Na de verkiezingen van 1933
De aardbevingen in ons land
Crisispachtwet in
practijk
Steun aan mobilisatie-slachtoffers
Mgr. A. F. Diepen
ACHT GEREGISTREERD
WOENSDAG
7 DECEMBER
Combinatie-problemen
'e nood der schatkist
wor-
et begrootingstekort moet
den overbrugd
Ervaringen van een
„bijzitter"
HET DORP IN WINTERKLEED
ONTWAPENINGS
CONFERENTIE
Voltooiing van het werk gewenscht
STAATSMIJNEN
Op 1
November twintigduizend
arbeiders werkzaam
Geen audiëntie
>f
De natuur heeft de huizen en de straten van het dorp in een
wit kleed gestoken. Een prachtig tafereel van tooverachtige
schoonheid
TWEEDE KAMER
f 300.000 MEER
Hernieuwe opschorting van den
vaccinatied wang
Invoer van vleesch
Te veel slachtingen
Milde toepassing
Een overzicht van het Kon.
Ned. Meteorologisch
Instituut
Broodetende profeten
B odemgesteld heid
Verkeerd geraden
Waarom 's nachts
Wat zal de toekomst brengen?
Door den H. Vader in audiëntie
ontvangen
Uit Rome vertrokken
V accinatie
N atuurschoon
WIJZIGING SCHEPENWET
1 Januari a.s. in werking
WINKELSLUITINGSWET
De liberalen handhaven hun
wijzigingsvoorstel
CONTINGENTEERING VAN
KATOENEN GOEDEREN
Voor Indië nog geen beslissing.
RAAD VAN STATE
Bezoek van prinses Juliana
Na hetgeen mr. Aalberse bij de behande
ling der Rijksbegrooting in de Tweede
Kamer en in den Partijraad sprak, kan
er zooals wij reeds eerder zeiden geen
twijfel aan bestaan, waar men met de katho
lieken ten aanzien der samenwerking aan
toe is.
Ter verduidelijking van hetgeen hij over de
Perspectieven na de verkiezingen in zijn eerste
Kamer-rede had verklaard, liet hij zich in de
kitting van 17 November o.m. als volgt uit:
>.Ik heb betoogd: le. dat ik een parlementair
Kabinet verre prefereer boven een extra-parle
mentair Kabinet, en 2e. subsidiair, dat, indien
mocht blijken, dat een parlementaire meerder
heidskabinet niet gevormd kan worden, in elk
geval toevlucht zal moeten worden genomen tot
een extra-parlementair Kabinet op een zoo
weed mogelijke basis.
Het eerste punt nader uitwerkende, heb ik
opgemerkt, dat wij, Katholieken, dan natuur
lijk allereerst dachten aan het herstel van de
vroegere rechtsche samenwerking. Ik heb ook
gezegd, waarom dat vanzelf sprak. Maar ik heb
er aanstonds bijgevoegd, dat wij ook bereid wa
ren, mede te werken aan een meerderheidsvor
ming op een breedere of op een andere basis.
Nu heeft de heer Marchant mij, geloof ik, op
uit punt misverstaan; hij meent, dat ik gezegd
zou hebben, dat men in elk geval na de ver
kiezingen zou moeten beginnen met te trachten
oen rechtsch Kabinet te vormen, en als dat niet
jbkte, men zou moeten probeeren een meerder-
heidskabinet te vormen op een breedere of op
een andere basis. Wanneer de geachte afge
vaardigde eens rustig in de „Kandelingen" na
leest, wat ik heb gezegd, zal hij zien, dat dit
hiet volledig mijn gedachtengang is geweest.
Ik heb uitdrukkelijk gezegd, dat ik mij heel
goed kon voorstellen, dat- na de verkiezingen in
Juni de zaak zoo zou staan, dat men niet zou
henken aan de vorming van een rechtsch Ka-
bihet, maar dat men onmiddellijk zou kunnen
henken aan de vorming van een Kabinet
°P breedere basis. Op dit punt zou ik dus
hi den gedachtengang, dien de heer Marchant
Van mijn woorden heeft gehad, een wijziging
Villen brengen, een wijziging niet in mijn ge-
hachtengang, maar in zijn opvatting daarvan."
