EEN ONVERWACHTE WENDING
DE DAG VAN ZES DECEMBER
DE HEER EN MEVROUW DE WOLF
De I
Weerge-
vonden I
geluk I
j In
vroeger
tijd I
briljanten
ring
ST. NICOLAAS-NUMMER
Houten noodgeld
Liever niet
NIET ALTIJD EVEN VRIENDELIJK
DOOR HEEL HET LAND
de school te Marken moest de gard er aan te pas komen
HET IS EEN HEELE KLIMPARTIJ
Langs dezen weg gaan alle milde gaven» in ruil voor.
water en strooi
St. Nicolaas overhandigt een Zeeuwsche schoono
zijn verrassingen
Zooals altijd, als hij over iets nadacht, liep
mijnheer Rink ook nu langs de paden
van zijn tuin. Heel belangrijk was het
echter niet, waaraan hij op dit oogenblik dacht,
maar tochWant hij had geen lust om den
Sint Nicolaasavond in eenzaamheid door te
brengen. Daarom piekerde hij er nu al heel
dien morgen over, waar hij wel heen zou gaan,
Want hij voelde zich verschrikkelijk eenzaam.
Getrouwd was mijnheer Rink nooit geweest.
Dat betreurde hij ook allerminst. „Vrouwen
zijn maar lastposten," zei hij. „En dat kinder-
Bekrijsch, brr...." Hij woonde nu met een
oude huishoudster, wier man den tuin in orde
hield, en een chauffeur, die tevens huisknecht
was op zijn buiten dicht bij de stad. En zoo
kon hij het best uithouden, want de huishoud
ster was zuinig en zij kookte uitstekend.
Zoo zijn gezonde maag te goed doende, was
mijnheer Rink 48 jaar oud geworden.
Toch was hij in zijn
leven ééns verliefd ge
weest, en wel op Grete,
'n aardig Duitsch meisje.
Hij was toen twintig,
studeerde in Duitschland
en kon dus nog lang niet
aan trouwen denken. En
toen hij klaar was en
juist van plan, naar Rijnland te gaan, om Grete,
die toen negentien was, te vragen zijn vrouw
te worden, hoorde hij, dat het meisje zich in-
tusschen had verloofd met een Duitsch inge
nieur. Twee dagen lang had Rink toen loopen
treuren, en den derden dag nam hij zich voor,
Zijn leven lang ongetrouwd te blijven. En
hij had woord gehouden! Hij dacht niet meer
aan trouwen. Daar dacht hij zelfs niet aan,
nu hij op zijn vilten pantoffels door de sneeuw
wandelde, alsof de tuinpaden kurkdroog waren.
Hij dacht alleen aan Sinterklaasavond en waar
hij dien zou doorbrengen. „Thuisblijven wil ik
niet," mompelde hij. „In de soos is 't ook niet
zoo gezellig als anders. Bij neef Kees is 't erg
6aai. Bij de Lanzens zijn ze zoo blufferig!
De Joppens zijn krenterigDe Reedens ge
ven je slechte punch te drinken.... En toch
blijf ik niet thuis. Maar waarheen dan?"
Daar kwam hem een oude studiemakker in
de gedachten. „Dat ik daar niet eerder aaa
dacht," mompelde hij. „Ik ga Sinterklaas vie
ren bij de Kroesens! 't Is wel een eind naar
het dorp bij de Duitsche grens, maar met den
auto
Zich de handen wrijvend over het reuzen-idee
slofte mijnheer Rink zijn huis binnen en belde
dadelijk zijn huishoudster.
Bet je, begon hij, ik ga Sinterklaas vieren
in Daaldorp, bij oude vrienden!
