Een avontuur in de woestijn mëmI K- pftm *-4 I Jid vüAaal van den &a% aM» *3# GELUKKIGE REDDING DE TREIN ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Geen robbedoes ravot Zijn ROBINSONS kapot gezicht vlammende anjelier j r~~r f - r ipiliiiplll - VRIJDAG 25 NOVEMBER Raitha, van verraad verdacht, in handen der benden Het „happy-end" Het avontuur Verloving V. ff .Tv-ft y 1B1N S Woestijnbeeld: een „tank" om het water koel te houden HoIIandsche klompen maker in Amerika Een vak zonder concurrentie aiimiiiiiniMiiimm 1 Door de raampjes zitten-turen Naar de koeien op het land, Boeide vroeger nog de menschen s Meer dan 't lezen van de krant. i Ze genoten van de molens.... I Héél het landschap trok het oog Door de draden die bewogen, Eerst omlaag en dan omhoog. I 't Landschap was de éérste rolprent 1 En een ieder vond het fijn, i Dit te zien en dus te reizen, Fijn te reizen in een trein! Tegenwoordig wil men anders, Want een boemel maakt je ziek. Want het landschap is een rolprent, Echter.... zonder romantiek! Men wil méér, men wil beleven, f Dus per auto of per bus. Zelf chauffeeren, zachter zitten, Diep in kussens, lui en knus! Ook van huis tot huis gaat vlugger En je reist zooals je wilt, En een auto laat je stoppen Zonder dat de stoomfluit gilt! Dus de trein.... u kunt het lezen, Met het spoor gaat het verkeerd, s Sinds men vlugger en goedkooper Het per luchtband concurreert! 't Gaat te log en ambtenaarlijk, En de trekschuit van weleer, Dat schijnt thans de trein te worden Bij dit haastige verkeer. Door de mindere ontvangsten i Wordt het grapje zelfs ge-uit: In de plaats ook van vooruitgaan, Rijdt de trein thansachteruit! MARTIN BERDEN f (Nadruk verboden) HoIIywoods rijkste spelers Blind tengevolge van overspanning Schoonmaak Pech nemen, dat zijn hart ZOTiaet* verscheurde. In ver- i scheidene brieven had Jarenlang maagstoornissen wegens indigestie (Ingezonden mededeeling) AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON I Naar het Duitsch van Paul Oskar Hoecker 1 iiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiimiiiiiiuiiiiii u Wat was hü aardig, de oude man. Zün uiter (Wordt ver*0 Wie onzer heeft ooit gehoord van Siwaen Agourmy? Dit zijn namen van twee nederzettingen in de barre en onme telijke woestijnenvan Afrika, ongeveer drie honderd K.M. van de kust verwijderd. In deze nederzettingen zijn zoetwaterbronnen, zout en palmvruchten. Het is een paradijsje in de hel van de woesternij. Beide zijn zeer geliefde oases. Hier woont een meisje van nauwelijks zes tien, dat een groote reputatie onder de woes- tijnbewoners en vooral oase-bewoners geniet. Haar naam is Raitha, dochter van Ben Abd Arramans, een bekend geneesheer. Ook Raitha „doet" aan medicijnen en weet even goed als haar vader hoe zij een kogel verwijderen, een schotwond genezen en koortsen verdrijven moet. Zü en haar vader reizen honderden kilometers ver, om hun weldadige hulp te brengen aan alle stammen, die de woestijn bevolken. Zij zijn overal welkom en iedereen vertrouwt hen, om dat zij weten te zwijgen en de talrijke geheimen en veeten onder de diverse stammen trouw in hun hart bewaren. Raitha is een interessant meisje. Zij draagt naar woestijngewoonte een zilveren ring om haar hals, hetgeen beteekent, dat zij maagd is, hoewel zij reeds een leeftijd heeft bereikt, dat zij een huismoeder kon zijn. Maar zij bleef tot dusver ongehuwd, omdat zü nog niet wist te kiezen tusschen twee rijke jongelingen, zoons van machtige Sjeiks. Eens is een Europeesch journalist op bezoek geweest bij Raitha, toen zü in de nabijheid van haars vaders huis theevisite hield. Er was een groot gezelschap aanwezig en Raitha was een voortreffelijke gastvrouw. Daar werd verteld van de gevaren der woestijn, gevaren, die ook Raitha niet onbekend gebleven zijn. Zoo ge beurde het eens, dat Siwa en Agourmy in oor- tog kwamen om een zwart Arabierenmeisje. Raitha reisde in dien tijd