IN EN OM HAARLEM S Prikkeldraad m Het conflict in het Visscherijbedrijf De Zouaven-afdeeling in het Bissch. Museum DE REEDERS ALS VISCH- LOSSERS Arme Vrijheidsbond! DONDERDAG 5 JANUARI De vischhallen worden streng bewaakt ONBEKENDE KATHOLIEKE POËZIE Lezing van A. van Duinkerken Mooie kalender R. K. VROUWENBOND Jaarvergadering en lustrum Plechtige viering van het vierde lustrum HET WITTE TAPIJT TOONEEL SCHOUWBURG JANSWEG Oud-Miinchen in winterkleed De reed ers lossen zelf Nog een voorstelling De Slaperdijkweg VOOR DEN POLITIERECHTER De temperamentvolle juffrouw Korte tragedie RIJKSWEG AMSTERDAM—HAARLEM Rijwielpad bijna klaar DE INBRAKEN TE HALFWEG Altaarwacbt gevormd •iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiniiiimiiiiiiinniinn In het Bisschoppelliik Museum aan de Jans straat te Haarlem wordt 'n verzameling aan gelegd van curiosa, die betrekking hebben op *n zeer merkwaardige gebeurtenis in 't tijdperk der emancipatie van Nederlands katholieken: de eouaven-beweging in de zestiger, zeventiger ja ren. Tot 15 Januari a.s. is er een tentoonstel ling van en het is de moeite waard er eens een kijkje te gaan nemen. Zouaven (voor de ouderen onder ons heeft het woord een zeer bekende klank, maar voor de jongeren blijkt het reeds niet overbodig, de beteekenis van het woord even te omschrijven) zouaven, in het Fransch zouaves, is oorspronke lijk de naam van de inwoners van het district Zoeavia in de Algerijnsche Provincie Constan- tine. Die inwoners, bekend wegens hun dapper heid, dienden van ouds in Barbertje als huur troepen. Men gaf de naam zouaven in het bij zonder aan de lijfwacht van de dey's en bey's van Tripolis, Tunis en Algiers. Het Fransche bewind behield na de verovering van Algerië in 1830 deze huurtroepen en deze behielden met hun naam ook hun schilderachtige Turksche klee ding en werden weldra door hun dapperheid bekend, zoodat vele Franschen daarbij dienst namen. In den Krimoorlog verwierven zij zich den naam éütetroepsn en ook in Italië, waar zij door het Fransche gouvernement werden heengezonden om de Kerkelijke Staten te hel pen en zelfs in den Wereldoorlog hebben zij zich grooten roem verworven. Ten jare 1860 was de politieke toestand voor het Pauselijk Gouvernement zeer dreigend Den 18 September viel het leger der Piëmonteezen, 32,000 man sterk, onder Gialdini en Fanti, het Pauselijk legertje aan, dat 9000 man telde en onder bevel stond van Lamoricière en Markies de Pimodan. Na heldhaftigen tegenstand werd het zwakke Pauselijk leger te Cartel Fidardo vernietigd. De Pimodan sneuvelde. Lamoricière trok zich terug in Ancona, doch moest, bij ge brek aan geschut, deze stad den 29sten Septem ber overgeven. In het geheel sneuvelden 1000 pauselijken. Het geheele leger, 17.000 18.000 man sterk, werd krijgsgevangen gemaakt. Mar ken en Umbrië werden bij het Italiaansch grond gebied gevoegd. Er werden pogingen gedaan een nieuw pauselijk leger te vormen. Er waren na Cartel Fidardo ongeveer 500 Franco Belgen overgebleven. Deze troepen droegen sinds eeni- gen tijd een uniform, dat ontleend was aan de uniform der Fransche zouaven. Vandaar dat zij ook wel „Pauselijke Zouaven" werden ge noemd. Januari 1861 werd het korps der Franco Belgen ontbonden en werd een nieuw korps op gericht „het Bataljon der Pauselijke Zouaven", en stond eerst onder bevel van Graaf Becde- lièvre en later onder dat van den Zwitser Joseph Allet, die den graad kreeg van kolonel. Luite nant-kolonel werd Afhanase, baron de Charette de la Contrie, een neef van den beroemden Bre- tonschen guerilla-aanvoerder uit den tijd der Chouans. Van alle landen togen vrijwilligers op naar Rome om dienst te nemen in het Bataljon van Allet en het was toen dat zich in Nederland de „zouavenbeweging" ontwikkelde. De opvattingen over oorlog en heldendood der tegenwoordige Nederlandsche katholieken zijn, vooral sinds den gruwelijken wereldoorlog, an ders dan die van hun groot- en overgrootouders uit de zeventiger jaren, maar dat neemt niet weg, dat ook nil nog opoffering en aanbieding van eigen leven in alle omstandigheden geldt als de opperste uiting van liefde voor een zaak en voor een persoon en zij, die eigen levensge vaar niet tellen om een goede zaak te dienen, gelden terecht als helden. Dat heeft met