IN EN OM HAARLEM
S
Prikkeldraad
m
Het conflict in het Visscherijbedrijf
De Zouaven-afdeeling in het
Bissch. Museum
DE REEDERS ALS VISCH-
LOSSERS
Arme Vrijheidsbond!
DONDERDAG 5 JANUARI
De vischhallen worden
streng bewaakt
ONBEKENDE KATHOLIEKE
POËZIE
Lezing van A. van Duinkerken
Mooie kalender
R. K. VROUWENBOND
Jaarvergadering en lustrum
Plechtige viering van het
vierde lustrum
HET WITTE TAPIJT
TOONEEL
SCHOUWBURG JANSWEG
Oud-Miinchen in winterkleed
De reed ers lossen zelf
Nog een voorstelling
De Slaperdijkweg
VOOR DEN POLITIERECHTER
De temperamentvolle
juffrouw
Korte tragedie
RIJKSWEG
AMSTERDAM—HAARLEM
Rijwielpad bijna klaar
DE INBRAKEN TE HALFWEG
Altaarwacbt gevormd
•iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiniiiimiiiiiiinniinn
In het Bisschoppelliik Museum aan de Jans
straat te Haarlem wordt 'n verzameling aan
gelegd van curiosa, die betrekking hebben op
*n zeer merkwaardige gebeurtenis in 't tijdperk
der emancipatie van Nederlands katholieken: de
eouaven-beweging in de zestiger, zeventiger ja
ren. Tot 15 Januari a.s. is er een tentoonstel
ling van en het is de moeite waard er eens een
kijkje te gaan nemen.
Zouaven (voor de ouderen onder ons heeft
het woord een zeer bekende klank, maar voor
de jongeren blijkt het reeds niet overbodig, de
beteekenis van het woord even te omschrijven)
zouaven, in het Fransch zouaves, is oorspronke
lijk de naam van de inwoners van het district
Zoeavia in de Algerijnsche Provincie Constan-
tine. Die inwoners, bekend wegens hun dapper
heid, dienden van ouds in Barbertje als huur
troepen. Men gaf de naam zouaven in het bij
zonder aan de lijfwacht van de dey's en bey's
van Tripolis, Tunis en Algiers. Het Fransche
bewind behield na de verovering van Algerië in
1830 deze huurtroepen en deze behielden met hun
naam ook hun schilderachtige Turksche klee
ding en werden weldra door hun dapperheid
bekend, zoodat vele Franschen daarbij dienst
namen. In den Krimoorlog verwierven zij zich
den naam éütetroepsn en ook in Italië, waar
zij door het Fransche gouvernement werden
heengezonden om de Kerkelijke Staten te hel
pen en zelfs in den Wereldoorlog hebben zij zich
grooten roem verworven.
Ten jare 1860 was de politieke toestand voor
het Pauselijk Gouvernement zeer dreigend Den
18 September viel het leger der Piëmonteezen,
32,000 man sterk, onder Gialdini en Fanti, het
Pauselijk legertje aan, dat 9000 man telde en
onder bevel stond van Lamoricière en Markies
de Pimodan. Na heldhaftigen tegenstand werd
het zwakke Pauselijk leger te Cartel Fidardo
vernietigd. De Pimodan sneuvelde. Lamoricière
trok zich terug in Ancona, doch moest, bij ge
brek aan geschut, deze stad den 29sten Septem
ber overgeven. In het geheel sneuvelden 1000
pauselijken. Het geheele leger, 17.000 18.000
man sterk, werd krijgsgevangen gemaakt. Mar
ken en Umbrië werden bij het Italiaansch grond
gebied gevoegd. Er werden pogingen gedaan een
nieuw pauselijk leger te vormen. Er waren na
Cartel Fidardo ongeveer 500 Franco Belgen
overgebleven. Deze troepen droegen sinds eeni-
gen tijd een uniform, dat ontleend was aan de
uniform der Fransche zouaven. Vandaar dat
zij ook wel „Pauselijke Zouaven" werden ge
noemd. Januari 1861 werd het korps der Franco
Belgen ontbonden en werd een nieuw korps op
gericht „het Bataljon der Pauselijke Zouaven",
en stond eerst onder bevel van Graaf Becde-
lièvre en later onder dat van den Zwitser Joseph
Allet, die den graad kreeg van kolonel. Luite
nant-kolonel werd Afhanase, baron de Charette
de la Contrie, een neef van den beroemden Bre-
tonschen guerilla-aanvoerder uit den tijd der
Chouans.
Van alle landen togen vrijwilligers op naar
Rome om dienst te nemen in het Bataljon van
Allet en het was toen dat zich in Nederland de
„zouavenbeweging" ontwikkelde.
