De jacht op reuzenslangen Jiét veüfutal van den daq I GRENSVERKEER ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Geen robbedoes ravot Zijn ROBINSONS kapot WOENSDAG 11 JANUARI DE MODE WIL HET Millioenen slangen vallen als slachtoffer van de hebzucht Wreedaardig bedrijf Jacht op pythons Wreedheid Slangeneieren Muil van een slang Gevaarlijk voor den mensch De strijd bij Shanghaikwan Japansche begeerten naar holen en ijzer Londen wordt vroolijk De stad met het opgewektste nachtleven van Europa Gorgelen op comando Frankrijhs leger in strijd tegen de griep Zwaluwen „overvallen" een stoomschip Alleabonné'sZsfvlulTf3000.-™ï&6™™ESS'SSSf750MVeT"?250«"SS 125.-Z£or%iJsa^ge£ f50Al*r^SSf40.- 2LK8 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON HET „WRAAKGERICHT" DER BRAHMANEN Vroeger, meer dan nu, vormden de slangen, vooral de pythons, een gevaarlijk soort roofdieren. Dat zij dit nu niet meer zo» zijn, ligt aan het feit, dat men groote jachten organiseert op den python, omdat zijn huid een welkome stof is voor de vervaardiging van mo- dedingen. Het pythonleer is zeer gezocht en de dragers daarvan zijn dus de doodsvijanden van het reptiel, dat spoedig verdwijnen zal, wan neer de mode niet een beetje tot inkeer komt, of wanneer de autoriteiten in het land der pythons geen maatregelen nemen, zooals zij dat deden, toen de mode ook den paradijsvogel in zijn bestaan bedreigde. Nu is het de vraag, of we over de verdwij ning van den python zoo rouwig moeten zijn Tenslotte is hij een hoogst gevaarlijk wezen, dat er niet tegen op ziet mensch en dier uit het leven te rukken en daarbij een onbeschaamd heid aan den dag legt, die alle perken te buiten gaat. Vooral in Nederlandsch Indië is de jacht op de pythons zeer uitgebreid en zelfs in de kleinste dessa's verschijnen de Chineesche han delaars om gevangen slangen op te koopen en er een fortuinlijk handeltje te maken in slan genhuiden. Er zijn maanden, dat meer dan 50.000 slangenhuiden uit Indië worden uitge voerd. Bij een dusdadige jacht op de pythons zullen ze wel spoedig tot de geschiedenis be- hooren, vooral wanneer men bedenkt, dat dit aantal nog steeds stijgende is. Voor de inboorlingen is de jacht op slangen zeer loonend, zoodat zij hun ander werk liever in den steek laten. Nog tellen de moerassen millioenen slangen, maar bij een vangst van •een paar millioen per jaar zullen de gelederen der millioenen wel spoedig gaan dunnen. Beh?.*"c de python is ook de zware waterslang, Paratia genaamd, een veel gezocht slachtoffer. De wijze, waarop de slangen gevangen en ge dood worden is te wreedaardig om verdedigd te kunnen worden. Daar de dieren buitenge woon taai zijn, probeeren de jagers niet eens hen te dooden. Voor het dier sterft, wordt reeds de huid van het lichaam getrokken. Zoo doet men ook met de schildpad. Die wordt op zijn rug gelegd, zoodat hij zich niet meer roeren kan en wordt dan levend in stukken gesneden. De slang doet men een touw met de lus om den kop. Dan wordt het touw aan een paal ge bonden. Een man houdt het staarteinde stevig vast en trekt de slang strak. Daarna begint het stroopen. Het slangenlichaam hangt dus in de lucht en zoo heeft het dier geen enkel steunpunt en kan het dus ook geen kracht uit oefenen. De mensch kan dus gemakkelijk mees ter blijven over het oersterke beest. De huid wordt nu aan de onderzijde met een mes open gesneden en van het lichaam getrokken. Soms leeft de slang nog geruimen tijd nadat de huid is afgenomen en zij kronkelt verschrikkelijk bloedend heen en weer, tot ze, door bloedver lies uitgeput, bezwijkt. De python voedt zich voornamelijk me' kleine zoogdieren en vogels en slechts bij uit zondering maakt hij jacht op grooter wild. Zoo is het voorgekomen, dat een python een var ken verslond. De slang werd door jagers ach tervolgd en trachtte zich te redden door met een vervaarlijk dikken buik over de boomstam men te hobbelen. Toen