom, op welken
het vaatwerk slagschaduwen werpt. De jas en
het buis van den jongen kerel zijn versleten
en vertoonen verschillende nuancen van grijs,
groen en bruin. Een halsdoek streept helder
wit tusschen deze vale kleurencombinaties
naar beneden.
Donker bruin haar, een stoppelige, kleine,
afhangende snor, een sikje, toegeknepen
spleetoogen, een halfgeopende mond, grove
ooren, stempelen den drager tot een type uit
het volk, dat, goedlachsch, het leven van den
vroolijken kant opneemt. Het licht werpt diepe
schaduwen onder neus, snor en kin er> geeft
aan den kop een modelé, waardoor deze sterk
naar voren komt.
Vlot is de schildering, de penseelstreken
vloeien in elkaar, hier en daar geaccentueerd
door een toets, onderstreept door een haal,
waardoor het eigenlijke van den meester er
in is gekomen, zooals Hals het, volgens Hou-
braken, uitdrukte. Indrukwekkend is de ach
tergrond: een opkomende bui, grijs-bruine aan
stormende wolken tegen een wit-blauwe lucht,
waarop, hier en daar, een oranje schijn gloort.
Meeuwen zeilen lichtend tegen het donker van
de jagende wolkengevaarten.
Onderaan links strekt zich een panorama
uit, dof groene weiden en zandige duinen, met
in het verschiet een toren. Links bovenaan
steken de toppen van boomen hun voorjaars-
tooi af tegen het grauw van het zwerk. Daar
naast staat de stam van den eik. waartegen
de stoop geplaatst is, de rulle schors plastisch
in de verf geborsteld.
De rechter hand is schetsmatig behandeld,
een grove, gore werkmansklauw, met breede,
plompe vingers, vervormd door veel zwaren ar
beid. Een fel-roode streep hemd scheidt hand
en mouw.
Waarom het schilderij de Smokkelaar heet,
is niet recht duidelijk. Het zou evengoed
strandjutter, visscher of boer met vat enz.,
kunnen worden genoemd.
In zijn kleurenscala's doet het denken aan
de Bohémienne in het Louvre, het is licht van
toon, blond van aspect, met weinig zwarten,
en moet wel omstreeks 1635 vervaardigd zijn,
tóen Hals meer dergelijke sujetten schilderde,
als de strandlooper te Antwerpen, de nar bij
Rotschild te Parijs, de lustige drinker te Cas-
sel, de malle Babbe te Berlijn en de mulat te
Leipzig.
Reeds vroeger, na 1620, was de meester be
gonnen, die heerlijke instantanés van kinde
ren te vervaardigen, waarschijnlijk zijn eigen
spruiten, waarvan die te Schwerin zulk een
groote bekoring van frischheid en levensecht
heid bezitten. Het is of hij, na voltooiing van
zijn officieele opdrachten, behoefte gevoelde
om zich eens heelemaal te laten gaan door zijn
volle aandacht te wijden aan het ontluikende
leven, dat hij bliksemsenl van het oog in de
hand op het doek tooverde. In deze werken
toont hij zich den volmaakten impressionist,
bijna twee en een halve eeuw voordat in Frank
rijk het officieele impressionisme zijn intree
deed.
Den lach, den snel voorbügaanden, den kort
durenden. Hals observeerde hem met intense
doordringendheid en vertrouwde hem toe aan
het wachtend paneel, zoo raak als voor noch
na hem ooit een ander heeft gedaan.
In zijn genrestukken, in de zingende kinde
ren, in de visschersmeisjes en knapen, in de
fluit- en rommelpotspelers, in de drinkers, hek
sen, narren en mulaten, is het, dat Frans Hals
zich het sterkst, het compleetst heeft geuit.
Daarin is hij echter dan in zijn prachtige por
tretten, omdat het leven den schilder onweer
staanbaar tot scheppen drong en dit erin ge
openbaard werd op weergalooze wijze. Van deze
kunstwerken bezitten de Nederlandsche musea
geen specimina. Bijna alle zijn over dè grenzen
gegaan en verkondigen de exuberantie van het
heerlijke Hollandsche leven in buitenlandsche
collecties.