pro- of anti-oorlog niets gemeen. Welnu, met uitzon dering misschien van een enkelen jongen man, belust op avonturen, waren de Nederlandsche zouaven dier dagen bereid hun leven te geven, voor een zaak, die hun zeer heilig was, voor de zaak van onze Moeder de H. Kerk en den Paus. En niets anders dreef hen daarbij dan alleen de liefde tot God en onze Moeder de H. Kerk. Dies verdienen zij onze bewondering. Maar ook voor de mentaliteit der Nederland sche katholieken dier dagen is deze zouaven beweging typeerend. De Katholieken van Nederland zijn in dfe vorige eeuw den opmarsch begonnen naar de leidende posities, die zij krachtens hun getal sterkte behoorden in te nemen. Nadat de vrijmaking hen in staat had gesteld, om in het openbare leven invloedrijke functiën waar te nemen, sloegen zij den weg in naar het cultuurleven hunner dagen, zoo merkt de schrij ver van „uit den Zouaventijd", waaraan wi) hier eenige historische bijzonderheden ontleenen, zeer terecht op, verzekerden zich van het ka tholiek onderwijs en van de katholieke dagbla den, groepeerde zich in het Staatkundig leven de Roomsch-Katholieke Staatspartij en slaag den er tenslotte in een eigen katholieke cultuur te stichten, die in snelle ontwikkeling haar eigen katholiek karakter bewaarde bij de verwording der algemeene cultuur. Deze tijd heeft zijn roem rijke episoden zooals den kamp om de gelijk stelling van het Bijzonder Onderwijs, de vesti ging der katholiek-sociale denkbeelden, de vor ming van een eigen literatuur en andere be langrijke feiten. Eén dier episodes is ook de Zouavenbeweging. De Zouaven zijn de Jongeren in de Zeventiger jaren geweest, die hun katholicisme naar bui ten uitdroegen en zich bewust werden van hun roeping, om den geest van hun dagen, de revo lutie te bestrijden. De Nederlandsche Zouaaf heeft geopenbaard op welke krachten katholiek Nederland mocht rekenen bij den moeitevollen opmarsch naar die leidende posities. Het karak ter der Zouaven moed en strijd tegen het mensehelijk opzicht heeft de katholieken dier dagen hoe langer hoe meer bezield. En het wa ren stellig nog zouaven-karakters, die enkele tientallen jaren later den moed hadden, zich te vereenigen in specifiek katholieke organisaties en ostentatief hun lidmaatschap van de Room- sche vereeniging en hun katholiciteit op' werk plaats en op straat durfden toonen. Het is de 1 Zouavengeest, die in Nederland zoo vele en ste vige R.K. organisaties heeft gesticht als men nergens ter wereld, bijna aantreft. En nu is het een uitmuntende gedachte ge weest van het Bisschoppelijk Museum, maat regelen te nemen om wat er nog aan dien tijd herinnert en nog onder de menschen is, op te vragen en op te bergen. Dat is geschiedenis, die vooral na eeuwen groote waarde zal hebben. En wat nu voor den Zouaventijd is gedaan, zal straks ook ongetwijfeld gedaan worden voor de geschie denis, van den schoolstrijd, voor de geschiedenis van het katholiek dagbladwezen, en de Staat kundige ontwikkeling der katholieken. Aan het verzoek van het Museum om voor werpen, die aan den Zouaventijd herinneren, op te zenden is in ruime mate voldaan. Er kwam uit den aard der zaak wel veel waardelooze rom mel binnen, maar reeds nu is er een keurige verzameling, die evenwel nog voor uitbreiding vatbaar blijft. Men ziet er het origineele zouavencostuum, zooals het in „zeventig" is gedragen. De Pause lijke zouaaf staat er ontwapend op zijn post, zooals hij er dus waarschijnlijk na de inneming van Rome uitzag, maar mettertijd komt er mis schien ook wel een in veldtenue te staan. In Rome zullen daarvoor nog wel uitrustingstukken te vinden zijn. Uit Rome is trouwens voor deze verzameling al medewerking ondervonden. De sacristie der Sixtijnsche kapel heeft voor het mu seum namelijk het prachtige vaandel afgestaan, dat destijds geschonken is door de Nederland sche ka.tholieke vrouwen aan het Zouavenregi- ment of liever niet aan het Zouavenregiment, want het is geen legerstandaard. Het is een ge woon, zij het een zeer kunstig en kostbaar uitge voerd, kerkvaandel en was dus meer een her inneringsvaandel aan het Zouavenregiment. Het draagt reeds scherp de sporen van het feit, dat het meer dan vijftig jaren in de sacristie der Sixtijnsche kapel heeft gestaan. De ontwerper is de beroemde