naar het dorp Agour my om een zieke te bezoeken. Overal zag zij krijgsvuren en de jonge krijgers reden in wil den galop door het dorp, ten teeken, dat zij krijgszuchtig gestemd waren. Plotseling werd zij door een troep ruiters overvallen, toen zü op haar kameel voorbijtrok. De heeren, die een vijandigen troep hadden opgewacht, waren be drogen uitgekomen doordat de vijand hen had verslagen. Zij verdachten Raitha ervan, dat zij hen had gewaarschuwd en namen haar dus ge vangen, om haar te straffen voor de grootste misdaad, die men in de woestijn kan begaan: het verraad. Spoedig was het nieuws van Raitha's gevan genneming tot haar dorp doorgedrongen en van alle kanten kwamen de mannen en vrouwen toegeloopen, zelfs uit andere dorpen, om te zien hoe Raitha haar straf zou ondergaan. De straf van een verrader is voor den woestijnbewoner steeds een aangenaam, hoewel gruwelijk schouwspel. Haar vader intusschen kon onmo gelijk gelooven, dat zijn dochter inderdaad ver raad zou hebben gepleegd. Zoo stond het arme meisje dan aan een paal gebonden in het dorp Sullalmi. Men had haar bijna alle kleeren van het lichaam gerukt en haar met vuil en modder gegooid. Slechts haar dood kon de misdaad uitwisschen, meenden de verradenen. Raitha zwoer natuurlijk on schuldig te zijn en smeekte om vrijheid, doch niemand geloofde haar. Toen kwam het be richt dat een kleine troepenmacht het dorp zou binnenrukken om Raitha te bevrijden. Een van haar aanbiégers voerde den troep aan en de Sjeik stond reeds met een dolk gereed om Raitha te dooden, wanneer de bevrijders haar zouden naderen. De mannen van Su'lalmi zou den zich desnoods laten verscheuren, eer dan toe te geven en te verzuimen hun wraak uit te oefenen. Maar juist op het critieke oogenblik kwam de werkelijke verrader naderbij, een kreupele, die bekende de misdaad te hebben gepleegd. Daarmede was de woede gebroken en een verbroederingsfeest werd gevierd. Men waschte Raitha de voeten, vroeg haar om vergeving en vierde dé zegepraal der onschuld. En toen l, i, 'j, n|( verdere troepen waren aangerukt om hulp te bieden, troffen zij Raitha aan te midden van feestelingen. En het feest betrof niet alleen de hulde aan de onschuld, doch het was ook een verlovingsfeest, want nu was het Raitha dui delijk geworden, wie van de twee aanbidders haar liefde waardig was. Het was de jongeling, die in haar onschuld had geloofd en zijn man nen had opgeroepen haar te bevrijden. De con current kreeg het nakijken en moest zonder zijn aangebedene verder leven. Ziedaar den korten, maar toch wel angstigen roman van Raitha, de vrouwelijke arts der Afrikaansche woestijn, een roman, die eindigde met een prachtig film-happy-end. Een Entersche ingezetene, de heer Gerrit ten Brinke, die vele jaren in zijn dorp Enter ge woond heeft, is drie jaar geleden naar Amerika vertrokken, om daar het klompenmakersbedrjjf uit te oefenen. De heer ten Brinke woont thans in de plaats Holland, staat Michigan, Noord-Amerika. Een daar verschijnend blad, de „Grand Ra pids Herald" schreef onlangs het volgende over hem en zijn bedrijf: Werkman in Holland verdient een goede broodwinning met het maken van klompen. De gewone HoIIandsche klomp is nog lang geen museumstuk of een zeldzaamheid, die in miniatuur nagemaakt en in groote hoeveel- den verkocht worden in galanteriewinkels en door marskramers langs den weg. Het maken van klompen is in Holland nog altijd een bloeiende industrie, duizenden klom pen worden jaarlijks gekocht en versleten, zoo als Gerrit ten Brinke, de ervaren klompenma ker van Holland, vertelt. Deze man heeft in ruim 40 jaar meer dan 85.000 klompen gemaakt in allerlei grootte en stijl. Terwijl hij aan zijn „fraam" werkt voor het raam van de plaatselijke klompenfabriek met een paar mooie klompen van eigen maaksel aan, tot aan zijn enkels in krakende krullen, trekt deze werkman, die eenig in zijn soort is, ieder seizoen de aandacht van duizenden