Handschrift en levensduur
u
(Hd v&t&aal van dm dag
DAGEN...
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Een Hollandsche schoen
voor Hollandsche jongens
masker
De vlammende
anjelier
WOENSDAG 28 DECEMBER
IS ER EENIG VERB AND
Proeven van een
Duitscher
Het Noorderlicht
Luipaard losgebroken
niiiniiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiuiiiniiiiin
De theorie van een man die in
assuranties doet
De theorie
De practijk
Conclusie
Zijn invloed op de radio-golven
gecontroleerd
Noorderlicht
FEUILLETOh
ÏNaar het Duitsch van
Paul Oskar Hoecker 1
^xoiiiiiiiiiiiiiuiiiiiniiuiiiiiiiiuiuiuuimiiiuiuiiuuuiiuiiiuuiiiui
Is
Het is geen openbaring, wanneer wij u ver
tellen, dat het handschrift van een
mensch nauw samenhangt met zijn ka-
iakter. Höè nauw, kunnen we moeilijk uit ma
ken, maar de deskundigen verzekeren, dat het
heel erg moet zijn. Nu ligt het wel een beetje
voor de hand, dat er verwantschap moet be
staan. Een droomer zal wel wat anders schrij
ven dan een driftkop, zooals hij ook anders
loopt, kijkt en zit. Schrijven is ten slotte óók
een zekere uiting van den mensch, waaraan
hien hem herkennen kan en het feit, dat een
biensch vrijwel steeds op dezelfde wijze schrijft,
Segt ook al iets.
Maar dat er menschen zijn, die uit ons schrift
kunnen lezen hoelang wij zullen leven, dat lijkt
toch wel een beetje daas. Toch beweren geleer
den, dat zü zoo knap zijn, dat zij uit hand
schriften kunnen putten den staat van iemands
gezondheid en tengevolge daarvan zijn levens
duur. Dat wil zeggen, ze kunnen dit, zoolang
het leven van een mensch zijn natuurlijken
gang gaat. Wanneer b.v. het handschrift zou
Verraden, dat een mensch nog vijftig jaar te
leven heeft en hij komt den dag na de voor
spelling onzacht in aanraking met de tram,
Zoodat zijn zijden levensdraad wordt afgesne
den, dan heeft dit met het handschrift natuur
lijk niets te maken. Bedoeling is dus, dat de
grafologen, zooals de schriftkundigen met een
geleerd woord heeten, kunnen lezen hoe onder
hormale omstandigheden het leven van een
hiensch zal verloopen en eindigen. Ziedaar! Het
Is heel wat, zou men zoo zeggen, al staat het
hij ons nog niet vast, dat zulke geleerden ook
berekend zijn op het voorkomen van hart
ziekten b.v., die ook nog al eens grillig en wis
pelturig zijn.
Een Duitsche geleerde, die het vak van levens-
Verzekeraar heeft gekozen, wierp zich op als
een groot deskundige in deze zaken. Dit heeft
kl een bijsmaakje, want de heer Kurth, aldus
zijn naam, is partij in dezen en dus een belang
hebbende. Hij kan zijn a.s. slachtoffers van al
les wijsmaken, als hij wil en alszij hem
Villen gelooven. Maar goed, hij beweert nu
eenmaal te kunnen lezen, wat de toekomst
hergt in iemands handschrift. Elke mensch,
Zegt de expert, wordt geboren met «een zekere
hoeveelheid aan levenskracht. Als die kracht
is verbruikt, dan dient de mensch te sterven,
Want hij kan geen kracht verbruiken, die reeds
°P is en er dus niet meer is. Welnu, die hoe-
Veelheid levenskracht kan de man afleiden uit
het handschrift. Hij heeft dit bestudeerd met
een tienduizend handteekeningen van verzeke
ringspolissen. De levenskracht, zoo redeneert
hij, komt tot uitdrukking in een handteekening
en dit zal wel waar zijn, maar het is Ook waar,
hat de vorm en de zwaarte van een handtee
kening wel eens afhangt van de gemoedsstem
ming, waarin een mensch zijn naam schrijft of
een brief componeert. Dit mag de grafoloog niet
vergeten. Ook de regelmatigheid van het schrift
of het gemis van regelmaat spreekt een
Woordje mee en dit zal ook wel juist zijn, maar
Wjj kunnen ons toch indenken, dat dit gemis
kan regelmaat vooral ook beïnvloed wordt door
hen toestand, waarin iemand schrijft. En dat
heeft toch al weinig te maken met levensduur,
Zouden we zoo denken.
D^ voortvloeiende gestadigheid in de letters
Van een handschrift moet samenhangen met
Oen zekere gestadigheid in het karakter en het
leven van den schrijver. Dit is een uitspraak
Van den Duitschen expert en wij gelooven hem
Voor zoover het karakter van den schrijver be
treft, maar raken in twijfel over de juistheid
Van zijn verklaring, daar waar hij den levens-
huur van den schrijver op het oog heeft.
