IN EN OM HAARLEM
Prikkeldraad
Het R.K. Lyceum te Haarlem
Begrootingsbekandeling
9HI
Iv
Onbehoorlijk
DONDERDAG 24 NOVEMBER
UIT DEN GEMEENTERAAD
DE NATUUR IN WINTERKLEED
ONBEKENDE MAN
AANGEREDEN
De auto reed door
ALWEER EEN KERK
Door inbrekers bezocht
Voedselzoekende wilde zwijnen in de sneeuw
HET
VERVOERVRAAGSTUK
IN NEDERLAND
Lezing Prof. Veraart
BESTAAT ÏO JAAR
In de tien jaren is het Lyceum tot
een groote school uitgegroeid
en nog iederen nieuwen
cursus klimt het aan
tal leerlingen
Jubileumnummer van
„Tolle Lege"
Hl
Rector drs. N. Th. Vlaar
5 September 1922
Uitbreidingen
Oude schilderstukken
onder den hamer
Een Rembrandt
opgehouden
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiimiiiiiimiiimimiiimi 11iiinijn
iiiiiiiiii m im m minimin minimi urn minimi in urn li li nnniijnmmmnnmnnmmmmmmnnmnmmnnmmnmnmmmnmnnmmm
Gisteren is de gemeenteraad in een middag
en avondvergadering begonnen met de
behandeling van de gemeentebegrooting
Voor het jaar 1933.
De eerste dag van deze „Haarlemsche Zes-
daagsche" (wij vergaderen deze week drie dagen
en de volgende week nog drie) heeft niet veel
Verandering gebracht in de positie der ver
schillende partijen. De fracties hebben één,
sommige twee, renners in de baan gestuuru,
maar het was nog niet veel meer dan een ver
kennen van elkanders krachten. De ronden
sullen straks bij de replieken gewonnen moeten
borden.
De lezer, die uit deze vergelijking conclu
deert, dat bij de algemeene beschouwingen in
hoofdzaak de partijpolitiek aan het woord is ge
feest, heeft gelijk, zoodat de wethouders, die
hun begrootingen hebben te verdedigen, maai
velden aanteekeningen behoefden te maken en
critiek op de eigenlijke begrooting dus maar
sporadisch werd vernomen. De komende Kamer-
Verkiezingen maken dezen gang der debatten ver
klaarbaar, en hij was klaarblijkelijk ook voor
zien door den voorzitter, want deze liet de hee
ren, behoudens een enkelen waarschuwendeu
hamertik, rustig begaan.
Het was vooral de S.D.A.P., die aan de critiek
Van verschillende sprekers werd onderworpen.
Soodat de heer Reinalda niet geheel ten on
rechte kon verklaren, dat het wel leek alsof
biet het beleid van B. en W„ maar dat van de
S.D.A.P. werd besproken. Toch was dit maar
Schijn, want het toeval wilde, dat niet de
5.D.A.P. het eerst aan het woord kwam in
hat geval zou zij zeker haar critiek op het be
leid van B. en W. niet gespaard hebben
maar de heeren Castricum van de R.K., de
heer Boes van de Vrijzinnig-dem. en de heer
bolzak van de Anti-Rev. fracties. En dezen
hamen de algemeene beschouwingen te baat
°m de aanvallen, die de S.D.A.P. in den loop
Van het jaar pleegt te doen op het College van
6. en W. en op de partijen, die dit beleid steu-
hen, onder handen te nemen. Wij kunnen er
hiet aan denken, zeide de heer Castricum, tel
kens eiken aanval te pareeren, maar zoo ééns
m het jaar. is dat toch wel goed.
In het bijzonder werd natuurlijk de stelsel
matige en, in vergelijking met wat haar partij-
Senooten in andere steden doen, inconsequente
°Ppositie van de S.D.A.P. gelaakt. Zoowel door
hen heer Castricum als door den heer Wolzak
eh den heer Boes en later door de heeren Van
Santé van den V.B. en den heer Visser van de
Christ.-Hist. Unie, werd haar afstemmen van
alle bezuinigingsvoorstellen onjuist genoemd en
hl strijd met het algemeen belang der Haar
lemmers. Een beroep werd op de S.D.A.P. ge-
haan om dat standpunt te laten varen. Zij het
telkens in andere woorden, werd door alle spre
kers verklaart!, dat de S.D.A.P. in den Raad niet
hl een uitzonderingspositie wordt gedreven
daarover zij zich meermalen heeft beklaagd
hiaar dat zij zich zelve in een uitzonderings
positie plaatst.
