BIJ PIJKEN
Jid o&t&aai van dan dag
Rooden heerschen over Rusland
MIJNHARDT'S POEDERS
PINDA
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
In ROBINSONschoenen is plaats
voor 5 teenen
Sientje I
Ruwe handen
vlammende
anjelier
DONDERDAG 5 JANUARI
BEGIN DER REVOLUTIE
De eerste verschrikking
Helderzienden"
Niet zoo bedoeld
Koken met radiogolven
Alle ahonné's f SOOO.-ïl^tr&iï1,f750250.- 5ÜTo? f 125.-K» f 50.-"IT f40.-
Uit het dagboek van Al ja
Rachmanowa
Groeiend verzet
De eerste stakingen
Optreden van Lenin
De pogrom
noot. irlet
Doos 30 en 60 cL
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
aniiiiiiiiiiiisiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiin
FEUILLETON
1 Naar het Duitsch van
Paul Oskar Hoecker
Alja Rachmanowa vertelt In haar boek
„Liefde, Tschekt en dood", over het begin
van de troebelen in Rusland, tijdens den
grooten oorlog.
Haar medestudente, Griselda Nikolajewna, de
revolutionnaire, moest zich verbergen voor de
politie en vluchtte het huis van Alja's ouders
binnen. Ze werd vier dagen verstopt en men
bracht haar voedsel en kleeren, hoewel de
huisgenooten tot de bourgeoisie behoorden.
Griselda begrijpt dit niet goed, maar neemt
onder dankzegging de hulp aan. Na enkele
dagen vlucht zij naar het buitenland.
De revolutionnaire studentenvergaderingen
gingen nog steeds door en Alja was er eenmaal
getuige van, dat de politie een inval deed. Zij
wist echter tijdig te vluchten. Men sprak ook
onder die studenten veel over Raspoetin. Ook
zij verachtten den staretz, maar zij waren tegen
zijn dood, omdat, naar hun meening, niemand
meer dan hij de Czaren-familie tot den onder
gang bracht. Hij speelde dus in hun kaart en
dat was voldoende. Op zijn tijd zou ook Raspoe
tin wel verdwijnen. Hij kon alleen maar goed
doen, zoolang hij den Czaar en zijn vrouw be-
tooverde. Overigens vertelde men, dat niet
eens Raspoetin zelf regeerde; maar zijn secre
taris, een verdacht en losnsch type, dat even
dom als misdadig was. Enkele dagen later, op
18 December, vertelde men, dat Raspoetin ver
moord was. Vorst Joessoepof zou het gedaan
hebben en het lijk van den monnik zou reeds
een paar dagen in het water van den Newa
hebben gelegen. Het volk treurde, de aristo
cratie juichte, want, zoo redeneerden zij. de
Czaar zou nu weer vrij man zijn. Den intellec-
tueelen, die voor een goed deel revolutionnair
dachten, liet de dood van den beruchten mon
nik volkomen koud.
Omstreeks dezen tijd leert Alja een jongeman
kennen, Wadim Werchowski, die later haar
verloofde zal worden en ten offer zal vallen
aan de wreedheid van de communisten. Een
gevoelige episode in 't boek van de studente is
het bezoek van haar familie aan het ouderlijk
huis. Bij grootvader, die ver weg woont in het
onmetelijke Rusland, wordt alle jaren het Kerst
feest gevierd. Hij is grootgrondbezitter en een
rijk man is. Niets is te veel voor het eeuwenoude
Kerstfeest. De maaltijden zijn rijk, doch ook de
armen vergeet grootvader niet. Hier lijkt alles
pais en vree en Alja kan zich nauwelijks in
denken, dat in de groote Russische steden het
oproer broeit.
Intusschen groeit het wantrouwen van den
gouverneur tegen Alja en zeker zou zij reeds ge
arresteerd zijn, wanneer de gouverneur haar
familie niet zoo goed had gekend. Da onte
vredenheid groeit meer en meer en men begint
te praten over een op handen zijnde revolutie.
Eindelijk zal het zoover komen, juichen de stu
denten, maar het is nog niet zoo ver. Zij be
werken de arbeiders met succes, en hier en
daar breekt een klein stakinkje uit. Plotseling
komt het bericht van een groote staking in
Moskou en de studenten sporen de arbeiders
van hun stad aan om het voorbeeld te volgen.
Dan het bericht, dat heel Petrograd op straat
is en dat ook daar de arbeiders staken.
