Wisselvalligheid des levens
Van de Perstribune
Prikkeldraad
Volksgezondheid
Prof. Veraart af
Uit de textiel
IJsverwachting
Vreugde en zorg
MAANDAG 12 DECEMBER
IN DE POLITIEK
>»Doorstrooming" ïn het
parlement
De strijd is ongelijk
Bij den Belgischen buur
I
Per zittingsperiode gemiddeld 32
nieuwe kamerleden
R.K. STAATSPARTIJ
Pind-tekstvan het Program 1933
gingen betreffende de termijnen in dit re-
kletn,
Tilburgsche fabrikanten achten
loonsverlaging onvermijdelijk
BENOEMINGEN
In het Bisdom Haarlem
Leekenapostolaat
De hoogenniet gespaard
In den Oostenwind stolde het wa
ter in grachten, slooten
en vaarten
Het spel gaat beginnen
HET VERKEERDE FLESCHJE
Vergissing met medicijn
ONVEILIG GRENSGEBIED
Jongeman neergeslagen en beroofd
NACHTELIJKE VECHTPARTIJ
Een slachtoffer naar 't ziekenhuis
KUNST VAN HEDEN
LEEKENSPEL
Conferentie te Utrecht
Bij elke nieuwe verkiezing voor de Twee
de Kamer plegen geruchten rond te
gaan omtrent leden, die voornemens
ain geen nieuwe candidatuur te aanvaarden
aan wier politiek bestaan, ten minste in
^6t parlement, om een of andere reden een
etade zal komen.
Wanneer men echter na het vaststellen van
den verkiezingsuitslag de nieuwe samenstel-
"ng der Kamer beschouwt en alsdan ook leest
de namen van degenen, die daarin niet weder
terugkeeren, dan geeft men er zich over t al
gemeen maar weinig rekenschap van, dat dit
aantal na elke vierjaringe periode lang niet
Sering is.
Sterker dan men vermoeden zou, wordt hier
door de feiten dus telkens weer het bewijs
geleverd, dat een neiging onder de zittende
kamerleden om te „laten zitten wat zit"
(indien die neiging dan aanwezig mocht
Zlin) in ieder geval maar tot op zekere hoog-
succes heeft.
Met leek ons daarom niet oninteressant,
°Ver een niet te lang tijdperk eens na te gaan,
kelken omvang het verloop onder de leden der
"Mveede Kamer wel had; tot dit doel kozen
de tijdruimte vanaf het optreden in 1918
van de (op grond van het evenredig kiesrecht)
gekozen Kamer tot op het huidige moment.
Me uitslag van onze na-rekening was ver
assend. De wisselvalligheid van de politieke
fopbaan in zekeren zin toch al spreek
woordelijk onder de menschen wordt door
<teze cijfers wel bijzonder frappant geïllustreerd.
Van de Kamer, in 1918 gekozen op grond
slag
van evenredige vertegenwoordiging, heb
ben n0g siechts zitting 29 leden, nJ. de hee-
ïetl' Albarda, Beumer, v. d. Bilt, Bongaerts,
^bymaer van Twist, Duys, Engels, Fleskens,
Mroeneweg, Hermans, Ketelaar, Kuiper, J. ter
^aan, K. ter Laan, Marchant, Oud, v. Rap-
^ard, v. Schaik, Schaper, Schouten, Smeenk,
Sboeck Henkemans, v. d. Tempel, v. d. Waer-
^etl, Weitkamp, de Wilde, van Wijnbergen,
^adelhoff, Zijlstra. Derhalve van de: R. K.
8, van de liberale groepen nog 1, van de
vttjz.-democraten nog 3, van de A. R. nog 6,
Van de C. H. nog 2, van de S. D. A. P. nog
8 'eden.
Afgaande op deze cijfers zou men derhalve
de slotsom kunnen komen, dat in die ver
hopen 14 jaren 71 leden door anderen zijn
Afvangen.
Men zou zich daarbij echter ten zeerste ver
ben. Het toch al niet geringe cijfer van 71,
^ordt belangrijk grooter, wanneer men na-
welke leden in datzelfde tijdsverloop de
kamer binnentraden, om er evenzeer in de
lfde periode weer uit te verdwijnen.
Vfij zouden de al dan niet, de min of meer
^eniruchte namen van de hier bedoelde ex-
a»ierleden niet allemaal afzonderlijk ver-
^eiclen; wij volstaan met mede te deelen, dat
6etl nauwkeurige telling heeft uitgewezen, dat
°Vei" genoemde periode niet minder dan
2 Politici lid der Kamer waren en heengin-
getl om er niet weer in terug te keeren; ten-
'Mnste tot op heden niet.