Nu redeneert hij verder. Een krachtige pen
voering wijst erop, dat de schrijver een zekere
beheerschtheid bezit en deze beheerschtheid
Zal hem vermoedelijk beletten levensenergie te
verbruiken zonder dat het voor een goed en
Vegelmatig leven noodig is. Hem is dus, men-
tchelijkerwijs gesproken, een lang leven be
schoren als hij tenminste geen geheime
kwalen heeft, die ook een duit in het zakje
hoen.
En verder zegt hij, dat een te groot verschil
bi lengte tusschen de lange en de korte letters
een bewijs is, dat de betrokkene geen harmonie
bezit en bovendien, dat hij zich niet lekker voelt
geestelijk wel te verstaan en zoo goed als
Seen weerstandsvermogen bezit. Wij hebben
echter wel eens aan iemand, die toevallig deze
Schrijfwijze volgde, gevraagd, waarom hij zoo
schreef en hij antwoordde, dat hij lange staart-
totters zoo sierlijk vond en dat hij de staart-
fetters in eere hield zooals hij de staartcijfers
Vanwege de loterij graag mocht en er respect
Voor had. Het begint bij dezen man dus een
beetje op bijgeloovigheid te lijken.
Het schijnt, dat ook vef uit elkaar geschreven
•etters wijzen op gebrek aan harmonie, en dit
klopt met schrijver dezes, maar hij kent iemand,
hie ook wijd uit elkaar schrijft en die een voor
beeld is van energie, bezonkenheid en beheer-
Sching. Wat wil nu de grafoloog met zijn ver
klaringen? Bovendien ken ik iemand, die kort
in elkaar schrijft en die juist zoo energiek
leeft, dat hij vermoedelijk zijn levenskrachten
zal verbruikt hebben in een tijd, dat een nor
maal mensch nauwelijks aan zijn jeugd is ont
komen.
Nu heeft die Duitsche meneer als resultaat
van zijn studie mogen constateeren, dat hij in
75 van de honderd gevallen gelijk krijgt door
de practijk, maar ik vrees, dat hü met een te
groote energie en met te groot optimisme ge
werkt heeft. Gelukkig dan ook, dat hij zelf
waarschuwt voor overdrijving. Niet te snel con-
cludeeren, zegt hij, en hier heeft hij het groot
ste gelijk van allemaal.
De theorie is verbluffend juist, meent de gra
foloog, maar het leven is zoo wispelturig. Tja,
dat vinden wij ook. Men kan het op zijn vingers
natellen, dat het leven nog altijd meer van....
het leven af weet dan de wetenschap en zeker
dan de schijnwetenschap. Bovendien heeft de
heer grafoloog alleen maar proeven genomen
met handteekeningen van menschen, die een
levensverzekering afsloten en of hij daarmee
de gemiddelde menschen heeft bereikt, staat
nog te bezien. Het is daarenboven geen reken
sommetje om eens even uit te maken, hoelang
iemand leven zal. Er is nog eenige intuïtie bij
noodig en de man, die er zich aan waagt, is
tenslotte ook maar een gewoon mensch. Stel
eens, dat de dokters het handschrift gingen
toepassen om er achter te komen, wie lang, wie
kort zou leven. Ik voor mij zocht nog vandaag
een dokter op, wien ik rustig en ferm een hand
teekening zou voorleggen met de verklaring,
dat ik voor een paar honderd jaar zou willen
teekenen, Anderen, minder optimistisch dan ik,
en vijanden van het goede leven, zouden er
weer anders over denken en een bedrukt geval
neerschrijven om de conclusie te ontlokken, dat
zij spoedig ten hemel zouden klimmen. Wel
beschouwd zou men zelf op deze wijze kunnen
uitmaken, wanneer en hoe men de groote reis
zou aanvaarden. Maar laten we niet spotten,
want het schijnt werkelijk, dat er menschen
zijn, die in deze theorie gelooven en waarom
zouden wij dien menschen misschien wel
lezers van dit blad den moed ontnemen?
Och waarom zouden we het niet doen? Het
is toch een beetje al te dwaas, om aan deze
dingen te gelooven, ook al staat een grafoloog
gereed om ons te overtuigen. Het is natuurlijk
aan te nemen, dat een scherpzinnig en psycho
logisch geschoold man iets te weten kan komen
uit een handschrift voor zoover het iemands
karakter betreft. Maar wie dan ook, die iemands
karakter door en door kent en dat is toch
heel wat meer dan een handteekening zou
daaruit conclusies durven trekken omtrent zijn
levensduur. Neen, men overdrijft deze dingen
wel een beetje, dunkt ons. En het lijkt wel, of
deze heeren juist in deze ontredderde tijden
gretiger gehoor vinden dan anders. Laten we
die verzekeringen van den verzekeringsman
maar voor wat zij zijn: verzinsels, die typisch
tot dezen tijd van koffiedik en waarzegkaart
behooren.