De heer Reinalda zette hiertegenover, dat de
haarlemsche S.D.A.P. zelfstandig haar verlan-
®ens naar voren wil brengen en, als zij geen
Sdijk krijgt, geen compromis wenscht aan te
&aan, maar haar standpunt handhaaft. Op niet,
onvermakelijke wijze toonde de heer mr. Van
Dam echter aan in een speechje, waarmede hij,
haar onze meening het classement van dezen
aorsten dag won, hoe inconsequent de S.D.A.P.
a?ch daarmede soms aanstelde. Hij citeerde no
llen uit den Raad van Almelo waar de soc-
hem. op precies dezelfde motieven en bijna in
hezelfde bewoordingen afschaffing van over-
tallige leerkrachten bij het onderwijs bepleitten
als hier door de rechtsche fracties en de Vrijz.
Dem. was gedaan voor bezuiniging bij het voor
bereidend onderwijs. Hij zeide ook de syste
matische afzijdigheid van de S.D.A.P., die hij
Ihalificeerde als demagogie, verklaarbaar te
achten. De S.D.A.P. heeft zich aangediend als
aan revolutionnaire partij, verklaarde hij. Zij
beeft immer beweerd, dat het socialisme in de
lijn der ontwikkeling ligt en vanzelf zal komen
eh dan is het moeilijk, als blijkt, dat die ont
wikkeling in andere richting gaat, om de massa,
die men met dat vooruitzicht heeft gepaaid,
achter zich te houden. Als die massa ziet, dat
bet beloofde niet komt, rijst een deel daarvan
'h verzet en roept om revolutie als de evolutie
bet verlangde niet brengt. En in die omstandig
heden is het begrijpelijk, zeide hij, dat de
S.D.A.P., bezorgd om de massa achter zich te
houden, medewerking met andere partijen mer
eenige aarzeling beschouwt. Maar de daaruit
Voortvloeiende demagogie is voor de S.D.A.P.
2cer moeilijk.
De S.D.A.P. krijgt in den heer Van Dam
langzamerhand een lastigen opponent. Hij gaf
°ok een soort beginselverklaring van de Vrijz.
Dom. partij. Doordat de andere partijen, waar-
aohijnlijk zwijgend refereerende aan dergelijke
Verklaringen in vorige jaren afgelegd, dat niet
hadden gedaan, kreeg zijn redevoering hiermede
®en bijzonder tintje. Zij werd een lofzang
°P het ook door ons gehuldigde solidarisme en
aóó vriendelijk, dat de argelooze toehoorder
bijna de conclusie zou kunnen trekken, dat de
katholieken en Anti-Revolutionnairen best het
Programma der Vrijz. Dem. kunnen onderschrij-
Ven. En inderdaad het is bekend vinden
ho Katholieken in de programma's der Vrijz-
Dem. uitdrukkingen, die ook zij gebruiken o.a
dat de Overheid in den staat eerst dan moet
bigrijpen als het particulier initiatief onvol
doende is en dat men zich schrap dient te zet
ten zoowel tegen het individualisme der libe
ralen als tegen het communisme der socialisten,
klaar er blijft toch altijd een groot verschil
°ver tusschen de rechtsche groepen en de Vrijz.
Dem. Immers terwijl dIe erkenning van de
Private activiteit bij de V.D. steunt op de
Staatswet, is zij volgens ons gegrond op het
Natuurrecht. Voor ons is zij dus principieel,
Voor de V.D. heeft de private werkzaamheid
hechts bestaansrecht omdat en zoolang de
Staat het wil. De heer Van Dam vond in Qua-
dragesimo Anno, waarheen de heer Castricum
bad verwezen, vele punten, waarop met de V.D.
kon worden samengewerkt. Hij prees ook de
bedrijfsorganisatie.
De heer Castricum in antwoord op klach
ten van de S.D.A.P. erkende, dat er samen
werking in dezen Raad bestaat tusschen de
rechtsche groepen en de Vrijz.-Dem., maar ont
kende, dat daaromtrent een afspraak was ge
maakt en liet uitkomen, dat deze samenwer
king voor de rechtsche groepen berustte op
godsdienstige overwegingen en wat de V.D. be
treft op de omstandigheid, dat de financieele
politiek van wethouder Slingenberg de instem
ming heeft der rechtsche groepen, omdat die
politiek door haar in het belang der gemeente
wordt geacht. Vele sprekers brachten hulde aan
dat financieel beleid.
Hulde werd ook gebracht aan B. en W. voor
hun krachtig optreden tegen revolutionnaire
woelingen, maar spijt werd betuigd door de
heeren Castricum en Visser, dat de zooge
naamde stucadoorsrelletjes dezen zomer niet
strenger zijn onderdrukt. Het gaf den heer
Castricum, die in vroeger jaren tegen het sub
sidie aan de Burgerwacht heeft gestemd aan
leiding tot deze merkwaardige verklaring: ik
heb vroeger tegen dat subsidie gestemd, omdat
ik vreesde, dat de Burgerwacht zou worden ge
bruikt tegen rechtvaardige stakingen, maar als
ik zie, dat de politie niet bij machte is om in
wettige gevallen de rechten van een deel der
burgers te handhaven, dan zou ik, als er weer
een voorstel was om de Burgerwacht te subsi
dieeren, nu mijn stem daaraan geven. Wel
trachtte de heer Reinalda de stucadoorsactie
goed te praten, maar daarin slaagde hij, naar
onze meening, niet. Hij was wat dit punt be
treft wat onduidelijk en scheen „een beetje
revolutie" als veiligheidsklep voor het overkropt
gemoed van ontevredenen niet verwerpelijk te
achten. Misschien dat deze kwestie in den loop
der debatten nog wordt opgehelderd.