De Smokkelaar is een der belangrijkste van
dit soort, ook volgens dr. W. R. Valentiner, een
der beste kenners van Hals. Zeer te betreuren
zou het zijn, als ook dit schilderij, om pecun-
taire redenen, weder ons land zou verlaten.
Daarom zal getracht worden het hier te be
houden. Waar zou het meer op zijn plaats_ zijn
dan in Haarlem, waar in 't Frans Halsmuseum
juist deze facet van Hals' kunst niet bewon
derd kan worden?
Mogen er velen in den lande gevonden wor
den, die willen bijdragen om te zorgen, dat dit
zoo markante werk terugkeert naar de stad,
waar het voor eeuwen is ontstaan, tot meerdere
glorie van den meester, tot beter begrip, van
zijn werken en tot verrijking van het nationaal
kunstbezit.
Het Amsterdamsche Hof heeft heden inter
locutoir vonnis gewezen in de zaak tegen den
22-jarigen bakker uit Velsen, die in de Meer.
vlietstraat aldaar het knaapje P. had aange
reden, waardoor het kort na het ongeval over
leed.
De rechtbank te Haarlem had den man ver
oordeeld tot een maand gevangenisstraf met
intrekking van het rijbewijs voor den tijd van
één jaar.
In hooger beroep had de procureur-generaal
bevestiging van het vonnis gevorderd.
13 December zal het onderzoek, dat naar het
oordeel van het Hof niet volledig was, worden
hervat.
Hoofdinspecteur Staal en ir. Scheurholts
Diggelaar zullen dan worden gehoord.
I
In het gebouw van den Haarlemschen Kegel
bond wordt Woensdag, Donderdag en Vrijdag
een film vertoond, die vooral voor zeilers en
andere watersport-beoefenaars bijzonder inte
ressant en leerzaam is.
Het is een film van Heinrich Hauser, een
hooglied van zeilenpracht en golvenkracht, het
werk van een amateur met een voortreffelijke
visie op details; een man van de zee die de
camera liet draaien in, op en om „Pamir" het
viermast-zeilschip, dat opvaart naar Kaap
Hoorn, het storm-spookgat bij uitnemendheid.
We stappen aan boord van de „Pamir", en
maken een reisje langs de masten, klimmen
omhoog en hooren de wind brommen en fluiten
in de torenhooge zeilen met een oppervlakte
van 3500- vierkante meter. Dit is een schip, zoo
als het in onze vaderlandsche liedjes beschre
ven wordt, dit is een herinnering aan de zil
vervloot van Piet Hein. „Klommen niet de jon
gens als katten in het want", daaraan denkt
men voortdurend, wanneer men de stoere jongens
onophoudelijk ziet klauteren met potten teer in
de hand, of met materiaal om de zeilen te
herstellen.
Al het matrozenwerk krijgt men in deze film
te zien: zeilmakers, timmerlieden, bootslieden,
scheepsjongens in nijveren arbeid, met gebruin
de koppen (kaalgeschoren door den scheepsbar
bier) en met de vroolijkheid op het gelaat.
Zeilliefhebbers willen meer! Zij krijgen in de
film de verzorging van het want, het hijschen
en bergen der zeilen en zeilmanoeuvres.
Vischliefhebbers willen wat andersZij kunnen
genieten van, een haaienvangst door middel van
harpoenen. Fm er wordt menige „traan" gelaten
en op de waterlaarzen Opgelost. Het groote pu
bliek wil weer wat anders! Het 'kan rillen en
beven van de huizenhooge golven in Kaap
Hoorn; van stormvlagen, die de zeilen aan
flarden slaan; van angstige, donkere luchten
die derigend om de witte zeilen samenpakken.
Er is wat te leeren uit dit filmwerk, men kan
zijn hart nog eens ophalen aan een oud stukje
romantiek en concludeeren, dat onze voorvade
ren, die heerschers van de zee waren, moedige,
krachtige, energieke mannen geweest moeten
zijn.
