IN EN OM HAARLEM Prikkeldraad Het R.K. Lyceum te Haarlem Begrootingsbekandeling 9HI Iv Onbehoorlijk DONDERDAG 24 NOVEMBER UIT DEN GEMEENTERAAD DE NATUUR IN WINTERKLEED ONBEKENDE MAN AANGEREDEN De auto reed door ALWEER EEN KERK Door inbrekers bezocht Voedselzoekende wilde zwijnen in de sneeuw HET VERVOERVRAAGSTUK IN NEDERLAND Lezing Prof. Veraart BESTAAT ÏO JAAR In de tien jaren is het Lyceum tot een groote school uitgegroeid en nog iederen nieuwen cursus klimt het aan tal leerlingen Jubileumnummer van „Tolle Lege" Hl Rector drs. N. Th. Vlaar 5 September 1922 Uitbreidingen Oude schilderstukken onder den hamer Een Rembrandt opgehouden iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiimiiiiiimiiimimiiimi 11iiinijn iiiiiiiiii m im m minimin minimi urn minimi in urn li li nnniijnmmmnnmnnmmmmmmnnmnmmnnmmnmnmmmnmnnmmm Gisteren is de gemeenteraad in een middag en avondvergadering begonnen met de behandeling van de gemeentebegrooting Voor het jaar 1933. De eerste dag van deze „Haarlemsche Zes- daagsche" (wij vergaderen deze week drie dagen en de volgende week nog drie) heeft niet veel Verandering gebracht in de positie der ver schillende partijen. De fracties hebben één, sommige twee, renners in de baan gestuuru, maar het was nog niet veel meer dan een ver kennen van elkanders krachten. De ronden sullen straks bij de replieken gewonnen moeten borden. De lezer, die uit deze vergelijking conclu deert, dat bij de algemeene beschouwingen in hoofdzaak de partijpolitiek aan het woord is ge feest, heeft gelijk, zoodat de wethouders, die hun begrootingen hebben te verdedigen, maai velden aanteekeningen behoefden te maken en critiek op de eigenlijke begrooting dus maar sporadisch werd vernomen. De komende Kamer- Verkiezingen maken dezen gang der debatten ver klaarbaar, en hij was klaarblijkelijk ook voor zien door den voorzitter, want deze liet de hee ren, behoudens een enkelen waarschuwendeu hamertik, rustig begaan. Het was vooral de S.D.A.P., die aan de critiek Van verschillende sprekers werd onderworpen. Soodat de heer Reinalda niet geheel ten on rechte kon verklaren, dat het wel leek alsof biet het beleid van B. en W„ maar dat van de S.D.A.P. werd besproken. Toch was dit maar Schijn, want het toeval wilde, dat niet de 5.D.A.P. het eerst aan het woord kwam in hat geval zou zij zeker haar critiek op het be leid van B. en W. niet gespaard hebben maar de heeren Castricum van de R.K., de heer Boes van de Vrijzinnig-dem. en de heer bolzak van de Anti-Rev. fracties. En dezen hamen de algemeene beschouwingen te baat °m de aanvallen, die de S.D.A.P. in den loop Van het jaar pleegt te doen op het College van 6. en W. en op de partijen, die dit beleid steu- hen, onder handen te nemen. Wij kunnen er hiet aan denken, zeide de heer Castricum, tel kens eiken aanval te pareeren, maar zoo ééns m het jaar. is dat toch wel goed. In het bijzonder werd natuurlijk de stelsel matige en, in vergelijking met wat haar partij- Senooten in andere steden doen, inconsequente °Ppositie van de S.D.A.P. gelaakt. Zoowel door hen heer Castricum als door den heer Wolzak eh den heer Boes en later door de heeren Van Santé van den V.B. en den heer Visser van de Christ.-Hist. Unie, werd haar afstemmen van alle bezuinigingsvoorstellen onjuist genoemd en hl strijd met het algemeen belang der Haar lemmers. Een beroep werd op de S.D.A.P. ge- haan om dat standpunt te laten varen. Zij het telkens in andere woorden, werd door alle spre kers verklaart!, dat de S.D.A.P. in den Raad niet hl een uitzonderingspositie wordt gedreven daarover zij zich meermalen heeft beklaagd hiaar dat zij zich zelve in een uitzonderings positie plaatst. De heer Reinalda zette hiertegenover, dat de haarlemsche S.D.A.P. zelfstandig haar verlan- ®ens naar voren wil brengen en, als zij geen Sdijk krijgt, geen compromis wenscht aan te &aan, maar haar standpunt handhaaft. Op niet, onvermakelijke wijze toonde de heer mr. Van Dam echter aan in een speechje, waarmede hij, haar onze meening het classement van dezen aorsten dag won, hoe inconsequent de S.D.A.P. a?ch daarmede soms aanstelde. Hij citeerde no llen uit den Raad van