®h nu moet men hierbij nog bedenken, dat
'h
1933: een nieuwe Kamerverkiezing plaats
e't en dat het grootste aantal mutaties in
regel juist met de vierjaarlijksche Kamer-
Msseling pleegt samen te vallen,
betrekkelijk binnenkort zal het cijfer 102
as nog wel aanmerkelijk gestegen blijken te
«'in.
kemen wij de tijdsruimte naar het ver
ben nog iets wijder en begrijpen wij
aa''in tevens de verandering, door de verkie
zen van 1918 zelf teweeggebracht (welke
Pandering intusschen niet gering en zeker
looter was dan de gemiddelde, geconstateerd
J de volgende periodieke Kamerverkiezingen)
ab is het resultaat der na-rekening nog veel
err assender.
^an de 100 leden verdwenen er in 1918 niet
'bder dan 41, en wel van de kathoieken 7,
vap
«rat,
«hri
de liberalen 21, van de vrijzinnig demo-
'eh 3, van de anti-revolutionairen 3, van de
'rstel.-historischen 4 en van de soc.-demo-
«raten 3.
In totaal komt men in 15 jaren tijds dus tot
t 3 ..verdwenen" Kamerleden, d.w.z. volksver-
egehWoordigers, die korteren of langeren tijd
Uitmaakten van het parlement en daar
heden niet zijn weergekeerd,
brekend per vierjarige zittingsperiode be-
dit aantal dus ongeveer 36 a 37 of
ren men rekening houdt met het in deze
Ör,
«Udi
berekening opgenomen abnormaal groote ver
loop in 1918) tot ongeveer 32 a 33.
Men kan alzoo aannemen, dat de Tweede Ka
mer elke vier jaar voor ongeveer een derde
gedeelte geheel vernieuwd wordt, een feit dat
in zekeren zin gelukkig te noemen is. Er moet
„doorstrooming" zijn in het parlement; nu en
dan moeten daar weer eens frissche krachten
komen.
Anderzijds mag dit feit echter ook wel tot
eenige bedachtzaamheid stemmen:
dat men n.l. het normaal verloop, 't welk
reeds zoo groot pleegt te zijn blijkens onze
cijfers, niet nog kunstmatig opvoert.
Een nog grootere invasie van als-maar
nieuwe Kamerleden zou voor het parlemen
tarisme wel eens meer na- dan voordeel kun
nen beteekenen.
Ook het politieke werk in de Kamer eischt
geschooldheid.
v^let Partij secretariaat deelt ons mede, dat is
v Schenen het Program-1933 in zijn definitie-
tekst, gelijk die na de behandeling der
jj «Udementen in de Partijraadsvergadering te
^«'ern is komen te luiden.
ah deze afzonderlijke uitgave is slechts een
&erkt aantal bij het Algemeen Secretariaat
rkrijgbaar, omdat een uitgave van dit pjo-
v aiïl. tezamen met de programs 1922 en 1929,
^«en van enkele toelichtingen en verwij zin-
a, binnenkort verschijnt in de Uitgavenreeks
der
b. K. Staatspartij.
v®neens is in bewerking een herdruk van
«t Kiesreglement 1932, waarin zijn verwerkt de
ver,
'ent, gelijk die in de jongste Partijraads-
Sadering zijn aangebracht.
Harde noodzaak heeft de Regeering er
toe gebracht ook op de posten voor
de Volksgezondheid bezuiniging aan
te brengen, o.a. wat de tuberculose-bestrijding
betreft.
Het viel te verwachten dat daarover bij het
begrootingsdebat klachten zouden rijzen.
Aan die klachten en de daarmee gepaard
gaande critiek heeft het dan ook niet ontbro
ken, en er werden twee moties ingediend, die
slechts op het kantje af werden verworpen.
Het was inderdaad een moeilijk geval, niet
slechts voor de Kamer, maar ook voor de Re
geering of liever bovenal voor de Regeering.
Minister Ruys de Beerenbrouck, onder wiens
Departement deze zaak ressorteert, zeide te
recht, dat het geen dankbare taak voor een
bewindsman is, een dergelijke besnoeiing aan
te brengen.
Daarover kan inderdaad geen verschil van
meening bestaan.
De minister waarschuwde er echter tegen de
bezuiniging niet „te tragisch" op te nemen,
en hij kon er op wijzen, dat, dank zij mede de
hoog opgevoerde Overheidszorg, de volksge
zondheid in ons land een beteekenis heeft ge
kregen, „als bij geen ander volk".
Het is van belang kennis te nemen van de
cijfers, welke Z. Exc. daarbij overlegde, met
narfie die, welke de gevreesde volksziekte, de
tuberculose, betreffen.
Het volgende staatje wijst zeer overtuigend
op de goede uitkomsten, welke de bestrijding
dier ziekte in den loop der jaren had.
Per 10.000 inwoners was de totaal-sterfte
gen slechts zijn van tijdelijken aard, „laten
wij hopen van zeer tijdelijken aard", voegde
hij eraan toe.
Het moge zoo zijn!