Lieve hemel, gaat u heelemaal daarheen,
en dan met die sneeuw! riep de oude vrouw,
t Is nogal geen eind
Dan belde hij den chauffeur en toen die voor
hem stond, gaf hij hem eenige bevelen. We
tuffen prompt om vijf uur van hier, besloot hij
Best, mijnheer, antwoordde de man, maar
u weet zeker wel, dat de groote weg nu niet
bereden mag worden, en dat we den weg door
het bosch moeten nemen, een omweg van mui-
stens een half uur. en dan nog die sneeuw
fcnne.als we ook maar eenlgszins pech
hebben....
Maar we hebben geen pech, viel mijnheer
Rink barsch uit. Onze kar is best, en als je
öu alles nog eens nakijkt
Wel, dat zal ik dan maar dadelijk doen,
beloofde de chauffeur.
Mijnheer Rink begon zijn reiskoffer te pak
ken, want natuurlijk zou hij wel bü de Kroe
sens logeeren. Toen dit met veel zorg was ge
schied, wijdde hij zijn zorg aan zijn kleeding.
■Wel meer dan een uur had hij noodig voer
het uitzoeken van een das, en toen nog een half
Uur voor een overhemd en daarna nog een uur
om zich te scheren en het kale kruintje, dat
ïeeds verdacht glom, met overgekamde haren
te bedekken.
Maar toen hij, na een paar uren zoo bezig te
Zijn geweest, weer beneden kwam. keek de huis
houdster hem verbaasd aan.
't Is alsof hij naar een bruiloft moet, zei
Ze tot haar man.
't Begon reeds te schemeren, toen de auto
bet hek uitreed en doordat het in den auto zoo
heerlijk warm was, dommelde mijnheer Rink
spoedig in en ontwaakte eerst, toen de stem
Van den chauffeur hem zeide, dat zij in Daal-
dorp waren, maar dat het hek van de villa van
hujnheer Kroesen gesloten was. Ze schijnen
hiet thuis te zijn, want er brand geen licht.
Wat nu, mijnheer? vroeg hij.
Wat nu, wat nu, bromde mijnheer Rink.
^raag je dat nog? Natuurlijk naar huis terug,
^f denk je, vannacht hier te blijven?
He chauffeur antwoordde niet. Hij vond het
't beste om zijn heer te laten bekoelen, hij' zou
den terugweg maar aanvaarden.
'Danig uit zijn humeur en peinzende over zijn
mislukten St. Nicolaasavond, stapte mijnheer
Rink weer in den wagen, dook weer in zijn
dekkleed en vergat al indommelfend zijn teleur
stelling. Ja, hij lachte zelfs in zijn slaap, hij
droomde van een heerlijk souper, dat hij bij
woonde, een souper met oesters en kreeft met
mayonnaise. En hij hoorde het knallen der
champagne-kurken. Hè, wat gaf die laatste een
knal!
Door dien knal schrok mijnheer Rink plot
seling wakker. Rechtop zat hij in den auto, die
stilstond. En toch waren ze nog niet thuis,
want uit de zijvensters zag hij niets dan be
sneeuwde boomen.
Wat voer je uit? riep hij tot den chauf
feur, die ook onzichtbaar was.
Daar kwam van onder den auto Jan's stem.
Een der achterbanden, mijnheer, 't Is nog
al erg ook. En toen, van onder den auto te
voorschijn komend, ging hij voort: We moe
ten hulp halen in Daaldorp. We zijn gelukkig
nog niet zoo heel ver in 't bosch. Ik zie
nog de huizen. Daar zal wel iemand wonen,
die helpen wil. 'k Zal wel even terugloopen
Blijft u maar in den auto
Droom je? riep mijnheer Rink boos. Ik
blijf geen uur hier alleen in 't bosch!
't Is hoogstens een half uur, stelde de
chauffeur gerust, en 't is hier zoo veilig als
't maar kan.
