'ÏKd wtHaal van den dag
De jonge generaal Ts jang-Hsue-Liang
Alle7
csrctti anas f750- sasras f250- s.-sssrfS ms-asKsus .-ar vs f40- susr
DEEL
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Uw eigen winkelier verkoopt
ROBINSONschoenen
Snelleman
I HET j
I GROOTE I
AVONTUUR
DINSDAG 10 JANUARI
LIEFHEBBER VAN
VLIEGEN
Wat zal hij gaan doen?
Napoleon III herdacht
Peter Reichensperger
Gekleurde verhalen over hem doen
de kern van waarheid moei
lijk meer terugvinden
Vóór zestig jaren overleden
Een van de grootste katholieke
voormannen uit den bef aam
den Kuituurkamp
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN
Drie zijn de dingen die men aan eiken be
zoeker van Peiping toont: den Tempel
des Hemels met zijn enorme wit-mar-
meren altaar; de Verboden Stad waar de hei
lige draken leven, opgesloten in een labyrinth,
dat zoo geheimzinnig is als de surprise-doosjes
waarmee de kooplui van Kanton leuren; en den
Chineeschen Muur, die, zooals bekend is, voor
een wereldwonder geldt.
Oordeelt men echter den bezoeker waardig
om met bizondere onderscheiding behandeld te
worden, dan noodigt men hem uit voor een be
zoek aan Tsjang-Hsue-Liang, den jongen ge
neraal, over wien men voortdurend hoort spre
ken.
Dikwijls beschrijft er 's avonds een driemo-
torig verkeersvliegtuig groote kringen boven de
Tartaarsche stad. Het volk zegt, dat de jonge
maarschalk veel van vliegen houdt en graag
de zuivere, vrije lucht insnuift.
Tsjang-Hsue-Liang bezit twee vliegtuigen, die
dag en nacht klaar staan om op te stijgen en
hem naar Parijs, Moskou of Monte-Carlo te
brengen, wanneer dat noodig zou blijken.
Zijn piloten zijn twee Amerikanen, die men
nooit ziet drinken of deelnemen aan eenige
openbare feestelijkheid; men zegt. dat hun
toelagen fabelachtig zijn en in goud worden
betaald.
In de Hatamen-straat de Morrison Street
der Engelschen kan men nu en aan een
compagnie infanterie uit Hatiem, in het Zuiden
der stad, zien oprukken. De soldaten zijn allen
van een flinken lichaamsbouw en kenbaar als
Mandsjoes. Zij dragen een khaki-uniform van
goede snit en hun uitrusting is gloednieuw.
Om het goede marcheeren en het volmaakte
richten zou men ze op eenigen afstand voor
Engelsche recruten aanzien. Dit is de lijfwacht
van den generaal, die tot heden nog niet daad
werkelijk hoefde op te treden.
De „big 400" van Peiping pleegt zich te ver
eenigen in het paleis van Tsjang-Hsue-Liang
De groote salon is dan schitterend verlicht en
vol. Een Russisch orkest geeft met volle longen
een cosmopolitisch programma. Bedienden in
blauwe livrei zoeken hun weg tusschen de gas
ten en dragen een onwaarschijnlijk aantal bor
den en schalen te gelijk naar de keuken. Er
hangt veel tabaksrook, die in wolken door den
salon drijft.
Een dichte groep genoodigden verdringt zich
om de eereplaatsen. Men zegt, dat dit de vrien
den van den maarschalk zijn. Tsjang-Hsue-
Liang is niet aanwezig. Zijn broer, chef van
den generalen staf, pleegt hem, te zamen met
zijn andere legerleiders, bij openbare gelegen
heden te vervangen.
Er zijn ook vrouwen aanwezig. Haar japon
nen zoeken een middenweg tusschen de modes
van Parijs en van Sjanghai. De mooiste zijde ter
wereld wordt gedragen door heel kleine, fijns
Oostersche vrouwen, die tot den harem van den
geheimzinnigen generaal behooren.
Wanneer men tot Tsjang-Hsue-Liang wil
worden toegelaten, moet men om een audiëntie
verzoeken en van te voren weet men nooit of
men oogenblikkelijk of in den loop van den dag
of pas na een week bij hem zal worden toege
laten.
Zijn secretaris is een Amerikaan. Hij verze
kert gaarne, dat de maarschalk zeer onafhan
kelijk denkt en zich niet makkelijk laat beïn
vloeden. Volgens een ouden Chineeschen func
tionaris, die in den dienst der Nankin-regeering
was en den vader van Tsjang-Hsue-Liang
kende, bezit hij een uitgebreide klassieke en
moderne ontwikkeling. Hij is dertig jaar
oud en heeft aangename trekken. In zijn
voorkomen is niets van een athleet en zelfs
niets van een soldaat.
