HET HELDENFEIT VAN JAN VAN TONNER De moedigste daad uit den' boerenoorlog wmm O H HET GEHEIME VERDRAG Een hooge hoed als dekking Moedige vrouwen HET VOLKSLIED Hoe Zuid-Afrika er een hoopt te krijgen ZUIVER menig opzicht modern metaal ill Tocht op leven en dood door de vijandelijke linie De zwemmer in de gezwollen rivier Gevecht van één tegen vijftig Heldenmoed der vrouwen SIM mmmm De boeren hebben hun bivak opgeslagen en vergaren krachten voor den nieuwen dag DE STRIJD OM DE VRIJHEID De bescherming van Ladysmith door de boeren Als Engelsch officier verkleed Door gehinnik gered Verkleed als predikant GENERAAL P. A. CRONJé Bekend krijgsfiguur uit den vrijheidsoorlog Door het oog van den naald Gevangen en weer ontvlucht PAUL KRIJGER EN ZIJN ECHTGENOOTE De president van de Transvaalsche republiek niiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiininiiniiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Uit Zuid-Afrika "bereikte ons bijgaand spannend verhaal uit den Boeren oorlog herinneringen van een voor aanstaande persoonlijkheid uit die dagen. Hoewel de in dit artikel ver melde gebeurtenissen al weer 30 jaar geleden plaats vonden, aarzelen wij niet, dit verhaal te publiceeren. Het voert ons in gedachten wederom een oogenblik terug naar die dagen van spanning en strijd, toen heel ons volk met onze dappere stamgenooten in Zuid-Afrika meeleefde. Nadat Bloemfontein, de hoofdstad van Oranje-Vrijstaat, door de Engelschen was bezet, streed de staatspresident Steyn aan de zijde van Vecht-Generaal De Wet en zijn mannen voor onafhankelijkheid der Boeren. Christiaan de Wet was toen "n inval in de Kaapkolonie van plan en bij de beraadsla gingen daarvoor zei Steyn o.a.: ,3ij de ontrui ming van Bloemstein is in een geheim vak van de kast op mijn studeerkamer 'n verdrag achter gebleven. Als dat gevonden werd, zou velen onzer trouwe vrienden groot nadeel en misschien zelfs de dood worden aangedaan. Het moet in onze handen komen of vernietigd worden". Bij deze woorden sprong de veldkomet Jan van Tonner op en verzocht den president om de eer, het document te mogen halen. President Steyn gaf hem de noodige verklaringen en bij het opkomen van de maan verliet Van Tonner het kamp. Weken gingen voorbij. Van Tonner werd al betreurd, want wij hoorden niets meer van hem. Het was bekend geworden, dat hij in Bloem fontein was aangekomen, doch verder ontbrak elk spoor van hem en ook van het geheime verdrag werd niets meer vernomen. Intusschen was de inval der Boeren in de Kaapkolonie mislukt, doordat de Oranjerivier sterk ge zwollen was. Na eenigen tijd zou De Wet op nieuw trachten om de rivier over te steken, doch een onverwachte regenval in haar bron- gebied hield hem opnieuw op. Plotseling be merkten de schildwachten een zwemmer, die met buitengewone bekwaamheid, lichaamskracht en moed door de bruisende rivier naar hen toe zwom en na onverwacht korten tijd, door gebruik te maken van den tegenstroom, den oever bereikte. Hij had een waterdichten zak bij zich, waaruit hij zijn kleeren te voorschyn haalde, kleedde zich aan en meldde den terugkeer van veldkomet Van Tonner. Enkele minuten later vertelde hij aan Steyn, De Wet en zijn staf zijn wederwaardigheden, welk relaas wij hier in zijn geheel zullen naver tellen. „Ik ben later teruggekeerd dan ik had ge dacht, doch ik ben door de omstandigheden gedwongen geweest om een omweg van ruim 300 K.M. te maken. Reeds bij het begin van mijn tocht moest ik in verband met de ligging der vijandelijke troepen naar het Oosten rijden inplaats van naar het Zuiden. Toen ik de kopjes ten Noorden van Lindley had bereikt, wachtte ik daar den opgang der zon af om te zien, waar de Engelschen lagen. Zoodra de eerste zonnestralen het machtige Drakenge bergte beschenen, kwamen 50 Engelsche infan teristen op het door mij bezette kopje