Hoe draag ik mijn haar? De Schoonheid der vrouw in haar typischen haartooi Dossonville, de avonturier Over schoonheid gesproken Eenige modellen uit... 1932! j a i tmlit* VELE HEEREN GEDIEND s H Hij stierf in armoede Stijlbloempjes LANGE VLECHTEN Japansche Haartooi Te midden der grootste verschrik kingen danste hij als een har lekijn door het leven DE FRANSCHE REVOLUTIE GELAKTE KRULLEN mmurnmini Gevecht in de straten van Farijs Leve de revolutie Bang? Handige rekel OUDE HAARDRACHT SR® ff-'.* Boerinnen uit het Zwarte Woud in haar vreemde dracht Zijn goed humeur Konins Lodewijk de XVV* niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiHiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii WH weten niet, hoe Eva's haar was, of dit ravenzwart was, kastanjebruin, of licht blond, goud- als de zon zelf doch het moet betooverend schoon geweest zijn In die oudste tijden, waar de vrouwen in het Oude Testament gedwongen waren, hun harer. te bedekken. Rachel bedekte heur haar, toen zij aan de bron Jacob ontmoette en Rachel s ze digheid en blooheid leeft nog heden ten dage voort, waar de rechtgeloovige Jodin en over "t algemeen genomen iedere vrouw van het Oos- ten heur haar verbergt. Ook thans nog zijn er vrouwen, die het haar lang dragen, daartoe be- hooren o.a. de beroemde Hula-meisjes van het schoone Hawaii, in den Stillen Oceaan. Doch ook de Polynesische Eva heeft haar, dat iedere vrouw haar kan benijden; als een oerwoud om sluit het 't hoofd, zacht en glanzend, van na ture golvend. De cocos-olie houdt het zacht en door het zeewater (zij zwemt geregeld en doet dit met de gemakkelijkheid van 'n visch) blijft 't schoon en krullend. Een krans zoetgeurende gele plumeria en bonte haibiskus is het eenlge hoofdsieraad en een rokje van stroo voltooit 't toilet. Doch nu hebben de Amerikaansche toe risten het Hulameisje de waarde van 't geld ge - leerd, zoodat zij nu niet meer alleen voor het eigen genoegen op de „ukulele" speelt, doch eveneens voor de rijke Amerikanen. De Kaia- Kaia-dames van Nieuw Guinea dragen 't haar in ontelbare dunne vlechten; deze vlechten moe ten de boomen van t woud verbeelden. Volgens de wetten van dezen stam is 't leven der kaia- kaia vrouw verdeeld in zes perioden en voor iedere periode is 'n bepaald kapsel aangewezen. Vanaf het elfde jaar dragen zij een gordel om de heupen en laten nu het haar groeien; met het 14e jaar, als zij den huwbaren leeftijd heb ben bereikt, krijgen zij een soort rok rond de heupen, aan een band om den hals hangend. Nu wordt het haar bewerkt met cocosolie en in kleine vlechten verdeeld, welke op den trouw dag versierd worden met gekleurde schelpen. Tijdens de huwelijksceremoniën moet zij het haar opnieuw kort laten knippen tot in den hals; maar als getrouwde vrouw laat zij het weer groeien, doch nu mag zij er nooit meer een versiering in dragen. Als zij oud en afge leefd is, op van het werken, dan moet zij het haar opnieuw afknippen. Wanneer in Mongolië een man een vrouw koopt, worden zijn „bruids penningen" besteed voor.... den hoofdtooi der bruid. De hoofdtooi hoofd-uitzet zouden wij kunnen zeggen van een Mongoolsche bruid is zeer kostbaar, zeer eigenaardig.... en weinig smaakvol. Dit merkwaardige kapsel, dat jaren lang duren moet, wordt op de volgende wijze gewrocht. Het haar wordt in het midden ge- scheiden en vastgelijmd aan twee houten ho rens, welke met zilveren snoeren worden om wikkeld en eindigen in een met juweelen bezet medaillon van zilver of goud, waardoorheen een lange, stijf gevlochten vlecht komt. Tusschen deze zonderlinge „haar-horens" draagt de rijke Mongoolsche dame een zilveren kroon, versierd met bloedkoralen en twee turkooizen; deze kroon steekt door een zwarten, ronden hoed. Dan zien de vrouwen in Indo-China er heel wat armoediger uit in haar jak van blauwe stof en met den