Na de verkiezingen van 1933 De aardbevingen in ons land Crisispachtwet in practijk Steun aan mobilisatie-slachtoffers Mgr. A. F. Diepen ACHT GEREGISTREERD WOENSDAG 7 DECEMBER Combinatie-problemen 'e nood der schatkist wor- et begrootingstekort moet den overbrugd Ervaringen van een „bijzitter" HET DORP IN WINTERKLEED ONTWAPENINGS CONFERENTIE Voltooiing van het werk gewenscht STAATSMIJNEN Op 1 November twintigduizend arbeiders werkzaam Geen audiëntie >f De natuur heeft de huizen en de straten van het dorp in een wit kleed gestoken. Een prachtig tafereel van tooverachtige schoonheid TWEEDE KAMER f 300.000 MEER Hernieuwe opschorting van den vaccinatied wang Invoer van vleesch Te veel slachtingen Milde toepassing Een overzicht van het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut Broodetende profeten B odemgesteld heid Verkeerd geraden Waarom 's nachts Wat zal de toekomst brengen? Door den H. Vader in audiëntie ontvangen Uit Rome vertrokken V accinatie N atuurschoon WIJZIGING SCHEPENWET 1 Januari a.s. in werking WINKELSLUITINGSWET De liberalen handhaven hun wijzigingsvoorstel CONTINGENTEERING VAN KATOENEN GOEDEREN Voor Indië nog geen beslissing. RAAD VAN STATE Bezoek van prinses Juliana Na hetgeen mr. Aalberse bij de behande ling der Rijksbegrooting in de Tweede Kamer en in den Partijraad sprak, kan er zooals wij reeds eerder zeiden geen twijfel aan bestaan, waar men met de katho lieken ten aanzien der samenwerking aan toe is. Ter verduidelijking van hetgeen hij over de Perspectieven na de verkiezingen in zijn eerste Kamer-rede had verklaard, liet hij zich in de kitting van 17 November o.m. als volgt uit: >.Ik heb betoogd: le. dat ik een parlementair Kabinet verre prefereer boven een extra-parle mentair Kabinet, en 2e. subsidiair, dat, indien mocht blijken, dat een parlementaire meerder heidskabinet niet gevormd kan worden, in elk geval toevlucht zal moeten worden genomen tot een extra-parlementair Kabinet op een zoo weed mogelijke basis. Het eerste punt nader uitwerkende, heb ik opgemerkt, dat wij, Katholieken, dan natuur lijk allereerst dachten aan het herstel van de vroegere rechtsche samenwerking. Ik heb ook gezegd, waarom dat vanzelf sprak. Maar ik heb er aanstonds bijgevoegd, dat wij ook bereid wa ren, mede te werken aan een meerderheidsvor ming op een breedere of op een andere basis. Nu heeft de heer Marchant mij, geloof ik, op uit punt misverstaan; hij meent, dat ik gezegd zou hebben, dat men in elk geval na de ver kiezingen zou moeten beginnen met te trachten oen rechtsch Kabinet te vormen, en als dat niet jbkte, men zou moeten probeeren een meerder- heidskabinet te vormen op een breedere of op een andere basis. Wanneer de geachte afge vaardigde eens rustig in de „Kandelingen" na leest, wat ik heb gezegd, zal hij zien, dat dit hiet volledig mijn gedachtengang is geweest. Ik heb uitdrukkelijk gezegd, dat ik mij heel goed kon voorstellen, dat- na de verkiezingen in Juni de zaak zoo zou staan, dat men niet zou henken aan de vorming van een rechtsch Ka- bihet, maar dat men onmiddellijk zou kunnen henken aan de vorming van een Kabinet °P breedere basis. Op dit punt zou ik dus hi den gedachtengang, dien de heer Marchant Van mijn woorden heeft gehad, een wijziging Villen brengen, een wijziging niet in mijn ge- hachtengang, maar in zijn opvatting daarvan." En na er vervolgens op te hebben gewezen, hat in tegenstelling met het oude Engelsche tweepartijenstelsel op het continent meerder heden in alle Parlementen slechts te vormen zijn door samenwerking van verschillende groe ten en partijen, ging hij voort: „Men zal dus altijd krijgen een coalitie-regee- rihg. Dat is iets heel anders dan in het twee partijenstelsel, waarin men steeds heeft een bi eerderheid van één partij, en het ligt voor de "and, dat de Regeering dan voorkomt uit die Meerderheid, en dat er dan volkomen overeen- Bt-emming heerscht tusschen het Regeerings- Program en het partijprogram. Dat wordt ech ter moeilijker