Wisselvalligheid des levens Van de Perstribune Prikkeldraad Volksgezondheid Prof. Veraart af Uit de textiel IJsverwachting Vreugde en zorg MAANDAG 12 DECEMBER IN DE POLITIEK >»Doorstrooming" ïn het parlement De strijd is ongelijk Bij den Belgischen buur I Per zittingsperiode gemiddeld 32 nieuwe kamerleden R.K. STAATSPARTIJ Pind-tekstvan het Program 1933 gingen betreffende de termijnen in dit re- kletn, Tilburgsche fabrikanten achten loonsverlaging onvermijdelijk BENOEMINGEN In het Bisdom Haarlem Leekenapostolaat De hoogenniet gespaard In den Oostenwind stolde het wa ter in grachten, slooten en vaarten Het spel gaat beginnen HET VERKEERDE FLESCHJE Vergissing met medicijn ONVEILIG GRENSGEBIED Jongeman neergeslagen en beroofd NACHTELIJKE VECHTPARTIJ Een slachtoffer naar 't ziekenhuis KUNST VAN HEDEN LEEKENSPEL Conferentie te Utrecht Bij elke nieuwe verkiezing voor de Twee de Kamer plegen geruchten rond te gaan omtrent leden, die voornemens ain geen nieuwe candidatuur te aanvaarden aan wier politiek bestaan, ten minste in ^6t parlement, om een of andere reden een etade zal komen. Wanneer men echter na het vaststellen van den verkiezingsuitslag de nieuwe samenstel- "ng der Kamer beschouwt en alsdan ook leest de namen van degenen, die daarin niet weder terugkeeren, dan geeft men er zich over t al gemeen maar weinig rekenschap van, dat dit aantal na elke vierjaringe periode lang niet Sering is. Sterker dan men vermoeden zou, wordt hier door de feiten dus telkens weer het bewijs geleverd, dat een neiging onder de zittende kamerleden om te „laten zitten wat zit" (indien die neiging dan aanwezig mocht Zlin) in ieder geval maar tot op zekere hoog- succes heeft. Met leek ons daarom niet oninteressant, °Ver een niet te lang tijdperk eens na te gaan, kelken omvang het verloop onder de leden der "Mveede Kamer wel had; tot dit doel kozen de tijdruimte vanaf het optreden in 1918 van de (op grond van het evenredig kiesrecht) gekozen Kamer tot op het huidige moment. Me uitslag van onze na-rekening was ver assend. De wisselvalligheid van de politieke fopbaan in zekeren zin toch al spreek woordelijk onder de menschen wordt door <teze cijfers wel bijzonder frappant geïllustreerd. Van de Kamer, in 1918 gekozen op grond slag van evenredige vertegenwoordiging, heb ben n0g siechts zitting 29 leden, nJ. de hee- ïetl' Albarda, Beumer, v. d. Bilt, Bongaerts, ^bymaer van Twist, Duys, Engels, Fleskens, Mroeneweg, Hermans, Ketelaar, Kuiper, J. ter ^aan, K. ter Laan, Marchant, Oud, v. Rap- ^ard, v. Schaik, Schaper, Schouten, Smeenk, Sboeck Henkemans, v. d. Tempel, v. d. Waer- ^etl, Weitkamp, de Wilde, van Wijnbergen, ^adelhoff, Zijlstra. Derhalve van de: R. K. 8, van de liberale groepen nog 1, van de vttjz.-democraten nog 3, van de A. R. nog 6, Van de C. H. nog 2, van de S. D. A. P. nog 8 'eden. Afgaande op deze cijfers zou men derhalve de slotsom kunnen komen, dat in die ver hopen 14 jaren 71 leden door anderen zijn Afvangen. Men zou zich daarbij echter ten zeerste ver ben. Het toch al niet geringe cijfer van 71, ^ordt belangrijk grooter, wanneer men na- welke leden in datzelfde tijdsverloop de kamer binnentraden, om er evenzeer in de lfde periode weer uit te verdwijnen. Vfij zouden de al dan niet, de min of meer ^eniruchte namen van de hier bedoelde ex- a»ierleden niet allemaal afzonderlijk ver- ^eiclen; wij volstaan met mede te deelen, dat 6etl nauwkeurige telling heeft uitgewezen, dat °Vei" genoemde periode niet minder dan 2 Politici lid der Kamer waren en heengin- getl om er niet weer in terug te keeren; ten- 'Mnste tot op heden niet. ®h nu moet men hierbij nog bedenken, dat 'h 1933: een nieuwe Kamerverkiezing plaats e't en dat het grootste aantal mutaties in regel juist met de vierjaarlijksche Kamer- Msseling pleegt samen te vallen, betrekkelijk binnenkort zal het cijfer 102 as nog wel aanmerkelijk gestegen blijken te «'in. kemen wij de tijdsruimte naar het ver ben nog iets wijder en begrijpen wij aa''in tevens de verandering, door de verkie zen van 1918 zelf teweeggebracht (welke Pandering intusschen niet gering en zeker looter was dan de gemiddelde, geconstateerd J de volgende periodieke Kamerverkiezingen) ab is het resultaat der na-rekening nog veel err assender. ^an de 100 leden verdwenen er in 1918 niet 'bder dan 41, en wel van de kathoieken 7, vap «rat, «hri de liberalen 21, van de vrijzinnig demo- 'eh 3, van de anti-revolutionairen 3, van de 'rstel.