Een avontuur in de woestijn
mëmI
K- pftm
*-4
I
Jid vüAaal van den &a%
aM» *3#
GELUKKIGE REDDING
DE TREIN
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Geen robbedoes ravot
Zijn ROBINSONS kapot
gezicht
vlammende
anjelier j
r~~r
f - r ipiliiiplll
-
VRIJDAG 25 NOVEMBER
Raitha, van verraad verdacht, in
handen der benden
Het „happy-end"
Het avontuur
Verloving
V.
ff .Tv-ft
y 1B1N
S
Woestijnbeeld: een „tank" om
het water koel te houden
HoIIandsche klompen
maker in Amerika
Een vak zonder concurrentie
aiimiiiiiniMiiimm
1 Door de raampjes zitten-turen
Naar de koeien op het land,
Boeide vroeger nog de menschen s
Meer dan 't lezen van de krant. i
Ze genoten van de molens....
I Héél het landschap trok het oog
Door de draden die bewogen,
Eerst omlaag en dan omhoog.
I 't Landschap was de éérste rolprent 1
En een ieder vond het fijn,
i Dit te zien en dus te reizen,
Fijn te reizen in een trein!
Tegenwoordig wil men anders,
Want een boemel maakt je ziek.
Want het landschap is een rolprent,
Echter.... zonder romantiek!
Men wil méér, men wil beleven, f
Dus per auto of per bus.
Zelf chauffeeren, zachter zitten,
Diep in kussens, lui en knus!
Ook van huis tot huis gaat vlugger
En je reist zooals je wilt,
En een auto laat je stoppen
Zonder dat de stoomfluit gilt!
Dus de trein.... u kunt het lezen,
Met het spoor gaat het verkeerd,
s Sinds men vlugger en goedkooper
Het per luchtband concurreert!
't Gaat te log en ambtenaarlijk,
En de trekschuit van weleer,
Dat schijnt thans de trein te worden
Bij dit haastige verkeer.
Door de mindere ontvangsten
i Wordt het grapje zelfs ge-uit:
In de plaats ook van vooruitgaan,
Rijdt de trein thansachteruit!
MARTIN BERDEN f
(Nadruk verboden)
HoIIywoods rijkste
spelers
Blind tengevolge van
overspanning
Schoonmaak
Pech
nemen, dat zijn hart ZOTiaet*
verscheurde. In ver- i
scheidene brieven had
Jarenlang maagstoornissen
wegens indigestie
(Ingezonden mededeeling)
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
I Naar het Duitsch van
Paul Oskar Hoecker 1
iiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiimiiiiiiuiiiiii
u
Wat was hü aardig, de oude man. Zün uiter
(Wordt ver*0
Wie onzer heeft ooit gehoord van Siwaen
Agourmy? Dit zijn namen van twee
nederzettingen in de barre en onme
telijke woestijnenvan Afrika, ongeveer drie
honderd K.M. van de kust verwijderd. In deze
nederzettingen zijn zoetwaterbronnen, zout en
palmvruchten. Het is een paradijsje in de hel
van de woesternij. Beide zijn zeer geliefde
oases.
Hier woont een meisje van nauwelijks zes
tien, dat een groote reputatie onder de woes-
tijnbewoners en vooral oase-bewoners geniet.
Haar naam is Raitha, dochter van Ben Abd
Arramans, een bekend geneesheer. Ook Raitha
„doet" aan medicijnen en weet even goed als
haar vader hoe zij een kogel verwijderen, een
schotwond genezen en koortsen verdrijven moet.
Zü en haar vader reizen honderden kilometers
ver, om hun weldadige hulp te brengen aan
alle stammen, die de woestijn bevolken. Zij zijn
overal welkom en iedereen vertrouwt hen, om
dat zij weten te zwijgen en de talrijke geheimen
en veeten onder de diverse stammen trouw in
hun hart bewaren.
Raitha is een interessant meisje. Zij draagt
naar woestijngewoonte een zilveren ring om
haar hals, hetgeen beteekent, dat zij maagd is,
hoewel zij reeds een leeftijd heeft bereikt, dat
zij een huismoeder kon zijn. Maar zij bleef tot
dusver ongehuwd, omdat zü nog niet wist te
kiezen tusschen twee rijke jongelingen, zoons
van machtige Sjeiks.
Eens is een Europeesch journalist op bezoek
geweest bij Raitha, toen zü in de nabijheid van
haars vaders huis theevisite hield. Er was een
groot gezelschap aanwezig en Raitha was een
voortreffelijke gastvrouw. Daar werd verteld
van de gevaren der woestijn, gevaren, die ook
Raitha niet onbekend gebleven zijn. Zoo ge
beurde het eens, dat Siwa en Agourmy in oor-
tog kwamen om een zwart Arabierenmeisje.