en het vraagt meer overleg, wan- heer samenwerking vereischt is tusschen ver- Sr-hillende partijen. Dan zal het Regeerings- Program niet kunnen zijn het partijprogram van een van die partijen, maar een program, Vaarmede de 3 partijen haar instemming moe ten kunnen betuigen, althans hun steun daar aan zullen moeten 'kunnen verleenen. Ik heb er hitdrukkelijk op gewezen, dat de Kabinetsfor matie en meerderheidsvorming gemakkelijk tot 'tand kunnen komen, wanneer zij worden be- Pt'oefd tusschen partijen, die zich allereerst jonden op overeenstemming omtrent de be- S'hselen en daardoor gemakkelijker zullen kun- h6n komen tot overeenstemming omtrent de P;'actische toepassing van die beginselen, dan Wanneer zij geschieden tusschen partijen, waar- tUsschen een veel grooter verschil in beginselen Pestaat. In het laatste geval heb ik gezegd, zal een dergelijke samenwerking niet eer kunnen t°t stand komen dan nadat men b.v. heeft op gesteld een practisch Regeeringsprogram, waar mede de verschillende partijen zich volkomen gunnen vereenigen, terwijl men bovendien waar borgen krijgt, dat punten, waarmede men zich ®*®t kan vereenigen, in de vierjarige Regee- P'hgsperiode niet zullen worden op den voor grond gebracht." In verband hiermee bracht mr. Aalberse in herinnering, dat dr. Kuyper in 1901 tweeërlei Pvogram had opgemaakt, een program van Re- seringsbeginselen en een practisch Regeerings- Pfogram, dat de hoofdpunten van werkzaam heid van het toekomstig Kabinet omvatte. De dr'e fracties, waarop de kabinetsformateur V'ilde steunen, ontvingen beide stukken. Maar eerste stuk, het beginselprogram, zond hij Paar toe ter goedkeuring en 't tweede ter kennis- Pspiing, om eventueele bezwaren ter kennis te lengen en de noodige reserves te maken, ^ooals men weet, kwam daarop een parle mentair Rechtsch Kabinet tot stand en dr. ■^Pyper trad op als premier. 2al er thans weer een Rechtsche meerderheid, P'e voldoende waarborgen biedt voor een par- spientaire Regeering, mogelijk zijn? Set is altijd ongeraden, zich in de politiek aan *°°rspellingen te wagen en dus zullen wij ons P^rvan onthouden. E>at de meerderheid van het volk nog steeds e°htsch is, staat evenwel voor ons vast, en .jSpjkens de memorie van antwoord aan de Iiiie&cIe Kamer inzake het wetsontwerp tot hef- tihe Van °Pcenten °P de gemeentefondsbelas- ti en de vermogensbelasting over het belas- Zich'aar kan de Minister van Financiën Ban Zeer goed verplaatsen in den gedachten- D S van de leden, die tegen de voorgestelde katvfessie Pezwaar hadden. Inderdaad zal de W'orri orming door deze Progressie kunnen Pigi belemmerd, terwijl de drastische bezui pen Sen' wa-artoe zij de contribuabelen kan no- zul]' den omvang van de werkloosheid ongunstig qe en kunnen beïnvloeden. Doch de nood van bag^P tijd maakt maatregelen als deze onafwijs- hud°k de meeste bezuinigingen, op het R(jks- Zij ?et aan te brengen, hebben het nadeel, dat 0 de werkloosheid dreigen te vergrooten: zelfs Verb"36 meer directe wijze dan deze belasting- gcQp^oging. Toch moet het tekort op de be- Ses b-ng wol'den overbrugd. Dat dit niet kan ber eden zonder maatregelen, die niet alleen belS0°nlijk leed brengen, maar ook algemeene Va ,.aPgen schaden, is een der donkerste zijden \v0 den thans aan Regeering en Volksvertegen- vdiging opgelegden plicht. hejfj de bedoeling van den Minister is, dat de Iri8 van tijdelijken aard zal zijn. dat er straks weer een meerderheid van Recht sche leden in de Kamer zal zetelen, is alleszins waarschijnlijk. Maar eerstens heeft men daaromtrent nog geen volstrekte zekerheid, en vervolgens kunnen er zich dan weer moeilijkheden voordoen, welke de vorming van een parlementair Kabinet, steunend op een hechten grondslag, in den weg staan. Na de verkiezingen kan de zaak dan ook zoo staan, dat men, zooals mr. Aalberse het uit drukte, onmiddellijk zou kunnen denken aan een Kabinet op breedere basis. Dit houdt vanzelf de vraag in: welke com binatie onzerzijds zou zijn te