Geen verhaal is er in dit „hooglied der zee"
geweven. Hauser heeft louter en alleen een
paar weken zeemansleven aan boord van een
der laatste zeilschepen willen vastleggen voor
het nageslacht.
Daar moeten wij hem dankbaar voor zijn en
daarom kunnen wij ieder een gang naar het
gebouw der H. K. B. aanbevelen.
In Amsterdam en Den Haag draaide de film
in de Tuschinski-Theaters. v. W.
Ter Griffie van de Arrondissements-Recht-
bank is gedeponeerd de eerste uitdeelingslijst in
het faillissement der N.V. Nederlandsche Han
dels- en Landbouwbank, gevestigd te Haarlem.
Op deze eerste lijst is een uitkeering van 11
pet. uitgetrokken voor concurrente crediteuren.
Er zal echter verzet aangeteekend worden tegen
deze lijst door enkele crediteuren, die hun vor
deringen te laat hebben ingediend. Bij aanvaar
ding van dit verzet zal het uitkeeringspercen-
tage vermoedelijk tot 10 dalen.
Het Statenlid voor Noord-Holland J. F.
Ankersmit heeft de volgende vraag bij Gede
puteerde Staten ingediend:
Zijn Gedeputeerde Staten bereid, zich wegens
den wateroverlast van verscheiden Noord-
Hollandsche polders, die onvoldoende op het
IJselmeer spuien kunnen, tot de regeering te
wenden met den aandrang om het peil van
het IJsselmeer tot 40 c.M. beneden A. P. te
verlagen, gelijk de bedoeling was, voordat De
fensie het peil op 123 c.M. beneden A.P.
bracht?
Het antwoord van Ged. Staten luidt aldus:
Ged. Staten hebben in samenwerking met
hunne ambtgenooten van Zuid-Holland er
reeds in het eind van het jaar 1931 bij den
minister van waterstaat op aangedrongen te
bevorderen, dat de wet van 29 Juni 1925, St.bl.
no. 306, aldus gewijzigd werd, dat van den
aanvang af op de afgesloten Zuiderzee een
stand van 0.40 M. N. A. P. zal worden ge
handhaafd, terwijl zij, in verband met den
wateroverlast, welke in de verloopen October-
maana in nagenoeg de geheele provincie is
ondervonden, dit verzoek bij brief van 2 No
vember j.l. met aandrang hebb enherhaald
gelijk ook door Ged. Staten van Zuid-Holland
is geschied.
De heer W. de Beer, alhier, slaagde te 's-Gra-
venhage voor het examen der Vereeniging voor
Logopaedie en Phoniatrie (spraak- en stem
verbetering)
Dr. A. de Vletter, rector van het Kennemer
Lyceum te Bloemendaal, schrijft in „Ons Ne
derland", officieel orgaan van de Algemeene
Ned. Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer,
het volgende over het onderwijs in Kenne
merland:
Haarlem en de mooie omstreken van die stad
hebben steeds aantrekkingskracht gehad als
vestigingsplaats, o.a. voor repratriëerenden uit
Oost- en West-Indië. Als men de plaatselijke
adresboeken opslaat, treft men daarin niet
alleen vele namen van oude immigranten
families uit Frankrijk en de Zuidelijke Neder
landen, die in de 16de en 17de eeuw om de
geloofsvervolgingen in die landen naar Neder
land uitweken. Maar ook veel namen van uit
Indië teruggekomen families, en van werkers
uit de Oostelijke en Zuidelijke provinciën des
lands, die hun Geldersche, Utrechtsche of
Zeeuwsche schaapjes op het droge hebben en
deze nu gaarne in het waterrijke, maar toch-
ook-uitgestrekte droge-streken-bezittende Ken
nemerland een goede weiplaats willen verstrek
ken.
Daarenboven dienen de omstreken van Haar
lem en ook de stad zelve als woonplaats van
een zeer groot aantal Amsterdamsche foren
sen, zeer welgestelden en menschen van een
voudiger bestaansmogelijkheden.