Voor een zoo belangrijke zaak als de volks
gezondheid kan nauwelijks genoeg worden ge
daan.
En het is zeker een eer voor ons land, dat
het op dit gebied zulke gunstige statistieken
kan overleggen, en dat het sterfte-cijfer op
de 10.000 inwoners van 19,37 in 1901 daalde
tot 7.33 in 1931.
P. S.
aan
tuberculose in
Nederland als volgt:
1901
19,37
1916
16,73
1902
18,72
1917
18,18
1903
18,86
18,66
1918
20,25
1904
18,42
1919
17,35
1905
17,93
1920
14,71
1906
17,79
1921
12,71
1907
17,28
1922
11,37
1908
16,17
16,80
1923
10,46
1909
16,13
1924
10,64
1910
15,53
1925
9,86
1911
15,77
1926
9,61
1912
14,39
1927
9,43
1913
14,20
14,53
1928
8,37
1914
13,98
1929
8,56
1915
14,40
1930
7,43
1931
7,33
11.01
8,68
Deze cijfers wijzen op een zeer verheugende
sterfte-vermindering, vooral gedurende de
laatste tien jaren.
Maar in die jaren gingen de bedragen voor
de bestrijding der gevreesde ziekte dan ook
zeer aanzienlijk omhoog.
Ze stegen van 220.000 in 1918, tot/ 1.100.000
in 1924, 1.200.000 in 1927 en 1.300.000 in
1931, terwijl 1932 een bedrag van 1.113.500
aanwijst.
Ook ter bestrijding van andere ziekten en voor
de bevordering der hygiëne werden belang
rijke bedragen toegestaan.
Zoo werd in 1918 voor kinder-uitzendingen uit
getrokken 85.000, in 1924 reeds 182.700, in
1931: 265.000 en voor 1932: 200.000.
De minister wees erop, dat de bezuinigin-
Voor een vergadering van de Democratische
Studieclub in Den Haag heeft Prof. Veraart
zooals gemeld verklaard, dat hij uit de R.K.
Staatspartij treedt.
Zulks kan ons spijten en.... verheugen.
S p ij t e n, omdat onze partij derhalve niet meer
zal kunnen profiteeren van de groote weten
schappelijke en andere vermogens, waarover
prof. Veraart ongetwijfeld beschikt en omdat
ieder verlies voor de R.K. Staatspartij te be
treuren valt.
Verheugen, omdat er nu 'n eind gekomen
is aan den misstand, dat een dissident lid der
Staaatspartij dag in dag uit de Staatspartij ver
volgde met zijn teugellooze en niet zelden de
magogische, onwaardige kritiek; zulk een op
treden binnen de partij kon inderdaad niet lan
ger geduld worden: liever een erkend tegen
stander buiten de gelederen dan een querulant
ontevredene in het eigen kamp.
Intusschen hadden wij het afscheid (dat vol
gen moést, nu de heer Veraart indertijd op niet
onberispelijke wijze van de candidatenlijst voor
de Kamer verdween en thans ook niet de minste
kans had, daarop opnieuw te verschijnen (een
natuur als die van den heer Veraart was daar
mede niet te verzoenen) intusschen hadden wij
het afscheid gaarne wat éérlijker zijnerzijds ge
zien.
Blijkens het verslag der vergadering, waar'
hij zijn uittreden mededeelde, heeft hij er zich
immers op beroepen, dat „Haarlem" hem het
eind-antwoord gegeven had op zijn democra
tische vragen en eischen:
„Zonder uitzondering zijn zoowel de staat
kundige als de oeconomisch democratische
amendementen na een zielige dscussie om
zeep gebracht."
Ziet! Dat had prof. Veraart niet mogen
zeggen.
In Haarlem zijn de Haagsche voorstellen met
grooten ernst behandeld, en wanneer zij na
de verdediging door de Haagsche voorstanders
niet tot programpunten geworden zijn, dan
is dt toe te schrijven aan ihet feit, dat zij
ofwel in zich zelf niet gewenscht of niet
aanvaardbaar waren, ofwel (hoezeer ook op
zchzelf goed) niet op het partijprogram, thuis
behoorden.
De Haagsche afgevaardigden zullen den heer
Veraart ervan kunnen overtuigen, dat hun voor
stellen niet „en bagatelle" behandeld zijn, dat
de vergadering gehoord de debatten de
voorstellen (om één van beide genoemde rede
nen) niet aannemen kon, noch mocht.
De Haagsche heeren waren het hiermede
blijkbaar wel zóózeer eens, dat zij niet eens
stemming vroegen.
Het is jammer, dat de heer Veraart afscheid
genomen heeft om onware motieven.
Dit maakt zijn zaak niet mooier.
Maar allo! Dit spel is weer gespeeld,
en de wereld zal voorloopig wel blijven draaien!