aanvaarden? Want daar zal het voor een belangrijk deel om gaan. Men kan zich, zooals de partijverhoudingen in ons land zich hebben ontwikkeld, geen groe peering denken van duurzamen aard en van wezenlijke regeerkracht, waaraan de Katho lieke Staatspartij geen deel zou hebben. Dit staat wel vast en wordt door niemand betwijfeld. En dan zijn uit het jongste debat nog twee punten zeer duidelijk naar voren gekomen: Ten eerste, dat op een „Roomsch-Rood" verbond na de verkiezingen niet behoeft te worden gere kend. En vervolgens, dat de Katholieken er niet aan denken zich aan te sluiten bij, of zich laten opnemen in een zoogenaamd „burgerlijk bloc". Voor een principieele partij als de onze, die bovendien een partij is uit alle deelen der bevol king, zal zich een „bloc" gesteld al dat het in ons land bestaanbaar was nooit de min ste aantrekkingskracht bezitten. Liever dan ons daarbij aan te sluiten, zouden wij bij al onze gezindheid tot samenwerking alleen blijven staan. P. S. Nu en dan verschijnen er in de pers wel eens mededeelingen over de werking der z.g.n. Wet-Ebels, doch het wil ons voorkomen, dat de lezer, die in deze materie belang stelt, daaruit bezwaarlijk een indruk kan krijgen omtrent de werkelijke „praktijk" van deze wet. Daarom is het wellicht niet van belang ont bloot, dat iemand, die bij de behandeling van crisis-pachtwetzaken de functie van „bijzitter" vervult, hieronder eens het een en ander van zijn ervaringen in die functie vertelt. Bij het betreffende kantongerecht was een zeventig-tal zaken aanhangig gemaakt. Ver schillende daarvan werden niet ontvankelijk verklaard, als zijnde niet te rechter tijd inge diend. Niet genoeg kan er op gewezen worden, dat belanghebbenden den gestelden termijn, d.i. veertien dagen na het vervallen van den betalingstermijn der pacht, moeten in acht nemen en tevens, dat voor i e d e r e n beta lingstermijn eene (nieuwe) aanvraag moet worden ingediend, daar de uitspraak van de Kamer zich niet over andere termijnen dan de aangevraagde kan uitstrekken. Slechts in enkele gevallen vermocht de kan tonrechter eene minnelijke schikking tusschen partijen tot stand te brengen. Uit dit geringe resultaat concludeeren sommigen, dat het voorafgaand verschijnen voor den rechter ge rust achterwege zou kunnen blijven. Na de voorafgaande behandeling bleven nog een goede vijftig zaken, waarover wij een oordeel hadden uit te spreken. Men zou deze verschillende zaken kunnen terugbrengen tot vier categorieën: Ten eerste die gevallen waarin de pachters, ondanks het feit dat de pachtprijs redelijk is, of reeds een voldoende reductie is toegestaan, toch nog van de wet trackiton gebruik te maken teneinde nog grootere vermindering te krijgen. Vervolgens zaken, waarbij de verpachter, of schoon voldoende kapitaalkrachtig, toch nog aan een zeer hoogen pachtprijs vasthoudt. Voorts komen gevallen voor, waarbij partijen wel niet tot een schikking konden komen, doch die daarom juist het oordeel der Kamer vragen. Tenslotte zijn er nog gevallen, waarin de ver pachter wel eenige reductie wilde toestaan, maar zulks niet, of althans niet voldoende kon doen, omdat het eigendom zelf met hypotheek is bezwaard. De betreffende Kamer voor crisis-pachtzaken stelde zich van tevoren op het standpunt, dat niet de verpachter in hoofdzaak het risico voor het verpachten behoort te dragen. De pachter neemt nu eenmaal bij het aangaan van de huurovereenkomst verplichtingen op zich, waarbij het risico in normale omstandigheden voor zijn rekening komt. Slechts in zooverre hij door de abnormale omstandigheden niet in staat is aan die verplichtingen te voldoen, wordt vermindering toegestaan. Maar toch nimmer zoo, dat de pachter steeds vrij uitgaat. Hij is en behoort de meest risqueerende partij te blijven. Klachten over misgewas en derge lijke, welke door sommige pachters vaak wor den aangevoerd, bleven steeds buiten be schouwing. Wat nu de uitspraken betreft, het volgende: De gevallen, die onder de eerste