BIJ PIJKEN Jid o&t&aai van dan dag Rooden heerschen over Rusland MIJNHARDT'S POEDERS PINDA ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN In ROBINSONschoenen is plaats voor 5 teenen Sientje I Ruwe handen vlammende anjelier DONDERDAG 5 JANUARI BEGIN DER REVOLUTIE De eerste verschrikking Helderzienden" Niet zoo bedoeld Koken met radiogolven Alle ahonné's f SOOO.-ïl^tr&iï1,f750250.- 5ÜTo? f 125.-K» f 50.-"IT f40.- Uit het dagboek van Al ja Rachmanowa Groeiend verzet De eerste stakingen Optreden van Lenin De pogrom noot. irlet Doos 30 en 60 cL AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL aniiiiiiiiiiiisiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiin FEUILLETON 1 Naar het Duitsch van Paul Oskar Hoecker Alja Rachmanowa vertelt In haar boek „Liefde, Tschekt en dood", over het begin van de troebelen in Rusland, tijdens den grooten oorlog. Haar medestudente, Griselda Nikolajewna, de revolutionnaire, moest zich verbergen voor de politie en vluchtte het huis van Alja's ouders binnen. Ze werd vier dagen verstopt en men bracht haar voedsel en kleeren, hoewel de huisgenooten tot de bourgeoisie behoorden. Griselda begrijpt dit niet goed, maar neemt onder dankzegging de hulp aan. Na enkele dagen vlucht zij naar het buitenland. De revolutionnaire studentenvergaderingen gingen nog steeds door en Alja was er eenmaal getuige van, dat de politie een inval deed. Zij wist echter tijdig te vluchten. Men sprak ook onder die studenten veel over Raspoetin. Ook zij verachtten den staretz, maar zij waren tegen zijn dood, omdat, naar hun meening, niemand meer dan hij de Czaren-familie tot den onder gang bracht. Hij speelde dus in hun kaart en dat was voldoende. Op zijn tijd zou ook Raspoe tin wel verdwijnen. Hij kon alleen maar goed doen, zoolang hij den Czaar en zijn vrouw be- tooverde. Overigens vertelde men, dat niet eens Raspoetin zelf regeerde; maar zijn secre taris, een verdacht en losnsch type, dat even dom als misdadig was. Enkele dagen later, op 18 December, vertelde men, dat Raspoetin ver moord was. Vorst Joessoepof zou het gedaan hebben en het lijk van den monnik zou reeds een paar dagen in het water van den Newa hebben gelegen. Het volk treurde, de aristo cratie juichte, want, zoo redeneerden zij. de Czaar zou nu weer vrij man zijn. Den intellec- tueelen, die voor een goed deel revolutionnair dachten, liet de dood van den beruchten mon nik volkomen koud. Omstreeks dezen tijd leert Alja een jongeman kennen, Wadim Werchowski, die later haar verloofde zal worden en ten offer zal vallen aan de wreedheid van de communisten. Een gevoelige episode in 't boek van de studente is het bezoek van haar familie aan het ouderlijk huis. Bij grootvader, die ver weg woont in het onmetelijke Rusland, wordt alle jaren het Kerst feest gevierd. Hij is grootgrondbezitter en een rijk man is. Niets is te veel voor het eeuwenoude Kerstfeest. De maaltijden zijn rijk, doch ook de armen vergeet grootvader niet. Hier lijkt alles pais en vree en Alja kan zich nauwelijks in denken, dat in de groote Russische steden het oproer broeit. Intusschen groeit het wantrouwen van den gouverneur tegen Alja en zeker zou zij reeds ge arresteerd zijn, wanneer de gouverneur haar familie niet zoo goed had gekend. Da onte vredenheid groeit meer en meer en men begint te praten over een op handen zijnde revolutie. Eindelijk zal het zoover komen, juichen de stu denten, maar het is nog niet zoo ver. Zij be werken de arbeiders met succes, en hier en daar breekt een klein stakinkje uit. Plotseling komt het bericht van een groote staking in Moskou en de studenten sporen de arbeiders van hun stad aan om het voorbeeld te volgen. Dan het bericht, dat heel Petrograd op straat is en dat ook daar de arbeiders staken. Bij Alja thuis worden de gebeurtenissen druk besproken en zij kiest partij voor de stakers, zeer tot ontevredenheid van haar ouders en gasten. Het gerucht loopt, dat de Czaar afstand heeft gedaan van den troon. Met trots vertelt men elkaar, dat de Czaar waardig en voornaam zijn handteekening heeft gezet. Het leven gaat verder en iedere