Verschillende sprekers hadden het over de
werkloosheid en over de middelen om aan die
ellende tegemoet te komen. Een groote ge
neigdheid kwam hier tot uiting voor het uit
voeren van groote werken. Door een ambtenaar
in Den Haag is in dit verband gesproken over
het aanleggen van een rioleeringsstelsel in
Haarlem, maar de heer Reinalda toonde de
voorloopige onmogelijkheid daarvan aan. Het
zou niet alleen twee a drie millioen kosten,
zeide hij, maar de geleerden zijn het op dit
oogenblik nog niet eens over de vraag waar
het riool op zou moeten uitloozen. Op het
iJsselmeer? Of in de Noordzee bij Zandvoort?
Van „Zandvoort aan de Zee" zou dan niet vee)
meer overblijven, meende de heer Reinalda en
hij kan het weten, want tijdens zijn wethouder
schap heeft hij die zaak deugdelijk bestudeerd.
Het is een moeilijk vraagstuk, die werkloosheid,
maar alle sprekers waren voor de grootst moge
lijke tegemoetkoming en bijna allen
waren tevreden alleen de heer Peper niet
over het ten dezen door B .en W. gevoerde be
leid. Velen vroegen ook inlichtingen over de
door Haarlem aan Heemstede te betalen
schadeloosstelling. De heer Reinalda verzeker
de, dat hij op dit punt geheel aan de zijde van
den wethouder van financiën staat. Alléén als
Heemstede blijvende schade van de annexatie
zou ondervinden dat is echter z.i. niet het
geval zou er vergoeding kunnen worden ge
geven. Ook over de subsidies werd gesproken.
De meeste spreker vonden de verlagingen door
B. en W. toegepast te scherp en tot onze
vreugde verklaarden velen, o.m. de heeren
Castricum en Van Dam, dat zij tegen verlaging
van het subsidie aan de H.O.V. zijn.
De heer Van Santé had de subsidies voor de,
zooals hij ze noemde sectarische, vereenigingen,
gaame lager gezien. Een geluid, dat wij sinds
jaren niet meer uit den mond van Vrijheids-
bonders in onzen Raad hebben vernomen. Het
is te hopen, dat deze mentaliteit van voorbij-
gaanden aard is, maar de rechtsche partijen zijn
overigens voor dergelijke opvattingen niet bang;
zij hebben in den strijd daartegen jarenlange
oefeningen achter zich.
De heer Castricum, die namens de Katholieke
fractie de gemeente-politiek verdedigde, zette
nog uiteen, dat een katholiek geen lid van de
S.D.A.P. kan zijn, wat later de heer Wester-
veld hem met niet bepaald gloednieuwe argu
menten bestreed. De heer Castricum verdedig
de ook werkverruiming en wees als maatregel
op de invoering van de 40-urige werkweek. Om
te beginnen zou te overwegen zijn twee uur per
week minder te laten werken. Maar de heer
Reinalda vroeg hem of dit met behoud van
hetzelfde loon moest zijn en bij een eventueel
bevestigend antwoord wenschte hij te wijzen op
de moeilijkheden, die daaruit kunnen voort
vloeien voor concurrentie voor het buitenland.
Z.i. is het een kwestie, die internationaal moet
worden geregeld.
De heer Hoes vreesde, dat de toekomst met
te groot optimisme wordt bekeken door B. en
W. en vroeg wat er gedaan zal worden als de
goede verwachtingen die zij hebben niet wor
den vervuld. Ongeveer diezelfde vraag werd
ook gesteld door de heeren Van Santé en Wol
zak. De heer Wolzak vroeg inlichtingen over
het Grondbedrijf evenals de heer Westerveld,
die ook na eenige opmerkingen over cijfers der
begrooting maakte. Wij komen hier op terug
als de wethouder heeft geantwoord. Behalve de
genoemde heeren voerden nog het woord de
heer Peper, die het voor zijn doen heel kalm
deed, al werden wij onthaald op een cursus in
economie, zooals hij die apprecieert en de heer
De Braai, die het standpunt der A.-R. inzake
gemeentepolitiek uiteenzette.
■PHPw
Dinsdagavond omstreeks 8 uur werd ter hoog
te van den Warmonderdam te Sassenheim een
tot nog toe onbekend persoon op den weg ge
vonden. Hij bleek bewusteloos te zijn en ver
toonde sporen van een aanrijding. Politie en
geneeskundige hulp werden ontboden, waarna
het slachtoffer per auto naar het St. Bernar-
dus gesticht aldaar werd overgebracht, alwaar
hij na anderhalf uur overleed. Het is vermoe
delijk een liedjeszanger, of liedjes-venter.