categorie ge rangschikt konden worden, werden onverbidde lijk afgewezen. Veel kwam zoo iets echter niet voor, zoodat gerust gezegd mag worden, dat de vrees van sommigen, als zouden de pachters van de wet een onbehoorlijk gebruik gaan maken, ongegrond is gebleken. Ook komt het slechts sporadisch voor, dat een kapitaalkrachtig verpachter aan een hoo gen pachtprijs vasthoudt. Niet zelden moet in die gevallen een vermindering van 50 pCt. wor den toegepast. De zaken, waarin het oordeel der Kamer ge vraagd wordt, zouden de ideëele gevallen ge noemd kunnen worden. Ze zijn voor de Kamer de prettigste. Onnoodig te zeggen, dat hier aan de grootste zorg wordt besteed om een voor beide partijen bevredigende oplossing te verkrijgen. De moeilijkste gevallen zijn die der vierde categorie. Helaas moet gezegd worden, dat deze verreweg het grootste percentage uitmaken. Hier staan we vaak- machteloos. Er moet ge ïnformeerd worden of en in hoever nog borgen of familieleden in staat zijn, de ongelukkigen te helpen of te willen helpen. Droef stemt het dan vaak na de uitspraak den een te hooren vragen: „waarvan moet ik dat nu betalen" en den ander: „heeren, waar van moet ik nu leven?" Hoeveel nut de, wet in deze dan ook sticht, toch blijft haar werking voor 50 pCt. illusoir te noemen, zoolang niet het probleem der te hooge rente is opgelost. J. B. WESSELINGH Het Kamerlid Albarda heeft aan den Minis ter van Buitenlandsche Zaken het volgende ge vraagd: Indien de berichten juist zijn, volgens welke de vertegenwoordigers van vijf groote mogendhe den te Genéve beraadslagen over het denkbeeld, om de Ontwapeningsconferentie te doen uiteen gaan, zonder dat zij de haar door het Volken bondsverdrag opgelegde taak heeft volbracht, acht de Regeering het dan niet haar dringenden plicht, om, zoo mogelijk gemeenschappelijk met de Regeeringen van andere Staten, onverwijld pogingen in het werk te stellen, ten einde voort zetting en voltooiing van het werk der Ontwa peningsconferentie zonder uitstel zoo krachtig mogelijk te bevorderen? In de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer betreffende de begrooting der Staats mijnen in Limburg voor 1933 wijst de minister van Waterstaat erop, dat over de bereidwillig heid van de directie om met de vakvereenigin- gen overleg te plegen, niet met reden valt te klagen. Vergeten moet intusschen niet worden, dat de problemen, waarvoor de leiders der be drijven in dezen tijd worden gesteld, zich veel al door hun technischen of commercieelen aard minder leenen tot behandeling in de contract commissie. 3ü de Staatsmijnen waren op 1 November j.l. 20157 arbeiders in dienst, o.w. 3684 vreemde lingen. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem zal Vrijdag a.s. in verband met de Uitvaart voor Mgr. prof. A. H. L. Hensen, z.g., geen audiëntie verleenen. V .V. 'f -V .:v. v Vv' Den Haag, 6 December 1932. Minister Ruys moet heel wat geduld hebben, voordat hij door de Tweede Kamer in de ge legenheid gesteld wordt, in den beurtzang van de begrootingsbehandeling zijn antwoordpartjj voor te dragen over de af deeling: „Werkver schaffing en Steunverleening" van zijn Depar tement. Daar was heden vooreerst de verlenging van de vleesch-contingenteering, waarbij de heeren Braat, van Voorst tot Voorst en IJzerman eenige dpmerkingen maakten. De eerste was natuurlijk radicaal en wilde allen invoer totaal afsnijden, terwijl baron van Voorst tot Voorst zoowel als de sociaal-democraat IJzerman con stateerden, dat de maatregel in het verleden in het geheel niet de uitwerking heeft gehad, dat de vleeschprijzen abnormaal laag werden. Verbond de katholieke afgevaardigde daaraan de conclusie, dat eigenlijk toch wel het contin gent nog kleiner behoort te zijn, de heer IJzer man beschouwde het weinige effect van den maatregel als een bevestiging van wat hij ver leden jaar reeds voorspeld had, om tegen het nut van de contingenteering bewijzen aan te voeren. Minister Verschuur bracht den drie sprekers