dag brengt nieuwe sen saties. Men jammert over den Czaar en anderen juichen. De eersten zijn echter nog in de meer derheid. De minderheid eischt zijn bloed en dat van zijn geheele familie. De revolutie, die zich in Petrograd voltrokken heeft, is minder onbloedig geweest, dan men het aanvankelijk had voor gesteld. De generaals en de hofhouding van den Czaar hebben den heerscher schandelijk verlaten en hierover is de stad van Alja zeer vertoornd. Tusschen al deze roerselen door ontvangt Alja, het studentje, enkele huwelijks aanzoeken, die zij afslaat, omdat de weten schap haar roept. Zelfs een jonge dichter dreigt met zelfmoord, als zij niet direct met hem trouwt. Zij doet het echter niet en de poëet zal jaren later nog leven. Wat heeft dit alles noch- en vele ongesteldheden zullen de hier genoemde genezende en pijnstillende spoedig helpen: Mijnhardt's Hoofdpijnpoeders. Kiespijnpoeders, Verkoudheidspoeders, Hoest poeders, Rheumatiekpoeders, Maagpoeders, Pijnstillende poeders. Vraag Mijnhardt's Poeders en zie toe dat de naam Mijnhardt op doos en poeders voorkomt. Prijs per poeder 8 cent en per doos 45 cent. Verkrijgbaar bij Uw Drogist. tans te beteekenen bij de groote dingen, die te gebeuren staan en die meer dan persoonlijke gevoelens om aandacht vragen. Het is Paschen 1917. Nog altijd wil de regee ring den oorlog doorzetten tot „het zegenrijk einde", zooals het nog steeds heet. Soldaten in de stad hebben een opstootje uitgelokt, zy plunderen enkele drankwinkels en gaan op roof uit bü de boeren buiten de stad. Politie is er zoo goed als niet. Die zit aan het front. De soldaten zijn zoo'n beetje meester in de stad. Zij heffen zelf alle mogelijke verboden op en rooken op straat, hetgeen vroeger verboden was. In de treinen reizen zij gratis en nog wel eerste klasse. Voor de burgers zijn de andere wagens en wie zich verzet, wordt afgeranseld. In April is de voorloopige regeering gevormd. Kerenski staat aan het hoofd. Hij is een man van 35 jaar, schrander en....galant. De bolsje wieken noemen hem een vrouw. De conserva tieven hopen van hem redding te krijgen in den chaos. Kerenski is "welsprekend en richt zich in hartroerende woorden tot het leger. Ook hij wil den oorlog doorzetten. De officieren wor den door de soldaten beleedigd. Verschillende officieren, die door de soldaten in het gezicht worden gespuwd, plegen zelfmoord, terwijl zij zich een kogel door het hoofd jagen, onder het hoongelach der soldaten. Op de studentenvergadering verschynen nu ook profesoren. Zij zyn de geliiken van de stu denten geworden en geven lafhartig toe aan alle eischen van de jongelui. Ze worden uitge lachen als ze als meneer verschijnen, dat w'l zeggen, als ze een boord om hebben. Ook in de kliniek van dokter Rachmanow begint het lager personeel een toon aan te slaan. Zij, die jarenlang door den menschlievenden dokter werden geholpen en beschermd, trachten hem nu te terroriseeren. Hij houdt zich echter goed en doet met ernst zyn werk. Alleen thuis klaagt hy, dat de tijdén toch wel heel erg aan het veranderen zyn. Steeds verder gaat de verwor ding. De gouverneur is gevangen genomen door de Rooden, die meer en meer veld winnen. Men leidt hem door de stad, onder gehoon van de menigte, die elkaar ophitst tot roof en olunde- ring. De burgerwacht laat zich nauweiyks gel den. De eerste Mei is aangebroken en vele huizen zijn m^t roode vlaggen versierd. Er wordt niet gewerkt, want deze dag is tot nationalen feest dag uitgeroepen. Omtrent den gouverneur wordt verteld, dat hij in den trein, tijdens het trans port, is vermoord. Aan het hoofd van de sol daten- en arbeidersraden staat een arbeider, die niet eens schrijven kan. Alle rollen worden langzaam omgekeerd. Lenin is aangekomen in een geplombeerden trein, dien de Duitschers door hun land hebben laten gaan. Hy heeft gesproken op een groote vergadering te Petersburg. Hy eischt vrede tot eiken prijs. Maar hij is nog niet aan de regee ring. Hy ageert met groot succes tegen de regeering-Kerenski, die steeds moed boozer wordt en niet op kan tegen de macht van Lenin. De stakingen breiden