Almelo waar de soc- hem. op precies dezelfde motieven en bijna in hezelfde bewoordingen afschaffing van over- tallige leerkrachten bij het onderwijs bepleitten als hier door de rechtsche fracties en de Vrijz. Dem. was gedaan voor bezuiniging bij het voor bereidend onderwijs. Hij zeide ook de syste matische afzijdigheid van de S.D.A.P., die hij Ihalificeerde als demagogie, verklaarbaar te achten. De S.D.A.P. heeft zich aangediend als aan revolutionnaire partij, verklaarde hij. Zij beeft immer beweerd, dat het socialisme in de lijn der ontwikkeling ligt en vanzelf zal komen eh dan is het moeilijk, als blijkt, dat die ont wikkeling in andere richting gaat, om de massa, die men met dat vooruitzicht heeft gepaaid, achter zich te houden. Als die massa ziet, dat bet beloofde niet komt, rijst een deel daarvan 'h verzet en roept om revolutie als de evolutie bet verlangde niet brengt. En in die omstandig heden is het begrijpelijk, zeide hij, dat de S.D.A.P., bezorgd om de massa achter zich te houden, medewerking met andere partijen mer eenige aarzeling beschouwt. Maar de daaruit Voortvloeiende demagogie is voor de S.D.A.P. 2cer moeilijk. De S.D.A.P. krijgt in den heer Van Dam langzamerhand een lastigen opponent. Hij gaf °ok een soort beginselverklaring van de Vrijz. Dom. partij. Doordat de andere partijen, waar- aohijnlijk zwijgend refereerende aan dergelijke Verklaringen in vorige jaren afgelegd, dat niet hadden gedaan, kreeg zijn redevoering hiermede ®en bijzonder tintje. Zij werd een lofzang °P het ook door ons gehuldigde solidarisme en aóó vriendelijk, dat de argelooze toehoorder bijna de conclusie zou kunnen trekken, dat de katholieken en Anti-Revolutionnairen best het Programma der Vrijz. Dem. kunnen onderschrij- Ven. En inderdaad het is bekend vinden ho Katholieken in de programma's der Vrijz- Dem. uitdrukkingen, die ook zij gebruiken o.a dat de Overheid in den staat eerst dan moet bigrijpen als het particulier initiatief onvol doende is en dat men zich schrap dient te zet ten zoowel tegen het individualisme der libe ralen als tegen het communisme der socialisten, klaar er blijft toch altijd een groot verschil °ver tusschen de rechtsche groepen en de Vrijz. Dem. Immers terwijl dIe erkenning van de Private activiteit bij de V.D. steunt op de Staatswet, is zij volgens ons gegrond op het Natuurrecht. Voor ons is zij dus principieel, Voor de V.D. heeft de private werkzaamheid hechts bestaansrecht omdat en zoolang de Staat het wil. De heer Van Dam vond in Qua- dragesimo Anno, waarheen de heer Castricum bad verwezen, vele punten, waarop met de V.D. kon worden samengewerkt. Hij prees ook de bedrijfsorganisatie. De heer Castricum in antwoord op klach ten van de S.D.A.P. erkende, dat er samen werking in dezen Raad bestaat tusschen de rechtsche groepen en de Vrijz.-Dem., maar ont kende, dat daaromtrent een afspraak was ge maakt en liet uitkomen, dat deze samenwer king voor de rechtsche groepen berustte op godsdienstige overwegingen en wat de V.D. be treft op de omstandigheid, dat de financieele politiek van wethouder Slingenberg de instem ming heeft der rechtsche groepen, omdat die politiek door haar in het belang der gemeente wordt geacht. Vele sprekers brachten hulde aan dat financieel beleid. Hulde werd ook gebracht aan B. en W. voor hun krachtig optreden tegen revolutionnaire woelingen, maar spijt werd betuigd door de heeren Castricum en Visser, dat de zooge naamde stucadoorsrelletjes dezen zomer niet strenger zijn onderdrukt. Het gaf den heer Castricum, die in vroeger jaren tegen het sub sidie aan de Burgerwacht heeft gestemd aan leiding tot deze merkwaardige verklaring: ik heb vroeger tegen dat subsidie gestemd, omdat ik vreesde, dat de Burgerwacht zou worden ge bruikt tegen rechtvaardige stakingen, maar als ik zie, dat de politie niet bij machte is om in wettige gevallen de rechten van een deel der burgers te handhaven, dan zou ik, als er weer een voorstel was om de Burgerwacht te subsi dieeren, nu mijn stem daaraan geven. Wel trachtte de heer Reinalda de stucadoorsactie goed te praten, maar daarin slaagde hij, naar onze meening, niet. Hij was wat dit