kerkenbouwer dr. Cuijpers. Het bevat deze opdracht: „Catholicae ex Neerlandia filiae stemuis petrianae sedis militibus". (De Katholieke vrouwen van Nederland aan de dap pere verdedigers van Petrus Stoel); Pro Pio Nono Papae Regi (Voor Pius Negen Paus Ko ning); Vindicamus hereditatem Patrum nostro- rum (wij verdedigen het erfdeel onzer Vaderen) dan de namen van de landen waar de Zouaven vandaan kwamen: Oostenrijk, België, Nederland, Amerika. Verder data: 513 October, 3 Novem ber J867, Bognoreg, Monte Libretti en Montana, drie voor de zouaven glorievolle wapenfeiten. Behalve dit zijn er ook vaandels opgeborgen van de in latere jaren opgerichte afdeelingen Amsterdam en Haarlem van de Zouavenbroeder- schap. Opmerkenswaardig is ook de origineele pauselijke vlag, die, ten tijde van den ondergang der kerkelijke Staten, te Rotterdam uithing bij den consul van den Kerkeljjken Staat aldaar, geel-wit met zeer groot het wapen van Z. H. Paus Pius IX. In de vitrines ligt het consulaats- stempel en ziet men paspoorten, reiswijzers en zakboekjes van de zouaven, een afschrift van den eed van trouw, die afgelegd moest worden, tal van medailles o.m. van Generaal de Cha rette, de medailles Fidei et Virtute, van Men- tana e.a., een afbeelding van Pieter de Jong van Lutpebroek bij Libretti in gevecht met Garibal disten, een afbeelding van Nederlandsche zoua ven tijdens hun hulpverleening te Albano toen daar de cholera heerschte, de handdoek, die Z. H. Paus Pius IX gebruikte bij de plechtig heid der voetwassching in het jaar 1868. Ook is er een complete en interessante verzameling van alle door Pius IX uitgegeven jaarmedailles alsmede van de oude en nieuwe munten van den Kerkdijken Staat en de munten van de huidige Vaticaan-stad, tenslotte velerlei bijzon derheden over protestmeetings der zouaven in Nederland, bijeenkomsten enz. enz. Zooals wij reeds schreven is deze verzameling nog maar een begin en voor uitbreiding vatbaar. Maar er eenige uren te toeven is reeds nu aan genaam, omdat het de herinnering oproept aan een grooten tijd, groot voor de katholieke wereld en groot voor Nederland in het bijzonder. De uitvoering is fraai verzorgd en daarenbo ven zeer practisch, omdat op elk der maandbla den aangegeven is, hoe de electriciteit te be nutten is ten behoeve van zoovele zaken, waar over op de platen goede voorbeelden zijn gege ven. Op uitnoodiging van den ondernemenden boekhandelaar H. Coebergh hield Woensdag avond voor een aantal vrienden van het boek de heer Anton van Duinkérken een lezing over „onbekende katholieke poëzie", zulks in verband met de verschijning van de bloemlezing „Dich ters der contra-Reformatie", bij de uitgeverij „De Gemeenschap" te Utrecht. Aanvankelijk was spr. verschrokken van de convocatie, die meldde, dat hij zou spreken over „onbekende" poëzie. Uit zijn ervaring is hem echter gebleken, dat de oude katholieke poëzie, vooral die der 16e en 17e eeuw, weinig bekendheid genieten. Toch kan men van ge slacht tot geslacht de ontwikkeling der katho lieke dichtkunst nagaan en deze) studie geeft niet alleen een merkwaardig beeld van het Neder landsche geestesleven dier dagen, maar levert tegelijkertijd veel schoonheid op, waaraan te weinig aandacht is besteed door de geschied schrijvers. Van 1527 tot 1700 volgde spr. nu de ontwik keling der katholieke poëzie: eerst haar harts tochtelijk verzet tegen de hervorming (1527— 1540), dan haar weifelmoedigheid (15401572), daarna den intellectueelen wederopbouw van t Katholicisme (rond 1600), vervolgens de pries ter-dichters, die Nederland voor het ware ge loof behouden (16001630), als hoogtepunt de Hollandsche leeken-lyriek met Vondel als cen trale figuur (16301670). Hoe deze dichtkunst tot verval komt, toont spr. aan, om daarna nog even de aandacht te vestigen op een laatste op leving. Onder de belangstellenden, die in grooten ge tale waren opgekomen, merkten wij verschillen de figuren op uit het hedendaagsche artistieke leven. Door het gemeentelijk electriciteitsbedrjf is een twaalfbladige kalender uitgegeven, waarvan elk blad een sprekende reclame is voor het ge bruik van electriciteit: licht, kracht, verwar ming, hulpmiddel bij den arbeid. De jaarvergadering van den R.K. Vrouwen bond wordt gehouden Donderdag 19 Januari, 1% uur