Voor Gramofoonliefhebbers
Bij Pijnen
3Ket eetfiaal mn den dag
m
KERSTMIS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Alle jongens op school dragen
ROBINSONschoenen
Alle abonné's StóM? Sf.?TÏS,aVnrw«S,2ES «2 f750.- SS
vlammende
anjelier
ZATERDAG 24 DECEMBER
VERHALENDE
ORKESTMUZIEK
DE KRUISVAARDERS
VAN ST. JAN
Margherita Salvi
Zijn de Weeners galant?
Mijnhardt's Poeders
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
I'minimiuniiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
FEUILLETON
I AJaar het Duitsch van
i f§
Paul Oskar Hoecker
Misschien is het niet aardig om juist bij
de aankondiging van een paar verhalen
de muziekstukken over het voor en
tegen van dit genre te delibereeren. Want als
u mijn oordeel vraagt, dan zeg ik in het alge
meen: tegen. Om dan dadelijk met een heele
rist uitzonderingen te komen, waarover ik u
echter dezen keer alleen nieuwsgierig maak.
Verhalende muziek: voor of tegen, het is
reeds een oud probleem, dat al bij de Grieken
aanleiding gaf tot vele en felle twisten. Toen
dweepte de een met Timotheos, omdat deze zoo
fijn op zijn harp het opkomen en tieren van
een storm kon nabootsen. Maar anderen von
den het een schande, de edele toonkunst zóó
te misbruiken.
Zoo zullen er ook over het jongste verhalende
muziekstuk vurige en vinnige stemmen opgaan:
voor of tegen. Ik bedoel de „Grand Canyon
Suite" van Ferdie Grofé. Bewonderaars van
Jazz kennen dezen musicus reeds lang. Zij we
ten dat Grofé een van Whiteman's beste krach
ten was, toen deze in 1923 New York veroverde
met zijn Jazz-muziek. Ook wordt beweerd, dat
Grofé de instrumentatie van Gershwin's „Rhap-
sodie in blue" op zijn conto heeft. Wat Grofé
als componist waard was, wisten wij reeds ge-
ruimen tijd door zijn „Mississippi-suite." En
hu worden onze indrukken versterkt door een
verhalend werk in grooten stijl: de „Grand Ca-
hyon Suite," een film in klank van het be
roemde dal in het stroomgebied van de Colo
rado. Als operateurs fungeerden ook dit keer
Paul Whiteman en zijn concertband. Het ge
heel van drie platen circuleert door His Master's
Voice (C 2473/6).
Natuurlijk betreden wij in gehoore de Grand
Canyon bij zonsopgang. Ofschoon wij op Ameri-
kaanschen grond zijn, heeft dit geheel een
nogal op- allend Duitsch cachet. Grofé is n.l.
bij het „Woudleven" uit Wagner's „Siegfried"
en bij „Tiefland" van Eugen d'Albert in de
leer geweest. De leerling was zelfs ijveriger dan
de meester. Want de Amerikaan heeft nog veel
en veel meer spraakwater, dan de Duitscher,
die er toch al rijkelijk van voorzien was. Zoo
duurt deze zonsopgang twee plaatkanten ofte
wel acht minuten en dat is voor „doing the
Grand Canyon" in vierentwintig- minuten nog
al veel. Maar dan ligt ook de weidsche woestijn
voor ons open: „Painted Desert." Muzikaal lijkt
zij sappiger dan wij ons haar voorstellen, want
Grofé musiceert hier in den trant van een
meer of minder traditioneele pastorale. Doch
dat levert een fraai duo tusschen Engelsche
hoorn en alt-saxophoon. Na ons aan deze zand
vlakte zat gehoord te hebben, krijgen wij het
verreweg beste deel van het werk: „Op pad"
(On the trail). Het gezelschap reist per paard,
zooals wij opmerken uit het geklikklak van de
Chinese Templeblock's en de weg is slecht, te
oordeelen naar het hobbelend motief, dat Grofé
uit „L'apprenti sorcier" van Paul Dukas be
luisterde. Maar toch treft deze cavalcade door
origineele effecten, o.a. de suggestieve glissandi