Omtrent de auto, die de aanrijding veroor
zaakte, is niets bekend.
Nader vernemen wij, dat het slachtoffer van
de aanrijding is de gepensionneerde Oost-Indi
sche militair, Sietse de Haan. HU was gedomili-
seerd te Akkerwoude (Pr.).
S. de H. was den laatsten tijd liedjes-venter.
Hedennacht hebben dieven door het indruk
ken van een serre-ruit, zich toegang verschaft
tot de kerk en pastorie te De Kwakel. De kas
ten werden opengebroken en de offerblokken
geleegd. Voorts wordt eenig huishoudgeld ver
mist.
De politie stelt een onderzoek in.
Woensdagavond heeft prof. dr. J. A. Veraart
in het Kennemer Hotel te Beverwijk voor de
Vereeniging voor Handel en Industrie aldaar
een lezing gehouden over het vervoervraagstuk
in Nederland in verband met de tekorten bij de
Nederlandsche Spoorwegen.
Na een inleidiend woord van den voorzitter,
den heer P. A. van Loenen, begon prof. Veraart
zijn causerie met te constateeren, dat het ver
voervraagstuk een vraagstuk is van zeer lan
gen duur. Sinds de groote veranderingen in de
techniek is het eigenlijk voortdurend aan de
orde geweest. Reeds in het begin van de 19e
eeuw was dit het geval, toen er groote aan
dacht bestond voor den aanleg van den spoor
weg. De menschen van onzen tijd zullen met
oen glimlach de discussies lezen, toenmaals in
ons Parlement gehouden over de invoering van
het spoorwegverkeer. Men noemde het een ge
vaar en een „ellendige liefhebberij van nieuw
lichters, die het slecht begrepen hadden op de
toekomst van ons Nederlandsche volk." In die
dagen beschouwde mien den spoorweg als een
soort gecompliceerde rutschbaan, waarin alleen
een waaghals of een dwaas ging zitten.
De komst van dien motor heeft geweldige
veranderingen gebracht, waarvan in het begin
de beteekenis is onderschat. Thans plukken we
de eenig?,zins wrange vruchten vah het feit, dat
de overheid het automobielvraagstuk zoo laks
behandeld heeft, niettegenstaande zij in de eer
ste jaren reeds gelegenheid heeft gehad zich
met dit vraagstuk te bemoeien.
In dit verband herinnerde spr. aan een in
1912 verschenen dissertatie, waarin het vraag
stuk in al zijn onderdeelen is behandeld. De
kerngedachte van dit vej-nuftig geschrift is de
combinatie van vervoermiddelen, waarbij het
spoorwegverkeer in ons land beteekenis zou
hebben op lange afstanden, terwijl het vervoer
op kleine afstanden overgelaten zou moeten
worden aan het automobielverkeer. Destijds
heeft men deze gedachte niet aanvaard of niet
willen aanvaarden. En toch zouden naar
spr.'s meening in de afgeloopen 20 jaren
tientallen van millioenen voor onze schatkist
en daarmede voor onze nationale welvaart
hadden kunnen worden bespaard. Natuurlijk
had men deze gedachte niet critiekloos behoe
ven te aanvaarden. Men had haar kunnen be-
studeeren, verbeteren om het beste er uit te
nemen. In ieder geval had men toch de grond
gedachte kunnen overnemen om een goed ge
leid en goed geoutilleerd verkeer van goederen
en personen op te bouwen. Instede hiervan is
men op een zeer eigenaardige wijze te werk ge
gaan.
Terwijl zulk een ontzaglijk kapitaal belegd
is in het spoorwegbedrijf, waaraan groote so
ciale belangen annex zijn, en terwijl deze ka-
pitaallast op de gemeenschap drukt, heeft de
regeering, toen reeds bleek, dat het autover
keer zich een weg baande, zich met geweld in
dit verkeer doorgedrongen en een onmetelijk
kapitaal in het wegenplan vastgelegd. Spr.
dacht er niet aan om dit wegenplan af te bre
ken, maar hij achtte het toch curieus, dat het
geschied is, totaal los van dien geweldigen last
van het spoorwegwezen. De Staat heeft ten op
zichte van den spoorweg groote lasten te dra
gen. Deze lasten zijn door de regeering welbe
wust vergroot door de voordeelen, door haar
aan het automobielwezen gegeven. Het bleek,
dat tusschen een en ander het verband abso
luut niet werd gelegd. We hebben nu een chaos
op verkeersgebied, waar de overheid voor een
belangrijk deel schuld aan is. Hierbij staan
twee groote belangen tegenover elkaar, n.l. de
wenschen van het publiek tegenover de ontzag
gelijke belangen, welke de Staat heeft bij het
spoorwegverkeer.
