Liefde, Tscheka en dood
Met wt&aal van den dag
DECHACO
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn Uw
beste vrienden
Legaat I
Stillen de hoest
Maken los
1 De vlammende
WOENSDAG 4 JANUARI
UIT EEN DAGBOEK
De roode terreur
Het kleine Meiningen
De listige zij
W oekerpr akti jken
mamlm
Het markante verhaal van een
meisjes-stud ente
Tachtig gulden betaald met 300
en een maand „brommen"
M
MIJN HARDT'S
SALMIAK-TABLETTEN
Dooien 20 en 30 ct. Bij Apotb en Drogisteo
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
aniiniiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiuiiiii
j§ Naar het Duitsch van
Paul Oskar Hoecker
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiinmmiiiiuiuiiiiiiiiimiiiiiuiiiiil
Een van de meest geloofwaardige documen
ten over de bolsjewistische revolutie in
Rusland tijdens Lenin is het dagboek van
een Russisch katholiek meisje Alja Rachma-
nowa, een studente aan een van de Russischs
universiteiten.
Het dagboek begint op 24 September 1916 en
eindigt op 12 September 1920 en omvat dus vier
volle jaren, jaren die voor Rusland eeuwen zijn
geweest wegens de verschrikkingen van de af
grijselijke revolutie der communisten. Het vier
honderd bladzijden dikke boek bedoelt niet te
zijn een letterkundig werk, maar eenvoudig een
reeks aanteekeningen over het dagelljksch .even
van een meisjes-studente. Het dagboek wordt
echter spoediger dan de schrijfster zelf ver
wachtte, gevuld met aanteekeningen over ge
beurtenissen, die verder grijpen dan het leven
van een meisje, gebeurtenissen, die werelden
omvatten en die tot de meest bloedige perioden
van de menschelljke geschiedenis moeten ge
rekend worden.
Alja Rachmanowa is de dochter van een
dokter in een Russische stad, waar zij pas de
colleges volgt aan de universiteit. Zij is zeven
tien jaar en juist op haar zeventienden verjaar
dag legt zij een dagboek aan, dat na vier jaren
zijn weg naar het buitenland vond en thans
als een lijvig boekwerk voor ons ligt in de Ne-
derlandsche vertaling van Serge Eggerth en
uitgegeven door Teulings' Uitgeversmaatschap
pij-
Hoe verder men in het boek vordert, des te
meer dringt zich de waarachtigheid van deze
schrijnende vertellingen op. Alles is weerge
geven in den vorm van notities, van dag tot
dag opgeteekend en zoo eenvoudig en direct
neergeschreven, dat het geheel aan onze ver
beelding voorbijvloeit als een boeiend geschre
ven roman, een roman die niet alleen een uit
stekenden kijk geeft op het verloop van de
Russische revolutie, maar ook op de ondoor
dringbare en voor ons, Westerlingen, onbegrij
pelijke ziel van het Russische volk.
Alja vertelt van haar geluk nu zij zeventien
is geworden. Zij heeft een leven als een prin
ses. Pa is rijk. Niets ontbreekt haar. Zij houdt
van studeeren, vooral de Russische letterkunde
en de psychologie zijn haar lievelingsvakken.
Zij is gelukkig, maar heeft ook een gevoel van
ontevredenheid, omdat zij in tegenstelling met
zoovele anderen niets dan voorspoed heeft. Zy
wil werken en haar leven maken met eigen
handen. Een van haar vriendinnen daarentegen
benijdt haar om haar geluk. Zij zelf is een aan
genomen kind van lager komaf. Maar zij weet
het niet. Zij komt het te weten, als het te laat
ls. Er zit een heele roman achter. Haar broer
ls revolutionnair en haar pleegvader heeft den
jongen naar Siberië kunnen wegwerken. Een
andere broer neemt nu wraak en ontdekt het
geheim. Het meisje is wanhopig, nu zy ver-
neemt, wat zij reeds lang vermoedde en hangt
zich.
Dit is de eerste groote dag in Alja's leven.
Meer en meer dringt het tot haar door, dat het
Russische volk ernstig in partijen verdeeld is.
Er is haat en nijd en Alja staat met haar ge
voel aan de zijde der verdrukten. Het wil er
bij haar niet in, dat de eene in weelde baadt
en de andere geen eten heeft. Zij begrijpt niet,
dat de dames uit haar eigen kring allen gloeien
van vaderlandsliefde, terwijl geen enkele onder
haar op de gedachte zal komen om met het
gewone volk b.v. aan één tafel te eten. Deze
vaderlandsliefde komt Alja verdacht voor. Ook
verbaast zij zich als haar moeder opmerkingen
maakt, wanneer Alja haar eigen bed afneemt.
We hebben hier dus te doen met een meisje,
dat voor alle menschen evenveel voelt en
standsverschil uit den booze vindt. Haar dag
boek wordt er des te aannemelijker om en tot
het einde toe blijft de schrijfster met haar
diepste deernis bij het Russische volk zelf, dat
zij liefheeft en dat zij in zyn geloof, maar ook
ln zijn razernij heeft gezien tijdens de ver
schrikkelijke revolutiedagen.