-historischen 4 en van de soc.-demo- «raten 3. In totaal komt men in 15 jaren tijds dus tot t 3 ..verdwenen" Kamerleden, d.w.z. volksver- egehWoordigers, die korteren of langeren tijd Uitmaakten van het parlement en daar heden niet zijn weergekeerd, brekend per vierjarige zittingsperiode be- dit aantal dus ongeveer 36 a 37 of ren men rekening houdt met het in deze Ör, «Udi berekening opgenomen abnormaal groote ver loop in 1918) tot ongeveer 32 a 33. Men kan alzoo aannemen, dat de Tweede Ka mer elke vier jaar voor ongeveer een derde gedeelte geheel vernieuwd wordt, een feit dat in zekeren zin gelukkig te noemen is. Er moet „doorstrooming" zijn in het parlement; nu en dan moeten daar weer eens frissche krachten komen. Anderzijds mag dit feit echter ook wel tot eenige bedachtzaamheid stemmen: dat men n.l. het normaal verloop, 't welk reeds zoo groot pleegt te zijn blijkens onze cijfers, niet nog kunstmatig opvoert. Een nog grootere invasie van als-maar nieuwe Kamerleden zou voor het parlemen tarisme wel eens meer na- dan voordeel kun nen beteekenen. Ook het politieke werk in de Kamer eischt geschooldheid. v^let Partij secretariaat deelt ons mede, dat is v Schenen het Program-1933 in zijn definitie- tekst, gelijk die na de behandeling der jj «Udementen in de Partijraadsvergadering te ^«'ern is komen te luiden. ah deze afzonderlijke uitgave is slechts een &erkt aantal bij het Algemeen Secretariaat rkrijgbaar, omdat een uitgave van dit pjo- v aiïl. tezamen met de programs 1922 en 1929, ^«en van enkele toelichtingen en verwij zin- a, binnenkort verschijnt in de Uitgavenreeks der b. K. Staatspartij. v®neens is in bewerking een herdruk van «t Kiesreglement 1932, waarin zijn verwerkt de ver, 'ent, gelijk die in de jongste Partijraads- Sadering zijn aangebracht. Harde noodzaak heeft de Regeering er toe gebracht ook op de posten voor de Volksgezondheid bezuiniging aan te brengen, o.a. wat de tuberculose-bestrijding betreft. Het viel te verwachten dat daarover bij het begrootingsdebat klachten zouden rijzen. Aan die klachten en de daarmee gepaard gaande critiek heeft het dan ook niet ontbro ken, en er werden twee moties ingediend, die slechts op het kantje af werden verworpen. Het was inderdaad een moeilijk geval, niet slechts voor de Kamer, maar ook voor de Re geering of liever bovenal voor de Regeering. Minister Ruys de Beerenbrouck, onder wiens Departement deze zaak ressorteert, zeide te recht, dat het geen dankbare taak voor een bewindsman is, een dergelijke besnoeiing aan te brengen. Daarover kan inderdaad geen verschil van meening bestaan. De minister waarschuwde er echter tegen de bezuiniging niet „te tragisch" op te nemen, en hij kon er op wijzen, dat, dank zij mede de hoog opgevoerde Overheidszorg, de volksge zondheid in ons land een beteekenis heeft ge kregen, „als bij geen ander volk". Het is van belang kennis te nemen van de cijfers, welke Z. Exc. daarbij overlegde, met narfie die, welke de gevreesde volksziekte, de tuberculose, betreffen. Het volgende staatje wijst zeer overtuigend op de goede uitkomsten, welke de bestrijding dier ziekte in den loop der jaren had. Per 10.000 inwoners was de totaal-sterfte gen slechts zijn van tijdelijken aard, „laten wij hopen van zeer tijdelijken aard", voegde hij eraan toe. Het moge zoo zijn! Voor een zoo belangrijke zaak als de volks gezondheid kan nauwelijks genoeg worden ge daan. En het is zeker een eer voor ons land, dat het op dit gebied zulke gunstige statistieken kan overleggen, en dat het sterfte-cijfer op de 10.000 inwoners van 19,37 in 1901 daalde tot 7.33 in 1931. P. S. aan tuberculose in Nederland