der verschillende instrumenten. Ofschoon de
naald pas een kwartiertje door de groef reisde,
zijn we bij het derde deel blijkbaar al een dag
op weg: zonsondergarHier herinnert Grofé
aan zijn eigen, oudere „Mississippi-Suite," een
aangenaam souvenir overigens. Het kampement,
tegen den nacht opgeslagen, wordt overvallen
door een onweer en hier is Grofé op zijn oor
spronkelijkst. De eeuwen door hebben tal van
componisten het laten onweeren. Maar Grofé
heeft zijn eigen donders en bliksems gevonden
en hij geeft dat weer met tamelijk eenvoudige
middelen. Voor den toerist is elk onweer te
lang, maar in een reisbeschrijving hebben we
daar niet gauw last van. Het spijt mij echter
te moeten zeggen, dat het meteorologisch relaas
TELEFUNKEN
Huygenspark
's-Gravenhage
STEUNT:
DOOR UW GIFTEN
ONS GIRONUMMER IS 23653
U hqjpt 'ons hierdoor jongens
zielen redden voor CKriatua
ook al wat werd uitgerekt. Betrekkelijk kort en
daardoor dubbel krachtig is het imposante slot,
een machtig gordijn van klank waarmee dit
muzikaal scenario wordt afgesloten.
Wanneer dit reisjournaal tot op de helft terug
gebracht werd, zou het ons drievoudig meer
boeien. Want het bevat prachtige stukken. Doch
zelfs het enthousiaste spel van Whiteman en
zijn boys voor deze gelegenheid aanzienlijk
uitgebreid kan ons de overmatige lertgte niet
doen vergeten.
Moet ik Grofé's Suite gemengd waardeeren,
deze maand kwam een overbekend verhalend
stuk uit, dat telkens weer onze liefde opwekt:
de „Coriolan" van Beethoven. Het is mij ge
bleken, dat velen deze muziek wel kennen, maar
het episch verloop ervan niet, waarom dit hier
beknopt volgt. Coriolanus was een Romeinsch
patriciër uit de vijfde eeuw voor Chr., beroemd
om zijn dapperheid doch gehaat om zijn streng
heid. Om zijn onderdrukking van de plebejers
werd hij tot ballingschap veroordeeld. Ver
bitterd over deze miskenning zette hij de na
burige Volskers aan tot een oorlog met Rome.
Reeds spoedig bleken de Romeinen zwakker. Zij
zonden priesters naar Coriolanus, om hun
ouden stadgenoot tot vrede te bewegen, doch
deze weigerde. Daarop trok een schaar van Ro-
meinsehe matrones, aangevoerd door de vrouw
en de moeder van Coriolanus, naar de belege
raars. Aanvankelijk had ook hun smeeken geen
resultaat, doch eindelijk liet Coriolanus zich
bewegen en sprak hij tot zijn- moeder de be
roemd geworden woorden: „Gij hebt gekozen
tusschen uw vaderland en uw zoon:, ik zie af
van mijn terugkeer." De onbuigbaarheid van
het Coriolanus-karakter (eerste thema), het
smeeken van de vrouwen (tweede thema) en
het toegeven van de oude patriciërs (het ver
tragend en stokkend eerste thema aan het slot)
geven dit oud verhaal weer op een wijze, als
alleen een Beethoven het kon.
Willem Mengelberg en het Concertgebouw
orkest speelden het werk voor de tweede
maal voor Columbia (LF 261). Dat zegt reeds
genoeg, hoe populair dit stuk en de uitvoeren
den z(jn. En waar de kwaliteit van deze reprize
technisch zeer veel beter is, zal ook deze uit
gave velen interesseeren.
Wie deze nummers te zwaar vindt, heeft aan
het melodieuze „The holy city," gezongen door
den beroemden tenor Richard Crooks, een aan
minnige melodieusheid naar zijn gading (Hls
Master's Voice DB 1718). Tenslotte nog de aan
dacht voor de voortreffelijke Nederlandsche
zangeres Helene Ludolph, die Adam's bekende
„Cantique de Noël" combineerde met „Jerusa
lem" (His Master's Voice B 4925).