Bij Alja thuis worden de gebeurtenissen druk
besproken en zij kiest partij voor de stakers,
zeer tot ontevredenheid van haar ouders en
gasten. Het gerucht loopt, dat de Czaar afstand
heeft gedaan van den troon. Met trots vertelt
men elkaar, dat de Czaar waardig en voornaam
zijn handteekening heeft gezet. Het leven
gaat verder en iedere dag brengt nieuwe sen
saties. Men jammert over den Czaar en anderen
juichen. De eersten zijn echter nog in de meer
derheid. De minderheid eischt zijn bloed en dat
van zijn geheele familie. De revolutie, die zich in
Petrograd voltrokken heeft, is minder onbloedig
geweest, dan men het aanvankelijk had voor
gesteld. De generaals en de hofhouding van
den Czaar hebben den heerscher schandelijk
verlaten en hierover is de stad van Alja zeer
vertoornd. Tusschen al deze roerselen door
ontvangt Alja, het studentje, enkele huwelijks
aanzoeken, die zij afslaat, omdat de weten
schap haar roept. Zelfs een jonge dichter dreigt
met zelfmoord, als zij niet direct met hem
trouwt. Zij doet het echter niet en de poëet zal
jaren later nog leven. Wat heeft dit alles noch-
en vele ongesteldheden zullen de hier genoemde
genezende en pijnstillende
spoedig helpen: Mijnhardt's Hoofdpijnpoeders.
Kiespijnpoeders, Verkoudheidspoeders, Hoest
poeders, Rheumatiekpoeders, Maagpoeders,
Pijnstillende poeders.
Vraag Mijnhardt's Poeders en zie toe dat de
naam Mijnhardt op doos en poeders voorkomt.
Prijs per poeder 8 cent en per doos 45 cent.
Verkrijgbaar bij Uw Drogist.
tans te beteekenen bij de groote dingen, die te
gebeuren staan en die meer dan persoonlijke
gevoelens om aandacht vragen.
Het is Paschen 1917. Nog altijd wil de regee
ring den oorlog doorzetten tot „het zegenrijk
einde", zooals het nog steeds heet. Soldaten
in de stad hebben een opstootje uitgelokt, zy
plunderen enkele drankwinkels en gaan op
roof uit bü de boeren buiten de stad. Politie
is er zoo goed als niet. Die zit aan het front.
De soldaten zijn zoo'n beetje meester in de stad.
Zij heffen zelf alle mogelijke verboden op en
rooken op straat, hetgeen vroeger verboden was.
In de treinen reizen zij gratis en nog wel
eerste klasse. Voor de burgers zijn de andere
wagens en wie zich verzet, wordt afgeranseld.
In April is de voorloopige regeering gevormd.
Kerenski staat aan het hoofd. Hij is een man
van 35 jaar, schrander en....galant. De bolsje
wieken noemen hem een vrouw. De conserva
tieven hopen van hem redding te krijgen in den
chaos. Kerenski is "welsprekend en richt zich
in hartroerende woorden tot het leger. Ook hij
wil den oorlog doorzetten. De officieren wor
den door de soldaten beleedigd. Verschillende
officieren, die door de soldaten in het gezicht
worden gespuwd, plegen zelfmoord, terwijl zij
zich een kogel door het hoofd jagen, onder het
hoongelach der soldaten.
Op de studentenvergadering verschynen nu
ook profesoren. Zij zyn de geliiken van de stu
denten geworden en geven lafhartig toe aan
alle eischen van de jongelui. Ze worden uitge
lachen als ze als meneer verschijnen, dat w'l
zeggen, als ze een boord om hebben. Ook in de
kliniek van dokter Rachmanow begint het
lager personeel een toon aan te slaan. Zij, die
jarenlang door den menschlievenden dokter
werden geholpen en beschermd, trachten hem
nu te terroriseeren. Hij houdt zich echter goed
en doet met ernst zyn werk. Alleen thuis klaagt
hy, dat de tijdén toch wel heel erg aan het
veranderen zyn. Steeds verder gaat de verwor
ding. De gouverneur is gevangen genomen door
de Rooden, die meer en meer veld winnen. Men
leidt hem door de stad, onder gehoon van de
menigte, die elkaar ophitst tot roof en olunde-
ring. De burgerwacht laat zich nauweiyks gel
den.
De eerste Mei is aangebroken en vele huizen
zijn m^t roode vlaggen versierd. Er wordt niet
gewerkt, want deze dag is tot nationalen feest
dag uitgeroepen. Omtrent den gouverneur wordt
verteld, dat hij in den trein, tijdens het trans
port, is vermoord. Aan het hoofd van de sol
daten- en arbeidersraden staat een arbeider,
die niet eens schrijven kan. Alle rollen worden
langzaam omgekeerd.
Lenin is aangekomen in een geplombeerden
trein, dien de Duitschers door hun land hebben
laten gaan. Hy heeft gesproken op een groote
vergadering te Petersburg. Hy eischt vrede tot
eiken prijs. Maar hij is nog niet aan de regee
ring. Hy ageert met groot succes tegen de
regeering-Kerenski, die steeds moed boozer wordt
en niet op kan tegen de macht van Lenin. De
stakingen breiden zich uit en de ontevreden
heid groeit. Het klooster wordt door de menigte
geplunderd. Wie zal het beschermen? De bur
gerwacht heeft volkomen afgedaan. Ook op het
platteland is het onveilig geworden. Alja's
familie, die nog eens op reis wi1, wordt onder
weg beschoten, als zij in een slede door het
winterbosch wil reizen. In het nest, waar Alja's
grootvader woont, is zelfs de ontevredenheid
doorgedrongen en roept men om de revolutie.