punt be treft wat onduidelijk en scheen „een beetje revolutie" als veiligheidsklep voor het overkropt gemoed van ontevredenen niet verwerpelijk te achten. Misschien dat deze kwestie in den loop der debatten nog wordt opgehelderd. Verschillende sprekers hadden het over de werkloosheid en over de middelen om aan die ellende tegemoet te komen. Een groote ge neigdheid kwam hier tot uiting voor het uit voeren van groote werken. Door een ambtenaar in Den Haag is in dit verband gesproken over het aanleggen van een rioleeringsstelsel in Haarlem, maar de heer Reinalda toonde de voorloopige onmogelijkheid daarvan aan. Het zou niet alleen twee a drie millioen kosten, zeide hij, maar de geleerden zijn het op dit oogenblik nog niet eens over de vraag waar het riool op zou moeten uitloozen. Op het iJsselmeer? Of in de Noordzee bij Zandvoort? Van „Zandvoort aan de Zee" zou dan niet vee) meer overblijven, meende de heer Reinalda en hij kan het weten, want tijdens zijn wethouder schap heeft hij die zaak deugdelijk bestudeerd. Het is een moeilijk vraagstuk, die werkloosheid, maar alle sprekers waren voor de grootst moge lijke tegemoetkoming en bijna allen waren tevreden alleen de heer Peper niet over het ten dezen door B .en W. gevoerde be leid. Velen vroegen ook inlichtingen over de door Haarlem aan Heemstede te betalen schadeloosstelling. De heer Reinalda verzeker de, dat hij op dit punt geheel aan de zijde van den wethouder van financiën staat. Alléén als Heemstede blijvende schade van de annexatie zou ondervinden dat is echter z.i. niet het geval zou er vergoeding kunnen worden ge geven. Ook over de subsidies werd gesproken. De meeste spreker vonden de verlagingen door B. en W. toegepast te scherp en tot onze vreugde verklaarden velen, o.m. de heeren Castricum en Van Dam, dat zij tegen verlaging van het subsidie aan de H.O.V. zijn. De heer Van Santé had de subsidies voor de, zooals hij ze noemde sectarische, vereenigingen, gaame lager gezien. Een geluid, dat wij sinds jaren niet meer uit den mond van Vrijheids- bonders in onzen Raad hebben vernomen. Het is te hopen, dat deze mentaliteit van voorbij- gaanden aard is, maar de rechtsche partijen zijn overigens voor dergelijke opvattingen niet bang; zij hebben in den strijd daartegen jarenlange oefeningen achter zich. De heer Castricum, die namens de Katholieke fractie de gemeente-politiek verdedigde, zette nog uiteen, dat een katholiek geen lid van de S.D.A.P. kan zijn, wat later de heer Wester- veld hem met niet bepaald gloednieuwe argu menten bestreed. De heer Castricum verdedig de ook werkverruiming en wees als maatregel op de invoering van de 40-urige werkweek. Om te beginnen zou te overwegen zijn twee uur per week minder te laten werken. Maar de heer Reinalda vroeg hem of dit met behoud van hetzelfde loon moest zijn en bij een eventueel bevestigend antwoord wenschte hij te wijzen op de moeilijkheden, die daaruit kunnen voort vloeien voor concurrentie voor het buitenland. Z.i. is het een kwestie, die internationaal moet worden geregeld. De heer Hoes vreesde, dat de toekomst met te groot optimisme wordt bekeken door B. en W. en vroeg wat er gedaan zal worden als de goede verwachtingen die zij hebben niet wor den vervuld. Ongeveer diezelfde vraag werd ook gesteld door de heeren Van Santé en Wol zak. De heer Wolzak vroeg inlichtingen over het Grondbedrijf evenals de heer Westerveld, die ook na eenige opmerkingen over cijfers der begrooting maakte. Wij komen hier op terug als de wethouder heeft geantwoord. Behalve de genoemde heeren voerden nog het woord de heer Peper, die het voor zijn doen heel kalm deed, al werden wij onthaald op een cursus in economie, zooals hij die apprecieert en de heer De Braai, die het standpunt der A.