zich uit en de ontevreden heid groeit. Het klooster wordt door de menigte geplunderd. Wie zal het beschermen? De bur gerwacht heeft volkomen afgedaan. Ook op het platteland is het onveilig geworden. Alja's familie, die nog eens op reis wi1, wordt onder weg beschoten, als zij in een slede door het winterbosch wil reizen. In het nest, waar Alja's grootvader woont, is zelfs de ontevredenheid doorgedrongen en roept men om de revolutie. Een oom van Alja wordt voortdurend bedreigd door een arbeider, die, als hij dronken is hem „de darmen uit zijn lijf wil trappen", hoe wel hy door den man met weldaden overladen werd. Later zien wij dit heer nog meermalen opduiken als volkscommissaris, nadat hy tien tallen burgers heeft vermomd. Aan het front slaan de soldaten op de vlucht. De regeering heeft bevel gegeven op de vluchte lingen te schieten. In Augustus zyn er verkiezingen. Men weet nauwelijks op welke lyst te stemmen. En wie niet rood stemt en niet uitkijkt wordt op het stembureau nog in de luren gelegd, zoodat zyn stem toch den rooden ten goede komt. De verloofde van Alja is naar het front ge trokken. Zy zal hem nooit meer terug zien. Zyn lijk zal gevonden worden, afschuweiyk verminkt door de bolsjewieken, omdat hy in het leger der Witten is getreden. In September breekt plotse ling een pogrom uit. Het huis van Alja's ouders loopt gevaar. Een soldaat schoot in de vroegte enkele ruiten in en anderen volgden zyn voor beeld. Gejammer in huis. Buiten is de menigte stomdronken, daar zy de spiritusfabriek her geplunderd en heele voorraden spiritus heeft verdeeld. Men drinkt den viezen rommel, tot men er by neervalt. De heele stad ïykt een troep waanzinnigen, die door en door dronken zyn. De huizen der rijken worden bestormd. Ook het huis van dokter Rachmanow wordt bestormd. Hy te lefoneert ieder oogenblik om hulp, maar er kan geen hulp worden verleend, omdat alle hulp noodig is op ontelbare plaatsen, waar het oproer laait. Als de deur van het huis reeds is bezwe ken, komt plotseling hulp opdagen. Heel toe vallig overigens. Dit had de familie te danken aan een vrouw, die op den docent verliefd was en die haar broer, leider van een vrywilligers- korps, gesmeekt had, het huis te beschermen. De docent heeft intusschen rustig zitten werken. Dit alles was geschied van Alja's zeventien- £iiiMiiiiiiimiiiiiiminm IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHU Met zijn ebbenhouten snoetje, Waarop niets te lezen ligt, En de oogen als een spleetje Ietwat N.N.O. gericht, Staat daar het gestrand Chineesje Op het hoekje van de straat Met zijn trommeltje met pinda's Lekka lekka fabrikaat. Het Chineesje is verloren Uit het groote Hemelsch Rijk. En men zette hem in Holland Van het schip af aan den dijk. En terwijl de draak in China Met zijn schubbenstaart moet slaan, 1 Vecht in Holland het Chineesje Om het dagelijksch bestaan. Met een Oostersch fatalisme Gaat hij zwijgend over straat. Zelfs al zou hij willen spreken Is er geen, die hem verstaat. Dus hij vraagt niet en hij roept niet, 1 Maar terwijl hij staat of loopt, Hoopt hij, dat men uit zichzelven Lekka pinda van hem koopt. Lekka pinda, dik in suiker, Is Chineesche lekkernij. i Maar voor hem niet, want hij is nu I Paria der maatschappij. Echter, als zith bijvoorbeeld Met zijn pinda-koekjes voedt, Wel, het is geen contradictie, Wordt voor hem het leven zoet! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiiimiiir; 9» den tot haar achttienden verjaardag. Deze laatste feestdag gaat vrijwel onopgemerkt voor- by. Er zyn belangryker dingen dan de verjaar dag van een meisjesstudente. Maar dit is nog slechts een begin. Als eenmaal de Rooden heer schen over Rusland, zal er bloed vloeien by stroomen en het groote Rusland zal vol zyn van het gejammer der gemartelden.... By het koopen van visch, wat man en vrouw altyd samen doen in onderling overleg, worden door de vischvrouw ook versche garnalen aan geprezen. Vrouwlief zegt: „Ja, die moeten we hebben, ik vind ze zoo lekker, ik zou er me een onge luk aan kunnen eten." Man droog: „Nou, koop ze dan!" We leven, juist in deze