En na er vervolgens op te hebben gewezen,
hat in tegenstelling met het oude Engelsche
tweepartijenstelsel op het continent meerder
heden in alle Parlementen slechts te vormen
zijn door samenwerking van verschillende groe
ten en partijen, ging hij voort:
„Men zal dus altijd krijgen een coalitie-regee-
rihg. Dat is iets heel anders dan in het twee
partijenstelsel, waarin men steeds heeft een
bi eerderheid van één partij, en het ligt voor de
"and, dat de Regeering dan voorkomt uit die
Meerderheid, en dat er dan volkomen overeen-
Bt-emming heerscht tusschen het Regeerings-
Program en het partijprogram. Dat wordt ech
ter moeilijker en het vraagt meer overleg, wan-
heer samenwerking vereischt is tusschen ver-
Sr-hillende partijen. Dan zal het Regeerings-
Program niet kunnen zijn het partijprogram
van een van die partijen, maar een program,
Vaarmede de 3 partijen haar instemming moe
ten kunnen betuigen, althans hun steun daar
aan zullen moeten 'kunnen verleenen. Ik heb er
hitdrukkelijk op gewezen, dat de Kabinetsfor
matie en meerderheidsvorming gemakkelijk tot
'tand kunnen komen, wanneer zij worden be-
Pt'oefd tusschen partijen, die zich allereerst
jonden op overeenstemming omtrent de be-
S'hselen en daardoor gemakkelijker zullen kun-
h6n komen tot overeenstemming omtrent de
P;'actische toepassing van die beginselen, dan
Wanneer zij geschieden tusschen partijen, waar-
tUsschen een veel grooter verschil in beginselen
Pestaat. In het laatste geval heb ik gezegd, zal
een dergelijke samenwerking niet eer kunnen
t°t stand komen dan nadat men b.v. heeft op
gesteld een practisch Regeeringsprogram, waar
mede de verschillende partijen zich volkomen
gunnen vereenigen, terwijl men bovendien waar
borgen krijgt, dat punten, waarmede men zich
®*®t kan vereenigen, in de vierjarige Regee-
P'hgsperiode niet zullen worden op den voor
grond gebracht."
In verband hiermee bracht mr. Aalberse in
herinnering, dat dr. Kuyper in 1901 tweeërlei
Pvogram had opgemaakt, een program van Re-
seringsbeginselen en een practisch Regeerings-
Pfogram, dat de hoofdpunten van werkzaam
heid van het toekomstig Kabinet omvatte. De
dr'e fracties, waarop de kabinetsformateur
V'ilde steunen, ontvingen beide stukken. Maar
eerste stuk, het beginselprogram, zond hij
Paar toe ter goedkeuring en 't tweede ter kennis-
Pspiing, om eventueele bezwaren ter kennis te
lengen en de noodige reserves te maken,
^ooals men weet, kwam daarop een parle
mentair Rechtsch Kabinet tot stand en dr.
■^Pyper trad op als premier.
2al er thans weer een Rechtsche meerderheid,
P'e voldoende waarborgen biedt voor een par-
spientaire Regeering, mogelijk zijn?
Set is altijd ongeraden, zich in de politiek aan
*°°rspellingen te wagen en dus zullen wij ons
P^rvan onthouden.
E>at de meerderheid van het volk nog steeds
e°htsch is, staat evenwel voor ons vast, en
.jSpjkens de memorie van antwoord aan de
Iiiie&cIe Kamer inzake het wetsontwerp tot hef-
tihe Van °Pcenten °P de gemeentefondsbelas-
ti en de vermogensbelasting over het belas-
Zich'aar kan de Minister van Financiën
Ban Zeer goed verplaatsen in den gedachten-
D S van de leden, die tegen de voorgestelde
katvfessie Pezwaar hadden. Inderdaad zal de
W'orri orming door deze Progressie kunnen
Pigi belemmerd, terwijl de drastische bezui
pen Sen' wa-artoe zij de contribuabelen kan no-
zul]' den omvang van de werkloosheid ongunstig
qe en kunnen beïnvloeden. Doch de nood van
bag^P tijd maakt maatregelen als deze onafwijs-
hud°k de meeste bezuinigingen, op het R(jks-
Zij ?et aan te brengen, hebben het nadeel, dat
0 de werkloosheid dreigen te vergrooten: zelfs
Verb"36 meer directe wijze dan deze belasting-
gcQp^oging. Toch moet het tekort op de be-
Ses b-ng wol'den overbrugd. Dat dit niet kan
ber eden zonder maatregelen, die niet alleen
belS0°nlijk leed brengen, maar ook algemeene
Va ,.aPgen schaden, is een der donkerste zijden
\v0 den thans aan Regeering en Volksvertegen-
vdiging opgelegden plicht.
hejfj de bedoeling van den Minister is, dat de
Iri8 van tijdelijken aard zal zijn.
dat er straks weer een meerderheid van Recht
sche leden in de Kamer zal zetelen, is alleszins
waarschijnlijk.
Maar eerstens heeft men daaromtrent nog
geen volstrekte zekerheid, en vervolgens kunnen
er zich dan weer moeilijkheden voordoen, welke
de vorming van een parlementair Kabinet,
steunend op een hechten grondslag, in den
weg staan.