Behalve goede winkelwaar, muziek en too-
neel, bood en biedt Haarlem, maar vooral dc
omgeving van Haarlem: schoone natuur, lucht.
wandelgelegenheid, watersportmogelijkheid,
strand- en zeegenot aan de verwende Kenne-
mers. De jeugd heeft een fijn leven in het oude
landschap „Kinheim", fietst, zeilt, roeit, ten
nist, hockeyt, voetbalt er naar hartelust. Het
gematigde zeeklimaat van de woonstreek ach
ter den breeden duinrand schijnt voor jong en
oud gunstig te zijn. Er is dus wel veel goeds
te zeggen van de landstreek, waar in oude
tijde de Heeren van Brederode van uit hun
kasteel ter jacht trokken; waar de Holland
sche graven graag verbleven, als ze moesten
rechtspreken in hun oude slot, het tegenwoor
dige Haarlemsche stadhuis; waar de aanzien
lijke 17e-eeuwsche kooplieden hun rijkbeladen
wagens lieten doortrekken, over den duinslag
naar het strand, om daarlangs bij ebbe hun
koopwaar te doen vervoeren naar het Zuiden,
naar de hofstad en verder; waar nu de duizen
den fietsers over de asphaltwegen snellen en
autos, als overal in de wereld, de medeburgers
tot waakzaamheid verplichten.
Wat biedt Kennemerland aan de jeugd voor
de ernstiger dingen des levens, wat is er te
vermelden over het onderwijs in den lande
te Kinheim?
Aan het eind van de vorige eeuw (wij be
doelen de 19e eeuw, dus nog niet zoo heel lang,
'n goede dertig jaar geleden) stond Haarlem
al bekend om zijn goede onderwijs; dit onder
wijs was nagenoeg geheel openbaar onderwijs.
Zelfs niet-Kennemers, zooals schrijver dezer
regelen, van geboorte Hagenaar, hadden daar
over al wel eens gehoord, al was het alleen
maar door de klank der namen van enkele
vooraanstaande schoolmannen, bekende Hol
landsche naamklank, b.v. die van IJzerman
(openbare school Bloemendaal), Hubrechtsen
(openbare school Haarlem). De in hoofdzaak
liberale overheid zorgde goed voor haar troetel
kind, de openbare school. In de laatste decen
niën is echter het bijzonder onderwijs meer en
meer tot bloei gekomen, zoowel het Christelijke
en Roomsche, als het neutrale-algemeene.
De schoolstrijd, die tientallen van jaren ons
politieke leven heeft beheerscht, heeft geleid
tot gelijkstelling van openbare- en bijzondere
school; gelijke subsidiëering van openbaar- en
lager onderwijs en nagenoeg gelijke financiëele
steun aan het bijzónder- en het openbaar mid
delbaar onderwijs.
De kerkelijken in den lande, ook in Kenne
merland, hebben overal hun scholen gesticht;
een groot deel van de Kennemer jeugd bezoekt
tegenwoordig Christelijke en Katholieke scho
len. Als voortbouw op het Christelijk lager
onderwijs in Haarlem en omstreken kwam in
1919 het Christelijk Lyceum te Haarlem zijn
plaats innemen onder de inrichtingen voor
Middelbaar- en Gymnasiaal Onderwijs. De
eerste rector was Ir. W. van Dorp, die in bree
den kring, ook buiten den eigen Christelijken
kring, belangstelling en waardeering vond voor
zijn ernstige proefnemingen met zelfwerkzaam
heid en huiswerkloosheid, proefnemingen, die
echter niet geheel naar wensch slaagden; na
Ir. Van Dorp's vertrek naar 'Eindhoven staat
het Lyceum onder leiding van Dr. J. v. d. Eist.
Eenige jaren na de oprichting van het Chris
telijk Lyceum, fraai gehuisvest in een ruim ge
bouw aan de Emmakade te Haarlem, werd ook
een R.K. Lyceum gesticht, een jongenslyceum,
gevestigd aan den Zijlweg, tusschen Haarlem
en Overveen. Dit Lyceum Sanctissimae Trini-
tatis staat onder leiding van pater Drs. N. Th
Vlaar, die ook buiten den kring van zijn ge-
loofsgenooten groote sympathie geniet.