Een oom van Alja wordt voortdurend bedreigd
door een arbeider, die, als hij dronken is
hem „de darmen uit zijn lijf wil trappen", hoe
wel hy door den man met weldaden overladen
werd. Later zien wij dit heer nog meermalen
opduiken als volkscommissaris, nadat hy tien
tallen burgers heeft vermomd.
Aan het front slaan de soldaten op de vlucht.
De regeering heeft bevel gegeven op de vluchte
lingen te schieten.
In Augustus zyn er verkiezingen. Men weet
nauwelijks op welke lyst te stemmen. En wie
niet rood stemt en niet uitkijkt wordt op het
stembureau nog in de luren gelegd, zoodat zyn
stem toch den rooden ten goede komt.
De verloofde van Alja is naar het front ge
trokken. Zy zal hem nooit meer terug zien. Zyn
lijk zal gevonden worden, afschuweiyk verminkt
door de bolsjewieken, omdat hy in het leger der
Witten is getreden. In September breekt plotse
ling een pogrom uit. Het huis van Alja's ouders
loopt gevaar. Een soldaat schoot in de vroegte
enkele ruiten in en anderen volgden zyn voor
beeld. Gejammer in huis. Buiten is de menigte
stomdronken, daar zy de spiritusfabriek her
geplunderd en heele voorraden spiritus heeft
verdeeld. Men drinkt den viezen rommel, tot
men er by neervalt. De heele stad ïykt een troep
waanzinnigen, die door en door dronken zyn. De
huizen der rijken worden bestormd. Ook het huis
van dokter Rachmanow wordt bestormd. Hy te
lefoneert ieder oogenblik om hulp, maar er kan
geen hulp worden verleend, omdat alle hulp
noodig is op ontelbare plaatsen, waar het oproer
laait. Als de deur van het huis reeds is bezwe
ken, komt plotseling hulp opdagen. Heel toe
vallig overigens. Dit had de familie te danken
aan een vrouw, die op den docent verliefd was
en die haar broer, leider van een vrywilligers-
korps, gesmeekt had, het huis te beschermen. De
docent heeft intusschen rustig zitten werken.
Dit alles was geschied van Alja's zeventien-
£iiiMiiiiiiimiiiiiiminm
IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHU
Met zijn ebbenhouten snoetje,
Waarop niets te lezen ligt,
En de oogen als een spleetje
Ietwat N.N.O. gericht,
Staat daar het gestrand Chineesje
Op het hoekje van de straat
Met zijn trommeltje met pinda's
Lekka lekka fabrikaat.
Het Chineesje is verloren
Uit het groote Hemelsch Rijk.
En men zette hem in Holland
Van het schip af aan den dijk.
En terwijl de draak in China
Met zijn schubbenstaart moet slaan, 1
Vecht in Holland het Chineesje
Om het dagelijksch bestaan.
Met een Oostersch fatalisme
Gaat hij zwijgend over straat.
Zelfs al zou hij willen spreken
Is er geen, die hem verstaat.
Dus hij vraagt niet en hij roept niet, 1
Maar terwijl hij staat of loopt,
Hoopt hij, dat men uit zichzelven
Lekka pinda van hem koopt.
Lekka pinda, dik in suiker,
Is Chineesche lekkernij.
i Maar voor hem niet, want hij is nu I
Paria der maatschappij.
Echter, als zith bijvoorbeeld
Met zijn pinda-koekjes voedt,
Wel, het is geen contradictie,
Wordt voor hem het leven zoet!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiiimiiir;
9»
den tot haar achttienden verjaardag. Deze
laatste feestdag gaat vrijwel onopgemerkt voor-
by. Er zyn belangryker dingen dan de verjaar
dag van een meisjesstudente. Maar dit is nog
slechts een begin. Als eenmaal de Rooden heer
schen over Rusland, zal er bloed vloeien by
stroomen en het groote Rusland zal vol zyn van
het gejammer der gemartelden....
By het koopen van visch, wat man en vrouw
altyd samen doen in onderling overleg, worden
door de vischvrouw ook versche garnalen aan
geprezen.
Vrouwlief zegt: „Ja, die moeten we hebben,
ik vind ze zoo lekker, ik zou er me een onge
luk aan kunnen eten."
Man droog: „Nou, koop ze dan!"
We leven, juist in deze benarde tyden, in een
periode, dat de „helderzienden" meer dan ooit
worden geraadpleegd. Men geeft- kapitaaltjes
uit aan deze lieden, die er in 't algemeen goed
van leven en aan het zwakke menschdom soms
schatten verdienen.
Het is soms heel moeilijk het juiste stand
punt tegenover helderzienden aan te nemen.