Hij spreekt geen Engelsch, maar verstaat het
wel. Hij verschijnt slechts zeer zelden in het
openbaar. De dertig-millioen Chineezen van
Mandsjoerije en het millioen daarvan dat in
Peiping woont, doen over hem allerlei verhalen,
maar hebben hem nooit gezien. Die verhalen
zijn zoo gekleurd, dat de kern van waarheid er
moeilijk meer in terug te vinden is.
Volgens sommigen is de maarschalk aan het
opium verslaafd en gaat hij zich te buiten aan
allerlei uitspattingen. Volgens anderen heeft hij
deze gewoonte sinds langen tijd afgeleerd er.
is zijn particuliere leven een toonbeeld van
deugd.
Volgens velen zou Tsjang-Hsue-Liang voort
durend in de vrees leven van vermoord te zul
len worden. Zijn ziekte van het vorig jaar zou
voortgekomen zijn uit vergiftigd fruit dat hij ten
geschenke ontvangen had. Anderen echter zeg
gen, dat hij leed aan den typhus, die toen veie
slachtoffers maakte.
Het vorig jaar, toen er een conflict uitbrak
tusschen de Mandsjoes en de Russen, ontving
Tsjang-Hsue-Liang allerlei beloften van de
nationalistische Nankin-regeering, op voorwaar
de, dat hij haar ter zijde zou staan in den strijd
tegen de Sovjet. De maarschalk vond goed dat
enkele divisies van zijn leger in het veld traden.
Een Russisch legerkorps echter maakte korte
metten met deze vijanden en toen de journa
listen en vreemde waarnemers ter plaatse arri
veerden, was er al lang geen oorlog meer. De
maarschalk moest alle vredesvoorwaarden aan
nemen.
Toen in 1931 de Japanners Mandsjoerije bin
nen drongen, bleken de aanbiedingen van Nan
kin niet in staat om Tsjang-Hsue-Liang te
vermurwen. Japan zet zijn veroveringstocht on
gestoord door en heel China wraakt den gene
raal, die werkeloos blijft toezien.
Ter zelfder tijd is de Japansche propaganda
er op gericht hem schuldig te stellen aan den
tegenstand, dien hun troepen ontmoeten m
Jehol, in Mandsjoerije en rondom Moekden.
Chineezen en Japanners zijn het er zoo over
eens, dat de maarschalk iets moet doen en hij
schijnt van plan te zijn aan dezen gemeen-
schappelijken wensch te gemoet te komen.
Einde Augustus kondigde hij plots zijn af
treden aan. In officieele kringen verwekte dit
nieuws een groote beroering en men sprak zelfs
van een militair gerechtshof, dat over de plich
ten van den maarschalk oordeelen zou. Er ge
beurde echter niets en Tsjang-Hsue-Liang bleef
op zijn post.
Zijn leger omvat ongeveer 200 duizend man,
die zich na de catastroof van Mandsjoerije in
veiligheid hebben weten te brengen, en legert
in de provincie Hopeh. De manschappen zijn
hem zeer toegewijd. De officieren verklaren
openlijk, dat zij zich aan de plundering zullen
overgeven, wanneer hij hen verlaat.
De groote vraag is nu maar wat Tsjang
Hsue-Liang doen zal. Degene, die daarop een
afdoend antwoord geven kan, zou China een
grooten dienst bewijzen.
Gisteren was het zestig jaar geleden, dat
Napoleon III in Engeland overleed. Hij was een
neef van Napoleon den Grooten, en de zoon
van Lodewijk Napoleon (Koning van Holland)
en Hortense de Beauharnais, stiefdochter van
Lodewijk I.
Toen de Koning van Rome, Napoleon's eenigst
kind, gestorven was, werd de latere Napoleon
III beschouwd als het voornaamste familielid
der Bonaparten, hoewel hij niet bepaald uit
muntte door de groote eigenschappen van zijn
voorganger.
Nadat de groote Napoleon gevallen was,
woonde de jongeman eenigen tijd bij zijn moe
der te Thurgau, waarna hij artillerie-officier
werd. Eenmaal zoover zijnde, trok de prins naar
Italië, om deel te nemen aan den opstand in
de Romagna, waarna hij als officier in Zwit-
serschen dienst trad. Nu begon hij er aan te
denken de macht in Frankrijk tot zich te trek
ken. Daartoe zette hij een campagne op touw,
waarin hü vele soldaten wist aan te vuren een
door hem ontworpen staatsgreep te steunen.
Deze aanslag mislukte en de prins werd gevan
gen genomen en naar Amerika verbannen. Toen
zijn moeder stierf, kwam hij naar Europa terug,
doch hij bleef te lang naar den zin van de
Fransche autoriteiten in het vaderland, die
eischten, dat hij onmiddellijk weer zou ver
trekken. Hij deed het echter niet, maar ging
naar Engeland, waar hij een pro-Napoleon
beweging inzette.