Dezer dagen is de beroemde sopraan Marghe
rita Salvi wederom in ons land opgetreden bij
de Italiaansche Opera, die tot het einde van
het jaar in functie blijft.
Margherita Salvi is een Spaansche, geboortig
uit Madrid. Na haar studies te Barcelona trok
zij naar Milaan, zonder ooit in een opera of
op een concert te hebben gezongen. Zij nam
lessen bij Torati en trad voor het eerst in de
opera op in 1925 te Florence. Na dit eerste
succes trad zij op in Venetië in de „Barbier
van Sevilla". Onmiddellijk daarna verkreeg zij
twee engagementen en nu volgden Milaan en
Rome, waar zij het publiek met één slag ver
overde. In 1926 reisde zij door Zuid-Amerika
en zong in Buenos-Ayres, Montevideo, Rio de
Janeiro, enz., enz. In 1926 kwam zij voor het
eerst naar Nederland, waar zij een ongekend
succes behaalde. Toen kwam Napels aan de
beurt en daarna Berlijn, Budapest en Boeka
rest. Toen weer naar Zuid-Amerika en nadat
het opera-gezelschap, waarin zij optrad, ont
bonden was, maakte zij een tournée door de
Vereenigde Staten. Zes maanden lang trok zij
volle zalen en nu hoort Nederland deze uiterst
begaafde zangeres wederom zingen.
Tijdens een voorstelling in het Reinhardt
Theater in Weenen had een dame haar man
tel over de leuning van haar stoel gehangen.
De dienstdoende politieagent beval haar den
mantel in de garderobe af te geven, waarop
de dame hem eenigszins ironisch hare verba
zing er over uitdrukte, dat de politie zich met
dergelijke futiliteiten bemoeide. Ofschoon de
dame jong en aardig was, voelde de politieagent
zich door deze aanklacht sterk in zijn eer
aangetast en diende een aanklacht wegens be-
leediging van een ambtenaar in. De weerspan
nige schoons werd tot een geldboete van 15
shilling of 34 uur gevangenisstraf veroordeeld.
hiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuii,
lllllllllllllllllilllllll!2
Toen het Kindje
Was geboren
En Het lag daar
Heel tevreden,
Hebben Jozef
En Maria
Het 't eerste
Aangebeden.
Daarna kwamen
Dan de herders
Om het Kindje
Te bekijken
En om tevens
Van hun eerbied
En hun hulde
Te doen blijken.
En vervolgens
Togen vorsten
Naar Maria's
Kleine woning
En zij brachten
Daar hun hulde
Als van koning
Tot den Koning.
En tenslotte
Kwamen menschen,
O zoo veel als
Nooit te voren,
Want zij wisten,
Dat het Kindje
Toch voor hèn juist
Was geboren.
En men zag die
Rijen menschen
Door de eeuwen
Heen verlengen.
In die rijen
Zijn nu wij het,
Die het Kindje
Hulde brengen!
i (Nadruk verboden)
MARTIN BERDEN
ruiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihi
BIJ ADERVERKALKING van hersenen en hart
kan door het dagelljksch gebruik eener kleine dosis
natuurlijk „Franz-Josef'-bltterwater bereikt wor
den, dat de patiënt zonder sterk te persen, ont
lasting heeft. Bij Apoth. en Drog. verkrijgbaar.
en vele ongesteldheden, zullen U de hier
genoemde genezende en pijnstillende
spoedig helpen: Mijnhardt's Hoofdpijnpoeders
Kiespijnpoeders. Verkoudheidspoeders.
Hoestpoeders. Rheumatiekpoeders.
Maagpoeders. Pijnstillende poeders.
Op poeders en doos staat de naam Mijnhardt.
Let bij het koopen hierop! Prijs per poeder 8 ct.
en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bij Uw drogist.