Men kan niet zoo maar zonder meei beweren,
dat er geen helderzienden bestaan. Er worden
soms krasse staaltjes vertoond en het schynt
inderdaad, dat er menschen zijn, die wonder
baarlijk gevoelig zijn jegens de toekomst en het
verleden. Maar wèl dient men uiterst voorzich
tig te zijn, want de helderziendheid is veelal
een zeer gevaarlijk bedryf en wie zal uitmaken
wanneer men met ernst, wanneer men met be
drog te doen heeft?
Het succes van een „helderziende" zit niet
in hem zelf maar in zijn cliënt. Het is een kwes
tie van psychologie. De helderziende weet zich
in te dringen in de gedachten van den cliënt,
nadat deze zyn gedachten zelf mm of meer
duidelijk heeft geuit. Veel hangt natuurlijk af
van de vraag of de cliënt gelooft in den hel
derziende, ofwel dat hy aan hem twijfelt. In
het laatste geval heeft de helderziende heel
wat moeilyker werk dan in het eerste.
Het „gedaclitelezen," waarvan nu en dan in
bioscoop en variété staaltjes worden vertoond,
is al vrij gemakkelijk en kan met ernstig oefe
nen door menigeen worden geleerd. De cliënt
n.l. die steeds in de buurt van den lezer moet
blijven, terwyi hij zijn aandacht op een be
paald voorwerp concentreert, zal zich gemakke
lijk verraden door kleine reacties.
Er zyn natuurlijk moeilijker gevallen denk
baar en dan komen we b.v. in het ryk der oc
cultisten, maar overal speelt de gemakkelijke
overgave van het publiek een groote rol. De
menigte heeft nu eenmaal een neiging tot „ge-
looven" en zoodra men met een zoodanigen „ge-
loovige" te doen heeft is het vry gemakkelyk
alle bedriegerytjes te camoufleeren. Ja, men
kan zelfs zoover gaan, dat men de cliënten laat
gelooven, wat in werkelijkheid niet geschiedt,
omdat men hem onder suggestie brengt en hy
alleen maar méént een bepaald voorwerp, een
bepaalde handeling te zien. Zoo kan het dus ge
beuren, dat werkelijkheid en bedrog door el
kaar loopen en inderdaad gebeurt dit aanhou
dend, zoodat men by na nooit kan uitmaken
wat er eigenlyk gebeurt en of het eventueele
bedrog bewust of onbewust wordt gepleegd.
,Dit alles maakt het vraagstuk der helder
ziendheid zeer ingewikkeld en in de practijk in
zyn algemeenheid verwerpelyk. Zelfs al neemt
men aan, dat een byzondere begaafdheid
iemand bovenmenschelyk helderziend kan ma
ken, dan nog moet men bedenken, dat het in
een bepaald geval, by een bepaald persoon, on
doenlijk is de juiste waardebepaling te stellen.
Daarom zal men goed doen nooit de helder
ziendheid ernstig te nemen. De kans op bedrog
is veel grooter dan de kans op hulp en een al te
groote aandacht voor deze liefhebberij brengt
de meeste menschen vry spoedig en zeker op
den duur volstrekt uit hun evenwicht.
Ivy had twee paar kousen gebreid
voor Edwin, de giraffe, maar Edwin
scheen er niet erg mee ingenomen ze
te moeten dragen. Freddy zei, dat
het onzin was, een giraffe kousen te
laten dragen, maar Ivy bleef op haar
stuk staan en ten slotte berustte
Edwin erin.
Op een mooien dag, toen ze met
de giraffe uit waren, vonden ze eeni-
ge prachtige meloenen, en de zeeman
wilde, dat Edwin ze droeg, en hy zei
tegen Ivy, dat de kousen nu toch
goed van pas kwamen.
De zeeman stopte de meloenen in
Edwin's kousen, bond ze toen te
zamen met touw, en gooide ze over
den rug van de giraffe.
„Niet doen. Je maakt de kousen
kapot," schreeuwde Ivy, heel kwaad.
Maar Freddy stoorde zich niet aan
haar.
Topsy zag, dat Ivy erg beleedigd
was, en daarom trachtte ze haar te
troosten. „Edwin vind het veel pret
tiger zonder kousen, Ivy."
Maar Ivy bleef uit haar humeur
en zei den geheelen dag geen woord
meer.
(Morgenavond vervolg.)
Johan Staringh kwam doodmoe, maar met
een gezonden eetlust thuis van z"n fabriek.
„Ik verlang naar een lekker en stevig maal."
zei hy tot z'n vrouw, „en hoop, dat onze nieuwe
keukenheid zich vandaag zelf overtroffen
heeft."
Mevrouw Staringh schudde treurig 't hoofd.
„Dat heeft ze niet. Om je de waarheid te zeg
gen, er is geen nieuwe keukenmeid. Ze is van
morgen weggegaan."
„Dat is al je vyfde meid in drie maanden,
mopperde haar man. „Jullie vrouwen weten
niet met personeel om.te gaan. Je huurt niet
het ware slag meiden, Carolien. Je hoofdfout
is een gebrek aan doorzicht by het huren."
