De jacht op reuzenslangen
Jiét veüfutal van den daq
I
GRENSVERKEER
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Geen robbedoes ravot
Zijn ROBINSONS kapot
WOENSDAG 11 JANUARI
DE MODE WIL HET
Millioenen slangen vallen als
slachtoffer van de
hebzucht
Wreedaardig bedrijf
Jacht op pythons
Wreedheid
Slangeneieren
Muil van een slang
Gevaarlijk voor den mensch
De strijd bij
Shanghaikwan
Japansche begeerten naar holen
en ijzer
Londen wordt vroolijk
De stad met het opgewektste
nachtleven van Europa
Gorgelen op comando
Frankrijhs leger in strijd tegen
de griep
Zwaluwen „overvallen"
een stoomschip
Alleabonné'sZsfvlulTf3000.-™ï&6™™ESS'SSSf750MVeT"?250«"SS 125.-Z£or%iJsa^ge£ f50Al*r^SSf40.- 2LK8
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
HET „WRAAKGERICHT" DER BRAHMANEN
Vroeger, meer dan nu, vormden de slangen,
vooral de pythons, een gevaarlijk soort
roofdieren. Dat zij dit nu niet meer zo»
zijn, ligt aan het feit, dat men groote jachten
organiseert op den python, omdat zijn huid een
welkome stof is voor de vervaardiging van mo-
dedingen. Het pythonleer is zeer gezocht en de
dragers daarvan zijn dus de doodsvijanden van
het reptiel, dat spoedig verdwijnen zal, wan
neer de mode niet een beetje tot inkeer komt,
of wanneer de autoriteiten in het land der
pythons geen maatregelen nemen, zooals zij
dat deden, toen de mode ook den paradijsvogel
in zijn bestaan bedreigde.
Nu is het de vraag, of we over de verdwij
ning van den python zoo rouwig moeten zijn
Tenslotte is hij een hoogst gevaarlijk wezen, dat
er niet tegen op ziet mensch en dier uit het
leven te rukken en daarbij een onbeschaamd
heid aan den dag legt, die alle perken te buiten
gaat. Vooral in Nederlandsch Indië is de jacht
op de pythons zeer uitgebreid en zelfs in de
kleinste dessa's verschijnen de Chineesche han
delaars om gevangen slangen op te koopen en
er een fortuinlijk handeltje te maken in slan
genhuiden. Er zijn maanden, dat meer dan
50.000 slangenhuiden uit Indië worden uitge
voerd. Bij een dusdadige jacht op de pythons
zullen ze wel spoedig tot de geschiedenis be-
hooren, vooral wanneer men bedenkt, dat dit
aantal nog steeds stijgende is.
Voor de inboorlingen is de jacht op slangen
zeer loonend, zoodat zij hun ander werk liever
in den steek laten. Nog tellen de moerassen
millioenen slangen, maar bij een vangst van
•een paar millioen per jaar zullen de gelederen
der millioenen wel spoedig gaan dunnen. Beh?.*"c
de python is ook de zware waterslang, Paratia
genaamd, een veel gezocht slachtoffer.
De wijze, waarop de slangen gevangen en ge
dood worden is te wreedaardig om verdedigd
te kunnen worden. Daar de dieren buitenge
woon taai zijn, probeeren de jagers niet eens
hen te dooden. Voor het dier sterft, wordt reeds de
huid van het lichaam getrokken. Zoo doet men
ook met de schildpad. Die wordt op zijn rug
gelegd, zoodat hij zich niet meer roeren kan
en wordt dan levend in stukken gesneden. De
slang doet men een touw met de lus om den
kop. Dan wordt het touw aan een paal ge
bonden. Een man houdt het staarteinde stevig
vast en trekt de slang strak. Daarna begint
het stroopen. Het slangenlichaam hangt dus
in de lucht en zoo heeft het dier geen enkel
steunpunt en kan het dus ook geen kracht uit
oefenen. De mensch kan dus gemakkelijk mees
ter blijven over het oersterke beest. De huid
wordt nu aan de onderzijde met een mes open
gesneden en van het lichaam getrokken. Soms
leeft de slang nog geruimen tijd nadat de huid
is afgenomen en zij kronkelt verschrikkelijk
bloedend heen en weer, tot ze, door bloedver
lies uitgeput, bezwijkt.
