Voor Gramofoonliefhebbers
Jiet vet&aal van den da§
GRENZEN DER
DECEMBER
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Een Hollandsche schoen
voor Hollandsche jongens
Kï Nachtelijk
De vlammende
anjelier
ZATERDAG 3 DECEMBER
Tauber staakt niet
voor de, gramofoon
Komnklijke kooplui
De erfenis van den Prins van
Wales
Een geestenschip
DE KRUISVAARDERS
VAN ST. JAN
miiriiiiiiiiiiinniii
Koude heerschteen eindje verder,
Vele mijlen uit de huurt!
Dus het kan wel, vöör ze hier komt,
Dat het toch nog even duurt.
Als, natuurlijk, als ze hier komt,
Want men maakt niet altijd staat
Op de wispelturigheden
Van een regen-lief klimaat!
Maar de maand wijst op den winter,
Deze echter is een snaak,
Die den draak steekt met kalenders
Met een air van: wijs maar raak! i
Doch al heeft dan ook de winter
Onverdeeld de vriendschap niet,
Toch is men in doorsnee vroolijk
Als men 't woord December ziet!
Want December.... en wij denken
Eerstens dan aan Sinterklaas, I
Die de vreugde op doet leven,
Inderdaad met veel geraas!
Maar het grootste aller feesten,
Dat een weg naar 't hart toe baant,
1 Het hoog heilig feest van Kerstmis
Valt in de Decembermaand!
1 Waardig sluit de maand December f
Heel de rij van maanden aff
En met vreugde én met weemoed,
Zoo geen enk'le maand dit gaf!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
Sensatieproces om
kinderen
UTRECHT
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
l'HiiumiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim FEUILLETON^
Naar het Duitsch van
Paul Oskar Hoecker 1
(Wordt vervolgd)
Ook de techniek heeft haar grenzen. Men
kan heel enthousiast zijn over de snelle
perfectioneering der opnamen en toch
öeze beperktheid beseffen. Hoewel men er tij
dens het spelen van zijn apparaat meestal niet
aan denkt. Het eigenaardige van gramofoon-
hiuziek is n.l., dat men op een bepaald timbre
zóó raakt ingesteld, dat men bijv. de betere
hoedanigheden van een ander instrument niet
erkent. Het is*mij herhaaldelijk op lezingen
overkomen, dat men zich over de door mij ge
bruikte electrische installatie kwam beklagen,
ook al was die perfect. Dan moet U mijn dood
gewone koffertje eens hooren. Dat is héél wat
anders! „Anders, misschien. Maar beter?
Dat foute inzicht verklaar ik voor mijzelf
biet in de eerste plaats uit bezitterstrots, maar
vóór alles uit toonpsychologische gronden. In
zake de gramofoon wordt n.l. veel aan de <e-
Johte fantasie van den hoorder overgelaten.
Dit geldt echter ook voor het luisteren naar een
Piano. De plano doet immers niet veel meer dan
oen melodie acoustisch stippelen. Bij een vlug
wiema zijn de klankstippeltjes dichter bij elkaar
tan bij een langzaam en dat geeft dus meer d?
illusie van een ononderbroken geluidslijn. En
toch went een muzikaal iemand er langzamer
hand aan, deze fout van de piano door zün
fantasie aan te vullen. Een onmuzikaal mensen
vermag dat niet. Zoo iemand kan bijv. zang neg
Blikken, maar klavierspel nooit of te nimmer.
Het aandeel van de fantasie bij het luisteren
haar gramofoonmuziek is minstens even groot,
al wordt zij op andere details gericht. Wie naar
een plaat luistert completeert in gedachten
theestal zonder er bij te denken twee dingen:
he sterkte van het geluid en de kwaliteit van
het timbre. Wat de sterkte betreft, dat geldt
hinder voor de electrische gramofoon dan vo~r
°e mechanische. En toch geeft zulk 'n electrische
v>'eergave niet denzelfden indruk als de werke
lijkheid. Laat ik U dat met 'n paar cijfertjes aan
tonen. Bij een orkest zijn de verhoudingen tus
schen het zachtste pianissimo en het luidste
fortissimo ongeveer als 1 1000. De gramofoon-
Plaat kan alleen een verschil in sterktegraad
Seven ajs van i 300. Het is dus duidelijk, dat
~ii een mechanische gramofoon het fortissimo,
hij een elecrische het pianissimo in het gedrang
Wat de timbres betreft, die kwestie is iets in
gewikkelder. Het is u misschien niet bekend, dat
he eigen kleur van een stem of van een instru
ment bepaald wordt door de hoeveelheid er. de
onderlinge verhouding van de meeklinkende
°ventonen. Controleert U dat eens door een
Aardige proef. U drukt het rechterpedaal van de
Piano neer en zingt in het geopende instument
ha elkaar de klinkers a, e, i, o, oe en schakelt
ha eiken vocaal het pedaal even uit en weer tr..
