Voor Gramofoonliefhebbers Bij Pijnen 3Ket eetfiaal mn den dag m KERSTMIS ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Alle jongens op school dragen ROBINSONschoenen Alle abonné's StóM? Sf.?TÏS,aVnrw«S,2ES «2 f750.- SS vlammende anjelier ZATERDAG 24 DECEMBER VERHALENDE ORKESTMUZIEK DE KRUISVAARDERS VAN ST. JAN Margherita Salvi Zijn de Weeners galant? Mijnhardt's Poeders AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I'minimiuniiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiin FEUILLETON I AJaar het Duitsch van i f§ Paul Oskar Hoecker Misschien is het niet aardig om juist bij de aankondiging van een paar verhalen de muziekstukken over het voor en tegen van dit genre te delibereeren. Want als u mijn oordeel vraagt, dan zeg ik in het alge meen: tegen. Om dan dadelijk met een heele rist uitzonderingen te komen, waarover ik u echter dezen keer alleen nieuwsgierig maak. Verhalende muziek: voor of tegen, het is reeds een oud probleem, dat al bij de Grieken aanleiding gaf tot vele en felle twisten. Toen dweepte de een met Timotheos, omdat deze zoo fijn op zijn harp het opkomen en tieren van een storm kon nabootsen. Maar anderen von den het een schande, de edele toonkunst zóó te misbruiken. Zoo zullen er ook over het jongste verhalende muziekstuk vurige en vinnige stemmen opgaan: voor of tegen. Ik bedoel de „Grand Canyon Suite" van Ferdie Grofé. Bewonderaars van Jazz kennen dezen musicus reeds lang. Zij we ten dat Grofé een van Whiteman's beste krach ten was, toen deze in 1923 New York veroverde met zijn Jazz-muziek. Ook wordt beweerd, dat Grofé de instrumentatie van Gershwin's „Rhap- sodie in blue" op zijn conto heeft. Wat Grofé als componist waard was, wisten wij reeds ge- ruimen tijd door zijn „Mississippi-suite." En hu worden onze indrukken versterkt door een verhalend werk in grooten stijl: de „Grand Ca- hyon Suite," een film in klank van het be roemde dal in het stroomgebied van de Colo rado. Als operateurs fungeerden ook dit keer Paul Whiteman en zijn concertband. Het ge heel van drie platen circuleert door His Master's Voice (C 2473/6). Natuurlijk betreden wij in gehoore de Grand Canyon bij zonsopgang. Ofschoon wij op Ameri- kaanschen grond zijn, heeft dit geheel een nogal op- allend Duitsch cachet. Grofé is n.l. bij het „Woudleven" uit Wagner's „Siegfried" en bij „Tiefland" van Eugen d'Albert in de leer geweest. De leerling was zelfs ijveriger dan de meester. Want de Amerikaan heeft nog veel en veel meer spraakwater, dan de Duitscher, die er toch al rijkelijk van voorzien was. Zoo duurt deze zonsopgang twee plaatkanten ofte wel acht minuten en dat is voor „doing the Grand Canyon" in vierentwintig- minuten nog al veel. Maar dan ligt ook de weidsche woestijn voor ons open: „Painted Desert." Muzikaal lijkt zij sappiger dan wij ons haar voorstellen, want Grofé musiceert hier in den trant van een meer of minder traditioneele pastorale. Doch dat levert een fraai duo tusschen Engelsche hoorn en alt-saxophoon. Na ons aan deze zand vlakte zat gehoord te hebben, krijgen wij het verreweg beste deel van het werk: „Op pad" (On the trail). Het gezelschap reist per paard, zooals wij opmerken uit het geklikklak van de Chinese Templeblock's en de weg is slecht, te oordeelen naar het hobbelend motief, dat Grofé uit „L'apprenti sorcier" van Paul Dukas be luisterde. Maar toch treft deze cavalcade door origineele effecten, o.a. de suggestieve glissandi der verschillende instrumenten. Ofschoon de naald pas een kwartiertje door de groef reisde, zijn we bij het derde deel blijkbaar al een dag op weg: zonsondergarHier herinnert Grofé aan zijn eigen, oudere „Mississippi-Suite," een aangenaam souvenir overigens. Het kampement, tegen den nacht opgeslagen, wordt overvallen door een onweer en hier is Grofé op