toe risten. De heer ten Brinke, die 58 jaar oud is, leerde het vak toen hij jongen was. Gedurende 40 jaar hield hij zich met dit werk bezig in Enter, Nederland, het wereld-klompencentrum met een jaarlijkschen omzet van 10.000 paar. Hjj is drie jaar geleden naar Amerika geko men en daar hij geen ander werk vond, nam hij het vak weer op, dat hij kent als weinig anderen in Amerika. Misschien is er niemand die het zoo goed kent als hij. De heer Ten Brinke bewerkt gemiddeld 40 paar klompen per week, die verkocht worden aan menschen in alle staten van de Unie, in Mexico en in Canada. Populieren, die dicht bij Holland gehakt wor den, worden gebruikt voor het maken van klompen. Ze komen aan de fabriek in blok iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiu iifi ken van 12 tot 18 duim lang, die in vieren wor den gespleten. Acht slagen met een kleine bijl in de hand van den heer ten Brinke zijn vol doende om een van die blokken te veranderen in een ruw gevormde klomp. Met drie hand gereedschappen wordt een paar klompen ineen uur afgewerkt en is dan klaar om geschuurd te worden. Het eenige werk dat niet met de hand gedaan wordt en niet door den heer ten Brinke geschiedt. De heer ten Brinke, die zegt dat er een half menschenleven voor noodig is om een goed passende, duurzame klomp te leeren maken, draagt alleen klompen van zijn eigen maaksel, omdat hij zegt dat zij gemakkelijker zijn dan schoenen. En het is duidelijk, dat 2000 koopers van zijn product hem ieder jaar gelijk geven, want naar hij zegt, is er evenveel vraag als altijd en wat nog beter is, er is geen concurrentie, aldus het Amerikaansche blad. De fiscus heeft in Hollywood een nauwkeu rig onderzoek ingesteld naar het vermogen der voornaamste filmspelers. Charlie Chaplin heeft daarbij het twijfelachtige genoegen het hoogste op de fiscale lijst genoteerd te staan. Zijn in effecten belegd vermogen bedroeg 7. 687.750 dollar; daarbij komen dan nog eenige kleinigheden aan kasgeld en vorderingen, te zamen een luttele 295.000 dollar, benevens een villa, waarvan de waarde niet geschat werd, en een auto, die op 770 dollar getaxeerd werd, doch iets meer aan inkoop gekost heeft. Voorts heeft de fiscus verrassende en schier ongelooflijke ontdekkingen gedaan. Gloria Swanson's eenig bezit zou zijneen kleine gouden harp, waarvan de waarde op 350 dol lar geschat werd. Greta Garbo heeft, voor zoo ver men kon nagaan, een effectenbezit van 122.010 dollar. Douglas Fairbanks heeft een effectentrom mel waarvan de inhoud in Augustus 698.960 dollarwaard was. Van Harold Lloyd ontdekte men, dat hij een zeer groot deel van zijn ka pitaal in zijn woning gestoken heeft. Zijn villa wordt op 341.000 dollar geschat, stoffeering, meubileering en verdere inrichting op 102.940 dollar en zijn effectenbezit op 174.450 dollar. De Amerikaansche schrijver Don Marquis heeft de nadeelige gevolgen ondervonden van bovenmatige geestesinspanning. Toen hij be zig was met een nieuw stuk te schrijven zag hij plotseling een nevelachtige sluier voor zijn oogen trekken en toen hij dit waarschuwings- teeken niet begreep werd hij totaal blind. Hij zag letterlijk niets meer. Deze totale blindheid duurde drie dagen. Thans schijnt er een lichte verbetering te zijn ingetreden, daar hij weer in staat is om kleuren te onderscheiden. De behandelende geneesheeren zijn er van over tuigd dat de patient, ofschoon hij reeds 54 jaar oud is, zijn gezichtsvermogen weer ge heel onbeperkt zal terugkrijgen. De oogen van den schrijver moeten in ieder geval geruimen tijd gespaard blijven. Dat dit verschijnsel nog voor genezing vatbaar is, hangt waarschijnlijk samen met het feit dat de gezichtszenuw slechts overspannen is, zoodat deze bij een to tale rust zich weer langzaam zal herstellen. 