In 1840 werd het stoffelijk overschot van
Napoleon naar Frankrijk overgebracht op het
oogenblik, dat de stemming in dit land geheel
ten gunste van Napoleon was. Hiervan profi
teerde de prins, door met een aantal getrouwen
naar Frankrijk over te steken. Het viel echter
tegen en hij moest onverrichterzake terugkee-
ren. Het duurde niet lang of hij werd met zijn
mannen gevangen genomen en tot gevangenis
straf veroordeeld, bestaande in de levenslange
opsluiting in de vesting Ham. Doch reeds in
1846 wisten zijn aanhangers na eenige vergeef-
sche pogingen hem te doen ontvluchten,
waarna hij als metselaar verkleed naar Enge
land overstak.
In 1848 brak de revolutie uit en nu stegen
de kansen. De prins werd gekozen tot lid van
de Fransche nationale vergadering en hij
haastte zich naar Parijs om zijn slag te slaan.
Toch deed hij voorzichtig. Hij bleef kalm te
midden der revolutionnaire woelingen, waar
door zijn populariteit aanmerkelijk steeg en aan
het einde van 1848 werd hü zelfs tot staats
president gekozen. Nu was de weg naar het kei
zerschap geheel open en reeds in 1852 achtte
hij het geschikte oogenblik gekomen om zijn slag
te slaan. Hij legde een senaatsbesluit aan het
volk voor en het volk gaf toe. Op 2 December
had de plechtige kroning plaats tot keizer Na
poleon III.
De Europeesche vorsten waren weinig inge
nomen met den nieuwen keizer, dien zij nog
steeds als een echten Bonaparte beschouwden,
maar langzamerhand werd de nieuwe keizer
toch algemeen erkend. Intusschen kon hij er
niet in slagen een vrouw van vorstelijken
bloede te trouwen, zoodat hij zich met een
Spaansche gravin moest tevreden stellen.
Twintig jaar lang heeft Napoleon III als
keizer van Frankrijk geregeerd. Zijn taak ein
digde bij den oorlog met Duitschland in 1870.
Na den grooten slag bij Sedan gaf Napoleon
zich over aan den Duitschen keizer, die hem
gevangen nam en naar Wilhelm Höhe liet over
brengen. Kort daarna verklaarde de Fransche
volksvertegenwoordiging de dynastie der Napo
leons voor vervallen. Napoleon kon nu vrij uit
gaan en vestigde zich in Engeland, waar hij
zestig jaar geleden overleed. Het grootsche tijd
perk, door Napoleon I ingezet, eindigde hier
mede op minder grootsche wijze.
De Duitsche Pers heeft dezer dagen herdacht
een van de grootste katholieke voormannen uit
den befaamden Kuituurkamp, Peter Reichens
perger, voorganger van den grooten Windhorst
en stichter van de Duitsche katholieke partij het
Centrum. Reichensperger stierf aan het einde
van het jaar 1892 na een zeer vruchtbaar le
ven, dat geheel in dienst had gestaan van de
katholieke belangen in Duitschland. Hij was
Rijnlander van geboorte, doch na zijn voorbe
reidende studies kwam hij als zoovelen naar
Berlijn om in de hoofdstad van het Rijk zijn
werkzaamheden te verrichten.
Toen hij in Berlijn kwam woedde de kamp op
zijn hevigst. Pas was de Aartsbisschop van Keu
len door den Pruisischen staat gevangen geno
men en het bewustzijn der Rijnlanders en in het
algemeen der katholieken had een geduchten
knauw gekregen. In November 1852 werd de ka
tholieke fractie in Pruisen opgericht en nu
kwam het oogenblik waarop Reichensperger pas
goed aan het werk kon gaan. Het oude Rijn-
niiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
De él gaat heen,
De maat schijnt vol,
Juist door haar groot
I Te kort.
Doordat zij door
I De metermaat
Verdrongen is
En wordt.
Het kleine is
I In onzen tijd
Niet bijster meer
In tel. i
Wij wenschen mèèr,
Wij willen niet I
Gemeten bij
De el! I
De el is ons i
Te ouderwetsch
En het verwend 1
Publiek
i Wil enkel in
Musea of I
In het salon i
Antiek! I
De kleine maat
Wordt afgeschaft,
De meter geeft 1
Den stoot.
Doch als je weer
De mode ziet
Schijnt soms een el
Te groot!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiR
landsche zelfbewustzijn, dat gelijk staat met het
katholieke zelfbewustzijn, was wederom in hem
gevaren en met alle kracht, die in hem was, gaf
hij zich aan zijn taak.