eigenaardigen hoed over het glad weg gestreken haar. Deze hoed moet haar bescher men tegen zon en tegen regen, terwijl zij op de rijstvelden werkt, waar zij in het water staat. De vrouw van Nubië versiert haar kapsel met ronde snoeren van gevlochten paardenhaar, waarin glazen en zilveren kralen. Midden op t voorhoofd draagt zij een amulet; „de bescher mende vijf vingers", en als zij dan bovendien nog zwarte strepen op de wangen heeft ge- tatoueerd, dan gelooft zij, beschermd te zijn voor alle booze geesten. Verder bestaat haar kleeding uit een rokje rond de heupen, kettingen van kralen en zilveren munten om -den nals en een grooten, witten doek als beschutting tegen de brandende zon. De Mohammedaansche vrouw moet volgens de wet heur haar en gelaat verbergen, want, zoo luidt het in den Koran: „De profeet zeide tot de geloovige vrouw, dat zij hun haar en hun oogen moesten bedekken en haar vrouwelijkheid moesten verbergen en niet haar bekoorlijkheden en sieraden mochten toonen". De arabische vrouw van Omansto- men echter laat haar gelaat zien in een lijst; zij toont zoowel haar sieraden als heur haar. De blanke onderzoekingsreizigers en handelaars De tijden van hevige beroering ïn de wereldgeschiedenis, de oorlogen, de onlusten of revoluties, hebben steeds weer opnieuw een prachtige kans gegeven niet alleen aan hen die door talent en aan leg aangewezen warei. om leiding te geven in moeilijke omstandigheden, maar ook aan die merkwaardige wezens, die zonder kennis, alleen gewapend met een aange boren flair, een geniale bravour, den naam dragen van avonturiers De woelende, bruisende brouwketel, de Fransche revolutie, kan meerdere van deze zonderlinge heerschappen aanwijzen, en te midden van de dégoutante groote helden van dit tijdperk van bloed en verschrikking vinden wij den weinig of niet bekenden naam van een man, die zonder op te vallen naar buiten, zonder in de geschiedboeken vermeld te staan, een levendig aandeel heeft gehad bij de groote gebeurtenissen tusschen 1789 en het Keizerrijk. Inderdaad, Dossonville was een hoogst eigenaardig type, die als een harlekijn, te midden dikwijls van de grootst- verschrik kingen, door het leven is gedanst. Van zijn kom-af is ongeveer niets bekend, zelfs zijn voornamen ontbreken, opgeteekend staat alleen dat hij als lakei in dienst was bij President Salaberry. Levendig van geest, van goed voorkomen, vlug, behendig en geslepen, met een .constant goed humeur, altijd vroolijk, zonder zorg voor de toe komt, vonu hij op zijn 20ste jaar dat knechtje spelen vervelend, gaf zijn livrei er aan en trok vertrouwend op zijn goed geluk de wereld in. Volgens bekentenis van zijn tijdgenooten had hij slechts één ge brek: 'n heel bijzonderen eetlust, waarmede de natuur hem begiftigd had. Na eenige jaren omzwervens als bediende, briefschrij ver (voor ongeletterden) en geldschieter bij het kaartspel, vinden wij hem in het revolutiejaar 1789 te Parijs terug als hou der van „La Cour des Miracles", een goed beklant café, waar de ontwikkelden en politiekers van het quartier de couranten beweren bovendien, dat de Mohammedaansche vrouwen uit de woestijn wel degelijk werken met hun mooie zwarte oogen. Toch meent zij eerlijk, dat ZÜ de geboden van den profeet op volgt, want zij draagt een sluier over het hoofd (al ziet men het haar) en zij heeft een masker voor het gezicht (al bedekt dit slechts den mond). En zeker zou zij zich doodschamen uit vrouwelijke verlegenheid, zoo een man deze opengewerkte omlijsting van haar gelaat weg rukt. Het meest bezorgd is de Mohammedaan sche vrouw haar mond te laten zien. Als zij moet spreken met een man, die haar heeft ver rast, zonder masker en sluier, bedekt zij onwille keurig den mond met haar hand. Als zij ten minste niet uitroept: „Wee mij, ongelukkige!" De Japansche en Chineesche vrouw verbergt