onder het oog, dat de lage vleeschprijzen geen gevolg zijn van den betrekkelijk geringen vleeschimport, maar veeleer voortvloeien uit de veel te groote binnenlandsche productie. Zoolang het aantal slachtingen hier te lande niet daalt, zal de prijs zich onmogelijk kunnen herstellen. De contingenteering dient dan ook alleen, om een overmatigen invoer, zooals wij dien tijdelijk gekend hebben en zooals die zon der tegenmaatregelen onzerzijds onmiddellijk opnieuw zou loskomen, buiten de grenzen te houden. Dat gevaar weert men af en, wat thans nog binnenkomt, is van weinig invloed op de prijsvorming. Een suppletoire Defensiebegrooting, die den post, bestemd voor de mobilisatieslachtoffers, met ƒ300.000.— verhoogde, gaf aanleiding tot het zooveelste en zeker niet het laatste debat over deze categorie. Er is, dank zij het dikwijls zeer te laken optreden van den Bond van Mo bilisatieslachtoffers, rond deze zaak voortdu rend een agitatie, waaraan ook de beste wet telijke regeling geen eind zal maken. Over de wijze, waarop Minister Deckers de wet van 3 December 1931 uitvoert, heeft een zestal afgevaardigden het woord gevoerd. De heer Schaepman stond geheel aan de zijde van den Minister. Hij vindt, dat de uitkeeringen door den bewindsman op een royale wijze wor den toegekend en dat het maar niet aangaat zooals de sociaal-democraat K. Ter Laan en de communist Wijnkoop wel zouden willen aan allen, die door genoemden Bond steeds nog maar als slachtoffers van de mobilisatie worden aangesleept, zonder zeer grondig onderzoek de goede gaven des Rijks kwistig uit te deelen. Mr. Joekes, alhoewel erkennend, dat Minis ter Deckers in sommige gevallen zeer coulant te werk is gegaan, legde er evenals de heer Ter Laan nog eens den nadruk op, dat het systeem van de wet nu eenmaal niet deugt. De voornaamste bezwaren zijn dan, dat bij de uitkeeringen te veel rekening gehouden wordt met reeds bestaande inkomsten der betrokke nen en dat aan de hand van verklaringen van medici het causaal verband moet worden aan getoond tusschen het feit, dat tot het ontslag uit den militairen dienst aanleiding gaf, en de invaliditeit thans. Tot dit laatste zijn het Voorloopig Verslag gewaagde er reeds van sommigen van de betrokkenen niet in staat, omdat b.v. de geneesheer, die hen behandelde, zich op zijn ambtsgéheim beroept. De Minister ontkende dit. Onder de hon derden gevallen, die reeds behandeld zijn, was er niet één, waarin de medicus geen verkla ringen wenschte af te leggen. Trouwens, als er maar even twijfel is, wordt altijd ten gunste van den be langhebbende be schikt. En de cijfers bewijzen, dat de wet op milde wijze wordt uitgevoerd. In 1930 kerd aan 778 betrok kenen ƒ206.000.— uit gekeerd, in 1931 aan 884 betrokkenen ƒ232.000.— en in 1932 (tot de maand De cember) aan 1400 be trokkenen ƒ692.000. Er zit dus een gevolg van de nieuwe rege ling sterke stijging zoowel in het aantal personen, dat de uitkeering krijgt, als in de Minister Deckers Het Koninklijk Meteorologisch Instituut heeft een overzicht gegeven van de aardbevingen, die van Zondag 20 November tot Maandag 28 No vember in Oostelijk Noord-Brabant zijn opge treden, benevens enkele mededeelingen, waartoe de opmerkingen der waarnemers aanleiding gaven. Aan dit overzicht ontleenen we het volgende: Te De Bilt werden van Zondagavond 20 No vember tot Maandagmorgen 28 November acht aardbevingen uit Noord-Brabant geregistreerd. Uit de ingekomen berichten valt op te ma ken, dat de oorsprong der verschillende bevin- gén niet dezelfde was, die der beving van 23 November lag meer naar het Zuiden (richting Heerlen), die der beving van 28 November meer naar het Noorden (richting De Bilt), met toeneming van den afstand neemt namelijk in het algemeen de uitwijking der bodembewegin gen af. Deze conclusie is in overeenstemming met de ontvangen berichten, die voor de beving van 28 November 6 u. 1 m. meer uit het Noor den van Oost-Noord-Brabant afkomstig zijn, voor die van 23 November 3 