De python voedt zich voornamelijk me'
kleine zoogdieren en vogels en slechts bij uit
zondering maakt hij jacht op grooter wild. Zoo
is het voorgekomen, dat een python een var
ken verslond. De slang werd door jagers ach
tervolgd en trachtte zich te redden door met
een vervaarlijk dikken buik over de boomstam
men te hobbelen. Toen men hem eindelijk had
gedood, kwam uit zijn lichaam een rest van
een varken te voorschijn. Maar ook vinden de
jagers in de opengesneden slangen wel eens
jonge slangen van een ander soort, ratten en
kippen, soms ook geraamten van geiten.
De eieren van de python zijn een groote lek
kernij voor de Chineezen, die direct een nest
overvallen, zoodra zij er een hebben gevonden.
Hoeveel eieren de python legt, schijnt niet zoo
gemakkelijk te kunnen achterhaald worden.
Een eigenlijk nest hebben de slangen niet. Ze
zijn te lui voor timmerwerk blijkbaar. Ze leg
gen hun eieren in een of andere holte in den
grond, die zij toevallig ontdekken. De eieren
zijn niet zooals de meeste eieren, hard, maar
van een buigzame substantie, die gemakkelijk
kan indeuken. Ze hebben een perkamentach
tige schaal, soepel en glad. Het slangenjong,
dat in het ei zit, kan zich daaruit verwijderen,
door met zijn z.g. eitand een kerf in de schaal
te geven. Na de geboorte verdwijnt dan de ei-
tand weer, die dus alleen dienst doet als be
vrijder uit het ei.
Als het eenmaal zoover is, dat het jong uit
het ei wil kruipen, en als het dus een keepje
in de huid heeft gemaakt, dan begint het wicht
bewegingen te maken in het ei. Bij iedere be
weging wordt een witte vloeistof uit het ei ge
perst tot het leeg is. Een hoeveelheid schuim
is het teeken, dat de vloeistof verwijderd is en
daarna steekt het slangetje zijn snuit voorzich
tig uit de snede. Dan trekt hij zijn kop weer
terug en begint bellen te blazen. Is het beestje
eenmaal uit het ei gekomen, dan is het ook
meteen volop slang met a'le gevaarlijke ge
volgen van dien. Grijpt men het aan, dan bijt
het direct hevig door en zijn instinct zegt hem,
dat hij bedreigd wordt. Zooals het eendje direct
na de geboorte zwemt, zoo bijt de slang zoo
dra zij op de wereld is. Zij is natuurlijk dan
nog niet zoo gevaarlijk als pa of moe, maar de
reflex der verdediging zit er toch volledig in.
Het gewicht van een pasgeboren slang be
draagt ongeveer 150 gram en het is reeds 75
centimeter lang vanaf den eersten dag. Een
slang kan soms een groot aantal eieren leg
gen. Zoo zijn er Netslangen, die een lengte vr
acht meter bereiken en in een maand 98
honderd eieren leggen, waaruit na ongeveer
tachtig dagen broeden de jongen te voorschijn
komen.
Soms valt de slang ook den mensch aan,'
maar dit schijnt niet zoo vaak voor te komen
en de aanval heeft alleen plaats, wanneer de
slang in gevaar verkeert, of wanneer de mensch
in zijn directe omgeving een beweging maakt,
die de slang ziet als een bedreiging. De beet
van den python is doodelijk en de kracht van
zijn kronkelend lichaam niet minder. Wanneer
deze reuzenslang, die tot de grootste der we
reld behoort, een menschelijk lichaam gevan
gen houdt tusschen zijn kronkels, dan draait
hij de ringen van zijn lichaam zoolang en zoo
stevig aan, tot het gevangen lichaam totaal
vermorzeld wordt.
We kunnen alzoo eindigen met de vraag, die
we aan het begin stelden, of het wel zoo ver
schrikkelijk zou zijn, wanneer de jacht op de
pythons werd gestaakt. Wel dienen we met
afgrijzen te wijzen op de wreedaardige manier
waarop de dieren worden gevild, want deze ge
tuigt van een wreedheid, die men zelfs bij die
ren zelden aantreft en die den mensch met ver
stand niet bepaald siert. Maar zoo is de geld
zucht nu eenmaal. Men staat voor niets meer,
wanneer men maar veel geld kan verdienen.