'k Weet niet wat er met mijn horloge is, zegt de heer des huizes, t Blijft telkens staan. Misschien moet het eens schoongemaakt worden, veronderstelt zijn wederhelft. Maar dan zegt kleine Wim vol trots: Vast niet mam, Karei en ik hebben het vanochtend nog onder de kraan gehouden. Op een goeden dag vonden Robbie en Topsy een aardmannetje, dat aan het spelen was bij de rotsen; Robbie meende, dat het aardmannetje best een schietschijf voor hem zou kunnen teekenen op de rots. Hij vond een stukje krijt in zijn broekzak, en het aardmannetje begreep direct, wat er van hem verlangd werd. Daarna be gonnen ze te schieten. „Robbie, ik geloof, dat ik de rots zag bewegen," riep Topsy plotseling. Juist op dat oogenblik schoot het kleine aardmannetje in de roos van de schietschijf. De pijl ketste af en viel in het lange gras. Toen begon de schijf te bewegen, en de schutters zagen, hoe ze geschoten hadden op het oude nijlpaard, dat daardoor uit zijn middagslaapje ontwaakte. „O, Robbie, kijk eens, waar jullie je schietschijf op geteekend hebt?" lachte Topsy. „Jullie hebt meneer Hippo voor een rots gehouden." „Daar lijkt hij ook sprekend op," vond Robbie, „als zijn kop en pooten door het lange gras onzichtbaar zijn." (Morgenavond vervolg.) Op een guren najaarsdag was hij in het oude huis komen -wonen en sindsdien leefde hij in dit afgelegen dorp, eenzaam, met niemand bij zich dan 'n knorrigen, ouden knecht, die er uitzag als een oud-militair en met een heele serie beesten. Twee honden, drie katten, kippen, pauwen, konijntjes, geiten, een den en een volière vol met vogeltjes. Beesten houden scheen zijn hobby te zijn en voor de dieren spreidde hij uiterste zorgzaamheid en groote liefde ten toon. Maar de menschen stootte hij af. Wie hem een bezoek kwam bren gen, ontving hij stug; op elke poging tot toe nadering antwoordde hij met terughoudende koelheid. Velen zeiden tenslotte: ,,'t Is, dat je medelijden moet hebben, maar zóó verbitterd mag een mensch toch niet zijn." Ja, men had medelijden met Helmuth Orwin en liet hem op het laatst met rust, zooals hij het wenschte. En toen de jaren vergingen, wende men aan hem. Het gebeurde wel eens, dat een van de dorps bewoners logeergasten had en als dezen Hel muth hadden gezien en verschrikt zeiden: „Hoe gruwelijk! Vreeselijk!", verwonderd keek, ea dan, als hij begreep, antwoordde: O ja, zijn gezicht.... dan zien wij zoo niet •meer, je went er aan, „De man zonder gezicht", had men hem ge noemd, in de eerste dagen en dien naam bleef hij houden. De kinderen weken schuw voor hem terzijde en waagden het niet, hem aan te zien en ook geen der volwassenen, zoo hij al zoo wreed mocht zijn, zou het gewaagd hebben, spot of nieuwsgierigheid te toonen. Want Helmuth was sterk als ijzer. Daarvan waren staaltjes spoedig genoeg bekend en nie mand zou graag ruzie met hem hebben gehad. Neen, de gezichten die hij ontmoette op zijn lange wandelingen, met z'n honden, toonden nooit anders dan medelijden, maar dat alleen reeds was hem een pijniging. Misschien zou spot hem zelfs minder hebben gemarteld. Dan zou hij zich hebben kunnen wreken. Nu schrikte hem iedere medelijdende blik op uit momenten van vergetelheid en- brandde op zijn wond als een gloeiend ijzer. Helmuth was student geweest, een veelbe lovend student, toen het ongeluk hem trof. Bij een poging om een vrouw uit een brandend huis te redden werd hij zwaar gewond. Men wist zijn leven te behouden doch dikwijls genoeg zei hij later: „Hadden ze mij maar laten sterven!" Want toen hij genezen was en men hem einde lijk een spiegel durfde geven, toonde het glas hem een geheel verwoest gelaat. Alleen de oogen waren over: neus, wangen, voorhoofd en mond waren één groot en afgrijselijk litteeken. Toen trok hij zich terug in de eenzaamheid met zijn verwoest leven en wijdde zich aan studie, aan dieren en planten. Zijn honden keken hem nooit medelijdend aan, zijn katten en konijnen en vogeltjes vermoedden niets van wat hem drukte. Bij de dieren vond hij rust en terwijl in de buitenwereld zijn naam bekend werd door zijn wetenschappelijke