droeve sinterklaastijd DE GESCHIEDENIS VAN SPECULAAS Boer Jansen 's leed en vreugd I Amsterdamsche koeketers ZONDER MANESCHIJN ST. NICOLAAS-BIJLAGE ONDANKS BINNENLA NDSCHE BEROERINGEN Spaansche revolutie was geen beletsel voor St. Nicolaas tljdig en 0p (je gebruikelijke wijze in Holland aan te komen 1 Beste Sint Nicolaas, In de Nieuwe Wereld EEN MOEILIJK GEVAL Die moderne schoorsteenen zijn wel wat nauw HET GROOTE OOGENBLIK Het momentdat door vele kleuters met hoopangst en vreeze tegemoet wordt gezien Hoe dichter 't bij St. Nicolaas kwam, hoe weemoediger ie werd, boer Jansen; hoe erger ie 't weer voelde, dat z'n goeie, brave vrouw was heengegaan.... O. 't was haast niet uit te houden voor den armen man, nu z'n kinderen, die half maar 'l groot verlies nog begrepen, avond aan avond 0ver den goeden Sint praatten, en zoo kinder lik hoopten op allerlei moois. Met moeite kon ie z'n tranen weerhouden. Ms 's avond onder den voer- en melktijd de hinderen in den stal kwamen en hun Sinter klaasliedjes gingen zingen, en angstig 'n beetje haar 't donkere zoldergat keken, waaruit zco Geheimzinnig het hooi naar beneden viel op de gang, waar vader en broer Kees 't dan met armen vol halen gingen om aan de hongerige koeien te brengen. Hoe hunkerden Maartje, ^iet en jantje er dan naar, dat vader ze weer hi den hooiheuvel gooien zou als verleden jaar eh ze bij „vergissing" in een pluk voer zou op- hemen om aan „Modderpoot" te geven, die dikke, gulzige koe. i iiiiiiiiiiimiiiii „Hè, deed '■Hiiiiiiimiiiinmiiiiimiiiiii Jantje dan verlangend, dat vader t hoorde, ""■■iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiï „weet je h°g, dat vader me in 't zoldergat wou gooien, dat Sinterklaas me grijpen zou? «Nou, en je schreeuwde zoo," lachte Maartje. «Ja, en toen rinkelde Sinterklaas op zolder hiet 'n ketting.'k was zoo bang." wist Piet hog. «Maar 't was Sinterknecht niet, hoor," fluisterde Maartje wijs, ,,'t was onze knecht, •i was Gerrit; die rammelde met een koeien- kluister." Maar, over 't Sinterklaassprookje M heen zijnde, wou ze toch maar, dat vader Weer „bang" zou maken met Sinter en kwarten Piet, of dat Kees-broer met een zak k°U komen, om ze naar den donkeren zolder sleepen. Maar vader deed stil en in zichzelf gekeerd zn werk; en Kees stoeide ook niet met ze: en de knecht, die op den zolder het hooi naar beneden gooide, bromde geen bangmakend ge buid of rinkelde met ijzerwerk; en de meid, die ahders luide meezong met het „Zie de maan" eh andere Sinterklaasliedjes, zweeg nu, als ze *h den stal kwam.... Ach, de stemming was zoo stil en droef op boerderij, waar kort geleden de moeder, die Goede, brave vrouw Jansen was overleden, bedrukt gingen de kinderen, die zoo honger- etl naar wat Sinterklaasblijdschap, uit den maar weg naar de keuken, de huiskamer waar zus, de oudste dochter, het brood sheed. 't Was moeders werk altijd geweest 0,1 't hareEn met toegewijde zorg deed 't en ze probeerde met al haar jeugdige ®hergie ze telde nog maar zeventien jaren voor Maartje, Piet en Jantje en den kleinen kohreeuwer in 't wiegje een hartelijk moedertje 2Un. Ze gaven een hooge toewijding aan haar 'hge leven, die moederlijke zorgen voor het joi hu; 'shouden. En een sterkende troost bij haar ^brijnend leed was 't te mogen denken, dat Jh°eder daar boven zeker met welgevallen op aar flinke dochter, op die beste zus, zou herzien. Ja> zij zou 't moedertje wezen voor de kin- fen en vader, zoo 't kon, 't droeve leven ut verlichten. O, vader was zoo stil geworden, 800 somber en zoo moedeloos na moeders