benarde tyden, in een periode, dat de „helderzienden" meer dan ooit worden geraadpleegd. Men geeft- kapitaaltjes uit aan deze lieden, die er in 't algemeen goed van leven en aan het zwakke menschdom soms schatten verdienen. Het is soms heel moeilijk het juiste stand punt tegenover helderzienden aan te nemen. Men kan niet zoo maar zonder meei beweren, dat er geen helderzienden bestaan. Er worden soms krasse staaltjes vertoond en het schynt inderdaad, dat er menschen zijn, die wonder baarlijk gevoelig zijn jegens de toekomst en het verleden. Maar wèl dient men uiterst voorzich tig te zijn, want de helderziendheid is veelal een zeer gevaarlijk bedryf en wie zal uitmaken wanneer men met ernst, wanneer men met be drog te doen heeft? Het succes van een „helderziende" zit niet in hem zelf maar in zijn cliënt. Het is een kwes tie van psychologie. De helderziende weet zich in te dringen in de gedachten van den cliënt, nadat deze zyn gedachten zelf mm of meer duidelijk heeft geuit. Veel hangt natuurlijk af van de vraag of de cliënt gelooft in den hel derziende, ofwel dat hy aan hem twijfelt. In het laatste geval heeft de helderziende heel wat moeilyker werk dan in het eerste. Het „gedaclitelezen," waarvan nu en dan in bioscoop en variété staaltjes worden vertoond, is al vrij gemakkelijk en kan met ernstig oefe nen door menigeen worden geleerd. De cliënt n.l. die steeds in de buurt van den lezer moet blijven, terwyi hij zijn aandacht op een be paald voorwerp concentreert, zal zich gemakke lijk verraden door kleine reacties. Er zyn natuurlijk moeilijker gevallen denk baar en dan komen we b.v. in het ryk der oc cultisten, maar overal speelt de gemakkelijke overgave van het publiek een groote rol. De menigte heeft nu eenmaal een neiging tot „ge- looven" en zoodra men met een zoodanigen „ge- loovige" te doen heeft is het vry gemakkelyk alle bedriegerytjes te camoufleeren. Ja, men kan zelfs zoover gaan, dat men de cliënten laat gelooven, wat in werkelijkheid niet geschiedt, omdat men hem onder suggestie brengt en hy alleen maar méént een bepaald voorwerp, een bepaalde handeling te zien. Zoo kan het dus ge beuren, dat werkelijkheid en bedrog door el kaar loopen en inderdaad gebeurt dit aanhou dend, zoodat men by na nooit kan uitmaken wat er eigenlyk gebeurt en of het eventueele bedrog bewust of onbewust wordt gepleegd. ,Dit alles maakt het vraagstuk der helder ziendheid zeer ingewikkeld en in de practijk in zyn algemeenheid verwerpelyk. Zelfs al neemt men aan, dat een byzondere begaafdheid iemand bovenmenschelyk helderziend kan ma ken, dan nog moet men bedenken, dat het in een bepaald geval, by een bepaald persoon, on doenlijk is de juiste waardebepaling te stellen. Daarom zal men goed doen nooit de helder ziendheid ernstig te nemen. De kans op bedrog is veel grooter dan de kans op hulp en een al te groote aandacht voor deze liefhebberij brengt de meeste menschen vry spoedig en zeker op den duur volstrekt uit hun evenwicht. Ivy had twee paar kousen gebreid voor Edwin, de giraffe, maar Edwin scheen er niet erg mee ingenomen ze te moeten dragen. Freddy zei, dat het onzin was, een giraffe kousen te laten dragen, maar Ivy bleef op haar stuk staan en ten slotte berustte Edwin erin. Op een mooien dag, toen ze met de giraffe uit waren, vonden ze eeni- ge prachtige meloenen, en de zeeman wilde, dat Edwin ze droeg, en hy zei tegen Ivy, dat de kousen nu toch goed van pas kwamen. De zeeman stopte de meloenen in Edwin's kousen, bond ze toen te zamen met touw, en gooide ze over den rug van de giraffe. „Niet doen. Je maakt de kousen kapot," schreeuwde Ivy, heel kwaad. Maar Freddy stoorde zich niet aan haar. Topsy zag, dat Ivy erg beleedigd was, en daarom trachtte ze haar te troosten. „Edwin vind het veel pret tiger zonder kousen, Ivy." Maar Ivy bleef uit haar humeur en zei den geheelen dag geen woord meer. (Morgenavond vervolg.) Johan Staringh kwam doodmoe, maar met een gezonden eetlust thuis van z"n fabriek. „Ik verlang naar een lekker en stevig maal." zei hy tot z'n vrouw, „en hoop, dat onze nieuwe keukenheid zich vandaag zelf