De opvattingen over oorlog en heldendood der
tegenwoordige Nederlandsche katholieken zijn,
vooral sinds den gruwelijken wereldoorlog, an
ders dan die van hun groot- en overgrootouders
uit de zeventiger jaren, maar dat neemt niet
weg, dat ook nil nog opoffering en aanbieding
van eigen leven in alle omstandigheden geldt
als de opperste uiting van liefde voor een zaak
en voor een persoon en zij, die eigen levensge
vaar niet tellen om een goede zaak te dienen,
gelden terecht als helden. Dat heeft met pro-
of anti-oorlog niets gemeen. Welnu, met uitzon
dering misschien van een enkelen jongen man,
belust op avonturen, waren de Nederlandsche
zouaven dier dagen bereid hun leven te geven,
voor een zaak, die hun zeer heilig was, voor de
zaak van onze Moeder de H. Kerk en den Paus.
En niets anders dreef hen daarbij dan alleen
de liefde tot God en onze Moeder de H. Kerk.
Dies verdienen zij onze bewondering.
Maar ook voor de mentaliteit der Nederland
sche katholieken dier dagen is deze zouaven
beweging typeerend.
De Katholieken van Nederland zijn in dfe
vorige eeuw den opmarsch begonnen naar de
leidende posities, die zij krachtens hun getal
sterkte behoorden in te nemen.
Nadat de vrijmaking hen in staat had gesteld,
om in het openbare leven invloedrijke functiën
waar te nemen, sloegen zij den weg in naar het
cultuurleven hunner dagen, zoo merkt de schrij
ver van „uit den Zouaventijd", waaraan wi) hier
eenige historische bijzonderheden ontleenen,
zeer terecht op, verzekerden zich van het ka
tholiek onderwijs en van de katholieke dagbla
den, groepeerde zich in het Staatkundig leven
de Roomsch-Katholieke Staatspartij en slaag
den er tenslotte in een eigen katholieke cultuur
te stichten, die in snelle ontwikkeling haar eigen
katholiek karakter bewaarde bij de verwording
der algemeene cultuur. Deze tijd heeft zijn roem
rijke episoden zooals den kamp om de gelijk
stelling van het Bijzonder Onderwijs, de vesti
ging der katholiek-sociale denkbeelden, de vor
ming van een eigen literatuur en andere be
langrijke feiten. Eén dier episodes is ook de
Zouavenbeweging.
De Zouaven zijn de Jongeren in de Zeventiger
jaren geweest, die hun katholicisme naar bui
ten uitdroegen en zich bewust werden van hun
roeping, om den geest van hun dagen, de revo
lutie te bestrijden. De Nederlandsche Zouaaf
heeft geopenbaard op welke krachten katholiek
Nederland mocht rekenen bij den moeitevollen
opmarsch naar die leidende posities. Het karak
ter der Zouaven moed en strijd tegen het
mensehelijk opzicht heeft de katholieken dier
dagen hoe langer hoe meer bezield. En het wa
ren stellig nog zouaven-karakters, die enkele
tientallen jaren later den moed hadden, zich te
vereenigen in specifiek katholieke organisaties
en ostentatief hun lidmaatschap van de Room-
sche vereeniging en hun katholiciteit op' werk
plaats en op straat durfden toonen. Het is de
1 Zouavengeest, die in Nederland zoo vele en ste
vige R.K. organisaties heeft gesticht als men
nergens ter wereld, bijna aantreft.
En nu is het een uitmuntende gedachte ge
weest van het Bisschoppelijk Museum, maat
regelen te nemen om wat er nog aan dien tijd
herinnert en nog onder de menschen is, op te
vragen en op te bergen. Dat is geschiedenis, die
vooral na eeuwen groote waarde zal hebben. En
wat nu voor den Zouaventijd is gedaan, zal straks
ook ongetwijfeld gedaan worden voor de geschie
denis, van den schoolstrijd, voor de geschiedenis
van het katholiek dagbladwezen, en de Staat
kundige ontwikkeling der katholieken.
Aan het verzoek van het Museum om voor
werpen, die aan den Zouaventijd herinneren,
op te zenden is in ruime mate voldaan. Er kwam
uit den aard der zaak wel veel waardelooze rom
mel binnen, maar reeds nu is er een keurige
verzameling, die evenwel nog voor uitbreiding
vatbaar blijft.
Men ziet er het origineele zouavencostuum,
zooals het in „zeventig" is gedragen. De Pause
lijke zouaaf staat er ontwapend op zijn post,
zooals hij er dus waarschijnlijk na de inneming
van Rome uitzag, maar mettertijd komt er mis
schien ook wel een in veldtenue te staan. In Rome
zullen daarvoor nog wel uitrustingstukken te
vinden zijn. Uit Rome is trouwens voor deze
verzameling al medewerking ondervonden. De
sacristie der Sixtijnsche kapel heeft voor het mu
seum namelijk het prachtige vaandel afgestaan,
dat destijds geschonken is door de Nederland
sche ka.tholieke vrouwen aan het Zouavenregi-
ment of liever niet aan het Zouavenregiment,
want het is geen legerstandaard. Het is een ge
woon, zij het een zeer kunstig en kostbaar uitge
voerd, kerkvaandel en was dus meer een her
inneringsvaandel aan het Zouavenregiment. Het
draagt reeds scherp de sporen van het feit, dat
het meer dan vijftig jaren in de sacristie der
Sixtijnsche kapel heeft gestaan. De ontwerper
is de beroemde kerkenbouwer dr. Cuijpers. Het
bevat deze opdracht: „Catholicae ex Neerlandia
filiae stemuis petrianae sedis militibus". (De
Katholieke vrouwen van Nederland aan de dap
pere verdedigers van Petrus Stoel); Pro Pio
Nono Papae Regi (Voor Pius Negen Paus Ko
ning); Vindicamus hereditatem Patrum nostro-
rum (wij verdedigen het erfdeel onzer Vaderen)
dan de namen van de landen waar de Zouaven
vandaan kwamen: Oostenrijk, België, Nederland,
Amerika. Verder data: 513 October, 3 Novem
ber J867, Bognoreg, Monte Libretti en Montana,
drie voor de zouaven glorievolle wapenfeiten.