„Dat is t niet. Maar ik beken het volkomen
mislukken van myn pogingen. Daarom roep ik
de hulp in van myn man, den patroon van
vier honderd werklieden. Stap dus morgen zelf
naar een verhuurkantoor en zoek me een meid
uit."
En zoo gebeurde het. Den volgenden dag
stond mynheer Staringh in het verhuurkantoor
van juffrouw Dankman, die nette meisjes bin
nen en buiten de stad plaatste.
,Ik moet een keukenmeid hebben," begon hy
uit de hoogte, „ik wil er e®n die kan koken, de
wasch doen en stryken; loon 175 gulden."
Zoo, moet u? Gaat u dan maar, waar u er
een krijgen kunt," bitste juffrouw Dankman
terug. „U moet by een liefdadigheidsinstelling
wezen. Goeie morgen, mynheer."
Nog drie andere verhuurkantoren poeierden
mijnheer Staringh op soortgelijke wijze af.
Laat op den middag kwam hij aan nóg een
verhuurkantoor. In antwoord op zyn vraag
naar een keukenmeid, werd een knap meisje
binnengeroepen.
Ze was klein, fyn gebouwd en zag er keurig
uit.
„Kun je koken?" vroeg hij vriendelyk.
„Ja, mynheer."
„Wasschen en strijken?"
„Zeker, mijnheer."
„Ramen zeemen en de straat schrobben?"
„Natuuriyk, mijnheer. Koken en de wasch
doen voor twee menschen kan niet iemands tyd
geheel in beslag nemen."
„En je uitgaansdagen?"
„Ik ga gewoonlyk twee keer in de maand
uit."
,Waar kan ik getuigen van je krijgen?"
Die kan ik u niet bezorgen, mijnheer. Ze
ven jaar diende ik by een dame. Ze is nu dood.
Daardoor ben ik buiten betrekking en heb ik
ook geen getuigschriften."
Mijnheer Staringh voelde de hoop in z'n hart
herleven.
Hij zou by z'n vrouw z'n reputatie handha
ven. Terloops vroeg hij: „En het loon?"
,Drie honderd vyf en twintig gulden in het
jaar."
Hij wist t vooruit. Een zeker voorgevoel had
hem doen weten, dat hij niet zou slagen. Drie
honderd vijf en twintig gulden! Z'n vrouw had
nooit meer dan honderd vyf en zeventig be
taald, een verschil van honderd vijftig gulden!
En toch, wat was eigenlijk een bedrag van
honderd vijftig gulden in ruil voor huiselyke
rust en comfort! Envoor het succes, dat
hy zou behalen. Hij nam ineens een kloek be
sluit.
„Je kunt vanavond bij mevrouw komen spre
ken. Wat het loon aangaat, dat zullen we
samen bedisselen. Als myn vrouw naar je con
dities vraagt. Sientje, dan kun je zeggen, dat
je 175 gulden hebben moet. Ik zal je er maan
delijks 12.50 gulden bygeven. M'n eenige voor
waarde is, dat je het aan niemand zegt, vooral
niet aan mevrouw."
„Daar kunt u van op aan," zei Sientje.
Het onderhoud met mevrouw Staringh was
bevredigend. Ze was even ingenomen met
Sientje als haar man. Eindelijk zei ze: „En
het loon?"
„Ik moet minstens drie honderd gulden heb
ben," zei Sientje.
Mevrouw Staringh sloeg haar handen ineen.
„Ik heb nooit meer dan honderd vijf en ze
ventig betaald; heeft mynheer je dat niet ge
zegd?"
„Ja, maar ik dacht, dat *t geen kwaad kon
u zelf te spreken."
Mevrouw Staringh keek haar aan en zei
weer: „Ik zal voor jou een uitzondering maken,
Sientje, en je twee honderd twintig geven."
Sientje zei: „Driehonderd mevrouw."
„Goed dan, ik zal 't drie honderd maken.
Maar onthoud dit: mijnheer is iemand van
strenge principes wat zuinigheid betreft. Hy
is gewend dat ik 175 gulden betaal. Het zou
hem bedroeven als hy hoorde dat ik meer
gaf."
„Dat zou t zeker," lachte het onschuldige
Sientje.
„Ik mag," hernam mevrouw, mynheer niet
boos maken. Het heet dus, dat je 175 gulden
krijgt. Begrepen? Het overige is iets tusschen
ons. Beloof je me er niets van aan mijnheer
te zeggen?"
„Ik beloof het u," zei Sientje met nadruk en
vol vuur.
Sientje bleek een uitstekende keukenmeid te
zijn. Ze kookte zóó goed en smakelyk, dat, toen
Johan Staringh hoorde van de moeilykheden
met dienstboden, die zyn vriend Van Heuren
had, hij direct hem en z'n jonge vrouw te eten
vroeg. „Ze hebben in drie maanden vier mei
den gehad," verontschuldigde hy zich by z'n
vrouw. „Het is werkelyk een weldaad, ze een
smakelyk, flink maal aan te bieden. Ze komen
Woensdag. Laat Sientje geheel vry! Ik ben
overtuigd, dat je de jaloezie van mevrouw Van
Heuren zult opwekken."
