Hoe draag ik mijn haar?
De Schoonheid der vrouw in
haar typischen haartooi
Dossonville, de avonturier
Over schoonheid gesproken
Eenige modellen uit... 1932! j
a
i
tmlit*
VELE HEEREN GEDIEND
s
H
Hij stierf in armoede
Stijlbloempjes
LANGE
VLECHTEN
Japansche Haartooi
Te midden der grootste verschrik
kingen danste hij als een har
lekijn door het leven
DE FRANSCHE REVOLUTIE
GELAKTE
KRULLEN
mmurnmini
Gevecht in de straten van Farijs
Leve de revolutie
Bang?
Handige rekel
OUDE HAARDRACHT
SR®
ff-'.*
Boerinnen uit het Zwarte Woud in haar vreemde dracht
Zijn goed humeur
Konins Lodewijk de XVV*
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
WH weten niet, hoe Eva's haar was, of
dit ravenzwart was, kastanjebruin, of
licht blond, goud- als de zon zelf
doch het moet betooverend schoon geweest zijn
In die oudste tijden, waar de vrouwen in het
Oude Testament gedwongen waren, hun harer.
te bedekken. Rachel bedekte heur haar, toen zij
aan de bron Jacob ontmoette en Rachel s ze
digheid en blooheid leeft nog heden ten dage
voort, waar de rechtgeloovige Jodin en over
"t algemeen genomen iedere vrouw van het Oos-
ten heur haar verbergt. Ook thans nog zijn er
vrouwen, die het haar lang dragen, daartoe be-
hooren o.a. de beroemde Hula-meisjes van het
schoone Hawaii, in den Stillen Oceaan. Doch
ook de Polynesische Eva heeft haar, dat iedere
vrouw haar kan benijden; als een oerwoud om
sluit het 't hoofd, zacht en glanzend, van na
ture golvend. De cocos-olie houdt het zacht en
door het zeewater (zij zwemt geregeld en doet
dit met de gemakkelijkheid van 'n visch) blijft
't schoon en krullend. Een krans zoetgeurende
gele plumeria en bonte haibiskus is het eenlge
hoofdsieraad en een rokje van stroo voltooit 't
toilet. Doch nu hebben de Amerikaansche toe
risten het Hulameisje de waarde van 't geld ge -
leerd, zoodat zij nu niet meer alleen voor het
eigen genoegen op de „ukulele" speelt, doch
eveneens voor de rijke Amerikanen. De Kaia-
Kaia-dames van Nieuw Guinea dragen 't haar
in ontelbare dunne vlechten; deze vlechten moe
ten de boomen van t woud verbeelden. Volgens
de wetten van dezen stam is 't leven der kaia-
kaia vrouw verdeeld in zes perioden en voor
iedere periode is 'n bepaald kapsel aangewezen.
Vanaf het elfde jaar dragen zij een gordel om
de heupen en laten nu het haar groeien; met
het 14e jaar, als zij den huwbaren leeftijd heb
ben bereikt, krijgen zij een soort rok rond de
heupen, aan een band om den hals hangend.
Nu wordt het haar bewerkt met cocosolie en in
kleine vlechten verdeeld, welke op den trouw
dag versierd worden met gekleurde schelpen.
Tijdens de huwelijksceremoniën moet zij het
haar opnieuw kort laten knippen tot in den
hals; maar als getrouwde vrouw laat zij het
weer groeien, doch nu mag zij er nooit meer
een versiering in dragen. Als zij oud en afge
leefd is, op van het werken, dan moet zij het
haar opnieuw afknippen. Wanneer in Mongolië
een man een vrouw koopt, worden zijn „bruids
penningen" besteed voor.... den hoofdtooi der
bruid. De hoofdtooi hoofd-uitzet zouden wij
kunnen zeggen van een Mongoolsche bruid is
zeer kostbaar, zeer eigenaardig.... en weinig
smaakvol. Dit merkwaardige kapsel, dat jaren
lang duren moet, wordt op de volgende wijze
gewrocht. Het haar wordt in het midden ge-
scheiden en vastgelijmd aan twee houten ho
rens, welke met zilveren snoeren worden om
wikkeld en eindigen in een met juweelen bezet
medaillon van zilver of goud, waardoorheen een
lange, stijf gevlochten vlecht komt. Tusschen
deze zonderlinge „haar-horens" draagt de rijke
Mongoolsche dame een zilveren kroon, versierd
met bloedkoralen en twee turkooizen; deze
kroon steekt door een zwarten, ronden hoed.