zijn oor spronkelijkst. De eeuwen door hebben tal van componisten het laten onweeren. Maar Grofé heeft zijn eigen donders en bliksems gevonden en hij geeft dat weer met tamelijk eenvoudige middelen. Voor den toerist is elk onweer te lang, maar in een reisbeschrijving hebben we daar niet gauw last van. Het spijt mij echter te moeten zeggen, dat het meteorologisch relaas TELEFUNKEN Huygenspark 's-Gravenhage STEUNT: DOOR UW GIFTEN ONS GIRONUMMER IS 23653 U hqjpt 'ons hierdoor jongens zielen redden voor CKriatua ook al wat werd uitgerekt. Betrekkelijk kort en daardoor dubbel krachtig is het imposante slot, een machtig gordijn van klank waarmee dit muzikaal scenario wordt afgesloten. Wanneer dit reisjournaal tot op de helft terug gebracht werd, zou het ons drievoudig meer boeien. Want het bevat prachtige stukken. Doch zelfs het enthousiaste spel van Whiteman en zijn boys voor deze gelegenheid aanzienlijk uitgebreid kan ons de overmatige lertgte niet doen vergeten. Moet ik Grofé's Suite gemengd waardeeren, deze maand kwam een overbekend verhalend stuk uit, dat telkens weer onze liefde opwekt: de „Coriolan" van Beethoven. Het is mij ge bleken, dat velen deze muziek wel kennen, maar het episch verloop ervan niet, waarom dit hier beknopt volgt. Coriolanus was een Romeinsch patriciër uit de vijfde eeuw voor Chr., beroemd om zijn dapperheid doch gehaat om zijn streng heid. Om zijn onderdrukking van de plebejers werd hij tot ballingschap veroordeeld. Ver bitterd over deze miskenning zette hij de na burige Volskers aan tot een oorlog met Rome. Reeds spoedig bleken de Romeinen zwakker. Zij zonden priesters naar Coriolanus, om hun ouden stadgenoot tot vrede te bewegen, doch deze weigerde. Daarop trok een schaar van Ro- meinsehe matrones, aangevoerd door de vrouw en de moeder van Coriolanus, naar de belege raars. Aanvankelijk had ook hun smeeken geen resultaat, doch eindelijk liet Coriolanus zich bewegen en sprak hij tot zijn- moeder de be roemd geworden woorden: „Gij hebt gekozen tusschen uw vaderland en uw zoon:, ik zie af van mijn terugkeer." De onbuigbaarheid van het Coriolanus-karakter (eerste thema), het smeeken van de vrouwen (tweede thema) en het toegeven van de oude patriciërs (het ver tragend en stokkend eerste thema aan het slot) geven dit oud verhaal weer op een wijze, als alleen een Beethoven het kon. Willem Mengelberg en het Concertgebouw orkest speelden het werk voor de tweede maal voor Columbia (LF 261). Dat zegt reeds genoeg, hoe populair dit stuk en de uitvoeren den z(jn. En waar de kwaliteit van deze reprize technisch zeer veel beter is, zal ook deze uit gave velen interesseeren. Wie deze nummers te zwaar vindt, heeft aan het melodieuze „The holy city," gezongen door den beroemden tenor Richard Crooks, een aan minnige melodieusheid naar zijn gading (Hls Master's Voice DB 1718). Tenslotte nog de aan dacht voor de voortreffelijke Nederlandsche zangeres Helene Ludolph, die Adam's bekende „Cantique de Noël" combineerde met „Jerusa lem" (His Master's Voice B 4925). Dezer dagen is de beroemde sopraan Marghe rita Salvi wederom in ons land opgetreden bij de Italiaansche Opera, die tot het einde van het jaar in functie blijft. Margherita Salvi is een Spaansche, geboortig uit Madrid. Na haar studies te Barcelona trok zij naar Milaan, zonder ooit in een opera of op een concert te hebben gezongen. Zij nam lessen bij Torati en trad voor het eerst in de opera op in 1925 te Florence. Na dit eerste succes trad zij op in Venetië in de „Barbier van Sevilla". Onmiddellijk daarna verkreeg zij twee engagementen en nu volgden Milaan en Rome, waar zij het publiek met één slag ver overde. In 1926 reisde zij door Zuid-Amerika en zong in Buenos-Ayres, Montevideo, Rio de Janeiro, enz., enz. In 1926 kwam zij voor het eerst