Neen, dank je wel, met die woorden
sprong Rink van uit den auto op 't besneeuwde
boschpad. Blijf jij dan maar liever hier, dan
ga ik zelf wel hulp zoeken
Brommend, dat hem ook altijd alles tegen
liep, sjouwde mijnheer Rink door de sneeuw
't bosch uit en kwam weldra weer op den
straatweg, waar eenige kleine landhuisjes ston
den. Bij het eerste, dat er wat armoedig uit
zag en waar de ramen zonder blinden waren
en de deur zonder bel, klopte hij aan. Een
tengere knaap opende de deur op een kier, en
op de vraag. Is je vader thuis? Vader
is dood. Maar als u moeder wilt spreken, dan
zal ik haar wel even roepen....
Daar kwam reeds de moeder zelf bij de
deur.
Komt u binnen, mijnheer, zei ze in be
schaafd Duitsch.
Die stem heb ik meer gehoord, dacht
Rink. Maar waar en wanneer kon hij zich niet
herinneren. Hij nam zijn bontmuts af, sta
melde eenige woorden van verontschuldiging,
dat hij misschien het St. Nicolaasfeest kwam
storen, en volgde haar dan naar een kleine,
eenvoudig gemeubileerde kamer, waar bij een
tafel twee jonge meisjes zaten te borduren
Dat zijn mijn dochters Grete en Trude, stelde
de dame (want dat was zij, ondanks haar bijna
armoedige kleeding) de meisjes voor. En hij,
die de deur opende, is mijn zoon Hans. Ik
ben zelf de weduwe Hintze
Een van uw dochters heet Grete? vroeg
Rink; en zijn stem klonk onvast en verbaasd
keek hij naar het met dien naam aangeduide
meisje en naar haar moeder. Doch de weduwe,
die weinig daarvan bemerkte ging voort:
Ja. Grete. Ze heet naar mij. En Hans
naar mijn man zaliger. En dan zuchtend:
Die viel voor het vaderland, juist in 't laatste
oorlogsjaar, toen zooveel landweermannen,
vaders van gezinnen, vielenEven zweeg
de vrouw. Want weer kwam het groote leed
bij haar boven.
Onopgemerkt aanschouwde mijnheer Rink
haar nu oplettend. Ja, zij moest het zijn! Zij
was Grete, die hij had willen vragen zijn vrouw
te worden, toen hij nog jong was! De haren,
die eens blond waren, waren nu wit, doch de
blauwe oogen hadden hun kleur behouden; al
leen waren ze doffer. Nu riep hij haar uit haar
droevige stemming op: Maar dan kennen
wij elkander! Ik ben Karei Rink....
O, ja, nu zie ik het ook! riep ze. U bent
Karei, die destijds studeerde en.... Verder
kwam ze niet, maar een felle gloed overtoog
haar wangen. Weldra beheerschte zij zich.
Ik ben erg veranderd, nietwaar, in al die
jaren. De dood van mijn man heeft me niet
jonger gemaakt. Dat was een ontzettend ver
lies voor ons. Hans zou ook ingenieur gewor
den zijn, maar dat gaat nu niet, hij bezoekt
nu de ambachtsschool in de stad. En de meis
jes zijn beiden op een kantoor. Zuinigjes le
vend komen wij er wel.
Nu begon ook mijnheer Rink zijn levens
loop te vertellen, en hü vertelde zóó druk, dat
hij totaal zijn chauffeur vergat, die in 't
bosch bij den auto op hulp stond te wachten.
Daaraan dacht hij pas, toen hij reeds een half
uur op zijn stoel zat, en aanstonds sprong
hij op.
T Moet dadelijk een paar mannen zoe-
eertijds onder groot rumoer, terwijl zij schoor
steenkettingen over de straatkeien lieten ram
melen, de buurten rond, om op deuren en ven
sters te bonzen en met een bullebakstem te
roepen: „Synder ook quaje kyeren?" Ook in
Franeker zag men de Klazen toegetakeld en
vermomd, onder vervaarlijk geschreeuw en
geraas de streek langs trekken.