als volgt: 1901 19,37 1916 16,73 1902 18,72 1917 18,18 1903 18,86 18,66 1918 20,25 1904 18,42 1919 17,35 1905 17,93 1920 14,71 1906 17,79 1921 12,71 1907 17,28 1922 11,37 1908 16,17 16,80 1923 10,46 1909 16,13 1924 10,64 1910 15,53 1925 9,86 1911 15,77 1926 9,61 1912 14,39 1927 9,43 1913 14,20 14,53 1928 8,37 1914 13,98 1929 8,56 1915 14,40 1930 7,43 1931 7,33 11.01 8,68 Deze cijfers wijzen op een zeer verheugende sterfte-vermindering, vooral gedurende de laatste tien jaren. Maar in die jaren gingen de bedragen voor de bestrijding der gevreesde ziekte dan ook zeer aanzienlijk omhoog. Ze stegen van 220.000 in 1918, tot/ 1.100.000 in 1924, 1.200.000 in 1927 en 1.300.000 in 1931, terwijl 1932 een bedrag van 1.113.500 aanwijst. Ook ter bestrijding van andere ziekten en voor de bevordering der hygiëne werden belang rijke bedragen toegestaan. Zoo werd in 1918 voor kinder-uitzendingen uit getrokken 85.000, in 1924 reeds 182.700, in 1931: 265.000 en voor 1932: 200.000. De minister wees erop, dat de bezuinigin- Voor een vergadering van de Democratische Studieclub in Den Haag heeft Prof. Veraart zooals gemeld verklaard, dat hij uit de R.K. Staatspartij treedt. Zulks kan ons spijten en.... verheugen. S p ij t e n, omdat onze partij derhalve niet meer zal kunnen profiteeren van de groote weten schappelijke en andere vermogens, waarover prof. Veraart ongetwijfeld beschikt en omdat ieder verlies voor de R.K. Staatspartij te be treuren valt. Verheugen, omdat er nu 'n eind gekomen is aan den misstand, dat een dissident lid der Staaatspartij dag in dag uit de Staatspartij ver volgde met zijn teugellooze en niet zelden de magogische, onwaardige kritiek; zulk een op treden binnen de partij kon inderdaad niet lan ger geduld worden: liever een erkend tegen stander buiten de gelederen dan een querulant ontevredene in het eigen kamp. Intusschen hadden wij het afscheid (dat vol gen moést, nu de heer Veraart indertijd op niet onberispelijke wijze van de candidatenlijst voor de Kamer verdween en thans ook niet de minste kans had, daarop opnieuw te verschijnen (een natuur als die van den heer Veraart was daar mede niet te verzoenen) intusschen hadden wij het afscheid gaarne wat éérlijker zijnerzijds ge zien. Blijkens het verslag der vergadering, waar' hij zijn uittreden mededeelde, heeft hij er zich immers op beroepen, dat „Haarlem" hem het eind-antwoord gegeven had op zijn democra tische vragen en eischen: „Zonder uitzondering zijn zoowel de staat kundige als de oeconomisch democratische amendementen na een zielige dscussie om zeep gebracht." Ziet! Dat had prof. Veraart niet mogen zeggen. In Haarlem zijn de Haagsche voorstellen met grooten ernst behandeld, en wanneer zij na de verdediging door de Haagsche voorstanders niet tot programpunten geworden zijn, dan is dt toe te schrijven aan ihet feit, dat zij ofwel in zich zelf niet gewenscht of niet aanvaardbaar waren, ofwel (hoezeer ook op zchzelf goed) niet op het partijprogram, thuis behoorden. De Haagsche afgevaardigden zullen den heer Veraart ervan kunnen overtuigen, dat hun voor stellen niet „en bagatelle" behandeld zijn, dat de vergadering gehoord de debatten de voorstellen (om één van beide genoemde rede nen) niet aannemen kon, noch mocht. De Haagsche heeren waren het hiermede blijkbaar wel zóózeer eens, dat zij niet eens stemming vroegen. Het is jammer, dat de heer Veraart afscheid genomen heeft om onware motieven. Dit maakt zijn zaak niet mooier. Maar allo! Dit spel is weer gespeeld, en de wereld zal voorloopig wel blijven draaien! Naar wij vernemen is benoemd tot opvolger van pastoor J. Thus te Sassenheim de Wel- eerw. heer Th. de Haan, thans pastoor te Maas sluis. De Weleerw. heer P. L. Bangert, kapelaan der Kathedrale kerk te Haarlem is benoemd tot pastoor te Maassluis. Het bestuur der Vereeniging van Tilburgsche Fabrikanten van wollen stoffen heeft aan de hoofdbesturen van de vereenigingen van werk nemers een voorstel gedaan tot herziening van de arbeidsvoorwaarden, waarin ook een alge- meene loonsverlaging