essays en ar tikelen, leefde hü als een verlorene in dit af gelegen dorp. Op een dag echter bracht het toeval veran dering in zijn leven. Hij was in correspondentie geraakt met een beroemden professor, die zich zeer interesseerde voor zijn ideeën. Deze man stierf en op een dag bereikte Helmuth een brief van diens dochter Elfriede. Zij schreef, dat haar vader verzocht had, Helmuth enkele manuscripten te doen toekomen, die half vol eindigd waren. Hij hoopte, dat de jonge geleerde ze zou komen afwerken en publiceeren. De briefjes over en weer waren kort en zakelijk. Helmuth nam met vreugde de taak op zich en nu ontstond over het werk een andere cor respondentie tusschen hem en Elfrieda. Zij bleek, zooals hij uit haar brieven kon opmaken, een intelligent meisje, dat geheel had meege leefd in het werk van haar vader. Weldra werd hun briefwisseling voor Helmuth een wonder lijk geluk. Er was nooit een vrouw meer in zijn leven geweest, sinds het ongeluk hem trof. Zelfs van verre had hij vrouwen vermeden. Maar dit was iets. anders. Hier was een geestverwante, een vriend bijna. Meer dan een jaar zette hij de correspondentie voort, zonder van het meisje een andere dan zeer vage voorstelling te hebben, die haar in zijn gedachten deed leven als een wat mannelijk, niet meer heel jong, niet mooi of aanvallig, maar kameraadschap pelijk en ontwikkeld meisje. Toen hij op een dag toevallig een oud tijdschrift in handen kreeg, waarin een foto stond van den profes sor, met zijn eenige dochter Elfrieda. De foto dateerde van enkele jaren vóór den dood van den geleerde. Het meisje dat êrop stond met hem, was misschien twintig jaar en van een roerende, teere schoonheid, blond, met groote oogen en betooverend lachje. Vanaf dien dag begon Helmuth te lijden en het was een lijden, vreeselijker en onduldbaarder, dan wat hij reeds doorgemaakt had. Hij had haar lief. Haar beeld zweefde hem tegemoet uit iederen brief. Hij verlangde naar haar, niet zooals vroeger, als naar een geestverwante, een kameraad, maar zooals een man verlangt naar de vrouw, die zijn ideaal is geworden. Hij nam zich voor, de briefwisseling te staken, maax zoolang hij aan Maar op die manier houdt toch alles op. Daar noodig ik dien man alle dagen bij me ten eten, omdat ik denk hij zal een van mijn zes dochters tot vrouw nemen; ik zet hem de lek kerste beetjes voor en schenk hem den besten wijn en wat denk je dat de kerel doet: hij trouwt met mijn keukenmeid. het manuscript werkte, was dit niet goed mo gelijk en het was de laatste wensch van een stervende geweest, dat hij dit werk zou vol einden. Bovendien voelde hij, dat hem de mo- reele kracht zou ontbreken. Hij suste zijn ge weten in slaap, dat hem verweet meer en meer een plaats in te gaan nemen in het leven van een meisje, dat hij nooit zou kunnen trouwen. Zoo leefde hij van maand op maand, geslin gerd tusschen zijn verlangen, zijn liefde en vertwijfeling. Tot hij, bij 't volein- giuimit it min ii milium""""'^ digen van zijn werk, r\ eindelijk ook den moed ne man vond, een besluit te Elfrieda dingen ge- schreven, die hem geen twijfel lieten of ook in haar was een teer verlangen ontbloeid naar den onbekende, die haar zoo vertrouwd was geworden. Hij moest dat verlangen uitroeien, ineens, zonder aarzelen, opdat het haar leven niet zou vernielen. En vastbesloten, doch met verscheurd hart schreef hij haar, dat hijzelf haar de manuscripten zou brengen om persoonlijk kennis te kunnen maken. Het antwoord liet langen tijd op zich wach ten en Helmuth's haar werd grijs in die dagen, hij liep voorover, als een man, die al oud gaat worden. Eindelijk, na weken van martelend wachten, kwam haar antwoord. Hij las het in den tuin, waar de postbode hem den brief had overhandigd; zij schreef: „U wilt hier komen en ik zou dat heerlijk vinden, maar ik moet u iets bekennen. Het heeft geen nut, omwegen te gebruiken. Wij beiden weten, dat wij ons