Mevrouw Townsend zag over het landhek
naar de schitterende, lichtblauwe korenbloemen,
maar het hek was gesloten, en zij voelde den
last van haar zestig jaren als een beslisten
hinderpaal om toch die bloemen te bereiken.
Toen kwam Bob Dalmore door de laan fietsen.
Mevrouw Townsend hield haar hand op en
Bob stapte af.
„Zie die prachtige korenbloemen eens," zei
mevrouw Townsend, „u is zoo jong en lenig, ter
wijl ik oud en rheumatisch ben. Zoudt u er
wat voor me willen plukken?" „Natuurlijk," zei
Bob, „ze zijn inderdaad schitterend!" En hij
klom over het hek en kwam wat later terug met
een grooten bos lichtblauwe bloemen.
„O, wat prachtig," lachte mevrouw Townsend.
Hoe is uw naam?" Ze zag hem aandachtig aan,
en haar oogen kregen een nieuwen glans, toen
ze op z'n antwoord zei: „Dalmore van Grave
stone?"
„Juist, daar kom ik vandaan" gaf hij toe.
„Mjjn naam is mevrouw Townsend, ik moet
uw.... uw vader vroeger gekend hebben, 't Was
heel lief van u, een oude vrouw te helpen."
Bob groette, stapte weer op z'n fiets, en de
heerlijke zon deed hem spoedig het geval ver
geten. Hij genoot van het weer en flobt een
deuntje, en daar er niemand in de omgeving
scheen te zijn, belde hij niet bij het passeeren
van een rijweg. Doch juist kwam van achter
de boomen iemand uit dien zijweg, ook per
fiets, en om het onverwachte, werd er te laat
geremd, de twee fietsen botsten tegen elkan
der aan en de fietsers rolden over den weg.
Bob zag in zijn val, dat het mede-slachtof
fer een meisje was, en daar hij ongedeerd
was, snelde hij haar te hulp. Haar gezichtje
was bleek, toen hij haar overeind hielp.
„Ik geloof dat ik mijn voet gekneusd heb,"
zei ze, „maar 't is mijn eigen schuld, ik had
moeten bellen."
„Ja, maar ik ook," antwoordde Bob, ,,'t spijt
me heusch heel erg." Hij zag naar haar voet en
zag de kleur van bloed op haar kousen komen.
„Laat mij u even verbinden," zei hij, „ik ben
toevallig dokter en heb altijd verband bij me
op de fiets."
Zij wees naar een buitenhuisje voor aan den
zijweg: „Daar woon ik. Nu u zich een patiënt
verschaft heeft, moogt u me daar opereeren," en
steunend op zijn arm, hinkte ze naar het huis,
en vertelde de dienstbode het ongeval en vroeg
haar de fietsen te gaan halen.
„Maar eerst wat warm water, en zien of u
me ergens bij helpen kunt," zei Bob tot het
meisje.
De wonde scheen niet ernstig, zoodat Bob
kon constateeren: „Binnen een paar dagen is
het beslist heelemaal over. Maar ik wil graag
morgen nog eens komen zien of infectie uit
blijftals ik mag." „Natuurlijk. We zijn lot-
genooten en 't is uw plicht naar me om te
zien. Voorloopig bedankt echter en tot ziens."
Natuurlijk ging Bob den volgenden dag naar
zijn patiënte zien, maar hij was verbaasd toen
hij bij zijn komst ontdekte, dat mevrouw Town-
„Laten wij een wip maken op den
rug van de reuzenschildpad", stelde
Robbie voor, terwijl hU voor dat doel
een plank te voorschijn haalde.
„Maar deze schildpad ziet er heel
anders uit, dan die, waarop Ivy laatst
een ritje maakte. Weet je wek zeker,
dat het een schildpad is, Robbie?"
„Natuurlijk," zei Robbie. „Maar je
moet niet denken, dat alle schildpad
den er het hetzelfde uitzien, Topsy.
„Ik voel niet veel voor die wip," zei
Ivy. „Als ik jou was, ging ik er niet
opzitten, Topsy."
Maar Robbie zat al op de plank en
overreedde zijn nichtje, om op het
andere eind te gaan zitten.