Behalve dit zijn er ook vaandels opgeborgen
van de in latere jaren opgerichte afdeelingen
Amsterdam en Haarlem van de Zouavenbroeder-
schap. Opmerkenswaardig is ook de origineele
pauselijke vlag, die, ten tijde van den ondergang
der kerkelijke Staten, te Rotterdam uithing bij
den consul van den Kerkeljjken Staat aldaar,
geel-wit met zeer groot het wapen van Z. H.
Paus Pius IX. In de vitrines ligt het consulaats-
stempel en ziet men paspoorten, reiswijzers en
zakboekjes van de zouaven, een afschrift van
den eed van trouw, die afgelegd moest worden,
tal van medailles o.m. van Generaal de Cha
rette, de medailles Fidei et Virtute, van Men-
tana e.a., een afbeelding van Pieter de Jong van
Lutpebroek bij Libretti in gevecht met Garibal
disten, een afbeelding van Nederlandsche zoua
ven tijdens hun hulpverleening te Albano toen
daar de cholera heerschte, de handdoek, die
Z. H. Paus Pius IX gebruikte bij de plechtig
heid der voetwassching in het jaar 1868. Ook
is er een complete en interessante verzameling
van alle door Pius IX uitgegeven jaarmedailles
alsmede van de oude en nieuwe munten van
den Kerkdijken Staat en de munten van de
huidige Vaticaan-stad, tenslotte velerlei bijzon
derheden over protestmeetings der zouaven in
Nederland, bijeenkomsten enz. enz.
Zooals wij reeds schreven is deze verzameling
nog maar een begin en voor uitbreiding vatbaar.
Maar er eenige uren te toeven is reeds nu aan
genaam, omdat het de herinnering oproept aan
een grooten tijd, groot voor de katholieke wereld
en groot voor Nederland in het bijzonder.
De uitvoering is fraai verzorgd en daarenbo
ven zeer practisch, omdat op elk der maandbla
den aangegeven is, hoe de electriciteit te be
nutten is ten behoeve van zoovele zaken, waar
over op de platen goede voorbeelden zijn gege
ven.
Op uitnoodiging van den ondernemenden
boekhandelaar H. Coebergh hield Woensdag
avond voor een aantal vrienden van het boek
de heer Anton van Duinkérken een lezing over
„onbekende katholieke poëzie", zulks in verband
met de verschijning van de bloemlezing „Dich
ters der contra-Reformatie", bij de uitgeverij
„De Gemeenschap" te Utrecht.
Aanvankelijk was spr. verschrokken van de
convocatie, die meldde, dat hij zou spreken
over „onbekende" poëzie. Uit zijn ervaring is
hem echter gebleken, dat de oude katholieke
poëzie, vooral die der 16e en 17e eeuw, weinig
bekendheid genieten. Toch kan men van ge
slacht tot geslacht de ontwikkeling der katho
lieke dichtkunst nagaan en deze) studie geeft niet
alleen een merkwaardig beeld van het Neder
landsche geestesleven dier dagen, maar levert
tegelijkertijd veel schoonheid op, waaraan te
weinig aandacht is besteed door de geschied
schrijvers.
Van 1527 tot 1700 volgde spr. nu de ontwik
keling der katholieke poëzie: eerst haar harts
tochtelijk verzet tegen de hervorming (1527—
1540), dan haar weifelmoedigheid (15401572),
daarna den intellectueelen wederopbouw van t
Katholicisme (rond 1600), vervolgens de pries
ter-dichters, die Nederland voor het ware ge
loof behouden (16001630), als hoogtepunt de
Hollandsche leeken-lyriek met Vondel als cen
trale figuur (16301670). Hoe deze dichtkunst
tot verval komt, toont spr. aan, om daarna nog
even de aandacht te vestigen op een laatste op
leving.
Onder de belangstellenden, die in grooten ge
tale waren opgekomen, merkten wij verschillen
de figuren op uit het hedendaagsche artistieke
leven.
Door het gemeentelijk electriciteitsbedrjf is
een twaalfbladige kalender uitgegeven, waarvan
elk blad een sprekende reclame is voor het ge
bruik van electriciteit: licht, kracht, verwar
ming, hulpmiddel bij den arbeid.