heen- Z'n leven leek gebroken voor altijd, nu 't St. Nicolaas worden zou, scheen ie nog te lijden dan anders. Die kinderen, die vroolijke, arme kinderen, snakten zoo T 't huiselijk feestje, dat moeder altijd zoo Gezellig wist te maken; en nu hij kon geen lach, geen liedje uitstaan in h droevig denken. Hij kon Maartje haast niet uanzi, 'en, zoo bleek en meelijwekkend als haar gezichtje bij 't zwarte jurkje stond.... h Piet en Jantjeoch, die petjes met arte strikjesArme, arme kinderen, die J°° vroeg in rouw al waren over hun goede Moeder. nu t Sint NicolaasfeestHoe schrok ie van de vreugd! Zoo sterk zou die dag hem weer 't leed doen gevoelen, dat over zijn gezin ge komen was. O, was St. Nicolaas maar voorbij! Hij kon geen vreugde hebben. Vandaag had ie 't weer slechter nog dan anders. Vandaag waren Klaasbuur en z'n broer Jan naar stad gegaan met hun vrouwen, om cadeautjes te koopen voor de kinderen. Ver leden jaar was ie er ook bij, met z'n vrouw. Zoo'n gezellige, leuke dag was 't altijd. En nu.. Ze hadden er geen wcord van gezegd, dat ze gingen; ze hadden z'n verdriet niet willen ver- grooten. Maar hij had 't wel gemerkt, en hii benijdde hun 't geluk, dat voor hem niet meer bestond. Neen, ze konden niet thuis blijven voor hem, maar zóó schrijnend voelde hij 't vandaag weer, dat z'n leven zoo eenzaam was geworden. Maar die kinderen! De St. Nicolaas kon toch niet vergeten voorbijgaan. Ze waren er zoo vol van, ze hoopten zóó. En die intieme gezelligheid was nu voorbijvoor immer Zoo'n ontstellende benauwing was 't hem, nu aan dien naderenden dag te denken ,,'k Wou, dal de Sint toch maar 's gooide: we hebben al zooveel liedjes gezongen," moest Maartje bij zus haar hart eens luchten. „Bij Gerrit van buurman heeft ie eergiste ren al gegooid," vult Piet verlangend aan; „En wat 'n hoop! Bij ons nog niks." „Hè, grabbelen," snakt Jantje, „wat zou k zoeken!" en dol springt ie over den vloer als op jacht naar pepernoot en mop. ,,'k Wou, dat moeder niet dood was," begint Maartje zacht te huilen, en vleit zich troost- zoekend tegen haar groote zus aan. „O kindje." ontroert ze, en ze kon zelf wel meeschreien met het arme Maartje, „toe huil nou niet, dan maak je vader zoo bedroefd, en mij, toe.... misschien zal morgen hier die goede Sint wel 's gooien.... wees maar stil.... Hij zal gerust wel wat voor je brengen ook; en voor Piet en voor Jantje, en broertje en KeesMaar niet zoo huilendat zou moeder.... ook zoo'n verdriet doen.... Toe, 'n flink Maartje wezen, dan komt ie stellig wel. St. Nicolaas vergeet geen zoete, flinke kinderen. En ga nu zoet je boterham eten: 'k zal melk halen uit den stal en voor Piet en Jantje ook. En dan maar gauw gaan slapen. Dan is er alweer 'n nachtje om Zwijgend en bedrukt happen de kinderen in hun avondbrood. Maar aanstonds beginnen ze weer vol hoop over Sinterklaas te praten en van het moois, dat ze vragen. Met weemoed hoort zus den kinderlijken kout aan en tracht te vergeefs den brok weg te slikken, die in haar keel zit. Van avond, als allen naar bed zijn, zal ze er met vader over praten. Die arme kleintjes moeten toch hun Sinterklaas hebben, al zai de viering ook ontzettend hard wezen den eer sten keer na moeders dood. Maar als ze straks de stille smart weer leest in vaders trekken, durft ze het gesprek niet brengen op de naderende feestelijkheid. En ze kan niet slapen, al maar moet ze den ken aan die goede moeder en aan 't leed, dat haar sterven gebracht heeft in 't gezellige huis houdenZe is blij haast, dat broer, in 't wiegje voor haar bed, wat schreien