In het begin van de 16e eeuw was de luister
van Sinterklaas te Amsterdam zoo hoog ge
stegen, dat voor hem een beeld van zuiver zil
ver in de Oude Kerk werd opgericht. Zes en
vijftig jaar lang is dat beeld bewaard gebleven,
maar in 1578 ontvingen de Kerkmeesters last
van den Magistraat om het te verkoopen.
Reeds in de 16e eeuw was het „schoenzetten"
gebruik en wat de kinderen zooal in hun
schoen vonden kan men lezen in Bredero's
.Moortje":
„Assen Sinter Claes was, so sette men
seunt tot jouwent de schoen.
Wat pleger jou moer, Griet Jans, daar
een hiele hoop goet in te doen,
„Hiele peper-huysjens met suyekerer-
retten."
Er lagen in den schoen
peperhuisjes met suiker
erwten gevuld, kabel-
jauwsoogen en kapittel
stokjes, en dikwijls stond
er een mandje bij, ge
vuld met vijgen, noten,
boekende flensjes en
appeltjes. „De boekende
flensjes", lezen we, waren toen en nog lang
daarna een echt Amsterdamsche lekkernij, die
ook op Nieuwjaar wel te pas kwam, mits ze met
appelen en krenten en niet, zuinigheidshalve,
met schijfjes van koolstruiken gebakken wapen.
Voor de volwassenen behoorden op Sinter
klaas „St. Claescoeck", „amendelbroot", „ho-
ninctaert" en „marsepeyn" tot de zoete .genoe
gens van het feest. Men kan amandelbrood wel
beschouwen als voorlooper van de boterletters
van later tijd en honingtaart is vermoedelijk
niets dan een oervorm van taai-taai.
Ons St Nicolaas-gebak is de eeuwen door in
stand gebleven; geen enkele bakker van den
modernen tijd is er of hij produceert nog
„klaasjes" in velerlei figuren, zooals in den
ouden tijd: menschen, beesten, ruiters, melk
boeren, wiegen, vuurmanden enz., vrijers en
vrijsters, kerken, vette varkens. En dan soms in
reusachtig formaat. Marsepein werd oorspron
kelijk uitsluitend in hartvorm gefabriceerd. De
oppervlakte was met een laag suiker bedekt en
daarop waren gekleurde figuren aangebracht,
zooals trekkebekkende duifjes, een cupidootje en
zoo meer.
In vroeger eeuwen was zulk een marsepeinen
hart, vergezeld van een grooten vrijer, toegezon
den aan een meisje, een sierlijke vorm van een
liefdesverklaring.
Een origineele gedachte heeft de stad Te-
nino in den Amerikaanschen staat Wasnmgrai
verwezenlijkt. De stad, die in hoofdzaaK nout-
industrie heeft, moest haar betalingen staken.
Zij besloot nu houten noodgeld uit te geven. De
plankjes verschijnen in de waarde van één, een
halven en 'n vierden dollar. Het idee is ingesla
gen reeds heel Amerika verzamelt thans het
origineele noodgeld.
Och, hoe dank ik je, zei de heer tot zijn
jongen redder. Zie hier mijn belooning, neem
m'n dochter tot vrouw.
De jongeman keek even naar de de jonge
dame in kwestie en pakte daarna den ouden
heer bij z'n lurven.
Hé, wat doet u!
Je d'r weer ingooien, was het korte be
scheid.
De Sinterklaasviering vindt men wijd ver
spreid in alle landen waar het Christen
dom ingang vond. Soms is die viering
zooals bij ons, dan weer zijn er groote afwijkin
gen, maar de Oostersche kerkheilige heeft
overal vereerders gevonden: in de Westersche
landen al sedert de 9e eeuw. In de 17e eeuw
werd door uitgewekenen het Sinterklaasfeest
overgebracht naar Oost-Friesland en ondanks
verbodsbepalingen van de overheid bleef o.a. in
Einden de feestviering gehandhaafd.