De jaarvergadering van den R.K. Vrouwen
bond wordt gehouden Donderdag 19 Januari,
1% uur in de Kroonzaal, Groote Markt 11. De
agenda vermeldt: Opening door de voorzitster;
Jaarverslag secretaresse en penningmeesteresse;
Rapport der kascommissie; Bestuursverkiezing
wegen periodieke aftreding der dames A. Loh-
man, M. StegerKraetzer, C. KootSiemens,
allen herkiesbaar: Mededeelingen: A Oprichting
Commissie van Bijstand; B Maria-club van
onderling hulpbetoon; Inschrijving voor de ver-
chillende fondsen, cursussen, theemiddagen.
Voor de bedevaart naar Schiedam bij het eeuw
feest van St. Lidwina. Excursio naar 's Bosch,
half Mei. Bezoek aan de Zoete Lieve Vrouwe,
tevens bezichtiging der St. Jan. Brabantsche
koffietafel in den Raadhuiskelder en, zoo moge
lijk, een bezoek aan de De Gruyter's fabriek.
Datum en reiskosten vierden nader bekend ge
maakt.
Onder de pauze groote verloting ten bate der
hulpactie.
Revue 19131933: Lid van den Vrouwenbond
Ja of Neen, door eenige gelegenheidsartisten
met woordenbegeleiding; regie: mej. Lidwina
Diepenbrock.
Deze vindt Woensdag 15 Februari plaats als
volgt:
9 uur: H. Mis van dankbaarheid, waaronder
alg. H. Communie der leden in de St. Antonius
kerk, Nieuwe Groenmarkt. Toespraak door den
geestelijk adviseur, den zeereerw. rector J. B.
M. Timp.
Half drie: Groot kinderfeest, aangeboden aan
de kinderen der leden.
8 uur: Feestvergadering in de Kroonzaal,
Groote Markt 11. Feestrede en terugblik. Op
treden van het K. R. O. Klein Tooneel. Room-
sche Blijdschap, door allen. In de pauze ver
schillende attracties.
DE AFFAIRE DREYFUS, Spel in
5 bedrijven van H. J. Rehfisch en
W. Herzog. Amsterdamsche Too-
neelvereeniging.
Als we ons na afloop van deze voorstelling,
die tot middernacht duurt, afvragen, wat nu
wel hoofdzakelijk daarin boeide, dan is 't ant
woord niet zoo eenvoudig. Men kan „De affaire
Dreyfus" niet beschouwen als een „gewoon"
tooneelwerk. Daarvoor heeft het, een enkel be
drijf uitgezonderd, een te sterk afwijkende con
structie. Het is dan ook niet de dramatische
kracht van het geheel, die onzen geest gestadig
bezig houdt, al komt die in onderdeelen nóg zoo
sterk tot uiting.
Het verhaal?Dat bezit voor ons te weinig
verrassends, want het is bekend. Nog klinkt het
volksliedje uit onze kinderjaren ons in de ooren,
met den slotregel van het refrein: „Lang leve
Dreyfus de martelaar!" En in het stuk, dat
vooral een zedenschets moet heeten met een
sterk tendentieuzen inslag, betreft het verhaal
in hoofdzaak de nobele rol, die Overste Picquart
heeft gespeeld in dit drama der zonden van den
Franschen Generalen Staf.
Spel en regie dan?Natuurlijk. Als deze
vertooning ons op verschillende momenten ge
weldig aangrijpt, dan is dat voor een groot deel
te danken aan de bewonderenswaardige toewi)-
ding, waarmee een groot aantal acteurs hun ta
lenten uitbuiten, onder aanvoering van Albert
van Dalsum, die zich weer een voortreffelijk
regisseur toont.
Maar de boeiende kracht van dit drama gaat
toch voornamelijk uit van een eigenschap, die
nu niet bepaald een artistieke waarde vertegen
woordigt: het speculeert bewust en onbewust op
onzen rechtvaardigheidszin, ons medelijden met
het geschonden recht en niet minder onze zucht
tot critiek op enkele maatschappelijke instel
lingen. Zij worden herhaaldelijk geprikkeld
door de verwijzing naar het onrecht, dat in de
zaak-Dreyfus aan een onschuldige werd ge
pleegd en onze criticeerlust krijgt gelegenheid
te over om zich te laten gelden, omdat de cor
ruptie van de Fransche legerleiding in een be
paald tijdperk ons met opmerkebjken wellust
voor oogen wordt gesteld.
De vorm, waarin dit geschiedt, kan niet onze
volle bewondering hebben. Het geval wordt te
veel vanuit één gezichtshoek bekeken, al te zeer
ten voordeele van een bepaalde geestesrichting,
en de talrijke insinuaties en schimpscheuten,
waarmee duidelijk op de meegaandheid van 't
publiek wordt gespeculeerd, kunnen we in een
dergelijk tooneelwerk nog wel handig, maar
zeker niet kunstzinnig noemen. Intusschen be
reiken de schrijvers er mee, dat een sedert
den oorlog geheel verouderde en bijna niet
meer begrepen mentaliteit niet met onver
schilligheid wordt bejegend, ook niet buiten ae
grenzen van het edele Frankrijk. De wereld
van den mooien schijn en het vooze innerlijk,
op de grens van een oude en een nieuwe eeuw,
krijgt nog eens onze belangstelling, en daarmee
is het stuk tegenover het publiek gered.