Na de verkiezingen kan de zaak dan ook zoo
staan, dat men, zooals mr. Aalberse het uit
drukte, onmiddellijk zou kunnen denken aan
een Kabinet op breedere basis.
Dit houdt vanzelf de vraag in: welke com
binatie onzerzijds zou zijn te aanvaarden?
Want daar zal het voor een belangrijk deel
om gaan.
Men kan zich, zooals de partijverhoudingen
in ons land zich hebben ontwikkeld, geen groe
peering denken van duurzamen aard en van
wezenlijke regeerkracht, waaraan de Katho
lieke Staatspartij geen deel zou hebben.
Dit staat wel vast en wordt door niemand
betwijfeld.
En dan zijn uit het jongste debat nog twee
punten zeer duidelijk naar voren gekomen: Ten
eerste, dat op een „Roomsch-Rood" verbond na
de verkiezingen niet behoeft te worden gere
kend. En vervolgens, dat de Katholieken er niet
aan denken zich aan te sluiten bij, of zich laten
opnemen in een zoogenaamd „burgerlijk bloc".
Voor een principieele partij als de onze, die
bovendien een partij is uit alle deelen der bevol
king, zal zich een „bloc" gesteld al dat het
in ons land bestaanbaar was nooit de min
ste aantrekkingskracht bezitten.
Liever dan ons daarbij aan te sluiten, zouden
wij bij al onze gezindheid tot samenwerking
alleen blijven staan.
P. S.
Nu en dan verschijnen er in de pers wel
eens mededeelingen over de werking der z.g.n.
Wet-Ebels, doch het wil ons voorkomen, dat
de lezer, die in deze materie belang stelt,
daaruit bezwaarlijk een indruk kan krijgen
omtrent de werkelijke „praktijk" van deze wet.
Daarom is het wellicht niet van belang ont
bloot, dat iemand, die bij de behandeling van
crisis-pachtwetzaken de functie van „bijzitter"
vervult, hieronder eens het een en ander van
zijn ervaringen in die functie vertelt.
Bij het betreffende kantongerecht was een
zeventig-tal zaken aanhangig gemaakt. Ver
schillende daarvan werden niet ontvankelijk
verklaard, als zijnde niet te rechter tijd inge
diend. Niet genoeg kan er op gewezen worden,
dat belanghebbenden den gestelden termijn,
d.i. veertien dagen na het vervallen van den
betalingstermijn der pacht, moeten in acht
nemen en tevens, dat voor i e d e r e n beta
lingstermijn eene (nieuwe) aanvraag moet
worden ingediend, daar de uitspraak van de
Kamer zich niet over andere termijnen dan de
aangevraagde kan uitstrekken.
Slechts in enkele gevallen vermocht de kan
tonrechter eene minnelijke schikking tusschen
partijen tot stand te brengen. Uit dit geringe
resultaat concludeeren sommigen, dat het
voorafgaand verschijnen voor den rechter ge
rust achterwege zou kunnen blijven. Na de
voorafgaande behandeling bleven nog een
goede vijftig zaken, waarover wij een oordeel
hadden uit te spreken.
Men zou deze verschillende zaken kunnen
terugbrengen tot vier categorieën:
Ten eerste die gevallen waarin de pachters,
ondanks het feit dat de pachtprijs redelijk is,
of reeds een voldoende reductie is toegestaan,
toch nog van de wet trackiton gebruik te
maken teneinde nog grootere vermindering te
krijgen.
Vervolgens zaken, waarbij de verpachter, of
schoon voldoende kapitaalkrachtig, toch nog
aan een zeer hoogen pachtprijs vasthoudt.
Voorts komen gevallen voor, waarbij partijen
wel niet tot een schikking konden komen, doch
die daarom juist het oordeel der Kamer
vragen.
Tenslotte zijn er nog gevallen, waarin de ver
pachter wel eenige reductie wilde toestaan,
maar zulks niet, of althans niet voldoende kon
doen, omdat het eigendom zelf met hypotheek
is bezwaard.
De betreffende Kamer voor crisis-pachtzaken
stelde zich van tevoren op het standpunt, dat
niet de verpachter in hoofdzaak het risico voor
het verpachten behoort te dragen. De pachter
neemt nu eenmaal bij het aangaan van de
huurovereenkomst verplichtingen op zich,
waarbij het risico in normale omstandigheden
voor zijn rekening komt. Slechts in zooverre hij
door de abnormale omstandigheden niet in
staat is aan die verplichtingen te voldoen,
wordt vermindering toegestaan. Maar toch
nimmer zoo, dat de pachter steeds vrij uitgaat.