men hem eindelijk had gedood, kwam uit zijn lichaam een rest van een varken te voorschijn. Maar ook vinden de jagers in de opengesneden slangen wel eens jonge slangen van een ander soort, ratten en kippen, soms ook geraamten van geiten. De eieren van de python zijn een groote lek kernij voor de Chineezen, die direct een nest overvallen, zoodra zij er een hebben gevonden. Hoeveel eieren de python legt, schijnt niet zoo gemakkelijk te kunnen achterhaald worden. Een eigenlijk nest hebben de slangen niet. Ze zijn te lui voor timmerwerk blijkbaar. Ze leg gen hun eieren in een of andere holte in den grond, die zij toevallig ontdekken. De eieren zijn niet zooals de meeste eieren, hard, maar van een buigzame substantie, die gemakkelijk kan indeuken. Ze hebben een perkamentach tige schaal, soepel en glad. Het slangenjong, dat in het ei zit, kan zich daaruit verwijderen, door met zijn z.g. eitand een kerf in de schaal te geven. Na de geboorte verdwijnt dan de ei- tand weer, die dus alleen dienst doet als be vrijder uit het ei. Als het eenmaal zoover is, dat het jong uit het ei wil kruipen, en als het dus een keepje in de huid heeft gemaakt, dan begint het wicht bewegingen te maken in het ei. Bij iedere be weging wordt een witte vloeistof uit het ei ge perst tot het leeg is. Een hoeveelheid schuim is het teeken, dat de vloeistof verwijderd is en daarna steekt het slangetje zijn snuit voorzich tig uit de snede. Dan trekt hij zijn kop weer terug en begint bellen te blazen. Is het beestje eenmaal uit het ei gekomen, dan is het ook meteen volop slang met a'le gevaarlijke ge volgen van dien. Grijpt men het aan, dan bijt het direct hevig door en zijn instinct zegt hem, dat hij bedreigd wordt. Zooals het eendje direct na de geboorte zwemt, zoo bijt de slang zoo dra zij op de wereld is. Zij is natuurlijk dan nog niet zoo gevaarlijk als pa of moe, maar de reflex der verdediging zit er toch volledig in. Het gewicht van een pasgeboren slang be draagt ongeveer 150 gram en het is reeds 75 centimeter lang vanaf den eersten dag. Een slang kan soms een groot aantal eieren leg gen. Zoo zijn er Netslangen, die een lengte vr acht meter bereiken en in een maand 98 honderd eieren leggen, waaruit na ongeveer tachtig dagen broeden de jongen te voorschijn komen. Soms valt de slang ook den mensch aan,' maar dit schijnt niet zoo vaak voor te komen en de aanval heeft alleen plaats, wanneer de slang in gevaar verkeert, of wanneer de mensch in zijn directe omgeving een beweging maakt, die de slang ziet als een bedreiging. De beet van den python is doodelijk en de kracht van zijn kronkelend lichaam niet minder. Wanneer deze reuzenslang, die tot de grootste der we reld behoort, een menschelijk lichaam gevan gen houdt tusschen zijn kronkels, dan draait hij de ringen van zijn lichaam zoolang en zoo stevig aan, tot het gevangen lichaam totaal vermorzeld wordt. We kunnen alzoo eindigen met de vraag, die we aan het begin stelden, of het wel zoo ver schrikkelijk zou zijn, wanneer de jacht op de pythons werd gestaakt. Wel dienen we met afgrijzen te wijzen op de wreedaardige manier waarop de dieren worden gevild, want deze ge tuigt van een wreedheid, die men zelfs bij die ren zelden aantreft en die den mensch met ver stand niet bepaald siert. Maar zoo is de geld zucht nu eenmaal. Men staat voor niets meer, wanneer men maar veel geld kan verdienen. Ook de slangen ondervinden dit Iedereen, die in Oost-Azië was, kent de door kolenstof zwart geworden stoomschepen der Kailan Mining Company. In de nabijheid van Kaiping, in het Noorden van de provincie Tsjili, worden ongeveer vijf millioen ton steenkool per jaar gewonnen. Met eigen schepm verscheept de Chineesche Kailan Mining Com pany, waaraan ook Engelsch kapitaal deel neemt, de opbrengst der mijnen uit de haven van Tsjingwantau. De maatschappij heeft kans, om de in de nabijheid gelegen ertsmijnen voor de