De wetenschap heeft wederom een nieuwe
ontdekking gedaan. Men is er n.l. in geslaagd
instrumenten te vervaardigen, teneinde het ont
staan van het Noorderlicht en de beteekenis er
van voor de radiogolven te onderzoeken. Het
Noorderlicht heeft iets geheimzinnigs in zich,
vooral voor degenen, die dit natuurverschijn
sel alleen van hooren zeggen kennen en zich
van de werkelijkheid geen voorstelling kunnen
maken. Er zijn trouwens nog vele menschen die
meenen, dat men om een Noorderlicht te kunnen
waarnemen, in het hooge Noorden van Noorwe
gen, Zweden of IJsland moet zijn; zij weten
niet, dat er ook in ons land meermalen gelegen
heid is het Noorderlicht in al zijn pracht waar
te nemen. De natuurkundigen beschouwen het
Noorderlicht als een magnetisch onweer. Ver
schillende uren en soms wel een dag voor de
verschijning van het Noorderlicht bespeurt men
n.l. onregelmatige bewegingen van de magneet
naald. Vooral naar het Westen nemen de afwij
kingen gedurende dien tijd belangrijk toe. Lang
zamerhand wordt de lucht in het Noorden don
kerder. Er verheft zich dan als 't ware een gor
dijn. dat echter nog dun genoeg is om de sterren
er doorheen te kunnen zien. Het bovenste deel
van dit gordijn wordt flauw verlicht, vervolgens
wordt dit licht langzamerhand sterker, en vormt
eindelijk een lichtgelen boog, waarvan de holte
naar de aarde en de top naar de magnetische
meridiaan is gekeerd. Die boog stijgt langzaam
opwaarts en wordt hoe langer hoe lichter. Don
kere strepen worden er in zichtbaar en over zijn
geheele lengte openbaart zich een soort van op
bruising. Weldra ziet men stralen, welke telkens
van kleur en lengte veranderen en als vuurpijlen
in de lucht stijgen. Het licht, dat somtijds zeer
schitterend is, gaat van het purperroode tot het
smaragdgroene over, doch meestal heeft een
prachtig gele tint den boventoon. Bij het stijgen
gaan deze stralen over het zenith heen en schij
nen naar één punt, het magnetische zenith ge
richt te zijn. Dit zenith wordt aangewezen door
een magneetnaald, welke zich geheel vrij naar
alle zijden kan bewegen. De lichtstralen zijn
voortdurend aan verandering onderhevig; nooit
is het verschijnsel in rust. Somtijds zijn de licht
stralen zoo talrijk, dat zij de geheele luchtstreek
omvatten en een opeenhooping van vuur vormen.
De pracht van het Noorderlicht gaat alle be
schrijving te boven. Zoodra het Noorderlicht be
gint, ondergaat de magneetnaald hevige schom
melingen, welke nog vermeerderen zoodra de
stralen verschijnen. De steeds grooter wordende
tusschenpoozen tusschen de schommelingen,
kondigen het einde van het Noorderlicht aan.
Het is bewezen, dat de afwijking van de mag
neetnaald bij het einde tegenovergesteld is aan
de bewegingen, welke bij het begin plaats had
den.
De natuurkundige Lotting, die aan Dravals
wetenschappelijke expeditie had deelgenomen,
heeft een merkwaardige golvende beweging in
de lichtstralen opgemerkt, welke hij als volgt
beschrijft: „Terwijl de boog naar het zenith
stijgt, neemt de sterkte van het licht van elke
straal trapsgewijze toe. Deze soort van licht-
streek vertoont zich vervolgens verschillende
malen; de beweging is hoofdzakelijk van het
Westen naar het Oosten. Soms, doch zeer zel
den, heeft er dadelijk een teruggaande bewe
ging plaats en zoodra dit licht vervolgens alle
streken van het Westen naar het Oosten heeft
doorloopen, richt het zich naar den tegenover-
gestelden kant."
Langzamerhand worden de stralen meer en
meer onzichtbaar; het zijn flauwe en zwakke
schijnsels, welke zich, eindelijk over de geheele
lucht verspreiden en bekend zijn onder den
naam van lichtvlekken. Daarop volgt een sche
merachtig licht en het verschijnsel, dat lang
zamerhand zwakker is geworden, wordt onzicht
baar. Hoewel het Noorderlicht meestal bij avond
en nacht voorkomt, verschijnen de stralen toch
ook wel bij het aanbreken van den dag. De
iMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiimiiiiimiiiinimiü
Dagen, weken, maanden, jaren
Zien wij als een schaduw gaan-
Ja, waarom niet? is het noodig,
Dat zij als een standbeeld staan?
Zeker, er zijn ook wel dagen,
Die plezierig zijn en schoon,
Naast de vele, vele dagen
Meer dan alledaagsch gewoon.
Zeker, er zijn leuke weken
2 En wij juichen zelfs van: bis!
Zoo bijvoorbeeld in den zomer
Als het dan vacantie is!
