EEN ONVERWACHTE WENDING DE DAG VAN ZES DECEMBER DE HEER EN MEVROUW DE WOLF De I Weerge- vonden I geluk I j In vroeger tijd I briljanten ring ST. NICOLAAS-NUMMER Houten noodgeld Liever niet NIET ALTIJD EVEN VRIENDELIJK DOOR HEEL HET LAND de school te Marken moest de gard er aan te pas komen HET IS EEN HEELE KLIMPARTIJ Langs dezen weg gaan alle milde gaven» in ruil voor. water en strooi St. Nicolaas overhandigt een Zeeuwsche schoono zijn verrassingen Zooals altijd, als hij over iets nadacht, liep mijnheer Rink ook nu langs de paden van zijn tuin. Heel belangrijk was het echter niet, waaraan hij op dit oogenblik dacht, maar tochWant hij had geen lust om den Sint Nicolaasavond in eenzaamheid door te brengen. Daarom piekerde hij er nu al heel dien morgen over, waar hij wel heen zou gaan, Want hij voelde zich verschrikkelijk eenzaam. Getrouwd was mijnheer Rink nooit geweest. Dat betreurde hij ook allerminst. „Vrouwen zijn maar lastposten," zei hij. „En dat kinder- Bekrijsch, brr...." Hij woonde nu met een oude huishoudster, wier man den tuin in orde hield, en een chauffeur, die tevens huisknecht was op zijn buiten dicht bij de stad. En zoo kon hij het best uithouden, want de huishoud ster was zuinig en zij kookte uitstekend. Zoo zijn gezonde maag te goed doende, was mijnheer Rink 48 jaar oud geworden. Toch was hij in zijn leven ééns verliefd ge weest, en wel op Grete, 'n aardig Duitsch meisje. Hij was toen twintig, studeerde in Duitschland en kon dus nog lang niet aan trouwen denken. En toen hij klaar was en juist van plan, naar Rijnland te gaan, om Grete, die toen negentien was, te vragen zijn vrouw te worden, hoorde hij, dat het meisje zich in- tusschen had verloofd met een Duitsch inge nieur. Twee dagen lang had Rink toen loopen treuren, en den derden dag nam hij zich voor, Zijn leven lang ongetrouwd te blijven. En hij had woord gehouden! Hij dacht niet meer aan trouwen. Daar dacht hij zelfs niet aan, nu hij op zijn vilten pantoffels door de sneeuw wandelde, alsof de tuinpaden kurkdroog waren. Hij dacht alleen aan Sinterklaasavond en waar hij dien zou doorbrengen. „Thuisblijven wil ik niet," mompelde hij. „In de soos is 't ook niet zoo gezellig als anders. Bij neef Kees is 't erg 6aai. Bij de Lanzens zijn ze zoo blufferig! De Joppens zijn krenterigDe Reedens ge ven je slechte punch te drinken.... En toch blijf ik niet thuis. Maar waarheen dan?" Daar kwam hem een oude studiemakker in de gedachten. „Dat ik daar niet eerder aaa dacht," mompelde hij. „Ik ga Sinterklaas vie ren bij de Kroesens! 't Is wel een eind naar het dorp bij de Duitsche grens, maar met den auto Zich de handen wrijvend over het reuzen-idee slofte mijnheer Rink zijn huis binnen en belde dadelijk zijn huishoudster. Bet je, begon hij, ik ga Sinterklaas vieren in Daaldorp, bij oude vrienden! Lieve hemel, gaat u heelemaal daarheen, en dan met die sneeuw! riep de oude vrouw, t Is nogal geen eind Dan belde hij den chauffeur en toen die voor hem stond, gaf hij hem eenige bevelen. We tuffen prompt om vijf uur van hier, besloot hij Best, mijnheer, antwoordde de man, maar u weet zeker wel, dat de groote weg nu niet bereden mag worden, en dat we den weg door het bosch moeten nemen, een omweg van mui- stens een half uur. en dan nog die sneeuw fcnne.als we ook maar eenlgszins pech hebben.... Maar we hebben geen pech, viel mijnheer Rink barsch uit. Onze kar is best, en als je öu alles nog eens nakijkt Wel, dat zal ik dan maar dadelijk doen, beloofde de chauffeur. Mijnheer Rink begon zijn reiskoffer te pak ken, want natuurlijk zou hij wel bü de Kroe sens logeeren. Toen dit met veel zorg was ge schied, wijdde hij zijn zorg aan zijn kleeding. ■Wel meer dan een uur had hij noodig voer het uitzoeken van een das, en toen nog een half Uur voor een overhemd en daarna nog een uur om zich te scheren en het kale kruintje, dat ïeeds verdacht glom, met overgekamde haren te bedekken. Maar toen hij, na een paar uren zoo bezig te Zijn geweest, weer beneden kwam. keek de huis houdster hem verbaasd aan. 