oprichting van een ijzerindustrie in Noord- Tsjili, te gebruiken. Reeds de kolenproductie in Kaiping was altijd al een concurrentie voor de Japansche Fushun Mining Company, die gevestigd is 50 kilometer Zuidoostelijk van Moekden en circa zeven millioen ton per jaar delft. De Fushun Mining Company, de kolenmijnen van Penshihu (welke ook een Japansche ijzer- maatschappij is) en het Anshan IJzer- en Staaf werk, dat eigendom is van de Zuid-Mandsjoe- rijsche Spoorwegen, hebben altijd een concur rentie moeten zien in de kolen- en ijzerproduc tie der provincie Tsjili. De hoofdconcurrent voor de Mandsjoerijsche onderneming was tot dusver de Lungyin ijzermijn, die op ongeveer 12 kilo meter ten Westen van Peiping ligt. Het ertc, dat dit werk gebruikt, wordt gewonnen in het gebergte, hetwelk de grenzen tusschen Tsjili en de Mongoolsche hoogvlakte vormt. Afgezien van de natuurlijke schatten, die in het Noorden van de provincie Tsjili en tot in het Zuiden der provincie Jehol zich uitstrek ken, zijn de tot dusver maar spaarzaam ontgon nen gebieden der provincie Jehol voor de Chi neesche ontwikkeling altoos een toekomst- ideaal geweest. Toen de Japansche ontwikkeling van Mand- sjoerije de Chineesche ondernemingen aldoor meer verdrong, streefde China er naar, zoowel uit economisch als nationaal-politiek oogpunt, de provincie Jehol in cultuur te brengen. Evenals Mandsjoerije ligt ook Jehol buiten den grooten muur. Daar de Chineezen door ver dragen waren gebonden, geen spoorwegen pa rallel met de Zuid-Mandsjoerijsche te b'uwen en dus van Sjanghaikwan en Hulutae een Noor delijke expansie onmogelijk was, streefde China aldoor energieker naar expansie in het Westen. Er werd een plan ontworpen, om een spoorwegnet van Peiping naar Jehol en van daar naar Tacnan te bouwen, deze verbinding naar Peipiao door te trekken en op deze wijze de opkomende haven van Hulutae, ten Noorden van Sjanghaikwan, het rijker achterland van Noord-Tjili en Jehol te ontsluiten. De instel ling van de Mandsjoekwo-regeering heeft plot seling een einde aan deze plannen gemaakt. Ook het gewichtige punt Sjanghaikwan is bezet en Tsjinwangtao wordt bedreigd, twee steden, waarop China de hoop der toekomst had ge bouwd. (United Press) In de laatste maanden is er in Londen veel veranderd. Principieel en merkwaardig is die verandering. In deze vervelendste en soliedste stad ter wereld is een zeer opgewekt nachtleven ontstaan. De Londenaars zeggen: niet trots, maar juist wegens de crisis. Het klinkt weinig overtuigend. Maar men hoort het dan toch van alle kanten verzekeren. En men hoort nog een reeks van oorzaken voor deze verandering. Na een depressie van 10 jaar hebben de Londenaars alle bedenkingen afgeschud en eten en drinken en dansen weer, want morgen al kan alles beter worden. En zoo niet, dan zou het juist goed geweest zijn, om nog eens vroolijk te zijn. Dat is de opinie. Een andere oorzaak is het sterk stijgende vreemdelingenverkeer, want de inflatie van het pond heeft niet nagelaten, tal rijke buitenlanders, die betrekkelijk weinig voor hun goud kunnen koopen, naar Londen te lok ken. En ten slotte is de Londensche „society" er achter gekomen, dat het veel voordeeliger is om buitenshuis feesten te vieren, dan thuis groote partijen te geven. Met den Prins van Wales aan het hoofd, die absoluut geen tegenstander van foxtrot en whisky is, brengen de Londenaars van alle klassen en standen ten minste een avond bui- iiiiiiiiiiniu IIIIIIIIIIIIIU 't Is nu weer aan onze grenzen Niet meer pais en vree en pluis! Want, als in de oorlogsjaren, i i Heerscht er thans verdacht gedruisch. Pantserauto's doen er opgeld I i En men staat er ook paraat Met geweer en barricade, Uitkijkpost en prikkeldraad! i Er er wordt nu ook gevochten, Doch volstrekt niet uit de grap, I i Maar wat mèèr dan slechts uit studie Van de smokkel-wetenschap! In het binnenland geen handel En de koopmansbeurs ligt stil. Tusschen in- en verkoopprijzen i Zie je bijna geen verschil. In het binnenland geen zaken Want het gaat daar niet naar wensch. 