Ze hadden nog niet lang gespeeld,
toen ze bemerkten, dat de schildpad
ondertusschen in het' water was ge
kropen, en Topsy had al doornatte
voeten gekregen.
Ivy gaf zoo'n gil, dat Freddy ten
tooneele verscheen.
„Help, help, de kinderen verdrin
ken!" gilde Ivy. „De schildpad is met
ze in het water gekropen."
„Natuurlijk," riep de zeeman uit.
„Dat is ook een zeeschildpad."
(Dinsdagavond vervolg.)
(Ingezonden mededeeling.)
send de tante van het meisje bleek te zijn, zoo
hij al niet meer verbaasd was over het feit, dat
mevrouw Townsend opmerkelijk koel en afzij
dig deed. In tegenstelling daarmee scheen hem,
thans nog meer dan gisteren, zijn patiënte, Su
san, een allerbekoorlijkst wezentje, en zijn be
zoek duurde aanzienlijk langer dan zijn ge
woonte was in het ernstigste geval.
Toen hij vertrokken was, merkte Susan op:
„U was verschrikkelijk tegen hem, tante, en
heusch had hij geen schuld aan die aanrij
ding."
„Ik houd niet van die vreemde kennisma
kingen," zei de tante terughoudend, „ik hoop,
dat ik hem tenminste niet heb aangemoedigd.
En gelukkig, geloof
ik, moet hij binnen p. j
een paar dagen iJjOfZtCV
vertrekken." Maar f I
Susan speet het JJuITHOYC S I
niets, toen Bob
weer naar haar I
voet kwam zien. E
En de tante be-
merkte wel degelijk, dat ze beiden er niet voor
uit durfden te komen, dat ze beslist op el
kaar verliefd waren geworden. En den dag,
dat Bob vertrok, durfde hij niet méér te vra
gen, dan, of zij hem wilde schrijven wanneer
haar voet heelemaal genezen zou zijn. Vier da
gen achter elkaar was hij nu komen informee-
ren, en hij vond dat zelf wel wat heel veel voor
een voetwondje, en de kennismaking met zijn
patiënte was toch wel wat al te kort, om
meer te vragen!
Het meisje aarzelde: „Ja, luister 'ns," zei
ze, „om de een of andere reden schijnt tante
iets tegen je te hebben, Bob. en ze heeft me
verboden, je dat te beloven als je het zou
vragen."
„Ik begrijp er ook niets van," zei Bob, „ze
was toch vriendelijk genoeg, toen ik bloemen
voor haar plukte. Maar ik zou niet willen, dat
Je haar zoudt plagen. We zullen dus dan zoo
maar afscheid nemen."
En hij vertrok, half boos en half verwon
derd, en hij hoopte, dat Susan toch zou be-
besluiten ongehoorzaam te zijn. Maar de da
gen gingen voorbij, en Susan schreef niet.
Doch, wat Bob niet zag, ze leed er onder, en
haar tante bemerkte dat maar al te goed.
Toen, op een morgen, bleef mevrouw Town
send te bed en verscheen niet bij het ontbijt.
„Weet zoo'n aanval van rheumatiek," zei
ze, „ik geloof, dat ik een dokter moest laten
komen."
„Heel verstandig, tante," zei Susan, „ik
zal dokter Trable even opbellen."
„Geen sprake van," antwoordde tante, „je
belt dokter Dalmore op. Hij kan tegen lunch
tijd hier zijn, het is maar even twintig kilo
meter."
Het meisje kleurde tot in haar hals .„Maar
ik dacht, dat u dokter Dalmore niet kon uit
staan!"
„Dat heeft er niets mee te maken, dat hij
geen goed dokter kan zijn. Hij heeft je voet
prachtig genezen."
En Susan belde Bob Dalmore op.
„Of ik komen wil," hoorde ze hem ant
woorden, „onmiddellijk, al moest ik het heele
eind loopen vóór lunchtijd!"