Raitha reisde in dien tijd naar het dorp Agour
my om een zieke te bezoeken. Overal zag zij
krijgsvuren en de jonge krijgers reden in wil
den galop door het dorp, ten teeken, dat zij
krijgszuchtig gestemd waren. Plotseling werd
zij door een troep ruiters overvallen, toen zü
op haar kameel voorbijtrok. De heeren, die een
vijandigen troep hadden opgewacht, waren be
drogen uitgekomen doordat de vijand hen had
verslagen. Zij verdachten Raitha ervan, dat zij
hen had gewaarschuwd en namen haar dus ge
vangen, om haar te straffen voor de grootste
misdaad, die men in de woestijn kan begaan:
het verraad.
Spoedig was het nieuws van Raitha's gevan
genneming tot haar dorp doorgedrongen en van
alle kanten kwamen de mannen en vrouwen
toegeloopen, zelfs uit andere dorpen, om te zien
hoe Raitha haar straf zou ondergaan. De straf
van een verrader is voor den woestijnbewoner
steeds een aangenaam, hoewel gruwelijk
schouwspel. Haar vader intusschen kon onmo
gelijk gelooven, dat zijn dochter inderdaad ver
raad zou hebben gepleegd.
Zoo stond het arme meisje dan aan een paal
gebonden in het dorp Sullalmi. Men had haar
bijna alle kleeren van het lichaam gerukt en
haar met vuil en modder gegooid. Slechts haar
dood kon de misdaad uitwisschen, meenden
de verradenen. Raitha zwoer natuurlijk on
schuldig te zijn en smeekte om vrijheid, doch
niemand geloofde haar. Toen kwam het be
richt dat een kleine troepenmacht het dorp
zou binnenrukken om Raitha te bevrijden. Een
van haar aanbiégers voerde den troep aan en
de Sjeik stond reeds met een dolk gereed om
Raitha te dooden, wanneer de bevrijders haar
zouden naderen. De mannen van Su'lalmi zou
den zich desnoods laten verscheuren, eer dan
toe te geven en te verzuimen hun wraak uit te
oefenen. Maar juist op het critieke oogenblik
kwam de werkelijke verrader naderbij, een
kreupele, die bekende de misdaad te hebben
gepleegd.
Daarmede was de woede gebroken en een
verbroederingsfeest werd gevierd. Men waschte
Raitha de voeten, vroeg haar om vergeving en
vierde dé zegepraal der onschuld. En toen
l, i, 'j, n|(
verdere troepen waren aangerukt om hulp te
bieden, troffen zij Raitha aan te midden van
feestelingen. En het feest betrof niet alleen de
hulde aan de onschuld, doch het was ook een
verlovingsfeest, want nu was het Raitha dui
delijk geworden, wie van de twee aanbidders
haar liefde waardig was. Het was de jongeling,
die in haar onschuld had geloofd en zijn man
nen had opgeroepen haar te bevrijden. De con
current kreeg het nakijken en moest zonder
zijn aangebedene verder leven.
Ziedaar den korten, maar toch wel angstigen
roman van Raitha, de vrouwelijke arts der
Afrikaansche woestijn, een roman, die eindigde
met een prachtig film-happy-end.
Een Entersche ingezetene, de heer Gerrit ten
Brinke, die vele jaren in zijn dorp Enter ge
woond heeft, is drie jaar geleden naar Amerika
vertrokken, om daar het klompenmakersbedrjjf
uit te oefenen.
De heer ten Brinke woont thans in de plaats
Holland, staat Michigan, Noord-Amerika.
Een daar verschijnend blad, de „Grand Ra
pids Herald" schreef onlangs het volgende over
hem en zijn bedrijf:
Werkman in Holland verdient een goede
broodwinning met het maken van klompen.
De gewone HoIIandsche klomp is nog lang
geen museumstuk of een zeldzaamheid, die in
miniatuur nagemaakt en in groote hoeveel-
den verkocht worden in galanteriewinkels en
door marskramers langs den weg.
Het maken van klompen is in Holland nog
altijd een bloeiende industrie, duizenden klom
pen worden jaarlijks gekocht en versleten, zoo
als Gerrit ten Brinke, de ervaren klompenma
ker van Holland, vertelt. Deze man heeft in
ruim 40 jaar meer dan 85.000 klompen gemaakt
in allerlei grootte en stijl.