gaat, en haar zoo henen helpt over de lange slapelooze uren. En steeds speelt haar 't St. Nicolaasfeest in 't hoofd. Ze verlangen zoo naar een beetje vreugde in de droevige dagen die arme Maar tje en Piet en Jantje. Hoe moet ze het toch aanleggen om ze wat Sinterklaasgeluk te bren genVoor zichzelf gruwt ze van feest en pret, en ze begrijpt niet, hoe ze andere jaren kon meedoen aan de vroolijke feestjes op 't dorp. Maar de huishoudelijke Sinterklaasmor gen is toch wat anders. Dit feestje zal moeders aandenken juist in eere houden, al zal 't een ochtend zijn van diepen weemoed. Ze moeten blijven, die intieme gezelligheidjes bij verjaring en gelegenheden als nu Moeder zou 't zelf ook zoo willen. O, dat vader z'n smart toch wat beheerschen kon. Maar morgen zal ze 't toch zeggen; 't moet, 't moet voor die arme, jonge kinderen En moe gepeinsd slaapt ze eindelijk in. ^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii.ii.'i -» jr ijn oudste broertje zegt, dat U eigenlijk heelemaal niet die goeie vriend van de kinderen bent, want dat U altijd maar hoog in den Hemel woont bij O. L. Heertje en dat U nooit met Pieterman en uw paard over de 1 daken rijdt om lekkers en mooie dingen voor de kinderen door de schoorsteenen 1 te laten vallen. Sint Nicolaas, dat zijn vader en moeder, zegt Jan, maar als dat waar is, dan weet ik niet van wie wij het vorig jaar, toen Pappie óók al werkloos I was, dat fijne speelgoed hebben gekregen, waar we erg zuinig op geweest zijn. Ik weet zeker, dat Pappie dat niet heeft kunnen betalen, want pioeder zei toen i| al, dat ze geen geld had om voor ons allemaal wat op den boterham te koopen. En gisteren huilde moeder weer en ik hoorde ze tegen vader zeggen„Sinterklaas moest je maar werk kunnen geven, dan waren we uit de misère en dan hadden de kinderen een prettigen dag. Dien prettigen dag zou ik wel graag hebben, beste Sint Nicolaas, maar nog liever zou ik willen, dat U Pappie werk kon geven, want dan zijn alle dagen 1 prettig en dan huilt moeder nooit en dan is het in huis veel gezelliger. Nu is het I precies of Pappie alle dagen ziek is, want hij zit dan telkens in huis bij de kachel en als de kachel uit is zit hij in de keuken en hij is ook niet erg lief voor ons, I maar dat komt allemaal omdat hij geen werk heeft, zegt moeder. En Pappie is I ook boos op moeder, omdat hij niet veel te eten krijgt en hij is boos op alle andere nienschen. die rijk zijn. Maar als hij maar werken kan, dan zijn wij ook rijk en dan koopt moeder weer een nieuwe jurk voor mij en voor Marietje en Jan krijgt een spoor, maar dat durven wij nu niet allemaal aan U te vragen, want U moet zoovéél menschen helpen en die jurk kan mij niets schelen, als moeder maar niet meer huilt en als vader maar weer met ons speelt, als hij 's avonds van zijn werk thuis komt. Als U wilt, Sint Nicolaas, dan kunnen wij weer veel plezier hebben thuis, dan moet U vader een briefje schrijven, dat hij 1 weer alle dagen kan werken voor moeder en voor ons. I En dan hoef ik anders niets te hebben en veel groeten van ons allemaal, MIENTJE aiiiiiiiiiiimMiimiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiHiiiiimiiHiiiiiimiimiiHiimiimiiiiimmmmmiiimiimiiiiMniiiinimimiirflimiR Met Sinterklaas eten we niet minder dan anders in het jaar alles wat goed smaakt; misschien zijn boterletters rond dien tijd een tikje meer in tel dan anders, maar in den Sinterklaastijd hebben we toch ééne koeksoort, die in elk huisgezin by een kopje koffie of een tas thee wordt voorgezet: de spe culaas. Enorme hoeveelheden