Dan zien de vrouwen in Indo-China er heel wat
armoediger uit in haar jak van blauwe stof en
met den eigenaardigen hoed over het glad weg
gestreken haar. Deze hoed moet haar bescher
men tegen zon en tegen regen, terwijl zij op de
rijstvelden werkt, waar zij in het water staat.
De vrouw van Nubië versiert haar kapsel met
ronde snoeren van gevlochten paardenhaar,
waarin glazen en zilveren kralen. Midden op t
voorhoofd draagt zij een amulet; „de bescher
mende vijf vingers", en als zij dan bovendien
nog zwarte strepen op de wangen heeft ge-
tatoueerd, dan gelooft zij, beschermd te zijn
voor alle booze geesten. Verder bestaat haar
kleeding uit een rokje rond de heupen, kettingen
van kralen en zilveren munten om -den nals en
een grooten, witten doek als beschutting tegen
de brandende zon. De Mohammedaansche
vrouw moet volgens de wet heur haar en gelaat
verbergen, want, zoo luidt het in den Koran:
„De profeet zeide tot de geloovige vrouw, dat
zij hun haar en hun oogen moesten bedekken
en haar vrouwelijkheid moesten verbergen en
niet haar bekoorlijkheden en sieraden mochten
toonen". De arabische vrouw van Omansto-
men echter laat haar gelaat zien in een lijst;
zij toont zoowel haar sieraden als heur haar.
De blanke onderzoekingsreizigers en handelaars
De tijden van hevige beroering ïn de
wereldgeschiedenis, de oorlogen, de
onlusten of revoluties, hebben steeds
weer opnieuw een prachtige kans gegeven
niet alleen aan hen die door talent en aan
leg aangewezen warei. om leiding te geven
in moeilijke omstandigheden, maar ook
aan die merkwaardige wezens, die zonder
kennis, alleen gewapend met een aange
boren flair, een geniale bravour, den naam
dragen van avonturiers
De woelende, bruisende brouwketel, de
Fransche revolutie, kan meerdere van deze
zonderlinge heerschappen aanwijzen, en te
midden van de dégoutante groote helden
van dit tijdperk van bloed en verschrikking
vinden wij den weinig of niet bekenden
naam van een man, die zonder op te vallen
naar buiten, zonder in de geschiedboeken
vermeld te staan, een levendig aandeel
heeft gehad bij de groote gebeurtenissen
tusschen 1789 en het Keizerrijk.