Terwijl hij aan zijn „fraam" werkt voor het
raam van de plaatselijke klompenfabriek met
een paar mooie klompen van eigen maaksel
aan, tot aan zijn enkels in krakende krullen,
trekt deze werkman, die eenig in zijn soort is,
ieder seizoen de aandacht van duizenden toe
risten. De heer ten Brinke, die 58 jaar oud is,
leerde het vak toen hij jongen was. Gedurende
40 jaar hield hij zich met dit werk bezig in
Enter, Nederland, het wereld-klompencentrum
met een jaarlijkschen omzet van 10.000 paar.
Hjj is drie jaar geleden naar Amerika geko
men en daar hij geen ander werk vond, nam
hij het vak weer op, dat hij kent als weinig
anderen in Amerika. Misschien is er niemand
die het zoo goed kent als hij. De heer Ten
Brinke bewerkt gemiddeld 40 paar klompen
per week, die verkocht worden aan menschen
in alle staten van de Unie, in Mexico en in
Canada.
Populieren, die dicht bij Holland gehakt wor
den, worden gebruikt voor het maken van
klompen. Ze komen aan de fabriek in blok
iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiu
iifi
ken van 12 tot 18 duim lang, die in vieren wor
den gespleten. Acht slagen met een kleine bijl
in de hand van den heer ten Brinke zijn vol
doende om een van die blokken te veranderen
in een ruw gevormde klomp. Met drie hand
gereedschappen wordt een paar klompen ineen
uur afgewerkt en is dan klaar om geschuurd te
worden. Het eenige werk dat niet met de hand
gedaan wordt en niet door den heer ten Brinke
geschiedt.
De heer ten Brinke, die zegt dat er een half
menschenleven voor noodig is om een goed
passende, duurzame klomp te leeren maken,
draagt alleen klompen van zijn eigen maaksel,
omdat hij zegt dat zij gemakkelijker zijn dan
schoenen.
En het is duidelijk, dat 2000 koopers van zijn
product hem ieder jaar gelijk geven, want naar
hij zegt, is er evenveel vraag als altijd en wat
nog beter is, er is geen concurrentie, aldus het
Amerikaansche blad.
De fiscus heeft in Hollywood een nauwkeu
rig onderzoek ingesteld naar het vermogen der
voornaamste filmspelers. Charlie Chaplin
heeft daarbij het twijfelachtige genoegen het
hoogste op de fiscale lijst genoteerd te staan.
Zijn in effecten belegd vermogen bedroeg
7. 687.750 dollar; daarbij komen dan nog eenige
kleinigheden aan kasgeld en vorderingen, te
zamen een luttele 295.000 dollar, benevens een
villa, waarvan de waarde niet geschat werd,
en een auto, die op 770 dollar getaxeerd werd,
doch iets meer aan inkoop gekost heeft.
Voorts heeft de fiscus verrassende en schier
ongelooflijke ontdekkingen gedaan. Gloria
Swanson's eenig bezit zou zijneen kleine
gouden harp, waarvan de waarde op 350 dol
lar geschat werd. Greta Garbo heeft, voor zoo
ver men kon nagaan, een effectenbezit van
122.010 dollar.
Douglas Fairbanks heeft een effectentrom
mel waarvan de inhoud in Augustus 698.960
dollarwaard was. Van Harold Lloyd ontdekte
men, dat hij een zeer groot deel van zijn ka
pitaal in zijn woning gestoken heeft. Zijn villa
wordt op 341.000 dollar geschat, stoffeering,
meubileering en verdere inrichting op 102.940
dollar en zijn effectenbezit op 174.450 dollar.
De Amerikaansche schrijver Don Marquis
heeft de nadeelige gevolgen ondervonden van
bovenmatige geestesinspanning. Toen hij be
zig was met een nieuw stuk te schrijven zag
hij plotseling een nevelachtige sluier voor zijn
oogen trekken en toen hij dit waarschuwings-
teeken niet begreep werd hij totaal blind. Hij
zag letterlijk niets meer. Deze totale blindheid
duurde drie dagen. Thans schijnt er een lichte
verbetering te zijn ingetreden, daar hij weer
in staat is om kleuren te onderscheiden. De
behandelende geneesheeren zijn er van over
tuigd dat de patient, ofschoon hij reeds 54
jaar oud is, zijn gezichtsvermogen weer ge
heel onbeperkt zal terugkrijgen. De oogen van
den schrijver moeten in ieder geval geruimen
tijd gespaard blijven. Dat dit verschijnsel nog
voor genezing vatbaar is, hangt waarschijnlijk
samen met het feit dat de gezichtszenuw
slechts overspannen is, zoodat deze bij een to
tale rust zich weer langzaam zal herstellen.
'k Weet niet wat er met mijn horloge is,
zegt de heer des huizes, t Blijft telkens staan.
Misschien moet het eens schoongemaakt
worden, veronderstelt zijn wederhelft.