Hij is en behoort de meest risqueerende partij
te blijven. Klachten over misgewas en derge
lijke, welke door sommige pachters vaak wor
den aangevoerd, bleven steeds buiten be
schouwing.
Wat nu de uitspraken betreft, het volgende:
De gevallen, die onder de eerste categorie ge
rangschikt konden worden, werden onverbidde
lijk afgewezen. Veel kwam zoo iets echter niet
voor, zoodat gerust gezegd mag worden, dat de
vrees van sommigen, als zouden de pachters
van de wet een onbehoorlijk gebruik gaan
maken, ongegrond is gebleken.
Ook komt het slechts sporadisch voor, dat
een kapitaalkrachtig verpachter aan een hoo
gen pachtprijs vasthoudt. Niet zelden moet in
die gevallen een vermindering van 50 pCt. wor
den toegepast.
De zaken, waarin het oordeel der Kamer ge
vraagd wordt, zouden de ideëele gevallen ge
noemd kunnen worden. Ze zijn voor de Kamer
de prettigste. Onnoodig te zeggen, dat hier
aan de grootste zorg wordt besteed om een
voor beide partijen bevredigende oplossing te
verkrijgen.
De moeilijkste gevallen zijn die der vierde
categorie. Helaas moet gezegd worden, dat deze
verreweg het grootste percentage uitmaken.
Hier staan we vaak- machteloos. Er moet ge
ïnformeerd worden of en in hoever nog borgen
of familieleden in staat zijn, de ongelukkigen te
helpen of te willen helpen.
Droef stemt het dan vaak na de uitspraak
den een te hooren vragen: „waarvan moet ik
dat nu betalen" en den ander: „heeren, waar
van moet ik nu leven?"
Hoeveel nut de, wet in deze dan ook sticht,
toch blijft haar werking voor 50 pCt. illusoir te
noemen, zoolang niet het probleem der te
hooge rente is opgelost.
J. B. WESSELINGH
Het Kamerlid Albarda heeft aan den Minis
ter van Buitenlandsche Zaken het volgende ge
vraagd:
Indien de berichten juist zijn, volgens welke de
vertegenwoordigers van vijf groote mogendhe
den te Genéve beraadslagen over het denkbeeld,
om de Ontwapeningsconferentie te doen uiteen
gaan, zonder dat zij de haar door het Volken
bondsverdrag opgelegde taak heeft volbracht,
acht de Regeering het dan niet haar dringenden
plicht, om, zoo mogelijk gemeenschappelijk met
de Regeeringen van andere Staten, onverwijld
pogingen in het werk te stellen, ten einde voort
zetting en voltooiing van het werk der Ontwa
peningsconferentie zonder uitstel zoo krachtig
mogelijk te bevorderen?
In de Memorie van Antwoord aan de Tweede
Kamer betreffende de begrooting der Staats
mijnen in Limburg voor 1933 wijst de minister
van Waterstaat erop, dat over de bereidwillig
heid van de directie om met de vakvereenigin-
gen overleg te plegen, niet met reden valt te
klagen. Vergeten moet intusschen niet worden,
dat de problemen, waarvoor de leiders der be
drijven in dezen tijd worden gesteld, zich veel
al door hun technischen of commercieelen aard
minder leenen tot behandeling in de contract
commissie.
3ü de Staatsmijnen waren op 1 November j.l.
20157 arbeiders in dienst, o.w. 3684 vreemde
lingen.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal
Vrijdag a.s. in verband met de Uitvaart voor
Mgr. prof. A. H. L. Hensen, z.g., geen audiëntie
verleenen.
V .V. 'f
-V
.:v. v
Vv'
Den Haag, 6 December 1932.
Minister Ruys moet heel wat geduld hebben,
voordat hij door de Tweede Kamer in de ge
legenheid gesteld wordt, in den beurtzang van
de begrootingsbehandeling zijn antwoordpartjj
voor te dragen over de af deeling: „Werkver
schaffing en Steunverleening" van zijn Depar
tement.
Daar was heden vooreerst de verlenging van
de vleesch-contingenteering, waarbij de heeren
Braat, van Voorst tot Voorst en IJzerman
eenige dpmerkingen maakten. De eerste was
natuurlijk radicaal en wilde allen invoer totaal
afsnijden, terwijl baron van Voorst tot Voorst
zoowel als de sociaal-democraat IJzerman con
stateerden, dat de maatregel in het verleden
in het geheel niet de uitwerking heeft gehad,
dat de vleeschprijzen abnormaal laag werden.