Inderdaad, Dossonville was een hoogst
eigenaardig type, die als een harlekijn, te
midden dikwijls van de grootst- verschrik
kingen, door het leven is gedanst. Van zijn
kom-af is ongeveer niets bekend, zelfs zijn
voornamen ontbreken, opgeteekend staat
alleen dat hij als lakei in dienst was bij
President Salaberry. Levendig van geest,
van goed voorkomen, vlug, behendig en
geslepen, met een .constant goed humeur,
altijd vroolijk, zonder zorg voor de toe
komt, vonu hij op zijn 20ste jaar dat
knechtje spelen vervelend, gaf zijn livrei
er aan en trok vertrouwend op zijn goed
geluk de wereld in. Volgens bekentenis van
zijn tijdgenooten had hij slechts één ge
brek: 'n heel bijzonderen eetlust, waarmede
de natuur hem begiftigd had. Na eenige
jaren omzwervens als bediende, briefschrij
ver (voor ongeletterden) en geldschieter
bij het kaartspel, vinden wij hem in het
revolutiejaar 1789 te Parijs terug als hou
der van „La Cour des Miracles", een goed
beklant café, waar de ontwikkelden en
politiekers van het quartier de couranten
beweren bovendien, dat de Mohammedaansche
vrouwen uit de woestijn wel degelijk werken
met hun mooie zwarte oogen. Toch meent zij
eerlijk, dat ZÜ de geboden van den profeet op
volgt, want zij draagt een sluier over het hoofd
(al ziet men het haar) en zij heeft een masker
voor het gezicht (al bedekt dit slechts den
mond). En zeker zou zij zich doodschamen uit
vrouwelijke verlegenheid, zoo een man deze
opengewerkte omlijsting van haar gelaat weg
rukt. Het meest bezorgd is de Mohammedaan
sche vrouw haar mond te laten zien. Als zij
moet spreken met een man, die haar heeft ver
rast, zonder masker en sluier, bedekt zij onwille
keurig den mond met haar hand. Als zij ten
minste niet uitroept: „Wee mij, ongelukkige!"
De Japansche en Chineesche vrouw verbergt
haar gelaat nimmer; zij heeft trouwens ook
geen enkele reden haar mond te bedekken, daar
de kus in China zoowel als in Japan geheel
onbekend is. „Slechts katten en honden en
jullie blanken kussen elkaar! Wij oude cultuur
volken doen dat niet", zeide eens een trotsch
Chineesch geleerde tegen mij. De Oostersche
vrouwen, de Japansche en Chineesche, gebrui
ken nooit een hoed om zich tegen zon en regen
te beschermen, doch een parasol of parapluie.
De trots der Japansche is haar kunstig opge
maakte haar. Gekruld of gegolfd haar is niet
mooi in Japansche oogen. Het lange, zwarte
haar wordt eerst met olie bewerkt en daarna
gelakt, zoodat geen enkel haartje kan losraken
en van zijn plaats kan komen. Het ingewikkelde
kapsel omsluit het teere, ivoorkleurige ronde
gelaat als een uitgesneden versierde zwartgelakte
lijst. Volgens Japansche opvatting is het de taak
der kunst, de natuur te verbeteren; dat ziet
men uit hun dwergtuinen, him kunstvoorwerpen
en.... in het kapsel der vrouwen. Een bezoek
aan de kapster, de „kamigama" kost ongeveer
14.en de behandeling duurt drie vier uur.
Het is duidelijk, dat men dit niet al te dikwijls
kan doen en om haar kapsel intact te houden,
slaapt de Japansche nu, gelijk duizend jaar ge
leden, op een „mahota", een halfrond kussen
van hout of porcelein, waarop een dun, met vee-
ren gevuld kussentje, voor in haar nek. Er be
staan verschillende „modellen" voor 't Japansche
kapsel, o.a. de beroemde geisha-coiffure. Er ligt
een zekere architectuur aan dit kapsel ten
grondslag, het heeft bepaalde lijnen en curven
en steunende zuilen van gouden spelden en ge
maakte bloemen; zilver- en goudpapier versiert
het bouwwerk en houdt dit bijeen. Het moet wel
heel moeilijk zijn, een dergelijk kapsel te dra
gen, doch de Japansche behoort ook tot de
meest geduldige vrouwen der wereld. Karak
teristiek voor het Japansche bruidskapsel is de
kostbare uit de hand geweven brocaat-band,
welke het heele hoofd omsluit, afhangt op het
voorhoofd en met gouden spelden en kunst
bloemen wordt vastgehouden. Boven den bro-
caatband wordt een lage kroon in filigraan-werk
gedragen. Verder behoort bij het bruidscostuum
een zware, uit de hand geweven of geborduurde
zijden kimono, gedragen over 5 a 6 andere ki
mono's en een vier meter lange ceintuur, de
z.g. „oebi", welke om het middel wordt gewon
den en eindigt in een fantastischen strik, dik
wijls in den vorm van een vlinder. De Chi
neesche vrouw draagt het haar zoo glad of een
poes het had afgelikt. Er wordt namelijk een
mengsel van kinabast en lak over gestreken.