Maar dan zegt kleine Wim vol trots:
Vast niet mam, Karei en ik hebben het
vanochtend nog onder de kraan gehouden.
Op een goeden dag vonden Robbie
en Topsy een aardmannetje, dat aan
het spelen was bij de rotsen; Robbie
meende, dat het aardmannetje best
een schietschijf voor hem zou kunnen
teekenen op de rots. Hij vond een
stukje krijt in zijn broekzak, en het
aardmannetje begreep direct, wat er
van hem verlangd werd. Daarna be
gonnen ze te schieten.
„Robbie, ik geloof, dat ik de rots
zag bewegen," riep Topsy plotseling.
Juist op dat oogenblik schoot het
kleine aardmannetje in de roos van
de schietschijf. De pijl ketste af en
viel in het lange gras. Toen begon
de schijf te bewegen, en de schutters
zagen, hoe ze geschoten hadden op
het oude nijlpaard, dat daardoor uit
zijn middagslaapje ontwaakte.
„O, Robbie, kijk eens, waar jullie
je schietschijf op geteekend hebt?"
lachte Topsy. „Jullie hebt meneer
Hippo voor een rots gehouden."
„Daar lijkt hij ook sprekend op,"
vond Robbie, „als zijn kop en pooten
door het lange gras onzichtbaar zijn."
(Morgenavond vervolg.)
Op een guren najaarsdag was hij in het
oude huis komen -wonen en sindsdien
leefde hij in dit afgelegen dorp, eenzaam,
met niemand bij zich dan 'n knorrigen, ouden
knecht, die er uitzag als een oud-militair en
met een heele serie beesten. Twee honden, drie
katten, kippen, pauwen, konijntjes, geiten, een
den en een volière vol met vogeltjes. Beesten
houden scheen zijn hobby te zijn en voor de
dieren spreidde hij uiterste zorgzaamheid en
groote liefde ten toon. Maar de menschen
stootte hij af. Wie hem een bezoek kwam bren
gen, ontving hij stug; op elke poging tot toe
nadering antwoordde hij met terughoudende
koelheid. Velen zeiden tenslotte: ,,'t Is, dat je
medelijden moet hebben, maar zóó verbitterd
mag een mensch toch niet zijn."
Ja, men had medelijden met Helmuth Orwin
en liet hem op het laatst met rust, zooals hij
het wenschte. En toen de jaren vergingen,
wende men aan hem.
Het gebeurde wel eens, dat een van de dorps
bewoners logeergasten had en als dezen Hel
muth hadden gezien en verschrikt zeiden: „Hoe
gruwelijk! Vreeselijk!", verwonderd keek, ea
dan, als hij begreep, antwoordde:
O ja, zijn gezicht.... dan zien wij zoo niet
•meer, je went er aan,
„De man zonder gezicht", had men hem ge
noemd, in de eerste dagen en dien naam bleef
hij houden. De kinderen weken schuw voor hem
terzijde en waagden het niet, hem aan te zien
en ook geen der volwassenen, zoo hij al zoo
wreed mocht zijn, zou het gewaagd hebben,
spot of nieuwsgierigheid te toonen.
Want Helmuth was sterk als ijzer. Daarvan
waren staaltjes spoedig genoeg bekend en nie
mand zou graag ruzie met hem hebben gehad.
Neen, de gezichten die hij ontmoette op zijn
lange wandelingen, met z'n honden, toonden
nooit anders dan medelijden, maar dat alleen
reeds was hem een pijniging. Misschien zou spot
hem zelfs minder hebben gemarteld. Dan zou
hij zich hebben kunnen wreken.
Nu schrikte hem iedere medelijdende blik
op uit momenten van vergetelheid en- brandde
op zijn wond als een gloeiend ijzer.
Helmuth was student geweest, een veelbe
lovend student, toen het ongeluk hem trof. Bij
een poging om een vrouw uit een brandend huis
te redden werd hij zwaar gewond. Men wist zijn
leven te behouden doch dikwijls genoeg zei hij
later: „Hadden ze mij maar laten sterven!"
Want toen hij genezen was en men hem einde
lijk een spiegel durfde geven, toonde het glas
hem een geheel verwoest gelaat. Alleen de
oogen waren over: neus, wangen, voorhoofd en
mond waren één groot en afgrijselijk litteeken.
Toen trok hij zich terug in de eenzaamheid
met zijn verwoest leven en wijdde zich aan
studie, aan dieren en planten. Zijn honden
keken hem nooit medelijdend aan, zijn katten
en konijnen en vogeltjes vermoedden niets van
wat hem drukte. Bij de dieren vond hij rust
en terwijl in de buitenwereld zijn naam bekend
werd door zijn wetenschappelijke essays en ar
tikelen, leefde hü als een verlorene in dit af
gelegen dorp.