Vrijwel alle fundamenten moesten opnieuw
worden gelegd en het was Peter Reichensperger,
die deze taak te volbrengen had, bijgestaan door
zijn broer August. Deze twee, van wie men
August den inspirator noemde en Peter den man
van de practijk, hebben elkaar gesteund in den
strijd, die zoo zegenrijk is geëindigd voor het
katholicisme.
Toen hij de zestig gepasseerd was, trad Wind-
horst meer en meer op den voorgrond. Reichen
sperger gaf zeer ongaarne de leiding aan hem
over, hoewel hij zijn verdiensten volledig er
kende, doch Windhorst was genialer dan zijn
voorganger en zoo lag het voor de hand, dat
hij de leider zou worden der Duitsche katholie
ken. Trouwens de ouder wordende Reichen
sperger had sinds eenigen tijd meer en meer
afgezien van het leiderschap in verband met
zijn leeftijd, zoodat het Windhorst niet moeilijk
kon vallen de teugels over te nemen.
Op ruim tachtigjarigen leeftijd overleed Pe
ter in 1892. Thans herdenkt het katholieke
Duitschland hem dankbaar.
Freddy Vrijdag had een wagentje
gemaakt, dat door de lepelaars kon
worden getrokken en Robbie en Top-
sy hadden een heelen dag plezier, met
zich langs het strand te laten rijden.
Muriel trok, omdat ze den wed
strijd met Madge gewonnen had, en
Robbie dacht, dat ze vlugger zou vlie
gen dan Madge.
Maar op een dag vloog Muriel over
een rots, er niet aan denkende, dat
zij een wagentje achter zich aan had.
Zoo reed het karretje tegen de rots
op. Robbie en Topsy klemden zich
angstig vast, maar gelukkig bleef het
vastzitten, toen het den top bereikt
had, en zoo moest Muriel wel naar
beneden .komen. Zij draaide een beet
je rond om te zien, wat er gebeurd
was, maar deed geen poging om de
kinderen naar beneden te helpen.
„Ik zal Ivy maar eens roepen," zei
Topsy, „anders komen we nooit be
neden." Gelukkig was Ivy niet ver
weg, en spoedig had ze de kinderen
uit hun benarde positie bevrijd.
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
Mijnheer Snelleman haa vacantie en ver
veelde zich gruwelijk. Hij kon niet eens
in den tuin, want het regende en hij
slenterde van voor naar achter en van achter
naar boven.
„Man, ga toch naar beneden," riep mevrouw
Snelleman, die met de meid de slaapkamer op
orde bracht.
„Wat moet ik beneden doen?" bromde Snelle
man, danig uit z'n humeur; „ik heb niks te
doen; Tc heb immers vacantie!" eindigde hij
sarcastisch.
„Nou, trek dan een vacantie-gezicht! Je loopt
te kijken als 'n uil in doodsnood. Ga wat lezen!"
,,'k Heb niks te lezen."
„Ga dannou gaan dansigaren halen,"
zei ze, ten einde raad.
Haar echtgenoot haalde de schouders op en
stapte maar weer naar beneden. Daar ging hij
voor de tuindeuren staan en zag met ergernis
naar de blaasjes, die de groote regendroppels
in de plassen vormden. Hij keek ook naar het
latwerk van 't prieel, en toen hij dat zag, dacht
hij: „Wat ziet dat er toch alles verveloos uit.
Je zou in staat zijn, zelf met verfpot en kwast
te gaan rondloopen." Ja", vroeg hij zich zelf af:
„zou er hier niet wat te verven vallen?"
Hij verliet z'n standplaats voor de tuindeuren,
ging naar de keuken, nam den vuilnisbak, draai
de dien in z'n handen rond en ontdekte daarop
enkele schrammen. Vóór hij het echter waagde
dit met gepasten ernst z'n vrouw onder 't oog
te brengen, keek hij nog eens in de keuken rond,
of er ook iets was dat er haveloozer uitzag dan
de vuilnisbak. Een ocenbbk dacht hii er aan.
de keuken zelf onderhanden te nemen, maar
dit stoutmoedig plan liet hij maar liever varen.
Toen klom hij weer eens naar boven.
„Zeg Mien", begon hij met diplomatieke voor
zichtigheid. „zeg Mien, heb je er wel eens op
gelet, hoe die vuilnisbak er uit ziet?"
„De vuilnisbak?" vroeg mevrouw Snelleman
verbaasd. „Ja. gewoon, net als alle andere vuil
nisbakken. Waarom?"
„In de verf, bedoel ik," zei Snelleman, „in de
verf."
„De verf," antwoordde mevrouw, „wel, die is
groen."