speculaas worden in deze dagen gegeten. We herinneren ons, dat een koekfabrikant aan den redacteur van „On der de menschen", die er eens voor de N. Rott. Crt." op uittoog, vertelde, dat hij van 15 Oct. tot 15 Dec. honderd-twee-en-zestig duizend pond kleine speculaas had gebakken en boven dien nog zes-en-zeventig duizend stuks vrijers en vrijsters. En dat is dan de omzet voor één enkelen fa brikant en het zou ons niet verwonderen als die omzet nog door een of anderen collega werd overtroffen. Amsterdam heeft in den totalen speculaasomzet elk jaar natuurlijk een reuzen- aandeel, want de Amsterdammers dragen niet voor niets den bijnaam van koeketers en bo vendien is Sinterklaas de aloude schutspatroon dier stad. De schutsheilige der visschers (en de bedwin ger der stormen tevens) is te Amsterdam vanaf het ontstaan der plaats gehuldigd op allerlei wijze en niet alleen door het stichten van de St. Nicolaaskapel (thans de Oude Kerk en steeds de oudste kerk der stad), maar ook door het houden van de St. Nicolaasmarkt. Die markt, de oudste stadsboeken vermelden het, was, zoo vertelt Gos. de Voogt, een groot festijn voor de Amstelaren en het was dan een ■druk gedoe langs „Dammerack", waar de St. Nicolaaskraampjes en -kruiwagens stonden, hoog opgetast met Claescoeck en vele snoepe ryen. Er was veel jolijt, en er werd, volgens oud- Hollandsdh gebruik, geweldig gegeten en ge dronken. De kleintjes snoepten Claescoecken die reeds spoedig door een vemuftigen bakker in den vorm van poppen werden gebakken. En daar zien wij het ontstaan van de verschillende vormen van Sinterklaas-speculaas. De gelegenheid leende zich bijster goed om Sinter Claas in deeg te vormen en zoodoende den schutspatroon in hoogst eigen persoon aan den man te brengen. De Overheid schijnt daartegen later bezwaar ta hebben gehad, vanwege den aanstoot, die zulk een ter markt brengen van heiligenbeeldjes, in deze tyden, aan andersdenkenden gaf. Want zij ordonneerde „gheen broodt, coeck, suycker ofte andere eetwaren te vercopen, hebbende 't fagon van eenige beelden ofte daer eenigh beeld ofte beelden in ofte op gebacken of gestelt zijn". Niettegenstaande dat, bleef 't fagon er toch nog langen tijd in. De „Claesjens" die in de 15de en 16de eeuw voor de kinders gekocht werden, waren een soort koeken, gewijd aan Sinter Claes, en daarom moesten die koeken ook het beeld geven van den populairen bisschop van Myra, hetzij te voet of te paard. Ongetwijfeld was dit de aanleidende oorzaak waarom juist het St. Nicolaasgebak en onze speculaas, thans nog zulke tallooze vormen doen zien. De broeders van het St. Obersgild tracht ten, alle eeuwen door, elkaar te overtreffen op dat punt. Het is inderdaad opmerkelijk, dat geen ander eenvoudig en algemeen verspreid goedkoop bak sel, dat in ons land op een oude reputatie kan wyzen, in zooveel vormvariaties uit de bakkers ovens komt als het speculaas. De Haarlemsche halletjes zyn rond en plat gebleven; de Arnhemsche meisjes behielden haar ovalen vorm; krakelingen zijn nog steeds krakelingen; Deventer, Bossche, Groninger en Bredasche koeken komen onveranderlijk pris matisch uit de ovens; Haagsche hopjes, Dalfser en Bloemendaalsche moppen, Jan Hagel en Goudsche sprits kwamen sedert eeuwen niet uit Overal, waar de Hollanders byeen zijn wordt Sint Nicolaas gevierd. Toen de Hollanders te New-York en te Ilbany een herinnerings- en gedachtenisfeest instelden aan 't geliefde moe derland, kozen zij daarvoor het St. Nicolaas feest en ook de Hollandsche Mennonieten in Pennsylvanië. Dit is zeer