Ruim een half uur later hield een nieuwe
two-seater voor het buitenhuis van mevrouw
Townsend stil, en eerst ruim vijf minuten later
kwam dokter Dalmore, naar de zieke kijken.
In bed zat de oude dame, heelemaal niet in
de houding van een rheumatische vrouw, en zij
stak den vinger op tegen den dokter: ,3ob
Dalmore," zei ze, „je bent verliefd op mijn
nicht!
Bob kleurde: „Ik.... ikJa, dat is zoo,"
bekende hij gelaten.
„Juist, en zij houdt van jou!"
„Wat," riep Bob, heeft ze u dat
„Nee, niet gezegd, maar ik zeg het wel. Ga
naar beneden en wordt het samen eens. Intus-
schen kleed ik me en lunch beneden met jelui
mee!"
„Maar uw rheumatiek.... als dokter...."
„Ga naar beneden .Hoe kom je bij rheuma
tiek! Ik voel me beter dan ooit."
Bob begreep er niets van, Susan evenmin.
Maar tien minuten later waren ze beiden over
gelukkig.
Toen klopte mevrouw Townsend aan de deur,
kwam binnen, en glimlachte.
„O, nee," zei ze, „ik wordt heusch niet kindsch.
Maar ik zal jelui iets vertellen en dan zul
je me begrijpen. Toen Bol? bloemen voor me
plukte, en ik zijn naam hoorde, begreep ik de
gelijkenis, die ik zag. Jaren geleden hield ik
van zijn vader. Maar ik was dwaas; toen
hij me vroeg, weigerde ik; ik wilde in mijn
ijdelheid opnieuw gevraagd worden, en dan
nog eens weer. Doch ik moest er voor boeten.
En ik.... ik heb nooit meer van iemand an
ders kunnen houden. Ik mag dit zeggen, Bob,
omdat je ouders beiden gestorven zijn, en ik je
moeder kende, als de liefste vrouw voor je
vader. En toen jij op deze vreemde wijze in
ons leven kwam, wilde ik beter oppassen, want
Susan heeft in veel dingen mijn karakter. En
daarom heb ik dit plan verzonnen, en toen ik
zag, dat ze er onder leed, toen je weg was,
begreep ik dat ze niet zoo dwaas zou zijn als
ik, wanneer je toevallig terugkwam en haar
vragen zou." Mevrouw Townsend zweeg, en
glimlachte gelukkig.
Bob Dalmore stond op, hij zag Susan even
aan, en ging toen naar de tante. En hij kuste
haar heel teeder en vol toewijding op het voor
hoofd. En waarschijnlijk was voor mevrouw
Townsend deze kus van Dalmore's zoon haar
schoonste vergoeding van het eenmaal zoo
lichtzinnig afgewezen geluk.
een ongeval met f Of/1 bij verlies van een
f OUmm een voet of een
hand O C oij verlies van een £fl bij een breuk van jffi bij verlies
oog# £t duim of wijsvinger been of arm# Tlanderen
van 'n
vinger
erevallen verzekerd voor een der voigenae uiiKeermgeu vwvw# vciuco --
^'■llllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUUIIIIllllllllllllllUlllli
catharina's hart bonsde. Krampachtig hield
Het haar rechterhand de pols van den
öUcleh man vast. Door het venster zagen zij
oud-minister met zijn nichtje den tuin op
v" heer wandelen. Zij liepen aan den zonkant
de groote kas. Af en toe bleef Erck stil-
ha&n en boog zich naar haar toe. Eva kwam
aUwelijks tot den bovensten knoop van zijn
Va?' "Als Fallstaff met de Page" zei groot-
der Troilo, die langzamerhand, terwijl hu
gelaatsuitdrukking van Zijne Excellentie
dwkeurig bestudeerde, zijn humor terugvond
Waarover ze het nu hadden? Een paar maal
°hte Eva- „wat die brutale aap nu ook nog
jjj. 'achen heeft?" zei de oude Balthazar. Maar
J keek bijna liefkozend naar haar.
<j r°en zij weer op het huisje toekwamen, hoor-
j»af Catharina ze over Mr. Gabb spreken. Eva
een geestdriftige schildering van zijn ijver,
zijn karaktere zijn mannelijke persoonlijkheid...