Er Is in alle Russische steden een strijdvraag
gaande over het al of niet beëindigen van den
oorlog. De een wil doorzetten tot het „zegen
rijk einde", de ander wil direct vrede. Tot de
laatste categorie behooren de revolutionnairen.
De gesprekken over Raspoetin, die op dat
oogenblik op het toppunt van zijn macht stond,
verwekten groote oneenigheid in de salons en
ln den kring van Alja noemt men den staretz
een vuilen bedrieger en een vlegel. Sommigen
zegenen, anderen vervloeken hem. Men begrijpt
niet. hoe de Czarenfamilie zich zoo vergeten
kan, dat zij het met dezen bedrieger aanlegt.
Op 29 September 1916 gaat Alja met haar
vriendin Natotschka naar het kantoor van een
studentenvereniging. Het is er een tamelijk
vieze boel. Een student, die aan een tafel zit,
doet erg familiaar, tot groote ergernis van Alja,
maar zij wil werken en zich verdienstelijk ma
ken en vraagt dus om werk. Zij moet briefjes
rondbrengen bij de armen en de twee vrien
dinnen volbrengen vroolljk hun taak in een
stroomenden regen. Nu beginnen de nieuwe in
drukken. In dienzelfden tijd weet Alja haar
moeder over te halen een paar kamers van het
groote huis te verhuren aan een jeugdig docent
uit Moskou, een eigenaardig heer met eigen
aardige principes, die alleen leert voor zyn
studie, maar allerminst een boekenwurm is. Hy
is in zijn gesprekken zeer vrijmoedig tegen Alja
en beschouwde vrouwen alleen als bronnen van
inspiratie. Trouwen vindt hy nonsens. De eerste
colleges aan de universiteit vielen het studentje
niet mee. Ze begreep er niets van. Daar ontmoet
zij een prof, die haar ook al meer van nabij wil
leeren kennen dan haar lief is. Steeds nieuwe
indrukken! De belangrijkste ontmoeting in die
dagen is Griselda Nikolajewna, een zeer eigen
aardig meisje, die later als een afschuwelijk
bloeddorstige Tschekiste zal opduiken tot schrik
van de heele stad. Zij is 22 jaar oud, zeer intel
ligent en ligt nu en dan met de professoren
overhoop. Zij voelt zich tot Alja aangetrokken,
als zoovele anderen en vertelt haar ongevraagd
de meest intieme dingen uit haar leven, hoe zy
trouwde met een Chinees, die haar sloeg op
den eersten huwelijksdag. Des nachts vluchtte
zij en zij zagen elkaar niet meer terug. Nu ver
langt zij weer naar den man, in weerwil van de
slagen en de walging, die zij voor hem heeft ge
voeld.
Alja raakt door dit verhaal eenigszins van de
wys en werpt zich moedig op haar studieboe
ken en op het gebed om steun te hebben tegen
alle vreeselijke dingen die zy hoort.
Zy vertelt dan verder van een vriendin, die
van het gymnasium werd gestuurd, omdat een
krijgsgevangen Oostenrijker haar uit de verte
het hof gemaakt heeft. Men noemt dit verstand
houding met den vijand.
Ten huize van Alja werkt de docent, omgeven
door de foto's van meisjes, die hem beminnen.
De familieleden en het bezoek praten over poli
tiek, want het zijn roerige dagen in Rusland en
de gouverneur, die vaak op bezoek komt bij dok
ter Rachmanow, ziet met leedwezen dat Alja te
republikeinsch denkt. Hij waarschuwt haar te
gen de revolutionnaire studentenbeweging, die
zich niets van God of vaderland aantrekt.
Maar Alja is het niet met hem eens en laat zich
door Griselda meenemen naar een dusdanige
vergadering, waar de oproerige taal den boven
toon voert. Griselda heeft haar echter niet vol
ledig ingelicht, zoodat zy pas de waarheid ont
dekt, als de vergadering rumoerig wordt en als
het te laat is om te vluchten. Reeds nu open
baart zich het duivelsch karakter van Griselda,
als zij Alja vertelt van haar droomen, waarin zij
vrouwen en kinderen slaat en zich in hun angst-
geschrei verlustigt. Op de vergadering houdt
Griselda een bloeddorstige toespraak, die luide
wordt toegejuicht. Men zweert wraak op den
bourgeois en zou liefst onmiddellijk vele rijken
willen vermoorden.
Volkomen van streek komt Alja thuis van de
vergadering. Zij kan zich niet goed meer reali-
seeren wat er omgaat in de gemoederen van de
studenten en voelt vaag, dat er groote en ver
schrikkelijke dingen te wachten staan.
Die groote en verschrikkelijke dingen zullen
inderdaad komen en het zal verschrikkelijker
woiden dan het meisje met haar dagboek ooit
had kunnen vermoeden.