't Is alsof hij naar een bruiloft moet, zei Ze tot haar man. 't Begon reeds te schemeren, toen de auto bet hek uitreed en doordat het in den auto zoo heerlijk warm was, dommelde mijnheer Rink spoedig in en ontwaakte eerst, toen de stem Van den chauffeur hem zeide, dat zij in Daal- dorp waren, maar dat het hek van de villa van hujnheer Kroesen gesloten was. Ze schijnen hiet thuis te zijn, want er brand geen licht. Wat nu, mijnheer? vroeg hij. Wat nu, wat nu, bromde mijnheer Rink. ^raag je dat nog? Natuurlijk naar huis terug, ^f denk je, vannacht hier te blijven? He chauffeur antwoordde niet. Hij vond het 't beste om zijn heer te laten bekoelen, hij' zou den terugweg maar aanvaarden. 'Danig uit zijn humeur en peinzende over zijn mislukten St. Nicolaasavond, stapte mijnheer Rink weer in den wagen, dook weer in zijn dekkleed en vergat al indommelfend zijn teleur stelling. Ja, hij lachte zelfs in zijn slaap, hij droomde van een heerlijk souper, dat hij bij woonde, een souper met oesters en kreeft met mayonnaise. En hij hoorde het knallen der champagne-kurken. Hè, wat gaf die laatste een knal! Door dien knal schrok mijnheer Rink plot seling wakker. Rechtop zat hij in den auto, die stilstond. En toch waren ze nog niet thuis, want uit de zijvensters zag hij niets dan be sneeuwde boomen. Wat voer je uit? riep hij tot den chauf feur, die ook onzichtbaar was. Daar kwam van onder den auto Jan's stem. Een der achterbanden, mijnheer, 't Is nog al erg ook. En toen, van onder den auto te voorschijn komend, ging hij voort: We moe ten hulp halen in Daaldorp. We zijn gelukkig nog niet zoo heel ver in 't bosch. Ik zie nog de huizen. Daar zal wel iemand wonen, die helpen wil. 'k Zal wel even terugloopen Blijft u maar in den auto Droom je? riep mijnheer Rink boos. Ik blijf geen uur hier alleen in 't bosch! 't Is hoogstens een half uur, stelde de chauffeur gerust, en 't is hier zoo veilig als 't maar kan. Neen, dank je wel, met die woorden sprong Rink van uit den auto op 't besneeuwde boschpad. Blijf jij dan maar liever hier, dan ga ik zelf wel hulp zoeken Brommend, dat hem ook altijd alles tegen liep, sjouwde mijnheer Rink door de sneeuw 't bosch uit en kwam weldra weer op den straatweg, waar eenige kleine landhuisjes ston den. Bij het eerste, dat er wat armoedig uit zag en waar de ramen zonder blinden waren en de deur zonder bel, klopte hij aan. Een tengere knaap opende de deur op een kier, en op de vraag. Is je vader thuis? Vader is dood. Maar als u moeder wilt spreken, dan zal ik haar wel even roepen.... Daar kwam reeds de moeder zelf bij de deur. Komt u binnen, mijnheer, zei ze in be schaafd Duitsch. Die stem heb ik meer gehoord, dacht Rink. Maar waar en wanneer kon hij zich niet herinneren. Hij nam zijn bontmuts af, sta melde eenige woorden van verontschuldiging, dat hij misschien het St. Nicolaasfeest kwam storen, en volgde haar dan naar een kleine, eenvoudig gemeubileerde kamer, waar bij een tafel twee jonge meisjes zaten te borduren Dat zijn mijn dochters Grete en Trude, stelde de dame (want dat was zij, ondanks haar bijna armoedige kleeding) de meisjes voor. En hij, die de deur opende, is mijn zoon Hans. Ik ben zelf de weduwe Hintze Een van uw dochters heet Grete? vroeg Rink; en zijn stem klonk onvast en verbaasd keek hij naar het met dien naam aangeduide meisje en naar haar moeder. Doch de weduwe, die weinig daarvan bemerkte ging voort: Ja. Grete. Ze heet naar mij. En Hans