Verbond de katholieke afgevaardigde daaraan
de conclusie, dat eigenlijk toch wel het contin
gent nog kleiner behoort te zijn, de heer IJzer
man beschouwde het weinige effect van den
maatregel als een bevestiging van wat hij ver
leden jaar reeds voorspeld had, om tegen het
nut van de contingenteering bewijzen aan te
voeren.
Minister Verschuur bracht den drie sprekers
onder het oog, dat de lage vleeschprijzen geen
gevolg zijn van den betrekkelijk geringen
vleeschimport, maar veeleer voortvloeien uit
de veel te groote binnenlandsche productie.
Zoolang het aantal slachtingen hier te lande
niet daalt, zal de prijs zich onmogelijk kunnen
herstellen. De contingenteering dient dan ook
alleen, om een overmatigen invoer, zooals wij
dien tijdelijk gekend hebben en zooals die zon
der tegenmaatregelen onzerzijds onmiddellijk
opnieuw zou loskomen, buiten de grenzen te
houden. Dat gevaar weert men af en, wat
thans nog binnenkomt, is van weinig invloed
op de prijsvorming.
Een suppletoire Defensiebegrooting, die den
post, bestemd voor de mobilisatieslachtoffers,
met ƒ300.000.— verhoogde, gaf aanleiding tot
het zooveelste en zeker niet het laatste debat
over deze categorie. Er is, dank zij het dikwijls
zeer te laken optreden van den Bond van Mo
bilisatieslachtoffers, rond deze zaak voortdu
rend een agitatie, waaraan ook de beste wet
telijke regeling geen eind zal maken.
Over de wijze, waarop Minister Deckers de
wet van 3 December 1931 uitvoert, heeft een
zestal afgevaardigden het woord gevoerd. De
heer Schaepman stond geheel aan de zijde van
den Minister. Hij vindt, dat de uitkeeringen
door den bewindsman op een royale wijze wor
den toegekend en dat het maar niet aangaat
zooals de sociaal-democraat K. Ter Laan en
de communist Wijnkoop wel zouden willen
aan allen, die door genoemden Bond steeds nog
maar als slachtoffers van de mobilisatie worden
aangesleept, zonder zeer grondig onderzoek de
goede gaven des Rijks kwistig uit te deelen.
Mr. Joekes, alhoewel erkennend, dat Minis
ter Deckers in sommige gevallen zeer coulant
te werk is gegaan, legde er evenals de heer
Ter Laan nog eens den nadruk op, dat het
systeem van de wet nu eenmaal niet deugt.
De voornaamste bezwaren zijn dan, dat bij de
uitkeeringen te veel rekening gehouden wordt
met reeds bestaande inkomsten der betrokke
nen en dat aan de hand van verklaringen van
medici het causaal verband moet worden aan
getoond tusschen het feit, dat tot het ontslag
uit den militairen dienst aanleiding gaf, en
de invaliditeit thans. Tot dit laatste zijn het
Voorloopig Verslag gewaagde er reeds van
sommigen van de betrokkenen niet in staat,
omdat b.v. de geneesheer, die hen behandelde,
zich op zijn ambtsgéheim beroept.
De Minister ontkende dit. Onder de hon
derden gevallen, die reeds behandeld zijn, was
er niet één, waarin de
medicus geen verkla
ringen wenschte af te
leggen. Trouwens, als
er maar even twijfel
is, wordt altijd ten
gunste van den be
langhebbende be
schikt. En de cijfers
bewijzen, dat de wet
op milde wijze wordt
uitgevoerd. In 1930
kerd aan 778 betrok
kenen ƒ206.000.— uit
gekeerd, in 1931 aan
884 betrokkenen
ƒ232.000.— en in 1932
(tot de maand De
cember) aan 1400 be
trokkenen ƒ692.000.
Er zit dus een gevolg van de nieuwe rege
ling sterke stijging zoowel in het aantal
personen, dat de uitkeering krijgt, als in de
Minister Deckers
Het Koninklijk Meteorologisch Instituut heeft
een overzicht gegeven van de aardbevingen, die
van Zondag 20 November tot Maandag 28 No
vember in Oostelijk Noord-Brabant zijn opge
treden, benevens enkele mededeelingen, waartoe
de opmerkingen der waarnemers aanleiding
gaven.
Aan dit overzicht ontleenen we het volgende:
Te De Bilt werden van Zondagavond 20 No
vember tot Maandagmorgen 28 November acht
aardbevingen uit Noord-Brabant geregistreerd.