u. 28 m. uit het Zuiden zooals Eindhoven en ook uit Zuid-Lim burg. In vele berichten is de richting, waarin de schokken of trillingen gevoeld werden, opgege ven, soms met een nauwkeurige beschrijving van het vertrek waarin men zat of sliep, een enkele keer de richting geverifieerd met een nauwkeurig kompas. Legt men de opgaven van eeneelfde plaats of dicht bij elkaar gelegen plaatsen naast elkaar, dan vindt men alle richtingen vertegenwoordigd, in plaats van voornamelijk een richting, zooals sommigen wel licht verwacht zouden hebben. Sedert 1920 worden in Duitschland, waar men dergelijke waarnemingen van veel belang acht, westelijk van Noord-Limburg geregeld nauw keurige metingen gedaan, om de bodembewegin gen in verticale en horizontale richting langs in de aarde voorkomende breukvlakken vast te stellen. Daarbij is gebleken, dat in geologisch opzicht vrij aanzienlijke veranderingen voorko men, die nabij de Nederlandsche grens het sterkst zijn. Brengt men deze feiten in verband met de geologische gesteldheid van dit deel van ons land het gebied der slenken en horsten, d.i. van aardschollen, die ten opzichte van de omgeving zijn weggezakt of hooger liggen, o.a. de groote Centrale Slenk, die van Duitschland door Ne derland in ongeveer noordwestelijke richting naar de Noordzee loopt dan behoeft het geen bevreemding te wekken, dat hier thans aard bevingen zijn opgetreden. De aardbevingen zijn van tectonischen oor sprong. Dit is trouwens het geval met vrijwel alle aardbevingen van eenige beteekenis. Vulka nische aardbevingen, d.w.z. aardbevingen ten gevolge van vulcanische uitbarstingen zijn slechts tot op een afstand van circa 200 K.M. nog te registreeren, verder niet; daarvoor zijn ze te zwak. De bijna 8000 aardbevingen te De Bilt in on geveer 25 jaren geregistreerd, waren alle van tectonischen oorsprong, alleen omtrent één zou twijfel kunnen ontstaan, doordat tegelijkertijd met een verwoestende tectonische aardbeving op Sicilië de Etna in werking was. In sommige bladen kreeg de drooglegging van de Wieringermeer de schuld van de aard bevingen; gelukkig waren er nog in deze bladen die het bericht niet overnamen. Zonder twij fel beteekent het leegpompen van de Wieringer- meerpolder een vermindering van druk op het aardoppervlak daar ter plaatse en is dit van invloed op de spanningen der aardkorst elders, doch deze invloed is zoo klein, vergeleken bij de in het gesteente der aardkorst heerschende spanningen, dat het slechts als een secondaire oorzaak van het optreden van aardbevingen kan beschouwd worden in dien zin, dat het oogenblik hiervan iets kan vervroegd of ver traagd worden, de primaire oorzaak is de in de aardkorst heerschende geweldige spanning, waardoor deze tenslotte op een zwakke plaats met een schok breekt. Als vergelijkbare secondaire oorzaken, die een plaatselijke drukvermeerdering geven, zijn te noemen zware regenval, hooge stand der rivieren of overstroomingen van polders als omstreeks 1916 in Waterland; drukvermindering geeft daarna het afvoeren van het hooge water, het leegpompen der polders. Vroeger is nooit ge bleken, dat hier te lande hierdoor aardbevin gen zijn ontstaan; er is geen reden om dit nu aan te nemen. De Wieringermeer was van 0 tot 5 Meter diep; het IJselmeer is ca. 15 maal zoo groot van oppervlakte. De hoeveelheid water, uit de Wie ringermeer gepompt, komt overeen met een ca. 20 c.M. hooge laag water van het IJselmeer; de invloed der twee watermassa's is wel on geveer gelijk te achten. Een algemeene oorzaak, dat aardbevingen meer in den nacht worden gevoeld dan overdag is, dat door de bezigheden overdag zwakke trillingen niet gemerkt worden, die 's avonds of 's nachts wel de aandacht trekken, wanneer men rustig zit of ligt. Enkele waarnemers in het aardbevingsgebied hebben in hun schrijven op gemerkt, dat de schokken evengoed overdag voorkwamen, doch inderdaad hadden sterkere schokken, die door de seismografen zijn opge- teekend of door waarnemers ver buiten het aardbevingsgebied gevoeld, plaats tusschen 20 u. 50 m. 