Die bijzondere eigenschappen van het stuk
treden het sterkst naar voren in het vierde be
drijf, dat het hoogtepunt vormt: de behandeling
van het proces Emile Zola in de Parijsche
rechtszaal. Daar krijgen we van spel en regie
zooveel voortreffelijks te genieten, dat ook de
objectieve criticus zijn reserve laat varen. We
voelen ons meegesleept in het drama, dat nu
grooteren omvang heeft aangenomen. Het gaat
nu niet meer om den infanterie-kapitein, die
op het Duivelseiland zijn zwaar en onverdiend
lot draagt, hier wordt een strijd begonnen met
een veel breeder front, een geestelijke en maat
schappelijke strijd, die onze volle belangstelling
heeft. En al is de gevechtvorm aan verschillen
de zijden eer pikant dan verheffend en al ver
werven zelfs de personen, die den zwaren kamp
tegen het geniepige en toch zoo duidelijk blij
kende verderf ondernemen, niet zoo groote
sympathie, we gaan mee, omdat onrecht en ge
wetenloosheid onze verontwaardiging opjagen.
Het besluit van de havenarbeiders, om ook de
trawlers, die vóór 1 Januari naar zee waren ver
trokken, niet te lossen, heeft de tegenstellingen
in het IJmuidensch conflict niet weinig ver
scherpt. Hierbij komt nog, dat een groot aantal
leden van den Christelijken Havenarbeidersbond
het niet met de leiding van hun bestuur eens
zijn en zich solidair verklaard hebben met de
stakers.
Het bestuur heeft gisteren een circulaire aan
de leden gericht, omdat het meende, in dezen
bijzonderen critieken toestand, een enkel woord
tot de leden persoonlijk te moeten richten.
In deze circulaire wordt er op gewezen, dat
de zaken te IJmuiden worden vertroebeld door
bijkomstige dingen, terwijl de hoofdzaak over
het hoofd wordt gezien.
Verder wordt de vraag gesteld of de christe-
Hjk-georganiseerden bij de gratie van anders
denkenden zullen mogen werken of dat zij daar
zelf over zullen beslissen.
Ten slotte wordt den leden te bedenken ge
geven, dat de positie der organisatie tot een
aanfluiting wordt, wanneer haar contract
breuk kan worden aangerekend.
Door de IJmuider Federatie was een oproep
gedaan om een gecombineerde vergadering in
het gebouw „Thalia". Het bestuur van den
Christelijken Bond was hiertoe niet bereid,
doch na een langdurige vergadering in het ge
bouw aan de Zuidzijde en onder sterken aan
drang van de leden stemde het ten slotte toe.
In de gecombineerde vergadering, welke ver
volgens in „Thalia" werd gehouden, gaven de
cliristelijke hoofdbestuurders een uiteenzetting
over de onderhandelingen met de feeders. Na
hun standpunt uiteen gezet te hebben, verlieten
zij de vergadering
Na langdurige discussie adviseerde de heer
Brandsteder, secretaris der IJmuider Federatie,
om voet bij stuk te houden en des nachts bij
de vischhal te zijn, teneinde te trachten even-
tueele werkwilligen te overreden niet aan den
arbeid te gaan.
Dit advies werd met groote instemming be
groet. Er zou niet worden gelost.
Intusschen vergaderden ook de reeders, ten
einde den toestand onder de oogen te zien. Den
geheelen dag lagen reeds 7 trawlers op lossing
te wachten.
Hoewel bij de huidige koude temperatuur de
visch niet direct zou bederven, moet er toch
rekening mede gehouden worden, dat de kwa
liteit steeds achteruit ging, r.og afgezien van
den prijs, welken de visch in dezen tijd kan op
brengen. Bovendien stond men voor het feit,
dat des nachts weer een aantal trawlers van de
visscherij zou terugkeeren. Er waren gisteren
nog 52 booten op zee, zoodat het nog een dag of
vijl kan duren, vooraleer alle booten binnen
zijn.
Ten slotte stond vast, dat geen der haven
arbeiders aan den arbeid zou gaan.
Met het oog op dit alles besloten de reeders
tot een noodmaatregel. Zij zouden zelf de sche
pen gaan lossen.
Omstreeks half acht verschenen de reeders
in de hal, gekleed in werkpakken en overalls.
De vischhal stond onder strenge politiebewa
king. Alle toegangen waren afgezet; niemand
werd toegelaten, die niet voorzien was van een
speciale vergunning van den directeur.
Ook binnen de hal was een sterke politie
macht aanwezig.
Aan de pers-vertegenwoordigers was welwil
lend toeges,taan om eens een 6djkje te nemen.