-R. inzake gemeentepolitiek uiteenzette. ■PHPw Dinsdagavond omstreeks 8 uur werd ter hoog te van den Warmonderdam te Sassenheim een tot nog toe onbekend persoon op den weg ge vonden. Hij bleek bewusteloos te zijn en ver toonde sporen van een aanrijding. Politie en geneeskundige hulp werden ontboden, waarna het slachtoffer per auto naar het St. Bernar- dus gesticht aldaar werd overgebracht, alwaar hij na anderhalf uur overleed. Het is vermoe delijk een liedjeszanger, of liedjes-venter. Omtrent de auto, die de aanrijding veroor zaakte, is niets bekend. Nader vernemen wij, dat het slachtoffer van de aanrijding is de gepensionneerde Oost-Indi sche militair, Sietse de Haan. HU was gedomili- seerd te Akkerwoude (Pr.). S. de H. was den laatsten tijd liedjes-venter. Hedennacht hebben dieven door het indruk ken van een serre-ruit, zich toegang verschaft tot de kerk en pastorie te De Kwakel. De kas ten werden opengebroken en de offerblokken geleegd. Voorts wordt eenig huishoudgeld ver mist. De politie stelt een onderzoek in. Woensdagavond heeft prof. dr. J. A. Veraart in het Kennemer Hotel te Beverwijk voor de Vereeniging voor Handel en Industrie aldaar een lezing gehouden over het vervoervraagstuk in Nederland in verband met de tekorten bij de Nederlandsche Spoorwegen. Na een inleidiend woord van den voorzitter, den heer P. A. van Loenen, begon prof. Veraart zijn causerie met te constateeren, dat het ver voervraagstuk een vraagstuk is van zeer lan gen duur. Sinds de groote veranderingen in de techniek is het eigenlijk voortdurend aan de orde geweest. Reeds in het begin van de 19e eeuw was dit het geval, toen er groote aan dacht bestond voor den aanleg van den spoor weg. De menschen van onzen tijd zullen met oen glimlach de discussies lezen, toenmaals in ons Parlement gehouden over de invoering van het spoorwegverkeer. Men noemde het een ge vaar en een „ellendige liefhebberij van nieuw lichters, die het slecht begrepen hadden op de toekomst van ons Nederlandsche volk." In die dagen beschouwde mien den spoorweg als een soort gecompliceerde rutschbaan, waarin alleen een waaghals of een dwaas ging zitten. De komst van dien motor heeft geweldige veranderingen gebracht, waarvan in het begin de beteekenis is onderschat. Thans plukken we de eenig?,zins wrange vruchten vah het feit, dat de overheid het automobielvraagstuk zoo laks behandeld heeft, niettegenstaande zij in de eer ste jaren reeds gelegenheid heeft gehad zich met dit vraagstuk te bemoeien. In dit verband herinnerde spr. aan een in 1912 verschenen dissertatie, waarin het vraag stuk in al zijn onderdeelen is behandeld. De kerngedachte van dit vej-nuftig geschrift is de combinatie van vervoermiddelen, waarbij het spoorwegverkeer in ons land beteekenis zou hebben op lange afstanden, terwijl het vervoer op kleine afstanden overgelaten zou moeten worden aan het automobielverkeer. Destijds heeft men deze gedachte niet aanvaard of niet willen aanvaarden. En toch zouden naar spr.'s meening in de afgeloopen 20 jaren tientallen van millioenen voor onze schatkist en daarmede voor onze nationale welvaart hadden kunnen worden bespaard. Natuurlijk had men deze gedachte niet critiekloos behoe ven te aanvaarden. Men had haar kunnen be- studeeren, verbeteren om het beste er uit te nemen. In ieder geval had men toch de grond gedachte kunnen overnemen om een goed ge leid en goed geoutilleerd verkeer van goederen en personen op te bouwen. Instede hiervan is men op een zeer eigenaardige wijze te werk ge gaan. Terwijl zulk een ontzaglijk kapitaal belegd is in het spoorwegbedrijf, waaraan groote so ciale belangen annex zijn, en terwijl deze ka- pitaallast op de gemeenschap drukt, heeft de regeering, toen reeds bleek, dat het autover keer zich een weg baande, zich met geweld in dit verkeer doorgedrongen en een onmetelijk kapitaal in het wegenplan vastgelegd. Spr. dacht er niet aan om dit wegenplan af te bre ken, maar hij achtte het toch curieus, dat het geschied is, totaal los van dien geweldigen last van het spoorwegwezen. De Staat heeft ten op zichte van den spoorweg groote lasten te dra gen. Deze lasten zijn door de regeering welbe wust vergroot door de voordeelen, door haar aan het automobielwezen gegeven. Het bleek, dat tusschen een en ander het verband abso luut niet werd gelegd. We hebben nu een chaos op verkeersgebied, waar de overheid voor een belangrijk deel schuld aan is. Hierbij staan twee groote belangen tegenover elkaar, n.l. de wenschen van het publiek tegenover de ontzag gelijke belangen, welke