van 1% pet. is opgenomen. De voorzitter en de secretaris van bovenge noemde vereeniging, de heeren F. Mutsaerts en mr. B. van Spaendonck, hebben aan de verte genwoordigers van de pers de gronden uiteen gezet, waarop deze voorstellen zijn gebaseerd en met cijfers en feiten aangetoond, dat loonsver laging onvermijdelijk is. Als gevolg van de waardedaling van de grond stoffen is de loonfactor van veel grooter betee kenis geworden bij de bepaling van den kostprijs. Was vroeger de loonfactor ongeveer 10 pet. van den kostprijs, thans is dit 30 a 35 pet. De waardedaling van de grondstoffen heeft mede tot gevolg gehad, dat de contingentee- ring niet die uitwerking heeft, die men er van mocht verwachten. Zoo daalde de invoer van wollen en halfwollen manufacturen in 1932 in vergelijking met het gemiddelde van de drie voorafgaande jaren 20 pet., terwijl de uitvoer met 73 pet. afnam. De invoer van wollen en halfwollen heeren en damesconféctie steeg zelfs met 1.5 pet. Het blijft voor de Tilburgsche textielindustrie, wil zij een behoorlijk afzetgebied in de naaste toekomst kunnen behouden, noodzakelijk om concurreerend te produceeren. Dit is vooral noo- dig omdat onze industrie zeer bemoeilijkt wordt door de hooge invoerrechten. Wat de arbeidsvoorwaarden betreffen, komen de Tilburgsche fabrikanten tegenover hun con currenten uit andere landen in zeer ongunstige positie. In België bedroegen de verdiende loonen in November 1932 gemiddeld per week en per uur: wevers 16.80 per week, 35 ets. per uur; draadmakers 15.60 per week, 32ct. per uur; sjouwers 14.36 per week en 30 ets. per uur. In Roubaix waren deze cijfers resp. 17.23 per week en 36 ets. per uur; 18.48 en 38 >4 en 12.96 en 27. In Engeland was het moeilijk aan juiste ge gevens te komen. In Lancashire verdienen thans de stukkencontroleurs 16.36, de magazijn knechts 12.36, de stokers 15.16. Volgens van werkgeverszijde verstrekte inlich tingen zou het gemiddelde loon van een vol wassen mannelijken arbeider in de wollenstof- fenindustrie in Noord-Italië niet meer bedragen dan 12.50 per week. In Duitschland is het uurloon voor uurwer kers op het oogenblik ten hoogste 30 ets. per uur, terwijl de geoefende wevers gemiddeld 36 ets. per uur verdienen. In Tsjecho-Slowakije zijn de loonen nauwe lijks de helfft van die in de Tilburgsche wollen- stof fenindustrie. Voor ververij-arbeiders be dragen zij circa 1213, voor ruwers nauwe lijks 10 en de best betaalde categorie van wevers kan het brengen tot ten hoogste 21. In de Tilburgsche wollenstot'fenindustrie is in Januari 1932 een loonsverlaging toegepast van 5 pet. met behoud van de minimumloonen voor mannelijke arbeiders boven 24 jaar. Na deze verlaging bedroeg het gemiddelde uurinkomen van de arbeiders van 2460 jaar:- wevers 58.1 ets.; draadmakers 49.6 ets.; schrob- belaars 51.1 ets.; appretuurijarbeiders 50.1 ets. In vergelijking met het eerste halfjaar 1925 gaven de loonen over het eerste halfjaar 1932 wevers 7 pet. meer, draadmakers 3.7 pet. meer, schrobbelaars 0.8 pet. meer, appretuurarbeiders 0.7 pet. minder. Waar het indexcijfer van de totale kosten van het levensonderhoud van de arbeidersgezin nen, zoo berekenen de fabrikanten, het eerste halfjaar 1925 stellende op 100 pet., in het eer ste halfjaar 1932 bedroeg 80, dus met 20 pet. was gedaald, blijven de loonen in de Tilburg sche wollenstoffenindustrie ook na de voorge stelde verlaging van T/> pet. nog boven net niveau van 1925 en wel: wevers 19.5 pet., draad makers 16.2 pet., schrobbelaars 13.3 pet. en ap pretuurarbeiders 11.8 pet. Het welvaartspeil wordt dus door deze voor stellen niet aangetast. De moeilijkheden voor de ondernemers om hun bedrijven op gang te hou den worden met den dag grooter. Zoo is het aantal werkloozen de laatste maanden weer voortdurend stijgende. In verhouding tot Oc tober 1929 is de werkgelegenheid in de Tilb. Textielindustrie met 20 pet. verminderd. In het „Haagsch Maandblad" heeft dr. J. A. Schröeder, redacteur van het „Handelsblad", 'n artikel over „Het Kerkelijke