Dit dagboek vertelt dan ook van de folterin
gen, die het Russische volk moest ondergaan en
die ook de familie van Alja hebben getroffen. Het
is een weerzinwekkende lyst van martelingen en
vernederingen, bijna te erg om waarheid te lij
ken maar zoo sober en zakelijk verteld, dat
men wel moet gelooven.
Voor kinderen is dit boek zeker niet bestemd,
maar de volwassenen, die de toedracht van de
gruwelen tijdens de revolutie willen leeren ken
nen, kunnen in dit dagboek veel wijsheid op
doen.
Men weet, dat de beroemde Meininger
Theater-gesellschaft onder leiding van hertog
Georg n van Saksen-Meiningen, op het eind
der vorige eeuw o.a. belangrijke vertooningen
van Ibsen's werken heeft gegeven. Ibsen zeif
woonde de generale repetitie van „Spoken" by.
waarbij, naar de „Miinchener Neuste Nachr."
vertelt, het volgende is gebeurd:
Ibsen maakte een opmerking over een onder
deel van de regie van den hertog, waaruit een
woordentwist ontstond. De anders altijd kalme
hertog werd boos en voegde Ibsen barsch toe,
dat hy binnen 24 uren het land Meiningen had
te verlaten: De trein gaat om 10.12, mijnheer
Ibsen!"
Ibsen maakte een stijve buiging en zei
lachend: „Hoogheid, in een half uur ben ik over
de grens. Ik zal een fiets hemen."
Zij: „Zeg, de Gruyter heeft ergens een win
kel, die negen meter breed is en tien meter
diep."
Hy: „Zoo."
Zij: „Ja, en daar staat een heel dikke juf
frouw in."
Hij: „Ach!"
Zij: „En weet jy nu, wat die juffrouw
weegt?"
Hij peinst en peinst, en schudt met z'n hoofd.
Zy: „Wel, boonen en grutten."
Een brok schril volksleven vermeldt de Ma-
langsche briefschrijver der „Indische Crt." zoo
als hij dit op een Maandagochtend aantrof
voor het gebouw van den landraad, de inland-
sche rechtbank:
De zittingen zijn nog niet begonnen en als
gewoonlijk staan hier en daar voor het gebouw
groepjes menschen met elkaar te praten in af
wachting van de komende dingen. Vlak voor
den ingang van het gebouw staan twee Chinee-
zen op gedempten toon me' eenige In'anders
te praten. Een der eerstgenoemden houdt een
der Javanen, een tamelijk ouden heer, naar
het uiterlijk in goeden doen, een papier voor.
dat door hem moet worden onderteekend.
Gaat u daar eens kijken: daar is wat schoons
te zien, fluistert een kennis ons in het oor. Wij
naderen het groepje en zien, dat het papier,
dat onderteekend moet worden, een accept is
ten name van den bekenden Chineeschen woe
keraar te Singosari. Langzaam, de schrijfkunst
blijkbaar niet erg machtig, plaatst de oude
baas zijn handteekening op het accept.
„Weet ge wel, wat ge daar teekent?" vragen
wij.
„Accept", antwoordt de oude heer, „boewat
toeloeng sa ja poen ja anak" (om m'n kinderen
te helpen).
„Voor welk bedrag hebt ge geteekend?" vra
gen wij.
„Tida taoe". (Dat weet ik niet.)
De consequenties van het teekenen van een
accept ontgaan den man natuurlijk geheel. Als
zijn kinderen maar geholpen zijnIn het
portaal van het landraadsgebouw zien wij een
man en een vrouw, de laatste zeer zenuwachtig,
de eerste blijkbaar wat ka'mer. Deze beide per
sonen blyken bij het gebeuren vóór het gebouw
nauw betrokken te zyn. De vrouw is de doch
ter van den ouden heer, die „teekende", de
man haar echtgenoot. Op een vraag krijgen
wij het volgende verhaal te hooren.
De man, Wagimoen genaamd, iemand die
vroeger een goede betrekking had, had eenigen
tijd geleden ƒ80 noodig. Hy wendde zich om
„hulp" tot den Chineeschen woekeraar te Sin
gosari en kreeg het bedrag ter leen, waarvoor
hij echter een accept moest teekenen, waarbij
hij verklaarde 150 schuldig te zijn. Maande
lijks moest deze som met 20 worden afbetaald.
Liefhebbers kunnen het percentage van deze
geldleening uitrekenen. Nadat eenige termijnen
waren betaald, „hokte" de afdoening en na de
noodige aanmaningen en bedreigingen werd
Wagimoen in gijzeling gesteld. Een maand bleef
hij in de gevangenis en werd den Zaterdag te
voren in vrijheid geste'd met sommatie van
den Chinees, om Maandag weer in het land
raadsgebouw te komen, teneinde de zaak te
„oeroesen" (schikken, regelen)
Wagimoen, wetende, dat hij tegenover den
woekeraar weerloos stond, kwam; zijn vrouw
en schoonvader kwamen mee. En voor den in-
jyiiimimiiiiiiiiiwii
iiiiiiiiitiiiiiiiiiiniiru
E Weer met nieuwen
Moed begonnen, f
Bakkeleiend
Met elkaar,
Zöö blijkt ginds de
I Nieuwe inzet
E Van het vroolijk
Nieuwe jaar!