Op den afgesproken avond kwamen de Van
Heurens.
„Wat een beeldig versierde tafel!" nep me
vrouw van Heuren. „Heeft uw meid dat ge
daan? Wat een juweel moet ze zijn! O
Sientje stond op den drempel. Zoodra ze
mevrouw van Heuren zag, trok ze zich haastig
terug en weigerde beslist dien avond binnen te
komen. Het diner dat uitmuntend was
moest opgediend worden door de meid die in
allerijl van een buurdame geleend was.
,Ik begrijp Sientje's gedrag niet. Ken Je
haar, Marie?" vroeg mevrouw Staringh aan
mevrouw van Heuren.
„Of ik haar ken? Dat zou ik denken! Ze is
jaren bij m'n tante geweest. Ze is een heel
geschikte meid, volkomen voor haar taak be
rekend. M'n tante zei dikwijls, dat ze niet wist,
hoe ze 't zonder haar stellen zou. Ze bleef tot
tante stierf. Ze heeft één groote fout, waarvan
ze zeker wel genezen zal zyn. Sientje is in
halig, vreeselijk inhalig. Ze is het meest in
halige mensch dat ik ken. Jaren lang had
myn tante 175 gulden betaald. Na tante's
dood ontdekten we, dat mijn oom haar in stilte
even veel gaf. Dat eischte ze, wilde men van
haar diensten blyven profiteeren."
„Stil!" zei mevrouw Staringh.
„Stil tOCh, Stil!"
maande haar echtge- 7-7-
Mevrouw was vuur-
rood geworden. Ze I i
durfde niet naar d'r I
man kyken. Voor t I
jerst sinds ze getrouwd
waren, had ze hem
iets verzwegen. Had ze naar hem gekeken, dan
zou ze gezien hebben, dat hij, evenals zy, strak
naar het plafond keek, alsof daar iets te be
zichtigen was, dat hy nog nooit gezien had. RU
was bang, dat men ieder oogenblik achter ^n
afspraak met Sientje omtrent het loon zou
komen. Maar één ding stond bij hem vast.
Sientje moest weg, juweel of geen juweel. Ze
moest onmiddellijk weg. Z'n vrouw moest haar
direct wegzenden.
Kort nu t vertrek van de gasten bracht hy
het gesprek op dit onderwerp.
„Carolien," zei hij, „er is iets geheimzinnigs
met Sientje, dat me niet bevalt. Haar gedrag
van vanavond was hoogst ongepast. Dat kan
ik niet ongemerkt laten voorbij gaan; we kun
nen haar niet langer houden."
„Niet ha wat we vanavond gehoord hebben,"
beaamde z'n vrouw. „Je moet haar morgen
dadelyk den dienst opzeggen."
„Ik, Carolien! Neen, niet ik. Jij moet dat
doen."
„Neen, Johan," protesteerde zij. „Jy hebt
haar gehuurd; jy moet haar ook wegzenden."
„Ik zie niet in, waarom ik dat doen moet.
Ze is nu zeven weken by ons; betaal haar voor
twee maanden er bij in plaats van de gebrui
kelijke zes weken."
„Johan," zei mevrouw, rood van toom, „je
bent laf."
Daarna zwegen ze over het onderwerp. Den
volgenden morgen klaagde mevrouw Staringh
over hoofdpyn en ontbeet op haar kamer. Dien
avond, onder het eten, zei Staringh: „Caro
lien, toen ik Sientje van morgen den dienst
op zei, was ze zoo woedend, ging ze zóó te
keer, dat ik om van haar af te komen, haar
twee maanden loon gaf en nog 25 gulden extra.
En dat is de laatste maal, dat ik me met
jouw departement bemoei."
„Wat zeg je daar?" riep mevrouw, „je gaf
haar nog 25 gulden extra? En ik heb haar
vanmiddag den dienst opgezegd en haar ook
25 gulden extra gegeven!"
Man en vrouw keken elkaar als versuft aan,
en spraken dagen lang niet over het inhalige
Sientje.
In het land der ongekende mogelijkheden
hebben eenige ingenieurs van de Westinghouse
Electrical Company in Pittsburgh het bestaan
een Frankfiirter worstje te koken met radio
golven.
De perspectieven, welke zich thans voor de
moderne huisvrouw openen, zyn onbegrensd.
Stel u voor, dat zy onder genoeglijken kout met
haar beste vriendin over de aangelegenheid
van haar afwezige op één na beste-vriendin
door het omdraaien van een knop haar aard
appelen draadloos aan het koken kon brengen.
De theeleveranciers zouden onmiddellijk hun
inkomsten zien stijgen door de toenemende
consumptie door de dames van dit geurige
kruid. De leveranciers zouden meer geld gaan
uitgeven, de echtgenooten der betrokken dames
zouden meer gaan verdienen en dientengevolge
meer geld laten rollen, kortom het zou het
einde van de economische crisis beteekenen.