„Ik bedoel," legde Snelleman ongeduldig uit,
„ik bedoel, dat de vuilnisbak er vreeselijk have
loos uitziet en dat hij noodig opgeschilderd moet
worden."
„Zeg," vroeg Mien, ben je stapel? 'k Heb. hem
nog geen maand in huis."
„Hij zit vol krasen," hield Snelleman koppig
vot ..en ik ga hem verven, 't Is hoogst noodza
kelijk. Je geneert je voor de buren, 't Is me ver
leden week al opgevallen", loog hij.
Mevrouw smeekte hem niet te gaan verven, ze
bezwoer hem. dat er iets verschrikkelijks zou
gaan gebeuren, ze schilderde de noodlottige ge
volgen van het verven door iemand, die geen
verver, maar wel kleurenblind was, maar de
heer Sne'ieman antwoordde on al haar beden
kingen, dat hij verf ging halen en ging naar
beneden.
Tien minuten later kwam hij met blij gelaat
terug, in de handen een grooten pot bruine verf.
Z'n vrouw keek er in en lachte, lachte, dat haar
de tranen over de wangen rolden. Haar man.
verwonderd over die onverwachte uitbarsting
van vroolijkheid, keek haar als een toonbeeld
van onnoozelheid aan.
Toen vroeg Mien: „Mensch, wat heb je ge
vraagd?"
„Vuilnisbakkenverf."
„Dat heb je er nou van als iemand, die zoo
vreeslijk kleurenblind is als jij, verf gaat koo-
pen. Dat is bruin, man, en onze vuilnisbak is
groen."
„Kan me niks schelen," zei Snelleman, die z'n
slecht humeur weer voelde opkomen. ..Ik vind
bruin mooier dan groen en ik schilder hem
bruin. Afgeloopen."
Toen kreeg Mien een idee, dat misschien red
ding kon brengen.
„Man", zei ze lief, en legde haar hand op zti
schouder.
Mijnheer Snelleman zette even z'n verfpot
neer en keek z'n vrouw argwanend aan.
„Weet je wat je met die verf veel beter kunt
verven, als je nu absoluut verven wilt?"
Het pleizier voor het verven van den vuilnis
bak was er voor mijnheer Snelleman al half af,
nu hü verkeerde verf had meegebracht. Dus
vroeg Wj gretig: „Nou?"
„De keldertrap," antwoordde mevrouw, ge
wichtig; „dat is noodig, want als je 't nu niet
doet, moeten we 't toch laten doen, en boven
dien! die is bruin."
Da's een pracht-idee!" juichte Snelleman. „en
je 'hebt wel een beetje gelijk wat dien vuilnis
bak betreft. Die kan nog wel mee."
Toen hij een oogenblik later de keldertrap be
keek. sprak hü verwütend: „Maar Mien, jü bent
op alles zoo overdreven zindelük en netjes; hoe
kun .ie nu een dag langer met zoo'n trap zitten?
Trek nu m'n oude keukenschort aan, anders
bederft je heele pak," zei Mien. „Kom, hier,
dan zal ik het van achteren vastmaken.
De heer Snelleman glunderde, verdween een
oogenblik later in het keldergat en begon de bo
venste trede dik met verf te bestrijken.
„Mien!" riep hij, „als ik het er dik op smeer,
hoeft het maar één keer, denk je niet?"
„Ja", antwoordde Mien, die er ook geen ver
stand van had.
,,'t Mot toch eerst in de grondverf", waagde
het dienstmeisje.
„Kind." zei de heer Snellman, die het hoorde:
„wees jü stil. Jij hebt geen verstand van ver
ven; absoluut niet!"
En hü verfde, hü verfde dik. De heele po'
moest op. Hü had licht uit het betraliede kelder
raam. De trap was veertien treden. Münheer
Snelleman had twee volle uren dik geverfd. De
zestig centen aan verf waren büna op en de
veertiende tree was ingesmeerd. Hü smeerde toen
de rest van de verf op de tiende, elfde, twaalfde
en dertiende trede en toen was de pot schoon
leeg.
Mevrouw kwam boven aan de trap en hield
den zakdoek voor haar neus. „Wat een vreese-
lüke verflucht," riep ze naar beneden. „Ben je
klaar, man?"
„Ja", antwoordde hü, ,,'t is klaar, 't Ziet er
prachtig uit. 't Glimt als een spiegel, zie je t?"
„Kom je eten?' vroeg Mien, en een blik op de
trap werpend, gaf ze dadelijk toe: „Ja, 't zag
er keurig uit, hoor! Een verver had het
Verder sprak ze niet en hield zich aan den
deurpost vast; ze streek zich met de hand over
de oogen en keek naar beneden. Ze trachtte iets
te zeggen, doch eerst na herhaalde poging mocht
het gelukken.