Op een dag echter bracht het toeval veran
dering in zijn leven. Hij was in correspondentie
geraakt met een beroemden professor, die zich
zeer interesseerde voor zijn ideeën. Deze man
stierf en op een dag bereikte Helmuth een
brief van diens dochter Elfriede. Zij schreef,
dat haar vader verzocht had, Helmuth enkele
manuscripten te doen toekomen, die half vol
eindigd waren. Hij hoopte, dat de jonge geleerde
ze zou komen afwerken en publiceeren. De
briefjes over en weer waren kort en zakelijk.
Helmuth nam met vreugde de taak op zich en
nu ontstond over het werk een andere cor
respondentie tusschen hem en Elfrieda. Zij
bleek, zooals hij uit haar brieven kon opmaken,
een intelligent meisje, dat geheel had meege
leefd in het werk van haar vader. Weldra werd
hun briefwisseling voor Helmuth een wonder
lijk geluk. Er was nooit een vrouw meer in zijn
leven geweest, sinds het ongeluk hem trof. Zelfs
van verre had hij vrouwen vermeden. Maar dit
was iets. anders. Hier was een geestverwante,
een vriend bijna. Meer dan een jaar zette hij
de correspondentie voort, zonder van het
meisje een andere dan zeer vage voorstelling te
hebben, die haar in zijn gedachten deed leven
als een wat mannelijk, niet meer heel jong,
niet mooi of aanvallig, maar kameraadschap
pelijk en ontwikkeld meisje. Toen hij op een
dag toevallig een oud tijdschrift in handen
kreeg, waarin een foto stond van den profes
sor, met zijn eenige dochter Elfrieda. De foto
dateerde van enkele jaren vóór den dood van
den geleerde. Het meisje dat êrop stond met
hem, was misschien twintig jaar en van een
roerende, teere schoonheid, blond, met groote
oogen en betooverend lachje. Vanaf dien dag
begon Helmuth te lijden en het was een lijden,
vreeselijker en onduldbaarder, dan wat hij reeds
doorgemaakt had. Hij had haar lief. Haar beeld
zweefde hem tegemoet uit iederen brief. Hij
verlangde naar haar, niet zooals vroeger, als
naar een geestverwante, een kameraad, maar
zooals een man verlangt naar de vrouw, die
zijn ideaal is geworden. Hij nam zich voor, de
briefwisseling te staken, maax zoolang hij aan
Maar op die manier houdt toch alles op.
Daar noodig ik dien man alle dagen bij me ten
eten, omdat ik denk hij zal een van mijn zes
dochters tot vrouw nemen; ik zet hem de lek
kerste beetjes voor en schenk hem den besten
wijn en wat denk je dat de kerel doet: hij
trouwt met mijn keukenmeid.
het manuscript werkte, was dit niet goed mo
gelijk en het was de laatste wensch van een
stervende geweest, dat hij dit werk zou vol
einden. Bovendien voelde hij, dat hem de mo-
reele kracht zou ontbreken. Hij suste zijn ge
weten in slaap, dat hem verweet meer en meer
een plaats in te gaan nemen in het leven van
een meisje, dat hij nooit zou kunnen trouwen.
Zoo leefde hij van maand op maand, geslin
gerd tusschen zijn verlangen, zijn liefde en
vertwijfeling.
Tot hij, bij 't volein- giuimit it min ii milium""""'^
digen van zijn werk, r\
eindelijk ook den moed ne man
vond, een besluit te
Elfrieda dingen ge-
schreven, die hem
geen twijfel lieten of ook in haar was een
teer verlangen ontbloeid naar den onbekende,
die haar zoo vertrouwd was geworden. Hij moest
dat verlangen uitroeien, ineens, zonder aarzelen,
opdat het haar leven niet zou vernielen. En
vastbesloten, doch met verscheurd hart schreef
hij haar, dat hijzelf haar de manuscripten zou
brengen om persoonlijk kennis te kunnen
maken.