typisch, daar, zooals men weet, in de Angel-Saksische landen vooral veel op hef gemaakt wordt bij de viering van Christmas of Kerstmis. hun traditioneele plooien, evenmin als de Am- sterdamsche korstjes, de Utrechtsche thee randjes en de Leeuwarder drabbelkoek. De speculaas echter kwam, dank zij de bak kerskunst, in alle mogelijke vormen tot ons. Toch zijn er, om bij de meest bekende daar van te blijven, speculaasvormen die onveran derlijk bleven gedurende halve eeuwen en die, wanneer men ze, toevallig, op lateren leeftyd weer ziet, plotseling een begoocheling over ons kunnen brengen, waardoor die kleine, onnoozeie koekdingetjes herinneringen opwekken uit de kinderdagen, herinneringen aan vroolijke stem men, thans voor altijd verstomd; aan gulle han den, thans gevoelloos en koud, en aan goedige, glinsterende oogen, thans gesloten en uitge doofd Maar die van ouds bekende vormen waaraan ook zooveel zoete herinneringen uit uw jeugdige knabbelgrage periode verbonden zijn, ze moeten met een lantaarntje tegenwoordig gezocht worden. Vraag eens in een koekebakkerswinkel, ge naamd „Confiserie", om speculaas en ge krijgt speculaas, doch waar is de „wieg", de „vuur mand", het „paard" en helaas waar is dat dubbel stuk, de „man en de vrouw" dat voor twee stukken gold en daarom hoogstens in du plo in het trommeltje (by de thee) gepresen teerd lag? Er is geen „varken" i bij, en juist dat I „varken" maakte indruk door de vele diepe rimpels; zoek nu ook niet naar den „hond", want dat stuk ontbreekt stellig of 't is ten minste niet zoo'n hond als vroeger, met dat gezellige oortje, dat steeds brak en dus al heel gauw het eerst mocht opgegeten worden. Het zijn tegenwoordig allemaal rashonden, rasecht, zelfs in speculaas. We kennen allemaal de groote vrijers en vrij sters in speculaas. De moderne St. Niklaas- vrysters en vrijers zijn kleiner. Het verband tusschen St. Niklaas en het „ewig weibliche". gaf Tergouw het volgende in de pen: „Sinterklaas was de kinderheilige, maar uit deze betrekking vloeide nog een andere voort. Want daar van ouds ieder goed patroon zijn vak verstond met al wat er toe behoorde, en zijn taak zóó ruim opvatte, dat hy tevens al datgene behartigde wat aan den bloei van zijn patronaat bevorderlijk was, zoo kon 't wel niet anders of de heilige Klaas moest weldra een vriend en de vertrouweling zijn van alle minnende harten. Zoo werd Sinterklaas de „Hy- likmaker". Let wel: het is geen heiligmaker, maar hylikmaker, dat is: huwelijksmaker; want dit was hij metterdaad, en het stond immers met zyn ambt van kinderheilige in onmiddellijk verband." De Sinterklaasvrijer heette nu en dan een Sint Jan en ze werden in gestalte van een Sint Jan gebakken, even goed als in die van een saletjonker, gesteekt en gepruikt. Zoo'n vrijer, en niet minder zoo'n vrijster, was nog eens de moeite waard om te vergulden, tot de plooitjes van den kraag en de ruitjes van den breizak toe" zoo heet het in Hildebrand's beschrijving van de verguldparty bij den koe kenbakker De Groot dat was iets anders dan de latere vrijers en vrijsters in meer moderne kleeding. Hooge hoeden van vrijers zyn niet meer te vergulden (tenzij het, maar dat zou ongepast 'zijn, politiehelmen zijn) en de geheele verguld manie van Klaaskoeken is uit de mode geraakt. In het „Handelsblad" van 27 November 1857 kan men zelfs een waarschuwing lezen, geschreven door dr. Lobie, tegen flikkerende St. Nicólaas- poppen met valsch goud beplakt en, dit bij het publiek vrij algemeen voor onschadeiyk gehou den metaal, is een verbinding van