Grootestads-Pro- bleem" geschreven. Werkelijke uitkomst voor de nooden van het protestantsch kerkelijk leven in de groote ste den verwacht hij van 'n goed gefundeerd lee- ken-apostolaat. De leeken-apostelen zullen zich op de voornaamste plaats hebben toe te leggen op huisbezoek. De klacht van bijna alle groote- stad-bewoners, schrijft de heer Schröeder, is: „Ik heb in jaren geen dominee bij mij gezien of iets van de kerk gehoord". En dat is een tra gisch verschijnsel, waar tóch „elk lid van een kerkelijke gemeenschap zich zijn bestaan her innert en belang stelt in zijn uiterlijk leven en zijn geestelijk-zedelijk welzijn; de kerk, die dat van haar hooge positie en stelt zich zelf niet doet, het niet toont te doen, abdiceert zelf met de eerste de beste utiliteits- of gezelligheids- vereeniging gelijk". Huisbezoek acht de schrijver echter niet vol doende; er is meer te doen: conferenties, studie kringen, leekenspelen, jeugdbeweging bijvoor beeld. „Terloops en bij wijze van voorbeeld her inner ik hier zegt dr. Sch. aan het leeken apostolaat van den R.K. Meisjesbond De Graal onder leiding van de Vrouwen van Nazareth; dit is werkelijk een uitnemend ingerichte organisatie om voor de R.K. Kerk te winnen wat te win nen valt, en vooral te behouden wat te behou den is. Ook hier treft ons hetzelfde verschijnsel als straks bij den kerkbouw en kerk-inrichting; de R.K. Kerk is de Protestantsche vooruit wat de wijze van organiseeren aangaat". Dr. Schröeder besluit zijn artikel als volgt: „De Roomsche geestelijke dr. M. J. Metzger noemt in het „Jahrbuch der Caritas-wissen- schaft" 1932 het godsdienstige leekenwerk (ook) voor de Roomsche kerk „ganz unentberilich", en hij betoogt, dat in de eerste plaats de ware apos tolische gezindheid en godsdienstige inspiratie ervoor noodig zijn. „Viel eher wird", zoo schrijft hij, „wie die Geschichte der Urkirche zeigt, der wahrhaft apostolische Mensch selbst ohne Schulbildung erfolgierches Diakonaat Naussü- ben als der Beambte mit allen Diplomen und Stempeln ohne das apostolische Herz und die Lebensheiligung durch Christus." (Zooals de geschiedenis der Oerkerk toont, zal de waarachtig apostolische mensch zelfs zon der schoolsche opvoeding veel eer een zegenrijk diakonaat uitoefenen dan de beambte met alle diploma's en stempels zonder het apostolische hart en de levensheiliging door Christus). Zoo is het, en het geldt voor roomsche en pro testantsche, voor traditioneele en moderne kerk gemeenschappen: wil zulk een gemeenschap zich handhaven dan moet de godsdienstige geest er zijn in de groote steden, wier beroepsvoorgan gers, hoe trouw op hun post in deze gespan nen tijden, geschraagd moeten worden door een ruime groep van menschen, die in het groote- stads-probleem een vraagstuk zien van leeken apostolaat". Met voldoening lezen wij in het bovenstaande de erkenning, dat de Katholieken de waarde en de noodzakelijkheid van het leeken-apostolaat zoo goed hebben ingezien. Met voldoening; welke ons echter niet tot voldaanheid stmmen mag. Integendeel: wij moeten ons ervan bewust zijn, dat wij nog maar aan het begin van ons leeken-apostolaat staan! Zoo af en toe bemerken we uit brieven, dat er menschen zijn die in de meening verkeeren, dat de Regeering, bij haar salaris-verlaging en personeelsinkrimping, de lagere ambtenaren zwaarder zou treffen dan de hoogere, zoo le zen wij in „De Standaard". Deze meening, hoewel soms niet zonder na druk verkondigd, vindt in de feiten evenmin steun als het geval is met zoo menige andere bewering, constateert het blad. „De tijdelijke korting toch die met ingang van 1 Maart toegepast werd, was een pro gressieve. Van de eerste 2000 wordt, voor wat ge huwden betreft, 21/, pet. gekort. Voor wat men boven 2000 aan salaris geniet, gaat echter 5 pet. af, zoodat de „hoogen", ook naar ver houding, méér gekort worden dan de lagere ambtenaren. Ook is niemand van die korting vrijge steld. Zij geldt voor ministers even goed als voor den geringsten beambte. De president van den Hoogen Raad is er aan onderworpen