overtroffen heeft." Mevrouw Staringh schudde treurig 't hoofd. „Dat heeft ze niet. Om je de waarheid te zeg gen, er is geen nieuwe keukenmeid. Ze is van morgen weggegaan." „Dat is al je vyfde meid in drie maanden, mopperde haar man. „Jullie vrouwen weten niet met personeel om.te gaan. Je huurt niet het ware slag meiden, Carolien. Je hoofdfout is een gebrek aan doorzicht by het huren." „Dat is t niet. Maar ik beken het volkomen mislukken van myn pogingen. Daarom roep ik de hulp in van myn man, den patroon van vier honderd werklieden. Stap dus morgen zelf naar een verhuurkantoor en zoek me een meid uit." En zoo gebeurde het. Den volgenden dag stond mynheer Staringh in het verhuurkantoor van juffrouw Dankman, die nette meisjes bin nen en buiten de stad plaatste. ,Ik moet een keukenmeid hebben," begon hy uit de hoogte, „ik wil er e®n die kan koken, de wasch doen en stryken; loon 175 gulden." Zoo, moet u? Gaat u dan maar, waar u er een krijgen kunt," bitste juffrouw Dankman terug. „U moet by een liefdadigheidsinstelling wezen. Goeie morgen, mynheer." Nog drie andere verhuurkantoren poeierden mijnheer Staringh op soortgelijke wijze af. Laat op den middag kwam hij aan nóg een verhuurkantoor. In antwoord op zyn vraag naar een keukenmeid, werd een knap meisje binnengeroepen. Ze was klein, fyn gebouwd en zag er keurig uit. „Kun je koken?" vroeg hij vriendelyk. „Ja, mynheer." „Wasschen en strijken?" „Zeker, mijnheer." „Ramen zeemen en de straat schrobben?" „Natuuriyk, mijnheer. Koken en de wasch doen voor twee menschen kan niet iemands tyd geheel in beslag nemen." „En je uitgaansdagen?" „Ik ga gewoonlyk twee keer in de maand uit." ,Waar kan ik getuigen van je krijgen?" Die kan ik u niet bezorgen, mijnheer. Ze ven jaar diende ik by een dame. Ze is nu dood. Daardoor ben ik buiten betrekking en heb ik ook geen getuigschriften." Mijnheer Staringh voelde de hoop in z'n hart herleven. Hij zou by z'n vrouw z'n reputatie handha ven. Terloops vroeg hij: „En het loon?" ,Drie honderd vyf en twintig gulden in het jaar." Hij wist t vooruit. Een zeker voorgevoel had hem doen weten, dat hij niet zou slagen. Drie honderd vijf en twintig gulden! Z'n vrouw had nooit meer dan honderd vyf en zeventig be taald, een verschil van honderd vijftig gulden! En toch, wat was eigenlijk een bedrag van honderd vijftig gulden in ruil voor huiselyke rust en comfort! Envoor het succes, dat hy zou behalen. Hij nam ineens een kloek be sluit. „Je kunt vanavond bij mevrouw komen spre ken. Wat het loon aangaat, dat zullen we samen bedisselen. Als myn vrouw naar je con dities vraagt. Sientje, dan kun je zeggen, dat je 175 gulden hebben moet. Ik zal je er maan delijks 12.50 gulden bygeven. M'n eenige voor waarde is, dat je het aan niemand zegt, vooral niet aan mevrouw." „Daar kunt u van op aan," zei Sientje. Het onderhoud met mevrouw Staringh was bevredigend. Ze was even ingenomen met Sientje als haar man. Eindelijk zei ze: „En het loon?" „Ik moet minstens drie honderd gulden heb ben," zei Sientje. Mevrouw Staringh sloeg haar handen ineen. „Ik heb nooit meer dan honderd vijf en ze ventig betaald; heeft mynheer je dat niet ge zegd?" „Ja, maar ik dacht, dat *t geen kwaad kon u zelf te spreken." Mevrouw Staringh keek haar aan en zei weer: „Ik zal voor jou een uitzondering maken, Sientje, en je twee honderd twintig geven." Sientje zei: „Driehonderd mevrouw." „Goed dan, ik zal 't drie honderd maken. Maar onthoud dit: mijnheer is iemand van strenge principes wat zuinigheid betreft. Hy is gewend dat ik 175 gulden betaal. Het zou hem bedroeven als hy hoorde dat ik meer gaf." „Dat zou t zeker," lachte het onschuldige Sientje. „Ik mag," hernam mevrouw, mynheer niet boos maken. Het heet dus, dat je 175 gulden krijgt. Begrepen? Het overige is iets tusschen ons. Beloof je me er niets van aan mijnheer te zeggen?" „Ik beloof het u," zei Sientje met nadruk en vol vuur. Sientje bleek een uitstekende keukenmeid te zijn. Ze kookte zóó goed en smakelyk, dat, toen Johan Staringh hoorde van de moeilykheden met dienstboden, die zyn vriend Van Heuren had, hij direct hem en z'n