Het spreekt vanzelf, dat het werk niet zoo
vlotte als wanneer vaklui aan den gang wa
ren geweest. Het lossen op zichzelf was niet
zulk een heksentoer, alleen een beetje ongewoon.
Maar het sorteeren, dat een vak op zichzelf is
en waarin de „pakkers" buitengewoon handig
zijn, eischte veel tijd.
Begonnen werd met de booten, die reeds een
dag over hadden gelegen. Zeven booten lagen
gisteravond tegelijk in lossing. Omstreeks 10
uur lagen in totaal 12 trawlers voor de hal, die
bij elkaar ongeveer 2000 manden visch in de
ruimen geborgen hielden. Verwacht kon wor
den, dat in den loop van den nacht nog ver
schillende trawlers zouden binnenkomen.
De hal bood een ongewoon schouwspel. Daar
kon men den voorzitter der Reeders vereeniging
in een practisch costuum en met handschoenen
aan ijs zien scheppen en manden visch zien
aansleepen.
„Het doet je goed!" verzekerde ons een ree
der, die tongen en schollen uit het ijs sleepte.
Maar we zijn nieuwsgierig of hij dit vannacht
om 12 uur nog zou hebben beweerd.
Iets verder stond de secretaris in een uitste
kend passende overall en sjouwde manden visch
aan. Hij is lid van de Provinciale Staten en zal
wel nimmer gedroomd hebben, nog eens met
dit „anstrengelde" werkje belast te zullen
worden.
Andere leden waren in de duisternis van de
glibberige vischruimen gedaald.
Men was over 't algemeen nogal optimistisch
gestemd en meende wel vóór den aanvang van
den afslag gereed te kunnen zijn.
Om 10 uur lag er reeds een flinke hoeveelheid
visch in de hal, de groote kabeljauwen keurig
in 't gelid. Tusschen de „sortimenten" zagen
we nog drie mooie steuren liggen, gevangen
door de „Poolzee".
Buiten de hal stonden den geheelen avond
vrij veel belangstellenden.
Ook gisteren is geen enkele trawler naar zee
vertrokken.
Welke houding de organisaties thans zullen
aannemen, valt nog niet te zeggen. Vermoede
lijk zullen zjj deaen stap van de reeders nooit
voorzien hebben.
Anderzijds is het de vraag, of de reeders dit
werkje nog eenige nachten zullen volhouden.
Alleen kunnen we niet zoo gemakkelijk iederen
„zet" met applaus beantwoorden als een deel
van het publiek, dat zijn plaats in den schouw
burg vergeten is en het onderscheid tusschen
handig debatteeren en schoon tooneelspelen
niet meer begrijpt.
Na dit grootsche en pakkende bedrijf heeft de
slot-acte ons niet veel meer te zeggen, want de
overwinning van den held Picquart is zwak ge
dramatiseerd en heeft plaats in een enge sfeer,
die met de wijdte in het rechtsgeding een groot
contrast vormt. De geest, van waaruit dit dra
ma geschreven werd, had ook aan het sensatie
beluste publiek iets meer beloofd.
Zooals reeds gezegd: spel en regie staan bij
deze voorstelling op zeer hoog peil. Het pro
gramma bevat zooveel namen en daarbij zijn er
zooveel doublures, dat er van een rechtvaardf
ge vernoeming der optredenden nauwelijks
sprake kan zijn. We herdenken vooreerst enkele
hoofdfiguren: Albert van Dalsum, die vol kiem
en leven Overste Picquart uitoeeldde; John Go-
bau, die bijzonder scherp den trouweloozen
chef van den generalen staf teekende; Cruys
Voorbergh, die Esterhazy inderdaad voor ons
deed leven; Jules Verstraete, die den groven
Overste Henry en Ben Royaards, die den kwast
Overste du Paty de Clam typeerde. Do van
Hoogland gaf fijntjes Mme Dreyfus weer en
Sara Heyblom was sterk als de temperament
volle Blanche Monnier. En dan trad J. Stern-
heim op den voorgrond als Emile Zola in een
zeer zuivere karakteristiek. We komen nog toe
aan Coen Hissink als de socialist Jaurès en de
advocaten van Ph. de la Chapelle en M. van
Warmelo. Daarnaast speelden Nell Knoop en
Willy Haak een goede partij maar zoo zou
den we ze wel allen moeten noemen, want tot
in de kleinste rollen werd er uitmuntend werk
geleverd.
't Is daardoor vooral, dat het voor ons een in
teressante avond werd.
H. B. v. d. S.
In verband met het groote succes zal as. Za
terdag nog een voorstelling gegeven worden.
Wegens den langen duur van het stuk is de
aanvang op 8 uur gesteld.
Bij Koninklijk besluit van 6/8 Februari 1825,
schrijven B. en W. aan den Haarlemschen Raad,
werd aan eenige personen toegestaan het be
straten, ter behoorlijke breedte van den weg van
de Zandpoort tot aan Spaamdam langs den
binnenberm van den Slaperdijk, thans bekend
onder den naam Slaperdijkweg.