de Staat heeft bij het spoorwegverkeer. Spr. wilde ook opbouwende critiek geven. En dan meende spreker, dat het vervoervraagstuk geen vraagstuk is,, waarbij men het particulier initiatief zijn gang kan laten gaan. Spr. was voor „planwirtschaft" om langs den weg der instelling van een vervoerraad eenheid te brengen in het goederen, en menschenverkeer. Men zal moeten probeeren om door combinatie één plan op te stellen, dat de aandacht van de verschillende vereenigingen moet en zal heb ben, om ten slotte in het Parlement te komen, dat een departement moet instellen, waaronder het spoorweg- en autobusverkeer, de binnen scheepvaart en het luchtverkeer zullen ressor teeren. Spr. verwacht hiervan op den duur ge weldige bezuinigingen. Wat niet noodig is moet worden afgesneden. Hierbij dacht spr. aan som mige provinciale tramlijnen. In het vervoersplan zal de binnenscheepvaart in haar geheel moeten worden betrokken. Op dit terrein bestaat een breidelooze chaos. Dit onderdeel van het vervoerwezen is in handen van iedereen, die maar een schuit onder z'n voeten kan krijgen. Er bestaat een teveel aan niet volbelast verkeer. Hoewel rekening dient te worden gehouden met de rechtvaardige eischen van het publiek, toch geloofde spr. niet, dat aan eiken eisch van het publiek voldaan moet worden. Het is onjuist om overal, waar dat gevraagd wordt, maar met een lijn te beginnen, zonder reke ning te houden met de economische zijde van de zaak. Naast de belangen van het publiek moeten ook de economische belangen ontzien worden. Spr. betoogde tenslotte, dat verband dient gelegd tusschen het wegenplan en den spoor weg. Mlen moet niet alles van den spoorweg af tappen en den Staat met de afbraak laten zit ten. De spoorweg blijft ten slotte een onmisbaar vervoermiddel, al is het dan ook niet op elk traject. Het R.K. Lyceum bestaat 10 jaar! Een vreugdemare voor de vele leerlingen, oud-leer lingen, vrienden en belangstellenden, die het R.K. Lyceum van de Paters Augustijnen zich in den loop der jaren verworven heeft. Nog pas gaven wij een overzicht van het leerlingental, waaruit bleek, dat het Lyceum in September 1932 (den aanvang van het nieuwe schooljaar) al weer 25 leerlingen meer telde dan in Mei 1932 en 29 meer dan in September 1931. Hieruit blijkt wel hoezeer het onderwijs op het Lyceum (de hoogste roem van elke school!) gewaardeerd wordt. Trouwens men denke hier slechts aan de leeraren, die de doctorsbul verwierven. Het spreekt wel vanzelf, dat het Lyceïsten- blad het lustrum niet onopgemerkt laat voorbijgaan. Het is er speciaal voor in een heel artistiek kleedje gestoken en verlucht met talrijke photo's, o. a. van pater rector Vlaar, pater prior Esser, en groepsfoto's van leeraren. Pater rector drs. N. Th. Vlaar schrijft zelf een overzicht over de afgeloopen 10 jaren, waaraan wij het volgende ontleenen: In tien jaren is ons Lyceum tot een groote school uitgegroeid, en nog iederen nieuwen cursus klimt het aantal leerlingen. Op 7 Augustus anno 1922 betrad ik den Overveenschen bodem in gezelschap van Br. Alexis (intusschen van ons heengegaan); Pater Prior Esser kwam eenige dagen later. Wij werden villa-bewoners; in een tamelijk groot wit-bepleisterd huis, gelegen aan de Ramplaan, namen we onzen intrek, maar dat was niet zoo eenvoudig, want de meest elemen taire dingen op het gebied van huishouding ontbraken ons. Door de lieve zorgen van mijn onvergetelijke Zus z.g. was dat hu'shoudpro- bleem in enkele dagen zeer eenvoudig en toch volkomen bevredigend opgelost. 