jonge vrouw te eten vroeg. „Ze hebben in drie maanden vier mei den gehad," verontschuldigde hy zich by z'n vrouw. „Het is werkelyk een weldaad, ze een smakelyk, flink maal aan te bieden. Ze komen Woensdag. Laat Sientje geheel vry! Ik ben overtuigd, dat je de jaloezie van mevrouw Van Heuren zult opwekken." Op den afgesproken avond kwamen de Van Heurens. „Wat een beeldig versierde tafel!" nep me vrouw van Heuren. „Heeft uw meid dat ge daan? Wat een juweel moet ze zijn! O Sientje stond op den drempel. Zoodra ze mevrouw van Heuren zag, trok ze zich haastig terug en weigerde beslist dien avond binnen te komen. Het diner dat uitmuntend was moest opgediend worden door de meid die in allerijl van een buurdame geleend was. ,Ik begrijp Sientje's gedrag niet. Ken Je haar, Marie?" vroeg mevrouw Staringh aan mevrouw van Heuren. „Of ik haar ken? Dat zou ik denken! Ze is jaren bij m'n tante geweest. Ze is een heel geschikte meid, volkomen voor haar taak be rekend. M'n tante zei dikwijls, dat ze niet wist, hoe ze 't zonder haar stellen zou. Ze bleef tot tante stierf. Ze heeft één groote fout, waarvan ze zeker wel genezen zal zyn. Sientje is in halig, vreeselijk inhalig. Ze is het meest in halige mensch dat ik ken. Jaren lang had myn tante 175 gulden betaald. Na tante's dood ontdekten we, dat mijn oom haar in stilte even veel gaf. Dat eischte ze, wilde men van haar diensten blyven profiteeren." „Stil!" zei mevrouw Staringh. „Stil tOCh, Stil!" maande haar echtge- 7-7- Mevrouw was vuur- rood geworden. Ze I i durfde niet naar d'r I man kyken. Voor t I jerst sinds ze getrouwd waren, had ze hem iets verzwegen. Had ze naar hem gekeken, dan zou ze gezien hebben, dat hij, evenals zy, strak naar het plafond keek, alsof daar iets te be zichtigen was, dat hy nog nooit gezien had. RU was bang, dat men ieder oogenblik achter ^n afspraak met Sientje omtrent het loon zou komen. Maar één ding stond bij hem vast. Sientje moest weg, juweel of geen juweel. Ze moest onmiddellijk weg. Z'n vrouw moest haar direct wegzenden. Kort nu t vertrek van de gasten bracht hy het gesprek op dit onderwerp. „Carolien," zei hij, „er is iets geheimzinnigs met Sientje, dat me niet bevalt. Haar gedrag van vanavond was hoogst ongepast. Dat kan ik niet ongemerkt laten voorbij gaan; we kun nen haar niet langer houden." „Niet ha wat we vanavond gehoord hebben," beaamde z'n vrouw. „Je moet haar morgen dadelyk den dienst opzeggen." „Ik, Carolien! Neen, niet ik. Jij moet dat doen." „Neen, Johan," protesteerde zij. „Jy hebt haar gehuurd; jy moet haar ook wegzenden." „Ik zie niet in, waarom ik dat doen moet. Ze is nu zeven weken by ons; betaal haar voor twee maanden er bij in plaats van de gebrui kelijke zes weken." „Johan," zei mevrouw, rood van toom, „je bent laf." Daarna zwegen ze over het onderwerp. Den volgenden morgen klaagde mevrouw Staringh over hoofdpyn en ontbeet op haar kamer. Dien avond, onder het eten, zei Staringh: „Caro lien, toen ik Sientje van morgen den dienst op zei, was ze zoo woedend, ging ze zóó te keer, dat ik om van haar af te komen, haar twee maanden loon gaf en nog 25 gulden extra. En dat is de laatste maal, dat ik me met jouw departement bemoei." „Wat zeg je daar?" riep mevrouw, „je gaf haar nog 25 gulden extra? En ik heb haar vanmiddag den dienst opgezegd en haar ook 25 gulden extra gegeven!" Man en vrouw keken elkaar als versuft aan, en spraken dagen lang niet over het inhalige Sientje. In het land der ongekende mogelijkheden hebben eenige ingenieurs van de Westinghouse Electrical Company in Pittsburgh het bestaan een Frankfiirter worstje te koken met radio golven. De perspectieven, welke zich thans voor de moderne huisvrouw openen, zyn onbegrensd. Stel u voor, dat zy onder genoeglijken kout met haar beste vriendin over de aangelegenheid van haar afwezige op één na beste-vriendin door het omdraaien van een knop haar aard appelen draadloos aan het koken kon brengen. De theeleveranciers zouden onmiddellijk hun inkomsten zien stijgen door de toenemende consumptie door de dames van dit geurige kruid. De leveranciers zouden meer geld gaan