evengoed als een dorpsveldwachter. Ook overigens worden de „hoogen" niet ge spaard. Men denke slechts aan de voorstellen van den Minister van Justitie tot opheffing van Rechtbanken en Kantongerechten. De ge studeerden, die in de rechtspraak hun levens werk dachten te vinden, zijn evengoed aan de z.g. afvloeiing onderworpen als beambten van lageren rang. Terwijl, in verhouding tot 't aantal, de eerstgenoemde groep zelfs heel wat zwaarder getroffen wordt, omdat het aantal hoogere ambtenaren slechts gering is. Het is dan ook weer een van die vergiftigen de praatjes, die, met het oog op de verkiezin gen, uitgestrooid plegen te worden, dat de „hoogen" bij de versobering gespaard zouden worden. Hoe men zooveel smaak aan leugens hebben kan, blijft ons een tot op dezen dag onverklaard raadsel. Evenzeer is dat het ge val met de gretigheid, die zich soms openbaart om de leugen te gelooven en de waarheid te betwijfelen. Het zal dus wel niet veel helpen als we zeg gen, dat de „hoogen" niet gespaard worden; dat met de cijfers zelfs het tegendeel kan wor den aangetoond; maar we achten het niette min plicht de leugen te signaleeren als wij haar op onzen journalistieken weg tegen komen." In October 1931 waren er 99 geheel en 321 gedeeltelijk werklooze textielarbeiders, op 3 De cember j.l. bedroegen deze cijfers 588 en 692. Deze voorstellen tot loonsverlaging zijn in een conferentie met de hoofdbesturen van „St. Lam- bertus" en „De Eendracht" besproken, die hun bezwaren tegen de loonsverlaging naar voren gebracht en toegezegd hebben om na de voor stellen in hun vereenigingen te hebben bespro ken, de Vereeniging van Tilburgsche Fabrikan ten van Wollenstoffen definitief van antwoord te dienen. Vroeger dan we de laatste jaren gewoon wa ren en feitelijk nog vóór den officieelen datum is op den Oostenwind, die Zondagnacht zijn stollenden adem over land en water blies, de winter gekomen. Een strak-blauwe vrieslucht, een koude, droge atmosfeer, een ijl winterzonnetje, dat alles wa ren de zekere teekenen, die Zondagmorgen door de met bloemen overdekte vensters werden waargenomen. En aan wie het nog niet wou gelooven, vertelde het de thermometer, waarin het kwik een^ drietal graden was gedaald on der de „beruchte" streep, daar bleef den heelen dag, om in den afgeloopen nacht zelfs vier gra den vorst aan te wijzen. Het was dus vorst. De menschen liepen met roode neuzen en tintelende ooren en vonden het „bar koud". De jeugd had slechts oog voor het water, speurde in slooten, vaarten en grach ten naar het vertrouwde „vliesje", dat toenam in deugd en betrouwbaarheid naar hnu wen- schen. De ijsver wachting was gewekt. De ouderen, die ook in hun verbeelding niet gaan over één nacht ijs, lieten voorloopig het initiatief aan de jeugd, die op den vrijen Zondag ter onderzoek uit toog, met steenen de houdbaarheid beproefde, om dan al hier en daar met voorzichtig handreiken zich op glad ijs te wagen. Het ziet er werkelijk naar uit, dat ons meest nationale volksvermaak dit jaar een vroege en serieuze kans krijgt, dat weer het oude feest van de verlichte banen, de groote tochten, de hardrijderijen, ijsvacantie en wat al niet meer voor de deur staat. Een feest, dat helaas in dezen donkeren tijd niet voor allen kan zijn en nieuwe zorg en ellende baart voor de helaas zoovelen, die zich de weelde van een lekkere warme kachel nauwelijks of niet kunnen veroorloven. En dan mag ook wel weer met klem en nadruk de waarschuwing worden herhaald om toch vooral het onbetrouwbare ijs te mijden. Niet voor niets zegt het oude Hollandsche spreek woord: ,,'t En is geen ijs Of 't kost menschevleijs" Uit verschillende plaatsen van ons land komen al weer de opwekkende berichten over het open stellen der banen en de houdbaarheid van 't ijs. Zoo o.a. de kunstijsbaan op het Gemeentelijk Sportpark te Bussum, die Zaterdag door kinde ren en Zondag door ouderen bereden mocht worden, en de banen te Delft en Lemmer, welke Zondagmiddag reeds rijders trokken. De baan der Zutphensche IJsvereeniging werd