7 V Het eerste schooljaar werd geopend met een plechtige H. Mis ter eere van den H. Geest in de parochiekerk te Overveen. Leeraren en leer lingen waren voltallig aanwezig. Daarna was er bijeenkomst in de gymnastiekzaal van de St. Aloysiusschool te Overveen. De klassen wer den ingedeeld, en.het werk begon in de sfeer van de grootste intimiteit, waartoe het aantal en de geheele entourage aanleiding gaven. Het Kerkbestuur van Overveen was zoo welwillend de bovenverdieping van de St. Aloysiusschool aan ons af te staan, zoodat wij een eigenlijken noodtoestand nooit hebben gekend. Zelfs waren we een miniatuur-docentenkamer rijk, en de koffie in het vrije kwartier (gebruikelijk op de Augustijnerscholen!) ontbrak zelfs niet op den eersten schooldag, 5 September 1922. Op 25 November 1922 vierde het Lyceum zijn eerste St. Catharinafeest. Prof. Antonini heeft ons in den namiddag vermaakt met zijn on uitputtelijke goocheltoeren ende Lyceum voetbalclub „Alliance" werd opgericht. De groen-zwarte sportkleeding werd uitgedeeld, en 1 twee elftallen werden gevormd. De club heeft zijn roem in den loop der jaren door Haarlem rondgedragen. Bekers en medailles prijken als zoovele zegeteekenen. Het ligt voor de hand, dat er in dezen crisistijd ook een clubcrisis moest komen; deze is gekomen, maar de oplossing kwam spoedig, en Alliance is weer aan hqt werk geslagen met frissche levens kracht. Toen de Paaschvacantie van het jaar 1923 aanbrak, moest er een verhuizing plaats heb ben van de Aloysiusschool naar het nieuwe Lyceumgebouw aan den Zijlweg. Dat was weinig omslachtig, want al wat we bezaten aan leer middelen en schoolversiering, werd op karretjes geladen en de jongens zorgden zelf voor het transport. Na de Paaschvacantie ging het groote gebeu ren, de inzegening van het Lyceumgebouw. Deze plechtigheid had plaats op 12 April onder enorme belangstelling. Z. D. H. Monseigneur Callier heeft, na het opdragen van een H. Mis in de parochiekerk te Overveen, de inzegening verricht. Het schoolleven zocht zijn aanpassing aan de nieuwe omstandigheden; een groot gebouw met weinig menschen; de knusse verhoudingen op de St. Aloysiusschool werden nog dikwijls met weemoed herdacht, en de oud-leerlingen van 1922 kunnen zelfs nu nog met smaak verhalen over dien prettigen tijd. Intusschen ging het onderwijs zijn gewonen gang, toch niet zonder stoornis, want naast het Lyceum waren de heiploegen, de timmerlui en de metselaars in volle actie, om het aanzijn te geven aan een miniatuur-klooster, dat huisves ting zou moeten bieden aan de reeds aanwezige paters en broeders met open ruimte voor de medebroeders, die in de toekomst hier him werkkring zouden vinden. Per 1 Augustus verliep de huur van de „Witte Villa" op de Ramplaan, en op 2 Augustus werd het klooster ingezegend. Het schooljaar 19231924 nam een aanvang onder nieuwe omstandigheden. De plechtige opening van het schooljaar had plaats in de Kathedraal te Haarlem; dit behoort tot een der tradities van de school. Ook was de afdeeling Gymnastiek nu geopend, een feit van groote beteekenis voor de ontwikkeling van het Lyceum. Geleidelijk ontwikkelde zich nu het onder wijs, het getal leerlingen nam snel toe, en on gemerkt stonden we voor het eerste eind examen H. B. S. in Juli 1926. De eerste afge studeerde van deze groep 1926 is drs. C. A. Spierenburg, leeraar aan het R.K. Lyceum te Alkmaar. Voor de lezers van Tolle Lege mag "net niet onopgemerkt blijven, dat de tegen woordige omroeper van den K. R. O., Pr. Nieuwenhuys, toen ook een der gelukkige be zitters van het einddiploma geworden is. In het jaar 1927 moest het Lyceum een nieuwen vuurproef doorstaan, want het eerste eindexamen Gymnasium was aan de orde. Het jaar 1927 was weer een jaar van uit bouwen in letterlijken en wetenschappelijken zin. De behoefte aan een Litt. Oec. Afdeeling (H.B.S. A) werd steeds dringender gevoeld, maar met het stichten van' deze afdeeling ging noodzakelijk gepaard een uitbreiding van het Lyceumgebouw, terwijl ook de tijdelijke hulpkapel het getal leerlingen niet meer kon bevatten. Dit alles is er gekomen; we openden het schooljaar 19271928 met de litt. oec. afd. klasse 4 A. Op 28 October 1927 had de inzegening van de nieuwe lokalen plaats. Door deze frontuitbrei ding heeft het gebouw veel aan aanzicht ge wonnen, terwijl we een nieuwe docentenkamer en 5 klasselokalen rijker waren geworden. Op 8 December van het jaar 1927 ging ook de vurige wensch om een nieuwe Lyceumkapel in vervuling. De Priesters van de stad Haarlem en de om geving voegden zich bij de Docenten en Lyceïs- ten, om de plechtige inzegening mee te vieren. Nog één novum op onderwijsgebied hadden we te ondergaan, n.l. het eerste eindexamen H.B.S. A., en dan zouden we behooren tot de rij der volwaardige Lycea. Dit geschiedde in het jaar 1929. We begonnen met 45 leerlingen en we tel len er nu 265. Na dit gedegen artikel van den hoogbegaafden rector van het R.K. Lyceum, wijdt de redac tie ook eenige gevoelvolle woorden aan den rector zelf. Zij schrijft daarover o. a.: „Nauwelijks tot Rector benoemd in Mei 1922 of reeds dezelfde maand hield hij 's Zaterdags zitting in de R.K. school aan de Cruquius- straat voor het inschrijven der eerste leerlin gen. En 5 September reeds opende hij het eer ste schooljaar in de St. Aloysiusschool te Over veen. 