af. Het was' mij onmogelijk, hen te ontwijken. Daarom opende ik het vuur op den vijand, waarbij Ik mij voortdurend tusschen de rotsblokken ver plaatste om den indruk te geven, dat er daar een tamelijk groote afdeeling lag. Met groote verliezen trok de vijand terug, waarna ik ver der naar het Oosten reed, om daar op een hoogte uit te rusten. Van daaruit zag ik, hoe de Engelschen mijn stelling met zwaar ge schut beschoten en toen in stormpas in namen. Terwijl ik dat fraaie schouwspel echter door mijn kij ker bekeek, werd ook de hoogte, waarop ik mij bevond, beschoten met lydietgranaten, die gaten zoo groot als een paard in de rotsen maakten en verstikkende gassen verspreidden, waar door ik in een diepe bewusteloosheid viel. Ik kwam eerst bij door de koude, die na zonsondergang intrad. Ik ging toen mijn paard opzoeken, doch dit was door een gra naat geheel ver scheurd, zoodat ik te voet verder moest. Op 3000 pas afstand zag ik de kampvuren van den vijand en het ge lukte mij niet alleen om daar tusschendoor achter de vijandelijke stelling te komen, maar ook om een paard te veroveren. Dit kostte zijn ruiter echter het leven en maakte het geheele kamp wakker. Er werden mij honderden schoten nagestuurd, doch met drie lichte verwondingen ontkwam ik in de duisternis. Twee dagen later bereikte ik bij het vallen van den avond de boerderij van Maria Wol- marans, die mij van voedsel voorzag en ver telde, dat er in het binnenland op dat oogen blik vreeselijk werd huisgehouden, wat ik helaas reeds weinige dagen later zelf gewaar zou worden. Toen ik ni. in een kouden nacht weer op een boerderij wilde afgaan, verzette mijn paard zich ertegen, de door mij gekozen richting in te slaan. Een doordringende lijken lucht was daar de reden van. Ik dwong het paard echter om voorwaarts te gaan. Hoe dichter ik bij het huis kwam, hoe walglijk er de stank werd, die, zooals ik bij het flauwe maanlicht zag, afkomstig was van de over blijfselen van duizenden schapen. Het huis dat was afgebrand, was door bijlen verwoest. Deuren, bedden, een piano, waardevolle ge reedschappen lagen in een wilden chaos door elkaar. Tegen een stellen rotswand zag ik echter een reusachtige tent van schapenvelien. dat was de nieuwe woning van mevrouw Jacobsz, de eigenares der boerderij, een energieke en moedige vrouw, die, wijzend op haar ver brande huis, in enkele woorden haar weder waardigheden vertelde. „Vier dagen geleden kwam er voor zonsopgang een vijandelijke troep aan," zoo deelde ze my mee, „die mij en de kinderen het bed uitjoeg, het huis in brand stak en alle schapen en lam meren, die in de kraal waren, slachtte. Toen mijn kleine dochtertje Antje op het zien daar van verschrikt begon te huilen, zou een van die bandieten haar in het vuur hebben geworpen, als een officier dat niet verhinderd had. Toen ze weggetrokken waren, heb ik mijn Kaffers en ook anderen als helpers bij elkaar geroepen om de schapen van de ingewanden te ontdoen en van het vleesch biltong (in de lucht ge droogd vleesch) te snijden. De vellen werden opgespannen en zoo waren de 5270 schapen en lammeren niet geheel verloren. De Engelschen hebben met dit optreden het doel, om ons door honger tot onderwerping te brengen. Zegt u dus aan onze mannen, dat zij bij mij kunnen komen. Hier is vleesch genoeg; laten zij dus volhouden." Evenals mevrouw Jacobsz spraken ook de andere vrouwen, wien iets dergelijks was over komen. De vrouwen zijn onverzettelijk en zijn bereid om alles op te offeren voor de onafhan kelijkheid. Op vele farms vond ik echter geen levende ziel. Daar waren de vrouwen en kin- i... v''v j deren naar de concentratiekampen gebracht. Een toenemende haat vervulde mij bij het zien van het lijden der vrouwen en kinderen en van de verwoestingen. Ik zwoer om, als ik niet in het bezit van het document kon komen, het