naar mijn man zaliger. En dan zuchtend: Die viel voor het vaderland, juist in 't laatste oorlogsjaar, toen zooveel landweermannen, vaders van gezinnen, vielenEven zweeg de vrouw. Want weer kwam het groote leed bij haar boven. Onopgemerkt aanschouwde mijnheer Rink haar nu oplettend. Ja, zij moest het zijn! Zij was Grete, die hij had willen vragen zijn vrouw te worden, toen hij nog jong was! De haren, die eens blond waren, waren nu wit, doch de blauwe oogen hadden hun kleur behouden; al leen waren ze doffer. Nu riep hij haar uit haar droevige stemming op: Maar dan kennen wij elkander! Ik ben Karei Rink.... O, ja, nu zie ik het ook! riep ze. U bent Karei, die destijds studeerde en.... Verder kwam ze niet, maar een felle gloed overtoog haar wangen. Weldra beheerschte zij zich. Ik ben erg veranderd, nietwaar, in al die jaren. De dood van mijn man heeft me niet jonger gemaakt. Dat was een ontzettend ver lies voor ons. Hans zou ook ingenieur gewor den zijn, maar dat gaat nu niet, hij bezoekt nu de ambachtsschool in de stad. En de meis jes zijn beiden op een kantoor. Zuinigjes le vend komen wij er wel. Nu begon ook mijnheer Rink zijn levens loop te vertellen, en hü vertelde zóó druk, dat hij totaal zijn chauffeur vergat, die in 't bosch bij den auto op hulp stond te wachten. Daaraan dacht hij pas, toen hij reeds een half uur op zijn stoel zat, en aanstonds sprong hij op. T Moet dadelijk een paar mannen zoe- eertijds onder groot rumoer, terwijl zij schoor steenkettingen over de straatkeien lieten ram melen, de buurten rond, om op deuren en ven sters te bonzen en met een bullebakstem te roepen: „Synder ook quaje kyeren?" Ook in Franeker zag men de Klazen toegetakeld en vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en geraas de streek langs trekken. In het begin van de 16e eeuw was de luister van Sinterklaas te Amsterdam zoo hoog ge stegen, dat voor hem een beeld van zuiver zil ver in de Oude Kerk werd opgericht. Zes en vijftig jaar lang is dat beeld bewaard gebleven, maar in 1578 ontvingen de Kerkmeesters last van den Magistraat om het te verkoopen. Reeds in de 16e eeuw was het „schoenzetten" gebruik en wat de kinderen zooal in hun schoen vonden kan men lezen in Bredero's .Moortje": „Assen Sinter Claes was, so sette men seunt tot jouwent de schoen. Wat pleger jou moer, Griet Jans, daar een hiele hoop goet in te doen, „Hiele peper-huysjens met suyekerer- retten." Er lagen in den schoen peperhuisjes met suiker erwten gevuld, kabel- jauwsoogen en kapittel stokjes, en dikwijls stond er een mandje bij, ge vuld met vijgen, noten, boekende flensjes en appeltjes. „De boekende flensjes", lezen we, waren toen en nog lang daarna een echt Amsterdamsche lekkernij, die ook op Nieuwjaar wel te pas kwam, mits ze met appelen en krenten en niet, zuinigheidshalve, met schijfjes van koolstruiken gebakken wapen. Voor de volwassenen behoorden op Sinter klaas „St. Claescoeck", „amendelbroot", „ho- ninctaert" en „marsepeyn" tot de zoete .genoe gens van het feest. Men kan amandelbrood wel beschouwen als voorlooper van de boterletters van later tijd en honingtaart is vermoedelijk niets dan een oervorm van taai-taai. Ons St Nicolaas-gebak is de eeuwen door in stand gebleven; geen enkele bakker van den modernen tijd is er of hij produceert nog „klaasjes" in velerlei figuren, zooals in den ouden tijd: menschen, beesten, ruiters, melk boeren, wiegen, vuurmanden enz., vrijers en vrijsters, kerken, vette varkens. En dan soms in reusachtig formaat. Marsepein werd oorspron kelijk uitsluitend in hartvorm gefabriceerd. De oppervlakte was met een laag suiker bedekt en daarop waren gekleurde figuren aangebracht, zooals trekkebekkende duifjes, een cupidootje en zoo meer. In vroeger eeuwen