En de maandenach, hoe dikwijls
Wordt er naar het eind verlangd,
Opdat men weer zijn salaris
In de leege hand ontvangt
En de jarenzie dat is nu,
Dat het vlieden van den tijd
Ons naast sombere ervaring
Ook verheugenis bereidt!
Als een jaar is afgeloopen
Staat een nieuw jaar weer gereed
Ook in dagen, weken, maanden,
Als het oude jaar, compleet!
En wij weten, dat naast zorgen
i Ook het goéde wederkeert
En.... dat men de kans nu t'rugkrijgt,
Dat men nog iets.... corrigeert!
MARTIN BERDEN I
i (Nadruk verboden)
niiiiiiiniiiiiiiiiiiinmiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiï
duur van het Noorderlicht is zeer varieerend.
Nu eens duurt het verschijnsel slechts enkele
minuten, dan weer uren. Op gemiddelde breedte
keert het verschijnsel soms verscheidene nach
ten achtereen terug; terwijl het in streken, waar
een onafgebroken winternacht heerscht, dagen
lang zichtbaar kan blijven. Uit den naam Noor
derlicht zou men ten onrechte afleiden, dat het
alleen op het Noordelijk halfrond voorkomt,
doch ook aan de Zuidpool kent men een derge
lijk verschijnsel, alwaar men het het Zuiderlicht
noemt.
ASPANG. (K.W.P.) De bevolking van de heele
streek hier verkeert in grooten angst daar er een
luipaard uit een rondtrekkend circus zou zijn
losgebroken. Men had de sporen van het wilde
beest aan den rand van het bosch duidelijk op
gemerkt. Eerst had men aan een verwilderden
hond gedacht, totdat verschillende boeren het
verscheurend dier zelf zagen. Er is thans een
groote klopjacht georganiseerd waaraan door
gendarmen en militairen wordt deelgenomen,
maar tot nog toe heeft men de^en gevaarlijken
klant nog niet onschadelijk kunnen maken.
Willie Woensdag was bezig een lek
kere gans te braden en Ivy maakte
een fijne pudding. De gans was een
wilde gans en Willie had veel tijd
noodig voor het beest geplukt was,
maar hij vertelde Robbie en Topsy,
dat zij een heerlijk maal zouden krij
gen.
Juist toen Willie de gans In den
oven wilde zetten, vroeg Robbie hem
een cricketbal te maken uit een stuk
hout.
„Wacht, tot ik de gans in den oven
heb gezet," zeide Willie, „dan zal ik
een bal voor je maken."
Trmrm
nintmuimw
Toen Willie Woensdag den bal had
gemaakt, ging hij naar den oven om
te zien, of de gans al aan het braden
was. Maar het had zoo lang geduurd,
voor hij den cricketbal had gemaakt,
dat hij den tijd vergeten was, en hi)
zag, dat de gans geheel zwart was
verbrand.
Ivy kwam juist aangeloopen, toen
Willie de verbrande gans by den poot
hield.
„Nou kun je vandaag een cricket
wedstrijd houden," zeide zij, „maar
het ïykt wel, dat je vandaag geen
gans by je eten krygt."
(Morgen vervolg).
(Ingezonden Mededeeling).
Op een heel vroegen zomermorgen verliet
een meisje een groote, schitterend uit
ziende villa, en het leek er op, dat ze
vluchtte. Ze nam den weg naar de stad en
toen ze een eindje geloopen had, kwam ze
voorbij een jongeman die aan een motorfiets
bezig was. Terwyl hy stond te werken, floot
hij een deuntje.
„Laat dat aan de vogels over," zei ze, „die
doen dat beter."
De jonge man zag verstoord op, maar toen
hij een. meisje zag met zoo'n alleraardigst ge
zichtje, kwam er een geestige flikkering in zijn
oogen: „Ik probeerde den huweiyksmarsch te
fluiten," zei hij. Het meisje zag hem met ver
baasde oogen aan.
„U zegt het, anders zou ik het nooit ge
loofd hebben."
„Kom," zei hy, „zoo ontzettend slecht was
het niet." Doch het meisje zag naar den mo
tor: „Doet-ie het?" vroeg ze opeens. Hij
lichtte haar in: „Ik ben bezig hem op gang
te brengen." „Maar zal hij ook op gang blij
ven? Wantaarzelde ze even, doch ging
toen snel verder, „dan zoudt u, als hy een
dubbele vracht kan dragen, mij mee kunnen
nemen naar Londen."
Robert Peller greep de gelegenheid onmid
dellijk aan.
„Accoord. En wees niet bang, want ik moet
zelf om half tien in Londen zyn. Maar
ik kan u niet terugbrengen."
„Daar denk ik niet over," verklaarde ze,
„ik wil juist naar Londen om niet gevon
den te kunnen worden."