Alles draait daar,
E Zij het vechtend,
Om 't bezit van
Den Chaco.
i Noch de eene,
Noch de ander
Geeft dit stroompje
E Graag cadeau!
Kleine staatjes,
Oorlogzuchtig,
i Zijn geprikkeld
Door het woord,
Daar chaco bij
Requisieten
Van hun beider
Leger hoort.
Militaire e
Woorden wraken
E Is dus zeker
Zeer gegrond.
En beslist een e
Prachtig kluifje
Voor den praatvaer
Volkenbond! s
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ËïilllliiilllllllllllllllllililllilllllilllliiililllillllllllillllllllllllllllllllllllilrË
gang van den tempel van Themis, de godin
van het recht, werd Wagimoen door den geld
schieter beduid, dat hij een nieuw accept had
te teekenen, nu ten bedrage van 105, voor
de kosten der gijzeling, door hem den woe
keraar betaald. Als hij „teekende" en de wel
gestelde schoonvader teekende voor aval, dan
was de Chineesche menschenvriend wel gene
gen te „toeloengen" (helpen) en dan zou het
restant der oude schuld, vermeerderd met de
gljzelingskosten ad 105, in maandelyksche
termijnen worden afbetaald. Werd er echter
niet geteekend, dan zou hy onmiddellijk weer
in gijzeling worden gesteld. Het behoeft geen
betoog, dat Wagimoen en zijn schoonvader tee
kendenWagimoen had ƒ80 noodig en
moest daarvoor 150 terugbetalen. Werd ge
gijzeld, omdat hij de bedongen 20 per maand
niet kon voldoen. Moet thans, omdat hy het
genoegen had, een maand in de gevangenis te
worden opgesloten, daarvoor nog 105 extra
betalen. De geleende 80 komen hem dus te
staan op ƒ150 plus ƒ105 is ƒ255, plus een
maand „brommen" in de gevangenis, terwijl
hij ook nog zijn betrekking verloor.
Er zijn helaas te Malang en ook elders
vele Wagimoens, doch hun drama's spelen zich
in den regel niet zoo in het openbaar af als
dit.
Willie Woensdag organiseerde een
vliegwedstrijd tusschen de beide lepe
laars. Ze moesten vliegen naar het
huis van meneer Hippo en terug naaf
het kamp, de overwinnaar zou een
m ooien visch als prijs ontvangen.
Muriel won het, en lachte Madge
uit, toen ze Willie naderde, om den
visch in ontvangst te nemen.
Madge keek verlangend naar den
visch, maar Muriel bleef steeds
lachen.
Maar Muriel had verstandiger ge
daan, eerst den visch op te eten, en
dan te lachen, want Madge kon het
niet langer verdragen, en plotseling
hapte zij den visch uit Muriels ge-
openden bek.
„Geef terug," schreeuwde Muriel.
„Ik heb t gewonnen, en die visch is
van mij."
„Dan had je je bek maar niet zoo
open moeten houden," antwoordde
Madge. „Ik had je den visch niet
afgenomen, als je me niet uitge
lachen had."
(Morgenavond vervolg).
r»""
Mijnheer Bartel was een kunstliefhebber
van't zuiverste water. Een half uur lang,
Ja soms nog langer, kon hij zich verdie
pen in de beschouwing van 'n antiek bordje, "n
beeldje, en als hij toevallig een schilderij, een
Rembrandt bijv. onder oogen kreeg, dan was
hy een en al geestdrift en opgewondenheid.
In den regel echter kon Bartel niet meer doen
dan kijken, want de rente van het kapitaal,
waarvan hy en z'n vrouw moesten leven, liet
het niet toe, zich aan een aankoop van be-
teekenis te buiten te gaan. Ze leefden samen
stil op een eenvoudig bovenhuisje.
Juffrouw Bartel had een afkeer van Bar-
tel's Kunstliefhebberij, een afkeer die ze niet
onder stoelen en banken stak. Tot vervelens
toe had ze hem daarover onderhouden.
„Als jy," foeterde ze herhaaldelyk, „niet zoo
veel geld had uitgegeven voor dien beroerden
ouden rommel dan waren we zeker heel wat
verder geweest dan nu."
In 't begin had Bartel z'n wederhelft van
repliek gediend, maar to?n hy al heel gauw
inzag, dat hy daarmee olie op *t vuur wierp,
had hy er het zwygen maar toegedaan. Wan
neer z'n vrouw over dien „beroerden ouden
rommel" uitpakte, ging hy 's avonds naar een
van z'n z.g. „ouwe vrienden" en zocht z'n
troost in een gesprek over de kunstschatten.