Uit de ingekomen berichten valt op te ma
ken, dat de oorsprong der verschillende bevin-
gén niet dezelfde was, die der beving van 23
November lag meer naar het Zuiden (richting
Heerlen), die der beving van 28 November meer
naar het Noorden (richting De Bilt), met
toeneming van den afstand neemt namelijk in
het algemeen de uitwijking der bodembewegin
gen af. Deze conclusie is in overeenstemming
met de ontvangen berichten, die voor de beving
van 28 November 6 u. 1 m. meer uit het Noor
den van Oost-Noord-Brabant afkomstig zijn,
voor die van 23 November 3 u. 28 m. uit het
Zuiden zooals Eindhoven en ook uit Zuid-Lim
burg.
In vele berichten is de richting, waarin de
schokken of trillingen gevoeld werden, opgege
ven, soms met een nauwkeurige beschrijving
van het vertrek waarin men zat of sliep, een
enkele keer de richting geverifieerd met een
nauwkeurig kompas. Legt men de opgaven van
eeneelfde plaats of dicht bij elkaar gelegen
plaatsen naast elkaar, dan vindt men alle
richtingen vertegenwoordigd, in plaats van
voornamelijk een richting, zooals sommigen wel
licht verwacht zouden hebben.
Sedert 1920 worden in Duitschland, waar men
dergelijke waarnemingen van veel belang acht,
westelijk van Noord-Limburg geregeld nauw
keurige metingen gedaan, om de bodembewegin
gen in verticale en horizontale richting langs
in de aarde voorkomende breukvlakken vast te
stellen. Daarbij is gebleken, dat in geologisch
opzicht vrij aanzienlijke veranderingen voorko
men, die nabij de Nederlandsche grens het
sterkst zijn.
Brengt men deze feiten in verband met de
geologische gesteldheid van dit deel van ons land
het gebied der slenken en horsten, d.i. van
aardschollen, die ten opzichte van de omgeving
zijn weggezakt of hooger liggen, o.a. de groote
Centrale Slenk, die van Duitschland door Ne
derland in ongeveer noordwestelijke richting
naar de Noordzee loopt dan behoeft het geen
bevreemding te wekken, dat hier thans aard
bevingen zijn opgetreden.
De aardbevingen zijn van tectonischen oor
sprong. Dit is trouwens het geval met vrijwel
alle aardbevingen van eenige beteekenis. Vulka
nische aardbevingen, d.w.z. aardbevingen ten
gevolge van vulcanische uitbarstingen zijn
slechts tot op een afstand van circa 200 K.M.
nog te registreeren, verder niet; daarvoor zijn
ze te zwak.
De bijna 8000 aardbevingen te De Bilt in on
geveer 25 jaren geregistreerd, waren alle van
tectonischen oorsprong, alleen omtrent één zou
twijfel kunnen ontstaan, doordat tegelijkertijd
met een verwoestende tectonische aardbeving
op Sicilië de Etna in werking was.
In sommige bladen kreeg de drooglegging
van de Wieringermeer de schuld van de aard
bevingen; gelukkig waren er nog in deze bladen
die het bericht niet overnamen. Zonder twij
fel beteekent het leegpompen van de Wieringer-
meerpolder een vermindering van druk op het
aardoppervlak daar ter plaatse en is dit van
invloed op de spanningen der aardkorst elders,
doch deze invloed is zoo klein, vergeleken bij
de in het gesteente der aardkorst heerschende
spanningen, dat het slechts als een secondaire
oorzaak van het optreden van aardbevingen
kan beschouwd worden in dien zin, dat het
oogenblik hiervan iets kan vervroegd of ver
traagd worden, de primaire oorzaak is de in de
aardkorst heerschende geweldige spanning,
waardoor deze tenslotte op een zwakke plaats
met een schok breekt.
Als vergelijkbare secondaire oorzaken, die een
plaatselijke drukvermeerdering geven, zijn te
noemen zware regenval, hooge stand der rivieren
of overstroomingen van polders als omstreeks
1916 in Waterland; drukvermindering geeft
daarna het afvoeren van het hooge water, het
leegpompen der polders. Vroeger is nooit ge
bleken, dat hier te lande hierdoor aardbevin
gen zijn ontstaan; er is geen reden om dit nu
aan te nemen.
De Wieringermeer was van 0 tot 5 Meter diep;
het IJselmeer is ca. 15 maal zoo groot van
oppervlakte. De hoeveelheid water, uit de Wie
ringermeer gepompt, komt overeen met een
ca. 20 c.M. hooge laag water van het IJselmeer;
de invloed der twee watermassa's is wel on
geveer gelijk te achten.
Een algemeene oorzaak, dat aardbevingen
meer in den nacht worden gevoeld dan overdag
is, dat door de bezigheden overdag zwakke
trillingen niet gemerkt worden, die 's avonds of
's nachts wel de aandacht trekken, wanneer
men rustig zit of ligt. Enkele waarnemers in het
aardbevingsgebied hebben in hun schrijven op
gemerkt, dat de schokken evengoed overdag
voorkwamen, doch inderdaad hadden sterkere
schokken, die door de seismografen zijn opge-
teekend of door waarnemers ver buiten het
aardbevingsgebied gevoeld, plaats tusschen 20 u.