Het antwoord liet langen tijd op zich wach
ten en Helmuth's haar werd grijs in die dagen,
hij liep voorover, als een man, die al oud gaat
worden. Eindelijk, na weken van martelend
wachten, kwam haar antwoord. Hij las het in
den tuin, waar de postbode hem den brief had
overhandigd; zij schreef: „U wilt hier komen
en ik zou dat heerlijk vinden, maar ik moet
u iets bekennen. Het heeft geen nut, omwegen
te gebruiken. Wij beiden weten, dat wij ons voor
elkander zijn gaan interesseeren, wij beiden
weten, dat er een verlangen is ontstaan, dat.
nooit vervuld kan worden, mijn vriend. Want
ik ben blind. Nooit heb ik eronder geleden,
maar na uw brief begreep ik, dat ik u moest
waarschuwen. Ik had het al eerder gevoeld,
maar ik vond niet den moed, ik suste mijn ge
weten in slaap en zei tot mezelf, dat u het
vroeg of laat zoudt hooren of merken. Maar
uw laatste brief wees mij duidelijk mijn plicht
aan. Ik mag u dien schok niet laten doorleven,
die bittere teleurstelling misschien. Kom als u
het wenscht, doch als vriend, nadat in uw hart
het verlangen is begraven, dat misschien voor
ons beiden het geluk had kunnen worden. Ts.
mag en kan een man niet laten trouwen met
een gebrekkige. Vergeef mij, dat ik zoolang
zweeg."
Helmuth stond tusschen de rozen, den brief
in zijn handen. Langzaam welden tranen in zijn
oogen, die onverwoeste, treurige, bittere oogen.
De eerste, zoete tranen sinds vele jaren, tranen
van onzinnige vreugde.
„O, mijn God," zei hij en keek om zich heen,
verdwaasd van geluk. Het klonk als een dank
gebed, als de vreugdezang van een gelukkige»
in wien alle bitterheid was genezen, voor altijd,
voor wien het leven plotseling een nooit ge*
droomd geluk bestemde.
Toen deze 72-jarige vrouw een middel had
gevonden tegen haar indigestie bleek het een
middel te zijn, dat haar 70-jarige broer reeds
lang gebruikte en waarmee hü zich tot een
„toonbeeld van gezondheid"- opgewerkt had.
Zij schrijft: jA
„Jaren lang heb ik aan indigestie geleden en
ik kon eenvoudig geen ei of aardappel eten. Dit'
jaar begon ik met de kleine dagelijksche dosis
Kruschen Salts te nemen. En nu kan ik eieren
en aardappelen eten zooveel ik wil zonder
eenige stoornis naderhand. Jaren heb ik 8e'
leden. Ik nam voortdurend een laxeermiddel,
maar het hielp niet. Mijn broer is een toonbeeld
van gezondheid en geknipt voor een reclam®
voor Kruschen Salts. Hij is altijd vroolijk en 8e'
lukkig. Hij vergeet nooit zijn ochtenddosis even
min als ik, nu ik er de waarde van ken.
broer is 70 jaar oud en ik ben 72. We hebbed
alle reden deze schitterende zouten te waardee-
ren. Ik beveel ze pok al mijn vrienden aan."
Mevr. M. E-
De zes zouten in Kruschen helpen en regelen
de lichaams-functies in velerlei opzichten.
Uw maag, lever en nieren worden tot betere
functie aangespoord. U weet niet meer wat in
digestie, hoofdpijn en neerslachtigheid is. u
voelt zich lichamelijk en geestelijk als ver
nieuwd.
Gaat dus naar Uw apotheker of drogist, voor
dat hij deze groote proefpakken uitverkocht
heeft.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar hil
alle apothekers en drogisten 0.90 en
per flacon. Stralende gezondheid voor één cent
per dag.
Nu is het de meest geschikte tijd, dit all®s
eens zelf te ondervinden op 't oogenblik kunt
U Kruschen Salts probeeren op onze kosten.
Want door heel Holland zijn onder de apothe
kers en drogisten duizenden flacons Kruschen
verdeeld, die verpakt zijn met een gratis proef-
flacon. U kunt dezen gratis proefflacon 8e"
bruiken zonder den gewonen flacon Kruschen
te openen. En als U na deze proef niet volkomen
tevreden bent, kunt U den grooten flacon terug
brengen bij den winkelier waar U hem kocb
hij zal U uw 1.60 (uw geheele uitgave) zond
omwegen terugbetalen. Maar vergeet niet, na
de gratis proefflacon alleen verpakt is bij
groote maat van 1.60 en dan nog slechts vo
een beperkten tijd.
Gaat dus naar Uw apotheker of drogist, voo
dat hij deze groote proefpakken uitverkoc^
heeft.