De jeugd van Einden bleef doorgaan met
zingen:
„Sünderklaas, dat is een Edelman,
Een Edelman is hee,
Hee het een Brook van krinten an
Een Rock van Riexbree
Sien oogjes sünt Rosientjes,
Sien Haar is van Sütholt
Sien Lippen sünt van Sukkergood,
Sien wangen sünt van Gold".
Bovenal is St. Nicolaas van oudsher de
machtige kindervriend.
In 1360 kregen, blijkens een oude rekening, de
schoolkinderen al vacantie op „St. her Nyclaes
dach", terwijl zij daarbij eenig geld voor snoe
perij ontvingen.
Een legende verhaalt, dat de Bisschop eens
een drietal kinderen, die aan het strand mosse
len hadden gezocht en zich daarop te ver in zee
waagden, van verdrinken heeft gered.
Ook in de volgende legende speelt de Bis
schop een belangrijke rol. Drie verdwaalde kin
deren kwamen eens bij een slager om nachtver
blijf. Het drietal werd binnengelaten, maar
door den legendarischen slager om hals ge
bracht en ingezouten. In dit moordenaarshuis
kwam eenigen tijd later St. Nicolaas om on
derdak aankloppen. Toen hem een avondmaal
werd aangeboden zeide de Bisschop, dat hij niet
van het vleesch wilde eten dat in het zout was
gezet.
De slager wilde, dit hoorende, op de vlucht gaan,
maar de bisschop weerhield hem en maande
hem aan boete te doen. Zelf ging hij daarna
naar de kuip, legt zijn vinger op den rand en
op hetzelfde oogenblik waren de drie kinderen
herleefd.
In de 17e eeuw vindt men het Sinterklaas
feest in vele plaatsen verboden onder invloed
van het strenge Calvinisme. In een Delftsche
keur van 1600 werd verboden op 5 December op
het marktveld kramen op te slaan, „in welcke
craemen vercogt worden verscheyden goederen,
die men den cleynen kinderen dyets maeckt dat
denzelfden Nicolaes henlyden geeft, twelck een
saecke is nyet alleen strijdend ende teghens
alle goede ordre ende politye, maer oock de
luyden afleidende van de waere godesdyenst,
ende streckende tot waengeloof, supersitie ende
afgoderij".
Toch is de feestviering in stand gebleven; zij
was in vorige eeuwen reeds samengeweven met
het volksleven en verbodsbepalingen bleven vrij
wel zonder invloed of hadden slechts zeer tij
delijk effect.
In Oostenrijk verschijnt een „Zwarte Klaas"
met een rammelenden ketting en brengt de
zoete kinderen vergulde koek en voor de stoute
een gard. Hij komt door den schoorsteen. De
schoorsteen, leest men in de Volksvermaken van
Ter Gouw „is de koker der gemeenschap met
de bovenwereld, die de kinderlijk levendige
verbeelding der voorgeslachten met allerlei
geesten bevolkte. Door den schoorsteen verna
men ze dikwijls de wonderlijkste stemmen en
geluiden, profetieën en vermaningen. Wie zijn
buurman een schrik wou aanjagen, klom op
diens schoorsteen, en schreeuwde, met een
grove stem, een paar onheilspellende woorden
door den koker en de arme buurman sidderde
door al zijn leden. Goed en kwaad kwamen door
den schoorsteen. De boldergeest kwam er door,
om plagen in 't huis te brengen; maar ook de
kaboutermannetjes kozen denzelfden weg, als ze
de gelukskinderen 's nachts een zak vol geld
brachten. En zoo deed ook Sinterklaas zijn in-
ken, die kunnen helpen! Waar vind ik een
reparateur voor een lekken autoband?
Hans bood aanstonds aan, den eenigen dien
het dorp telde, te waarschuwen en liep er op
een draf heen.
Een aardige flinke jongen, zei mijnheer
Rink tot de weduwe. Hoe oud is hij?
Hij is pas zestien geworden en hij leert
zoo goed mijnheer....
Noem me toch geen mijnheer, lachte
Rink.