in de Kroonzaal, Groote Markt 11. De agenda vermeldt: Opening door de voorzitster; Jaarverslag secretaresse en penningmeesteresse; Rapport der kascommissie; Bestuursverkiezing wegen periodieke aftreding der dames A. Loh- man, M. StegerKraetzer, C. KootSiemens, allen herkiesbaar: Mededeelingen: A Oprichting Commissie van Bijstand; B Maria-club van onderling hulpbetoon; Inschrijving voor de ver- chillende fondsen, cursussen, theemiddagen. Voor de bedevaart naar Schiedam bij het eeuw feest van St. Lidwina. Excursio naar 's Bosch, half Mei. Bezoek aan de Zoete Lieve Vrouwe, tevens bezichtiging der St. Jan. Brabantsche koffietafel in den Raadhuiskelder en, zoo moge lijk, een bezoek aan de De Gruyter's fabriek. Datum en reiskosten vierden nader bekend ge maakt. Onder de pauze groote verloting ten bate der hulpactie. Revue 19131933: Lid van den Vrouwenbond Ja of Neen, door eenige gelegenheidsartisten met woordenbegeleiding; regie: mej. Lidwina Diepenbrock. Deze vindt Woensdag 15 Februari plaats als volgt: 9 uur: H. Mis van dankbaarheid, waaronder alg. H. Communie der leden in de St. Antonius kerk, Nieuwe Groenmarkt. Toespraak door den geestelijk adviseur, den zeereerw. rector J. B. M. Timp. Half drie: Groot kinderfeest, aangeboden aan de kinderen der leden. 8 uur: Feestvergadering in de Kroonzaal, Groote Markt 11. Feestrede en terugblik. Op treden van het K. R. O. Klein Tooneel. Room- sche Blijdschap, door allen. In de pauze ver schillende attracties. DE AFFAIRE DREYFUS, Spel in 5 bedrijven van H. J. Rehfisch en W. Herzog. Amsterdamsche Too- neelvereeniging. Als we ons na afloop van deze voorstelling, die tot middernacht duurt, afvragen, wat nu wel hoofdzakelijk daarin boeide, dan is 't ant woord niet zoo eenvoudig. Men kan „De affaire Dreyfus" niet beschouwen als een „gewoon" tooneelwerk. Daarvoor heeft het, een enkel be drijf uitgezonderd, een te sterk afwijkende con structie. Het is dan ook niet de dramatische kracht van het geheel, die onzen geest gestadig bezig houdt, al komt die in onderdeelen nóg zoo sterk tot uiting. Het verhaal?Dat bezit voor ons te weinig verrassends, want het is bekend. Nog klinkt het volksliedje uit onze kinderjaren ons in de ooren, met den slotregel van het refrein: „Lang leve Dreyfus de martelaar!" En in het stuk, dat vooral een zedenschets moet heeten met een sterk tendentieuzen inslag, betreft het verhaal in hoofdzaak de nobele rol, die Overste Picquart heeft gespeeld in dit drama der zonden van den Franschen Generalen Staf. Spel en regie dan?Natuurlijk. Als deze vertooning ons op verschillende momenten ge weldig aangrijpt, dan is dat voor een groot deel te danken aan de bewonderenswaardige toewi)- ding, waarmee een groot aantal acteurs hun ta lenten uitbuiten, onder aanvoering van Albert van Dalsum, die zich weer een voortreffelijk regisseur toont. Maar de boeiende kracht van dit drama gaat toch voornamelijk uit van een eigenschap, die nu niet bepaald een artistieke waarde vertegen woordigt: het speculeert bewust en onbewust op onzen rechtvaardigheidszin, ons medelijden met het geschonden recht en niet minder onze zucht tot critiek op enkele maatschappelijke instel lingen. Zij worden herhaaldelijk geprikkeld door de verwijzing naar het onrecht, dat in de zaak-Dreyfus aan een onschuldige werd ge pleegd en onze criticeerlust krijgt gelegenheid te over om zich te laten gelden, omdat de cor ruptie van de Fransche legerleiding in een be paald tijdperk ons met opmerkebjken wellust voor oogen wordt gesteld. De vorm, waarin dit geschiedt, kan niet onze volle bewondering hebben. Het geval wordt te veel vanuit één gezichtshoek bekeken, al te zeer ten voordeele van een bepaalde geestesrichting, en de talrijke insinuaties en schimpscheuten, waarmee duidelijk op de meegaandheid van 't publiek wordt gespeculeerd, kunnen we in een dergelijk tooneelwerk nog wel handig, maar zeker niet kunstzinnig noemen. Intusschen be reiken de schrijvers er mee, dat een sedert den oorlog geheel verouderde en bijna niet meer begrepen mentaliteit niet met onver schilligheid wordt bejegend, ook niet buiten ae grenzen van het edele Frankrijk. De wereld van den mooien schijn en het vooze innerlijk, op de grens van een oude en een nieuwe eeuw, krijgt nog eens onze belangstelling, en