voor elkander zijn gaan interesseeren, wij beiden weten, dat er een verlangen is ontstaan, dat. nooit vervuld kan worden, mijn vriend. Want ik ben blind. Nooit heb ik eronder geleden, maar na uw brief begreep ik, dat ik u moest waarschuwen. Ik had het al eerder gevoeld, maar ik vond niet den moed, ik suste mijn ge weten in slaap en zei tot mezelf, dat u het vroeg of laat zoudt hooren of merken. Maar uw laatste brief wees mij duidelijk mijn plicht aan. Ik mag u dien schok niet laten doorleven, die bittere teleurstelling misschien. Kom als u het wenscht, doch als vriend, nadat in uw hart het verlangen is begraven, dat misschien voor ons beiden het geluk had kunnen worden. Ts. mag en kan een man niet laten trouwen met een gebrekkige. Vergeef mij, dat ik zoolang zweeg." Helmuth stond tusschen de rozen, den brief in zijn handen. Langzaam welden tranen in zijn oogen, die onverwoeste, treurige, bittere oogen. De eerste, zoete tranen sinds vele jaren, tranen van onzinnige vreugde. „O, mijn God," zei hij en keek om zich heen, verdwaasd van geluk. Het klonk als een dank gebed, als de vreugdezang van een gelukkige» in wien alle bitterheid was genezen, voor altijd, voor wien het leven plotseling een nooit ge* droomd geluk bestemde. Toen deze 72-jarige vrouw een middel had gevonden tegen haar indigestie bleek het een middel te zijn, dat haar 70-jarige broer reeds lang gebruikte en waarmee hü zich tot een „toonbeeld van gezondheid"- opgewerkt had. Zij schrijft: jA „Jaren lang heb ik aan indigestie geleden en ik kon eenvoudig geen ei of aardappel eten. Dit' jaar begon ik met de kleine dagelijksche dosis Kruschen Salts te nemen. En nu kan ik eieren en aardappelen eten zooveel ik wil zonder eenige stoornis naderhand. Jaren heb ik 8e' leden. Ik nam voortdurend een laxeermiddel, maar het hielp niet. Mijn broer is een toonbeeld van gezondheid en geknipt voor een reclam® voor Kruschen Salts. Hij is altijd vroolijk en 8e' lukkig. Hij vergeet nooit zijn ochtenddosis even min als ik, nu ik er de waarde van ken. broer is 70 jaar oud en ik ben 72. We hebbed alle reden deze schitterende zouten te waardee- ren. Ik beveel ze pok al mijn vrienden aan." Mevr. M. E- De zes zouten in Kruschen helpen en regelen de lichaams-functies in velerlei opzichten. Uw maag, lever en nieren worden tot betere functie aangespoord. U weet niet meer wat in digestie, hoofdpijn en neerslachtigheid is. u voelt zich lichamelijk en geestelijk als ver nieuwd. Gaat dus naar Uw apotheker of drogist, voor dat hij deze groote proefpakken uitverkocht heeft. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar hil alle apothekers en drogisten 0.90 en per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. Nu is het de meest geschikte tijd, dit all®s eens zelf te ondervinden op 't oogenblik kunt U Kruschen Salts probeeren op onze kosten. Want door heel Holland zijn onder de apothe kers en drogisten duizenden flacons Kruschen verdeeld, die verpakt zijn met een gratis proef- flacon. U kunt dezen gratis proefflacon 8e" bruiken zonder den gewonen flacon Kruschen te openen. En als U na deze proef niet volkomen tevreden bent, kunt U den grooten flacon terug brengen bij den winkelier waar U hem kocb hij zal U uw 1.60 (uw geheele uitgave) zond omwegen terugbetalen. Maar vergeet niet, na de gratis proefflacon alleen verpakt is bij groote maat van 1.60 en dan nog slechts vo een beperkten tijd. Gaat dus naar Uw apotheker of drogist, voo dat hij deze groote proefpakken uitverkoc^ heeft. (Adv.) bij verlies van een hand 1 OC bij verlies van een Cfl bij een breuk van Afi bij verlies van een voet of een oog T 1 duim of wijsvinger I tlt/»~been of arm I tri/» anderen 1 IJ I 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 9/1/1/1 _bi] levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7KQ doodeUlkS^afloon f250»" A.ll{! ÜUOflllC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T %}UUU»m verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen f I doodelljken afloop •Qiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Gitzwarte, groote, bijna jeugdig schit terende oogen had hij in zijn grijs- aardsgezicht. De oude man droeg een blauw tuinmansvoorschoot en had een oude, geel ge worden stroohoed op. In de hand hield hij een rozenschaar. Lang vergeten beelden uit haar kindschheid stonden in Catharina's geest weer op. Als zij en Victor op verboden terrein had den gespeeld en plotseling de gele stroohoed met het gebruind gezicht en de gitzwarte oogen er onder ergens zagen opduiken, dan namen zij schuldbewust ijlings de vlucht. Natuurlijk had den zij met verstoppertje spelen en bij hun ge- hol hier of daar een bed radijs vertrapt of een andere verwoesting aangericht. Of Victor had haar verleid zich te goed te doen aan de halfrijpe perziken van grootvader. Een zuiver geweten hadden ze immers nooit! Zoo was de oude Balthazar in haar herinne ring blijven leven als een kinderverschrikker. En nadat de groote strijd tusschen Victor's va der en zfjn grootvader was uitgebroken, had zij iedere ontmoeting met den ouden man angst vallig vermeden. Ook na Victor H.'s dood. De oude man was erg zonderling en kwaadaardig geworden, had Victor haar gezegd en die wist het van zijn stiefmoeder. En nu stond de kinderverschrikker aan haar hekje en knikte haar vriendelijk toe. Ze was zoo geschrokken, dat ze slechts fluisterend zijn groet beantwoord hadj „Hé, ken je me niet meer, Catrientje? Zoo heet Je toch? Je bent toch de kleine meid van Lutz? Of niet?" „Ja, ik ben Kütchen Lutz." En vriendelijk ging ze naar het hek en gaf den ouden man een hand. „Erg groot ben je geworden, Catrientje. Hoe oud ben je nou, hè?" „Ik word twee-en-twintig." „Wel, wel. Als ik zoo terugdenk, is het geen drie jaar geleden, dat je met Victor in m'n aardbeien hebt gezeten. En je vader is nou dood. Nou ben je een wees. Nou moet je 'ns hooren. Die oude Wentzel heeft me mooie din gen van Je verteld. Dat maakt een mensch nieuwsgierig. Dus je bent op een tuinbouwschool geweest? En in Engeland? Jou kleine aap. Ik zie Je nog voor me in je rooie rokje met rooie kousjes aan. En het eene kousje was afgezakt en over het schoentje geschoven. Ja, ja, zoo worden kleine kinderen groot." lijk, zijn blik imponeerden, maar zijn manier van spreken was zoo verbazend gemoedelijk, al deed hü zoo'n beetje quasi-mopperig. Vriende- lük keek ze hem aan. „Maar U bent heelemaal niet veranderd, meneer Troilo. Werkeiyk, heelemaal niet. En als ik in dien tüd wel eens aan U gedacht heb, dan zag ik U altqd met dien hoed op en met die rozenschaar Balthazar Troilo nam zün hoed af en bekeek dien. „Die is heelemaal niet zoo oud, hoor. Die heeft een vriend van me uit Mexico meege bracht. Wacht, wannee. was dat? Halt, ik weet het al. Dat was, toen ze Porfirio Diaz voor de tweede maal president hebben gemaakt." Ze schaterde. „O, meneer Troilo, dat was. in 1884." „Hoe weet jü dat kwaje aap?" „Op school geleerd meneer Troilo" Nu lachte hij ook met zün heldere stem. „Een mooie school waar de meisjes moeten leeren „hoe oud een ander z'n hoed is." En over die eigen mop kon hü nog lang niet tot be daren komen Zoo was het üs tusschen hen gebroken en een vriendschapsband gelegd. Ze zagen elkaar nu iederen dag. De oude Wentzel had hem over alles wat ze deed in lichtingen moeten verschaffen. Hü interesseer de er zich buitengewoon voor. In de eerste plaats voor haar kas en voor haarEngelsche specialiteiten. Op het hek zittend, gooide hü eerst het eene been, daarna het andere er over en hij hoefde zich bü'na niet eens vast te hou den, want ondanks zün tachtig jaren was hü nog buitengewoon lenig. Zoo stond hü in Catharina's rijk. Een ondeelbaar oogenblik viel er een schaduw over haar zonnige stemming. Zü hield zichzelf voer: tenslotte is hü Victor's grootvader en wat hii hier ziet, weet mevróuw Troilo morgen En