regeeringsgebouw in de lucht te laten springen om onzen vrienden dit en nog vreeselijker leed te besparen. Vóór den pas in het Thaba' Nchu-gebergte werd ik door een patrouille van zes man met hevig vuur begroet. Een kogel rukte mij den hoed van het hoofd en mijn paard zakte dood in elkaar. Ik gebruikte het paar- denlijk als dekking en beantwoordde 't vuur. Vijf man vielen, de zesde nam de vlucht. Vier paarden renden hem na, 't vijfde werd echter door zijn met den dood worstelenden berijder nog bij den teugel gehouden. Het was een jong officier in een onberispelijke uniform, terwijl de mijne reeds tot lompen was vergaan. Enkele minuten later reed ik op zijn paard als En gelsch officier verkleed ongehinderd door den Thaba' Nchupas. Voor Samah Post zag ik Engelsche sol daten. Slechts door hen te overbluffen kon ik dit nieuwe gevaar ontloopen. Het paard was gelukkig in goede conditie en in de zadeltasch bevonden zich officieele stukken. Deze nam ik in de hand, terwijl ik in gestrekten draf voorbij de soldaten reed. Ik gaf ze over met de woorden: „Spoed- stukken voor Lord Methuen" en de soldaten salueerden en lieten mij passeeren. Kort daarna was ik in het dal van de Mod- derrivier. Ik legde een grooten afstand af naar het Westen door de 5 M. diepe, opgedroogde rivierbedding, totdat ik bij een groep oude kameeldoomboomen kwam. Daar hield ik stil en klom over in een der boomen. Uit dit hooge punt zag ik na eenigen tijd een groote troep ruiters naar Samal^ Post galoppeeren; ze hielden daar korten tijd stil, waarna zij de droge rivierbedding overstaken om op den ande ren oever het terrein straalsgewijs af te zoeken. Eenige ruiters reden snel in mijn richting; met de revolver in de hand wachtte ik hen op. Er was wel niet veel kans, dat ze mij in den dicht bebladerden boom zagen zitten, doch als ze dichterbij kwamen, zouden zij onvermijdeliik mijn paard zien. Enkele passen voor mijn boom wendde de eerste ruiter zijn paard echter naar het Noorden. Toen hinnikte echter mijn paard! De ruiter keek om, doch gelukkig hinnikte op dat oogen blik het paard van den tweeden ruiter. Daar door op een dwaalspoor gebracht, reed de sol daat weer door en ik was opnieuw aan het gevaar ontsnapt. Eerst bij het vallen van den avond bereikte ik Bloemfontein. De Engelsche officier op het met zweet bedekte paard werd door geen enkele schildwacht aangehouden. Ik bereikte het Nationaal Museum en wekte mijn ouden vrienn Dodt, den concierge. Nadat wij het paard hadden verzorgd, gingen wij zijn huis in, waar ik hem mijn plan mededeelde. „Om zoo'n onderneming te doen slagen." zei Dodt, „zijn sterke zenuwen noodig. Die heb je, maar je moet ze toch versterken door goed eten en slapen. In die Engelsche uniform kun je Je niet zonder gevaar vertoonen." Al pratende had hij een flinken maaltijd op de tafel gezet en terwijl ik mijn grooten eetlust verzadigde, keek hij zijn kleerenkast na. „Ik kan je wel een zwart pak geven," zei hij. „Als predikant met een hoogen hoed wek je weinig opzien." Ik paste toen de kleeren aan. De broek was te kort, de mouwen te lang, de hoed te wijd daarvoor werd er een rand papier ingelegd. „Ziezoo," zei Dodt lachend, „elegant zie je er nu niet uit, maar toch wel respectabel." En in tijd van oorlog wordt er op elegante kleeren weinig gelet. Zoo ging ik na een verkwikkenden slaap en een flink ont bijt op verkenning uit. Tegen 7 uur 's mor gens stond ik voor het regeeringsgebouw. Er was geen schildwacht te bekennen. In het gebouw hoorde ik het geluid van schoon maken. Onopgemerkt kwam ik in de hal binnen en de reeds op geruimde vestibule voor de kamer van den staatspresident. De deur daarvan stond half open en de kast tegen den tegenover- gestelden wand stond wijd open. Geluidloos kwam ik over 't zware tapijt de kamer in. Bij den eersten blik daar in hield ik den