1 Maar de bordjes zijn verhangen In het landschap van de grens! Daar verloopt de zwakke handel Inderdaad in hooggetij. Zelfs de risico van kogels Neemt men er nog gaarne bij. Aan de grensen 't klinkt wél ko- misch 1 Bij het leven van vandaag, Staat het aanbod ver ten achter Bij de grootte van de vraag! Ener valt niet veel te „ennen", Ieder ziet: de zaak staat krom. Want het is nu maar de kwestie Hoe? hoe krijg je 't andersom? MARTIN BERDEN fNadruk verboden) 1 ülllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllilllllllllllilllllllllllllir tenshuis door. Men is over het algemeen uit gelaten, voorzoover een Engelschman dit kan, en de café's en zulke inrichtingen varen er wel bij. Ook de clubs trekken profijt van de vroolij- kere levenswijze. Het opgewektste leven heerscht in de restaurants en bar's der groote hotels, waar meerdere kapellen spelen. De goedkoopere lokalen hebben natuurlijk nog meer drukte. Overal is de indruk feestelijk, want het is in Londen algemeen gebruik om in avondtoilet te verschijnen. Vooral de smoking is als van zelf sprekend. De prijzen zijn nogal verschillend, maar trots de inflatie eer gedaald dan omhoog gegaan. De prijzen zijn goedkooper, maar de wijnen, die in gekocht zijn tegen stabiele valuta, zijn iets duur der geworden. Een diner voor twee personen van 4 tot 5 gerechten en met een flesch wijn, kost in een voornaam lokaal ongeveer een pond (f 8.30 ongeveer). Hetzelfde met champagne in een luxe-lokaal ongeveer f 24. Men meent, dat het stijgende vreemdelingenverkeer het bewijs levert, dat de vreemdelingen zich thans beter in Londen dan in Parijs en Berlijn en zelfs dan in New-York vermaken. (United Press) „Als die krokodillen klaar zijn met ie cocosnoten voor ons te kraken, zal ik je een paar lessen geven in hoogspringen, Robbie," zei de zeeman. prachtig," zei Robbie. „Maar waar moeten we overheen springen?" „Over dezen bamboestok natuur lijk," antwoordde Freddy. „Maar waar wil je 'm opleggen!" wierp Robbie tegen. „We moesten eigenlijk ook stokken in den grond slaan met gaffels er bovenop om de lat er in te leggen." „De krokodillenstaarten kunnen ▼oor gaffel dienen, en dan kunnen we de bamboelat zoo hoog leggen als we zelf willen," zei Freddy. „Let maar eens op." Tot Robbie's verrassing liet de zee man nu de krokodillen hun staarten 'omhoog houden, en daar legde hij de lat netjes tusschen in. „Klaar!" riep Freddy, terwijl hij er over heen sprong. „Jouw beurt, Rob bie!" (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling). Tommie de Graaf vond zich zelf een ge luksvogel en dat niet ten onrechte, want van al degenen die zich 's avonds in „De Druiventros" ophielden, was hy de eenige die nog nimmer in hotel „de tralie" gehuisvest was geworden. Niet dat hy daardoor in de achting van zyn kennissen steeg. O neen! Maar Tommie was voorzichtig en slim en dat waren twee dingen, die zyn strijdmakkers, over het algemeen, niet in groote mate be zaten. Zoo ook nu weer. Maanden lang had hij 's avonds een klein, vettig stukje papier bestudeerd, voordat hy het er met zich zelf over eens was, dat hy het niet alleen af zou kunnen. Het bedoelde papier bevatte een teekening van de safe-inrichting der Nationale Bank en hoe of Tommie nu ook dacht, hy kon tot geen andere uitkomst komen, dan dat hy er nog een mannetje by noodig had. Toen hy zoover was, tikte hy op zekeren dag Arie Braams op den schouder en fluisterde hem een paar woordjes toe en daarmede was de zaak beslist. Doch de grillige godin „Fortuna" keerde hem haar rug toe, waarmede wij maar zeggen wil len, dat zij hem een zwart hondje op zyn dak stuurde. Zwarte hondjes waren Tommie's kwelgeesten. Toen hij nog jong was. had hij eens zoo'n „gedrocht" een schop gegeven en nadien had hij er niets dan last van