ze was met zichzelf in twee strijd of ze een voorwendsel zou zoeken om hem te beletten de kas binnen te gaan. Maar zoo was haar natuur niet. En hü had voor haar zoo iets patriarc naals, dat ze onmogelük onaardig tegen hem kon zijn. Zoo bekeek hij Catharina's proefnemingen met de grootste interesse, en zij legde hem alles uit. Hij was verrukt over de schoonheid van de kleuren En ook de bloesemrükdom van verschillende anjers was iets nieuws voor hem. Het was zeker dat Oatharina er in geslaagd was twee heel nieuwe soorten te kweeken: een witte en een oranje-roode, die ook Dutton nog niet had. De oude man informeerde belangstel lend, of ze genoeg stekjes had, om haar nieuwe bloemen in den handel te kunnen brengen. Ca- tharina vertelde, dat ze de eerste nakomeling schap geplant had. „Ik zal Je eens wat zeggen, Cathrientje," begon hü, toen ze de kas weer verlieten, „Je bent een knap meisje, maar in zaken ben je toch eigenlük nog erg dom. Als je zoo'n Gods geschenk hebt gekregen als die twee nieuwe soorten, dan laat je Je jaloerschen buurman toch niet bü je inküken, maar dan sluit men zün venstertjes goed dicht en zegt: dank je voor de belangstelling, maar mijn specialitei ten kun je te zien krügen, als ze op de markt komen en geen minuut eerder." Ze keek hem ernstig aan. „In imjn buren moet ik inderdaad geen vertrouwen meer heb ben. Uw schoondochter heeft het wel erg bont met me gemaakt, meneer Troilo. Doodongeluk kig ben ik geweest. En Victor.... Maar U bent altijd erg vriendehjk tegen me geweest Ze aarzelde, brak haar woorden af. Ze stond op het punt om in tranen uit te barsten. Hij zat weer schrülings op het hek en speelde met de rozenschaar. „In mü kun je in elk ge val wel vertrouwen hebben, Cathrientje. Van je vader ben ik altüd een goea vriend geweest. En toen ik gezien heb, wat die lui aan den overkant hebben uitgevoerd, toen ik gehoord heb hoe die vergiftige slang, die juffrouw Ris peter, je arme vader zijn armzalig stukje land afhandig heeft gemaakt, toen ben ik ziedend kwaad geworden. En kijk, toen ben jü hier ge komen en wat Je aanpakt is goed en talent heb je voor je werk en de rechte liefde er voor heb je ook en goed gedragen doe Je je óók en je hebt een gelukkige hand, ja.... kijk.... en toen heb ik zoo tegen mezelf gezegd, die aap van 'n meid verdient dat ze voortgeholpen wordt en veel eerder dan die luie Victor, die zich in duizend bochten wringt voor zijn stief moeder en van zijn ouden grootvader toch niks anders wil dan erven." Hü stak de rozenschaar in den zak, nam zijn hoed af en voer met zün bruine hand over den spiegelgladden schedel. „Kijk es hier, Cathrientje, dat stuk land daar dat aan jouw tuintje grenst daar j111 dat hebben de Rispeters ook al altijd ,n hebben. Nog eergisteren hebben ze me makelaar op m'n dak gestuurd. En ik he de deur uitgegooid!" Hü lachte en ze hoed weer op. „Maar nu, Katchen, als J stuk hebben wilt, dan kun je het krijge1 gep Ze wist van verbazing niet, wat ze moest. „Maar meneer Troilob jk „Och kom nou. 'Ik ben oud, noodig jnee, het niet en ik heb er alleen maar wel_ yee\ Ik heb genoeg te doen met mijn roze sCn luis. En veel meeldauwEn als dat tujn van Rispeter na mün dood in mün u* je? de baas wil spelen, dat wil ik niet, ve je JÜ kunt het goedkoop krijgen. Wat "eorgen? vader van de weduwe gehad voor den Dat zullen we eens gewaar zien te w°ibet hier is twee en een halve morgen. Jij va" voor de helft van wat die lui daar aa zaal{je der betaald hebben. Dat is geen slecnt voor je, Cathrientje. Doe het. En je niets te betalen. De koopprüs bhjftstaaii. un- jaar renteloos. En daarnaJe haa zeg mers tien maal meer uit dan ik nu. nou es wat, kleine aap." „oa„achti8 „Och, meneer Troilo, ik weet niet wat ik zeggen moet, het is te m pe „Niks te mooi voor jou. Vooruit, n aan." maO Ze sprong juichend op den ouden alsof ze hem wilde omhelzen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10