Spr. wilde ook opbouwende critiek geven. En
dan meende spreker, dat het vervoervraagstuk
geen vraagstuk is,, waarbij men het particulier
initiatief zijn gang kan laten gaan. Spr. was
voor „planwirtschaft" om langs den weg der
instelling van een vervoerraad eenheid te
brengen in het goederen, en menschenverkeer.
Men zal moeten probeeren om door combinatie
één plan op te stellen, dat de aandacht van
de verschillende vereenigingen moet en zal heb
ben, om ten slotte in het Parlement te komen,
dat een departement moet instellen, waaronder
het spoorweg- en autobusverkeer, de binnen
scheepvaart en het luchtverkeer zullen ressor
teeren. Spr. verwacht hiervan op den duur ge
weldige bezuinigingen. Wat niet noodig is moet
worden afgesneden. Hierbij dacht spr. aan som
mige provinciale tramlijnen.
In het vervoersplan zal de binnenscheepvaart
in haar geheel moeten worden betrokken. Op
dit terrein bestaat een breidelooze chaos. Dit
onderdeel van het vervoerwezen is in handen
van iedereen, die maar een schuit onder z'n
voeten kan krijgen. Er bestaat een teveel aan
niet volbelast verkeer.
Hoewel rekening dient te worden gehouden
met de rechtvaardige eischen van het publiek,
toch geloofde spr. niet, dat aan eiken eisch
van het publiek voldaan moet worden. Het is
onjuist om overal, waar dat gevraagd wordt,
maar met een lijn te beginnen, zonder reke
ning te houden met de economische zijde van
de zaak. Naast de belangen van het publiek
moeten ook de economische belangen ontzien
worden.
Spr. betoogde tenslotte, dat verband dient
gelegd tusschen het wegenplan en den spoor
weg. Mlen moet niet alles van den spoorweg af
tappen en den Staat met de afbraak laten zit
ten. De spoorweg blijft ten slotte een onmisbaar
vervoermiddel, al is het dan ook niet op elk
traject.
Het R.K. Lyceum bestaat 10 jaar! Een
vreugdemare voor de vele leerlingen, oud-leer
lingen, vrienden en belangstellenden, die het
R.K. Lyceum van de Paters Augustijnen zich
in den loop der jaren verworven heeft.
Nog pas gaven wij een overzicht van het
leerlingental, waaruit bleek, dat het Lyceum
in September 1932 (den aanvang van het nieuwe
schooljaar) al weer 25 leerlingen meer telde
dan in Mei 1932 en 29 meer dan in September
1931. Hieruit blijkt wel hoezeer het onderwijs
op het Lyceum (de hoogste roem van elke
school!) gewaardeerd wordt. Trouwens men
denke hier slechts aan de leeraren, die de
doctorsbul verwierven.
Het spreekt wel vanzelf, dat het Lyceïsten-
blad het lustrum niet onopgemerkt laat
voorbijgaan. Het is er speciaal voor in een
heel artistiek kleedje gestoken en verlucht met
talrijke photo's, o. a. van pater rector Vlaar,
pater prior Esser, en groepsfoto's van leeraren.
Pater rector drs. N. Th. Vlaar schrijft zelf
een overzicht over de afgeloopen 10 jaren,
waaraan wij het volgende ontleenen:
In tien jaren is ons Lyceum tot een groote
school uitgegroeid, en nog iederen nieuwen
cursus klimt het aantal leerlingen.
Op 7 Augustus anno 1922 betrad ik den
Overveenschen bodem in gezelschap van Br.
Alexis (intusschen van ons heengegaan); Pater
Prior Esser kwam eenige dagen later.
Wij werden villa-bewoners; in een tamelijk
groot wit-bepleisterd huis, gelegen aan de
Ramplaan, namen we onzen intrek, maar dat
was niet zoo eenvoudig, want de meest elemen
taire dingen op het gebied van huishouding
ontbraken ons. Door de lieve zorgen van mijn
onvergetelijke Zus z.g. was dat hu'shoudpro-
bleem in enkele dagen zeer eenvoudig en toch
volkomen bevredigend opgelost.
7 V
Het eerste schooljaar werd geopend met een
plechtige H. Mis ter eere van den H. Geest in
de parochiekerk te Overveen. Leeraren en leer
lingen waren voltallig aanwezig. Daarna was
er bijeenkomst in de gymnastiekzaal van de
St. Aloysiusschool te Overveen. De klassen wer
den ingedeeld, en.het werk begon in de sfeer
van de grootste intimiteit, waartoe het aantal
en de geheele entourage aanleiding gaven. Het
Kerkbestuur van Overveen was zoo welwillend
de bovenverdieping van de St. Aloysiusschool
aan ons af te staan, zoodat wij een eigenlijken
noodtoestand nooit hebben gekend. Zelfs waren
we een miniatuur-docentenkamer rijk, en de
koffie in het vrije kwartier (gebruikelijk op de
Augustijnerscholen!) ontbrak zelfs niet op den
eersten schooldag, 5 September 1922.