gehad. Was 't niet een zwarte hond geweest waar over hij, vlak voor een politie-agent, gestrui keld was en waardoor er zeven portemonnaies en drie horloges uit z"n zak rolden en hij zich nog slechts juist bijtijds uit de voeten maken kon, en was 't eveneens niet een zwarte hond, dien de huisbaas er op nahield, een hond die zijn doodsvijand was? Neen, t voorspelde niet veel goeds toen Tom mie Donderdags thuiskwam en hij een zwart exemplaar van het overal te vinden vuilnis- bakkenras voor de deur aantrof. Hij had ook vast en zeker zich nog wel be dacht voor hy er toe over ging zijn gereed schapskoffertje te pakken als de gelegenheid nu juist niet zoo zeldzaam mooi was geweest. Immers, de oude en beproefde nachtwaker van de bank was ziek en zijn plaats werd in genomen d»or een assistent, die een beetje hardhoorig was. Tommie haalde dus z'n schouders op, schud de, tege'ijk met een paar broodkruimels, zyn drukkende overpeinzingen van zich af en floot een aria uit „De Parelvisschers". Hij was nu vast besloten toch te gaan, al kwam er dan ook een leger zwarte onheilstich ters. Na het inpakken van z'n instrumenten viyde hy zich nog enkele uren in de sterke armen van Morpheus en toen hij om kwart over twee een stomp in z'n ribben te incasseeren kreeg van zijn handlanger, die hem kwam wekken, was hij vol goeden moed omtrent de nog twij felachtige toekomst. Welke oorzaken er debet aan waren, niemand weet het, maar een feit is het, dat er dien nacht een legioen zwarte honden op „den poot" was. Nauweiyks had Tommie de deur achter rich gesloten of zijn pech nam een aanvang: een zwarte hond stal zijn koffertje en het had heel wat voeten in de aarde, dit beest te bewegen zyn buit af te staan. Gelukkig kreeg hy zijn eigendom terug en nog voelt Tommie rillingen als hij er aan denkt, dat het geen haar gescheeld had, of het koffertje was in het water getuimeld, een kapitaal aan instrumenten naar de visschen medenemend. Alles verliep verder vlot tot in de Hoog straat. waar Arie boven op een slapenden zwarten terrier trapte, Het beest begon zoo erbarme- ïyk te janken, dat er drie ramen tegelijk met veel lawaai werden opengeschoven en er twee schoenen en een bloempot vlak voor hun voe ten terecht kwamen. Tien minuten lang hielden ze zich schuil in een portiek, maar toen niemand op het lawaai afkwam, schoven ze langs den "huizenkant weer verder in de richting van het bankgebouw. Eindeiyk tegen drie uur bereikten zy het doel van den nachteiyken tocht. De kwestie hoe ze zouden binnendringen was al weken van te voren opgelost. Tommie belde heel on schuldig aan en vanzelfsprekend kwam de nachtwaker onmiddeliyk toeloopen, deed de deur open en zag midden op de straat een man, die hem op iets wees, dat op een der bovenverdiepingen rijn aandacht trok. De nachtwaker deed twee stappen in de richting van den vreemdelinghet laatste wat hu zich nog kon herinneren was een ontzettende pijn in ziln hoofd, die door een zeer hard voor werp veroorzaakt was. In drie tellen hadden de twee inbrekers den bewustelooze in t gebouw gebracht en de deur gesloten. Nog geen vijf minuten later bewerkte Tommie den toegang tot den safe-kelder, die niet lang weerstand bood en na een paar kunstgrepen met een looper spoedig geopend was. Even wachtten zy alvorens binnen te gaan en lieten de lichtkegels van hun lantaarns langs de betonnen wanden van het vertrek spelen, om zich ervan te overtuigen, dat rij alleen waren. Tommie's licht bleef even rusten op de mid delste der drie safe-deuren, die er extra solide uitzag. Het was die van den grootsten in dustrieel van de stad, den schoenfabrikant Kneller. Na nog even geluisterd te hebben, gingen rij aan het werk. Een zacht geruisch werd hoor baar en een lang, dun, maar snydend scherp vuurstraaltje schoot uit een onzichtbaar in strument, dat Tommie in de hand hield en waarmede hy het staal van de massieve deur bewerkte. Na