Ook de slangen ondervinden dit
Iedereen, die in Oost-Azië was, kent de door
kolenstof zwart geworden stoomschepen der
Kailan Mining Company. In de nabijheid van
Kaiping, in het Noorden van de provincie
Tsjili, worden ongeveer vijf millioen ton
steenkool per jaar gewonnen. Met eigen schepm
verscheept de Chineesche Kailan Mining Com
pany, waaraan ook Engelsch kapitaal deel
neemt, de opbrengst der mijnen uit de haven
van Tsjingwantau. De maatschappij heeft kans,
om de in de nabijheid gelegen ertsmijnen voor
de oprichting van een ijzerindustrie in Noord-
Tsjili, te gebruiken. Reeds de kolenproductie
in Kaiping was altijd al een concurrentie voor
de Japansche Fushun Mining Company, die
gevestigd is 50 kilometer Zuidoostelijk van
Moekden en circa zeven millioen ton per jaar
delft.
De Fushun Mining Company, de kolenmijnen
van Penshihu (welke ook een Japansche ijzer-
maatschappij is) en het Anshan IJzer- en Staaf
werk, dat eigendom is van de Zuid-Mandsjoe-
rijsche Spoorwegen, hebben altijd een concur
rentie moeten zien in de kolen- en ijzerproduc
tie der provincie Tsjili. De hoofdconcurrent voor
de Mandsjoerijsche onderneming was tot dusver
de Lungyin ijzermijn, die op ongeveer 12 kilo
meter ten Westen van Peiping ligt. Het ertc,
dat dit werk gebruikt, wordt gewonnen in het
gebergte, hetwelk de grenzen tusschen Tsjili en
de Mongoolsche hoogvlakte vormt.
Afgezien van de natuurlijke schatten, die in
het Noorden van de provincie Tsjili en tot in
het Zuiden der provincie Jehol zich uitstrek
ken, zijn de tot dusver maar spaarzaam ontgon
nen gebieden der provincie Jehol voor de Chi
neesche ontwikkeling altoos een toekomst-
ideaal geweest.
Toen de Japansche ontwikkeling van Mand-
sjoerije de Chineesche ondernemingen aldoor
meer verdrong, streefde China er naar, zoowel
uit economisch als nationaal-politiek oogpunt,
de provincie Jehol in cultuur te brengen.
Evenals Mandsjoerije ligt ook Jehol buiten
den grooten muur. Daar de Chineezen door ver
dragen waren gebonden, geen spoorwegen pa
rallel met de Zuid-Mandsjoerijsche te b'uwen
en dus van Sjanghaikwan en Hulutae een Noor
delijke expansie onmogelijk was, streefde
China aldoor energieker naar expansie in het
Westen. Er werd een plan ontworpen, om een
spoorwegnet van Peiping naar Jehol en van
daar naar Tacnan te bouwen, deze verbinding
naar Peipiao door te trekken en op deze wijze
de opkomende haven van Hulutae, ten Noorden
van Sjanghaikwan, het rijker achterland van
Noord-Tjili en Jehol te ontsluiten. De instel
ling van de Mandsjoekwo-regeering heeft plot
seling een einde aan deze plannen gemaakt.
Ook het gewichtige punt Sjanghaikwan is bezet
en Tsjinwangtao wordt bedreigd, twee steden,
waarop China de hoop der toekomst had ge
bouwd.
(United Press)
In de laatste maanden is er in Londen veel
veranderd. Principieel en merkwaardig is die
verandering. In deze vervelendste en soliedste
stad ter wereld is een zeer opgewekt nachtleven
ontstaan. De Londenaars zeggen: niet trots,
maar juist wegens de crisis. Het klinkt weinig
overtuigend. Maar men hoort het dan toch van
alle kanten verzekeren. En men hoort nog een
reeks van oorzaken voor deze verandering. Na
een depressie van 10 jaar hebben de Londenaars
alle bedenkingen afgeschud en eten en drinken
en dansen weer, want morgen al kan alles
beter worden. En zoo niet, dan zou het juist
goed geweest zijn, om nog eens vroolijk te zijn.
Dat is de opinie. Een andere oorzaak is het
sterk stijgende vreemdelingenverkeer, want de
inflatie van het pond heeft niet nagelaten, tal
rijke buitenlanders, die betrekkelijk weinig voor
hun goud kunnen koopen, naar Londen te lok
ken. En ten slotte is de Londensche „society"
er achter gekomen, dat het veel voordeeliger is
om buitenshuis feesten te vieren, dan thuis
groote partijen te geven.
Met den Prins van Wales aan het hoofd, die
absoluut geen tegenstander van foxtrot en
whisky is, brengen de Londenaars van alle
klassen en standen ten minste een avond bui-
iiiiiiiiiiniu
IIIIIIIIIIIIIU
't Is nu weer aan onze grenzen
Niet meer pais en vree en pluis!