Omdat de weg minder goed werd onderhouden
bij gebrek aan voldoende geldmiddelen, legden
in 1918 commissarissen hun functie neder, zon
der dat opvolgers werden benoemd en werd de
weg geabandonneerd.
Gedeputeerde Staten der provincie Noord-
Holland trokken zich het lot van den weg aan,
met het gevolg dat de Provinciale Staten in
1923 een bedrag van 10.000 tot herstel van den
weg beschikbaar stelden.
De Raad der voormalige gemeente Schoten
besloot in beginsel om mede te werken tot ver
zekering van een blijvend onderhoud van den
weg en tot het aankoopen van het aandeelen-
bezit in de negotiatie. Deze aankoop beteekende
voor Schoten het op zich nemen van de ver
plichting om blijvend het nadeelig saldo van de
exploitatie van den weg te dekken.
De Raad der gemeente Velsen besloot het ge
deelte van den weg, liggende binnen Velsen,
blijvend in beheer en onderhoud te nemen, zon
der aan commissarissen kosten daarvoor in
rekening te brengen.
Tot commissarissen werden de toenmalige
leden van het college van B. en W. van Schoten
benoemd.
Enkele belanghebbenden zegden eene jaarlijk-
sche bijdrage in de kosten van het onderhoud
tot wederopzeggens toe. Alleen het Hoogheem
raadschap Rijnland bleef de door hem toegezeg
de bijdrage tot heden toe voldoen.
B. en W. stellen voor behoudens goedkeuring
van Ged. Staten der provincie Noord-Holland,
de bezittingen van de negotiatie van den straat
weg van de Zandpoort tot aan Spaamdam, als
mede alle rechten en verplichtingen betreffende
den straatweg, voorzoover deze binnen het ge
bied der gemeente Haarlem is gelegen, van com
missarissen van dien weg om niet over te nemen,
onder verplichting om voor het onderhoud van
het over te dragen gedeelte van den weg te
blijven zorg dragen.
Dat het leven van leiders van Burgerlijke
Armbesturen en Diensten van Maatschappelijk
Hulpbetoon lang niet altijd veilig is, heeft de
praktijk in deze dagen wel bewezen. Aanhou
dend staan er opstandigen voor den politierech
ter terecht, die wilden binnendringen in de pri-
vé-vertrekken van den hoogsten ambtenaar,
scholden en raasden en vervolgens den dienst-
doenden agent of veldwachter een of andere
opmepper toedienden.
Zoo verging het ook een diender uit Velsen.
Deze is er thans nog van overtuigd, dat de
verliefde jongelingen gelijk hebben, die bewe
ren, dat een vrouwenhand zacht en goedig is.
Hij kreeg ruzie met een vrouwmensch, werd uit
gescholden voor „leelijke, rooie smeerlap", in
het gezicht gespuwd, terwijl hem als klap op de
vuurpijl, bijna een duim werd afgebeten. „Hij
was pijnlijk aangedaan", stond er in de dag
vaarding, maar of dit op het schelden, spuwen
of bijten betrekking had, werd niet nader aan-
De liberale partij hier te lande, laatstelijk
de Vrijheidsbond geheeten, de liberale partij,
welke zooals Prof. Eigeman onlangs ver
klaarde al sinds tientallen heelemaal niet
liberaal meer is, heeft den laatsten tijd geen
prettig bestaan.
De partij is armelijk geslonken en steeds lui
der klinkt de kritiek op het „politiek" beleid
der Vrijheidsbonders.
Nu is niemand minder dan Prof. Blok weer
met kritiek komen opdagen en niet zoo zui
nig!
In de „Nationale Unie" beschuldigt de Prof.
den Vrijheidsbond ervan, dat zij de „traditioneele
houding der vrijzinnigen" volhouden, dat de
heele politiek der Vrijheidsbonders in de laatste
jaren, de zuiverst denkbare anti-clericale partij
politiek is geweest. Hun politiek bepaalde zich,
volgens den hoogleeraar, meer en meer, „tot
het streven om, om 't even op welke manier,
desnoods met opoffering van nationale belan
gen, elk rechtsch kabinet ten val te brengen".
„Een typisch test-case", zegt Prof. Blok,
„vormt de houding van de vrijzinnigen bij het
verwerpen van het gezantschap bij het Vati-
caan".
„Vanuit het versleten anti-clericale partij
standpunt moest de „Vrijheidsbond" tegen zijn.
Uit nationaal standpunt konden de liberalen
er voor stemmen. Immers, de staatsrechtelijke
bezwaren, die tegen dat gezantschap oudtijds
bestonden, waren meerendeels óf vervallen óf
versleten. Het bezitten van een luisterpost bij
dit uiterst belangrijk, diplomatiek centrum was
tijdens den oorlog algemeen erkend en kon ook
in 1925 niet geheel verdwenen worden geacht.
Bovenal, het afschaffen van wat eenmaal was
hersteld, jnoest bij het aanzienlijke katholieke
volksdeel kwaad bloed zetten. De omstandig
heid, dat het gezantschap slechts tijdelijk was
hersteld, mocht den doorslag niet geven, omdat
ook de R. K_ mochten rekenen op den stelregel,
dat niets duurzamer is dan het tijdelijke".