hoort de snaren dan door de wet van den
esonans ZWak die verschillende klinkers her-
alen. Conclusie: een klinker ontleent haar
!gen karakter aan de menging van de verschil-
ende boventonen. Hetzelfde geldt voor het cc-
®riet van een instrument. Wanneer wij een be
paalden toon op een viool hooren, dan beteekent
5"t, dat we behalve de genoteerde noot nog een
heele reeks hoogere, niet genoteerde noten op
W'a koop toe krijgen. Nu is de omvang van de
«Wmofoon he laatste jaren wel sterk toegene
gen, maar nog niet voldoende. Weer" en-
hP getaHen: in 1925 (acoustische opnamen)
streek zij vier octaven, in 1927 (eerste electri-
Tonden (K.W.P.).
historische handschriften werd steeds een
r^hhige handel gedreven. Reeds menigeen
fcmt aaar goede zaken mee gemaakt.
1 an Koning George V van Engeland wordt
rteld, dat hij als kleine jongen eens aan zijn
ootmoeder koningin Victoria, een tamelijk
"Ur stuk speelgoed had gevraagd. De oude
oiringin schreef een brief aan dén jongen
j. ms om er hem op te wijzen, dat het een
C,W was om spaarzaam te zijn en dat hij
arin een voorbeeld moest geven door vrijwillig
stand te doen van hetgeen hij verlangde.
h'hs George ging met dezen brief naar een
afdelaar die er een speciaal beroep van ge-
aakt had om autogrammen van beroemde
rsonen te koopen en verkoopen. De prins ont-
„ng toen voor het origineele exemplaar van
2en brief zooveel geld, dat hij gemakkelijk
t gewenschte stuk speelgoed kon koopen.
1. tet zaken doen schijnt bij het Engelsche
°öingshuis in het bloed te zitten. Eduard VII,
6 vorige koning van Engeland, was een echt
P°«tiek zakenman. De zoon van Eduard VII, de
sgenwoordige koning, wist een aardig voordeel
behalen uit een brief van zijn grootmoeder,
•J} de zoon van Koning George, de Prins van
'ales maakt mooie reizen en zorgt, dat de
.Dtsche kooplui goede zaken kunnen maken.
Weger handelden de koningen bij voorkeur
-1 landen en volkeren: de tijden zijn wel ver
anderd!
sche opnamen) ongeveer vijf octaven, in 1929
zeven octaven, thans iets meer dan acht octa
ven. Wel vallen dus alle genoteerde noten in
haar bereik, maar niet alle boventonen van de
hoogste reg'sters der verschillende instrumen
ten. Om het technisch te zeggen: de werkelijke
muziek gebruikt een frequentieband van 30 tot
10000 Hertz, de gramofoon een van 80 tot 6000
Hertz.
Of de techniek ooit deze twee besproken be
perkingen zal weten te overmeesteren is thans
nog niet te zeggen.
Maar laten we tot de werkelijkheid terugko
men en het hebben over nieuwe platen. Onze
ooren suizen nog van Tauber. Niet alleen van
zijn verrukkelijke stem, doch ook van de ver
halen over zijn „staking" te Amsterdam. Maar
op de gramofoon staakt Tauber nooit. En zco
kunnen we zijn waarlijk geheel goeden en ga
ven zang als Schubert in „Das Dreimaderlhauc"
als conserve naar oorenlust genieten. Odeon
heeft nJ. de belangrijkste nummers uit deze
operette opnieuw laten opnemen. Natuurlijk
„Ich schnitt es gern in allen Rinden ein", dat
heerlijk jeugdige en intense liefdeslied, waann
elan en zangerigheid met elkaar wedijveren.
(Odeon 4513). Doch wat me het meest ver
heugt is te mogen vast stellen, hoe voortref
felijk deze tenor hierin is, ook zuiver muzi
kaal genomen: geen sentimenteel en theatraal
gesnik, doch een ech't mannelijke en zuivere
extase. Zeer goed is ook „Nicht Klagen" u't
dezelfde operette (Odeon 4517) .hoewel het als
lied minder geslaagd is: een samenflansel van
verschillende fragmenten uit werken van Schu
bert, o.a. het prachtige zangthema uit de so
nate in A groot.
Voor minnaars van Beethoven wordt in het
kort vermeld, dat Wilhelm Kempf zijn serie
van 's meesters pianosonates regelmatig voort
zet. Thans verscheen de „Mondschein" tPoly-
dor 90191/2). Keurig van klank en keurig van
voordracht. Wij wachten met spanning hst
oogenblik af, dat Kempf met de latere sonates
aankomt.
Te Pantei Tjermin, een badplaatsje op de
Oostkust van Sumatra, heeft een medewerker
van de „Sumatra Post" een merkwaardige cere
monie kunnen gadeslaan.