Toen Bartel eens laat in den avond van
zoo'n bezoek weer thuis kwam, vond hy z'n
vrouw met stralende oogen en een zonnigen
glimlach op het reeds tanige gelaat.
„Wat is er?" vroeg hy; „waarom lach je zoo
idioot?"
Tot eenig antwoord reikte ze hem emstig-
deftig een blad papier toe.
Hij las aandachtig; op z'n gelaat verscheen
een blijde uitdrukking en kalm las hy het be
richt van den dood eener stokoude tante, een
bericht dat hy van den notaris moest verne
men, die er by vermeldde, dat het oude
mensch hem een legaatje van duizend gulden
vermaakt had.
„Duizend gulden!" glunderde Bartel en
dacht er aan, dat een zyner beste „ouwe
vrienden", dit bedrag vroeg voor een paneeltje
van Hondecoeter.
Maar alsof juffrouw Bartel z'n gedachten
raadde, viel ze eensklaps uit: „Bartel, als je
t waagt om ouwe rommel voor die centen te
koopen, dan heb je geen leven meer."
De heer des huizes hield het zich voor ge
zegd en zag het mooie paneeltje in rook ver-
dwynen.
Hy ging de onverwachte erfenis bij den no
taris halen en op weg naar z'n woning kwam
plotseling een zeer gecompliceerd plan in z'n
brein op, dat hy direct trachtte uit te werken.
„Dag vrouw!" riep hy, zeer opgewekt de
huiskamer binnen tredend.
„Heb je ze?" luidde haar wedergroet, waar
door Bartel onaangenaam getroffen werd.
Ja, natuurlyk heb ik ze," zei hy norsch.
„Geef ze dan hier," noodigde juffrouw Bar
tel.
„Zeg, ben je nou heelemaal gek?" barstte
Bartel los. „Mot je my es even vertellen, me
vrouw Bartel zei altyd: „mevrouw" tegen
z'n wederhelft als hy woedend was „mot
je my es even vertellen, mevrouw, of die tante
van jou of van mij was?"
„Niet van jou", kaatste de pientere juf
frouw Bartel terug. „Man en vrouw zijn één.
Die centen zyn van ons allebei."
Van dien kant had Bartel de zaak nog niet
bekeken en omdat hy geen kans zag op deze
manier tot een bevredigende oplossing te ko
men, begon hy maar met de uitvoering van
z'n „weldoordacht" plan.
„Laten we nóu es verstandig praten vrouw",
sprak hy heel gemoedeiyk. „Het is een uit
gemaakte zaak, dat het geld van mij is. Nu
vraag ik je echter, omdat je me wel eens ver
weten hebt, dat andere mannen zoo dikwyis
wat voor hun vrouwen meebrengen en ik
niet, wat wil je nu eens hebben dat ik voor
jou meebreng? 't Kan me niet schelen wat het
kost. Al moest ik voor jou die heele duizend
gulden besteden, dan zou me dat volkomen
onverschillig laten, want dit verwijt heeft me
inderdaad diep getroffen."
Het scheen Bartel toe, dat deze toespraak
wel eenigen indruk maakte.
„Man," begon juffrouw Bartel nog al lief,
„laten we nu niets overfjld doen. Denk er nog
eerst eens goed over. Ik kan je natuurlyk wel
zeggen, wat ik graag zou willen hebben, maar
dat is toch veel te duur."
„Kan me niet schelen," riep Bartel, joviaal.
„Zeg het maar gerust."
„Nou, als je t dan weten wilt, zoo'n breeden
gouden armband met een paar echte steentjes,
daar heb ik in m'n heele trouwen al naar ver
langd."
,,'k Ga hem dadeiyk koopen," en Bartel
greep al naar z'n hoed.
„Man" zei z'n vrouw, daten we nu toch
morgen samen gaan, dan kan ik hem zelf
uitzoeken.
„Als-'t-ie niet naar je zin is, mag je hem
nog ruilen ook," riep Bartel naar boven,
want hy stond al beneden aan de trap.
Tien minuten later stapte hy by een van
z'n „ouwe kunstvrienden" den winkel binnen.
„Bennie", begon Bartel, „ik heb een prachtig
plan en jy moet me helpen."
„V Is toch wel zuivere koffie?" vroeg Ben
nie, „anders laat ik me er niet mee in, hoor!
Geen knoeieryen; dat
„Maar man," viel Bartel hem in de rede,"
„denk je, dat ik me met zaakjes zou inlaten,
die
„Neen, neen, dan is t in orde," lachte de
kunstvriend.
„Luister nou," hernam Bartel, „jy geeft me
dat paneeltje van Mondecoeter voor acht
honderd pop, hè?"
„Ik kan t waarachtig niet doen. "k Kan er
toch geen geld op toeleggen, omdat jy een
goeie kennis van mij bent? Ik kan er meer
voor maken."