adem in. Aan de tafel, waar op behalve tal van stukken ook twee re volvers en een dolk lagen, zat met den rug naar mij toe Zijne Excellentie Provoost-Maarschalk Pretyman te werken, een van de grimmigste vijanden van ons volk! Hij scheen geheel in gedachten ver zonken. Stil van haat bleef ik eenige seconden staan. Toen reed er een militair convooi met veel rumoer voorbij. Mijn activiteit werd wakker geschud. Zacht sloop ik naar de kast toe en zocht naar het geheime vak. Mijn instructie was zoo duidelijk, dat ik reeds na enkele secon den den onopvallenden knop vond. Met een licht geruisch, dat door het lawaai buiten niet op viel, ging het geheime vak open en met één handbeweging liet ik het document in mijn zak verdwijnen. In blijde opwinding wierp ik weer een blik op den maarschalk, die uit het raam keek vanaf zijn stoel. Tot mijn ontsteltenis greep hij naar een revolver. Ik kon niet anders denken, of hij had mij in het spiegelglas der vensterruiten gezien en ik maakte mij reeds gereed om hem te bespringen en hem met zijn eigen dolk neer te steken, toen hij de revolver neerlegde en weer ging lezen in het stuk, dat voor hem op de tafel lag. Even zacht als ik gekomen was, verliet ik de kamer weer. In een leeg vertrek verderop sloot ik mij op, om het verdrag onvindbaar te verbergen in de voering van den samenklapbaren hoogen hoed. Toen verliet ik onopgemerkt het gebouw. Eerst voor het monument van president Brand ademde ik weer vrij. Ik had nooit kun nen denken, dat ik zoo spoedig mijn doel zou bereiken. Langzaan! ging ik naar het museum toe, alsof ik in gedachten was verzonken, waarbij ik mijn opgeving scherp opnam. Ik zag slechts enkele officieren, die naar het regee ringsgebouw gingen, een paar soldaten, die vru van dienst waren en voor een huis den tandarts Berry, die mij altijd zeer antipathiek was ge weest. Plotseling floot hij. waarbij hij naar mij wees. De soldaten omringden mij en Berry verklaarde mij tot gevangene. Tegenstand was nutteloos, dus ging ik rustig mee naar het politiebureau. Nadat Ik daar mijn nationaliteit. bekend had gemaakt, werd mij medegedeeld, dat ik met het volgen de gevangenentrans- port naar het kamp van Greenpoint bij Kaapstad zou worden gebracht Men stond mij echter toe om kleeren, ondergoed en een tasch te koopen, daarin pakte ik de kleeren van Dodt, want als ik ze hem toegestuurd had, zou ik hem maar in moei lijkheden hebben ge bracht. In het gevangen kamp waren een groot aantal jongens, die nog geen belijdenis hadden gedaan. Bijna dagelijks kwamen er predikanten om hen te onderwijzen. Daar zag ik een kans: dus lette ik goed op hui. komen en gaan. Op zekeren morgen be proefde ik mijn ge luk en ging in de klee ren van Dodt met den hoogen hoed op, waar dig als een predikant betaamt naar den uit gang. De wachtheb bende onderofficier opende de poort en salueerde beleefd. Ik bedanktê hem minzaam, verliet het gevangen kamp, stapte tegelijk met verscheidene mili tairen in de electrische tram en reed naar Kaapstad. Ik was vrij! Door de hulp van onze vrienden kwam ik toen in de kleeding van een Kaapschen boer aan de Oranjerivier." De hooge hoed, welken hij na dit verhaal aan president Steyn overhandigde, bevatte het nog steeds ongeschonden verdrag. oewel zink reeds eenige eeuwen in ge bruik is geweest en in zijn legeering met koper zelfs in de oudheid benut werd, is het toch in menig opzicht een modem metaal, dat eerst de laatste tien jaar systema tisch is onderzocht. Als gevolg van een en an der is thans zink met een zuiverheidsgehalte van 99.9 pet. in den handel verkrijgbaar; zoo danig zuiver zink heeft nl. het voordeel, dat het in zeer geringe mate wordt aangetast door de meest voorkomende zuren. Doordat er betrekkelijk gemakkelijk groote zinkkristallen kunnen worden gevormd, heeft de wetenschap ook in dien vorm