daarmee is het stuk tegenover het publiek gered. Die bijzondere eigenschappen van het stuk treden het sterkst naar voren in het vierde be drijf, dat het hoogtepunt vormt: de behandeling van het proces Emile Zola in de Parijsche rechtszaal. Daar krijgen we van spel en regie zooveel voortreffelijks te genieten, dat ook de objectieve criticus zijn reserve laat varen. We voelen ons meegesleept in het drama, dat nu grooteren omvang heeft aangenomen. Het gaat nu niet meer om den infanterie-kapitein, die op het Duivelseiland zijn zwaar en onverdiend lot draagt, hier wordt een strijd begonnen met een veel breeder front, een geestelijke en maat schappelijke strijd, die onze volle belangstelling heeft. En al is de gevechtvorm aan verschillen de zijden eer pikant dan verheffend en al ver werven zelfs de personen, die den zwaren kamp tegen het geniepige en toch zoo duidelijk blij kende verderf ondernemen, niet zoo groote sympathie, we gaan mee, omdat onrecht en ge wetenloosheid onze verontwaardiging opjagen. Het besluit van de havenarbeiders, om ook de trawlers, die vóór 1 Januari naar zee waren ver trokken, niet te lossen, heeft de tegenstellingen in het IJmuidensch conflict niet weinig ver scherpt. Hierbij komt nog, dat een groot aantal leden van den Christelijken Havenarbeidersbond het niet met de leiding van hun bestuur eens zijn en zich solidair verklaard hebben met de stakers. Het bestuur heeft gisteren een circulaire aan de leden gericht, omdat het meende, in dezen bijzonderen critieken toestand, een enkel woord tot de leden persoonlijk te moeten richten. In deze circulaire wordt er op gewezen, dat de zaken te IJmuiden worden vertroebeld door bijkomstige dingen, terwijl de hoofdzaak over het hoofd wordt gezien. Verder wordt de vraag gesteld of de christe- Hjk-georganiseerden bij de gratie van anders denkenden zullen mogen werken of dat zij daar zelf over zullen beslissen. Ten slotte wordt den leden te bedenken ge geven, dat de positie der organisatie tot een aanfluiting wordt, wanneer haar contract breuk kan worden aangerekend. Door de IJmuider Federatie was een oproep gedaan om een gecombineerde vergadering in het gebouw „Thalia". Het bestuur van den Christelijken Bond was hiertoe niet bereid, doch na een langdurige vergadering in het ge bouw aan de Zuidzijde en onder sterken aan drang van de leden stemde het ten slotte toe. In de gecombineerde vergadering, welke ver volgens in „Thalia" werd gehouden, gaven de cliristelijke hoofdbestuurders een uiteenzetting over de onderhandelingen met de feeders. Na hun standpunt uiteen gezet te hebben, verlieten zij de vergadering Na langdurige discussie adviseerde de heer Brandsteder, secretaris der IJmuider Federatie, om voet bij stuk te houden en des nachts bij de vischhal te zijn, teneinde te trachten even- tueele werkwilligen te overreden niet aan den arbeid te gaan. Dit advies werd met groote instemming be groet. Er zou niet worden gelost. Intusschen vergaderden ook de reeders, ten einde den toestand onder de oogen te zien. Den geheelen dag lagen reeds 7 trawlers op lossing te wachten. Hoewel bij de huidige koude temperatuur de visch niet direct zou bederven, moet er toch rekening mede gehouden worden, dat de kwa liteit steeds achteruit ging, r.og afgezien van den prijs, welken de visch in dezen tijd kan op brengen. Bovendien stond men voor het feit, dat des nachts weer een aantal trawlers van de visscherij zou terugkeeren. Er waren gisteren nog 52 booten op zee, zoodat het nog een dag of vijl kan duren, vooraleer alle booten binnen zijn. Ten slotte stond vast, dat geen der haven arbeiders aan den arbeid zou gaan. Met het oog op dit alles besloten de reeders tot een noodmaatregel. Zij zouden zelf de sche pen gaan lossen. Omstreeks half acht verschenen de reeders in de hal, gekleed in werkpakken en overalls. De vischhal stond onder strenge politiebewa king. Alle toegangen waren afgezet; niemand werd toegelaten, die niet voorzien was van een speciale vergunning van den directeur. Ook binnen de hal was een sterke politie macht aanwezig. Aan de pers-vertegenwoordigers was welwil lend toeges,taan om eens een 6djkje te nemen. Het spreekt vanzelf, dat het werk niet zoo vlotte als wanneer vaklui aan den gang wa ren geweest. Het