naar Nederland, waar zij een ongekend succes behaalde. Toen kwam Napels aan de beurt en daarna Berlijn, Budapest en Boeka rest. Toen weer naar Zuid-Amerika en nadat het opera-gezelschap, waarin zij optrad, ont bonden was, maakte zij een tournée door de Vereenigde Staten. Zes maanden lang trok zij volle zalen en nu hoort Nederland deze uiterst begaafde zangeres wederom zingen. Tijdens een voorstelling in het Reinhardt Theater in Weenen had een dame haar man tel over de leuning van haar stoel gehangen. De dienstdoende politieagent beval haar den mantel in de garderobe af te geven, waarop de dame hem eenigszins ironisch hare verba zing er over uitdrukte, dat de politie zich met dergelijke futiliteiten bemoeide. Ofschoon de dame jong en aardig was, voelde de politieagent zich door deze aanklacht sterk in zijn eer aangetast en diende een aanklacht wegens be- leediging van een ambtenaar in. De weerspan nige schoons werd tot een geldboete van 15 shilling of 34 uur gevangenisstraf veroordeeld. hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuii, lllllllllllllllllilllllll!2 Toen het Kindje Was geboren En Het lag daar Heel tevreden, Hebben Jozef En Maria Het 't eerste Aangebeden. Daarna kwamen Dan de herders Om het Kindje Te bekijken En om tevens Van hun eerbied En hun hulde Te doen blijken. En vervolgens Togen vorsten Naar Maria's Kleine woning En zij brachten Daar hun hulde Als van koning Tot den Koning. En tenslotte Kwamen menschen, O zoo veel als Nooit te voren, Want zij wisten, Dat het Kindje Toch voor hèn juist Was geboren. En men zag die Rijen menschen Door de eeuwen Heen verlengen. In die rijen Zijn nu wij het, Die het Kindje Hulde brengen! i (Nadruk verboden) MARTIN BERDEN ruiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihi BIJ ADERVERKALKING van hersenen en hart kan door het dagelljksch gebruik eener kleine dosis natuurlijk „Franz-Josef'-bltterwater bereikt wor den, dat de patiënt zonder sterk te persen, ont lasting heeft. Bij Apoth. en Drog. verkrijgbaar. en vele ongesteldheden, zullen U de hier genoemde genezende en pijnstillende spoedig helpen: Mijnhardt's Hoofdpijnpoeders Kiespijnpoeders. Verkoudheidspoeders. Hoestpoeders. Rheumatiekpoeders. Maagpoeders. Pijnstillende poeders. Op poeders en doos staat de naam Mijnhardt. Let bij het koopen hierop! Prijs per poeder 8 ct. en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bij Uw drogist. Mevrouw Townsend zag over het landhek naar de schitterende, lichtblauwe korenbloemen, maar het hek was gesloten, en zij voelde den last van haar zestig jaren als een beslisten hinderpaal om toch die bloemen te bereiken. Toen kwam Bob Dalmore door de laan fietsen. Mevrouw Townsend hield haar hand op en Bob stapte af. „Zie die prachtige korenbloemen eens," zei mevrouw Townsend, „u is zoo jong en lenig, ter wijl ik oud en rheumatisch ben. Zoudt u er wat voor me willen plukken?" „Natuurlijk," zei Bob, „ze zijn inderdaad schitterend!" En hij klom over het hek en kwam wat later terug met een grooten bos lichtblauwe bloemen. „O, wat prachtig," lachte mevrouw Townsend. Hoe is uw naam?" Ze zag hem aandachtig aan, en haar oogen kregen een nieuwen glans, toen ze op z'n antwoord zei: „Dalmore van Grave stone?" „Juist, daar kom ik vandaan" gaf hij toe. „Mjjn naam is mevrouw Townsend, ik moet uw.... uw vader vroeger gekend hebben, 't Was heel lief van u, een oude vrouw te helpen." Bob groette, stapte weer op z'n fiets, en de heerlijke zon deed hem spoedig het geval ver geten. Hij genoot van het weer en flobt een deuntje, en daar er niemand in de omgeving scheen te zijn, belde hij niet bij het passeeren van een rijweg. Doch juist kwam van achter de boomen iemand uit dien zijweg, ook per fiets, en om het onverwachte, werd er te laat geremd, de twee fietsen botsten