Op 25 November 1922 vierde het Lyceum zijn
eerste St. Catharinafeest. Prof. Antonini heeft
ons in den namiddag vermaakt met zijn on
uitputtelijke goocheltoeren ende Lyceum
voetbalclub „Alliance" werd opgericht. De
groen-zwarte sportkleeding werd uitgedeeld, en
1 twee elftallen werden gevormd.
De club heeft zijn roem in den loop der jaren
door Haarlem rondgedragen. Bekers en medailles
prijken als zoovele zegeteekenen. Het ligt voor
de hand, dat er in dezen crisistijd ook een
clubcrisis moest komen; deze is gekomen, maar
de oplossing kwam spoedig, en Alliance is weer
aan hqt werk geslagen met frissche levens
kracht.
Toen de Paaschvacantie van het jaar 1923
aanbrak, moest er een verhuizing plaats heb
ben van de Aloysiusschool naar het nieuwe
Lyceumgebouw aan den Zijlweg. Dat was weinig
omslachtig, want al wat we bezaten aan leer
middelen en schoolversiering, werd op karretjes
geladen en de jongens zorgden zelf voor het
transport.
Na de Paaschvacantie ging het groote gebeu
ren, de inzegening van het Lyceumgebouw. Deze
plechtigheid had plaats op 12 April onder
enorme belangstelling. Z. D. H. Monseigneur
Callier heeft, na het opdragen van een H. Mis
in de parochiekerk te Overveen, de inzegening
verricht.
Het schoolleven zocht zijn aanpassing aan de
nieuwe omstandigheden; een groot gebouw met
weinig menschen; de knusse verhoudingen op
de St. Aloysiusschool werden nog dikwijls met
weemoed herdacht, en de oud-leerlingen van
1922 kunnen zelfs nu nog met smaak verhalen
over dien prettigen tijd.
Intusschen ging het onderwijs zijn gewonen
gang, toch niet zonder stoornis, want naast het
Lyceum waren de heiploegen, de timmerlui en
de metselaars in volle actie, om het aanzijn te
geven aan een miniatuur-klooster, dat huisves
ting zou moeten bieden aan de reeds aanwezige
paters en broeders met open ruimte voor de
medebroeders, die in de toekomst hier him
werkkring zouden vinden.
Per 1 Augustus verliep de huur van de „Witte
Villa" op de Ramplaan, en op 2 Augustus werd
het klooster ingezegend.
Het schooljaar 19231924 nam een aanvang
onder nieuwe omstandigheden. De plechtige
opening van het schooljaar had plaats in de
Kathedraal te Haarlem; dit behoort tot een
der tradities van de school. Ook was de afdeeling
Gymnastiek nu geopend, een feit van groote
beteekenis voor de ontwikkeling van het
Lyceum.
Geleidelijk ontwikkelde zich nu het onder
wijs, het getal leerlingen nam snel toe, en on
gemerkt stonden we voor het eerste eind
examen H. B. S. in Juli 1926. De eerste afge
studeerde van deze groep 1926 is drs. C. A.
Spierenburg, leeraar aan het R.K. Lyceum te
Alkmaar. Voor de lezers van Tolle Lege mag
"net niet onopgemerkt blijven, dat de tegen
woordige omroeper van den K. R. O., Pr.
Nieuwenhuys, toen ook een der gelukkige be
zitters van het einddiploma geworden is.
In het jaar 1927 moest het Lyceum een
nieuwen vuurproef doorstaan, want het eerste
eindexamen Gymnasium was aan de orde.
Het jaar 1927 was weer een jaar van uit
bouwen in letterlijken en wetenschappelijken
zin. De behoefte aan een Litt. Oec. Afdeeling
(H.B.S. A) werd steeds dringender gevoeld,
maar met het stichten van' deze afdeeling
ging noodzakelijk gepaard een uitbreiding van
het Lyceumgebouw, terwijl ook de tijdelijke
hulpkapel het getal leerlingen niet meer kon
bevatten.
Dit alles is er gekomen; we openden het
schooljaar 19271928 met de litt. oec. afd.
klasse 4 A.
Op 28 October 1927 had de inzegening van de
nieuwe lokalen plaats. Door deze frontuitbrei
ding heeft het gebouw veel aan aanzicht ge
wonnen, terwijl we een nieuwe docentenkamer
en 5 klasselokalen rijker waren geworden.
Op 8 December van het jaar 1927 ging ook
de vurige wensch om een nieuwe Lyceumkapel
in vervuling.
De Priesters van de stad Haarlem en de om
geving voegden zich bij de Docenten en Lyceïs-
ten, om de plechtige inzegening mee te vieren.
Nog één novum op onderwijsgebied hadden
we te ondergaan, n.l. het eerste eindexamen
H.B.S. A., en dan zouden we behooren tot de
rij der volwaardige Lycea. Dit geschiedde in het
jaar 1929.