50 m. 's avonds en 6 u. 1 m. 's morgens, zoo
als uit het in het begin gegeven lijstje blijkt.
Het aantal waarnemingen is te gering om
een algemeene conclusie te trekken. Men zal ge
neigd zijn als secondaire oorzaak aan een in
vloed der zonnestraling te denken, die door ver
warming der aarde spanningsveranderingen te
weeg brengt en met eenige uren nawerking tot
het optreden van een schok leidt.
Af en toe duiken in de bladen voorspellingen
van aardbevingen op. Bedenkt men, dat er
Jaarlijks een 10.000 tal aardbevingen op aarde
gevoeld worden, dan is het duidelijk, dat een
voorspelling, waarbij men zich op de ruimte
houdt, b.v. de aankondiging van een aardbeving
in Zuid-Amerika, zeker moet slagen; ook heeft
men goede kans bij het voorspellen van uabe-
vingen van een sterke aardbeving succes te heb
ben.
Te De Bilt bedroeg de grootste afwijking van
een bodemdeeltje ca. 0.15 m.m.; dichter bij den
oorsprong zal de afwijking in het algemeen
grooter geweest zijn, in het aardbevingsgebied,
waar muren gescheurd zijn, zeer vele malen
grooter. In verdiepingen der huizen zal in het
algemeen de uitslag grooter geweest zijn dan ge
lijkvloers, huizen zijn te vergelijken met tril
lende korte staven, aan de onderzijde vastge
klemd. Staande of hangende voorwerpen kun
nen door resonantie in sterke beweging worden
gebracht, vazen kunnen daardoor omvallen,
omgekeerd uurwerken tot stilstand gebracht.
Dat ondanks de kleine uitslagen van den
bodem de trillingen toch op verren afstand nog
voelbaar waren, ligt aan den korten trillings
tijd, een klein onderdeel van een seconde. De
versnelling is een maat voor de voelbaarheid.
Bij sterke, ver verwijderde aardbevingen ko
men hier te lande bü de z.g. lange golven wel
eens bodemuitslagen voor van 1, een enkelen
keer van 2 m.m.; deze merkt men echter niet,
doordat ze zeer langzaam zijn, de perioden zijn
b.v. 15 20 seconden.
Van belang is de vraag, wat ons nu verder
te wachten staat. Met zekerheid is hierom
trent niets te zeggen; men kan alleen vermoe
dens uitspreken, door na te gaan wat bij vroe
gere aardbevingen is geschied. Het best ko
men hiertoe de aardbevingen hier te lande van
1755 en 1756 in aanmerking; het is goed, iets
van de geschiedenis van zijn land, ook op het
gebied van aardbevingen, te kennen, zoodat niet
meer geschreven zal worden, wat verleden jaar
naar aanleiding van de Noordzeebeving van 67
Juni in een onzer geïllustreerde bladen ge
schiedde, nl. dat aardbevingen „ten onzent
nimmer geconstateerd zijn."
Men zal trachten met behulp van de waar
nemingen van buitenlandsche stations de plaats
der epicentra van de geregistreerde bevingen
nader vast te stellen, voornamelijk uit de tijden,
waarop verschillende fasen aan verschillende
stations zijn geregistreerd.
Ook al zijn na Maandagmorgen 28 November
te De Bilt geen aardbevingen uit Noord-Bra
bant meer geregistreerd, dus geen sterke schok
ken meer voorgekomen, zoo mag men toch niet
aannemen, dat deze ook verder zullen uitblij
ven; men moet afwachten, wat komen zal. Men
make zich echter niet noodeloos ongerust.
Men seint uit Rome aan de „Maasb.":
Na beëindiging Zijner retraite ontving Z. H.
de Paus Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen in audiën
tie. De H. Vader heette Mgr. als Nederlandsch
bisschop hartelijk welkom.
Toen Mgr. Z. H. sprak over den geestelijken
en godsdienstigen toestand van Zijn Diocees,
sprak de Paus: „Vous avez dans votre Diocese
le capitalisme spirituel". 1) Met levendige be
langstelling hoorde de Paus naar de bijzonder
heden over de levensdagen van kardinaal Van
Rossum. Z. H. sprak Zijn tevredenheid uit over
de Missieactie en den Missiegeest in Nederland
en vroeg daaromtrent nadere inlichtingen. Met
vreugde vernam de H. Vader het overzicht van
Mgr. Diepen over de katholieke organisaties
en het katholieke vereenigingsleven voor de
verschillende groepen der bevolking. De Paus
informeerde naar de beoefening der kerkmuziek
en verheugde er zich over, dat bij plechtigheden
in de kerk de geloovigen meezingen. Gaarne
gaf Z. H. Zijn zegen voor het werk der retraiten,
dat moest geschieden volgens de methode van
den H. Ignatius. Aan het slot der audiëntie
mocht Mgr. Diepen Zijn vier priesterstudenten,
de weleerw. heeren Van Miert, Grohsomo, v. d.