haar gelaat nimmer; zij heeft trouwens ook geen enkele reden haar mond te bedekken, daar de kus in China zoowel als in Japan geheel onbekend is. „Slechts katten en honden en jullie blanken kussen elkaar! Wij oude cultuur volken doen dat niet", zeide eens een trotsch Chineesch geleerde tegen mij. De Oostersche vrouwen, de Japansche en Chineesche, gebrui ken nooit een hoed om zich tegen zon en regen te beschermen, doch een parasol of parapluie. De trots der Japansche is haar kunstig opge maakte haar. Gekruld of gegolfd haar is niet mooi in Japansche oogen. Het lange, zwarte haar wordt eerst met olie bewerkt en daarna gelakt, zoodat geen enkel haartje kan losraken en van zijn plaats kan komen. Het ingewikkelde kapsel omsluit het teere, ivoorkleurige ronde gelaat als een uitgesneden versierde zwartgelakte lijst. Volgens Japansche opvatting is het de taak der kunst, de natuur te verbeteren; dat ziet men uit hun dwergtuinen, him kunstvoorwerpen en.... in het kapsel der vrouwen. Een bezoek aan de kapster, de „kamigama" kost ongeveer 14.en de behandeling duurt drie vier uur. Het is duidelijk, dat men dit niet al te dikwijls kan doen en om haar kapsel intact te houden, slaapt de Japansche nu, gelijk duizend jaar ge leden, op een „mahota", een halfrond kussen van hout of porcelein, waarop een dun, met vee- ren gevuld kussentje, voor in haar nek. Er be staan verschillende „modellen" voor 't Japansche kapsel, o.a. de beroemde geisha-coiffure. Er ligt een zekere architectuur aan dit kapsel ten grondslag, het heeft bepaalde lijnen en curven en steunende zuilen van gouden spelden en ge maakte bloemen; zilver- en goudpapier versiert het bouwwerk en houdt dit bijeen. Het moet wel heel moeilijk zijn, een dergelijk kapsel te dra gen, doch de Japansche behoort ook tot de meest geduldige vrouwen der wereld. Karak teristiek voor het Japansche bruidskapsel is de kostbare uit de hand geweven brocaat-band, welke het heele hoofd omsluit, afhangt op het voorhoofd en met gouden spelden en kunst bloemen wordt vastgehouden. Boven den bro- caatband wordt een lage kroon in filigraan-werk gedragen. Verder behoort bij het bruidscostuum een zware, uit de hand geweven of geborduurde zijden kimono, gedragen over 5 a 6 andere ki mono's en een vier meter lange ceintuur, de z.g. „oebi", welke om het middel wordt gewon den en eindigt in een fantastischen strik, dik wijls in den vorm van een vlinder. De Chi neesche vrouw draagt het haar zoo glad of een poes het had afgelikt. Er wordt namelijk een mengsel van kinabast en lak over gestreken. Achter in den hals ligt het haar in een stevige wrong, waarin, al naar de financieele draag kracht dit toelaat, een zilveren of gouden haar speld is gestoken, of een speld van jade, veelal met een bloem, bestaand uit edelgesteenten. Doch bij de bruidsdracht behoort een hoofd tooi, welke sterk doet denken aan een Scandi navische bruidskroon. Deze Chineesche bruids kroon is geweldig zwaar en gemaakt van zilver of goud, versierd met kunstbloemen en zijden pompons. Verder behoort tot de kleeding der bruid een met zijde geborduurde mandarijn-jas, met lange mouwen en tot op de voeten reikend, en dan niet te vergeten de groote zakdoek, waarin zij naar algemeen gebruik behoort te huilenDeze heeft zij In de hand; om niet te spreken van de hoog-gelakte, geborduurde mandarijnschoentjes, welke de arme, mishan delde en mismaakte voeten verbergen, de z.g. kleine voeten, welke eeuwen lang door Chi neesche dichters zijn bezongen! Sterke over eenkomst met de Chineesche bruidskroon treft men bij de Mardangerbruidskroon. Al kan men lazen, de gebeurtenissen van den dag be spraken of in het kaartspel hun afleiding zochten. De revolutie breekt uit. Hij neemt zijn kans waar. „Leve de revolutie!" Zijn café is zijn parlement. Hij windt zich op, spreekt de menschen