uitgeven, de echtgenooten der betrokken dames zouden meer gaan verdienen en dientengevolge meer geld laten rollen, kortom het zou het einde van de economische crisis beteekenen. Dat alles zoo voorspoedig zal gaan betwyfe- len we echter. De betrokken ingenieurs verkla ren tenminste, dat het na het slagen van bo venvermeld experiment, mogelijk is, dat over eenige jaren pas de radiozenders in staat zul len zijn de noodige energie te leveren, voldoen de om een maal te bereiden. Het draadlooze koken biedt nog het byzon dere voordeel, dat een verbranden der handen onmogelyk is. De twee schyven, van welke de stralen voor het koken uitgaan, worden niet heet genoeg, om brandwonden te veroorzaken. by verlies van "n anderen vinger lgevaiieu VCiftDAgiu ccn uti -- I _,T iMT/^ PT/ A „Z'eg, Katrientje, jy denkt nu zeker ook wel bij je zelf, dat je liever een vroolyken, knap pen jongen man naast je had, dan zoo n ouden bok als ik, hé?" „Maar grootpapa.zei ze afwerend, met een Weemoedig lachje. Hy schoot zyn zwarte monster-sigaar in 'en hoek van zijn mond en lachte. „Nou, een be paalde liefdesverklaring is dat niet Catharina legde haar yskoude linkerhand op zyn arm. „Verlangt u er een?" vroeg ze op vermoeiden toon. „Ja, dat is zoo de mode tegenwoordig. De tangens schynen niet meer te durven, nu moe- pn de meisjes maar zelf de zaak in handen pwnen. Zoo doet ons vriendinnetje Eva in fcenden ook, denk je ook niet?" „Dat zou wel kunnen. Ik heb het hier ook al gemerkt Ze is dol op Gabb." „En hy was natuuriyk dol op een ander!" „Dat was heel dom van hem." „Dat moet jy noodig 'zeggen! Je hebt noga» reden om een ander in liefdeshistories dom heid te verwyten. Alsof het niet een haar ge scheeld heeft, of je had je eigen leven er mee bedorven „Heb ik dat dan nu niet gedaan?" vroeg ze toonloos, vol bitterheid. „Omdat je den „uitverkorene" niet gekregen hebt?" „Ik heb toch ook zoo véél van hem gehou den." Hy balde zyn vuisten. „Schei toch eindelijk eens uit over dien ellendigen kwajongen, dien lammeling!" Het gelukte hun geen van beide om in de feeststemming te komen. Ook later niet, toen zy in den kleinen salon van 't Kurhausrestaurant zaten. Het gemak en de van-ervaring-getulgende manier, waarop de oude man de gerechten en de wynen uitkoos, overtuigden den oberkellner, die eerst van het toilet van den eigenaardiger gast een beetje geschrokken was, dat hy hier voor een behoorlyke bediening had te zorgen. De kellner en de piccolo kregen dan ook orders in deze richting. De Chablis by de oesters was goed gekoeld, de fazant werd uitstekend voorgediend op ver warmde borden. De oude Balthazar nam ech ter maar een microscopisch stukje. In dames gezelschap op een behoorlijke manier gevogelte eten, ging den toestand van zyn gebit sedert jaren te boven. Des te meer dronk hy. Hy wilde zich zelf en zyn zenuwen weer meester worden. Sinds de laatste ontmoeting met Victor werd hy door een innerlyke onrust geplaagd: overdag vond hy nergens mepr genoegen in en 's nachts sliep hy slecht. „Mogelyk, dat alles my te erg heeft opge wonden," begon hij uit zich zelf, toen hy het laatste glas Chablis leegdronk. „Daaraan kan ik merken, dat ik oud word." Hij glimlachte vermoeid. „Jy hebt het natuuriyk al eerder ge merkt, hè?" Ook haar lag het zwaar op het hart. Ze spraken over alles; alleen niet over dat eene, dat eene, dat eindelijk toch eens tusschen hen moest worden uitgesproken. Met spanning keek zy naar hem. Zou hy nu eindelyk toestaan, dat zij hem alles vertelde? .