Hierbij had Dr. de Vletter nog het kortelings
opgerichte R.K. Gymnasium voor Meisjes aan
toe kunnen voegen.
De Hollander, die b.v. na een leven van
werken in het buitenland, nagenoeg zonder ver
lof (zooals er onlangs iemand bij mij kwam)
Kennemerland terugziet en er zich met zijn
gezin wenscht te vestigen, vindt groote veran
deringen in materieelen en in geestelijken zin.
In materieelen zin, doordat hij een enorme
uitbreiding vindt van bebouwd oppervlak, veel
landelijk schoon vernietigd ziet (maar ook ver
betering van verkeersmiddelen en laat ons zeg
gen: verdemocratiseering van de mogelijkheid
ter gezondheidsbehartiging en natuurgenieting)
in ideëelen zin, doordat hij, afgescheiden van
het direct hiervóór opgemerkte, een veelzijdig
heid van onderwijsorganisatie aantreft, welke
hij naar gelang van zijn politieke overtuiging
toejuichen of betreuren kan, maar die toch
stellig den Kennemer „elck wat wils" biedt. Hij
vindt er het oude, degelijke openbaar onder
wijs terug, deels nog in de oude gebouwen ge
vestigd, deels in nieuwe schoolgebouwen en
onder nieuwe energieke leiding, die verschil
lende dingen van het bijzonder onderwijs
apprecieert en overneemt; hij vindt er een keur
van bijzondere, lagere en middelbare scholen,
voor 't meerendeel in moderne gebouwen wo
nend, die de vergelijking met de scholen in het
buitenland stellig kunnen doorstaan.
Onlangs reisde een Duitsch autoriteit, die in
Engeland geweest was, om daar, in hét land
van de sport, de inrichting van speelvelden
e.dgl. te zien, terug over Holland en Bloemen
daal en verklaarde in geen enkele plaats van
Engeland iets gevonden te hebben, en ongeveer
nergens in Duitschland iets te weten, dat de
vergelijking zou doorstaan met de inrichting
van sportvelden, tennisbanen, zwemgelegen-
heid enz. van het Kennemer Lyceum, welke
school wel in dit opzicht in een bevoor
rechte positie is; andere scholen hebben weer
iets anders bijzonders, b.v. het Christelijk Ly
ceum zijn zeer mooie aula voor de gemeen
schappelijke samenkomsten. (Het R.K. Lyceum
zijn zeer fraaie kapel).
Zeker zijn sommige schoolgebouwen in het
buitenland, met name de Zwitsersche interna
ten, die rijke vreemdelingen moeten trekken
en huisvesten, fraaier en luxueuzer ingericht,
maar de Hollandsche scholen doen met de
verzorging van onderwijs en onderwijsge-
legenheid, toch stellig niet voor de beste bui
tenlandsche onder.
En dan is er voor ouders, die vrij zijn in de
keuze van woonplaats en school voor hun
kinderen nog menige overweging, die hen er
toe zou kunnen leiden, een eventueele ver
vreemding van het moederland ernstig te over
denken. Het zou dwaas, chauvinistisch-bela-
chelijk zijn, Hollandsch onderwijs en Holland
sche opvoeding per sé te willen stellen boven
de buitenlandsche (het vreemde onderwijs is
vaak soepeler, pracuscher en goedkooper),
maar vervreemding van moederlandsche taal
en beschaving heeft zeker moreele gevaren en
practische nadeeien. Wij gelooven dat, als de
internationale verhoudingen weer wat norma
ler worden, vele jonge Hollanders hun geluk
in het buitenland zullen moeten zoeken en
daar hun weg zullen moeten vinden, maar het
komt ons voor, dat de start-line van hun le
vensloopbaan her best in eigen land getrok
ken wordt. Toegerust met den degehjken grond
slag van kennis in vreemde talen en andere
vakken, die de Hollandsche school toch nog
altijd biedt, zal een verblijf in het buitenland
zeker die kennis kunnen verruimen en ver-
grooten, maar de grondslag wordt, dunkt ons,
het best in eigen land verkregen. Juist door
ouders van leerlingen dier scholen, is mij dit
duidelijk geworden. Zeer zeker zijn er geval
len, dat jongelui om gezondheidsredenen en
ook op andere gronden in den vreemde school
moeten gaan.