Zoo krijgt de Vrijheidsbond nu zijn trekken
thuis.
Welke liberaal ziet de toekomst nog helder in?
Zijn er nog optimisten, die het liberalisme
in Nederland een nieuw leven voorspellen?
gegeven. De juffrouw verscheen voor den poli
tierechter te Haarlem en wist plotseling nergens
meer van, d. w. z. ze wist alleen, dat ze op
zeer onbehoorlijke wijze door een veldwachter
bij haar keel was beetgepakt, waardoor ze het
stikken nabij was.
Politierechter: „Nou nog mooier. Nu zal de
politie het natuurlijk weer gedaan hebben. En
dat afbijten van den duim heeft de veldwachter
zeker uit zijn duim gezogen, nietwaar?"
Als de edelachtbare niet zeer hard met zijn
hamer geslagen had. zou hij ongetwijfeld onder
den duim van deze juffrouw gekomen zijn.
De Officier van Justitie achtte de verzetple-
ging met aanhang bewezen en' eischte één
maand gevangenisstraf.
Juffrouw: „Dan ga ik in hooger beroep!"
Politierechter: „Even kalm, juffrouw! Ik ver
oordeel U tot een gevangenisstraf van 14 dagen
voorwaardelijk met een proeftijd van "3 jaar.
Gaat U het nu nog hoogerop zoeken?"
De juffrouw vertrok met trillende lippen, ze
smeet de deur van de rechtszaal met een vaart
dicht. Dat was ondankbaar! Dat was zéér on
dankbaar, want de straf werd toch voorwaar
delijk gemaakt.
Of kende de juffrouw haar eigen-ik zóó goed,
dat ze zelf voor den proeftijd niet instond?
Jantje was bij oom Henri te Haarlem op vi
site en hij was kinderblij. Elf jaren telde hij,
leuke leeftijd, nog vrij van zorg en moeilijk
heden.
Jantje zag geen pruimpjes hangen, zelfs niet
als eieren zoo groot, maar een zilveren horloge
met een even glimmende ketting.
Evenals Pruimen-Jantje gaarne buiten zijn
boekje wilde gaan, voelde ook deze Jantje krie
beling in zijn bloed bij het zien van zoo'n
prachtig uurwerk. Het duiveltje blies hem in:
„Neem het maar, wat kan jou het schelen. Ver
pats het! Hoeveel pijpen drop kan je er voor
koopen? Een mooie Yo-Yo, een tol, een zakmes,
zuurtjes...."
Jantje n»m het horloge, moffelde het weg
en zei oom Henri vriendelijk goeden dag, be
dankte hem voor de betoonde gastvrijheid.
Waar een dief is, is altijd wel een heler. Zoo
ook hier. Jantje kon zijn mooie horloge verkoo-
pen aan een fietsen-oppasser in de binnenstad.
Twintig centen kreeg hij er voor. Wel niet veel,
maar beter dan niets. En nu moest deze heler
gisteren voor den politierechter terecht staan.
Hij was niet verschenen. Maar z'n straf werd
wel uitgesproken: één maand gevangenisstraf.
Maar goed ook! Oom Henri krijgt z'n horloge
terug en Jantje moet straks voor den kinder
rechter verschijnen. Zijn vader is bedroefd.
Zoo'n jong zorgenkindje!
Eenige maanden geleden heeft men in de kom
van Halfweg een begin gemaakt met het door
trekken van het rijwielpad, om dit te doen
aansluiten aan het rijwielpad naar Amsterdam
en Haarlem. Na enkele weken was men reeds
zoover gevorderd, dat het uiterst gevaarlijke
oversteken van den rijweg bij de Oranje Nas-
saustraat en bij de Suikerfabriek te Halfweg
tot het verleden behoorde, omdat het rijwielpad
aansloot op het voetpad van de brug. Aan het
afstappen bij de brug komt spoedig een einde.
Reeds is door de firma Kloos uit Kinderdijk
een begin gemaakt met het verwijderen van
het bestaande voetpad. Door den onderbouw
van de brug gedeeltelijk te veranderen, wordt
het mogelijk een rijwiel- en voetpad aan te
brengen.
Binnen korten tijd kan dus het wielrijdend
publiek zonder oversteken het dorp passeeren,
waarmede aan een gevaarlijk verkeersopstakel
een einde is gemaakt.
Als gevolg van de herhaaldelijk gepleegde in
braken in de RK. pastorie te Halfweg hebben
de parochianen een vrijwillige bewakingsdienst
georganiseerd. Ruim honderd personen hebben
aan den oproep gevolg gegeven. Deze hebben
zich tot eeretaak gesteld te voorkomen dat hei-
ligschennende daden gepleegd zullen worden.
Reeds enkele weken lang wordt de kerk en
pastorie door een viertal personen des avonds
en des nachts bewaakt. Dat dit niet als een lief
hebberij of overtollige weelde beschouwd moet
worden, leerea ons bijna nagelijks de berichten.