't Was heusch geen geringe opdracht, die Rector Vlaar te vervullen kreeg! Maar met Hol- landschen durf aanvaardde hij z'n ambt. En met taaie Hollandsche volharding heeft hij 10 jaar lang onverpoosd gewerkt. Welke succes hij door z'n vaderlijke goedheid en z'n priesterlijk voor beeld wist te boeken, wordt bewezen door de on verdeelde sympathie van leeraren en leerlingen. Niet voor niets hoorden wjj hem meermalen in de wandeling betitelen „die goede Rector Vlaar". Is het wonder, dat Rector Vlaar, behalve voor z'n jongens, voor vele anderen 'n vraagbaak is geworden? Al houdt de zorg voor z'ri school en een groote bescheidenheid hem meestal op den Zijlwèg terug, toch is dr. Vlaar ook in de Ka tholieke zoowel als niet-Katholieke Haarlemsche samenleving een bekende en graag geziene figuur." Ook den conrector, den alom geachten en beminnelljken pater Esser (de voetbalvader!) wordt hulde gebracht. En tenslotte bevat dit jubileumnummer „Tolle Lege" (de naam „Neem en Lees" is hier wel zéér toepasselijk!) nog allerei aardige schetsen over Paganini, „De Dirigent" van G. Bomans, „Stukjes uit een Reisdagboek" van J. Castelein, „Boeken" van P. Kraakman, een „Recruten- schets" van P. Krouwels, „Ontmaskerd" van J. Polman, „Catacomben" van Botter, „Zwer versnacht" van Heirman, en nog eenige zeer mooie stukjes poëzie, die wel bewijzen, dat onder de Lyceïsten litteraire talenten schuilen. Een zeer mooi nummer 1 Er is volgens het „moderne" vakblad ..De Fabrieksarbeider" mitsgaders ook vol gens de bladen der roode arbeiderspers iets heel onbehoorlijks gebeurd: „Twee jaar geleden reeds opperde het bestuur van de Nederlandsche vereeniging van fabriek arbeiders het denkbeeld, door het voorradige aardappelmeel uit de markt te nemen, de aard- appelmeelindustrie een steun in den rug te geven. Op 4 October jJ. zond dezelfde organisa tie een uitvoerig adres over dezelfde aangelegen heid aan de regeering, omdat was gebleken, aat de regeering met haar steunmaatregelen blijk baar den door de organisatie reeds twee jaar geleden aangewezen weg insloeg. Dat viel al thans op te maken uit een destijds vers-menen persbericht, waarin ook werd gesproken van een bijeenkomst van belanghebbenden die plaats zou vinden. Dies vroegen de fabrieksarbeiders, belanghebbenden in optima forma, tot die be spreking mede te worden uitgenoodigd. Naar „De Fabrieksarbeider" thans meedeelt, is op dij; verzoek op 1 November jJ. een afwij zend antwoord ontvangen: de bedoelde bijeen komst was reeds op 17 October gehouden en verschillende sprekers hadden daar de belangen der arbeiders naar voren gebracht. En voor een nabespreking was geen reden. De redactie noemt dit antwoord onbehoor- I ij k. Het verzoek werd gedaan op 4 October. De vergadering had plaats op 17 October. Het afwijzend antwoord komt op 1 November. Om een nabespreking was niet gevraagd. Gevraagd was medezeggenschap bij het bepalen van de rechten der arbeiders, werkzaam in de betref fende industrie. Maar dat wenschte men niet. Bij de subsidie-verdeeling kon men de arbeiders niet gebruiken en daartegen maakt de Neder landsche vereeniging van fabrieksarbeiders zeer terecht ernstig bezwaar. Men ziet, praten over medezeggenschap is makkelijker dan haar toepassen." Om nog duidelijker het „onbehoorlijke" in een scherp daglicht te stellen, liet de redactie der arbeiderspers aan al dit klagelijks de vol gende beschouwing voorafgaan: „Praten over medezeggenschap is heel wat anders dan die medezeggenschap toepassen. Onze christelijke regeering dient, daarvoor toe gejuicht ook door de confessioneele vakbeweging, een