Achter in den hals ligt het haar in een stevige
wrong, waarin, al naar de financieele draag
kracht dit toelaat, een zilveren of gouden haar
speld is gestoken, of een speld van jade, veelal
met een bloem, bestaand uit edelgesteenten.
Doch bij de bruidsdracht behoort een hoofd
tooi, welke sterk doet denken aan een Scandi
navische bruidskroon. Deze Chineesche bruids
kroon is geweldig zwaar en gemaakt van zilver
of goud, versierd met kunstbloemen en zijden
pompons. Verder behoort tot de kleeding der
bruid een met zijde geborduurde mandarijn-jas,
met lange mouwen en tot op de voeten reikend,
en dan niet te vergeten de groote zakdoek,
waarin zij naar algemeen gebruik behoort te
huilenDeze heeft zij In de hand; om niet
te spreken van de hoog-gelakte, geborduurde
mandarijnschoentjes, welke de arme, mishan
delde en mismaakte voeten verbergen, de z.g.
kleine voeten, welke eeuwen lang door Chi
neesche dichters zijn bezongen! Sterke over
eenkomst met de Chineesche bruidskroon treft
men bij de Mardangerbruidskroon. Al kan men
lazen, de gebeurtenissen van den dag be
spraken of in het kaartspel hun afleiding
zochten.
De revolutie breekt uit. Hij neemt zijn
kans waar. „Leve de revolutie!" Zijn café
is zijn parlement. Hij windt zich op, spreekt
de menschen toe, bemoeit zich met alles
en door zijn uitbundige welsprekendheid
wint hij het vertrouwen van zijn district.
Snel gaat hij vooruit. Hij wordt benoemd
tot luitenant van de nationale garde, mani
festeert herhaalde malen voor La Fayette,
die hij huldigt als redder des vaderlands.
Thans is hij een bekende persoonlijkheid
geworden.
Dossonville leeft echter met den dag. Kan
niet altijd hetzelfde willen. En de kunst
van twee walletjes te eten verstaat hij uit
muntend. Een jaar later is hij ambtenaar
bij de justitie aan het hof van Lodewijk
XVI hij is thans geen aanhanger meer
van La Fayette, 't Klinkt als een sprookje,
doch hij is een handige goochelaar en weet
op alles raad. Hij heeft nu zijn vrienden in
de twee kampen. Hij is thuis op de Tuile-
rieën, is zelfs een ingewijde, spreekt met
Lodewijk XVI, geeft hem misleidenden raad.
Wordt met een geheime zending naar En
geland afgevaardigd! Komt na drie maan
den terug, juist in de uren van gevaar en
verdedigt mede het Paleis op 10 Augustus.
Dat bekwam hem slecht. Den volgenden
i dag werd hij gearresteerd met Collenot
I d'Augremont directe rechtspraak: Col
lenot gaat onder de guillotine hij wordt
begenadigd had hij de revolutie niet
bejubeld verleden jaar?! en gevangen
gezet. Ja, dat vond hij toch niet erg ge
zellig voelde zijn hoofd toch niet heel
veilig op zijn romp. Hij gaat in de gevan
genis geweldig te keer is een en al agi
tatie weet zijn bewakers te begoochelen
en verdwijnt 1 September uit de gevange
nis, een paar uur voor het begin der moord
partijen. Hé, dat was op 't nippertje en
toen hij goed en wel op straat stond be
merkte hij dat de wereldorde veranderd
was. Zijn goed humeur stelde hem direct
op zijn gemak. Aanstonds was hij frère et
compagnon met de revolutionnairen, hij
wint overal vertrouwen en binnen een half
jaar is de verdediger van het koninklijk
paleis veranderd in den vertrouwensman
van het beruchte Comité de Sureté géné
rale.