Naar wij vernemen is benoemd tot opvolger
van pastoor J. Thus te Sassenheim de Wel-
eerw. heer Th. de Haan, thans pastoor te Maas
sluis.
De Weleerw. heer P. L. Bangert, kapelaan der
Kathedrale kerk te Haarlem is benoemd tot
pastoor te Maassluis.
Het bestuur der Vereeniging van Tilburgsche
Fabrikanten van wollen stoffen heeft aan de
hoofdbesturen van de vereenigingen van werk
nemers een voorstel gedaan tot herziening van
de arbeidsvoorwaarden, waarin ook een alge-
meene loonsverlaging van 1% pet. is opgenomen.
De voorzitter en de secretaris van bovenge
noemde vereeniging, de heeren F. Mutsaerts en
mr. B. van Spaendonck, hebben aan de verte
genwoordigers van de pers de gronden uiteen
gezet, waarop deze voorstellen zijn gebaseerd en
met cijfers en feiten aangetoond, dat loonsver
laging onvermijdelijk is.
Als gevolg van de waardedaling van de grond
stoffen is de loonfactor van veel grooter betee
kenis geworden bij de bepaling van den kostprijs.
Was vroeger de loonfactor ongeveer 10 pet. van
den kostprijs, thans is dit 30 a 35 pet.
De waardedaling van de grondstoffen heeft
mede tot gevolg gehad, dat de contingentee-
ring niet die uitwerking heeft, die men er van
mocht verwachten. Zoo daalde de invoer van
wollen en halfwollen manufacturen in 1932 in
vergelijking met het gemiddelde van de drie
voorafgaande jaren 20 pet., terwijl de uitvoer
met 73 pet. afnam.
De invoer van wollen en halfwollen heeren
en damesconféctie steeg zelfs met 1.5 pet.
Het blijft voor de Tilburgsche textielindustrie,
wil zij een behoorlijk afzetgebied in de naaste
toekomst kunnen behouden, noodzakelijk om
concurreerend te produceeren. Dit is vooral noo-
dig omdat onze industrie zeer bemoeilijkt wordt
door de hooge invoerrechten.
Wat de arbeidsvoorwaarden betreffen, komen
de Tilburgsche fabrikanten tegenover hun con
currenten uit andere landen in zeer ongunstige
positie. In België bedroegen de verdiende loonen
in November 1932 gemiddeld per week en per
uur: wevers 16.80 per week, 35 ets. per uur;
draadmakers 15.60 per week, 32ct. per uur;
sjouwers 14.36 per week en 30 ets. per uur.
In Roubaix waren deze cijfers resp. 17.23 per
week en 36 ets. per uur; 18.48 en 38 >4 en
12.96 en 27.
In Engeland was het moeilijk aan juiste ge
gevens te komen. In Lancashire verdienen thans
de stukkencontroleurs 16.36, de magazijn
knechts 12.36, de stokers 15.16.
Volgens van werkgeverszijde verstrekte inlich
tingen zou het gemiddelde loon van een vol
wassen mannelijken arbeider in de wollenstof-
fenindustrie in Noord-Italië niet meer bedragen
dan 12.50 per week.
In Duitschland is het uurloon voor uurwer
kers op het oogenblik ten hoogste 30 ets. per
uur, terwijl de geoefende wevers gemiddeld 36
ets. per uur verdienen.
In Tsjecho-Slowakije zijn de loonen nauwe
lijks de helfft van die in de Tilburgsche wollen-
stof fenindustrie. Voor ververij-arbeiders be
dragen zij circa 1213, voor ruwers nauwe
lijks 10 en de best betaalde categorie van
wevers kan het brengen tot ten hoogste 21.
In de Tilburgsche wollenstot'fenindustrie is in
Januari 1932 een loonsverlaging toegepast van
5 pet. met behoud van de minimumloonen voor
mannelijke arbeiders boven 24 jaar.
Na deze verlaging bedroeg het gemiddelde
uurinkomen van de arbeiders van 2460 jaar:-
wevers 58.1 ets.; draadmakers 49.6 ets.; schrob-
belaars 51.1 ets.; appretuurijarbeiders 50.1 ets.
In vergelijking met het eerste halfjaar 1925
gaven de loonen over het eerste halfjaar 1932
wevers 7 pet. meer, draadmakers 3.7 pet. meer,
schrobbelaars 0.8 pet. meer, appretuurarbeiders
0.7 pet. minder.
Waar het indexcijfer van de totale kosten
van het levensonderhoud van de arbeidersgezin
nen, zoo berekenen de fabrikanten, het eerste
halfjaar 1925 stellende op 100 pet., in het eer
ste halfjaar 1932 bedroeg 80, dus met 20 pet.
was gedaald, blijven de loonen in de Tilburg
sche wollenstoffenindustrie ook na de voorge
stelde verlaging van T/> pet. nog boven net
niveau van 1925 en wel: wevers 19.5 pet., draad
makers 16.2 pet., schrobbelaars 13.3 pet. en ap
pretuurarbeiders 11.8 pet.