Want, als in de oorlogsjaren, i
i Heerscht er thans verdacht gedruisch.
Pantserauto's doen er opgeld I
i En men staat er ook paraat
Met geweer en barricade,
Uitkijkpost en prikkeldraad! i
Er er wordt nu ook gevochten,
Doch volstrekt niet uit de grap, I
i Maar wat mèèr dan slechts uit studie
Van de smokkel-wetenschap!
In het binnenland geen handel
En de koopmansbeurs ligt stil.
Tusschen in- en verkoopprijzen
i Zie je bijna geen verschil.
In het binnenland geen zaken
Want het gaat daar niet naar wensch. 1
Maar de bordjes zijn verhangen
In het landschap van de grens!
Daar verloopt de zwakke handel
Inderdaad in hooggetij.
Zelfs de risico van kogels
Neemt men er nog gaarne bij.
Aan de grensen 't klinkt wél ko-
misch
1 Bij het leven van vandaag,
Staat het aanbod ver ten achter
Bij de grootte van de vraag!
Ener valt niet veel te „ennen",
Ieder ziet: de zaak staat krom.
Want het is nu maar de kwestie
Hoe? hoe krijg je 't andersom?
MARTIN BERDEN
fNadruk verboden) 1
ülllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllilllllllllllilllllllllllllir
tenshuis door. Men is over het algemeen uit
gelaten, voorzoover een Engelschman dit kan,
en de café's en zulke inrichtingen varen er wel
bij. Ook de clubs trekken profijt van de vroolij-
kere levenswijze. Het opgewektste leven heerscht
in de restaurants en bar's der groote hotels,
waar meerdere kapellen spelen. De goedkoopere
lokalen hebben natuurlijk nog meer drukte.
Overal is de indruk feestelijk, want het is in
Londen algemeen gebruik om in avondtoilet te
verschijnen. Vooral de smoking is als van zelf
sprekend.
De prijzen zijn nogal verschillend, maar trots
de inflatie eer gedaald dan omhoog gegaan. De
prijzen zijn goedkooper, maar de wijnen, die in
gekocht zijn tegen stabiele valuta, zijn iets duur
der geworden. Een diner voor twee personen
van 4 tot 5 gerechten en met een flesch wijn,
kost in een voornaam lokaal ongeveer een pond
(f 8.30 ongeveer). Hetzelfde met champagne in
een luxe-lokaal ongeveer f 24. Men meent, dat
het stijgende vreemdelingenverkeer het bewijs
levert, dat de vreemdelingen zich thans beter
in Londen dan in Parijs en Berlijn en zelfs dan
in New-York vermaken.
(United Press)
„Als die krokodillen klaar zijn met
ie cocosnoten voor ons te kraken,
zal ik je een paar lessen geven in
hoogspringen, Robbie," zei de zeeman.
prachtig," zei Robbie. „Maar waar
moeten we overheen springen?"
„Over dezen bamboestok natuur
lijk," antwoordde Freddy.
„Maar waar wil je 'm opleggen!"
wierp Robbie tegen. „We moesten
eigenlijk ook stokken in den grond
slaan met gaffels er bovenop om de
lat er in te leggen."
„De krokodillenstaarten kunnen
▼oor gaffel dienen, en dan kunnen we
de bamboelat zoo hoog leggen als we
zelf willen," zei Freddy. „Let maar
eens op."
Tot Robbie's verrassing liet de zee
man nu de krokodillen hun staarten
'omhoog houden, en daar legde hij de
lat netjes tusschen in.
„Klaar!" riep Freddy, terwijl hij er
over heen sprong. „Jouw beurt, Rob
bie!"
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling).
Tommie de Graaf vond zich zelf een ge
luksvogel en dat niet ten onrechte, want
van al degenen die zich 's avonds in „De
Druiventros" ophielden, was hy de eenige die
nog nimmer in hotel „de tralie" gehuisvest was
geworden.
Niet dat hy daardoor in de achting van zyn
kennissen steeg. O neen!
Maar Tommie was voorzichtig en slim en
dat waren twee dingen, die zyn strijdmakkers,
over het algemeen, niet in groote mate be
zaten.
Zoo ook nu weer.
Maanden lang had hij 's avonds een klein,
vettig stukje papier bestudeerd, voordat hy
het er met zich zelf over eens was, dat hy
het niet alleen af zou kunnen.