Met twee speurhonden, slechter dan hij
zelf, op zoek naar slachtoffers voor de
guillotine! Wat 'n bedrijf, doch Dossonville
heeft een ruim geweten, laat zijn satellieten
zoeken, eet zijn buik rond en loopt met
'n glimlach door de straten der stad, oogen
en ooren wijd open, peilende de stemming
van het publiek. Vrees kent hij niet. Terwijl
zijn collega's van de Sureté zwaar gewa
pend langs den weg gaan, promeneert hij
langs de boulevards met als eenigst wapen
een dun rottinkje van 50 a 60 c.M.. waar
mede hij aardig weet te flaneeren als
een fat.
Waarvoor bang zijn? Hij heeft ze in zijn
zak, allemaal! Zijn aanstellingsbrief, dien
hij bij zich droeg, sprak duidelijke taal: Hij
werd belast alle vijanden „du bonheur pu
blic", onder welken vorm ook, te vervolgen.
Alle gevangenissen, huizen van bewaring
enz. waren voor hem toegankelijk. Hij had
het recht alle ingeslotenen zonder bijzijn
van getuigen te ondervragen. Hij zelf
mocht niet worden gearresteerd tijdens zijn
bedrijf, noch ingesloten, onder welk voor
wendsel ook, zonder eerst voor het Comité
de Sureté te zijn geleid. Wie kon hem
wat doen? Was hij niet zoo ongeveer de
eenigste mensch in Parijs, die zeker kon
zijn den dag niet te eindigen in een of an
dere gevangenis? Zelfs bezat hij de be
voegdheid burgers aan te wijzen om hem
te helpen en hun geheel of gedeeltelijk met
dezelfde macht te bekleeden als waarover
hij zelf beschikte!
Bij zijn sinister, luguber bedrijf van leve
rancier voor de guillotine had hij een
nobele bedoeling! Wat een zonderlinge
mentaliteit bij dezen mensch! Hij oefende
zijn ambt uit alleen om de verdachten die
hem werden uitgeleverd te helpen. Nooit
liet hij zich echter betalen. Later getuigde
hijzelf: „Ik heb er zooveel gered als maar
mogelijk was: velen wisten het, nog meer
deren hebben het nooit geweten, want ik
heb 't h-.n nooit gezegd uit vrees voor
dankbetuigingen".
In werkelijkheid waren velen hem hun
leven verschuldigd. Wonderlijk goed wist
hij de zaken door elkaar te warren, stukken
zoek te maken eu de meest eenvoudige on
derzoeken eindeloos te rekken. Intusschen
nam hij alles rond om zich in de revolu-
tionnaire wereld goed in zich op. Nooit
echter kwam de gedachte £ij hen op welk
dubbel spel hij speelde. Eens werd hij be
dreigd. Een brief brengt den desbetreffen
de op de hoogte dat hij over belangrijke
stukken beschikte, die hem tot schuts die
nen en deze stukken, voegt hij er aan toe,
zijn in veilige handen. „Vergeefs zult gij
■mé -- a*.
V
niet zeggen, dat de eene 'n zuster is van de
andere, zoo is er toch een sterke „familie-ge
lijkenis". Deze gelijkenis treft ons ook tusschen
den Chineeschen hoofdtooi en de nationale
dracht der Groot-Russen. Men vindt hier de
zelfde lijnen, denzelfden stijl, dezelfde versie
ring van edelsteenen en halve edelsteenen,
paarlen, turkooizen, enz., doch deze hoofdtooi is
kleiner en eenvoudiger, ik zou willen zeggen;
meer ver-Europeescht. Tenslotte de nationale
hoofdtooi der vrouwen uit de Ukraine. De ze
ventienjarige is wel het meest trotsch op haar
kralen, bloedkoralen en ketting van barnsteen.