was zulk een marsepeinen hart, vergezeld van een grooten vrijer, toegezon den aan een meisje, een sierlijke vorm van een liefdesverklaring. Een origineele gedachte heeft de stad Te- nino in den Amerikaanschen staat Wasnmgrai verwezenlijkt. De stad, die in hoofdzaaK nout- industrie heeft, moest haar betalingen staken. Zij besloot nu houten noodgeld uit te geven. De plankjes verschijnen in de waarde van één, een halven en 'n vierden dollar. Het idee is ingesla gen reeds heel Amerika verzamelt thans het origineele noodgeld. Och, hoe dank ik je, zei de heer tot zijn jongen redder. Zie hier mijn belooning, neem m'n dochter tot vrouw. De jongeman keek even naar de de jonge dame in kwestie en pakte daarna den ouden heer bij z'n lurven. Hé, wat doet u! Je d'r weer ingooien, was het korte be scheid. De Sinterklaasviering vindt men wijd ver spreid in alle landen waar het Christen dom ingang vond. Soms is die viering zooals bij ons, dan weer zijn er groote afwijkin gen, maar de Oostersche kerkheilige heeft overal vereerders gevonden: in de Westersche landen al sedert de 9e eeuw. In de 17e eeuw werd door uitgewekenen het Sinterklaasfeest overgebracht naar Oost-Friesland en ondanks verbodsbepalingen van de overheid bleef o.a. in Einden de feestviering gehandhaafd. De jeugd van Einden bleef doorgaan met zingen: „Sünderklaas, dat is een Edelman, Een Edelman is hee, Hee het een Brook van krinten an Een Rock van Riexbree Sien oogjes sünt Rosientjes, Sien Haar is van Sütholt Sien Lippen sünt van Sukkergood, Sien wangen sünt van Gold". Bovenal is St. Nicolaas van oudsher de machtige kindervriend. In 1360 kregen, blijkens een oude rekening, de schoolkinderen al vacantie op „St. her Nyclaes dach", terwijl zij daarbij eenig geld voor snoe perij ontvingen. Een legende verhaalt, dat de Bisschop eens een drietal kinderen, die aan het strand mosse len hadden gezocht en zich daarop te ver in zee waagden, van verdrinken heeft gered. Ook in de volgende legende speelt de Bis schop een belangrijke rol. Drie verdwaalde kin deren kwamen eens bij een slager om nachtver blijf. Het drietal werd binnengelaten, maar door den legendarischen slager om hals ge bracht en ingezouten. In dit moordenaarshuis kwam eenigen tijd later St. Nicolaas om on derdak aankloppen. Toen hem een avondmaal werd aangeboden zeide de Bisschop, dat hij niet van het vleesch wilde eten dat in het zout was gezet. De slager wilde, dit hoorende, op de vlucht gaan, maar de bisschop weerhield hem en maande hem aan boete te doen. Zelf ging hij daarna naar de kuip, legt zijn vinger op den rand en op hetzelfde oogenblik waren de drie kinderen herleefd. In de 17e eeuw vindt men het Sinterklaas feest in vele plaatsen verboden onder invloed van het strenge Calvinisme. In een Delftsche keur van 1600 werd verboden op 5 December op het marktveld kramen op te slaan, „in welcke craemen vercogt worden verscheyden goederen, die men den cleynen kinderen dyets maeckt dat denzelfden Nicolaes henlyden geeft, twelck een saecke is nyet alleen strijdend ende teghens alle goede ordre ende politye, maer oock de luyden afleidende van de waere godesdyenst, ende streckende tot waengeloof, supersitie ende afgoderij". Toch is de feestviering in stand gebleven; zij was in vorige eeuwen reeds samengeweven met het volksleven en verbodsbepalingen bleven vrij wel zonder invloed of hadden slechts zeer tij delijk effect. In Oostenrijk verschijnt een „Zwarte Klaas" met een rammelenden ketting en brengt de zoete kinderen vergulde koek en voor de stoute een gard. Hij komt door den schoorsteen. De schoorsteen, leest men in de Volksvermaken van Ter Gouw „is de koker der gemeenschap met de bovenwereld, die de kinderlijk levendige verbeelding der voorgeslachten