Dat alles zoo voorspoedig zal gaan betwyfe-
len we echter. De betrokken ingenieurs verkla
ren tenminste, dat het na het slagen van bo
venvermeld experiment, mogelijk is, dat over
eenige jaren pas de radiozenders in staat zul
len zijn de noodige energie te leveren, voldoen
de om een maal te bereiden.
Het draadlooze koken biedt nog het byzon
dere voordeel, dat een verbranden der handen
onmogelyk is. De twee schyven, van welke de
stralen voor het koken uitgaan, worden niet
heet genoeg, om brandwonden te veroorzaken.
by verlies van "n
anderen vinger
lgevaiieu VCiftDAgiu ccn uti -- I _,T iMT/^ PT/ A
„Z'eg, Katrientje, jy denkt nu zeker ook wel
bij je zelf, dat je liever een vroolyken, knap
pen jongen man naast je had, dan zoo n ouden
bok als ik, hé?"
„Maar grootpapa.zei ze afwerend, met een
Weemoedig lachje.
Hy schoot zyn zwarte monster-sigaar in 'en
hoek van zijn mond en lachte. „Nou, een be
paalde liefdesverklaring is dat niet
Catharina legde haar yskoude linkerhand op
zyn arm. „Verlangt u er een?" vroeg ze op
vermoeiden toon.
„Ja, dat is zoo de mode tegenwoordig. De
tangens schynen niet meer te durven, nu moe-
pn de meisjes maar zelf de zaak in handen
pwnen. Zoo doet ons vriendinnetje Eva in
fcenden ook, denk je ook niet?"
„Dat zou wel kunnen. Ik heb het hier ook
al gemerkt Ze is dol op Gabb."
„En hy was natuuriyk dol op een ander!"
„Dat was heel dom van hem."
„Dat moet jy noodig 'zeggen! Je hebt noga»
reden om een ander in liefdeshistories dom
heid te verwyten. Alsof het niet een haar ge
scheeld heeft, of je had je eigen leven er mee
bedorven
„Heb ik dat dan nu niet gedaan?" vroeg ze
toonloos, vol bitterheid.
„Omdat je den „uitverkorene" niet gekregen
hebt?"
„Ik heb toch ook zoo véél van hem gehou
den."
Hy balde zyn vuisten. „Schei toch eindelijk
eens uit over dien ellendigen kwajongen, dien
lammeling!"
Het gelukte hun geen van beide om in de
feeststemming te komen. Ook later niet, toen zy
in den kleinen salon van 't Kurhausrestaurant
zaten.
Het gemak en de van-ervaring-getulgende
manier, waarop de oude man de gerechten en de
wynen uitkoos, overtuigden den oberkellner, die
eerst van het toilet van den eigenaardiger
gast een beetje geschrokken was, dat hy hier
voor een behoorlyke bediening had te zorgen. De
kellner en de piccolo kregen dan ook orders in
deze richting.
De Chablis by de oesters was goed gekoeld,
de fazant werd uitstekend voorgediend op ver
warmde borden. De oude Balthazar nam ech
ter maar een microscopisch stukje. In dames
gezelschap op een behoorlijke manier gevogelte
eten, ging den toestand van zyn gebit sedert
jaren te boven. Des te meer dronk hy. Hy
wilde zich zelf en zyn zenuwen weer meester
worden. Sinds de laatste ontmoeting met Victor
werd hy door een innerlyke onrust geplaagd:
overdag vond hy nergens mepr genoegen in
en 's nachts sliep hy slecht.
„Mogelyk, dat alles my te erg heeft opge
wonden," begon hij uit zich zelf, toen hy het
laatste glas Chablis leegdronk. „Daaraan kan
ik merken, dat ik oud word." Hij glimlachte
vermoeid. „Jy hebt het natuuriyk al eerder ge
merkt, hè?"
Ook haar lag het zwaar op het hart. Ze
spraken over alles; alleen niet over dat eene,
dat eene, dat eindelijk toch eens tusschen hen
moest worden uitgesproken. Met spanning keek
zy naar hem. Zou hy nu eindelyk toestaan,
dat zij hem alles vertelde? .-
Hy had champagne laten komen. De kellner
schonk in. Ze lieten allebei hun glazen voor
zich staan, zonder te drinken. De oude man
omvatte zyn champagneglas met beide handen
en bestudeerde aandachtig de opbruischende
schuimpareltjes.
„Hy is namelyk nog by me geweest, Kat-
chen," zei hy na een langdurig zwygen, half
luid en aarzelend, „ja, by mé geweest in myn
huisje. En ik was nog buiten mezelf van woede
en toen ben ik de heerschappy over mezelf
kwijtgeraakten heb mijn stok op zyn bru
talen kop stukgeslagen.... Ik wéét, dat hy het
verdiend heeft, meer dan verdiend, maar se
dert dat gebeurd is, kan ik het toch niet meer
van me afzetten. Ik zie hem altyd maar weer
voor me staan. En dan word ik plotseling weer
door woede aangegrepen, en dan weer door
schrik. Als ik maar eenmaal een heelen nacht
kon doorslapen, dan zou ik het den volgenden
morgen kwijt zijn. Maar ik slaap een uurtje,
hoogstens twee en dan schrik ik open dan
staat hy voor me en kijkt me smeekend aan
of verwijtend, dat weet ik niet zoo precies.