Het welvaartspeil wordt dus door deze voor
stellen niet aangetast. De moeilijkheden voor de
ondernemers om hun bedrijven op gang te hou
den worden met den dag grooter. Zoo is het
aantal werkloozen de laatste maanden weer
voortdurend stijgende. In verhouding tot Oc
tober 1929 is de werkgelegenheid in de Tilb.
Textielindustrie met 20 pet. verminderd.
In het „Haagsch Maandblad" heeft dr. J. A.
Schröeder, redacteur van het „Handelsblad", 'n
artikel over „Het Kerkelijke Grootestads-Pro-
bleem" geschreven.
Werkelijke uitkomst voor de nooden van het
protestantsch kerkelijk leven in de groote ste
den verwacht hij van 'n goed gefundeerd lee-
ken-apostolaat. De leeken-apostelen zullen zich
op de voornaamste plaats hebben toe te leggen
op huisbezoek. De klacht van bijna alle groote-
stad-bewoners, schrijft de heer Schröeder, is:
„Ik heb in jaren geen dominee bij mij gezien
of iets van de kerk gehoord". En dat is een tra
gisch verschijnsel, waar tóch „elk lid van een
kerkelijke gemeenschap zich zijn bestaan her
innert en belang stelt in zijn uiterlijk leven en
zijn geestelijk-zedelijk welzijn; de kerk, die dat
van haar hooge positie en stelt zich zelf
niet doet, het niet toont te doen, abdiceert zelf
met de eerste de beste utiliteits- of gezelligheids-
vereeniging gelijk".
Huisbezoek acht de schrijver echter niet vol
doende; er is meer te doen: conferenties, studie
kringen, leekenspelen, jeugdbeweging bijvoor
beeld. „Terloops en bij wijze van voorbeeld her
inner ik hier zegt dr. Sch. aan het leeken
apostolaat van den R.K. Meisjesbond De Graal
onder leiding van de Vrouwen van Nazareth; dit
is werkelijk een uitnemend ingerichte organisatie
om voor de R.K. Kerk te winnen wat te win
nen valt, en vooral te behouden wat te behou
den is. Ook hier treft ons hetzelfde verschijnsel
als straks bij den kerkbouw en kerk-inrichting;
de R.K. Kerk is de Protestantsche vooruit wat
de wijze van organiseeren aangaat".
Dr. Schröeder besluit zijn artikel als volgt:
„De Roomsche geestelijke dr. M. J. Metzger
noemt in het „Jahrbuch der Caritas-wissen-
schaft" 1932 het godsdienstige leekenwerk (ook)
voor de Roomsche kerk „ganz unentberilich", en
hij betoogt, dat in de eerste plaats de ware apos
tolische gezindheid en godsdienstige inspiratie
ervoor noodig zijn. „Viel eher wird", zoo schrijft
hij, „wie die Geschichte der Urkirche zeigt, der
wahrhaft apostolische Mensch selbst ohne
Schulbildung erfolgierches Diakonaat Naussü-
ben als der Beambte mit allen Diplomen und
Stempeln ohne das apostolische Herz und die
Lebensheiligung durch Christus."
(Zooals de geschiedenis der Oerkerk toont, zal
de waarachtig apostolische mensch zelfs zon
der schoolsche opvoeding veel eer een zegenrijk
diakonaat uitoefenen dan de beambte met alle
diploma's en stempels zonder het apostolische
hart en de levensheiliging door Christus).
Zoo is het, en het geldt voor roomsche en pro
testantsche, voor traditioneele en moderne kerk
gemeenschappen: wil zulk een gemeenschap zich
handhaven dan moet de godsdienstige geest er
zijn in de groote steden, wier beroepsvoorgan
gers, hoe trouw op hun post in deze gespan
nen tijden, geschraagd moeten worden door een
ruime groep van menschen, die in het groote-
stads-probleem een vraagstuk zien van leeken
apostolaat".
Met voldoening lezen wij in het bovenstaande
de erkenning, dat de Katholieken de waarde en
de noodzakelijkheid van het leeken-apostolaat
zoo goed hebben ingezien.
Met voldoening; welke ons echter niet
tot voldaanheid stmmen mag.
Integendeel: wij moeten ons ervan bewust
zijn, dat wij nog maar aan het begin van ons
leeken-apostolaat staan!
Zoo af en toe bemerken we uit brieven, dat
er menschen zijn die in de meening verkeeren,
dat de Regeering, bij haar salaris-verlaging
en personeelsinkrimping, de lagere ambtenaren
zwaarder zou treffen dan de hoogere, zoo le
zen wij in „De Standaard".
Deze meening, hoewel soms niet zonder na
druk verkondigd, vindt in de feiten evenmin
steun als het geval is met zoo menige andere
bewering, constateert het blad.