Na lang loven en bieden werden ze t dan
toch eens voor acht honderd en vyftig gul
den.
„Ik ben wel gek," zei Bennie, „t is dat ik
jou ken, maar vertellen doe ik het aan nie
mand."
„Dat is juist wat
verder. Heb je een
armbgnd voor m'n
vrouw met een paar echte steentjes? Hy
mag niet meer kosten dan honderd vyftig
gulden en dan hang jy aan het paneeltje een
prijsbriefje van honderd vyftig gulden en aan
den armband hang je een prysbriefje van
acht honderd vyftig gulden. Snap je 't nou?"
Bennie knipoogde, snapte het en na een
uurtje stapte de slimme Bartel met z'n pa
neeltje van Hondecoeter en den armband met
echte steentjes den winkel uit, zónder het le
gaat van z'n tante. Dat had Bennie.
Met een ernstig gezicht stapte hij z'n huis
kamer binnen en legde zwygend het étui voor
z'n ega op tafel. Zenuwachtig wikkelde zy het
vloeipapier los en knipte het doosje open.
„O man, wat is dat prachtig!" riep juffrouw
Bartel, en viel hem om den hals.
„Ja, Ja," weerde Bartel af, „t Is goed, hoor
eneh, vind je t prachtig? t Vertegen
woordigt een hooge waarde, vrouw, dus wees
er in 's hemels naam zuinig mee."
Toen juffrouw Bartel zoo ernstig van de
hooge waarde hoorde 6preken, ging ze meer
kritisch onderzoeken en kreeg natuurlyk het
briefje met den prijs erop in t oog. In een
oogwenk stond haar gelaat in vuur en vlam.
„Kost datdat ding acht honderd en
vyftig gulden?" gilde zy."
„Vrouw," zei Bartel, „ik heb je een bewys
van groote aanhankehjkheid willen
„Ruilen, direct ruilen! Ben je beduveld? om
je zoo in den nek te laten zien? Acht honderd
en vyftig gulden! Daar kan je toch waarachtig
wel wat anders voor hebben? Waar heb je t
gekocht? O, t adres staat op het doosje!
Kom mee, Bartel, dadelyk, anders ruilt hy t
niet meer. Wat heb je daar nog? Heeft-ie-
waarachtig weer zoo 'n oud prul gekocht. Wat
kost dat?"
.Honderd vyftig gulden," fluisterde BarteL
„Heb jy voor dat bekladderde plankie hon
derd en vyftig gulden gegeven? Enfin, dat
mot jy weten, maar dat ding hier, dat gaan
we dadelyk ruilen."
Bartel zat met gesloten oogen in z'n leuning
stoel. Hy voorzag dingen, zóó verschrikkeiyk,
dat z'n verbeelding weigerde, ze hem voor den
geest te tooveren. Hij verrees als een auto
maat en volgde z'n woedende vrouw.
Na een minuut of tien stonden ze samen
voor Bennie.
Mynheer," begon juffrouw Bartel, „ik wil
dien duren armband ruilen voor iets anders.
Ik vind dat voor achthonderd vyftig gulden
wel wat anders te koop is dan een armband.
Ik knap er net zoo lief m'n huishouden mee
op."
„Heel goed, mevrouw," lachte Bennie; „ik
kan u alles laten zien wat u wenscht."
Bartel was in een stoel neer gezakt. Hy zag
lykbleek. Z'n vrouw verdiepte zich in de be
schouwing van een prachtig buffet.
„Moet het zeggen?" fluisterde Bennie ach
ter haar rug tot Bartel, „of betaal je bij?"
„Ik zal wel bybetalen," stamelde Bartel.
Hoe, dat wist hy nu nog niet. t Zou wel
van 't kapitaal afmoeten en dan minder rente:
natuurlyk zou z'n vrouw het merken en dan
z'n denkvermogen begaf hem, als hy
daaraan dacht.
Hy zag als in een droom z'n vrouw met
Bennie zaken afdoen. Ze kocht een buffet,
een Perzisch tapyt, een prachtigen looper,
vazen, allerlei luxe artikelen, totdat ze aan het
bedrag van acht honderd vyftig gulden ge
komen was.
„Nou man, wat zeg Je daar nu van? Ben Ik
niet veel verstandiger. Nou heb ik nog een
armband ook voor vfjf. en zeventig gulden en
dien vind ik net zoo mooi als dien jy me gaf.
Wat zie Je bleek, man. Ben je niet erg lek
ker?"
„O, ik voel me heel goed," antwoordde Bar
tel, „alleen een beetje dof in m'n hoofd."
„Kom dan maar gauw mee naar huis, dan
kun je direct onder de wol gaan."
„Dag mijnheer," zei juffrouw Bartel, „laat u
dan overmorgen alles thuis bezorgen?"
„U kimt er op rekenen, mevrouw," was het
prompte antwoord van Bennie; „goeden avond
mevrouw, mynheer."