met allerlei geesten bevolkte. Door den schoorsteen verna men ze dikwijls de wonderlijkste stemmen en geluiden, profetieën en vermaningen. Wie zijn buurman een schrik wou aanjagen, klom op diens schoorsteen, en schreeuwde, met een grove stem, een paar onheilspellende woorden door den koker en de arme buurman sidderde door al zijn leden. Goed en kwaad kwamen door den schoorsteen. De boldergeest kwam er door, om plagen in 't huis te brengen; maar ook de kaboutermannetjes kozen denzelfden weg, als ze de gelukskinderen 's nachts een zak vol geld brachten. En zoo deed ook Sinterklaas zijn in- ken, die kunnen helpen! Waar vind ik een reparateur voor een lekken autoband? Hans bood aanstonds aan, den eenigen dien het dorp telde, te waarschuwen en liep er op een draf heen. Een aardige flinke jongen, zei mijnheer Rink tot de weduwe. Hoe oud is hij? Hij is pas zestien geworden en hij leert zoo goed mijnheer.... Noem me toch geen mijnheer, lachte Rink. Zeg maar gerust Karei, zooals vroeger Weer bloosde de weduwe diep en om haar verlegenheid te verbergen, offreerde ze een kop koffie. We vieren geen St. Nicolaas, ook al wonen we nu niet meer op Duitsch ge bied, ging ze voort. Er zijn zooveel nuttiger zaken noodig dan.... Daar rijpte een reuze-idee in Rink op. Hier bij Grete en haar kinderen zou hij St. Nicolaas vieren! Hij had zooveel van het goede in zijn auto, tot zelfs bloemen toe! Kijk eens, Grete, begon hij, 'k ben uit gegaan, om St. Nicolaas te vieren bij iemand, dien ik niet thuis trof. Mag ik dat nu hier doen? Het gelaat der weduwe betrok. Rink begreep Geen zorg! Ik heb een gratis winkel in mijn auto! riep Rink. Tot taart en blikjes en bonbons toeEn als de wagen hier komt, brengt die alles hier! Voor het zoover was gingen echter nog een paar uur om. -Bont en blauw van de koude kwam Hans, die had meegeholpen, de kamer binnen. Rink gaf nu dadelijk den chauffeur zijn bevelen en nu duurde het niet lang meer of al het heerlijke stond tusschen de bloemen op tafel. Neen, dat is heusch te veel, riep de weduwe uit. Rink lachte Heb ik nu geen heerlijken Sinterklaasavond? Als ik u niet gevonden had, zat ik nu eenzaam in mijn ledige woning. Want ik ben eenzaam, heel eenzaam. En toen fluisterend tot de weduwe: Misschien echter ^breekt er een tijd aan, dat ook dit anders wordt....? En toen het wederom Sinterklaasavond was geworden, was mijnheer Rink van een mop perenden vrijgezel veranderd in een vroolijken echtgenoot. Hij was nu ook niet meer een zaam, hij had nu een gezellig thuis en vierde alle feestdagen aan eigen haard met Grete en de drie kinderen, die hem „vader" noemden! In een coupé eerste klasse van den sneltrein RotterdamAmsterdam, zat de beroemde kunstschilder De Wolf en z'n vrouwtje, 'n levenslustige brunette, wier mondje geen oogenblik stil stond. Ik verheug me er in, manlief, het Sint Nicolaasfeest weer in mijn ouderlijk huis te vieren. Ja, Lucietje, ik evenzoo, maar hoe staat het met ons eten? Wat, heb je nu al honger! lachte Lucie, maar pakte uit de reistasch een paar gemeu bileerde broodjes. Zelf deed zij zich te goed aan een heerlijken appel en legde de schillen op een kartonnen dekseltje op haar schoot. Bah, wat krijg je vuile handen van dat reizen. Als ik ze maar eens kon wasschen. Wel, neem de appelschillen en wrijf je vingers er mee af, zei haar man, die al aan zijn tweede broodje begon. Och. dat is ook een mooie manier van behelpen. Maar enfin, ik zal het probeeren. Zij had hierbij haar ringen afgedaan en bab belde verder voort, zonder dat haar man er naar luisterde. Ziezoo, dat is afgeloopen, zei Lucie, pakte de schillen vlug in het kartonnen dekseltje en wierp het heele boeltje uit het portierraam. Het volgend oogenblik stiet zij een luiden