Hy dacht er niet aan tegen te spreken,
haar woorden waren te beslist. „En heeft u
ook nog een stofbril? Ik wil niet graag ra
deze buurt herkend worden."
„Neen, maar neem de mijne," zei Robert en
hy startte zyn machine. Ze nam zyn motor-
cap met bril, deed haar mutsje af en stak
het in een klein handkoffertje, dat ze by
zich droeg. Doch toen ze het wilde sluiten,
viel in den morgen-zorneschyn een licht-
schicht op den grond. Een juweelen halssnoer!
Robert Peller stond sprakeloos; toen merkte
hij op: „Dat zijn buitengewone steenen!" Ze
raapte het snoer op en borg het onachtzaam in
het koffertje. „Och, ik geloof niet. dat ze zoo
veel waard zijn," zei ze onverschillig en nam
plaats op de duo. Een oogenblik later snelden
zy over den weg.
Toen ze later in Londen by een plantsoen
afstapte, vond Robert dat ze toch wel wat
eenzaam en verlaten week, al zag ze er dan ook
nog zoo bekoorlijk en charmant uit. „Ik weet
niet, hoe ik u bedanken moet. Het was een
geluk voor me, dat ik u ontmoette," zei ze
oprecht.
Robert kleurde: „Als ik misschien u nog er
gens mee van dienst kan zijn?"
„Neen, ik red het wel. Over een paar dagen,
als ik geen geld meer heb, zal ik naar een
betrekking uitzien."
„Misschien kan ik u daarby helpen?" ver
zocht hij.
„Maar ik kan niets anders dan zingen," be
kende ze.
Daar schoot hem iets te binnen: „Dan weet
ik misschien juist iets voor u. In de band in
het hotel, waarin ik werk, is een refreinzanger
noodig. Dat zou best een dame kunnen zyn,
alsals u dat past."
„O, ik kan altijd en alles zingen," zei ze.
maar dan betrok haar gezicht. „Er zal te veel
publiek zijn, men zou me herkennen."
Hy dacht een oogenblik na. „Maar ik weet
iets prachtigs, iets nieuws, een geweldige at
tractie! U zoudt een masker kunnen dragpii.
Dat zou uw succes zeker verhoogen."
Het meisje lachte: „Wat een vreemd com
pliment! Maar, ik geef toe, het idee is uit
stekend."
En voor ze afscheid namen, spraken ze af
elkander in den namiddag te ontmoeten in
een lunchroom om de kwestie nader te over
leggen.
Robert was in de wolken, en hy zag niets
dan mooie dingen, den heelen ochtend lang,
doch tegen lunchtijd bekoelde zyn stemming
toen hij in de krant las:
„Een belangrijke diefstal vond dezen morgen
in de vroegte plaats even buiten de stad in
de groote villa welke Mr. Burkenside onlangs
kocht. Een kostbaar juweelen halssnoer werd
gestolen. Men verdenkt een meisje, dat onge
twijfeld by haar daad geholpen werd. In de
onmiddellijke omgeving der villa heeft men
nameiyk heel vroeg vanmorgen een meisje zich
zien ophouden, en later werd een meisje ge
zien achter op een motorrijwiel gezeten, dat
in de richting van Londen reed. De politie
stelt een onderzoek in."
Toch ging Robert 's middags naar de lunch
room, al verwachtte hij thans absoluut niet
het meisje daar te vinden. Tot zyn groote
verwondering echter kwam ze toch.
„Ik heb me wat verlaat," lachte ze. En ze
lachte zoo ongedwongen, zoo oprecht en open.
dat Robert Feller reeds naar excuses voor haar
begon te zoeken. Zy moest verleid zijn; t was
misschien de eerste maal dat ze zooiets deed,
en misschien ook had ze er al berouw van.
„Hoe is 't met m'n betrekking?" vroeg ze.
Hy zweeg en zag haar nadenkend aan. Maar
moest hij haar niet een kans geven Zich te
beteren?
„Ten eerste, wegloopstertje, maken ze veel
ophef over dat halssnoer. Waarom geef je 't
my niet, om het den eigenaar terug te stu
ren?"
Het meisje zag hem even aan, dan nam ze
haar koffertje en gaf hem het snoer. Nau
welijks had ze het hem overgereikt, of hij zag
angst in haar oogen. Hy keek om en bemerk
te eei» man van middelbaren leeftyd en met
grijze snor, die naar het meisje snelde, dat
juist de deur uit snelde. Achtervolging was
onmogeiyk, het was druk buiten en daar de
lunchroom aan .een kruispunt stond, gingen de
menschen in alle richtingen dooreen.
De heer scheen dat te begrijpen en ging op
Robert toe: „Jongeman, waar is uw gezel
schap zoo vlug heengegaan?"
„Een meisje, dat haast had, vroeg me hoe
laat het was," loog Robert, en hij wilde weg
gaan. Doch de man hield hem tegen. „Ik ge
loof niet, dat ze een vreemde voor u was. En
't zou me niet verwonderen, als u haar had
helpen ontvluchten op een motor."