- Hy had champagne laten komen. De kellner schonk in. Ze lieten allebei hun glazen voor zich staan, zonder te drinken. De oude man omvatte zyn champagneglas met beide handen en bestudeerde aandachtig de opbruischende schuimpareltjes. „Hy is namelyk nog by me geweest, Kat- chen," zei hy na een langdurig zwygen, half luid en aarzelend, „ja, by mé geweest in myn huisje. En ik was nog buiten mezelf van woede en toen ben ik de heerschappy over mezelf kwijtgeraakten heb mijn stok op zyn bru talen kop stukgeslagen.... Ik wéét, dat hy het verdiend heeft, meer dan verdiend, maar se dert dat gebeurd is, kan ik het toch niet meer van me afzetten. Ik zie hem altyd maar weer voor me staan. En dan word ik plotseling weer door woede aangegrepen, en dan weer door schrik. Als ik maar eenmaal een heelen nacht kon doorslapen, dan zou ik het den volgenden morgen kwijt zijn. Maar ik slaap een uurtje, hoogstens twee en dan schrik ik open dan staat hy voor me en kijkt me smeekend aan of verwijtend, dat weet ik niet zoo precies. Ik wil vandaag eens een stevig glaasje drinken, dat helpt om de nachtmerrie kwyt te raken." Hy veegde met zijn zakdoek over zijn vochtig voorhoofd. Daarop klonk hy met zijn tafelge- noote en zei: „Op de beide Katchens." zy bewoog niet. Wat hij verteld had, was haar door hart en ziel gegaan. Droef zat ze voor zich uit te staren. „U hebt hem onrecht gedaan, grootpapa. Ik heb u al zoo vaak wil len uitleggen, hoe het kwam, dat die jongen zyn naam misbruikt heeft. Hy heeft by de politie moeten toegeven, dat hij Victor nog nooit van zijn leven gezien had en nog nooit een woord met hem had gesproken. In het kort vertelde zy, wat het resultaat van het onderzoek was geweest. Steeds dieper had Balthazar Troilo het hoofd laten zinken. „Zoo, zoo, zoo. Van dezen éénen schurkenstreek kan hy zich tenminste schoonwasschen." „Grootpapa!" klonk het op smeekenden toon Hy schudde grimmig het hoofd. „Er blijft nog genoeg over, Katchen, meer dan genoeg!" Hun gesprek werd gestoord. Gasten, die niet ver van hen af gezeten hadden, kwamen voor- by en uit het groepje trad een dame op hun tafeltje toe. „Goeden avond, juffrouw Lutz. Hoe gaat het toch met u? Hebben uw ooren niet getuit? Ik moest u aan de heeren, die by ons zaten, wy- zen. Het zyn journalisten uit Berlyn. Uw por tret komt in de tydschriften, ja, u wordt een beroemdheid!" Catharina was aarzelend opgestaan. Z'e stelde de dame, die zy in het huis van mevrouw Rettberg had leeren kennen, de gezelschaps dame, juffrouw Sökeland, aan den ouden Troilo voor. De stoornis was hun onaangenaam, maar daar de dame blykbaar een uitnoodiging ver wachtte om even te gaan zitten, wees Baltha zar haar met een handbeweging om plaats te nemen. De kellner schonk haar een glas cham pagne in. „Ik heb ten slotte ook slechte ervaringen met mevrouw Rettberg opgedaan," begon ze, direct bereid tot kwaadspreken en ze hing een onbescheiden-uitvoerig tafereel op van de le- venswyze van haar vroegere meesteres. Maar aan de koelheid, waarmee de beide anderen op haar gepraat reageerden, merkte Juffrouw Sö keland al spoedig, dat ze te ver was gegaan en begon over een ander onderwerp, waarvan ze dacht, dat het juffrouw Lutz wel aangenamer zou lijn. „Ik was toch zoo biy, dat het haar ook nog niet gelukt is dien armen Troilo ongelukkig te maken. De kamenier heeft me verteld, dat zt hem den dag voor. haar vertrek al zoover had, dat hy met haar mee zou gaan naar het bul-. tenland. Ze zouden eerst hier of daar gaan trouwen en dan den winter op Ceylon door brengen. Stel u voor, een heelen middag heeft ze met de kamenier gepakt, in een koorts achtige opwinding en 's avonds wacht ze, wachi ze, al maar vergeefs geen bericht, ze stuurt een boodschap: hy is er niet...." Juffrouw Sökeland lachte en nam een diepen teug uit haar glas. „Hy heeft haar gewoonweg laten zitten." Ze merkte, dat de beide toehoorders, of schoon zy haar niet aanmoedigden om voort te gaan, toch met meer aandacht luisterden dan te voren. Vol vuur vertelde ze dus ver der: „Hut is een heel ding voor een jongen man zonder geld en zonder positie om zoo'n goud- visch te laten schieten. Ze is fabelachtig rijk. Maar haar reputatie....! Neen, het heeft me verbazend veel plezier gedaanMaar nu moet ik weg, mijn vrienden zullen niet weten, waar ik blijf Geen van beide deed een poging, om haar te weerhouden. Ze nam haar taschje en stond op. „A propos, weet u, dat de jonge Troilo in het Sanatorium Dietenmühle ligt?" Verschrikt keken ze allebei op. „Is hy ziek?" vroeg Catharina sloeg echter direct haar oogen neer voor den triomfantelyken blik van het Deensche meisje. .(Wordt vervolgdj.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9