„Jan!" klonk het mijnheer Snelleman tegen,
die zich achterover stond te buigen om door die
tegenbeweging MwwMmw.
weer wat lenig- 5
Hij schrok en als verver I
stopte onmiddel-
yjk.
„Jan," herhaalde ze zacht door het keldergat,
„hoe moet jehoe moet je nou.... boven
kommen?"
„Hè?" vroeg mijnheer Snelleman.
Hoe kom je nou boven?" klonk het iets lui
der.
.Drommels!" riep hü. „drommels, dat kan
niet. Daar heb ik niet aan gedacht."
„Over de trap kan niet, hoor!" riep mevrouw
En als een echo kwam het in den diepen kel
der: „over de trap kan niet!"
Mijnheer Snellemans ging op den rand van
het kolenhok zitten en dacht na. Hü keek rade
loos rond naar de getraliede vensters en zag
thans de zon, schünend met vriendehjk licht in
z'n tuin. Toen keek hü naar de trap en slaakte
luid een verwensching. Mevrouw stond boven en
luisterde sidderend.
„Ha!" hoorde ze na tien minuten stilte.
„Kun je boven komen?" vroeg ze hoopvol.
„Ja", riep mijnheer Snelleman. ,Door den
voorkelder."
„Dan moet je op je buik kruipen door al dat
griezelig gedierte, en er staat water ookspie
gelde mevrouw hem vreeselijk voor.
,Kan me niet schelen!" riep Snelleman ais
een held, „dan kruip ik op m'n buik door het
griezelig gedierte. Die trap kun je nou. niet op
„Jan, denk er om, er is geen licht. Dan zal ik
in de kast in de gang het luik open doen. Kruip
daar maar naar toe.
Mijnheer Snelleman was al op weg. Hü had
zich achter in den kelder door een opening ge
wrongen en bevond zich het volgend oogenblik
te midden van gas- en waterleidingbuizen. Het
was nat en hü moest toch absoluut op z'n L'
gaan liggen en naar de lichte plek kruipen,
het intusschen door Mien geopend luik in het
duister wierp. Ook meende hü iets te bemer n
van het „griezelig gedierte" waarvan Mien had
gesproken. Toen münheer Snelleman zich in de
gangkast vlak naast den gasmeter oprichtte, en
uit het luik stapte, sprong mevrouw twee passen
terug, want münheer Snelleman was niet meer
mijnheer Snelleman. Hü was een vieze, smerige
landlooper, die bü eiken stap een zwarten afdruk
op de wit gelakte gang naliet.
„Man!" riep mevrouw uit de verte, „ga naar de
badkamer enZe voleindigde niet, want er
werd gebeld en münheer Snelleman was al voor
de helft de trap op.
Toen ze hem zag gaf het dienstmeisje een gil
en wilde terug loopen naar de keuken.
„Hier kind, doe open, er wordt gebeld", ge
bood mevrouw.
Met een angstigen blik naar boven, liep het
meisje naar de voordeur.
„Kolen!" klonk een zware mannenstem.
„Hè?" zei mevrouw. Toen viel ze op een stoel
neer.
„Op t gewone plaassie, mevrouw?" vroeg de
man. „Neen, neen", tnjgde mevrouw Snelle
man, „niet in den kelder, kunt u morgen asje
blieft niet terug komen? De keldertrap is pas
geverfd."
„Neen mevrouw, dat gaat onder deze omstan
digheden niet, ziet u", verklaarde de zwarte ko-
lendrager. Ons verhaal speelt in den distri-
butietüd „Anders zou ik zeggen: graag, maar
nou zit iedereen te branden op een mudje kolen
en m'n baas mag voor het kolenbureau niet
tweemaal met dezelfde kolen bij iemand gaan,
ziet u".
Münheer Snelleman stond te rillen boven aan
de trap. Z'n werk van de laatste uren, z'n keu
rig werk, en dan z'n onderaardschen tocht, dit
alles zou te vergeefs geweest zün. Hü vloog naar
beneden en stond het volgend oogenblik voor
den kolenman.
.Allemachtig", schrok de man, „wat is dat
voor een kerel?"
„Je komt niet in den kelder met je zwarte
pooten, begrepen?" bulderde de heer des huizes
buiten zich zelf.
,Maar man", kalmeerde mevrouw, „wie weet
walmeer je nü weer kolen kunt krijgen, t Is
vreeselük, maar eigenlijk kun je toch beter nu
die trap laten bederven dan van den winter
dood vriezen".
„Ga je gang, menschen", zei mijnheer Snelle
man, dof.
En de knip der badkamer werd juist aan den
binnenkant dichtgeschoven toen rich de eerste
zwart-bestoven voet van den kolenman krachtig
plantte op de bovenste pas geverfde trede van
de keldertrap.
bij levenslange
ejllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllll FEUILLETON
BiiiitiiiiiiiiiiMiiHiiiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirc
3
De moord in den bazar.