tegen elkan der aan en de fietsers rolden over den weg. Bob zag in zijn val, dat het mede-slachtof fer een meisje was, en daar hij ongedeerd was, snelde hij haar te hulp. Haar gezichtje was bleek, toen hij haar overeind hielp. „Ik geloof dat ik mijn voet gekneusd heb," zei ze, „maar 't is mijn eigen schuld, ik had moeten bellen." „Ja, maar ik ook," antwoordde Bob, ,,'t spijt me heusch heel erg." Hij zag naar haar voet en zag de kleur van bloed op haar kousen komen. „Laat mij u even verbinden," zei hij, „ik ben toevallig dokter en heb altijd verband bij me op de fiets." Zij wees naar een buitenhuisje voor aan den zijweg: „Daar woon ik. Nu u zich een patiënt verschaft heeft, moogt u me daar opereeren," en steunend op zijn arm, hinkte ze naar het huis, en vertelde de dienstbode het ongeval en vroeg haar de fietsen te gaan halen. „Maar eerst wat warm water, en zien of u me ergens bij helpen kunt," zei Bob tot het meisje. De wonde scheen niet ernstig, zoodat Bob kon constateeren: „Binnen een paar dagen is het beslist heelemaal over. Maar ik wil graag morgen nog eens komen zien of infectie uit blijftals ik mag." „Natuurlijk. We zijn lot- genooten en 't is uw plicht naar me om te zien. Voorloopig bedankt echter en tot ziens." Natuurlijk ging Bob den volgenden dag naar zijn patiënte zien, maar hij was verbaasd toen hij bij zijn komst ontdekte, dat mevrouw Town- „Laten wij een wip maken op den rug van de reuzenschildpad", stelde Robbie voor, terwijl hU voor dat doel een plank te voorschijn haalde. „Maar deze schildpad ziet er heel anders uit, dan die, waarop Ivy laatst een ritje maakte. Weet je wek zeker, dat het een schildpad is, Robbie?" „Natuurlijk," zei Robbie. „Maar je moet niet denken, dat alle schildpad den er het hetzelfde uitzien, Topsy. „Ik voel niet veel voor die wip," zei Ivy. „Als ik jou was, ging ik er niet opzitten, Topsy." Maar Robbie zat al op de plank en overreedde zijn nichtje, om op het andere eind te gaan zitten. Ze hadden nog niet lang gespeeld, toen ze bemerkten, dat de schildpad ondertusschen in het' water was ge kropen, en Topsy had al doornatte voeten gekregen. Ivy gaf zoo'n gil, dat Freddy ten tooneele verscheen. „Help, help, de kinderen verdrin ken!" gilde Ivy. „De schildpad is met ze in het water gekropen." „Natuurlijk," riep de zeeman uit. „Dat is ook een zeeschildpad." (Dinsdagavond vervolg.) (Ingezonden mededeeling.) send de tante van het meisje bleek te zijn, zoo hij al niet meer verbaasd was over het feit, dat mevrouw Townsend opmerkelijk koel en afzij dig deed. In tegenstelling daarmee scheen hem, thans nog meer dan gisteren, zijn patiënte, Su san, een allerbekoorlijkst wezentje, en zijn be zoek duurde aanzienlijk langer dan zijn ge woonte was in het ernstigste geval. Toen hij vertrokken was, merkte Susan op: „U was verschrikkelijk tegen hem, tante, en heusch had hij geen schuld aan die aanrij ding." „Ik houd niet van die vreemde kennisma kingen," zei de tante terughoudend, „ik hoop, dat ik hem tenminste niet heb aangemoedigd. En gelukkig, geloof ik, moet hij binnen p. j een paar dagen iJjOfZtCV vertrekken." Maar f I Susan speet het JJuITHOYC S I niets, toen Bob weer naar haar I voet kwam zien. E En de tante be- merkte wel degelijk, dat ze beiden er niet voor uit durfden te komen, dat ze beslist op el kaar verliefd waren geworden. En den dag, dat Bob vertrok, durfde hij niet méér te vra gen, dan, of zij hem wilde schrijven wanneer haar voet heelemaal genezen zou zijn. Vier da gen achter elkaar was hij nu komen informee- ren, en hij vond dat zelf wel wat heel veel voor een voetwondje, en de kennismaking met zijn patiënte was toch wel wat al te kort, om meer te vragen! Het meisje aarzelde: „Ja, luister 'ns," zei ze, „om de een of andere reden schijnt tante iets tegen je te