Ik wil vandaag eens een stevig glaasje drinken,
dat helpt om de nachtmerrie kwyt te raken."
Hy veegde met zijn zakdoek over zijn vochtig
voorhoofd. Daarop klonk hy met zijn tafelge-
noote en zei: „Op de beide Katchens."
zy bewoog niet. Wat hij verteld had, was
haar door hart en ziel gegaan. Droef zat ze
voor zich uit te staren. „U hebt hem onrecht
gedaan, grootpapa. Ik heb u al zoo vaak wil
len uitleggen, hoe het kwam, dat die jongen
zyn naam misbruikt heeft. Hy heeft by de
politie moeten toegeven, dat hij Victor nog
nooit van zijn leven gezien had en nog nooit
een woord met hem had gesproken. In het
kort vertelde zy, wat het resultaat van het
onderzoek was geweest.
Steeds dieper had Balthazar Troilo het
hoofd laten zinken. „Zoo, zoo, zoo. Van dezen
éénen schurkenstreek kan hy zich tenminste
schoonwasschen."
„Grootpapa!" klonk het op smeekenden toon
Hy schudde grimmig het hoofd. „Er blijft
nog genoeg over, Katchen, meer dan genoeg!"
Hun gesprek werd gestoord. Gasten, die niet
ver van hen af gezeten hadden, kwamen voor-
by en uit het groepje trad een dame op hun
tafeltje toe.
„Goeden avond, juffrouw Lutz. Hoe gaat het
toch met u? Hebben uw ooren niet getuit? Ik
moest u aan de heeren, die by ons zaten, wy-
zen. Het zyn journalisten uit Berlyn. Uw por
tret komt in de tydschriften, ja, u wordt een
beroemdheid!"
Catharina was aarzelend opgestaan. Z'e
stelde de dame, die zy in het huis van mevrouw
Rettberg had leeren kennen, de gezelschaps
dame, juffrouw Sökeland, aan den ouden Troilo
voor.
De stoornis was hun onaangenaam, maar
daar de dame blykbaar een uitnoodiging ver
wachtte om even te gaan zitten, wees Baltha
zar haar met een handbeweging om plaats te
nemen. De kellner schonk haar een glas cham
pagne in.
„Ik heb ten slotte ook slechte ervaringen
met mevrouw Rettberg opgedaan," begon ze,
direct bereid tot kwaadspreken en ze hing een
onbescheiden-uitvoerig tafereel op van de le-
venswyze van haar vroegere meesteres. Maar
aan de koelheid, waarmee de beide anderen op
haar gepraat reageerden, merkte Juffrouw Sö
keland al spoedig, dat ze te ver was gegaan en
begon over een ander onderwerp, waarvan ze
dacht, dat het juffrouw Lutz wel aangenamer
zou lijn.
„Ik was toch zoo biy, dat het haar ook nog
niet gelukt is dien armen Troilo ongelukkig te
maken. De kamenier heeft me verteld, dat zt
hem den dag voor. haar vertrek al zoover had,
dat hy met haar mee zou gaan naar het bul-.
tenland. Ze zouden eerst hier of daar gaan
trouwen en dan den winter op Ceylon door
brengen. Stel u voor, een heelen middag heeft
ze met de kamenier gepakt, in een koorts
achtige opwinding en 's avonds wacht ze, wachi
ze, al maar vergeefs geen bericht, ze stuurt
een boodschap: hy is er niet...." Juffrouw
Sökeland lachte en nam een diepen teug uit
haar glas. „Hy heeft haar gewoonweg laten
zitten."
Ze merkte, dat de beide toehoorders, of
schoon zy haar niet aanmoedigden om voort
te gaan, toch met meer aandacht luisterden
dan te voren. Vol vuur vertelde ze dus ver
der:
„Hut is een heel ding voor een jongen man
zonder geld en zonder positie om zoo'n goud-
visch te laten schieten. Ze is fabelachtig rijk.
Maar haar reputatie....! Neen, het heeft me
verbazend veel plezier gedaanMaar nu
moet ik weg, mijn vrienden zullen niet weten,
waar ik blijf
Geen van beide deed een poging, om haar
te weerhouden. Ze nam haar taschje en stond
op.
„A propos, weet u, dat de jonge Troilo in
het Sanatorium Dietenmühle ligt?"
Verschrikt keken ze allebei op. „Is hy ziek?"
vroeg Catharina sloeg echter direct haar
oogen neer voor den triomfantelyken blik van
het Deensche meisje.
.(Wordt vervolgdj.