Op het middaguur, vertelt hij, werden wij
opgeschrikt door de muziek van een volledig
Chineesch orkest, dat met vliegende papieren
vaandels en slaande trom door de middaghitte
het zeestrand naderde. Op de muziek volgde
een Chineesch priester in een lang geel ge
waad, bezwerende teekens makende en een
koperen belletje luidende, door een parapluie,
getorst door een pajongdrager, beschut tegen
de verzengende zonnestralen. Hierna werd onze
aandacht getrokken door eenige papieren stoe
len en tafels en een groote rustbank, welke
voorwerpen weer werden gevolgd door een drie
tal groote poppen, prachtig aangekleed én ver
sierd, zooals wij die kennen van Chineesche
prenten. Verbaasd vroegen wij ons af wat dat
alles wel beteekenen zou, totdat plotseling om
den hoek van den weg een schip verscheen,
compleet opgetuigd, pl.m. 15 meter lang en 3
meter hoog, hetwelk door een dertigtal Chinee-
zen, onder Chineesch gezang en jubelende
kreten van eenige honderden toeschouwers,
werd voortgedragen. De stoet werd gesloten
door een oud man, gekleed in een rood jasje
zonder mouwen, witte broek en een rooden
hoofddoek, die, gesteund door twee mannen,
steeds zwaaiende met éen zwart vlaggetje met
gesloten oogen en (vermoedelijk gebeden) pre
velende, als in trance voortwankelde door het
rulle zand.
Aan het zeestrand kwam de optocht tot stil
stand, de muziek stelde zich aan den boschrand
op en onder sombere gongslagen werd het schip
opgesteld met den voorsteven naar zee ge
keerd. De poppen kregen een plaatsje naast het
schip met het gelaat naar de zee en de meu
bels werden er achter geplaatst. Hierna kwam
de priester in actie en verdeelde eenige pakken
gaharoe (houten bidstokjes) en papiertjes met
gebeden onder de omstanders. Deze werden
vervolgens aan de voeten der poppen verbrand
onder het welluidende geklingel van het bel
letje, dat door den priester over deze offers
heen en weer bewogen werd.
De oude man in het rood liep thans alleen
eenige malen met gesloten oogen om het schip,
in extase kreten uitende en zwaaiend met het
zwarte vlaggetje. Bij den boeg werd hem door
een der jongeren een tweesnijdend scherp ge
slepen kort Chineesch zwaard in handen ge
geven, woest boog hij zich thans, korte sner
pende kreten uitstootend, telkens vlaggetje en
zwaard kruisend, met het gelaat naar de zee,
eenige keeren ter aarde, waarna hij zich hoog
oprichtend en wendend naar het schip het
zwaard rechtstandig met het scherp tegen zijn
aangezicht houdend, zich een snede over de
tong toebracht, eenige keeren boog en het
bloed over het schip spuwde. Hierna liep hij
naar de achterzijde, waar zich hetzelfde too-
STEUNT
DOOR UW GIFTEN
ONS GIRONUMMER IS 23653
U helpt ons hierdoor jongens
zielen redden voor Christus
neel herhaalde. Hiermede scheen zijn taak
afgeloopen, want hij werd weggeleid door een
der mannen, die hem hadden gesteund.
Tijdens deze plechtigheid werd het schip, dat
tijdens het vervoer had geleden, weer opgekale
faterd. Thans werden ettelijke zakjes rijst aan
boord gebracht en daar opengesneden, een
voorraad gedroogde en gezouten visch plus een
honderdtal miniatuur bundeltjes brandhout
volgden de rijst. Ook de meubels laadde men
in en de poppen werden terweerszijde van het
schip opgesteld. Ocider den romp werden
bidbriefjes gestrooid en -brandende gaharoe in
den grond gestoken.
Verbaasd vroegen wij ons af wat dat alles
wel te beduiden zou hebben, toen een aantal
mannen eenige bidbriefjes vlam deden vatten
en hiermede het schip onder hevig vuurwerk in
brand staken, terwijl van alle zijden de toe
schouwers in vreugdekreten losbarstten en een
regen van rijst op het brandende schip deden
neerdalen.
De Wijkmeester van Pantei Tjermin heeft
later van deze wonderlijke ceremonie de tref
fende verklaring gegeven:
Het is de wensch van iederen geïmmigreer-
den Chinees, in zijn geboorteland te sterven.
Begrijpelijk is dit voor de meesten uitgesloten,
hetzij door gebrek aan contanten, hetzij door
dat de dood hen ontijdig overvalt. De zielen
der afgestorvenen blijven dus rondzwerven,
daar zij in het vreemde land geen rust kunnen
vinden en de zee hun belet naar China te gaan.
Om deze moeilijkheid voor de geesten te over
winnen, wordt om de drie jaar een schip ge
bouwd, dat bestemd is de zielen der afgestor
venen naar China over te brengen.
De boot moet geheel compleet zijn, met vol
ledige bemanning (inderdaad waren er een
menigte papieren poppet jes in zeemansuniform
op het schip aanwezig); gevulde voorraad
kamers, meubelen en zelfs opium en opium-
pijpen gaan aan boord voor de geestelijke be
woners.
Van het geestenschip wordt ook nog op an
dere wijze gebruik gemaakt:
Alle ziekten en tegenslagen, waarmede de
Chineesche bevolking te kampen heeft, worden
namelijk met het geestenschip medegegeven,
daar alleen China hiervoor de uitkomst bren
gen kan.