Geheimraad Erck bleef staan en nam Eva's
kin in zijn hand en hief haar hoofd omhoog.
„Het lijkt me toe, dat je hier een beetje par
tijdig begint te worden, kind", lachte hij.
„Maar oomHet meisje was vuurrood
geworden.
„In elk geval ga je in Londen bij niemand
anders wonen dan bij Mrs. Scarduff in Ken
sington. Daarop moet ik kunnen rekenen. Die
zal goed voor je zorgen. Het is ook dicht bij
de tentoonstelling."
In een paar korte zinnen vatte de heer Erck
zijn hulp samen. Door bemiddeling van de
Deutsche Bank zou hij binnen drie dagen aan
Catharina het geld overmaken, dat ze nog te
kort kwam. Kon ze het voorschot direct na de
tentoonstelling in Londen terugbetalen, dan
verlangde hij geen rente. Anders wilde hij een
hypotheek als onderpand hebben.
„Hoe moet ik U toch danken, meneer Erck?"
zei Catharina, die groote tranen in de oogen
had.
Hij had al weèr hoed en stok in de hand
„Het is van mij een uiting van dankbaarheid,
kind", zei hij afwerend. Met een krachtigen
handdruk nam hij afscheid van Balthazar
Troilo. Daarop ging hij naar den auto, die an
derhalf uur had moeten wachten. Hij stak
twee hoofden boven de jonge meisjes, die hem
tot aan den wagen brachten, uit.
„Als een held", mompelde grootpapa ont
roerd in zichzelf.
Maar op datzelfde oogenblik zei de heer
Erck buiten tegen de beide meisjes: „Hoor es,
kinderen, het is maar het beste, dat mijn
vrouw van deze heele affaire niets te weten
komt. Afgesproken?"
Ze beloofden het hem allebei.
Daarop stapte hij in, de auto zette zich in
beweging en meneer Erck wuifde nog eens
vriendelijk met de hand de achterblijvenden
toe.
X.
Dien avond was er een groot feestmaal in
„Chateau Balthazar."
Eerst had de oude heer aan de uitnoodiglng
de voorwaarde verbonden, dat Mr. Gabb
onder geen omstandigheden in „dress' mocht
verschijnen. Maar hij had toch aan de beide
jonge meisjes, die langzamerhand in de echte
feeststemming waren geraakt, een paar con
cessies moeten doen. Catharina wilde de kame:
en de tafel met haar mooiste anjers versieren
en dan konden ze toch niet in hun daagse he
kleeren komen! En als zij in hun mooie witte
japonnetjes kwamen, dan moest Mr. Gabb
toch minstens in smoking verschijnen! De
oude heer liet zich bepraten.
Maar toen zij 's avonds, in gezelschap van
Mr. Gabb, op Balthazar's kasteel verschenen
bleven zij sprakeloos van verbazing in de deur
staan: Balthazar Troilo was in rok!
En in wat voor een rok! Het leek wel een
exemplaar uit een historische collectie!
Hij had een kinderlijk plezier in hun ver
bluftheid. Aan de tafel staand, tikte hij tegen
zijn glas: .„Come in, ladies and gentlemen!
There we shall have a splendid festival! I will
make the speech of the day. It is the day....
(Kom binnen dames en heeren. We zullen nu
eens een schitterend feestje hebben. Ik zal de
feestrede houden. Het is de dag
Verder kwam hij niet, want ze omringden
hem en voerden een soort jubeldans rondom
hem uit. Mr. Gabb hief daarbij een lied aan:
„He is a jolly good fellow" en de beide meisjes
stemden met hun heldere stemmen mee in.
Het feestmaal muntte meer uit door de
vreugde van de aanzittenden dan door de kwa
liteit van het menu. Ondanks zijn sombere er
varingen had Balthazar de leverantie toch weer
opgedragen aan den gerant van het dorps
établissement. Maar de producten van diens
kookkunst waren zelfs niet in staat de feest
vreugde ook maar in het minst te bederven.