toe, bemoeit zich met alles en door zijn uitbundige welsprekendheid wint hij het vertrouwen van zijn district. Snel gaat hij vooruit. Hij wordt benoemd tot luitenant van de nationale garde, mani festeert herhaalde malen voor La Fayette, die hij huldigt als redder des vaderlands. Thans is hij een bekende persoonlijkheid geworden. Dossonville leeft echter met den dag. Kan niet altijd hetzelfde willen. En de kunst van twee walletjes te eten verstaat hij uit muntend. Een jaar later is hij ambtenaar bij de justitie aan het hof van Lodewijk XVI hij is thans geen aanhanger meer van La Fayette, 't Klinkt als een sprookje, doch hij is een handige goochelaar en weet op alles raad. Hij heeft nu zijn vrienden in de twee kampen. Hij is thuis op de Tuile- rieën, is zelfs een ingewijde, spreekt met Lodewijk XVI, geeft hem misleidenden raad. Wordt met een geheime zending naar En geland afgevaardigd! Komt na drie maan den terug, juist in de uren van gevaar en verdedigt mede het Paleis op 10 Augustus. Dat bekwam hem slecht. Den volgenden i dag werd hij gearresteerd met Collenot I d'Augremont directe rechtspraak: Col lenot gaat onder de guillotine hij wordt begenadigd had hij de revolutie niet bejubeld verleden jaar?! en gevangen gezet. Ja, dat vond hij toch niet erg ge zellig voelde zijn hoofd toch niet heel veilig op zijn romp. Hij gaat in de gevan genis geweldig te keer is een en al agi tatie weet zijn bewakers te begoochelen en verdwijnt 1 September uit de gevange nis, een paar uur voor het begin der moord partijen. Hé, dat was op 't nippertje en toen hij goed en wel op straat stond be merkte hij dat de wereldorde veranderd was. Zijn goed humeur stelde hem direct op zijn gemak. Aanstonds was hij frère et compagnon met de revolutionnairen, hij wint overal vertrouwen en binnen een half jaar is de verdediger van het koninklijk paleis veranderd in den vertrouwensman van het beruchte Comité de Sureté géné rale. Met twee speurhonden, slechter dan hij zelf, op zoek naar slachtoffers voor de guillotine! Wat 'n bedrijf, doch Dossonville heeft een ruim geweten, laat zijn satellieten zoeken, eet zijn buik rond en loopt met 'n glimlach door de straten der stad, oogen en ooren wijd open, peilende de stemming van het publiek. Vrees kent hij niet. Terwijl zijn collega's van de Sureté zwaar gewa pend langs den weg gaan, promeneert hij langs de boulevards met als eenigst wapen een dun rottinkje van 50 a 60 c.M.. waar mede hij aardig weet te flaneeren als een fat. Waarvoor bang zijn? Hij heeft ze in zijn zak, allemaal! Zijn aanstellingsbrief, dien hij bij zich droeg, sprak duidelijke taal: Hij werd belast alle vijanden „du bonheur pu blic", onder welken vorm ook, te vervolgen. Alle gevangenissen, huizen van bewaring enz. waren voor hem toegankelijk. Hij had het recht alle ingeslotenen zonder bijzijn van getuigen te ondervragen. Hij zelf mocht niet worden gearresteerd tijdens zijn bedrijf, noch ingesloten, onder welk voor wendsel ook, zonder eerst voor het Comité de Sureté te zijn geleid. Wie kon hem wat doen? Was hij niet zoo ongeveer de eenigste mensch in Parijs, die zeker kon zijn den dag niet te eindigen in een of an dere gevangenis? Zelfs bezat hij de be voegdheid burgers aan te wijzen om hem te helpen en hun geheel of gedeeltelijk met dezelfde macht te bekleeden als waarover hij zelf beschikte! Bij zijn sinister, luguber bedrijf van leve rancier voor de guillotine had hij een nobele bedoeling! Wat een zonderlinge mentaliteit bij dezen mensch! Hij oefende zijn ambt uit alleen om de verdachten die hem werden uitgeleverd te helpen. Nooit liet hij zich echter betalen. Later getuigde hijzelf: „Ik heb er zooveel gered als maar mogelijk was: velen wisten het, nog meer deren hebben het nooit geweten, want ik heb 't h-.n nooit gezegd uit vrees voor dankbetuigingen". In werkelijkheid