Zoodra de tijd is aangebroken (dit wordt be
paald door den ouden man, den z.g.n. Pekong,
die als ziener een boodschap heeft gekregen)
vertrekt het schip, uitgeleide gedaan door mu
ziek en familieleden der afgestorvenen, vrien
den en bekenden, menschen die met ziekten of
tegenslagen te kampen hebben.
De pop met den langen baard, die terzijde
opgesteld wordt, stelt voor het hoofd der goede
beschermgeesten, de zwarte pop het hoofd der
booze geesten en de derde is het tijdelijk hoofd
der vertrekkende zielen. De hoofden der goede
en booze geesten begeleiden het schip en zor
gen voor behouden aankomst in China. De
booze geesten worden gewonnen door den Pe
kong, die in trance met hen spreekt en zijn
bloed offert op het schip.
Het branden der gaharoe en bidbriefjes Is
een offerande aan de vertrekkende zielen, het
vuurwerk en de rjjstregen is het symbool van
het afscheid.
Het schip en alles dat meegaat, wordt ver
brand om het vergaan te voorkomen.
iiiiiiiiiiniimimii!
üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifü
MOSKOU, 28 Nov. Met groote spanning ver
wacht men den afloop van een sensatieproces
in het dorp Gerasinowea bij Swerdlowsk, in
welks middelpunt de vermoording van twee
kinderen staat. De gebroeders Pawel en Fjedor
Morosow, 12 en 8 jlaar oud, beiden lid van de
communistische jeugdorganisatie, hadden hun
vader, voorzitter van de dorpsjowjet, aange
klaagd. Hij zou graanverduistering der boeren
hebben toegestaan en werd verbannen. Het
dorp nam wraak en sloeg beide zonen dood. Den
moordenaars wacht zekér de doodstraf.
(United Press)
ZIEKENHUIS EN PENSION
Broeders „ST. JOANNES DE DEO"
Opname van mannelijke patiënten
van alle gezindten en leeftijd.
Freddy Vrijdag was moe en had pijn
aan zijn voeten, terwijl hij bezig was
een groote kist van het schip weg te
sleepen. Halverwege het kamp moest
hij een oogenblik ophouden.
„Pfff, dat is een heet baantje," riep
hij uit, „ik weet werkelijk niet, hoe
ik deze kist naar het kamp zal slee
pen."
„Ja, dat moet een zwaar werk zijn.'
zei Topsy, „want Polly en ik maakten
ons al ongerust over je."
„Ik wou, dat ik een kar had, zoo
dat ik de kist naar het kamp kon rij
den," zei Freddy.
„Maar dat is geen gewoonte, om
hier van karren gebruik te maken
omdat ze er niet zijn."
■Pflct HShH"
Toen Creepy en Crawly, de twee
slangen, hoorden, wat de zeeman zei,
rolden ze zich rondom de kist en trok
ken die zoo voort.
„Wel ik ben stom verbaasd," riep
Freddy uit. „Ze hebben de kist als
het ware wieltjes gegeven en het lijkt
wel, of die nog rubberbanden om heb
ben ook."
„Het zijn flinke slangen," verklaarde
Robbie tegen den zeeman, „als je in
het kamp bent, moet je ze maar een
dubbele portie eten geven, ze hebben
het verdiend-"
Maandag vervolg
(Ingezonden mededeeling)
Tom Brunt had den naam een uitstekend
dievenvanger te zijn, een van die slimme
taaie dienaren van de H. Hermandad
die de listen en trucjes van het langvingerige
gilde op hun duimpje kennen en met de vol
harding van een bulldog hun prooi vasthou
den, als het hun eenmaal gelukt is, die te grij
pen. Zfjn roem was tot buiten de grenzen van
het corps, waartoe hij behoorde, doorgedron
gen en zijn naam verspreidde schrik onder de
nachtvogels, die de wereldstad Londen onveilig
maakten.
Op een lauwen voorjaarsavond keerde hij
van z'n dagtaak naar z'n stille woning terug.
Zijn weg voerde hem door een voorname,
breeae straat, waarin zich louter patriciërs
huizen bevonden. Het was later geworden dan
gewoonlijk en hij versnelde onwillekeurig zijn
schreden, toen hij het drukke stadsgedeelte
verlaten had. Hij sloeg den hoek van een voor
name breede straat om, en bleef plotseling
staan, terwijl z'n oogen de hem omringende
schemering trachtten te doorboren.
In het smalle reepje tuin vóór het derde huis
van den hoek af zag hij een man staan, die
gereed scheen door een geopend soiiterrain-
venster naar binnen te stappen, een man die
blijkens z'n kleeding niet tot de gewone in
brekersklasse behoorde. Hij was in avondcos-
tuum, droeg z'n glimmenden, hoogen hoed wat
ver naar achteren geschoven op z'n fier om-
hooggeheven hoofd en hield een donkere over
jas luchtig over den arm.