anderhalf uur van moeizaam arbeiden doofde de vlam plotseling, 't werk was vol bracht. Tommie stond op, even nog bescheen by met rijn licht het kunstwerk, dan greep hij een der handels van de deur, drukte hem naar onder en zacht gleed de safe-deur open. Oogenblikkelijk gingen beiden de safe bin nen en in de volgende minuten werd alles van geldswaarde büeengepakt en toen de klok op den kerktoren zyn vüf slagen door de lucht liet galmen, was "t werk volbracht. Arie knikte eens tegen zün f""""i collega. tWas de T/UWWfV moeite waard en tti de tasschen op- 7 P T pakkend wilden flCCtt t)6Cll Z- beiden den kei- J Jr der verlaten doch juist op dat oogenblik blafte in t gebouw een hond, driemaal achtereen. Tommie stond als verlamd. „Doof je lamp", siste hy tot Arie en even daarna stonden beiden in de zwarte duister nis. Nogmaals blafte de hond, doch thans reeds veel dichterbij. „De deur uitberg je!" zei Tommie en beiden renden in de richting, waar rij de deur dachten, eerst Tommie er doorheen en met een harden slag gooide Arie haar achter hen dicht. „Ezels, rijn wü!" brulde hij toen Den volgenden ochtend vond men in de gang by den ingang den bewaker en verder zoekend trof men in den safe-kelder een klein zwart hondje, dat erg hard blafte tegen de middel ste safe-deur. Bij opening trof men daarin twee uitgeputte inbrekers, waarvan er een, toen hij het waakzame beestje zag, mompelde: „t is een zwarte." De eerstkomende oorlog kan misschien wor den gewonnen door op tijd te gorgelen. De officieren van gezondheid van de Fransche armee rijn tot deze overtuiging gekomen en hebben, gezien de griep-epidemie in Frankrijk, leger, marine en luchtvloot met gorgelwater „bewapend". Als wijndrinkers kennen de Fran- schen toch al alle fyne knepen van het gor gelen, maar het gorgelen met gedesinfecteerd water en op commando, is toch nieuw voor hen. Maar juist dit geschiedt nu in alle garni zoenen van het Noorden des lands tot in Afrika toe. Men gorgelt dagelijks, men gorgelt op mili tair commando. Begaafde officieren hebben preciese gorgelcommando's uitgedacht. By „een" trekt iedere soldaat zijn flesch met gorgel-water, neemt een slok, werpt rijn hoofd op voorschrift naar achteren, dan gorgelt men in koor, spugt uit en by „vijf" is het proces met „stilstaan" beëindigd. Waneer heel een regiment in koor gorgelt, moet men den indruk krijgen, alsof men voor de Niagara- watervallen staat. In de praktijk krijgt het koorgegorgel een byzondere muzikale be- teekenis, want men heeft al spoedig bemerkt, dat er tenor-gorgelaars, bariton-gorgelaars en bas-gorgelaars zyn. En misschien zal men bin nenkort de compagnieën .harmonisch" indee- len. Dan heeft dat militaire gorgelen nog een diepere taktische waarde, waaraan niet ieder een zoo gauw zou denken. Men stelle zich maar eens de demoraliseerende werking op den vyand voor, als de troep midden in het vuur rieis- rustig begint te gorgelen. (United Press) Tienduizenden zwaluwen, zoo wordt uit Mel bourne gemeld, zün kort geleden op het Engel- sche schip „Largs Bay" neergestreken, toen dit schip op weg naar Australië door de Roode Zee voer. Dagenlang bleven de zwaluwen op het schip en stelden het geduld van de opva renden op harde proef. Ze zaten niet alleen op de dekken, doch kwamen ook in zalen en ca bines, zaten op de schouders der pasagiers en op de petten der bemanning. Onder de zwaluwen waren nog eenige haviken, die kwaad sticht ten door de kanariepietjes der bemanning te dooden en den stuurman Scott in zijn bed te overvallen. De haviken verlieten spcedig het schip. De zwaluwen verhieven zich eenige dagen later in gesloten colonne in de lucht en ver dwenen in de richting van Indië. (United Press) aiiiiiimimiwmiiiimiiiimiimiimiiuiiiimiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiir: 3 Het ls jammeriy'k, het is ongerymd, maar het is zóó! Deze ongelukkige botsing deed lady Lennox, toch een vrouw van