hebben, Bob. en ze heeft me verboden, je dat te beloven als je het zou vragen." „Ik begrijp er ook niets van," zei Bob, „ze was toch vriendelijk genoeg, toen ik bloemen voor haar plukte. Maar ik zou niet willen, dat Je haar zoudt plagen. We zullen dus dan zoo maar afscheid nemen." En hij vertrok, half boos en half verwon derd, en hij hoopte, dat Susan toch zou be- besluiten ongehoorzaam te zijn. Maar de da gen gingen voorbij, en Susan schreef niet. Doch, wat Bob niet zag, ze leed er onder, en haar tante bemerkte dat maar al te goed. Toen, op een morgen, bleef mevrouw Town send te bed en verscheen niet bij het ontbijt. „Weet zoo'n aanval van rheumatiek," zei ze, „ik geloof, dat ik een dokter moest laten komen." „Heel verstandig, tante," zei Susan, „ik zal dokter Trable even opbellen." „Geen sprake van," antwoordde tante, „je belt dokter Dalmore op. Hij kan tegen lunch tijd hier zijn, het is maar even twintig kilo meter." Het meisje kleurde tot in haar hals .„Maar ik dacht, dat u dokter Dalmore niet kon uit staan!" „Dat heeft er niets mee te maken, dat hij geen goed dokter kan zijn. Hij heeft je voet prachtig genezen." En Susan belde Bob Dalmore op. „Of ik komen wil," hoorde ze hem ant woorden, „onmiddellijk, al moest ik het heele eind loopen vóór lunchtijd!" Ruim een half uur later hield een nieuwe two-seater voor het buitenhuis van mevrouw Townsend stil, en eerst ruim vijf minuten later kwam dokter Dalmore, naar de zieke kijken. In bed zat de oude dame, heelemaal niet in de houding van een rheumatische vrouw, en zij stak den vinger op tegen den dokter: ,3ob Dalmore," zei ze, „je bent verliefd op mijn nicht! Bob kleurde: „Ik.... ikJa, dat is zoo," bekende hij gelaten. „Juist, en zij houdt van jou!" „Wat," riep Bob, heeft ze u dat „Nee, niet gezegd, maar ik zeg het wel. Ga naar beneden en wordt het samen eens. Intus- schen kleed ik me en lunch beneden met jelui mee!" „Maar uw rheumatiek.... als dokter...." „Ga naar beneden .Hoe kom je bij rheuma tiek! Ik voel me beter dan ooit." Bob begreep er niets van, Susan evenmin. Maar tien minuten later waren ze beiden over gelukkig. Toen klopte mevrouw Townsend aan de deur, kwam binnen, en glimlachte. „O, nee," zei ze, „ik wordt heusch niet kindsch. Maar ik zal jelui iets vertellen en dan zul je me begrijpen. Toen Bol? bloemen voor me plukte, en ik zijn naam hoorde, begreep ik de gelijkenis, die ik zag. Jaren geleden hield ik van zijn vader. Maar ik was dwaas; toen hij me vroeg, weigerde ik; ik wilde in mijn ijdelheid opnieuw gevraagd worden, en dan nog eens weer. Doch ik moest er voor boeten. En ik.... ik heb nooit meer van iemand an ders kunnen houden. Ik mag dit zeggen, Bob, omdat je ouders beiden gestorven zijn, en ik je moeder kende, als de liefste vrouw voor je vader. En toen jij op deze vreemde wijze in ons leven kwam, wilde ik beter oppassen, want Susan heeft in veel dingen mijn karakter. En daarom heb ik dit plan verzonnen, en toen ik zag, dat ze er onder leed, toen je weg was, begreep ik dat ze niet zoo dwaas zou zijn als ik, wanneer je toevallig terugkwam en haar vragen zou." Mevrouw Townsend zweeg, en glimlachte gelukkig. Bob Dalmore stond op, hij zag Susan even aan, en ging toen naar de tante. En hij kuste haar heel teeder en vol toewijding op het voor hoofd. En waarschijnlijk was voor mevrouw Townsend deze kus van Dalmore's zoon haar schoonste vergoeding van het eenmaal zoo lichtzinnig afgewezen geluk. een ongeval met f Of/1 bij verlies van een f OUmm een voet of een hand O C oij verlies van een £fl bij een breuk van jffi bij verlies oog# £t duim of wijsvinger been of arm# Tlanderen van 'n vinger erevallen verzekerd voor een der voigenae uiiKeermgeu vwvw# vciuco -- ^'■llllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUUIIIIllllllllllllllUlllli catharina's hart bonsde. Krampachtig hield Het haar rechterhand de pols van den öUcleh man vast. Door het venster zagen zij oud-minister met zijn nichtje den tuin op v" heer wandelen. Zij liepen aan den zonkant de groote kas. Af en toe bleef Erck stil- ha&n en boog zich naar haar toe. Eva kwam aUwelijks tot den bovensten knoop van zijn Va?' "Als Fallstaff met de Page" zei groot- der Troilo, die langzamerhand, terwijl hu gelaatsuitdrukking van Zijne Excellentie dwkeurig bestudeerde, zijn humor terugvond Waarover ze het nu hadden? Een paar maal °hte Eva- „wat die brutale aap nu ook nog jjj. 'achen heeft?" zei de oude Balthazar. Maar J keek bijna liefkozend naar haar. <j r°en zij weer op het huisje toekwamen, hoor- j»af Catharina ze over Mr. Gabb spreken. Eva een geestdriftige schildering van zijn ijver, zijn karaktere zijn mannelijke persoonlijkheid... Geheimraad Erck bleef staan en nam Eva's kin in zijn hand en hief haar hoofd omhoog. „Het lijkt me toe, dat je hier een beetje par tijdig begint te worden, kind", lachte hij. „Maar oomHet meisje was vuurrood geworden. „In elk geval ga je in Londen bij niemand anders wonen dan bij Mrs. Scarduff in Ken sington. Daarop moet ik kunnen rekenen. Die zal goed voor je zorgen. Het is ook dicht bij de tentoonstelling." In een paar korte zinnen vatte de heer Erck zijn hulp samen. Door bemiddeling van de Deutsche Bank zou hij binnen drie dagen aan Catharina het geld overmaken, dat ze nog te kort kwam. Kon ze het voorschot direct na de tentoonstelling in Londen terugbetalen, dan verlangde hij geen rente. Anders wilde hij een hypotheek als onderpand hebben. „Hoe moet ik U toch danken, meneer Erck?" zei Catharina, die groote tranen in de oogen had. Hij had al weèr hoed en stok in de hand „Het is van mij een uiting van dankbaarheid, kind", zei hij afwerend. Met een krachtigen handdruk nam hij afscheid van Balthazar Troilo. Daarop ging hij naar den auto, die an derhalf uur had moeten wachten. Hij stak twee hoofden boven de jonge meisjes, die hem tot aan den wagen brachten, uit. „Als een held", mompelde grootpapa ont roerd in zichzelf. Maar op datzelfde oogenblik zei de heer Erck buiten tegen de beide meisjes: „Hoor es, kinderen, het is maar het beste, dat mijn vrouw van deze heele affaire niets te weten komt. Afgesproken?" Ze beloofden het hem allebei. Daarop stapte hij in, de auto zette zich in beweging en meneer Erck wuifde nog eens vriendelijk met de hand de achterblijvenden toe. X. Dien avond was er een groot feestmaal in „Chateau Balthazar." Eerst had de oude heer aan de uitnoodiglng de voorwaarde verbonden, dat Mr. Gabb onder geen omstandigheden in „dress' mocht verschijnen. Maar hij had toch aan de beide jonge meisjes, die langzamerhand in de echte feeststemming waren geraakt, een paar con cessies moeten doen. Catharina wilde de kame: en de tafel met haar mooiste anjers versieren en dan konden ze toch niet in hun daagse he kleeren komen! En als zij in hun mooie witte japonnetjes kwamen, dan moest Mr. Gabb toch minstens in smoking verschijnen! De oude heer liet zich bepraten. Maar toen zij 's avonds, in gezelschap van Mr. Gabb, op Balthazar's kasteel verschenen bleven zij sprakeloos van verbazing in de deur staan: Balthazar Troilo was in rok! En in wat voor een rok! Het leek wel een exemplaar uit een historische collectie! Hij had een kinderlijk plezier in hun ver bluftheid. Aan de tafel staand, tikte hij tegen zijn glas: .