Robert kreeg het gevoel of de man een de
tective was. En met schrik herinnerde hij zich
opeens, dat hij de juweelen in zyn zak droeg.
Dat dreef hem tot een daad. Onverwacht zette
hij een stoel voor den vreemde neer en daar
hy vlak aan den ingang gezeten had, ont
snapte hij met een paar snelle stappen, rende
de straat over en sprong in de zijstraat op
een rijdende autobus. Twee uur later was het
kostbaar en gevaarlyk collier by de Post, die
in zwijgzame bemiddeling het gestolen goed
aan den eigenaar terugbracht.
Doch om twaalf
uur den volgen- j
den dag, meldde J—Tpf ^"IDin^tp i
zich het meisje CXJU/ f-ti
aan het Metro- j
pole-Hotel. Haar
schitterende con-
ditie was 'n tee-
ken, dat ze in 't geheel niet overstuur was
door het gebeurde. Ze zag zoo frisch als een
versch geplukte .roos en de manager zelf, die
zeer muzikaal was, engageerde haar voor de
band en hij juichte de idee om een masker
te dragen ten zeerste toe.
Spoedig daarna was de gemaskerde zangeres
van Metropole-Hotel, Donna Canova, een
groote attractie voor het publiek. Ze had iets
fascineerends, als ze op het podium stond in
haar Spaansche kleederdracht, met voor haar
gezichtje een zwart masker waaronder haar
oogen schitterden, als ze beschenen werd door
de wisselende kleuren der schijnwerpers. Voor
Robert bleef ze een geheimzinnig wezentje; hij
behield steeds de vrees, dat er nog eens iets
gebeuren zou.
En er gebeurde iets.
Robert had de gewoonte voor haar optre
den nauwkeurig het publiek te monsteren. Op
een avond bemerkte hij plotseling tusschen de
bezoekers den heer met de grijze snor. Juist
kwam naar zijn tafeltje een elegante dame
van ongeveer veertig jaar. Robert schrok nog
meer, hij moest zyn beschermelinge waarschu
wen, voor dien heer, maar ook de dame, die
haar ongetwyfeld gehoord of gezien had in
de villa; want haar moest het collier toebe-
hooren, en ze zou de zangeres aan haar fi
guur of de stem herkennen. Maar hij was reeds
te laat; het orkest begon te spelen en donna
Canova maakte haar entrée.
Robert zag beiden aan het tafeltje naar de
zangeres kijken, tegen elkander knikken en den
heer een kellner roepen. Nauwelijks was de
zang geëindigd of Robert rende weg naar haar
kamer, waar ze rustte tusschen de pauzen in
haar optreden. Hij wachtte ongeduldig en
hoorde het applaus. Daar kwam ze, hijgend en
met een kleur van opwinding, maar ze hield
plotseling in, als ze Robert zag: „Iets niet in
orde?" vroeg ze ongerust. Hy vertelde, en ver
zon een plan om te vluchten, maar het werd
onmogelyk gemaakt. De deur werd geopend,
de dame en heer traden binnen.
„Inderdaad, het is Milly," riep de dame uit.
„Natuurlyk," antwoordde de heer, „en vlug
nu, jonge dame, trek die spullen uit en kom
naar huis!"
„Ik ga niet mee," verklaarde Milly beslist,
en Robert ging wat dichter by haar staan. Hij
stond gereed alle risico op zich te nemen; 't
was een spannend oogenblik. Doch onverwacht
werd de sfeer ontladen. De dame lachte, een
prettigen, hartelijken lach. „Maar er was geen
reden om weg te loopen. Percy is een aan
houder, maar hy had het heelemaal niet op
jou gemunt, zooals wy dachten!"
Het meisje stond perplex, maar ongetwijfeld
minder dan Robert. „Wat was er dan?" vroeg
zij.
„Och," zei de heer verlegen, ,,'t was miin
schuld. Ik dacht, door me voor jou uit te
sloven, beter resultaat by je tante te zullen
bereiken."
„Dat is een heel merkwaardige' methode,"
lachte Milly, „ik dacht dat jelui beiden tegen
me samenspanden en daarom liep ik weg."
„Maar de "politie vond je wegloopen min
der onschuldig, ze verdacht je van diefstal van
een collier in de villa naast ons. En ze waren
heel erg in de war, toen het plotseling werd
teruggezonden." Milly zag verrast op.
„O, dat moet het collier geweest zijn, dat ik
op den weg vond, even voordat iken
zy zag naar Robert.
't Werd hem ineens alles duidelijk. Hy was
een idioot geweest, iets slechts van zoo'n
meisje te kunnen vermoeden.
„Enfin," zei Milly, „ik hoop dan maar, dat
jelui gelukkig zullen zijn, nu je elkaar gevon
den hebt. Ik voor my zal wel overschieten."