goed en zacht karakter, 'n lichten kreet van woede en afgrijzen slaken alsof zy by het passeeren van een troep varkens een dezer beesten tegen het lichaam had ge kregen. Zy verbleekte, hief de hand op en gaf den man op zyn gebronsde wang een slag, die klonk als 'n klok. Tegelükertyd voegde zy hem het beleedigende woord toe, dat de Engelschen elk oogenblik tegenover een Hindoe gebruiken: „Soera!" (varken). Gewooniyk buigt dé man, die zóó behandeld wordt, het hoofd en maakt zich uit de voeten, zich gelukkig achtende wanneer hy niet te doen krygt met een of anderen gentleman, 'n ex-bokser of iets dergelijks, die zün gezicht en zyn lichaam bewerkt. Tegen alle verwachting en alle waarschynlyk- hpïd in hief dezë man fier het hoofd op en wierp op de onvoorzichtige vrouw een ver- schrikkeluken blik vol haat, als die van 'n tij ger, gesard door 'n kind. Een niet te beschry- ven uitdrukking van wreedheid teekende zich af op zun gelaat: zyn tanden knarsten, het schuim kwam op zyn lippen Bliksemsnel haalde hy uit zün ceintuur een met edelsteenen bezetten dolk en stak dezen in de borst der ongelukkige vrouw, die neerzeeg en met zwakke stem de woorden uitte: „Hy heeft me vermoord.... O God.... ont ferm U müner!" Een onbeschrijfeiyke schrik maakte zich meester van Patrick en Mary, toen zü him moeder dezen doodskreet hoorden slaken en haar zagen neervallen. Werktuiglyk liepen zü naar haar toe, met uitgestoken handjes als om haar te ondersteu nen en zy jammerden het luide uit: „Mama!..... lieve mama!" De getroffene verloor veel bloed dat zich op haar lichte fleurige blouse en japon akelig af- teekende. De wüd-opengesperde oogen staarden wezenloos voor zich uit en verloren al spoedig elke bewustzynsuitdrukking. De mond, nog pas een paar minuten tevoren zoo bekoorlijk door den fieren en gelukkigen glimlach van moeder- ïyken trots, werd nu onheilspellend gekleurd door roodachtig schuim. En de kinderen, beseffende welk een ontzet tend ongeluk hun dreigend en onmiddellijk boven het hoofd hing, jammerden steeds luider: Mama.... ze hebben mama vermoord! Hulp! Hulp!...." Dat alles speelde zich af in eenige seconden. Zy zagen den moordenaar niet, zij zochten hem ook niet, zü gingen enkel en alleen ge heel op in de gedachte aan hun geliefde moeder en aan hun smart. En de dader zelf.... hy stond bü dit tooneel van onbeschrijfelüke smart toe te kyken met de gevoelloosheid van een wild beest; hy deed geen poging om te vluchten, maar scheen in 't gruweiyke van zün daad voldoening te vinden. Aan den rood-zyden band, die van zijn schou der afhing, herkende men een Brahmaan, een dier verschrikkeiyke „uitverkorenen" van de prlesteriyke kaste, die nooit of nimmer den nek buigen onder het juk der Engelschen, die altijd revoluties trachten te verwekken en over zulk een ontzaglijken invloed beschikken, omdat zü een leger fanatieke volgelingen hebben. Hij is niet zooals men misschien gelooven zou alléén te midden van al die andere men- schen, die toeschieten om de gewonde te hel pen, haar opnemen en haar het magazün bin nendragen. Neen, uit de menigte komen ver schillende haveloos gekleede Hindoes te voor- schün, menschen met wreede gelaatstrekken en die zich om hem heen scharen en trachten hem mee te troonen. Biykbaar fakirs, zy willen hem aan den wrekenden arm der justitie onttrekken. Gelukkiger wü ze heeft een soldaat van de ko- ninkiyke marine, 'n reus van gestalte in roode uniform en met witten helm op, op korten af stand het drama gezien: hy werpt zich te mid den van deze Hindoe-lijfwacht, stompt met de krachtige vuist links en rechts van zich af, grypt den moordenaar bü de keel en roept met donderende stem: „Hier kameraden!" Een half dozijn op dit drukke punt patrouil- leerende soldaten schieten toe, loopen den Hin doe-troep onderstboven en weldra wordt de moordenaar, gebonden om de polsen en om het middel, weggeleid onder het wraakgeschreeuw