(Adv.)
bij verlies van een hand 1 OC bij verlies van een Cfl bij een breuk van Afi bij verlies van
een voet of een oog T 1 duim of wijsvinger I tlt/»~been of arm I tri/» anderen
1 IJ I 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen 9/1/1/1 _bi] levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7KQ doodeUlkS^afloon f250»"
A.ll{! ÜUOflllC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T %}UUU»m verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen f I doodelljken afloop
•Qiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Gitzwarte, groote, bijna jeugdig schit
terende oogen had hij in zijn grijs-
aardsgezicht. De oude man droeg een blauw
tuinmansvoorschoot en had een oude, geel ge
worden stroohoed op. In de hand hield hij een
rozenschaar. Lang vergeten beelden uit haar
kindschheid stonden in Catharina's geest weer
op. Als zij en Victor op verboden terrein had
den gespeeld en plotseling de gele stroohoed met
het gebruind gezicht en de gitzwarte oogen er
onder ergens zagen opduiken, dan namen zij
schuldbewust ijlings de vlucht. Natuurlijk had
den zij met verstoppertje spelen en bij hun ge-
hol hier of daar een bed radijs vertrapt of een
andere verwoesting aangericht. Of Victor had
haar verleid zich te goed te doen aan de halfrijpe
perziken van grootvader. Een zuiver geweten
hadden ze immers nooit!
Zoo was de oude Balthazar in haar herinne
ring blijven leven als een kinderverschrikker.
En nadat de groote strijd tusschen Victor's va
der en zfjn grootvader was uitgebroken, had zij
iedere ontmoeting met den ouden man angst
vallig vermeden. Ook na Victor H.'s dood. De
oude man was erg zonderling en kwaadaardig
geworden, had Victor haar gezegd en die wist
het van zijn stiefmoeder.
En nu stond de kinderverschrikker aan haar
hekje en knikte haar vriendelijk toe. Ze was
zoo geschrokken, dat ze slechts fluisterend zijn
groet beantwoord hadj
„Hé, ken je me niet meer, Catrientje? Zoo
heet Je toch? Je bent toch de kleine meid van
Lutz? Of niet?"
„Ja, ik ben Kütchen Lutz." En vriendelijk
ging ze naar het hek en gaf den ouden man een
hand.
„Erg groot ben je geworden, Catrientje. Hoe
oud ben je nou, hè?"
„Ik word twee-en-twintig."
„Wel, wel. Als ik zoo terugdenk, is het geen
drie jaar geleden, dat je met Victor in m'n
aardbeien hebt gezeten. En je vader is nou
dood. Nou ben je een wees. Nou moet je 'ns
hooren. Die oude Wentzel heeft me mooie din
gen van Je verteld. Dat maakt een mensch
nieuwsgierig. Dus je bent op een tuinbouwschool
geweest? En in Engeland? Jou kleine aap. Ik
zie Je nog voor me in je rooie rokje met rooie
kousjes aan. En het eene kousje was afgezakt
en over het schoentje geschoven. Ja, ja, zoo
worden kleine kinderen groot."
lijk, zijn blik imponeerden, maar zijn manier
van spreken was zoo verbazend gemoedelijk, al
deed hü zoo'n beetje quasi-mopperig. Vriende-
lük keek ze hem aan.
„Maar U bent heelemaal niet veranderd,
meneer Troilo. Werkeiyk, heelemaal niet. En
als ik in dien tüd wel eens aan U gedacht heb,
dan zag ik U altqd met dien hoed op en met
die rozenschaar
Balthazar Troilo nam zün hoed af en bekeek
dien. „Die is heelemaal niet zoo oud, hoor. Die
heeft een vriend van me uit Mexico meege
bracht. Wacht, wannee. was dat? Halt, ik weet
het al. Dat was, toen ze Porfirio Diaz voor de
tweede maal president hebben gemaakt."
Ze schaterde. „O, meneer Troilo, dat was. in
1884."
„Hoe weet jü dat kwaje aap?"
„Op school geleerd meneer Troilo"
Nu lachte hij ook met zün heldere stem.
„Een mooie school waar de meisjes moeten
leeren „hoe oud een ander z'n hoed is." En over
die eigen mop kon hü nog lang niet tot be
daren komen
Zoo was het üs tusschen hen gebroken en
een vriendschapsband gelegd.
Ze zagen elkaar nu iederen dag. De oude
Wentzel had hem over alles wat ze deed in
lichtingen moeten verschaffen. Hü interesseer
de er zich buitengewoon voor. In de eerste
plaats voor haar kas en voor haarEngelsche
specialiteiten. Op het hek zittend, gooide hü
eerst het eene been, daarna het andere er over
en hij hoefde zich bü'na niet eens vast te hou
den, want ondanks zün tachtig jaren was hü
nog buitengewoon lenig. Zoo stond hü in
Catharina's rijk.
Een ondeelbaar oogenblik viel er een schaduw
over haar zonnige stemming.
Zü hield zichzelf voer: tenslotte is hü Victor's
grootvader en wat hii hier ziet, weet mevróuw
Troilo morgen En ze was met zichzelf in twee
strijd of ze een voorwendsel zou zoeken om
hem te beletten de kas binnen te gaan. Maar
zoo was haar natuur niet. En hü had voor
haar zoo iets patriarc naals, dat ze onmogelük
onaardig tegen hem kon zijn.