„De tijdelijke korting toch die met ingang
van 1 Maart toegepast werd, was een pro
gressieve.
Van de eerste 2000 wordt, voor wat ge
huwden betreft, 21/, pet. gekort. Voor wat men
boven 2000 aan salaris geniet, gaat echter
5 pet. af, zoodat de „hoogen", ook naar ver
houding, méér gekort worden dan de lagere
ambtenaren.
Ook is niemand van die korting vrijge
steld. Zij geldt voor ministers even goed als voor
den geringsten beambte. De president van den
Hoogen Raad is er aan onderworpen evengoed
als een dorpsveldwachter.
Ook overigens worden de „hoogen" niet ge
spaard. Men denke slechts aan de voorstellen
van den Minister van Justitie tot opheffing
van Rechtbanken en Kantongerechten. De ge
studeerden, die in de rechtspraak hun levens
werk dachten te vinden, zijn evengoed aan de
z.g. afvloeiing onderworpen als beambten van
lageren rang. Terwijl, in verhouding tot 't
aantal, de eerstgenoemde groep zelfs heel wat
zwaarder getroffen wordt, omdat het aantal
hoogere ambtenaren slechts gering is.
Het is dan ook weer een van die vergiftigen
de praatjes, die, met het oog op de verkiezin
gen, uitgestrooid plegen te worden, dat de
„hoogen" bij de versobering gespaard zouden
worden. Hoe men zooveel smaak aan leugens
hebben kan, blijft ons een tot op dezen dag
onverklaard raadsel. Evenzeer is dat het ge
val met de gretigheid, die zich soms openbaart
om de leugen te gelooven en de waarheid te
betwijfelen.
Het zal dus wel niet veel helpen als we zeg
gen, dat de „hoogen" niet gespaard worden;
dat met de cijfers zelfs het tegendeel kan wor
den aangetoond; maar we achten het niette
min plicht de leugen te signaleeren als wij
haar op onzen journalistieken weg tegen
komen."
In October 1931 waren er 99 geheel en 321
gedeeltelijk werklooze textielarbeiders, op 3 De
cember j.l. bedroegen deze cijfers 588 en 692.
Deze voorstellen tot loonsverlaging zijn in een
conferentie met de hoofdbesturen van „St. Lam-
bertus" en „De Eendracht" besproken, die hun
bezwaren tegen de loonsverlaging naar voren
gebracht en toegezegd hebben om na de voor
stellen in hun vereenigingen te hebben bespro
ken, de Vereeniging van Tilburgsche Fabrikan
ten van Wollenstoffen definitief van antwoord
te dienen.
Vroeger dan we de laatste jaren gewoon wa
ren en feitelijk nog vóór den officieelen datum
is op den Oostenwind, die Zondagnacht zijn
stollenden adem over land en water blies, de
winter gekomen.
Een strak-blauwe vrieslucht, een koude, droge
atmosfeer, een ijl winterzonnetje, dat alles wa
ren de zekere teekenen, die Zondagmorgen door
de met bloemen overdekte vensters werden
waargenomen. En aan wie het nog niet wou
gelooven, vertelde het de thermometer, waarin
het kwik een^ drietal graden was gedaald on
der de „beruchte" streep, daar bleef den heelen
dag, om in den afgeloopen nacht zelfs vier gra
den vorst aan te wijzen.
Het was dus vorst. De menschen liepen met
roode neuzen en tintelende ooren en vonden
het „bar koud". De jeugd had slechts oog voor
het water, speurde in slooten, vaarten en grach
ten naar het vertrouwde „vliesje", dat toenam
in deugd en betrouwbaarheid naar hnu wen-
schen.
De ijsver wachting was gewekt. De ouderen, die
ook in hun verbeelding niet gaan over één nacht
ijs, lieten voorloopig het initiatief aan de jeugd,
die op den vrijen Zondag ter onderzoek uit toog,
met steenen de houdbaarheid beproefde, om dan
al hier en daar met voorzichtig handreiken zich
op glad ijs te wagen.
Het ziet er werkelijk naar uit, dat ons meest
nationale volksvermaak dit jaar een vroege en
serieuze kans krijgt, dat weer het oude feest
van de verlichte banen, de groote tochten, de
hardrijderijen, ijsvacantie en wat al niet meer
voor de deur staat. Een feest, dat helaas in dezen
donkeren tijd niet voor allen kan zijn en nieuwe
zorg en ellende baart voor de helaas zoovelen,
die zich de weelde van een lekkere warme kachel
nauwelijks of niet kunnen veroorloven.
En dan mag ook wel weer met klem en nadruk
de waarschuwing worden herhaald om toch
vooral het onbetrouwbare ijs te mijden. Niet
voor niets zegt het oude Hollandsche spreek
woord:
,,'t En is geen ijs
Of 't kost menschevleijs"
Uit verschillende plaatsen van ons land komen
al weer de opwekkende berichten over het open
stellen der banen en de houdbaarheid van 't ijs.