's avonds en 6 u. 1 m. 's morgens, zoo als uit het in het begin gegeven lijstje blijkt. Het aantal waarnemingen is te gering om een algemeene conclusie te trekken. Men zal ge neigd zijn als secondaire oorzaak aan een in vloed der zonnestraling te denken, die door ver warming der aarde spanningsveranderingen te weeg brengt en met eenige uren nawerking tot het optreden van een schok leidt. Af en toe duiken in de bladen voorspellingen van aardbevingen op. Bedenkt men, dat er Jaarlijks een 10.000 tal aardbevingen op aarde gevoeld worden, dan is het duidelijk, dat een voorspelling, waarbij men zich op de ruimte houdt, b.v. de aankondiging van een aardbeving in Zuid-Amerika, zeker moet slagen; ook heeft men goede kans bij het voorspellen van uabe- vingen van een sterke aardbeving succes te heb ben. Te De Bilt bedroeg de grootste afwijking van een bodemdeeltje ca. 0.15 m.m.; dichter bij den oorsprong zal de afwijking in het algemeen grooter geweest zijn, in het aardbevingsgebied, waar muren gescheurd zijn, zeer vele malen grooter. In verdiepingen der huizen zal in het algemeen de uitslag grooter geweest zijn dan ge lijkvloers, huizen zijn te vergelijken met tril lende korte staven, aan de onderzijde vastge klemd. Staande of hangende voorwerpen kun nen door resonantie in sterke beweging worden gebracht, vazen kunnen daardoor omvallen, omgekeerd uurwerken tot stilstand gebracht. Dat ondanks de kleine uitslagen van den bodem de trillingen toch op verren afstand nog voelbaar waren, ligt aan den korten trillings tijd, een klein onderdeel van een seconde. De versnelling is een maat voor de voelbaarheid. Bij sterke, ver verwijderde aardbevingen ko men hier te lande bü de z.g. lange golven wel eens bodemuitslagen voor van 1, een enkelen keer van 2 m.m.; deze merkt men echter niet, doordat ze zeer langzaam zijn, de perioden zijn b.v. 15 20 seconden. Van belang is de vraag, wat ons nu verder te wachten staat. Met zekerheid is hierom trent niets te zeggen; men kan alleen vermoe dens uitspreken, door na te gaan wat bij vroe gere aardbevingen is geschied. Het best ko men hiertoe de aardbevingen hier te lande van 1755 en 1756 in aanmerking; het is goed, iets van de geschiedenis van zijn land, ook op het gebied van aardbevingen, te kennen, zoodat niet meer geschreven zal worden, wat verleden jaar naar aanleiding van de Noordzeebeving van 67 Juni in een onzer geïllustreerde bladen ge schiedde, nl. dat aardbevingen „ten onzent nimmer geconstateerd zijn." Men zal trachten met behulp van de waar nemingen van buitenlandsche stations de plaats der epicentra van de geregistreerde bevingen nader vast te stellen, voornamelijk uit de tijden, waarop verschillende fasen aan verschillende stations zijn geregistreerd. Ook al zijn na Maandagmorgen 28 November te De Bilt geen aardbevingen uit Noord-Bra bant meer geregistreerd, dus geen sterke schok ken meer voorgekomen, zoo mag men toch niet aannemen, dat deze ook verder zullen uitblij ven; men moet afwachten, wat komen zal. Men make zich echter niet noodeloos ongerust. Men seint uit Rome aan de „Maasb.": Na beëindiging Zijner retraite ontving Z. H. de Paus Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen in audiën tie. De H. Vader heette Mgr. als Nederlandsch bisschop hartelijk welkom. Toen Mgr. Z. H. sprak over den geestelijken en godsdienstigen toestand van Zijn Diocees, sprak de Paus: „Vous avez dans votre Diocese le capitalisme spirituel". 1) Met levendige be langstelling hoorde de Paus naar de bijzonder heden over de levensdagen van kardinaal Van Rossum. Z. H. sprak Zijn tevredenheid uit over de Missieactie en den Missiegeest in Nederland en vroeg daaromtrent nadere inlichtingen. Met vreugde vernam de H. Vader het overzicht van Mgr. Diepen over de katholieke organisaties en het katholieke vereenigingsleven voor de verschillende groepen der bevolking. De Paus informeerde naar de beoefening der kerkmuziek en verheugde er zich over, dat bij plechtigheden in de kerk de geloovigen meezingen. Gaarne gaf Z. H. Zijn zegen voor het werk der retraiten, dat moest geschieden volgens de methode van den H. Ignatius. Aan het slot der audiëntie mocht Mgr. Diepen Zijn vier priesterstudenten, de weleerw. heeren Van Miert, Grohsomo, v. d. Hurk en Janssen aan Z. H. voorstellen. 