„Come in, ladies and gentlemen! There we shall have a splendid festival! I will make the speech of the day. It is the day.... (Kom binnen dames en heeren. We zullen nu eens een schitterend feestje hebben. Ik zal de feestrede houden. Het is de dag Verder kwam hij niet, want ze omringden hem en voerden een soort jubeldans rondom hem uit. Mr. Gabb hief daarbij een lied aan: „He is a jolly good fellow" en de beide meisjes stemden met hun heldere stemmen mee in. Het feestmaal muntte meer uit door de vreugde van de aanzittenden dan door de kwa liteit van het menu. Ondanks zijn sombere er varingen had Balthazar de leverantie toch weer opgedragen aan den gerant van het dorps établissement. Maar de producten van diens kookkunst waren zelfs niet in staat de feest vreugde ook maar in het minst te bederven. Zij vierden immers niets minder dan de redding! Met het glas in de hand de oude heer schonk een bessenwijn, waar wat in zat, zooals hij zei toastte Mr. Gabb op de jonge firma Lutz. Het was een fijne rede, vol zinrijke toe spelingen. Alleen, die goed luisterde en alles wist, kon hooren, dat zij een weemoedigen grondtoon had. Die grondtoon was: afstand doen van iets heel liefs! Eva merkte van die verborgen melancholie niets. Voor haar be stond er niets dan vreugde en geluk. Zij mocht met Mr. Gabb mee naar Londen! Ze zou daar wekenlang met hem samen zijn! En hij had haar al beloofd: hij zou ook zijn intrek ne men in het boardinghouse van Mrs. Scarduff in Kensington 1 Catharina's wangen begonnen te gloeien bij zijn speech. Dat stond haar goed. Haar heele uiterlijk had vanavond iets aparts en buiten gewóón-aantrekkelijks. In haar groen-weer schijnende oogen schemerde iets dieps en don kers, maar de rood-blonde, aan de ooren op genomen vlechten gaven aan haar lief, ernstig, verdroomd gezicht het geestige en levendige, dat daar zoo aantrekkelijk mee contrasteerde. En toen aan het eind van zijn woorden, Mr. Gabb dronk op de gezondheid van zijn jonge leermeesteres, boog Catharina, nog dieper blozend, het hoofd. „Vlammende Katchen," zei de oude Bal thazar, behagelijk lachend. In het geluid van de bij het klinken zacht- rinkelende glazen mengde zich echter een ander geluid van glasgerinkel. „Zou het beginnen te waaien?" vroeg Eva. Catharina was snel naar het venster geloo- pen. „Het klonk, of er een ruit in de kas rin keldeOf niet?" Mr. Gabb was de laatste, die de kas verlaten had. Hij verzekerde, dat hü geen enkel raamp je vergeten had te sluiten. Weer luisterden ze. Een oogenblik stilte; toen opnieuw gekletter van glas. „Er wordt ingebroken!" riep de oude Troilo. En haastig ijlde hij op de lantaarn toe, die naast de deur stond. Mr. Gabb had den stok van den ouden heer gegrepen en was al naar buiten gerend. Catharina volgde hem op den voet. Eva bleef een beetje bangelijk naast grootpapa loopen. „Déér moet hij zitten," fluisterde Catharina en wees naar de kleine glazen deur in de Noordzijde van de kas. Mr. Gabb haalde zijn sleutelbos uit den achterzak en opende zachtjes de tegenoverlig gende hoofddeur. Onderwijl waren oók de beide anderen aan gekomen. De oude Balthazar hield de branden de lantaarn omhoog. Haastig wees hij: „Daar naar binnen en jaag ze maar naar mij toe." Terwijl zij de kas binnengingen, liep hij zoo vlug zijn oude beenen het toelieten, naar den anderen kant. Inderdaad, boven de kleine deur was 'n gat in den glaswand. Mr. Gabb omklemde den stok vaster en wachtte. Binnen was de jacht in vollen gang. Ze hoor den de stem van den ouden man en toen plot seling een verrasten uitroep van Catharina: „Het is Max! Max Krause, wat voer je daar boven uit?" Het schijnsel van de lantaarns kwam steeds naderbij. Plof daar viel een kort, rond voorwerp uit het gat in het zand. Mr. Gabb had den stok al opgeheven om toe te slaan; toen merkte hij opeens, dat het geen mensch was, wat daar viel, maar een reus achtige mand. Blijkbaar met kweekplanten gevuld! Weer gekletter. Glassplinters vielen op den grond. Twee beenen werden zichtbaar, een romp, een gezicht. Met een sprong was Max Krause op den grond. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1932 | | pagina 11