Zoo o.a. de kunstijsbaan op het Gemeentelijk
Sportpark te Bussum, die Zaterdag door kinde
ren en Zondag door ouderen bereden mocht
worden, en de banen te Delft en Lemmer, welke
Zondagmiddag reeds rijders trokken.
De baan der Zutphensche IJsvereeniging werd
heden opengesteld. Het ijs was schitterend.
Reeds heeft de vereeniging aangevraagd om
Zaterdag a.s. te mogen verrijden het provinciaal
kampioenschap hardrijden voor Gelderland.
Ook Assendelft, Baarn, Dieren, Gorcum, Haar-
lemmerliede, Sloten en Zaandam zouden bij
gunstige weersgesteldheid vandaag volgen.
Bij doorgaand vriezend weer zullen de Am-
sterdamsche en Haagsche IJsclubs morgen voor
hun leden de banen open stellen.
Een dochtertje van W. M. te Oudewater, dat
verschijnselen van roodvonk vertoonde, ont
ving van den dokter twee fleschjes, een met
medicijn en een met lysol voor ontsmetting. Bij
vergissing gaf M.'s vrouw het kind een lepel
lysol, aldus bericht het „Volk".
Overbrenging naar de St. Jacobsstichting
moest direct geschieden. Zaterdag maakte het
patiëntje het redelijk wel.
Het blijkt den laatsten tijd, dat de Geldersch-
Rijnlandsche grens niet alleen onveilig wordt
gemaakt door smokkelaars, maar er loopen ook
tal van ongure elementen rond, die niet slechts
uit zijn op inbraak en diefstal in de omgeving
van Nijmegen, doch die ook de wegen onveilig
maken. In het grensgebied onder Heelden, werd
een jongeman uit Wertherbruch door eenige
personen overvallen en neergeslagen. Toen de
man weer tot bewustzijn kwam, bleek, dat zijn
portefeuille en zijn armbandhorloge gestolen
waren. Voorbijgangers moesten hem opnemen
en naar een nabijwonenden dokter brengen. Hij
had eenige zeer ernstige wonden opgeloopen.
In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft
er op de Boschstraat te Maastricht een ernstige
vechtpartij plaats gehad, waarbij J. H. H. zoo
danig werd mishandeld, dat hij moest worden
opgenomen in het ziekenhuis Calvariënberg.
Met een boksbeugel werd de voorhoofdsche
del van <ien gewonde zeer ernstig geraakt.
De Belgische verkiezingen zijn om meer dan
een reden merkwaardig genoeg om er even bij
stil te staan.
De eenheid onder de katholieken die er
lang niet zoo goed georganiseerd zijn als bij
ons liet veel te wenschen over. Gevaar van
scheuring, ook van andere dan Vlaamsch-
nationale zijde, was niet denkbeeldig.
Daarbij kwam de neiging der socialisten om
in samenwerking met de liberalen openlijk
tot den strijd tegen de katholieke kerk en tegen
de katholieke school over te gaan. Een neiging,
welke o.m. in Antwerpen reeds tot het feit
leidde, dat de liberalen de samenwerking met
de katholieken opzegden.
Het versche voorbeeld van Spanje scheen
als een roode lap aanmoedigend te werken op
de socialisten.
Onder deze omstandigheden was het begrij
pelijk, dat het Belgische Episcopaat op straf
fere wijze dan tot dusver den katholieken
het ideaal der eenheid heeft voorgehouden en
hun streng verboden heeft op de anti-katho
lieke candidaten te stemmen.
Het woord der bisschoppen heeft zijn uitwer
king gelukkig niet gemist: de eenheid is ver
sterkt en aan het aftakelingsproces der katho
lieke politieke partij kwam een einde. Bijna
overal was zelfs vooruitgang in stemmen. Het
voor het katholieke België beschamend feit van
de groote roode macht blijft bestendigd, doch
de ingetreden vooruitgang bij de katholieken
zal en dit is van buitengewone beteekenis
socialist en liberaal een waarschuwing zijn, dat
een voortgaan met den „Kulturkampf" zeer
gevaarlijk voor hen is. Van die zijde wordt op
dit oogenblik al luide bezworen, dat geen haar
op hun hoofd aan vervolging dacht!
Wij weten, wat de ontkenning waard is.