Maar veilig is het toch nog altijd „thuis"
te blijven of het, vanuit het buitenland, toch
maar weer thuis te gaan zoeken. Ik vroeg on
langs aan een vooraanstaand ingenieur, die
van een internationale conferentie terugkwam,
welke figuur „wij" dasr tegenover den buiten
lander sloegen, en hij antwoordde rustig: „o,
wij zijn ze heusch nog wel de baas" Op school
kreeg ik bezoek van een Zwitser, die ten on
zent kwam kijken: hij had op een internatio
naal congres voor moderne-talenonderwijs te
Parijs gehoord, dat hij, om het beste moderne-
talenonderwijs aan te treffen, naar Holland
moest gaan. Een medicus, wiens oordeel ik
hoog stel,maar ik ga niet door. Behou
dens zeer ernstige bijzondere omstandigheden
lijkt het gewenscht de jonge menschen den
sprong in het leven te doen nemen van af de
nationale springplank te meer, daar door de
eigenaardige verhoudingen op schoolgebied
ieder ouder in ons vaderlandsche schoolwezen
iets van zijn gading kan vinden: in het oude
Kennemerland Christelijk en Roomsch onder
wijs, Openbaar onderwijs aan gemengde scho
len en Meisjesscholen, Neutraal Algemeen,
Nationaal onderwijs, gemengd aan de Bloe-
mendaalsche. Haarlemsche, Aerdenhoutsche
Schoolvereenigingen (ook aan Montessori
scholen te Haarlem en Bloemendaal), aan het
Kennemer Lyceum en daaraan verbonden
Kennemer Instituut voor Hoofdelijk Onder
wijs, en aan het Kcpje, Middelbare School
voor Meisjes, met Internaat, yoor meisjes
alleen
Wij hebben in langen tijd over het
groote Sovjet-experiment in Rus
land niet zooveel opmerkelijks ge
hoord als de lezing, welke prof. Frijda onlangs
gehouden heeft voor het Departement Amster
dam van de Nederlandsche Maatschappij voor
Nijverheid en Handel
Deze geleerde heeft onlangs, evenals voor
drie jaar, een langdurig bezoek gebracht aan
den rooden heilstaat en hoewel ook hij de
route volgen moest, die de Sovjet voor de toe
risten en studie-reizigers afbakende, heeft hij
genoeg gezien om vergelijkingen te maken en
conclusies te trexken.
Professor Frijda heeft gezien, dat het den
menschen slecht gaat in Rusland.
De voedselrantsoenen zijn te klein om
de arbeiders voldoende te voeden en de
prijzen der levensmiddelen op de vrije markt
zijn zóó hoog, dat er bijna niet aan te komen
is, zelfs niet voor hen, die het maximum, dat
is 600 roebel per maand verdienen; het mini
mum is 60 roebel per maand !Met andere le
vensbehoeften is het net eender gesteld. De
stemming is dan ook somber onder de wer
kers. Drie jaar geleden nam prof Frijda nog
de hoop op betere tijden waar. Thans gelooft
men niet meer aan een betere toekomst.
De schitterende verwachting maakte plaats
voor doffe berusting.
Moet men nog niet gaan veronderstellen,
dat de socialistische leer over de voortbren
gingswijze valsch is geweest?
In Rusland heeft zij haar schoonste kans
gehad. Men begon met een schoone lei: alle
schulden immers werden geannuleerd. Een on
metelijk tand had men ter beschikking. Door
hetgeen bodem en grond opbrachten was men
onafhankelijk van het buitenland. Millioenen
aan schatten lagen bovendien voor het grij
pen. Gewetensbezwaren stonden den regeer
ders niet in den weg Door onbarmhartig uit
te moorden wat tegenstand bood, had men
tenslotte een millioenenbevoiking volkomen
onder den duim.