De hoofddoek is van dun, gebloemd kasjmir.
dat op kunstige wijze rond het hoofd is ge
plooid het duurt zelfs een uur voor dit werkje
gereed is! Om nu terug te komen op onze
eigen-kort-geknipte dameshoofden, moet men in
ieder geva' toegeven, dat onze vrouwen het ge
makkelijk hebben in vergelijking met haar
zusters in andere landen. En bovendien al
verandert het kapsel nog zoo veel, of de vrouw
een pruik draagt of wel geshingeld is, zich
tooit met een buitengewoon ingewikkelde coif
fure of de voorkeur geeft aan een bubi-hoofdje,
zij zelf blijft, niettegenstaande alle uiterlijke
verandering, in wezen onveranderd.
Ik heb u in het bovenstaande het een en ander
verteld, van wat ik bij mijn reizen over onze
oude aarde zag, wat betreft het kapselwerk en
haartooi.
NINA ARKINA
Gapende staarde hij den vreemdeling aan.
terwijl om zijn krampachtig gesloten mond een
edele glimlach speelde.
Handenwringend schreef ze haar geliefde af.
Toen de Indianen aan de rivier kwamen, waS
Nick Carter al hoog en droog over gezwommen-
Nadat de bandiet op den grond lag, gaf BuP
falo Bill hem een slag met de kolf van zijn Se*
weer op zijn neus, zoodat hij machteloos te
aarde zonk.
Toen de man op bloote voeten moest vluchten,
zakte de moed hem in de schoenen.
Met verdraaide oogen greep hij den ellendeling
vast en slingerde hem driemaal in den afgronn-
„Ha, ha" lachte de graaf, maar hij
eenigszins koeltjes, hetgeen in de warmte aan
genaam aandeed.
De wacht werd 's nachts opgeschrikt door 'ie'
geluidloos loopen van een indivdiu dat het kaniP
wilde binnensluipen. Piet Mosterd greep -
met zijn ééne hand bij de keel, terwijl hij
de andere om hulp schreeuwde. De onmensen
had zich reeds 's avonds schuil gehouden id
schaduw van een stroohalm.
trachten deze door geweld of list in handen
te krijgen. Er is maar één mogelijkheid om
het gevaar te ontkomen: Mij met rust te
laten."
9 Thermidor was nabij en zijn hachje
liep groot gevaar. Doch alles is in orde De
débacle had hij voorzien, gauw het roer
gewend. Op den vooravond ran 9 Thermi
dor komt bij het Comité du Salut public
eer. aanklad, tegen Dossonville binnen
Eén, neen het regent aanklachten enbe
schuldigingen: Hij is geen Jatobijn, geen
aanhanger van Robespierre. Zijn oude quar-
tiei komt los. Zijn buren zijn oude klan
ten uit iiet café, de sansculotten waarover
hij als luitenant bevel vw rde,'alles klaagt
hem aan „Hij critiseert Robespierre, de
uitgevaardi de wetten, is een overtuigd
vijand der Jacobijnen enz. enz. En juist op
den dag 9 Thermidor, waarop Robespierre
met zijn aanhang ten onder gaat, komt
het lijvige rapport tegen Dossonville bin
nen. Hij is gered, hij is immers een aan
hanger de" Girondijnen, ie nieuwe mees
ters. Voor de buitenwereld kan men hem
echte zonder meer niet vrijlaten. Hij mag
een gevangeni. uitkiezen en dan na zeke
ren tijd weer vrij gaan. Hij kiest de
Talaru, de eenigste waar het leven wel uit
te houden is. Ja, hij wil wel eens even
uitblazei. van de vermoeienissen. Dat was
weer op 't nippertje; zijn hoofd zit nog ste
vig op zijn lichaam.
Eenmaal weer uitgerust en vrij op straat,
overwoog Dossonvillf met zijn elastiek ge
weten dat een mensch toch eten moest.