der Europeanen. Toevallig passeert er een militair-dokter. Hü ziet lady Lennox, doodsbleek uitgestrekt op een ligstoel van bamboe. Hy komt naderby, en terwül men hem de toedracht der zaak met en kele woorden verhaalt, voelt hy de pols van het slachtoffer en doet een voorloopig onderzoek. Patrick en Mary liggen geknield en schünen van dezen geneesheer een wonder te verwach ten. De pols slaat nog ternauwernood waar neembaar. Met de uiterste voorzichtigheid probeert de dokter het wapen uit de wonde te trekken, en deze handeling, hoe deskundig en vlug ook verricht, doet het slachtoffer akelig reutelen. Maar er komt nu tenminste eenige verlichting en de doorstoken borst beweegt zich onder een diepe ademhaling. De dokter haalt uit zün ver- bandtasch een stylet, brengt het zacht tusschen de randen der wonde en kan daarbü, ondanks de kalmte die rijn vak en de gewoonte hem eigen maken, niet nalaten veelbeteekenend de lippen op elkaar te persen. „Enfin", zeide hij, „wij zullen doen wat we kunnen." „O mynheer, U zult mama redden, nietwaar? ...,U zult onze arme mama genezen" riepen de kinderen op smeekenden toon. Maar het was hier, in dit drukke magazijn, niet mogehjk aan het slachtoffer de vereischte zorg te besteden. De dokter liet haar daarom onmiddeliyk naar het militaire hospitaal brengen, dat gelukkig niet ver verwijderd was. Men droeg de gewonde weg op den ligstoel, heel zachtjes, met een pa rasol boven haar hoofd, terwül de kinderen den kleinen somberen stoet volgden als een begrafe nis. Het gerucht van den moordaanslag had zich met de snelheid van onheilsberichten verspreid in de naburige straten: een blanke vermoord door een inboorling!" De Europeanen, gekwetst in hun fierheid en bedreigd in hun veiligheid, waren woedend en eischten op luiden toon de allerstrengste wraak- maatregelen. Er was iemand die Patrick en Mary herkende en zóó kwam men dus al spoedig te weten dat het slachtoffer lady Lennox heette en de vrouw was van een hertog!Dit deed de ontstelte nis en de woede nog toenemen: de moordenaar had een van de leden der aristocratie durven treffen. Men was ondertusschen in het hospitaal ge komen. De gewonde kreeg daar een generaais- appartement tot haar beschikking en haar kin deren mochten natuuriyk by haar blijven. Hier kon de dokter zich geheel wyden aan het werk van haar herstel. Hij deed dit ook met een buitengewone kun de, toewyding en men zou wel kunnen zeggen: hardnekkigheid. Ten einde een doodelüke in zinking. een plotselingen stilstand van het hart te voorkomen, gaf hij dadelük een onderhuid- sche inspuiting met aether en daarna een an dere met cafeïne. De pols werd iets levendiger en op de wan gen kwam een licht-rood vlekje. Daar de on gelukkige vrouw reeds veel bloed had verloren, moest dit verlies aanstonds zooveel mogelijk worden aangevuld. Geholpen door zyn uitstekend geoefend per soneel gaf de geneesheer nu een derde inspui ting met een bepaald serum, waarvan de uit werking zich onmiddeliyk deed gevoelen. Tel kens en telkens weer beluisterde hy het hart en de longen, voortdurend gereed elke dreigende gevaariyke afwijking onmiddeliyk te bestryden en de onderhuidsche inspuitingen herhalende. Op die wyze blies hy aan dit arme lichaam een kunstmatig leven in en slaagde erin dit zwak bestaan althans gedurende vier en twintig uren te verlengen. In een aangrenzend vertrek ver toefden de kinderen, staken van tüd tot tyd hun hoofdjes door de deuropening of kwamen onhoorbaar op de teenen by het bed om te zien dat hun moeder nog leefde, daarby op den dok ter een blik richtend vol dankbaarheid, en m de hoop in het hart zich even stil te verwij ren. Ondertusschen had de president van *t gerechtshof dat te Calcutta zetelt, dit bijeengeroepen. Men liet de< moord schünen voor zulk een hoog college persoon, op wier leven hü qfci aar" pleegd, behoorde tot de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9