Toch een ellendige mislukking! Het zware
lot van een werklooze hier is nog een geluks-
positie, vergeleken bij het bestaan der arbei
ders daar. Het eigenbelang om ons tot het
materieele te bepalen meenden de commu
nisten, naar de socialistische leer, te kunnen
missen; boven dien kapitalistischen uitwas zou
men zich verheffen en ziet: geen opzweeping
tot enthousiasme, geen neerranseling met den
knoet, geen deportaties naar verschrikkings-
oorden, geen excuties in de Tsjeka-kelders zijn
in staat gebleken om net eigenbelang, den prik
kel tot productie te vervangen.
De kapitalistische voortbrengingswijze heeft
groote fouten en wij moeten met alle ener
gie en goeden wil die fouten probeeren weg te
werken doch degenen, die haar daarom ge
heel willen verwerpen, kunnen uit het Russi
sche drama leeren, waartoe zoo'n verwerping
leidt.
Tot en met 10 December wordt in de Kunst
zaal „Reeker", Wagenweg 102, een overzichts
tentoonstelling gehouden van schilderijen, tee-
keningen en grafische werken door Herman
Heuff.
De tentoonstelling is Zaterdag geopend, waar
bij de heer Joh. E. Post een inleidend woord
gesproken heeft en de heer en mevrouw Jac.
MeyerOerlemans, zang, piano en cello, hun
muzikale medewerking verleenden.
In zijn inleidend woord deed de heer Post
de ontroerende mededeeling, dat de heer Heuff,
ie reeds aan één oog blind was, de vorige week
met algeheele blindheid is geslagen. In ver
band daarmede is een voorloopig comité ge
vormd, dat in voorbereiding zal nemen de
stichting van een Heuff-fonds. In dit comité
hebben o.m. zitting genomen de heeren G. D.
Gratama, directeur van het Frans Halsmuseum.
Ir. W. H. Burgersdijk, directeur der N. Z. H„
Joh. E. Post, Jac. Meijer en H. C. Cannegie-
ter.
De tentoonstelling is dagelijks geopend van
10half 8, 's Zaterdags van 24 uur.
Deze bekende gouverneur-generaal van Ne-
derlandsch Indië werd op 18 Juli 1634 te Haar
lem geboren.
Hij kreeg een opleiding bij een zilversmid te
Amsterdam, maar zooals zoovele jongens in
dien tijd trok hem de zee meer aan, en na een
schipbreuk en andere avonturen gelukte het
hem in 1654 met het schip „De Draak" Ne-
derlandsch Indië te bereiken, waar hij onmid
dellijk door den toenmaligen gouverneur-gene
raal Joan Maatsuyker op de Landssecretarie
werd geplaatst.
Spoedig werd hij nu met zeer hooge ambten
bekleed, o.a. benoemd in 1671 tot „opperhoofd"
m Japan, daarna tot secretaris van de In
dische Regeering en tenslotte in 1678 tot Raad
van Ned.-Indië.
Hoewel hij allesbehalve gezien was bij zijn
collega's, werd hij in 1684 toch door hen tot
gouverneur-generaal gekozen.
Na de aanvaarding van dit ambt wist hij
reeds spoedig zijn groote bekwaamheden te
toonen. Zoo slaagde hij er in te verkrijgen,
dat de Nederlanders, die bij vijandelijke ver
overing van Formosa in Chineesche gevan
genschap waren geraakt, weer werden losge
laten. Ook voerde hij vele oorlogen tegen de
opstandige Inlandsche hoofden en sloeg alle
aanvallen van de Engelschen af en overwon
ten slotte nog den tegenstand van zijn eigen
ambtenaren, die hem een benoeming van een
baljuw te Batavia zeer kwalijk hadden geno
men.
Op 17 December 1690 werd hij op zijn her
haald verzoek, ontslagen. Hij trok zich terug
in een landhuis te Batavia, waar hij zich
vooral toelegde op het kweeken van exotische
planten, het bijeenbrengen van vreemde die
ren en het bestudeeren van Japansche kunst
werken.
De dood maakte op 18 Juli 1695 aan dit wel
besteed leven een einde.