De Terreur was voorbij, bij de Girondijnen
niets te halen; als hij zijn oude plunje van
rryalistisch agent weer eens aantrok? Zoo
gezegd, zoo gedaan. De vreugde was kort.
Fructidor kwam en de beruchte Temple ont-
vinghemmet vele anderen binnen hare som
bere muren. Het vonnis luidde: Deportatie
naar Cayenne! Van Parijs naar Rochefort,
ve ndaar per zeilschip verder. Die reis is een
zware penitentie geweest voor Dossonville.
Gedurende de 50 dagen van den overtocht
leed zijn grage maag constant gebrek. Hij
verwenschte de politie'- die hem niet te eten
gaf. Er heerschte echter hongersnood aan
boord. Een ooggetuige verhaalt hiervan: „de
verschrikkingen van den hongersnood zal ik
nooit verget.n. De ongelukkige Dossonville
brulde als een wild dier, dat wij er bang van
werden. De bemanning ving 'n grooten haai
en de kapitein gaf ons het slechtste deel
Dossonville verslond er met een verschrik
kelijke vraatzucht alleen zes pond van. Het
kostte bijna zijn leven."
Eenmaal ter plaatse n-acht zijn goed
humeur hem weer op streek. Zijn rusteloozt
geest zocht de gelegenheid om te ontsnap
pen. Met zeven anderen, waaronder Piche-
gru, gelukte 'f op een avond nadat hij den
schildwacht van boven op het fort in zee
geworpen had, in een oootje dat hij reedt
eenige dagen verborgen had, in het duistei
te verdwijnen. Zonder kompas of kaart
zwierf het achttal acht dagen rond op den
oceaan, in uiterst deplorabelen toestand
zonder eten of drinken onder een tropische
zon, totdat men schipbreuk leed op de kust
van een Hollandsche kolonie. Zij waren ge
red. Dossonville had een week niet gegeten.
Het was de verschrikkelijkste tijd van zijn
leven. Twintig jaren later kon hij er
niet aan terugdenken zonder dat 't angsl
zweet op zijn voorhoofd kwam.
Wij vinden hem weer terug in Hamburg
waarheen hij blijkbaar scheep gegaan wa
Frankrijk was potdicht voor hem. Nt
doen was vervelend. Hij moest weer w
ondernemen, meende hij. Als hij Mek'
eens ging verlossen v<_n het Spaanse
juk? Hij vertrekt naar Londen, praat
over met een hooggeplaatst persoon.
Engelschen stelen echter zijn plan en
sonville vertrekt naar Spanje om de ReS®
ring te waarschuwen voor de booze PJ®.{
nen om Mexico los te maken van f
moederland. Geheel in stijl, Dossonville-
Hij raakt uit het oog en verschijnt We
boven den horizon als krijgsgevangene
Oostenrijk. Het verdrag van Lunevu
maakt Frankrijk weer voor hem oPLj,
Bonaparte heeft veel van hem gehooi
Belast hem met het organiseeren der 6
heime politie. De eerste royalistische
menzweerder dien hij h. zijn netten v?jrf<j
(hij is thans Bonapartist!) is zijn vrieijj
en medeschipbreukeling Pichegru.
knijpt een oog dicht en Pichegru ontsnak
Dossonville wordt in de gevangenis ëy"rd
pen wegens hoogverraad; zal gefusilie® e
worden. Maar zijn dossier tegen h°Te,
regeeringmannen is weer best in °r
daarvoor geen zorg. Hij laat zoo iets r
schemeren. Men vindt het nu maar ye
hem te begenadigen en te Melun te int,e
neeren.
Hier eindigt het verhaal: Dossonv$®
werd later onder de Bourbons benoemd
Commissaris van Politie in het Cent'
van Parijs. Hij was zeer getapt bij zijn
derhoorigen en vrienden en wist heel
te vertellen van zijn menigvuldige avu
turen. Hij stierf arm, wanneer is niet
kend. In 1826 was hij nog in leven.