Zeg maar gerust Karei, zooals vroeger
Weer bloosde de weduwe diep en om haar
verlegenheid te verbergen, offreerde ze een
kop koffie. We vieren geen St. Nicolaas,
ook al wonen we nu niet meer op Duitsch ge
bied, ging ze voort. Er zijn zooveel nuttiger
zaken noodig dan....
Daar rijpte een reuze-idee in Rink op. Hier
bij Grete en haar kinderen zou hij St. Nicolaas
vieren! Hij had zooveel van het goede in zijn
auto, tot zelfs bloemen toe!
Kijk eens, Grete, begon hij, 'k ben uit
gegaan, om St. Nicolaas te vieren bij iemand,
dien ik niet thuis trof. Mag ik dat nu hier
doen?
Het gelaat der weduwe betrok. Rink begreep
Geen zorg! Ik heb een gratis winkel in
mijn auto! riep Rink. Tot taart en blikjes en
bonbons toeEn als de wagen hier komt,
brengt die alles hier!
Voor het zoover was gingen echter nog een
paar uur om. -Bont en blauw van de koude
kwam Hans, die had meegeholpen, de kamer
binnen. Rink gaf nu dadelijk den chauffeur
zijn bevelen en nu duurde het niet lang meer
of al het heerlijke stond tusschen de bloemen
op tafel.
Neen, dat is heusch te veel, riep de
weduwe uit.
Rink lachte Heb ik nu geen heerlijken
Sinterklaasavond? Als ik u niet gevonden had,
zat ik nu eenzaam in mijn ledige woning.
Want ik ben eenzaam, heel eenzaam. En toen
fluisterend tot de weduwe: Misschien echter
^breekt er een tijd aan, dat ook dit anders
wordt....?
En toen het wederom Sinterklaasavond was
geworden, was mijnheer Rink van een mop
perenden vrijgezel veranderd in een vroolijken
echtgenoot. Hij was nu ook niet meer een
zaam, hij had nu een gezellig thuis en vierde
alle feestdagen aan eigen haard met Grete en
de drie kinderen, die hem „vader" noemden!
In een coupé eerste klasse van den sneltrein
RotterdamAmsterdam, zat de beroemde
kunstschilder De Wolf en z'n vrouwtje, 'n
levenslustige brunette, wier mondje geen
oogenblik stil stond.
Ik verheug me er in, manlief, het Sint
Nicolaasfeest weer in mijn ouderlijk huis te
vieren.
Ja, Lucietje, ik evenzoo, maar hoe staat
het met ons eten?
Wat, heb je nu al honger! lachte Lucie,
maar pakte uit de reistasch een paar gemeu
bileerde broodjes.
Zelf deed zij zich te goed aan een heerlijken
appel en legde de schillen op een kartonnen
dekseltje op haar schoot.
Bah, wat krijg je vuile handen van dat
reizen. Als ik ze maar eens kon wasschen.
Wel, neem de appelschillen en wrijf je
vingers er mee af, zei haar man, die al aan
zijn tweede broodje begon.
Och. dat is ook een mooie manier van
behelpen. Maar enfin, ik zal het probeeren.
Zij had hierbij haar ringen afgedaan en bab
belde verder voort, zonder dat haar man er
naar luisterde.
Ziezoo, dat is afgeloopen, zei Lucie, pakte
de schillen vlug in het kartonnen dekseltje en
wierp het heele boeltje uit het portierraam.
Het volgend oogenblik stiet zij een luiden
kreet uit, viel verschrikt op de bank en staarde
haar man ademloos aan.
Wel, lieve, wat mankeert er aan? vroeg
Frits verschrikt.
Ikikheb mijn ringen uit het
raam gegooid, stamelde zij.
Ja, vrouwtje-lief, daar zal niet veel aan
te doen zijn, en haalde zijn horloge uit den
zak en wierp snel een blik uit den coupé.