lossen op zichzelf was niet zulk een heksentoer, alleen een beetje ongewoon. Maar het sorteeren, dat een vak op zichzelf is en waarin de „pakkers" buitengewoon handig zijn, eischte veel tijd. Begonnen werd met de booten, die reeds een dag over hadden gelegen. Zeven booten lagen gisteravond tegelijk in lossing. Omstreeks 10 uur lagen in totaal 12 trawlers voor de hal, die bij elkaar ongeveer 2000 manden visch in de ruimen geborgen hielden. Verwacht kon wor den, dat in den loop van den nacht nog ver schillende trawlers zouden binnenkomen. De hal bood een ongewoon schouwspel. Daar kon men den voorzitter der Reeders vereeniging in een practisch costuum en met handschoenen aan ijs zien scheppen en manden visch zien aansleepen. „Het doet je goed!" verzekerde ons een ree der, die tongen en schollen uit het ijs sleepte. Maar we zijn nieuwsgierig of hij dit vannacht om 12 uur nog zou hebben beweerd. Iets verder stond de secretaris in een uitste kend passende overall en sjouwde manden visch aan. Hij is lid van de Provinciale Staten en zal wel nimmer gedroomd hebben, nog eens met dit „anstrengelde" werkje belast te zullen worden. Andere leden waren in de duisternis van de glibberige vischruimen gedaald. Men was over 't algemeen nogal optimistisch gestemd en meende wel vóór den aanvang van den afslag gereed te kunnen zijn. Om 10 uur lag er reeds een flinke hoeveelheid visch in de hal, de groote kabeljauwen keurig in 't gelid. Tusschen de „sortimenten" zagen we nog drie mooie steuren liggen, gevangen door de „Poolzee". Buiten de hal stonden den geheelen avond vrij veel belangstellenden. Ook gisteren is geen enkele trawler naar zee vertrokken. Welke houding de organisaties thans zullen aannemen, valt nog niet te zeggen. Vermoede lijk zullen zjj deaen stap van de reeders nooit voorzien hebben. Anderzijds is het de vraag, of de reeders dit werkje nog eenige nachten zullen volhouden. Alleen kunnen we niet zoo gemakkelijk iederen „zet" met applaus beantwoorden als een deel van het publiek, dat zijn plaats in den schouw burg vergeten is en het onderscheid tusschen handig debatteeren en schoon tooneelspelen niet meer begrijpt. Na dit grootsche en pakkende bedrijf heeft de slot-acte ons niet veel meer te zeggen, want de overwinning van den held Picquart is zwak ge dramatiseerd en heeft plaats in een enge sfeer, die met de wijdte in het rechtsgeding een groot contrast vormt. De geest, van waaruit dit dra ma geschreven werd, had ook aan het sensatie beluste publiek iets meer beloofd. Zooals reeds gezegd: spel en regie staan bij deze voorstelling op zeer hoog peil. Het pro gramma bevat zooveel namen en daarbij zijn er zooveel doublures, dat er van een rechtvaardf ge vernoeming der optredenden nauwelijks sprake kan zijn. We herdenken vooreerst enkele hoofdfiguren: Albert van Dalsum, die vol kiem en leven Overste Picquart uitoeeldde; John Go- bau, die bijzonder scherp den trouweloozen chef van den generalen staf teekende; Cruys Voorbergh, die Esterhazy inderdaad voor ons deed leven; Jules Verstraete, die den groven Overste Henry en Ben Royaards, die den kwast Overste du Paty de Clam typeerde. Do van Hoogland gaf fijntjes Mme Dreyfus weer en Sara Heyblom was sterk als de temperament volle Blanche Monnier. En dan trad J. Stern- heim op den voorgrond als Emile Zola in een zeer zuivere karakteristiek. We komen nog toe aan Coen Hissink als de socialist Jaurès en de advocaten van Ph. de la Chapelle en M. van Warmelo. Daarnaast speelden Nell Knoop en Willy Haak een goede partij maar zoo zou den we ze wel allen moeten noemen, want tot in de kleinste rollen werd er uitmuntend werk geleverd. 