Zij begon met ietwat bevende stem en büna
plechtig-langzaam, den brief voor te lezen, die
weldra zonder dat zij zich in het minst daar
van bewust waren! voor hun toekomst van
■\oo tragischen invloed zou zün.
Uit het kamp van Chakdara, September.
Lieve vrouw, lieve kinderen!
„Ge hebt u nooit afgevraagd waarom wü zoo
arm zün ondanks onze afkomst. Gü hebt er
nooit op gezinspeeld enkel en alleen uit lief
de tot mü, om mü geen pün te doen door nut-
telooze vragen.
Toch heeft onze positie, waaronder gij het
meest te lijden hebt gehad, steeds mijn leven
versomberd. Maar nu kan ik eindelük spreken
en u daarbü, voor de eerste maal, toeroepen:
„Moed gehouden, lieve vrouw en kinderen!"
Want het is nu uit met de vergulde armoede,
waarin het huisgezin van den hertog van Rich
mond leeft te midden der omgeving van Gar
den-Reach, die ternauwernood passen zou aan
een müner onderofficieren. Gij weet niet wat ik
geleden heb, van müne prilste jeugd af over
geleverd aan de zorg van betaalde personen.
Mün ouders, dat weet gij wèl, kwamen om het
leven bü het verschrikkelüke bloedbad van
Cawnpour; mün vader was toen veertig jaar,
de noodlottige leeftijd voor mannen in onze
familie. Hü was kolonel van het 24e regiment
en leidde het leven van een „grand seigneur",
die een heelen kring rondom zich vormt en zün
stand schitterend ophoudt. Ik was toen 'n dreu
mes. Het regiment lag in garnizoen te Cawn
pour, dat door de opstandige Cipayers belegerd
werd. Van het begin af aan had mijn vader
alles voorzien: de zwakheid van den generaal-
commandant, het verraad van Nana Sahib, tot
zelfs de te late komst van Havelock.
„Om op alles voorbereid te zijn had hij een
groot gedeelte van zün fortuin omgezet in kost
baarheden, voor het meerendeel in edelsteenen,
hem geleverd door een rijken Parsi-koopman,
wien hü het leven had gered. De waarde van
die steenen bedroeg meer dan een millioen pond.
Het kistje, van sterk hout, zoo goed als onver-
gankelijk, en waarin hü dien schat deponeerde,
werd verborgen op een veilige plaats; de Parasi,
een eerlük en rechtschapen man, beloofde mijn
vader het geheim ongeschonden te zullen be
waren, zoodat alles onder dit opzicht in orde
was. Acht dagen later viel de stad, tengevolge
van het verraad van den radjah van Bithour
in de handen der opstandelingen. Mün vader
stierf terwijl hij mij wilde beschermen. Mün
moeder werd vermoord en ik zelf werd door
anderen verstopt tusschen gordünen en ont
snapte aldus aan de woede der moordenaars.
Met gespannen aandacht en tranen in de
oogen hadden de kinderen naar dit eenyoudige
en toch zoo ontstellende verhaal geluisterd.
De moeder schepte even adem en hervatte
vervolgens met zacht-bevende stem de voor
lezing
„Geruimen tüd liet ik mü behandelen als n
wezenloos voorwerp en gedurende vele jaren heb
ik niet geweten hoe ik eigenlijk gered was ge
worden. Thans moet ik u alleen nog maar me-
dedeelen door welk een wonderbaar toeval het
fortuin van mijn vader teruggevonden is; hoe
hier, midden in een woeste streek, te midden
van gewapende rebellen, kostbare documenten
van onbetwistbare echtheid mü in handen zijn
gekomen. Het toeval of liever: de Voorzienigheid
heeft de gebeurtenissen zóó geleid, dat onze
armoede van nu af tot het verledene behoort en
dat de Lennoxen weer in hun ouden goeden
doen komen te verkeeren. Gü zult al die docu
menten vinden bü het hier geteekende plan en
ze natuurlük bewaren met de uiterste zorg."
Verbaasd en niet wetende wat te zeggen of te
denken, bekeken de jonge moeder en de kin
deren vluchtig al die papiertjes. De brief, over
vloeiende van de innigste liefdesbetuigingen,
eindigde met een opsomming van allerlei din
gen, welke majoor Lennox dringend noodig had
en die hü zün vrouw verzocht zoo spoedig mo
gelijk te gaan koopen en ze hem dan te sturen.
„Laten we dan maar dadelük gaan, mama;
dadelük naar Calcutta, stelde Patrick voor.
„Gauw! Het wagentje.de paarden!" riep
Mary, op het electrisch belletje drukkende.