Zij vierden immers niets minder dan de
redding!
Met het glas in de hand de oude heer
schonk een bessenwijn, waar wat in zat, zooals
hij zei toastte Mr. Gabb op de jonge firma
Lutz. Het was een fijne rede, vol zinrijke toe
spelingen. Alleen, die goed luisterde en alles
wist, kon hooren, dat zij een weemoedigen
grondtoon had. Die grondtoon was: afstand
doen van iets heel liefs! Eva merkte van die
verborgen melancholie niets. Voor haar be
stond er niets dan vreugde en geluk. Zij mocht
met Mr. Gabb mee naar Londen! Ze zou daar
wekenlang met hem samen zijn! En hij had
haar al beloofd: hij zou ook zijn intrek ne
men in het boardinghouse van Mrs. Scarduff
in Kensington 1
Catharina's wangen begonnen te gloeien bij
zijn speech. Dat stond haar goed. Haar heele
uiterlijk had vanavond iets aparts en buiten
gewóón-aantrekkelijks. In haar groen-weer
schijnende oogen schemerde iets dieps en don
kers, maar de rood-blonde, aan de ooren op
genomen vlechten gaven aan haar lief, ernstig,
verdroomd gezicht het geestige en levendige,
dat daar zoo aantrekkelijk mee contrasteerde.
En toen aan het eind van zijn woorden, Mr.
Gabb dronk op de gezondheid van zijn jonge
leermeesteres, boog Catharina, nog dieper
blozend, het hoofd.
„Vlammende Katchen," zei de oude Bal
thazar, behagelijk lachend.
In het geluid van de bij het klinken zacht-
rinkelende glazen mengde zich echter een
ander geluid van glasgerinkel.
„Zou het beginnen te waaien?" vroeg Eva.
Catharina was snel naar het venster geloo-
pen. „Het klonk, of er een ruit in de kas rin
keldeOf niet?"
Mr. Gabb was de laatste, die de kas verlaten
had. Hij verzekerde, dat hü geen enkel raamp
je vergeten had te sluiten.
Weer luisterden ze. Een oogenblik stilte;
toen opnieuw gekletter van glas.
„Er wordt ingebroken!" riep de oude Troilo.
En haastig ijlde hij op de lantaarn toe, die
naast de deur stond.
Mr. Gabb had den stok van den ouden heer
gegrepen en was al naar buiten gerend.
Catharina volgde hem op den voet. Eva bleef
een beetje bangelijk naast grootpapa loopen.
„Déér moet hij zitten," fluisterde Catharina
en wees naar de kleine glazen deur in de
Noordzijde van de kas.
Mr. Gabb haalde zijn sleutelbos uit den
achterzak en opende zachtjes de tegenoverlig
gende hoofddeur.
Onderwijl waren oók de beide anderen aan
gekomen. De oude Balthazar hield de branden
de lantaarn omhoog. Haastig wees hij: „Daar
naar binnen en jaag ze maar naar mij toe."
Terwijl zij de kas binnengingen, liep hij zoo
vlug zijn oude beenen het toelieten, naar den
anderen kant.
Inderdaad, boven de kleine deur was 'n gat
in den glaswand.
Mr. Gabb omklemde den stok vaster en
wachtte.
Binnen was de jacht in vollen gang. Ze hoor
den de stem van den ouden man en toen plot
seling een verrasten uitroep van Catharina:
„Het is Max! Max Krause, wat voer je daar
boven uit?" Het schijnsel van de lantaarns
kwam steeds naderbij.
Plof daar viel een kort, rond voorwerp
uit het gat in het zand.
Mr. Gabb had den stok al opgeheven om toe
te slaan; toen merkte hij opeens, dat het geen
mensch was, wat daar viel, maar een reus
achtige mand. Blijkbaar met kweekplanten
gevuld!
Weer gekletter. Glassplinters vielen op den
grond. Twee beenen werden zichtbaar, een
romp, een gezicht.
Met een sprong was Max Krause op den
grond.
.(Wordt vervolgd)