dit metaal bestudeerd. Het vormt zeshoekige kristallen, die geen noemenswaardige pietbaarheid bezit ten, tenzij ze in de richting van htm hoofdas worden samengedrukt. Zinkplaten bleken zeer goed him vorm te behouden, al staan ze wat dit betreft ten achter bij ijzeren of stalen platen. Als ze langen tijd onder zwaren druk staan, zakken ze uit, iets waarmee rekening moet worden gehouden bij het maken van zin ken daken, e.d. m te voorzien in de behoefte aan *n eigeh Zuid-Afrikaansch volkslied, is 't volgende plan voorgesteld. Gedurende 3 jaar zullefl jaarlijks uit de voor dit doel ingezonden lie* deren de drie beste uitgekozen en bekroond worden door een jury. Zoo verkrijgt men negen bekroonde liederen, waaruit tijdens het vierde jaar door middel van een volksstemming het eigenlijke volkslied wordt gekozen. Tegen dit systeem zijn intusschen vele bezwaren in ge" bracht. Het meest in het oog vallende is wel. dat het op deze wijze vijf jaar duurt, voordat Zuid-Afrika een eigen volkslied heeft, want ort de negen bekroonde liederen populair te ma* ken, zullen ze nog twee jaar lang in het geheel® land gezongen en zooveel mogelijk bekend ge* maakt moeten worden. Ook de tegenstanders van het plan moetefl toegeven, dat de volkszang er ten zeerste dorf gebaat wordt .Zij willen het daarom wel uit* voeren, doch daarnaast de gelegenheid open* stellen om een reeds bestaand lied tot volkslied te kiezen. Hierbij heeft men het oog op „D'e stem van Suid-Afrika" van Langenhoven. een lied, dat thans reeds als het onofficieel volks* lied geldt. De woorden worden algemeen be schouwd als ideaal en onverbeterlijk, maar de melodie kan de menschen niet bekoren. Er gaan nu stemmen op, om er een andere melodie hij te schrijven en het laat zich aanzien, dat de jury er dan wel voor te vinden is om ook dit lied te laten mededingen. Er komt nu echter een bezwaar uit een an* deren hoek. Langenhoven, die persoonlijk ten zeerste door de Afrikaanders wordt gewaar* deerd, wat onlangs bij zijn plotselingen dood n"S duidelijk is gebleken, heeft bij zijn leven nooit goedgevonden, dat een van zijn werken in een competitie meedong. Sarah Goldblatt, de ad ministratrice van zijn letterkundige nalaten schap, heeft in verband hiermede geweigerd, het lied bij de jury in te sturen, al zal het de be volking bij de volksstemming natuurlijk vrij staan om dit'lied te kiezen in plaats van een der negen bekroonde. Van de verschillende me lodieën, welke er reeds voor bestaan, acht zfl en overigens nog geen enkele geschikt, «n® iedereen helaas met haar eens moet zijn. Naast een aantrekkelijke melodie heeft d® „Stem" ook een goede Engelsche vertaling noo dig. Wij leven hier in een tweetalig land bij de Jury, welke de negen te bekronen liederen moet aanwijzen, zijn tot nu toe zelfs meer Engel sche dan Afrikaansche liederen ingekomen, ondanks de fulminaties van de Engelsche per®' Idealisten hopen hierdoor zelfs Engelsch -e0 Afrikaansch-sprekenden nader tot elkaar v brengen, doch er zal in elk geval wel 000 Afrikaansch lied gekozen worden en dat is bet®' ook, want de Engelschen hebben reeds het save the King". De vlagkwestie kan, wat dlC betreft, een waarschuwing wezen, want de gelschen blijven toch vasthouden aan de Unie" Jack en de Afrikaanders moeten zich tevrede® stellen met een compromis, dat hen nooit kunnen bevredigen. Een Afrikaansch volkslte0 met zoo noodig een Engelsche vertaling Hl15* dus wel het meest gewenscht. Wie zou kunnen denken, dat men om lied zooveel drukte kan maken, zelfs om eeö Volkslied. Maar men vergete niet dat bij 50111 mige volken althans het vaderlandsche lied waarheid een symbool is voor de saamhooriS* heid der bewoners. Zoo is het zeker in Zuid-Afrika, waar bove®£ dien de talenkwestie een zoo groote rol spe^* s hhhh

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 10