kreet uit, viel verschrikt op de bank en staarde haar man ademloos aan. Wel, lieve, wat mankeert er aan? vroeg Frits verschrikt. Ikikheb mijn ringen uit het raam gegooid, stamelde zij. Ja, vrouwtje-lief, daar zal niet veel aan te doen zijn, en haalde zijn horloge uit den zak en wierp snel een blik uit den coupé. Lucie had haar gezicht tegen het raampje gedrukt en staarde droevig in de verte. Wat een verdriet. Dien kostbaren briljanten ring van haar verloving, dan een ring met tur kooizen en nog het ergste: haar trouwring, haar gelukalle waren weg! Ik was veel liever thuisgebleven. Als het nu maar geen slecht voorteeken is, dat ik mijn trouwring verloor! Kom, Lucietje, kom, niet bijgeloovig wor den. Ik schilder een paar vierkante meters meer en koop dan nieuwe ringen voor je en daar mee basta. Eenige minuten later reed de trein het sta tion binnen. Nadat zij hun bagage hadden bezorgd, begaf Frits zich naar het bureau van den stations chef, om dezen mededeeling te doen van het verlies en gaf het uur van wegwerpen op en verzekerde den gelukkigen vinder een goede be looning. En zoo verlieten ze met een beetje hoop in het hart het station. Het rijtuig hield voor de ouderlijke woning stil. i Heerejé, onze jonge mevrouw, zei de dienstbode. Psst! hou je stil, Marie, ga even naar be neden om mijn man met de bagage te helpen. Dan opent ze zachtjes de deur van de huis kamer. Daar stond midden in de kamer papa, de luitenant-kolonel, bezig zijn brieven na te zien. terwijl mama op de sofa zat. Lucietje, jij? Wel, dat is nu tegen St. Ni colaas een prettige verrassingriep de oude heer vol vreugde, terwijl zijn eenige dochter hem om den hals viel. Frits trad nu ook binnen, met uitge strekte handen liep papa hem tegemoet en mama kuste haar dochter en vroeg: Maar Lucietje, je ziet zoo bedrukt, wat is er? En Frits vertelde nu wat de oorzaak was. De jonge vrouw moest menige plagerij over haar slordigheid doorstaan. Ze kon niet begrij pen, dat Frits heelemaal niets van haar ver driet scheen te gevoelen. De St. Nicolaasavond brak aan met al de gezellige drukte, verrassingen en geheimzinnig heden daaraan verbonden. Aan het einde van het souper werden er op een elegante kristallen plateau allerlei aar digheden van verschilende grootte en klem- van fondant en suiker gepresenteerd. Frits bood zijn vrouwtje een suikeren appel aan en toen zij dezen opende, vond zijhare ringen! Met een juichkreet: „Mijn mooie ringen, alle drie!" viel zij haar man om den hals. Deze lachte, dat de tranen hem over de wangen liepen en allen stemden met zijn vroolijkheid in. Frits, wat kunt ge je toch goed houden, als je een geheim hebt, zei zijn vrouwtje met een van vreugde stralend gezichtje 't Moest immers een Sint Nicolaas-verras- sing worden, antwoordde Frits.- Alleen papa wist van mijn geheim af. Het waren werkelijk Lucie's ringen. Een weg werker, uitgelokt door de belooning, had nauw keurig de plek onderzocht en de appelschillen met den inhoud gevonden. De vreugde was algemeen en telkens als Lucie naar haar vinger keer, zei ze: „Wat ben ik toch gelukkig op dezen St. Nicolaas avond!" Nog iemand anders bracht een goeden avond met vrouw en kinderen door: de wegwerker, die een ruime belooning had ontvangen en de stationsbeambten, die den avonddienst hadden, deden zich te goed aan fijne sigaren, waarvan de echtgenoot der gelukkige Lucie een groote hoeveelheid had beschikbaar gesteld op dien St. Nicolaasavond. ïniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimiiiiiiiitiiimiï tocht door de schoorsteenpijp, zonder dat iemand ooit heeft kunnen merken, dat zijn „slickerde mickjes" naar 't roet smaakten. In Amsterdam gingen de „zwarte Klazen"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 21