wet in op de bedrijfsraden, welke wet ten doel heeft, den werknemers althans een heel klein begin van medezeggenschap te geven. Maar als dezelfde regeering voor de practijk wordt gezet, dan handelt ze vlak tegen, wat die nieuwe wet bedoelt, in." Wat zegt u nu wel van zóóveel onbehoorlijks!? De redactie van de roode pers, die haar lezers blijkbaar kent en dus wel weet, dat ze. ondanks al hun verlichtheid en bewustheid, zich strijk en zet door hun journalistieke voorlich ters laten bedotten, de redactie van de roode pers ziet er geen been in, de medezeggenschap, welke in de Bedrijfsradenwet bedoeld wordt, op een lijn te stellen met wat deze teleurgestelde arbeiders verlangden; noch ook schrikt de redactie ervoor terug, den minister te verwijten datgene, waaraan de directie der roode arbei derspers zich in ieder geval in nog veel hevigere mate schuldig maakt. In S. D. A. P.-sche kringen bestaat groot geheibel over het feit, dat de arbeiderspers de bij haar ingevoerde „medezeggenschap" tot je reinste paskwil gemaakt heeft: de arbeiders hebben daar niets „mede" te „zeggen" en voe len, dat zij door hun eigen propagandisten, die het voorbeeld moesten geven, deerlijk bedrogen zijn. De roode pers moest over medezeggenschap niet meer durven kikken! Belangrijke Kunstveiling onder leiding van den Velschenschen notaris G. D. Boerlage! Langzaam vult het zaaltje van het veilings gebouw aan de Nieuwe Gracht 74 zich met be langstellenden. Op een met jute overtrokken verhooging is een klein schilderstukje geëxpo seerd, dat door voetlicht beschenen wordt. Achter een tafel steken de ruggen van stoe len omhoogZoo dadelijk zullen notaris en afslager hier plaats nemen. Nonchalant ligt daar de gele hamer, wachtend op den eersten tik bij deze schilderijenveiling. „Armoedsbeeld der rijken, zoo'n verkoop," merkt een bejaarde heer terloops op, „en daar bij talent en ellende van een stelletje schilders," vult een bleek, doch door zijn kleeding artistiek uitziend jongmensch bitter aan. Met het kleine belichte interieurtje van de Booy's wordt de reeks geopend. ,,Acht gulden" is de inzet. „Het lijstje alleen is meer waard," mompelt de notaris voor zich zelfDoch méér dan twaalf gulden kan het stukje niet halen. Een partij kleine werken van Rustenhoven. Berendsen, Bannenberg en anderen, varieert in verkoopprijs van 20 tot 25. In vlug tempo plaatsen de aandragers telkens een nieuw ta bleau op het podium en steeds werpt het voet licht zijn stralen op een Stadsgezicht, Land schap, Meisjeskop of Avondstemming De interesse der aanwezigen gaat sterk uit naar den verkoop van de werken van oude meesters. Met een Stadsgezicht van Gerrit Berckheyde wordt het eerste stuk dezer serie verkocht voor 725. Dan legt een makelaar voor 570 beslag op een „Stilleven" van Ambrosius Bosschaart. „Bloemen" van Pieter van Breughel wordt voor 600 opgehouden. Een werk van den Haarlem- schen meester Cornelus Decker gaat voor 490 onder den hamer door. Het meesterstuk „Jongensportret" van Carl Pabritius brengt 2900 op. 3000 is de waarde" zegt de notaris bij een Duinlandschap" van Jan van GoyenBij 950 valt de beslissende slag Het hoogtepunt van deze veiling komt, als het doek „Een Oude Man" van Rembrandt aan de beurt isNa wat bieden, wordt het ten slotte voor 8.500 opgehouden. „De Watermolen in bergachtige Streek", van Jacob van Ruysdael wordt verkocht voor 1125. terwijl een Kerk-Interieur van Emanuel de Witte J 11.50 kan gelden. Andere werken van bekende meesters als Van Ostade, David Teniers, Simon de Vlieger wor den alle opgehouden. Van de moderne schilderijen brengt een werkje van K. Bisschop 160 op en worden de doeken „Aan het Meer" en „Zomermorgen" van den onlangs overleden schilder Com. Kuiper verhandeld voor respectievelijk 90 en 85. Gaandeweg wordt de belangstelling minder en wanneer er als finale eenige karpetten wor den verkocht, is het zaaltje nagenoeg leeg.... Op een handkarretje buiten bedekken twee mannen zorgvuldig met molton-dekens enkele schilderijenAls het zacht begint te regenen, rollen de wielen, van het wagentje over de brug.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5