waren velen hem hun leven verschuldigd. Wonderlijk goed wist hij de zaken door elkaar te warren, stukken zoek te maken eu de meest eenvoudige on derzoeken eindeloos te rekken. Intusschen nam hij alles rond om zich in de revolu- tionnaire wereld goed in zich op. Nooit echter kwam de gedachte £ij hen op welk dubbel spel hij speelde. Eens werd hij be dreigd. Een brief brengt den desbetreffen de op de hoogte dat hij over belangrijke stukken beschikte, die hem tot schuts die nen en deze stukken, voegt hij er aan toe, zijn in veilige handen. „Vergeefs zult gij ■mé -- a*. V niet zeggen, dat de eene 'n zuster is van de andere, zoo is er toch een sterke „familie-ge lijkenis". Deze gelijkenis treft ons ook tusschen den Chineeschen hoofdtooi en de nationale dracht der Groot-Russen. Men vindt hier de zelfde lijnen, denzelfden stijl, dezelfde versie ring van edelsteenen en halve edelsteenen, paarlen, turkooizen, enz., doch deze hoofdtooi is kleiner en eenvoudiger, ik zou willen zeggen; meer ver-Europeescht. Tenslotte de nationale hoofdtooi der vrouwen uit de Ukraine. De ze ventienjarige is wel het meest trotsch op haar kralen, bloedkoralen en ketting van barnsteen. De hoofddoek is van dun, gebloemd kasjmir. dat op kunstige wijze rond het hoofd is ge plooid het duurt zelfs een uur voor dit werkje gereed is! Om nu terug te komen op onze eigen-kort-geknipte dameshoofden, moet men in ieder geva' toegeven, dat onze vrouwen het ge makkelijk hebben in vergelijking met haar zusters in andere landen. En bovendien al verandert het kapsel nog zoo veel, of de vrouw een pruik draagt of wel geshingeld is, zich tooit met een buitengewoon ingewikkelde coif fure of de voorkeur geeft aan een bubi-hoofdje, zij zelf blijft, niettegenstaande alle uiterlijke verandering, in wezen onveranderd. Ik heb u in het bovenstaande het een en ander verteld, van wat ik bij mijn reizen over onze oude aarde zag, wat betreft het kapselwerk en haartooi. NINA ARKINA Gapende staarde hij den vreemdeling aan. terwijl om zijn krampachtig gesloten mond een edele glimlach speelde. Handenwringend schreef ze haar geliefde af. Toen de Indianen aan de rivier kwamen, waS Nick Carter al hoog en droog over gezwommen- Nadat de bandiet op den grond lag, gaf BuP falo Bill hem een slag met de kolf van zijn Se* weer op zijn neus, zoodat hij machteloos te aarde zonk. Toen de man op bloote voeten moest vluchten, zakte de moed hem in de schoenen. Met verdraaide oogen greep hij den ellendeling vast en slingerde hem driemaal in den afgronn- „Ha, ha" lachte de graaf, maar hij eenigszins koeltjes, hetgeen in de warmte aan genaam aandeed. De wacht werd 's nachts opgeschrikt door 'ie' geluidloos loopen van een indivdiu dat het kaniP wilde binnensluipen. Piet Mosterd greep - met zijn ééne hand bij de keel, terwijl hij de andere om hulp schreeuwde. De onmensen had zich reeds 's avonds schuil gehouden id schaduw van een stroohalm. trachten deze door geweld of list in handen te krijgen. Er is maar één mogelijkheid om het gevaar te ontkomen: Mij met rust te laten." 9 Thermidor was nabij en zijn hachje liep groot gevaar. Doch alles is in orde De débacle had hij voorzien, gauw het roer gewend. Op den vooravond ran 9 Thermi dor komt bij het Comité du Salut public eer. aanklad, tegen Dossonville binnen Eén, neen het regent aanklachten enbe schuldigingen: Hij is geen Jatobijn, geen aanhanger van Robespierre. Zijn oude quar- tiei komt los. Zijn buren zijn oude klan ten uit iiet café, de sansculotten waarover hij als luitenant bevel vw rde,'alles klaagt hem aan „Hij critiseert Robespierre, de uitgevaardi de wetten, is een overtuigd vijand der Jacobijnen enz. enz. En juist op den dag 9 Thermidor, waarop Robespierre met zijn aanhang ten onder gaat, komt het lijvige rapport tegen Dossonville bin nen. Hij is gered, hij is immers