Hurk en Janssen aan Z. H. voorstellen.
1) Gij bezit in uwe diocees een geestelijk
.kapitalisme".
Onze correspondent te Rome seint, dat Z. H.
Exc. Mgr. A. F. Diepen, bisschop van Den
Bosch, Dinsdagmiddag uit de Eeuwige Stad is
vertrokken en de thuisreis heeft aanvaard.
uitgekeerde bedragen. En verschillenden van de
bij deze regeling betrokken personen krijgen
op het oogenblik meer dan sommige gepen-
sionneerden, van wie toch onherroepelijk vast
staat, dat zij in en door den dienst invalide
geworden zijn.
Er waren natuurlijk moties, twee van den
communist en een van den heer Ter Laan. Ze
werden alle drie verworpen. De laatste vroeg
zelfs een geheel nieuwe wettelijke regeling.
Het ontwerpje, waarbij de opschorting van
de zijdelingsche verplichting tot vaccinatie voor
de vierde maal met een jaar wordt verlengd,
in verband met het nog steeds optreden van
encephalitis postvaccinalis, gaf natuurlijk weer
het bekende debatje tusschen de medici van
de Kamer mevrouw de VriesBruins en dr.
Vos, ditmaal gesecondeerd door prof. Slote-
maker eenerzijds en ds. Kersten anderzijds. Erg
belangrijk was het niet. De Staatkundig Gere
formeerde predikant is zoo sterk mogelijk op
principieele gronden tegen de vaccinatie ge
kant en kan naast dat principieel bezwaar
thans natuurlijk de bedenking stellen van de
nadeelige gevolgen van de vaccinatie, waarover
intusschen de deskundigen, die het encephali-
tis-vraagstuk bestudeeren, nog niet tot vaste
conclusies gekomen zijn.
Dit laatste aanvoerend als motief, waarom
de Regeering de tijdelijke regeling weer met
een jaar verlengt, heeft Minister Ruys in zijn
kort antwoordje betwijfeld, of het desideratum
van mevrouw de VriesBruins, die een ver
plichting tot inenting in het eerste levensjaar
ook Duitschland kent die wenscht, in de
praktijk wel veel beteekent, als men daarop
uitzonderingen toelaat op grond van gemoeds
bezwaren en bezwaren, ontleend aan den ge
zondheidstoestand. In ieder geval ook dr.
Vos betoogde dit schijnt wel vast te staan,
dat vaccinatie in het eerste levensjaar veel
minder gevaar meebrengt dan op later leeftijd.
Voor Binnenlandsche Zaken hadden zich
nog vier spreker, de heeren mr. Beumer, mr.
Van Rappard, De Visser en Zandt, laten In
schrijven. Zij herhaalden weder wat reeds door
talrijke anderen was geuit.
Alleen mr. Beumer had een nog niet uitge
sproken wensch, n.l. deze, dat bij de werkver
schaffing het natuurschoon zoo veel mogelijk
zal worden ontzien. Dat kreeg hij van Minister
Ruys, die morgen zijn rede voortzet, alvast
toegezegd.
Bij K. B. is bepaald, dat de wet van 31 De
cember 1931, houdende wijziging van de Sche
penwet in werking zal treden met ingang van
1 Januari.
Naar aanleiding van in de pers verschenen
berichten deelt de liberale Tweede Kamer
fractie ons mede, dat zij niet voornemens is,
het door haar ingediende wetsvoorstel tot wij
ziging van de winkelsluitingswet in te trekken.
Naar „De Telegraaf" verneemt, is binnen en
kele dagen een besluit te verwachten, waarbij
zal worden overgegaan tot contingenteering van
katoenen goederen in Nederland. Alle voorbe
reidende maatregelen zijn genomen om deze
contingenteering dadelijk in werking te doen
treden. Het geldt hier alleen de contingentee
ring van den import in Nederland. Omtrent de
kwestie van contingenteering van textielgoede-
ren in Nederlandsch-Indië is nog geen beslis
sing te verwachten. De aan de regeering uitge
brachte adviezen spreken zich tegen die con
tingenteering uit.
H. K. H. Prinses Juliana heeft gistermiddag
de wekelijksche vergadering van den Raad van
State bijgewoond.