„Ja, ventje, je hebt gelük".
Een kwartier later reden zü in vollen galop
over den Circular Road en waren weldra in de
binnenstad van Calcutta.
Het was ongeveer zes uur 's avonds.
De drukte, die gedurende de heete uren van
den dag sterk geluwd was, begon te herleven.
Op de breede, stoffige wegen was het een
geweldig voertuig- en tramverkeer en daartus-
schendoor grimmelde het van voetgangers met
zwarte gezichten en witte pakken, zwarte druk-
gesticuleerende handen en zwarte vlugge beenen.
De inboorlingen loopen in wolken van stof.
De Europeanen zouden zich de oogen uit het
hoofd schamen, indien zü niet in een rijtuig
of te paard zaten.
Het openbaar verkeer is op sommige oogen-
blikken kolossaal in deze Oostersche stad, waar
Europa of liever Engeland en Azië op zoo
merkwaardige wüze samenleven.
Ge riet er paleizen, monumenten, galerijen
met kolommen, vergulde hekken, pleinen, plant
soenen, kerken, trams, electrische lichtmasten,
veelkleurige reclamebiljetten, eindelooze boule
vards, schitterende magazijnen, de Esplanade,
dien prachtigen wandelweg, waar allerlei soor
ten van tropischen plantengroei in overvloedi-
gen rijkdom te bewonderen vallen.
In deze omgeving van de meest geraffineerde
beschaving beweegt zich de menigte inboorlin
gen, zenuwachtig, druk-doende, altüd gehaast,
tenger van lichaamsbouw, mager, gebronsd-van-
kleur als de poorten van de pagoden.
Honderden en honderden equipages bewegen
zich door deze kriewelende menschenmemgte.
Dat alles bestraald door een fel licht, geeft een
panorama te zien eenig ter wereld met de meest
verrassende en moeilük te beschrijven tegen
stellingen.
Bespannen met twee sterke pony's bewoog t
rijtuigje, waarin lady Lennox en haar kinderen
zaten, zich vliegensvlug zooals het stands-
bewustzün der Europeanen het daar eischt
tusschen de dichte menigte.
De koetsier scheen o.a., naar het voorbeeld
van al zün vakgenooten, Indiërs evenals hij.
een boosaardig pleizier er in te vinden zün span
zoo wild mogelijk te laten voortjakkeren en ver
kneuterde zich in den schrik en in het uiteen
stuiven der menigte, veroorzaakt door zün bru
tale manier van rijden.
Zonder zich in het minst te bekommeren om
die menigte, die geen kreet van protest deed
hooren en niet het geringste blük van afkeuring
gaf, keken de jonge vrouw en Patrick en Mary
onbewogen toe met een inderdaad onbegriipe-
lüke onverschilligheid bü zulke goede en teer
hartige wezens!
Weldra hield het rütuigje stil voor een kolos
salen bazar, waar de menigte in- en uitstroom
de, een nieuwsgierige menigte, meer kükers dan
koopers zooals overal ter wereld en voor
het overgroote gedeelte kwalük-riekende in
boorlingen. onder wie men zich hier nu een
maal bewegen moest.
Alle drie stapten uit en traden, terwijl het
rütuig zün plaats in de file innam, het gewel
dige gebouw binnen, waar van-alles-en-nog-wat
te koop was.
Patrick gaf zijn zusje een arm en beiden
volgden hun moeder.
De inboorlingen, die langs de uitstallingen
slenterden, gingen eerbiedig voor hen opzij. Me
vrouw Lennox begaf zich naar de afdeeling der
confectie-goederen.
Juist op dat oogenblik kwam een tamelüR
goedgekleede inboorling daaruit.
Hü zag de trotsche Engelsche dame niet, die
niet wilde of niet kon uit den weg gaan eri
duwde haar tamelük bruusk opzij, zich daarbü
half omwendende.
Zooals reeds gezegd werd, leggen den Engel
schen, zelfs de besten en. om het zóó eens uit
te drukken: de meest democratisch-voelenden
tegenover de inlandse he bevolking hunner ko
loniën een minachting aan den dag, die verre
gaande is. Voor hen behooren die schepsels met
zwarte, gele of roode huid niet tot de mensch-
held. Zü dulden hun aanwezigheid slechts met
tegenzin en stellen hen beneden hun lievelings
beesten: honden of renpaarden. In één woord:
de inboorling is een onrein beest, dat zorgen
moet zoo ver mogelük van den Europeaan ver-
wüderd te blüven. De Engelsche dames laten
daarbü nog den vrijen loop aan haar vrouwe -
lüke zenuwachtigheid, zoodat haar afkeer van
den inboorling zich vaak openbaart op ontstel
lende wüze.
(Wordt vervolgd).