We begonnen met 45 leerlingen en we tel
len er nu 265.
Na dit gedegen artikel van den hoogbegaafden
rector van het R.K. Lyceum, wijdt de redac
tie ook eenige gevoelvolle woorden aan den
rector zelf. Zij schrijft daarover o. a.:
„Nauwelijks tot Rector benoemd in Mei 1922
of reeds dezelfde maand hield hij 's Zaterdags
zitting in de R.K. school aan de Cruquius-
straat voor het inschrijven der eerste leerlin
gen. En 5 September reeds opende hij het eer
ste schooljaar in de St. Aloysiusschool te Over
veen. 't Was heusch geen geringe opdracht, die
Rector Vlaar te vervullen kreeg! Maar met Hol-
landschen durf aanvaardde hij z'n ambt. En met
taaie Hollandsche volharding heeft hij 10 jaar
lang onverpoosd gewerkt. Welke succes hij door
z'n vaderlijke goedheid en z'n priesterlijk voor
beeld wist te boeken, wordt bewezen door de on
verdeelde sympathie van leeraren en leerlingen.
Niet voor niets hoorden wjj hem meermalen in
de wandeling betitelen „die goede Rector Vlaar".
Is het wonder, dat Rector Vlaar, behalve voor
z'n jongens, voor vele anderen 'n vraagbaak is
geworden? Al houdt de zorg voor z'ri school en
een groote bescheidenheid hem meestal op den
Zijlwèg terug, toch is dr. Vlaar ook in de Ka
tholieke zoowel als niet-Katholieke Haarlemsche
samenleving een bekende en graag geziene
figuur."
Ook den conrector, den alom geachten en
beminnelljken pater Esser (de voetbalvader!)
wordt hulde gebracht.
En tenslotte bevat dit jubileumnummer „Tolle
Lege" (de naam „Neem en Lees" is hier wel
zéér toepasselijk!) nog allerei aardige schetsen
over Paganini, „De Dirigent" van G. Bomans,
„Stukjes uit een Reisdagboek" van J. Castelein,
„Boeken" van P. Kraakman, een „Recruten-
schets" van P. Krouwels, „Ontmaskerd" van
J. Polman, „Catacomben" van Botter, „Zwer
versnacht" van Heirman, en nog eenige zeer
mooie stukjes poëzie, die wel bewijzen, dat
onder de Lyceïsten litteraire talenten schuilen.
Een zeer mooi nummer 1
Er is volgens het „moderne" vakblad ..De
Fabrieksarbeider" mitsgaders ook vol
gens de bladen der roode arbeiderspers
iets heel onbehoorlijks gebeurd:
„Twee jaar geleden reeds opperde het bestuur
van de Nederlandsche vereeniging van fabriek
arbeiders het denkbeeld, door het voorradige
aardappelmeel uit de markt te nemen, de aard-
appelmeelindustrie een steun in den rug te
geven. Op 4 October jJ. zond dezelfde organisa
tie een uitvoerig adres over dezelfde aangelegen
heid aan de regeering, omdat was gebleken, aat
de regeering met haar steunmaatregelen blijk
baar den door de organisatie reeds twee jaar
geleden aangewezen weg insloeg. Dat viel al
thans op te maken uit een destijds vers-menen
persbericht, waarin ook werd gesproken van een
bijeenkomst van belanghebbenden die plaats
zou vinden. Dies vroegen de fabrieksarbeiders,
belanghebbenden in optima forma, tot die be
spreking mede te worden uitgenoodigd.
Naar „De Fabrieksarbeider" thans meedeelt,
is op dij; verzoek op 1 November jJ. een afwij
zend antwoord ontvangen: de bedoelde bijeen
komst was reeds op 17 October gehouden en
verschillende sprekers hadden daar de belangen
der arbeiders naar voren gebracht. En voor een
nabespreking was geen reden.
De redactie noemt dit antwoord onbehoor-
I ij k. Het verzoek werd gedaan op 4 October.
De vergadering had plaats op 17 October. Het
afwijzend antwoord komt op 1 November. Om
een nabespreking was niet gevraagd. Gevraagd
was medezeggenschap bij het bepalen van de
rechten der arbeiders, werkzaam in de betref
fende industrie. Maar dat wenschte men niet.
Bij de subsidie-verdeeling kon men de arbeiders
niet gebruiken en daartegen maakt de Neder
landsche vereeniging van fabrieksarbeiders zeer
terecht ernstig bezwaar.
Men ziet, praten over medezeggenschap is
makkelijker dan haar toepassen."
Om nog duidelijker het „onbehoorlijke" in
een scherp daglicht te stellen, liet de redactie
der arbeiderspers aan al dit klagelijks de vol
gende beschouwing voorafgaan:
„Praten over medezeggenschap is heel wat
anders dan die medezeggenschap toepassen.