Zoo bekeek hij Catharina's proefnemingen
met de grootste interesse, en zij legde hem
alles uit. Hij was verrukt over de schoonheid
van de kleuren En ook de bloesemrükdom van
verschillende anjers was iets nieuws voor hem.
Het was zeker dat Oatharina er in geslaagd
was twee heel nieuwe soorten te kweeken: een
witte en een oranje-roode, die ook Dutton nog
niet had. De oude man informeerde belangstel
lend, of ze genoeg stekjes had, om haar nieuwe
bloemen in den handel te kunnen brengen. Ca-
tharina vertelde, dat ze de eerste nakomeling
schap geplant had.
„Ik zal Je eens wat zeggen, Cathrientje,"
begon hü, toen ze de kas weer verlieten, „Je
bent een knap meisje, maar in zaken ben je
toch eigenlük nog erg dom. Als je zoo'n Gods
geschenk hebt gekregen als die twee nieuwe
soorten, dan laat je Je jaloerschen buurman
toch niet bü je inküken, maar dan sluit men
zün venstertjes goed dicht en zegt: dank je
voor de belangstelling, maar mijn specialitei
ten kun je te zien krügen, als ze op de markt
komen en geen minuut eerder."
Ze keek hem ernstig aan. „In imjn buren
moet ik inderdaad geen vertrouwen meer heb
ben. Uw schoondochter heeft het wel erg bont
met me gemaakt, meneer Troilo. Doodongeluk
kig ben ik geweest. En Victor.... Maar U bent
altijd erg vriendehjk tegen me geweest
Ze aarzelde, brak haar woorden af. Ze stond
op het punt om in tranen uit te barsten.
Hij zat weer schrülings op het hek en speelde
met de rozenschaar. „In mü kun je in elk ge
val wel vertrouwen hebben, Cathrientje. Van je
vader ben ik altüd een goea vriend geweest.
En toen ik gezien heb, wat die lui aan den
overkant hebben uitgevoerd, toen ik gehoord
heb hoe die vergiftige slang, die juffrouw Ris
peter, je arme vader zijn armzalig stukje land
afhandig heeft gemaakt, toen ben ik ziedend
kwaad geworden. En kijk, toen ben jü hier ge
komen en wat Je aanpakt is goed en talent heb
je voor je werk en de rechte liefde er voor heb
je ook en goed gedragen doe Je je óók en je
hebt een gelukkige hand, ja.... kijk.... en
toen heb ik zoo tegen mezelf gezegd, die aap
van 'n meid verdient dat ze voortgeholpen
wordt en veel eerder dan die luie Victor, die
zich in duizend bochten wringt voor zijn stief
moeder en van zijn ouden grootvader toch niks
anders wil dan erven."
Hü stak de rozenschaar in den zak, nam
zijn hoed af en voer met zün bruine hand over
den spiegelgladden schedel.
„Kijk es hier, Cathrientje, dat stuk land daar
dat aan jouw tuintje grenst daar j111
dat hebben de Rispeters ook al altijd ,n
hebben. Nog eergisteren hebben ze me
makelaar op m'n dak gestuurd. En ik he
de deur uitgegooid!" Hü lachte en ze
hoed weer op. „Maar nu, Katchen, als J
stuk hebben wilt, dan kun je het krijge1 gep
Ze wist van verbazing niet, wat ze
moest. „Maar meneer Troilob jk
„Och kom nou. 'Ik ben oud, noodig jnee,
het niet en ik heb er alleen maar wel_ yee\
Ik heb genoeg te doen met mijn roze sCn
luis. En veel meeldauwEn als dat tujn
van Rispeter na mün dood in mün u* je?
de baas wil spelen, dat wil ik niet, ve je
JÜ kunt het goedkoop krijgen. Wat "eorgen?
vader van de weduwe gehad voor den
Dat zullen we eens gewaar zien te w°ibet
hier is twee en een halve morgen. Jij va"
voor de helft van wat die lui daar aa zaal{je
der betaald hebben. Dat is geen slecnt
voor je, Cathrientje. Doe het. En je
niets te betalen. De koopprüs bhjftstaaii. un-
jaar renteloos. En daarnaJe haa zeg
mers tien maal meer uit dan ik nu.
nou es wat, kleine aap." „oa„achti8
„Och, meneer Troilo, ik weet
niet wat ik zeggen moet, het is te m pe
„Niks te mooi voor jou. Vooruit, n
aan." maO
Ze sprong juichend op den ouden
alsof ze hem wilde omhelzen.