't Is daardoor vooral, dat het voor ons een in teressante avond werd. H. B. v. d. S. In verband met het groote succes zal as. Za terdag nog een voorstelling gegeven worden. Wegens den langen duur van het stuk is de aanvang op 8 uur gesteld. Bij Koninklijk besluit van 6/8 Februari 1825, schrijven B. en W. aan den Haarlemschen Raad, werd aan eenige personen toegestaan het be straten, ter behoorlijke breedte van den weg van de Zandpoort tot aan Spaamdam langs den binnenberm van den Slaperdijk, thans bekend onder den naam Slaperdijkweg. Omdat de weg minder goed werd onderhouden bij gebrek aan voldoende geldmiddelen, legden in 1918 commissarissen hun functie neder, zon der dat opvolgers werden benoemd en werd de weg geabandonneerd. Gedeputeerde Staten der provincie Noord- Holland trokken zich het lot van den weg aan, met het gevolg dat de Provinciale Staten in 1923 een bedrag van 10.000 tot herstel van den weg beschikbaar stelden. De Raad der voormalige gemeente Schoten besloot in beginsel om mede te werken tot ver zekering van een blijvend onderhoud van den weg en tot het aankoopen van het aandeelen- bezit in de negotiatie. Deze aankoop beteekende voor Schoten het op zich nemen van de ver plichting om blijvend het nadeelig saldo van de exploitatie van den weg te dekken. De Raad der gemeente Velsen besloot het ge deelte van den weg, liggende binnen Velsen, blijvend in beheer en onderhoud te nemen, zon der aan commissarissen kosten daarvoor in rekening te brengen. Tot commissarissen werden de toenmalige leden van het college van B. en W. van Schoten benoemd. Enkele belanghebbenden zegden eene jaarlijk- sche bijdrage in de kosten van het onderhoud tot wederopzeggens toe. Alleen het Hoogheem raadschap Rijnland bleef de door hem toegezeg de bijdrage tot heden toe voldoen. B. en W. stellen voor behoudens goedkeuring van Ged. Staten der provincie Noord-Holland, de bezittingen van de negotiatie van den straat weg van de Zandpoort tot aan Spaamdam, als mede alle rechten en verplichtingen betreffende den straatweg, voorzoover deze binnen het ge bied der gemeente Haarlem is gelegen, van com missarissen van dien weg om niet over te nemen, onder verplichting om voor het onderhoud van het over te dragen gedeelte van den weg te blijven zorg dragen. Dat het leven van leiders van Burgerlijke Armbesturen en Diensten van Maatschappelijk Hulpbetoon lang niet altijd veilig is, heeft de praktijk in deze dagen wel bewezen. Aanhou dend staan er opstandigen voor den politierech ter terecht, die wilden binnendringen in de pri- vé-vertrekken van den hoogsten ambtenaar, scholden en raasden en vervolgens den dienst- doenden agent of veldwachter een of andere opmepper toedienden. Zoo verging het ook een diender uit Velsen. Deze is er thans nog van overtuigd, dat de verliefde jongelingen gelijk hebben, die bewe ren, dat een vrouwenhand zacht en goedig is. Hij kreeg ruzie met een vrouwmensch, werd uit gescholden voor „leelijke, rooie smeerlap", in het gezicht gespuwd, terwijl hem als klap op de vuurpijl, bijna een duim werd afgebeten. „Hij was pijnlijk aangedaan", stond er in de dag vaarding, maar of dit op het schelden, spuwen of bijten betrekking had, werd niet nader aan- De liberale partij hier te lande, laatstelijk de Vrijheidsbond geheeten, de liberale partij, welke zooals Prof. Eigeman onlangs ver klaarde al sinds tientallen heelemaal niet liberaal meer is, heeft den laatsten tijd geen prettig bestaan. De partij is armelijk geslonken en steeds lui der klinkt de kritiek op het „politiek" beleid der Vrijheidsbonders. Nu is niemand minder dan Prof. Blok weer met kritiek komen opdagen en niet zoo zui nig! In de „Nationale Unie" beschuldigt de Prof. den Vrijheidsbond ervan, dat zij de „traditioneele houding der vrijzinnigen" volhouden, dat de heele politiek der Vrijheidsbonders in de laatste jaren, de zuiverst denkbare anti-clericale partij politiek is geweest. Hun politiek bepaalde zich, volgens den hoogleeraar, meer en meer, „tot het streven om, om 't even op welke manier, desnoods met opoffering van nationale belan gen, elk rechtsch kabinet ten val te brengen". „Een typisch test-case", zegt Prof. Blok, „vormt de houding van de vrijzinnigen bij het verwerpen van het gezantschap bij het Vati- caan". „Vanuit het versleten anti-clericale partij standpunt moest de „Vrijheidsbond" tegen zijn. Uit nationaal standpunt konden de liberalen er voor stemmen. Immers, de staatsrechtelijke bezwaren, die tegen dat gezantschap oudtijds bestonden, waren meerendeels óf vervallen óf versleten. Het bezitten van een luisterpost bij dit uiterst belangrijk, diplomatiek centrum was tijdens den oorlog algemeen erkend en kon ook in 1925 niet geheel verdwenen worden geacht. Bovenal, het afschaffen van wat eenmaal was hersteld, jnoest bij het aanzienlijke katholieke volksdeel kwaad bloed zetten. De omstandig heid, dat het gezantschap slechts