Lucie had haar gezicht tegen het raampje
gedrukt en staarde droevig in de verte. Wat
een verdriet. Dien kostbaren briljanten ring
van haar verloving, dan een ring met tur
kooizen en nog het ergste: haar trouwring,
haar gelukalle waren weg!
Ik was veel liever thuisgebleven. Als het
nu maar geen slecht voorteeken is, dat ik mijn
trouwring verloor!
Kom, Lucietje, kom, niet bijgeloovig wor
den. Ik schilder een paar vierkante meters meer
en koop dan nieuwe ringen voor je en daar
mee basta.
Eenige minuten later reed de trein het sta
tion binnen.
Nadat zij hun bagage hadden bezorgd, begaf
Frits zich naar het bureau van den stations
chef, om dezen mededeeling te doen van het
verlies en gaf het uur van wegwerpen op en
verzekerde den gelukkigen vinder een goede be
looning. En zoo verlieten ze met een beetje
hoop in het hart het station.
Het rijtuig hield voor de ouderlijke woning
stil.
i
Heerejé, onze jonge mevrouw, zei de
dienstbode.
Psst! hou je stil, Marie, ga even naar be
neden om mijn man met de bagage te helpen.
Dan opent ze zachtjes de deur van de huis
kamer.
Daar stond midden in de kamer papa, de
luitenant-kolonel, bezig zijn brieven na te zien.
terwijl mama op de sofa zat.
Lucietje, jij? Wel, dat is nu tegen St. Ni
colaas een prettige verrassingriep de oude
heer vol vreugde, terwijl zijn eenige dochter
hem om den hals viel.
Frits trad nu ook
binnen, met uitge
strekte handen liep
papa hem tegemoet
en mama kuste
haar dochter en
vroeg:
Maar Lucietje,
je ziet zoo bedrukt,
wat is er?
En Frits vertelde
nu wat de oorzaak was.
De jonge vrouw moest menige plagerij over
haar slordigheid doorstaan. Ze kon niet begrij
pen, dat Frits heelemaal niets van haar ver
driet scheen te gevoelen.
De St. Nicolaasavond brak aan met al de
gezellige drukte, verrassingen en geheimzinnig
heden daaraan verbonden.
Aan het einde van het souper werden er
op een elegante kristallen plateau allerlei aar
digheden van verschilende grootte en klem- van
fondant en suiker gepresenteerd.
Frits bood zijn vrouwtje een suikeren appel
aan en toen zij dezen opende, vond zijhare
ringen!
Met een juichkreet: „Mijn mooie ringen, alle
drie!" viel zij haar man om den hals. Deze
lachte, dat de tranen hem over de wangen
liepen en allen stemden met zijn vroolijkheid in.
Frits, wat kunt ge je toch goed houden,
als je een geheim hebt, zei zijn vrouwtje met
een van vreugde stralend gezichtje
't Moest immers een Sint Nicolaas-verras-
sing worden, antwoordde Frits.- Alleen papa
wist van mijn geheim af.
Het waren werkelijk Lucie's ringen. Een weg
werker, uitgelokt door de belooning, had nauw
keurig de plek onderzocht en de appelschillen
met den inhoud gevonden.
De vreugde was algemeen en telkens als
Lucie naar haar vinger keer, zei ze: „Wat
ben ik toch gelukkig op dezen St. Nicolaas
avond!"
Nog iemand anders bracht een goeden avond
met vrouw en kinderen door: de wegwerker,
die een ruime belooning had ontvangen en de
stationsbeambten, die den avonddienst hadden,
deden zich te goed aan fijne sigaren, waarvan
de echtgenoot der gelukkige Lucie een groote
hoeveelheid had beschikbaar gesteld op dien
St. Nicolaasavond.
ïniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimiiiiiiiitiiimiï
tocht door de schoorsteenpijp, zonder dat
iemand ooit heeft kunnen merken, dat zijn
„slickerde mickjes" naar 't roet smaakten.
In Amsterdam gingen de „zwarte Klazen"