heden opengesteld. Het ijs was schitterend. Reeds heeft de vereeniging aangevraagd om Zaterdag a.s. te mogen verrijden het provinciaal kampioenschap hardrijden voor Gelderland. Ook Assendelft, Baarn, Dieren, Gorcum, Haar- lemmerliede, Sloten en Zaandam zouden bij gunstige weersgesteldheid vandaag volgen. Bij doorgaand vriezend weer zullen de Am- sterdamsche en Haagsche IJsclubs morgen voor hun leden de banen open stellen. Een dochtertje van W. M. te Oudewater, dat verschijnselen van roodvonk vertoonde, ont ving van den dokter twee fleschjes, een met medicijn en een met lysol voor ontsmetting. Bij vergissing gaf M.'s vrouw het kind een lepel lysol, aldus bericht het „Volk". Overbrenging naar de St. Jacobsstichting moest direct geschieden. Zaterdag maakte het patiëntje het redelijk wel. Het blijkt den laatsten tijd, dat de Geldersch- Rijnlandsche grens niet alleen onveilig wordt gemaakt door smokkelaars, maar er loopen ook tal van ongure elementen rond, die niet slechts uit zijn op inbraak en diefstal in de omgeving van Nijmegen, doch die ook de wegen onveilig maken. In het grensgebied onder Heelden, werd een jongeman uit Wertherbruch door eenige personen overvallen en neergeslagen. Toen de man weer tot bewustzijn kwam, bleek, dat zijn portefeuille en zijn armbandhorloge gestolen waren. Voorbijgangers moesten hem opnemen en naar een nabijwonenden dokter brengen. Hij had eenige zeer ernstige wonden opgeloopen. In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft er op de Boschstraat te Maastricht een ernstige vechtpartij plaats gehad, waarbij J. H. H. zoo danig werd mishandeld, dat hij moest worden opgenomen in het ziekenhuis Calvariënberg. Met een boksbeugel werd de voorhoofdsche del van <ien gewonde zeer ernstig geraakt. De Belgische verkiezingen zijn om meer dan een reden merkwaardig genoeg om er even bij stil te staan. De eenheid onder de katholieken die er lang niet zoo goed georganiseerd zijn als bij ons liet veel te wenschen over. Gevaar van scheuring, ook van andere dan Vlaamsch- nationale zijde, was niet denkbeeldig. Daarbij kwam de neiging der socialisten om in samenwerking met de liberalen openlijk tot den strijd tegen de katholieke kerk en tegen de katholieke school over te gaan. Een neiging, welke o.m. in Antwerpen reeds tot het feit leidde, dat de liberalen de samenwerking met de katholieken opzegden. Het versche voorbeeld van Spanje scheen als een roode lap aanmoedigend te werken op de socialisten. Onder deze omstandigheden was het begrij pelijk, dat het Belgische Episcopaat op straf fere wijze dan tot dusver den katholieken het ideaal der eenheid heeft voorgehouden en hun streng verboden heeft op de anti-katho lieke candidaten te stemmen. Het woord der bisschoppen heeft zijn uitwer king gelukkig niet gemist: de eenheid is ver sterkt en aan het aftakelingsproces der katho lieke politieke partij kwam een einde. Bijna overal was zelfs vooruitgang in stemmen. Het voor het katholieke België beschamend feit van de groote roode macht blijft bestendigd, doch de ingetreden vooruitgang bij de katholieken zal en dit is van buitengewone beteekenis socialist en liberaal een waarschuwing zijn, dat een voortgaan met den „Kulturkampf" zeer gevaarlijk voor hen is. Van die zijde wordt op dit oogenblik al luide bezworen, dat geen haar op hun hoofd aan vervolging dacht! Wij weten, wat de ontkenning waard is. Méér geloof slaan wij aan hetgeen de Bel gische correspondent van het liberale „Vader land" dezer dagen schreef: Volgens de anti-clericalen heeft er in werke lijkheid geen gevaar voor de kerk en zelfs niet voor het confessioneele onderwijs bestaan. Een kwestie van appreciatie! Wie zelf niet geloovig is, kan moeilijk uitmaken in hoever het geloof dient te worden geëerbiedigd. De wijze, waarop de socialisten het lichaam van het kind tegen over zijn ziel hebben gesteld, toont toch reeds, dat er eenige reden was tot ongerustheid. De ge beurtenissen te Antwerpen en in een paar groote gemeenten, waar men de anti-clericale coalitie vormt met