1) Gij bezit in uwe diocees een geestelijk .kapitalisme". Onze correspondent te Rome seint, dat Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen, bisschop van Den Bosch, Dinsdagmiddag uit de Eeuwige Stad is vertrokken en de thuisreis heeft aanvaard. uitgekeerde bedragen. En verschillenden van de bij deze regeling betrokken personen krijgen op het oogenblik meer dan sommige gepen- sionneerden, van wie toch onherroepelijk vast staat, dat zij in en door den dienst invalide geworden zijn. Er waren natuurlijk moties, twee van den communist en een van den heer Ter Laan. Ze werden alle drie verworpen. De laatste vroeg zelfs een geheel nieuwe wettelijke regeling. Het ontwerpje, waarbij de opschorting van de zijdelingsche verplichting tot vaccinatie voor de vierde maal met een jaar wordt verlengd, in verband met het nog steeds optreden van encephalitis postvaccinalis, gaf natuurlijk weer het bekende debatje tusschen de medici van de Kamer mevrouw de VriesBruins en dr. Vos, ditmaal gesecondeerd door prof. Slote- maker eenerzijds en ds. Kersten anderzijds. Erg belangrijk was het niet. De Staatkundig Gere formeerde predikant is zoo sterk mogelijk op principieele gronden tegen de vaccinatie ge kant en kan naast dat principieel bezwaar thans natuurlijk de bedenking stellen van de nadeelige gevolgen van de vaccinatie, waarover intusschen de deskundigen, die het encephali- tis-vraagstuk bestudeeren, nog niet tot vaste conclusies gekomen zijn. Dit laatste aanvoerend als motief, waarom de Regeering de tijdelijke regeling weer met een jaar verlengt, heeft Minister Ruys in zijn kort antwoordje betwijfeld, of het desideratum van mevrouw de VriesBruins, die een ver plichting tot inenting in het eerste levensjaar ook Duitschland kent die wenscht, in de praktijk wel veel beteekent, als men daarop uitzonderingen toelaat op grond van gemoeds bezwaren en bezwaren, ontleend aan den ge zondheidstoestand. In ieder geval ook dr. Vos betoogde dit schijnt wel vast te staan, dat vaccinatie in het eerste levensjaar veel minder gevaar meebrengt dan op later leeftijd. Voor Binnenlandsche Zaken hadden zich nog vier spreker, de heeren mr. Beumer, mr. Van Rappard, De Visser en Zandt, laten In schrijven. Zij herhaalden weder wat reeds door talrijke anderen was geuit. Alleen mr. Beumer had een nog niet uitge sproken wensch, n.l. deze, dat bij de werkver schaffing het natuurschoon zoo veel mogelijk zal worden ontzien. Dat kreeg hij van Minister Ruys, die morgen zijn rede voortzet, alvast toegezegd. Bij K. B. is bepaald, dat de wet van 31 De cember 1931, houdende wijziging van de Sche penwet in werking zal treden met ingang van 1 Januari. Naar aanleiding van in de pers verschenen berichten deelt de liberale Tweede Kamer fractie ons mede, dat zij niet voornemens is, het door haar ingediende wetsvoorstel tot wij ziging van de winkelsluitingswet in te trekken. Naar „De Telegraaf" verneemt, is binnen en kele dagen een besluit te verwachten, waarbij zal worden overgegaan tot contingenteering van katoenen goederen in Nederland. Alle voorbe reidende maatregelen zijn genomen om deze contingenteering dadelijk in werking te doen treden. Het geldt hier alleen de contingentee ring van den import in Nederland. Omtrent de kwestie van contingenteering van textielgoede- ren in Nederlandsch-Indië is nog geen beslis sing te verwachten. De aan de regeering uitge brachte adviezen spreken zich tegen die con tingenteering uit. H. K. H. Prinses Juliana heeft gistermiddag de wekelijksche vergadering van den Raad van State bijgewoond.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5