„Dag mynheer," zei Bartel en strompelde
meer dood dan levend, achter z'n wederhelft,
den winkel uit.
eheele ongeschiktheid tot
armen, beide beenen of
werken door '7Cf\ by een ongeval met f Of1/) bij verlies van een hand f 1 OC oy verlies van een CA bij een breuk van f Afï
beide oogen f I OUm" doodeiyken afloop /HOU»" een voet of een oog# duim of wysvlnger cl t/." been of arm# t\J*m anderen vinger
A 77- op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f O AA A by levenslange ge
All€ (IDOIinC S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van belde
by verlies van "n
44
Morgen Zondag, is de tentoonstelling 's mor
gens gesloten. Mr. Gabb neemt me mee naar de
St. Pauls Kathedraal. Donderdag wordt de ten
toonstelling gesloten. Maar het duurt nog wei
een veertien dagen, voor we kunnen terugko
men, omdat nu pas het zakeiyke gedeelte van
onze reis begint. Mr. Gabb denkt, dat hij hier
grif 50.000 exemplaren aan den man kan bren
gen. De pryzen voor de mooie noviteiten waren
allemaal tusschen de drie en vier shilling. Kry-
gen we de medaille, dan doen we het natuurlijk
niet voor minder dan vier. In elk geval verdie
nen we wel zooveel, dat U zich in het Kurhaus
in Wiesbaden eens op een fleschje champagne
tracteeren mag. Maar dat moet u dan aan Mr.
Gabb schryven, als u dat doet, dan voelt hy
zich mischien verplicht, my ook eens te invitee
ren. Dat zou zalig zyn! Mrs. Scarduff zou na
tuur lijk meemoeten, omdat oom Erck haar in
een briefje op het hart gedrukt heeft goed voor
mijn zieleheil te zorgen, wat ik overigens tame-
iyk overbodig vind. Want het zou toch veel
aardiger zijn, als de twee pioniers van de jonge
firma Catharina Lutz eens met zijn beidjes er
op uit togen om een flesch champagne te ledi
gen op de herinnering aan onzen harden stu-
dietyd by juffrouw Catharina en meester Bal
thazar (dien wy beiden hierby hartelykgroeten).
Of zouden ze ons in het Trocadero voor een
paartje op de huwelijksreis aanzien? Overigens
is Mr. Gabb heel aardig en attent. U mocht
eens denken van niet! En nu, juffrouw Lutz,
een harteiyken zoen en myn innige gelukwen-
schen met Uw reuzensucces!
Eva."
XIV
Zoo kwam dan nu het loon.
De Duitsche bladen hadden den volgenden
dag het telegrafisch bericht van het succes
van hun jonge landgenoote:
„Londen, 9 Oct. Op de groote bloemententoon
stelling in Cristal-Falace kreeg een Duitsche
anjer-noviteit, „Flaming Kate", den tweeden
prijs. Ze is gekweekt door juffrouw Catharina
Lutz in Wiesbaden. Deze jonge dame heeft in
Marienfelde by Berlyn haar theoretische oplei
ding gehad, is jarenlang in verschillende Duit
sche bedrijven practisch werkzaam geweest en
heeft in Engeland grondig studie gemaakt van
de anjer-kweekery. „Vlammende Katchen" zal
zeker in den komenden winter de modebloem
worden.
Nu het in de Duitsche kranten stond, begon
Balthazar Troilo het ook te gelooven! Hy was
uitgelaten vroolyk over Catharina's succes. Zoo
kende ze hem heelemaal niet. En het advies
van Eva, om in het Kurhaus in Wiesbaden het
succes met champagne te vieren, viel in goede
aarde by hem.
zyn vrooiyke stemming duurde echter niet
zoo heel lang. Het viel Catharina op: sinds
eenigen tijd maakte zich, juist na opgewekte
stemmingen, een soort lethargische verdooving
van hem meester. Het leek wel, of hy aan het
piekeren was. Maar waarover maakte hy zich
zorg? Angst voor den dood kon het niet zyn,
dien had hy niet; dat had hy haar vaak genoeg
gezegd. In den grond van zijn hart was de
soms-zoo-ruw-uitvallende oude man een kin-
deriyk-geloovig Christen, voor wien het leven
niet met den dood ophield. De zekerheid in een
hoogeren bestaansvorm voort te leven maakte het
afscheid van deze onvolmaakte wereld niet al
te zwaar voor hem. Misschien was het dan toch
de ouderdom, die hem begon te hinderen. Hij
was den laatsten tyd zoo in het oog vallend
minder geworden, dat Catharina zich soms be
paald bezorgd maakte. En het verbaasde haar
des te meer, dat hy soms plotseling opleefde en
een jongensachtigen lust had, om een of andere
dwaasheid te doen.