koper, tin en zink". De schrijver dringt er op aan, dat de ijverige gezondheidspolitie en de stedelijke re geering den verkoop niet meer zouden ge- doogen. In December 1862 werden er door den koeke- bakker H. Wiegand op den Heiligenweg in Am sterdam zeer bijzondere St. Nicolaasvrijers uit gesteld volgens onderstaand vers: St. Nicolaas, op reis naar hier, Die stuurde voor een dag of vier Een aantal Japaneezen, Gebakken van hetzelfde deeg, Waarvan men vroeger vrijers kreeg Zoo flink ze er mogten wezen. Dat was bij gelegenheid van het bezoek van een Japansch gezelschap aan Amsterdam en die bakker had er groot succes mede. Maar morgen gaat 't al niet beter, 't Is al weer in den namiddag en, en nog heeft ze niet met vader over 't feestje durven praten. Hij zit bij tafel nu, stil en teruggetrokken zijn pijp te rooken. 't Is tyd voor de middagthee. Zus schenkt in voor vader, voor de meid en zich zelve. Kees en de knecht zijn naar 't land; Maartje en Piet naar school, Jan tje speelt in den stal met zand. Gunstig oogen- blik om over St. Nicolaas te pra ten. Zus maakt zich zenuwachtig, ze weet maar niet, hoe te be ginnen Hé, als vader toch zelf 's begon maar zoo somber is ie. weer en staart in droevig denken het raam uitZou ze 't toch maar wagen .zou ze. „Hè," schrikt vader, „daar komt Ma de Zwart aan met 'r koekman- den," en dadeiyk staat ie op en gaat den stal in. Zus en de meid kyken elkaar aan. ,,'k Had er net over willen pra ten," zucht zus, „en nou komt Ma. Hoe zal 't toch in orde komen Aanstonds is Ma in de kamer met haar zware man den vol Sinter- klaaslekkerny. Het oude mensch is een goede be kende op de boer derij. Ze heeft er vroeger gediend tot ze trou wen ging, en veel vreugd en leed er mee ge maakt. In den Sinterklaastijd vent ze met koek en slaat ze boer Jansen, dien ze nog altijd haar baas noemt, nooit over. Ze weet wel, dat alle Sinterklaaskoek van Ma moet komen. „Ja kind," doet ze met welgemeende harte- ïykheid, ,,'k kom toch maar 'ns kijken hoor, net alsof je goeie moeder nog leefde. Er moet toch wat voor de kinderen wezen hé. „Ja, Ma, ik vind 't ook, maar vader...." en zus begint van aandoening te snikken. ,,'k Dacht 't wel, kind, 'k dacht 't wel, je vader is gewoon kapot, en 'k kan 't me inden ken, zoo goed als de vrouw was.en hoe ze al z'n vreugde meegenomen heeftMaar de kinderen moeten Sint Nicolaas hebben, en te gen m'n man zei ik, 'k ga er heen, want als Ma niet komt, krijgen de stakkers niks: en daar kon 'k om huilen. Waar is de baas, 'k moet eens met hem praten. In den stal zeker wel, hè: weggeloopen, toen ie Ma zag komen." Ze gaat den stal in, 't kordate mensch, en Jantje, die vader helpt „werken", stuurt ze naar binnen: „Je haalt maar 'n lekker stuk koek uit m'n mand, hoor Janneman; zeg maav, dat je mag van Ma, en voor Maartje en Piet ook, en voor zus, en voor allemaal." En dan begint ze tot den „baas". „Hoor 's, als jij wegloopt voor Ma, kom ik naar jou toe; want de kinderen moeten hun Sinterklaas hebben, d'r gaat niks van af. O, 'k begryp 't zoo best, dat je 'r van schrikt.... Maar als de vrouw 't nog zeggen kon, zou ze t vast en zeker ook willen." „Dat zou ze stellig, Ma," zegt de boer in groote ontroering, „en als je wist, hoe ik 't zelf ook die arme kinderen gunmaar die ochtend, die treurige ochtend, als 't feest in huis is, ende moeder er niet by is 'k Kom er niet over.O, dat Onze Lieve Heer mij maar had weggehaald inplaats van hun moederze missen nu zoo ontzettend veel.." ,,'t Was Gods wil, baas, en Hy zal je ster ken; je komt er wèl door, je