tijdelijk was hersteld, mocht den doorslag niet geven, omdat ook de R. K_ mochten rekenen op den stelregel, dat niets duurzamer is dan het tijdelijke". Zoo krijgt de Vrijheidsbond nu zijn trekken thuis. Welke liberaal ziet de toekomst nog helder in? Zijn er nog optimisten, die het liberalisme in Nederland een nieuw leven voorspellen? gegeven. De juffrouw verscheen voor den poli tierechter te Haarlem en wist plotseling nergens meer van, d. w. z. ze wist alleen, dat ze op zeer onbehoorlijke wijze door een veldwachter bij haar keel was beetgepakt, waardoor ze het stikken nabij was. Politierechter: „Nou nog mooier. Nu zal de politie het natuurlijk weer gedaan hebben. En dat afbijten van den duim heeft de veldwachter zeker uit zijn duim gezogen, nietwaar?" Als de edelachtbare niet zeer hard met zijn hamer geslagen had. zou hij ongetwijfeld onder den duim van deze juffrouw gekomen zijn. De Officier van Justitie achtte de verzetple- ging met aanhang bewezen en' eischte één maand gevangenisstraf. Juffrouw: „Dan ga ik in hooger beroep!" Politierechter: „Even kalm, juffrouw! Ik ver oordeel U tot een gevangenisstraf van 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van "3 jaar. Gaat U het nu nog hoogerop zoeken?" De juffrouw vertrok met trillende lippen, ze smeet de deur van de rechtszaal met een vaart dicht. Dat was ondankbaar! Dat was zéér on dankbaar, want de straf werd toch voorwaar delijk gemaakt. Of kende de juffrouw haar eigen-ik zóó goed, dat ze zelf voor den proeftijd niet instond? Jantje was bij oom Henri te Haarlem op vi site en hij was kinderblij. Elf jaren telde hij, leuke leeftijd, nog vrij van zorg en moeilijk heden. Jantje zag geen pruimpjes hangen, zelfs niet als eieren zoo groot, maar een zilveren horloge met een even glimmende ketting. Evenals Pruimen-Jantje gaarne buiten zijn boekje wilde gaan, voelde ook deze Jantje krie beling in zijn bloed bij het zien van zoo'n prachtig uurwerk. Het duiveltje blies hem in: „Neem het maar, wat kan jou het schelen. Ver pats het! Hoeveel pijpen drop kan je er voor koopen? Een mooie Yo-Yo, een tol, een zakmes, zuurtjes...." Jantje n»m het horloge, moffelde het weg en zei oom Henri vriendelijk goeden dag, be dankte hem voor de betoonde gastvrijheid. Waar een dief is, is altijd wel een heler. Zoo ook hier. Jantje kon zijn mooie horloge verkoo- pen aan een fietsen-oppasser in de binnenstad. Twintig centen kreeg hij er voor. Wel niet veel, maar beter dan niets. En nu moest deze heler gisteren voor den politierechter terecht staan. Hij was niet verschenen. Maar z'n straf werd wel uitgesproken: één maand gevangenisstraf. Maar goed ook! Oom Henri krijgt z'n horloge terug en Jantje moet straks voor den kinder rechter verschijnen. Zijn vader is bedroefd. Zoo'n jong zorgenkindje! Eenige maanden geleden heeft men in de kom van Halfweg een begin gemaakt met het door trekken van het rijwielpad, om dit te doen aansluiten aan het rijwielpad naar Amsterdam en Haarlem. Na enkele weken was men reeds zoover gevorderd, dat het uiterst gevaarlijke oversteken van den rijweg bij de Oranje Nas- saustraat en bij de Suikerfabriek te Halfweg tot het verleden behoorde, omdat het rijwielpad aansloot op het voetpad van de brug. Aan het afstappen bij de brug komt spoedig een einde. Reeds is door de firma Kloos uit Kinderdijk een begin gemaakt met het verwijderen van het bestaande voetpad. Door den onderbouw van de brug gedeeltelijk te veranderen, wordt het mogelijk een rijwiel- en voetpad aan te brengen. Binnen korten tijd kan dus het wielrijdend publiek zonder oversteken het dorp passeeren, waarmede aan een gevaarlijk verkeersopstakel een einde is gemaakt. Als gevolg van de herhaaldelijk gepleegde in braken in de RK. pastorie te Halfweg hebben de parochianen een vrijwillige bewakingsdienst georganiseerd. Ruim honderd personen hebben aan den oproep gevolg gegeven. Deze hebben zich tot eeretaak gesteld te voorkomen dat hei- ligschennende daden gepleegd zullen worden. Reeds enkele weken lang wordt de kerk en pastorie door een viertal personen des avonds en des nachts bewaakt. Dat dit niet als een lief hebberij of overtollige weelde beschouwd moet worden, leerea ons bijna nagelijks de berichten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5