Onze christelijke regeering dient, daarvoor toe
gejuicht ook door de confessioneele vakbeweging,
een wet in op de bedrijfsraden, welke wet ten
doel heeft, den werknemers althans een heel
klein begin van medezeggenschap te geven.
Maar als dezelfde regeering voor de practijk
wordt gezet, dan handelt ze vlak tegen, wat die
nieuwe wet bedoelt, in."
Wat zegt u nu wel van zóóveel onbehoorlijks!?
De redactie van de roode pers, die haar
lezers blijkbaar kent en dus wel weet, dat ze.
ondanks al hun verlichtheid en bewustheid, zich
strijk en zet door hun journalistieke voorlich
ters laten bedotten, de redactie van de roode
pers ziet er geen been in, de medezeggenschap,
welke in de Bedrijfsradenwet bedoeld wordt, op
een lijn te stellen met wat deze teleurgestelde
arbeiders verlangden; noch ook schrikt de
redactie ervoor terug, den minister te verwijten
datgene, waaraan de directie der roode arbei
derspers zich in ieder geval in nog veel hevigere
mate schuldig maakt.
In S. D. A. P.-sche kringen bestaat groot
geheibel over het feit, dat de arbeiderspers de
bij haar ingevoerde „medezeggenschap" tot je
reinste paskwil gemaakt heeft: de arbeiders
hebben daar niets „mede" te „zeggen" en voe
len, dat zij door hun eigen propagandisten, die
het voorbeeld moesten geven, deerlijk bedrogen
zijn.
De roode pers moest over medezeggenschap
niet meer durven kikken!
Belangrijke Kunstveiling onder leiding van
den Velschenschen notaris G. D. Boerlage!
Langzaam vult het zaaltje van het veilings
gebouw aan de Nieuwe Gracht 74 zich met be
langstellenden. Op een met jute overtrokken
verhooging is een klein schilderstukje geëxpo
seerd, dat door voetlicht beschenen wordt.
Achter een tafel steken de ruggen van stoe
len omhoogZoo dadelijk zullen notaris en
afslager hier plaats nemen. Nonchalant ligt
daar de gele hamer, wachtend op den eersten
tik bij deze schilderijenveiling.
„Armoedsbeeld der rijken, zoo'n verkoop,"
merkt een bejaarde heer terloops op, „en daar
bij talent en ellende van een stelletje schilders,"
vult een bleek, doch door zijn kleeding artistiek
uitziend jongmensch bitter aan.
Met het kleine belichte interieurtje van de
Booy's wordt de reeks geopend.
,,Acht gulden" is de inzet. „Het lijstje alleen
is meer waard," mompelt de notaris voor zich
zelfDoch méér dan twaalf gulden kan het
stukje niet halen.
Een partij kleine werken van Rustenhoven.
Berendsen, Bannenberg en anderen, varieert in
verkoopprijs van 20 tot 25. In vlug tempo
plaatsen de aandragers telkens een nieuw ta
bleau op het podium en steeds werpt het voet
licht zijn stralen op een Stadsgezicht, Land
schap, Meisjeskop of Avondstemming
De interesse der aanwezigen gaat sterk uit
naar den verkoop van de werken van oude
meesters.
Met een Stadsgezicht van Gerrit Berckheyde
wordt het eerste stuk dezer serie verkocht voor
725. Dan legt een makelaar voor 570 beslag
op een „Stilleven" van Ambrosius Bosschaart.
„Bloemen" van Pieter van Breughel wordt voor
600 opgehouden. Een werk van den Haarlem-
schen meester Cornelus Decker gaat voor 490
onder den hamer door.
Het meesterstuk „Jongensportret" van Carl
Pabritius brengt 2900 op.
3000 is de waarde" zegt de notaris bij een
Duinlandschap" van Jan van GoyenBij
950 valt de beslissende slag
Het hoogtepunt van deze veiling komt, als het
doek „Een Oude Man" van Rembrandt aan de
beurt isNa wat bieden, wordt het ten slotte
voor 8.500 opgehouden.
„De Watermolen in bergachtige Streek", van
Jacob van Ruysdael wordt verkocht voor 1125.
terwijl een Kerk-Interieur van Emanuel de
Witte J 11.50 kan gelden.
Andere werken van bekende meesters als Van
Ostade, David Teniers, Simon de Vlieger wor
den alle opgehouden.
Van de moderne schilderijen brengt een
werkje van K. Bisschop 160 op en worden de
doeken „Aan het Meer" en „Zomermorgen" van
den onlangs overleden schilder Com. Kuiper
verhandeld voor respectievelijk 90 en 85.
Gaandeweg wordt de belangstelling minder
en wanneer er als finale eenige karpetten wor
den verkocht, is het zaaltje nagenoeg leeg....
Op een handkarretje buiten bedekken twee
mannen zorgvuldig met molton-dekens enkele
schilderijenAls het zacht begint te regenen,
rollen de wielen, van het wagentje over de brug.