moet, je moet, voor je kinderen, toe, toe, wees flink, wees de sterke kerel van altijd. En de vrouw zaliger, die goeie, brave Guurt, is immers gelukkiger dan wy, moeten we denken, gelukkiger dan jij haar maken kon, al was je ook nog zoo'n beste man voor 'r.Troost je er mee, baas, dat je altyd zoo goed voor 'r was en ze in 't trou wen nooit 'n dag verdriet gehad heeft. Dat durf ik gerust te zeggen, en Ma vleit niet; dat weet je wel baas, Ma zegt de dingen zoo ze zyn, net als vroeger, toen 'k bij jou en de vroirw nog diende. En troost je aan je lieve kinderen! Wat 'a engel is zus toch, krek 'r moeder: en wat 'n zorg voor broer.... Toe, hoor, niet kleinmoedig wezen, en al zal 't Sinterklaasochtend 'n zware morgen wezen, Maartje, Pietje en Janneman moeten hun feestje hebben." Boer Jansen is diep getroffen door de harte lijke, troostende woorden van de oude trouwe Ma, die altyd zyn vrouw zoo hoog vereerde. „Ja, Ma," zegt hy bewogen, ,,'k verga van mede lijden met m'n arme jongens, zoo ongelukkig ze nu zyn. En Sinter klaasmorgen zul len ze 'r moeder nog meer missen dan anders. Ik kan 't hun niet gezellig maken, ik kan door mijn verdriet hun beet je vreugde alleen maar bederven. O, wat 'n morgen 't wezen zal Maar hun ca deautjes zullen ze hebben, al zal ik ze zelf moeten gaan koopen „Neen, baas, laat dat maar over aan zus en mij. Ma weet wel, hoe de vrouw het altyd hebben wou. En Sinterklaas avond breng ik mijn pak, als al tijd. En zelf kom 'k gooien, hoor, van avond, als je 't goed vindt, als alle Jaren, 'k Moet ze weer zien, als ze grabbelen en. gluren, waar ze vandaan komen, die pepernoten en moppen." „Best, Ma, best hoor. Maak 't in orde, alle maal, zoo best je kunt. Ik dank je voor je goeie zorgen." Ontroerd drukte hy de hartelijke Ma de hand. „Toe en ga nou mee naar binnen, dan drin ken we thee bij zus." En Ma bepraat met zus, wat er noodig zal zyn. „En morgen ga je naar stad om de dinge tjes te koopen, die ze vragen van den Sint, hoor. Ja vader vindt 't goed, hè baas?" ,,'k Ga zelf mee, Ma," besliste vader, z'n ontroering beheersdhende. ,,'t Zou slecht van me zijn, om door eigen leed die kinderen nog meer te laten lijden." En den Sint Nicolaasavond, toen de anderen naar bed waren, hielp hij zelf mee om met Zus alles klaar te leggen, zooals ie altijd z'n goede vrouw geholpen had. 't Waren oogenblikken van weemoedig her denken, maar 't was, of hemelsche troost in hun harten daalde bü het droeve feestwerk, dat zooveel vreugde geven zou aan Maartje, Piet en Jan, voor wie hun goede moeder dezen avond zeker 't zelfde zou gedaan hebben.... Vader en dochter voelden als 't ware haar blijden zachten blik, nu zü, als in vrome tra ditie, haar lieve nagedachtenis eerden.... Ziede maan schijnt door de hoornen Makkers staakt uw wild geraas Zoo iets kan men nil niet zingen Op den dag van Sinterklaas! Ja, de hoornen zijn nog hoornen En van bladeren ontdaan, Dus het kijken door de kieren Van de takken zal wel gaan! En 't geraas zal ook wel blijven, Ja, 't vermeerdert met den tijd, Nu Sint Nic'laas ook zijn pakjes Met een reuze auto rijdt! Maar de maandit is de kwestie, Afgezien nog van het weer! Want de wolken sieren dikwijls Nog al zwaar December-sfeer. Doch zelfs afgezien van wolken, Buien, sneeuw of dikke mist, Met de maan, in 't oude liedje, Heeft men zich nog al vergist! Want de maan, al geeft {iet schijnen Dikwijls velen groot plezier, Is niet vól op 6 December, Maar pas in haarèèrst kwartier! CNadruk verboden) MARTIN BERDEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 17