het uitgesproken doel, de subsidies aan de katholieke scholen te onttrek ken, zijn zelfs heel wat meer dan een aandui ding. Een onderhoud, Óat wij eenige dagen ge leden met een der gekozenen der socialistische partij te Antwerpen hadden, bracht ons trou wens heelemaal terug in de atmosfeer van het papen-vretende anti-clericalisme van vóór den oorlog; als de katholieken (zoo zeide deze socialist) een ander onderwijs willen voor hun kinderen, dan dat hetwelk wij goed vinden, dan moeten zij maar zelf betalen; ze beweren, dat de godsdienst een geestelijke waarde is, die be houden moet worden, maar voor ons is dat geen waarde." De Belgische Katholieken mogen zich dit - laatste voor gezegd houden, .evenals de Neder- landsche er nog wel iets uit leeren kunnen. Zaterdagmiddag j.l. werd in een der lokalen van den Raadskelder te Utrecht een bijeen komst van katholieken georganiseerd, met het doel om te komen tot de samenstelling van eenige richtlijnen, geldig voor het leekenspel onder katholieken. De vergadering was uitge schreven door de redactie van de „Loopmare voor katholieke cultuur," die onder den titel „Bouwen" maandelijks getuigt van een leven dige belangstelling voor het openbare katho lieke leven in Nederland. Aanwezig waren de dames M. Steenhoff en Irma Meyer, de heeren Jan Beerends, Anton van Duinkerken, Marius Monnikendam, Jan Neuwenhuis, Willem Maas, A. J. D. van Óósten, Albert Kuyle, Henk Kuitenbrouwer, drs. Jop Pollmann, C. Vos, Kees Spierings, Wim Snitker, Bernard Verhoeven. De laatstgenoemde leidde de bijeenkomst, die geen officieel karakter droeg en niet beoogde, een or ganisatie in het leven te roepen, maar hoogstens, wanneer de tijd rijp bleek, een werkgemeen schap te stichten. Met toezegging .van belang stelling en bereidheid tot medewerking zou spr. voorloopig tevreden zijn. Een officieel redenaar was niet gevraagd. De heer Verhoeven hield slechts een korte inlei ding, waarin hij trachtte, het leekenspel nader te definieeren en het onderscheid te accen- tueeren tusschen leekenspel en dillettanten- tooneel. Spr. wees er op, hoe de politieke ont wikkeling der Nederlandsche katholieken een overschatting van het massale in het leven heeft geroepen. Leekenspel wordt ten onrechte vereenzelvigd met ma^a-demonstratie. Uit de behoefte aan spelen ontstond een wild en on gecontroleerd maar-raak-schrijven, dat voor den groei der leekenspel-beweging niet bevor derlijk kon zijn. Spr. las een zevental stellingen voor, waarin hij eenige elementaire eischen en verlangens van de katholieke cultuur betreffen de het leekenspel had vastgelegd. Aan de levendige discussie werd door alle aanwezigen deelgenomen. Verschillende vragen kwamen aan de orde, die door het leekenspel actueel geworden zijn. Vooreerst werd lang ge discussieerd over de toekomst van het z.g. dil- lettanten-tooneel en over het verschil tusschen „dillettanten" en „leeken," vervolgens werd de mogelijkheid bezien, tot het brengen van goede, speelbare teksten. Uit een ingekomen schrijven van pater Jac. Schreurs M.S.O., bleek, welk een belang het leekenspel heeft en hoe belangrijk daarbij ook de leiding is. Men besloot de publi caties voorloopig op te nemen in „Bouwen," in de hoop, dat een eigen orgaan en een uitgave van geschikte teksten spoedig noodig zou blij ken. D^ aanwezigen zegden hun medewerking toe. Het resultaat van deze bijeenkomst ligt dus nog grootendeels in de toekomst, en het hangt van deze resultaten af, of de conferentie ge heel geslaagd zal mogen heeten. Toch is de ver gadering, die voortreffelijk werd geleid door Bernard Verhoeven, niet verloopen tot een ge redeneer in het blauwe, maar er is een grond slag gelegd voor verdere werkzaamheden. Zulke losse bijeenkomsten van belangstellenden zijn vaak vruchtbaarder dan de vergaderingen van geregelde organisaties, er leeft meer spontane geestdrift en er is meer gelegenheid tot initia tief. Of het genomen initiatief krachtig genoeg is, zal de naaste toekomst uitwijzen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 5