Zijn aanwezigheid op die plaats, z'n voor
nemen om te middernacht op die weinig alle-
daagsche manier een huis te betreden, lieten
echter geen twijfel omtrent z'n oedoelingen
toe. Geruischloos sloop Tom Brunt nader en
legde z'n zware hand op den schouder van
den inbreker op het oogenblik waarop deze
door het raam van het souterrain binnen wil
de stappen.
Maar het gelaat, dat naar hem werd toege
keerd, drukte geen schrik uit.
„Wat doet u hier?" vroeg Tom Brunt; tame
lijk barsch.
„Ik was van plan naar binnen te gaan," ant
woordde de man in avondeostuum. „Maar wat
hebt u daarmee te maken, als ik vragen mag?"
„Ik ben inspecteur van politie."
„Wat een geluk!"
„Wat bedoelt u met dat dwaze gezegde?"
„Mijn waarde heer, wind u toch niet op! Ik
bedoelde, dat uw aanwezigheid voor mij een
geluk is!"
„Waarom?"
„Omdat u juist van pas komt, om mij te
helpen."
„We hebben nu lang genoeg gepraat en
„Dat dunkt me ook; het wordt tijd, om tot
handelen over te gaan! U komt inaerdaad uit
stekend van pas, inspecteur. Mijn naam is
Campbel, ik woon recht tegenover het huis
waarvoor we staan. Ik heb vanavond een con
cert bijgewoond en wandelde naar nuis terug,
om te genieten van het zachte voorjaarsweer.
Ik stond op mijn stoep en toen ik rrmn woning
wilde binnen gaan, zag ik toevallig, dat er
licht schemerde door het raam boven de voor
deur van mijn overbuur; het verdween direct
weer, maar het is er geweest, daarop durf ik
een eed te doen."
„En wat zou dat?"
„Ik weet, dat de familie Land op reis is; de
bedienden zijn ook weg en het huis is dus mo
menteel onbewoond. Het trok daarom mijn
aandacht.
„Wat deed u toen?"
„Ik stak de straat over en zag een raam in
het souterrain open staan. Als er, zoóals ik
vermoed, dieven in het huis zijn, moeten ze
door dat raam zijn binnengegaan."
„Dat is ten minste hoogstwaarschijnlijk."
„Ik stond een oogenblik te weifelen; dat
hebt u misschien wel opgemerkt. Het zijn
mijn zaken niet en ofschoon geen laraard, ge
voel ik toch weinig lust mü aan onbekende ge
varen bloot te stellen, maar ik kon toch ook
niet werkeloos aanzien
„Is de heer Land een vriend van u?"
„Neen, we kennen elkaar zoo goed als niet."
„Waarom hebt u de politie niet gewaar
schuwd?"
„Dat zou zeker verstandiger van mij ge
weest zijn!! Ik zegen dan ook het toeval, dat
u hier langs deed komen."
„Durft u met me meegaan?"
„O, ja."
Tom Brunt stapte door het geopende sou
terrain-venster naar binnen en liet zich voor
zichtig omlaag van de aanrechtbank waarop
hij zich bevond. De heer in rok volgde zijn
voorbeeld en vroeg fluisterend: „Zullen we
licht maken?"
„Neen," snauwde Tom Brunt. „Doe uw schoe
nen uit. We moeten onze aanwezigheid zoo
lang mogelijk geheim houden."
Geruischloos, met beide handen voor zich
uit tastend, voetje voor voetje, vonden de
twee mannen hui weg uit wat een bijkeuken
scheen te zijn. Ze kwamen nu bi) een breede
trap. Vastbesloten begon Tom Brunt de tre
den te bestijgen, op den voet gevolgd door den
heer Campbel. Daarna kwamen ze in een gang,
waarin dikke loopers elk geluid van hun zacht
schuifelende voeten dempten.
Plotseling greep de heer Campbel den arm
van zijn geleider. Een bons als van een val
lend voorwerp klonk op door de stilte van het
groote huis.
„Boven!" fluisterde de inspecteur; „er is in
derdaad iemand in huis; hij is in een der bo
venkamers aan 't werk. Kom mee."
Ze gingen de trap op die naar de bovenver
dieping leidde. Nauwelijks waren ze halver
wege gekomen, of snelle voetstappen dreun
den hen tegemoet, een deur werd opengewor
pen, waaruit helder licht straalde en een
dreigende stem riep:
„Halt! of ik schiet!"
Beide trappenbeklimmers keken in den loop
van een revolver, die door een man in zwarte
broek en glanzend wit overhemd vanaf het
portaal op hen werd gericht.
Tom Brunt behield z'n zelfbeheersching en
waarschuwde: „Bedenk wat je doet! Ik ben
inspecteur van politie."
„Aangenaam kennis te maken," sprak de
man in 't witte overhemd. „Maar dat is toch
geen reden om in mijn huis in te breken."
„Uw huis?"
„Ja, mijn naam is Land. Ik moest voor za
ken in de stad wezen en besloot hier te over
nachten, omMaar het schijnt dat er hier
een mystificatie plaats heeft. Wacht even, in
specteur, dan Kunnen wi) de zaken beneden
op ons gemak bespreken."