Dat Catharina schitterende zaken deed, ver
heugde hem natuurlyk. Maar hy kon toch niet
nalaten uit te rekenen, dat wanneer zy tot aan
staanden Mei gewacht had, zy een kwart millioen
planten in voorraad zou hebben gehad. Catha
rina moest er om lachen. „En waar zou ik
de werkkrachten vandaan hebben moeten ha
len? En het toezicht, hoe moest het daarmee?
Ik had op den duur wel een half bataljon
gendarmerie noodig gehad om te zorgen, dat er
niets uit de kassen werd meegenomen!"
Ze hadden er beiden verbazend veel schik in,
dat ook de agent uit Frankfort weer met zyn
bestellingen moest komen. Hy feliciteerde haar
zelfs door de telefoon. Catharina bedankte hem
pgewekt, maar moest hem meedeelen, dat zy de
bestellingen slechts kon uitvoeren in de volg-
'de, waarin ze binnen kwamen.
„En over den prijs bent U door myn prospec
tus wel ingelicht, nietwaar?" vroeg ze schyn-
baar argeloos.
„Ik vind U beestachtig duur, juffrouw Lutz.
U ruïneert Uw eigen zaak. Let U maar eens op;
n de meeste bedryven kweeken ze uit de stek
ken alles, wat ze noodig hebben en in het
volgende voorjaar koopt niemand meer een
stuk van U."
„Tegen dien tijd ben ik allang u't^erkocht,"
ei Otharna vroolyk.
„Dan gaat U zeker rentenieren?"
„Dat kunt U denken! Ik ben allang weer met
wat nieuws bezig.
„Mag <k vragen
Catharina werkte thans voort aan de poging,
die in het voorjaar mislukt was. Ze had nu
weer den moed er toe; bovendien kon ze nu
haar tijd afwachten. Al haar yver wydde zy
aan de witte, rose-genuanceerde bloem. Ze wist
nu, dat het kweeken van noviteiten het gebied
was, waarop ze succes zou hebben. Het kweeken
/an anjers voor den verkoop van Snijbloemen
dacht ze zich als byzaak, alleen omdat het fi
nancieel noodig was.
Een tijd lang hadden de bloemenhandelaars
ter plaatse geprobeerd de nieuwe bloem te boy
cotten. Het waren de knechtjes van Bloemen-
Troilo! Maar ten slotte moesten ze toch wel
over de brug komen. En door een toeval kwam
Catharina er achter, dat een opmerkelyk-groote
bestelling voor rekening van een strooman, voor
de vyandeiyke buren bestemd was!
Catharina kon haar weldoener Erck de voor
geschoten bedragen in korten tyd terugbetalen.
Haar dank kwam uit hét diepst van haar hart.
Allen hadden haar in haar moeilijkheden al
leen laten staan en was hy niet op het juiste
oogenblik komen opdagen om haar te helpen,
dan had ze nooit het resultaat van al haar
moeite en yver kunnen inoogsten.
Nu echter was het een ryke oogst. En ze
mocht nu ook wel eens een vroolijken avond
hebben. Het toezicht stelde nu ook niet meer
zulke zware eischen als in dezen tyd, dat ieder
stekje dat de deur uitging, een gevaar was
voor haar succes.
Al was ook nu nog een inbraak de moeite
waard, het verlies van een plantje beteekende
thans niet meer dan het verlies van zyn ver
koopwaarde.
Over vader Krause en zyn veelbelovenden
zoon had Catharina na het verhoor door den
Burgemeester nog maar eenmaal wat gehoord:
de Commissaris had haar bericht, dat als aan
stichter in elk geval niet de heer Victor Troilo
in aanmerking kwam. Hoogstwaarschijnlijk had
een verkeerd-begrepen, humoristisch-bedoelde-
opmerking van den heer Rispeter den Jongen
op het iedee gebracht.
Catharina had Victor al beschouwde ze
hem ook als zwak nooit tot zoo iets ge
meens in staat geacht. Maar de mededeeiing
van den Commissaris nam toch een zwaren
last van haar af. Maar tegen grootvader Troilo
mocht ze volstrekt niet over Victor spreken,
noch over het bezoek van den Commissaris Dan
raakte hy direct in een soort ziniooze woede.
Ze spraken af, dat het „feestdiner" Zater
dagavond zou plaats hebben. De oude Balthazar
had een landauer besteld aan auto's was
hij niet meer van plan zich te wennen, nu hij
al aardig tegen de negentig liep en nil had
tegen Katchen gezegd: „Vandaag moet je je
eens mooi maken, als je met my uitgaat: ik
wil met Je pronken!"
Dus trok ze. ut schoon het buiten de zen al
aardig koud was een dchte. zomerscne japon
aan. Een feestelijker exemplaar oevatie haar
garderobe op het oogen bh s niet! De zorgen en
het werk hadden haar geen gelegenheid gelaten
aan haar toilet te denken
Ze huiverde aan ook wei een Deelt*, toen
ze naast den ouden heer in het opeD rijtuig
zat. Het was overigens een stralende herfst
middag.
.(Wordt vervolgd).