Dat weerstond Robert niet, hy stapte naar vo
ren: „Maar niet, zooang ik er nog ben," zei
hy en hy hield zyn armen uit. Toen kon Milly
niet weerstaan.
„Ik geloof," zei Percy, dat het een dubbel
feest wordt."
En hij heeft geiyk gekregen.
Alle abonné's ongeva^n f3000.' v^rlitrTOnbl!le^em 1blfde oogen 750.- üoodeSjkcn'^Ifloop f250.- ecn^vÓet "eendoog 125.- duim ofw^vlnge" f50.-b^ d?f40.- K?riSgS
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
«Ja, maar ze moeten toch niet kunnen zeg-
dat ik hem van huis en hof verjaagd heb,
jj'etwaar? En tegen dien graaf heeft hij zich
^atuurlijkjjeklaagd, dat hem hier geen gelegen-
?eld wordt gegeven om vooruit te komen." Er
een huilerige klank in haar stem. „Och
heb ik al een verdriet om den jongen ge-
En zoo goed heb ik het met hem gemeend."
toet een verwijtenden blik keek zy bij de
■^aropvolgende ontmoetingen by het eten haar
?'efzoon aan. Zy uitte allerlei duistere verwy-
J/'k bij iedere passende of niet-passende gele
edheid. Meestal richtte zy zich daarby tot haar
Wdog.
•>Och Fricka, lief dier," zei ze eens tydens het
rj'hper tegen den hond, die met een servet voor
met een naar buiten hangende tong op een
°e' naast haar zat: „jy bent toch mijn trouw
^«st, jy spant niet met vreemde menschen
tegen de vrouw samen. Jij weet wel, dat ik het
goed met je meen. Er zijn wel anderen, die dat
niet merken, hé!"
Haar kleine zwarte git-oogen, die by deze
soort toespraken steeds fonkelden, wisselden
veelzeggende blikken met Rispeter.
Deze zat daar met een glimlachend en vrien-
deiyk gezicht. Hy had veel en lekker gegeten en
was absoluut niet in de stemming om actief in
een familiedrama mee te spelen of zelfs maar
toeschouwer te zijn.
Maar in Victor kookte en wroette het al zoo
lang, dat hij nu maar de gelegenheid aangreep
om eens ernstig met zyn stiefmoeder en zyn
oom te praten.
„Het kan ook wel zyn, mama, dat u werkeiyk
voor anderen niet zoo goed bent als voor uw
hond. Hebt u daar wel eens in ernst over na
gedacht?"
Ze staarde hem met open mond aan. „Maar
wat bezielt jou opeens, om zooiets tegen my te
zeggen? Heb ik dat aan je verdiend? Be teekent
dat soms, dat ik het jou heb laten ontbreken
aan liefde en hartelykheiddat ik niet
voldoende rekening met je gehouden heb
enendat ik je niet alles gegeven heb,
wat je toekomt....?"
Victor legde zijn servet neer. „Eerlyk gezegd'
ja, mama. Ik dring er al maanden op aan, dat
u my in de firma de plaats zult geven, waar
ik recht op heb. Altijd vergeefs. Noemt u dat
goedheid en liefde? Of me geven, wat me toe
komt? Ik vind, dat het aandenken van mijn
vader u moest verplichten my niet te laten
twyfelen aan uw goede bedoelingen."
„Mevrouw Troilo kreeg een van haar „aan
vallen". Na een overvloedigen maaltyd kon ze
geen opwinding verdragen, zy lag achterover
in haar stoel en snakte naar lucht. Rispeter
sprong op en kreeg Hoffmanndruppels. De bul
dog, die juist op dit moment zyn eten verwacht
te, hief een vervaarlijk geblaf aan.
„Och lief, goed beest," waren haar eerste
woorden, toen ze weer een beetje opknapte en
ze streelde het blaffende monster. „Je zult je
deel krijgen." En direct weer in haar rol, ver
volgde ze: „Ik heb altyd iedereen gegeven wat
hem toekwam. Waar haal je die praatjes van
daan, Victor? Je had je erfdeel al opgegeten
op den dag, dat je meerderjarig bent geworden!
Vraag dat maar aan oom Alfons."
„De rekenkunde van oom Alfons, mama, weet
ik allang op de juiste waarde te schatten! Maar
ik dacht, dat ik als drager van vaders naam
meer recht had om in dit huis een beslissenden
stem te hebben dan oom Alfons."
„Wacht maar, jongetje, de rechten die myn
neef Alfons hier heeft zullen binnenkort nog
grooter worden." Ze haalde diep adem en wierp
hem met haar fretoogen een giftigen blik toe.
Want we trouwen direct na Allerzielen; dan zaï
ik de laatste Mis voor je vader laten lezen."