De man boven aan de trap liet z'n revolver
zakken, spoedde zich naar de kamer, die hü
zooeven verlaten had en schoot vest en jas aan
over zijn glanzend overhemd.
„Zoo, zoo, daar
ben ik weer,"
die zwijgend ge-
wacht hadden, j J±VOiltUUT
„Komt u maar
mee heeren!"
Hij ging hen voor naar een groote tuinka
mer, waar hü de electrische kroon aanknipte,
hen door een handbeweging tot zitten uitnoo-
digde en zelf in een diepen, lederen fauteuil
plaats nam.
„Welnu, inspecteur," begon hü: „wat heeft u
zoo laat en op zoo'n zonderlinge wijze in mün
huis gebracht?"
„Uw overbuurman, münheer Campbel...."
„Ah, münheer Campbel! Pardon, ik...."
„O, het hindert niet. Dit nachtelijk avontuur
is zóó ongewoon, dat
„Ik vond den heer Campbel bezig," viel
Tom Brunt dezen heer in de rede, „zich door
een raam in 't souterrain toegang in uw huis
te verschaffen."
„De inspecteur hield me voor een inbreker,"
lachte de man in rok, die z'n hoogen hoed had
afgezet.
„Een raam van het souterrain?" vroeg de
bewoner van het deftige huis verbaasd; „had
u dat dan opengemaakt?"
„Neen, het was open."
„Onmogelijk!"
„Maar ik verzeker u
„Mijnheer Campbel meende," viel Tom Brunt
in, „dat een ongenoode gast door dat raam
naar binnen gegaan was."
„Lieve hemel, wilt u daarmee zeggen, dat er
nóg iemand in huis is behalve wü drieën."
„Vermoedelük wel. We zullen dus een on-
onderzoek instellen."
Nu volgde een nieuwe tocht door het ruime,
weelderig ingericht huis. De drie mannen lie
ten geen plekje, groot genoeg om een mensch
te verbergen, ondoorsnuffeld. Maar zonder re
sultaat. De kleine patrouille keerde terug naar
de huiskamer, waar de heer des huizes z'n
helpers een hartversterking aanbood en hun
z'n dank betuigde voor hun hulp en moedig
optreden.
„Het gebeurt wel eens meer. dat ik voor een
dag in de stad moet zün," verklaarde hü; „ge-
woonlük breng ik den nacht dan bil vrienden
door, maar ditmaal wilde ik van de gelegen
heid gebruik maken, om eenige gegevens, die
ik noodig heb, te putten uit bescheiden die in
mijn werkkamer liggen. Ik heb daar vrü 4an§
gezeten en was juist naar boven gegaan, om
mü te ruste te leggen, toen het gekraak van
de trapMaar dat open raam begrijp ik
toch niet."
„Misschien," opperde Tom Brunt, „werd de
onbekende in z'n voornemen verhinderd, door
de nadering van den heer Campbel; misschien
heeft hü zich uit de voeten gemaakt toen hü
voetstappen hoorde van uit de aangrenzende
straat."
„Ik ben er!" riep münheer Land. „Die ezel
van een chauffeur heeft beneden rondgeschar
reld, vóór hü met den auto naar de garage
ging. Maar komaan, heeren, drinkt eerst nog
eens op ons nachtelijk avontuur!"
„Neen, ik verlang naar bed; wel te rusten
heeren!" lachte Tom Brunt.
De beide anderen bleven achter.
,.En u ook, mijnheer Campbel," sprak de
gastheer, „ben ik grooten dank schuldig.'
„Om u de waarheid te zeggen," antwoordde
de ander, „heet ik geen Campbel en ben ook
uw buurman niet."
„Het komt er niet op aan," zei hü; „ik ben
evenmin, die ik schün."
„Dat weet ik," en de would-be münheer
Campbel haalde een werktuigje te voorschijn,
dat een eigenaardig gevormd boortje bleek te
zün.
„Het lag naast de brandkast," vertelde hü-
„ik raapte het op en stak het in mijn zak. Wü
beiden schijnen voor vannacht hetzelfde ter
rein te hebben gekozen en speelden comedie
met hetzelfde succes."
„We zullen eerlük deelen." stelde de ander
voor.
Den volgenden dag vermeldden de kranten
een belangrijke inbraak in een deftig perceel,
waaruit een groote waarde aan zilver en kost
baarheden was weggehaald.
Tom Brunt, de inspecteur van politie was
woedend; hü zwoer zich te zullen wreken,
maar verzweeg wüselük dat hü zelf een rol
had gespeeld in het nachtelilk avontuur, waar
in hü twee gentleman-dieven bij elkaar had
gebracht en, zonder erg, in de gelegenheid had
gesteld, hun slag te slayi.