een aan hanger de" Girondijnen, ie nieuwe mees ters. Voor de buitenwereld kan men hem echte zonder meer niet vrijlaten. Hij mag een gevangeni. uitkiezen en dan na zeke ren tijd weer vrij gaan. Hij kiest de Talaru, de eenigste waar het leven wel uit te houden is. Ja, hij wil wel eens even uitblazei. van de vermoeienissen. Dat was weer op 't nippertje; zijn hoofd zit nog ste vig op zijn lichaam. Eenmaal weer uitgerust en vrij op straat, overwoog Dossonvillf met zijn elastiek ge weten dat een mensch toch eten moest. De Terreur was voorbij, bij de Girondijnen niets te halen; als hij zijn oude plunje van rryalistisch agent weer eens aantrok? Zoo gezegd, zoo gedaan. De vreugde was kort. Fructidor kwam en de beruchte Temple ont- vinghemmet vele anderen binnen hare som bere muren. Het vonnis luidde: Deportatie naar Cayenne! Van Parijs naar Rochefort, ve ndaar per zeilschip verder. Die reis is een zware penitentie geweest voor Dossonville. Gedurende de 50 dagen van den overtocht leed zijn grage maag constant gebrek. Hij verwenschte de politie'- die hem niet te eten gaf. Er heerschte echter hongersnood aan boord. Een ooggetuige verhaalt hiervan: „de verschrikkingen van den hongersnood zal ik nooit verget.n. De ongelukkige Dossonville brulde als een wild dier, dat wij er bang van werden. De bemanning ving 'n grooten haai en de kapitein gaf ons het slechtste deel Dossonville verslond er met een verschrik kelijke vraatzucht alleen zes pond van. Het kostte bijna zijn leven." Eenmaal ter plaatse n-acht zijn goed humeur hem weer op streek. Zijn rusteloozt geest zocht de gelegenheid om te ontsnap pen. Met zeven anderen, waaronder Piche- gru, gelukte 'f op een avond nadat hij den schildwacht van boven op het fort in zee geworpen had, in een oootje dat hij reedt eenige dagen verborgen had, in het duistei te verdwijnen. Zonder kompas of kaart zwierf het achttal acht dagen rond op den oceaan, in uiterst deplorabelen toestand zonder eten of drinken onder een tropische zon, totdat men schipbreuk leed op de kust van een Hollandsche kolonie. Zij waren ge red. Dossonville had een week niet gegeten. Het was de verschrikkelijkste tijd van zijn leven. Twintig jaren later kon hij er niet aan terugdenken zonder dat 't angsl zweet op zijn voorhoofd kwam. Wij vinden hem weer terug in Hamburg waarheen hij blijkbaar scheep gegaan wa Frankrijk was potdicht voor hem. Nt doen was vervelend. Hij moest weer w ondernemen, meende hij. Als hij Mek' eens ging verlossen v<_n het Spaanse juk? Hij vertrekt naar Londen, praat over met een hooggeplaatst persoon. Engelschen stelen echter zijn plan en sonville vertrekt naar Spanje om de ReS® ring te waarschuwen voor de booze PJ®.{ nen om Mexico los te maken van f moederland. Geheel in stijl, Dossonville- Hij raakt uit het oog en verschijnt We boven den horizon als krijgsgevangene Oostenrijk. Het verdrag van Lunevu maakt Frankrijk weer voor hem oPLj, Bonaparte heeft veel van hem gehooi Belast hem met het organiseeren der 6 heime politie. De eerste royalistische menzweerder dien hij h. zijn netten v?jrf<j (hij is thans Bonapartist!) is zijn vrieijj en medeschipbreukeling Pichegru. knijpt een oog dicht en Pichegru ontsnak Dossonville wordt in de gevangenis ëy"rd pen wegens hoogverraad; zal gefusilie® e worden. Maar zijn dossier tegen h°Te, regeeringmannen is weer best in °r daarvoor geen zorg. Hij laat zoo iets r schemeren. Men vindt het nu maar ye hem te begenadigen en te Melun te int,e neeren. Hier eindigt het verhaal: Dossonv$® werd later onder de Bourbons benoemd Commissaris van Politie in het Cent' van Parijs. Hij was zeer getapt bij zijn derhoorigen en vrienden en wist heel te vertellen van zijn menigvuldige avu turen. Hij stierf arm, wanneer is niet kend. In 1826 was hij nog in leven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 12