Victor stond op. Zijn gezicht was plotseling
doodsbleek geworden. „Zoo, zoo. Dus u gaat
trouwen. Zoo, zoo." Hij hield zich aan een stoel
leuning vast. „Ik had allang zoo'n vreemd ge
voel hier in huis. Nu weet ik het.... ik moet
hier weg, dat is uw bedoeling. Ik moet hier in
myns vaders huis een vreemde worden
De hond overstemde met zyn afgrijselijk ge
blaf wat hy zei. Ook mevrouw Troilo en oom
Alfons waren opgestaan. Tegeiyk stonden ze in
groote opwinding tegen Victor te schreeuwen.
Ten slotte hield Victor de handen tegen zyn
ooren en ging van de tafel weg. Zwijgend, de
armen over elkaar geslagen, leunde hy tegen
den muur. Rispeter had kalm een groote import
sigaar opgestoken en was in een hoek gaan
zitten.
Mevrouw liep om de tafel heen en weer, de
handen tegen de slapen gedrukt. De hond
sprong blaffend om haar heen.
Een verzoening, zelfs maar een wëderzydsch
begrypen was uitgesloten. Victor had het spoe
dig begrepen dat het het meest met hun be
doeling overeenkwam, als hy in drift wegliep.
Zoo kalm als hy kon zei hy tegen zyn stief
moeder: „U, myn vader en U-zelf had allebei
myn leven er op.ingericht, dat ik de erfgenaam
van de firma zou zyn. Ik zal daar maar verder
niet op rekenen. Maar alles afhandig maken
laat ik my niet. U hebt Catharina Lutz en haar
vader niet voor. En als U het er op aan wilt
laten komen dan moet de rechtbank maar be
slissen, ik ben bereid om met U en met meneer
Rispeter te procedeeren."
Nu schrokken ze toch allebei wel. Mevrouw
begon te huilen. „Heb ik dan gezegd, dat ik je
op straat wil zetten? En jy dreigt maar direct
om me een schandaalproces aan te doen! De
nagedachtenis van je vader op zoo'n manier te
schande te maken! Dat ik dat aan je beleven
moet. Rechtvaardig ben ik toch altyd tegenover
je geweest."
„Dat zal nu moeten blyken, mama."
Voorzichtig kwam Rispeter vanuit zyn hoekje
er tusschen. „Natuurlyk kun je geen onmoge-
lyke eischen stellen. Je zult hebben wat je noo
dig hebt om te leven. Maar een groot kapitaal
kan de firma niet losmaken.
„Van U, oom Alfons, verlang ik geen pen
ning. En het is de vraag, wie van ons tweeën
de gevende en wie de nemende is. Over myn
plannen praat ik voorloopig niet."
„Ik zou je alleen willen waarschuwen, dat je
je niet inlaat met een of andere speculatieve
onderneming, Victor. Er zweeft zooiets in de
lucht, geloof ik."
„Aan wat voor ondernemingen? Verklaar U
nader, alstublieft."
Mevrouw Troilo huilde nog steeds. „Ik was
zoo in onrust over je, Victor.... en toen heb
ik.... de brief uit Baden-Baden gelezen.... dat
je al iets aan het zoeken was...."
Hy doorzag de zaak terstond. „Ah zoo, ja ja",
zei hy spottend. „Vandaar, dat U zoo goed op
de hoogte bent!"
Hy vond, dat het nu mooi genoeg was geweest.
Hij wenschte een eind aan het onderhoud. Hij
had de hand al aan de deurkruk.
„Maak U maar niet druk over mij. Ik vind
myn weg wel. Ik wensch U voor Uw toekomst
alle goeds. Probeer alleen niet die toekomst op
onrecht op te bouwen." Met die woorden verliet
hy de kamer.
„Victor, die woorden neem Je direct terug...!"
Door den hond gevolgd liep zij naar de deur.
Maar die had hy al achter zich dicht gedaan.
Haar neef en aanstaande echtgenoot versperde
haar den weg.
„Laat maar uitrazen, Dora-lief', zei hy op
zyn beminneiyksten en zachtmoedigsten toon.
XII.
Victor vermeed de volgende dagen iedere ont
moeting met zyn stiefmoeder en oom. Hy at
buitenshuis, had ook een samenkomst in Frank
fort met graaf Zechlin en de combinatie, die de
stichting van het sportpark voorbereidde. Op
kantoor had hij meermalen een ernstig zakelyk
onderhoud met Alfons Rispeter. Ten slotte was
de angst van dezen laatste dat het tot een pro
ces zou komen, zoo groot, dat hy vrij groote
concessies deed. Victor was van oordeel, dat de
toelage, die zijn oom bereid was hem toe te
staan, bleef beneden hetgeen hem van rechts
wege toekwam, zyn definitieve toestemming be
hield hy zich dan ook voor.
Hy wachtte nu nog maar op den afloop van
de onderhandelingen over zyn toekomstige po
sitie als directeur van de sportpark-maatschap
pij. Over de meeste punten waren ze het al eens
geworden. Het wachten was nu nog maar op de
definitieve goedkeuring door de combinati
dan kon het contract geteekend worden.
(Wordt vervolgd)