A 11** n It, A*m °p dlt Wad zl-'n ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f 9/1/1/1 bij levenslange gehi
GSjQUTl" S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen öVUU*m verlies van beide a
eele ongeschiktheid tot werken door
armen, beidt
f 7K(\ bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een C/I bij een breuk van A/i bH verlies
de beenen of beide oogen doodelljken afloop# een voet of een oog# A. £t*J*m duim of wijsvinger ""been of arm x \*mm anderen
van 'n
vinger
^'''■iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
18
j,.Catharina antwoordde lachend: „Namen heb
nog niet gegeven."
"Maar ik heb ze naar hun „moeder" ge
bomd, zei de oude Balthazar vol vuur. Ze moe-
natuurlük allebei Katchen heeten. Blanke
atehenen Vlammende Katchen."
vlammende Katchen," herhaalde Mr. Gabb
°olijk.
Catharina moest lachen om de idee van den
uden heer. Maar ze vertelde aan Mr. Gabb,
dat
de geel-roode, oranje-genuanceerde kleur
w gcci-i uiaiijb 'goiiuaiuuouuv/ aiuut
si'keljjk een beetje deed denken aan een vlam.
if ieder geval hadden ze bü Dutton nog nooit
Jets
gekweekt van zoo'n wonderlük kleurenspel.
Terwijl de arbeiders de laatste hand legden
ah de groote kas, waren ze begonnen met den
P°ad gereed te maken voor de planten, die,
aiten moesten komen.
Mr. Gabb verwonderde zich erover, dat Ca
th;
arina in deze gewichtige dagen de paar
arbeidskrachten, die ze bezat, niet liever op
haar eigen terrein gebruikte, dan ze bü ande
ren in de tuinen te laten werken.
„Waarom doet u dat, juffrouw Lutz?" vroeg
hü, toen hü haar 's middags in den tuin aan
den Dietenmühlerweg trof, gejaagd en warm,
want ze was op drie verschillende andere plaat
sen aan het werk geweest.
Ze zuchtte: Dat is toch mün vak, Mr. Gabb.
Waarvan moet mün zaak anders bestaan? Vóór
ik wat hebben kan aan het succes van mün
anjers, kan nog een jaartje duren. En denk
eens na, wat de bouw van de kassen kost en
wat het onderhoud van de heele kweekerü nog
kosten zal. Ik ben zoo arm als Job, ik heb geen
ander kapitaal dan m'n twee handen."
„Als ik geld had, juffrouw Lutz, zou ik u een
onbegrensd crediet openen. Werkelük. Maar het
zou onaardig zün tegenover mün oom, als ik
wenschte nu al crediet te kunnen geven, niet
waar? Maar de oude heer Troilo moet u hel
pen."
„Bü dien sta ik al diep genoeg in het krijt.
Neen, waarde heer, gemakkelüker kan ik me
het leven voorloopig nog niet maken. Maar ik
vind het eigenlük heel goed zoo, u niet?"
„Voor een Lady? Ik weet het niet."
Catharina haalde de schouders op: ,;Ik ben
nog nooit eigen baas geweest, altüd onderge
schikt."
Op een beetje geprikkelden toon antwoordde
hü: „Maar u zult toch niet willen beweren, dat
u zich niet graag als Lady zoudt voelen?"
„Wel, ik wil nu voor alles mün recht op zelf
standigheid veroveren. Mün heele eerzucht is
om te bewüzen, dat men ook zonder geld te
hebben, kan vooruitkomen, als men maar toe-
wüding, zelfrespect en verstand heeft."
Zooals ze daar voor hem stond, opgewonden,
trots, met roode wangen, met schitterende
oogen, was ze heel mooi. Hü had er geen flauw
idee van, aan wien ze dit moedige en eerzuch
tige bewüs wilde leveren. Met goedmoedigen
spot zei hij: „Vlammende Katchen!"
Sedert dit oogenblik spraken ze weinig meer
over algemeene levensproblemen. Daarvoor had
den ze het allebei te druk. Mr. Grabb wilde
zich niet door zün jonge chef xaten beschamen.
Hü werkte met bewonderenswaardigen üver
zoowel op haar eigen terrein als in de tuinen,
die zü moest aanleggen en onderhouden. Ook
de leerjongens, ook juffrouw Stuckradt werden
door zijn rustige manier van doen, soms een
tikje uit de hoogte, en door zün droog-humc-
ristische manier van praten tot hard werken
aangevuurd.
Voor haar anjers zorgde Catharina heelemaal
zelf. Dat moest ze natuurlük tusschen de be
drijven door doen. Het werk in de villa-tuinen
nam haar nu erg in beslag. Het was nu de tijd
om te planten en behalve voor het gewone ru
were werk, moest ook gezorgd worden voor het
aanschaffen van allerlei planten, die van groote
kweekerüen en van grossiers moesten komen. Ze
vermeed natuurlük angstvallig om ook maar iets
bü Victor H. Troilo te bestellen, Maar het ge
volg daarvan was, dat ze dikwüls een Wjdroo-
venden en omslachtigen weg moest kiezen en
soms naar Nauheim en Homburg moest reizen
om büzondere dingen uit te zoeken.