Méér geloof slaan wij aan hetgeen de Bel
gische correspondent van het liberale „Vader
land" dezer dagen schreef:
Volgens de anti-clericalen heeft er in werke
lijkheid geen gevaar voor de kerk en zelfs niet
voor het confessioneele onderwijs bestaan. Een
kwestie van appreciatie! Wie zelf niet geloovig
is, kan moeilijk uitmaken in hoever het geloof
dient te worden geëerbiedigd. De wijze, waarop
de socialisten het lichaam van het kind tegen
over zijn ziel hebben gesteld, toont toch reeds,
dat er eenige reden was tot ongerustheid. De ge
beurtenissen te Antwerpen en in een paar
groote gemeenten, waar men de anti-clericale
coalitie vormt met het uitgesproken doel, de
subsidies aan de katholieke scholen te onttrek
ken, zijn zelfs heel wat meer dan een aandui
ding. Een onderhoud, Óat wij eenige dagen ge
leden met een der gekozenen der socialistische
partij te Antwerpen hadden, bracht ons trou
wens heelemaal terug in de atmosfeer van het
papen-vretende anti-clericalisme van vóór den
oorlog; als de katholieken (zoo zeide deze
socialist) een ander onderwijs willen voor hun
kinderen, dan dat hetwelk wij goed vinden, dan
moeten zij maar zelf betalen; ze beweren, dat
de godsdienst een geestelijke waarde is, die be
houden moet worden, maar voor ons is dat geen
waarde."
De Belgische Katholieken mogen zich dit -
laatste voor gezegd houden, .evenals de Neder-
landsche er nog wel iets uit leeren kunnen.
Zaterdagmiddag j.l. werd in een der lokalen
van den Raadskelder te Utrecht een bijeen
komst van katholieken georganiseerd, met het
doel om te komen tot de samenstelling van
eenige richtlijnen, geldig voor het leekenspel
onder katholieken. De vergadering was uitge
schreven door de redactie van de „Loopmare
voor katholieke cultuur," die onder den titel
„Bouwen" maandelijks getuigt van een leven
dige belangstelling voor het openbare katho
lieke leven in Nederland. Aanwezig waren de
dames M. Steenhoff en Irma Meyer, de heeren
Jan Beerends, Anton van Duinkerken, Marius
Monnikendam, Jan Neuwenhuis, Willem Maas,
A. J. D. van Óósten, Albert Kuyle, Henk
Kuitenbrouwer, drs. Jop Pollmann, C. Vos, Kees
Spierings, Wim Snitker, Bernard Verhoeven. De
laatstgenoemde leidde de bijeenkomst, die geen
officieel karakter droeg en niet beoogde, een or
ganisatie in het leven te roepen, maar hoogstens,
wanneer de tijd rijp bleek, een werkgemeen
schap te stichten. Met toezegging .van belang
stelling en bereidheid tot medewerking zou spr.
voorloopig tevreden zijn.
Een officieel redenaar was niet gevraagd. De
heer Verhoeven hield slechts een korte inlei
ding, waarin hij trachtte, het leekenspel nader
te definieeren en het onderscheid te accen-
tueeren tusschen leekenspel en dillettanten-
tooneel. Spr. wees er op, hoe de politieke ont
wikkeling der Nederlandsche katholieken een
overschatting van het massale in het leven
heeft geroepen. Leekenspel wordt ten onrechte
vereenzelvigd met ma^a-demonstratie. Uit de
behoefte aan spelen ontstond een wild en on
gecontroleerd maar-raak-schrijven, dat voor
den groei der leekenspel-beweging niet bevor
derlijk kon zijn. Spr. las een zevental stellingen
voor, waarin hij eenige elementaire eischen en
verlangens van de katholieke cultuur betreffen
de het leekenspel had vastgelegd.
Aan de levendige discussie werd door alle
aanwezigen deelgenomen. Verschillende vragen
kwamen aan de orde, die door het leekenspel
actueel geworden zijn. Vooreerst werd lang ge
discussieerd over de toekomst van het z.g. dil-
lettanten-tooneel en over het verschil tusschen
„dillettanten" en „leeken," vervolgens werd de
mogelijkheid bezien, tot het brengen van goede,
speelbare teksten. Uit een ingekomen schrijven
van pater Jac. Schreurs M.S.O., bleek, welk een
belang het leekenspel heeft en hoe belangrijk
daarbij ook de leiding is. Men besloot de publi
caties voorloopig op te nemen in „Bouwen," in
de hoop, dat een eigen orgaan en een uitgave
van geschikte teksten spoedig noodig zou blij
ken. D^ aanwezigen zegden hun medewerking
toe.
Het resultaat van deze bijeenkomst ligt dus
nog grootendeels in de toekomst, en het hangt
van deze resultaten af, of de conferentie ge
heel geslaagd zal mogen heeten. Toch is de ver
gadering, die voortreffelijk werd geleid door
Bernard Verhoeven, niet verloopen tot een ge
redeneer in het blauwe, maar er is een grond
slag gelegd voor verdere werkzaamheden. Zulke
losse bijeenkomsten van belangstellenden zijn
vaak vruchtbaarder dan de vergaderingen van
geregelde organisaties, er leeft meer spontane
geestdrift en er is meer gelegenheid tot initia
tief. Of het genomen initiatief krachtig genoeg
is, zal de naaste toekomst uitwijzen.