Doodmoe ging ze dan 's avonds naar bed, di
rect nadat ze samen met Eva Stuckradt het
eenvoudige avondmaal had gebruikt. De heeren
visite van den avond van Mr. Gabb's aankomst
kon ze niet herhalen in dezen drukken tüd, of
schoon Mr. Gabb haar herhaaldelük te vei-
staan gaf, dat hü bü zonder aangename herin
neringen aan die visite had!
Het zachte, büna zwoele weer was het, dat
haar en Eva zoo verschrikkelük vermoeide. Maar
tegen het midden van Mei kwam er, na een paar
onweeren, een sterke afkoeling. Nu was het ook
in de kleine slaapkamer, die ze met haar leer
linge deelde, beter uit te houden. Ze hadden al
dien tüd met de ramen open geslapen, de laat
ste nachten lieten ze het venster alleen maar
aanstaan. Toen kwam er plotseling een scherpe
Oostenwind, die zoo kil door het oude dak blies,
dat ze 's nachts het raam maar dichthielden.
In den tweeden nacht van de „ijsheiligen'
schrikte Catharina plotseling wakker, rillend
van kou en onder den indruk van een naren
droom. Ze ging overeind in bed zitten en luis
terde. Buiten huilde de Oostenwind. In de nieuwe
kas waren blükbaar een paar pas ingezette rui
ten niet stevig vastgezet, want ze hoorde het
klapperen en kletteren.
Plotseling gerinkel van brekend glas. Zonder
licht te maken, begon ze zich aan te kleeden.
„Is daar iemand, juffrouw Lutz?"
Eva was wakker geworden. Catharina zei:
,.Ik ben bang geworden voor de anjers bul
ten. Had ik ze toch maar vóór de koude dagen
in huis kunnen brengen. Maar die nare ke
rels braken telkens ramen."
Eva zat rechtop in bed, nog besluiteloos of ze
zou opstaan. „Is er buiten nog wat aan te doen,
als het vriest?"
„In Iver hebben de tuinlieden op een keer
kolenpanneh neergezet en vuur gemaakt. Ik
wil toch eens gaan zien, hoeveel graden of
het is."
Catharina stapte in haar pantoffels en ging
met onzekere passen naar het raam. Toen zü
het opende en de thermometer, die buiten hing,
opnam, kwam een üskoude tocht naar binnen.
Eva had intusschen licht gemaakt. Slaperig,
vreeselük gapend, trok ze haar kousen aan.
„O, dat wordt een catastrophe", zei Catha
rina met trillende stem en bevend van koude
en schrik. „Het is al twee graden onder nul."
.Mier boven, waar de wind op staat, zal het
wel kouder zün dan beneden op den grond",
trachtte Eva te troosten.
Steeds gejaagder, in steeds grooter opwin
ding kleedde Catharina zich aan.
„Die arme jonge plantjes! En het is nu pas
twee uur! Tot zonsopgang daalt de thermo
meter zeker nog twee graden en dan vriest al
les, alles dood!"
„Wacht, ik ga met u mee, juffrouw Lutz!"
riep het meisje. Het ontzette gezicht van haar
jonge leermeesteres ging haar aan het hart.
Het was, alsof er levende wezens in gevaar
waren. En zooveel begreep ze al wel, al had ze
nog niet veel verstand van kweekerü en tuin
aanleg, dat Catharina haar heele hoop op de
twee nieuwe anjersoorten had gevestigd. Alles
wat gebeuren kon, om de jonge plantjes van
den ondergang te redden, moest gebeuren. „Ik
loop direct naar den overkant en haal de leer
jongens."
„Och, die zullen wel niet wakker te krijgen
zün. Maar als je Mr. Gabb wilde roepen...."
Eva, die achter het weer gesloten raam bezig
was haar toilet te voltooien, wreef met een
handdoek het beslagen venster schoon en
gluurde naar buiten. „Wat is dat daar voor een
rood schünsel beneden? En daar loopt iemand
juffrouw Lutz kükt u eens daar beweegt
een schaduw tusschen de bedden. Niet? En die
twee lichte punten zün toch open vuren?"
„Ik zie alleen maar dichte rook, die over de
bedden hangt. Maar daarja, je hebt ge-
lükdat is een man. En nog een
Nu was ze niet meer te houden. Ze schoot in
haar gevoerde overschoenen, deed haastig haar
duffelschen mantel aan, schoof de polsmoffen
over haar handen en pakte een paar dikke
handschoenen. „Kom je gauw, Eva? En pak je
goed in. Want zulk weer 's nachts gaat je door
merg en been, vooral als je pas uit bed komt."
Enkele oogenblikken later stond ze buiten
adem bü de nieuwe kas. In het rossige schün
sel van een paar kolenvuren, die tusschen de
anjerbedden ontstoken waren, ontdekte ze Mr.
Gabb en Grootvader Troilo.
„Good Morning, Miss Kate. Did you sleep
well?" (Morgen, juffrouw Kote, goed gesla
pen?) zei Mr. Gabb doodleuk, alsof er niets
büzonders aan de hand was.
„Het is al twee graden onder nul", zei ze met
gesmoorde stem.