Het bedoelde papier bevatte een teekening
van de safe-inrichting der Nationale Bank en
hoe of Tommie nu ook dacht, hy kon tot geen
andere uitkomst komen, dan dat hy er nog een
mannetje by noodig had.
Toen hy zoover was, tikte hy op zekeren dag
Arie Braams op den schouder en fluisterde hem
een paar woordjes toe en daarmede was de
zaak beslist.
Doch de grillige godin „Fortuna" keerde hem
haar rug toe, waarmede wij maar zeggen wil
len, dat zij hem een zwart hondje op zyn dak
stuurde.
Zwarte hondjes waren Tommie's kwelgeesten.
Toen hij nog jong was. had hij eens zoo'n
„gedrocht" een schop gegeven en nadien had
hij er niets dan last van gehad.
Was 't niet een zwarte hond geweest waar
over hij, vlak voor een politie-agent, gestrui
keld was en waardoor er zeven portemonnaies
en drie horloges uit z"n zak rolden en hij zich
nog slechts juist bijtijds uit de voeten maken
kon, en was 't eveneens niet een zwarte hond,
dien de huisbaas er op nahield, een hond die
zijn doodsvijand was?
Neen, t voorspelde niet veel goeds toen Tom
mie Donderdags thuiskwam en hij een zwart
exemplaar van het overal te vinden vuilnis-
bakkenras voor de deur aantrof.
Hij had ook vast en zeker zich nog wel be
dacht voor hy er toe over ging zijn gereed
schapskoffertje te pakken als de gelegenheid
nu juist niet zoo zeldzaam mooi was geweest.
Immers, de oude en beproefde nachtwaker
van de bank was ziek en zijn plaats werd in
genomen d»or een assistent, die een beetje
hardhoorig was.
Tommie haalde dus z'n schouders op, schud
de, tege'ijk met een paar broodkruimels, zyn
drukkende overpeinzingen van zich af en floot
een aria uit „De Parelvisschers".
Hij was nu vast besloten toch te gaan, al
kwam er dan ook een leger zwarte onheilstich
ters.
Na het inpakken van z'n instrumenten viyde
hy zich nog enkele uren in de sterke armen
van Morpheus en toen hij om kwart over twee
een stomp in z'n ribben te incasseeren kreeg
van zijn handlanger, die hem kwam wekken,
was hij vol goeden moed omtrent de nog twij
felachtige toekomst.
Welke oorzaken er debet aan waren, niemand
weet het, maar een feit is het, dat er dien
nacht een legioen zwarte honden op „den poot"
was.
Nauweiyks had Tommie de deur achter rich
gesloten of zijn pech nam een aanvang: een
zwarte hond stal zijn koffertje en het had heel
wat voeten in de aarde, dit beest te bewegen
zyn buit af te staan.
Gelukkig kreeg hy zijn eigendom terug en
nog voelt Tommie rillingen als hij er aan
denkt, dat het geen haar gescheeld had, of
het koffertje was in het water getuimeld, een
kapitaal aan instrumenten naar de visschen
medenemend.
Alles verliep verder vlot tot in de Hoog
straat. waar Arie boven op een slapenden zwarten
terrier trapte, Het beest begon zoo erbarme-
ïyk te janken, dat er drie ramen tegelijk met
veel lawaai werden opengeschoven en er twee
schoenen en een bloempot vlak voor hun voe
ten terecht kwamen.
Tien minuten lang hielden ze zich schuil in
een portiek, maar toen niemand op het lawaai
afkwam, schoven ze langs den "huizenkant
weer verder in de richting van het bankgebouw.
Eindeiyk tegen drie uur bereikten zy het
doel van den nachteiyken tocht. De kwestie
hoe ze zouden binnendringen was al weken
van te voren opgelost. Tommie belde heel on
schuldig aan en vanzelfsprekend kwam de
nachtwaker onmiddeliyk toeloopen, deed de
deur open en zag midden op de straat een
man, die hem op iets wees, dat op een der
bovenverdiepingen rijn aandacht trok. De
nachtwaker deed twee stappen in de richting
van den vreemdelinghet laatste wat hu
zich nog kon herinneren was een ontzettende
pijn in ziln hoofd, die door een zeer hard voor
werp veroorzaakt was.
In drie tellen hadden de twee inbrekers den
bewustelooze in t gebouw gebracht en de deur
gesloten. Nog geen vijf minuten later bewerkte
Tommie den toegang tot den safe-kelder, die
niet lang weerstand bood en na een paar
kunstgrepen met een looper spoedig geopend
was.
Even wachtten zy alvorens binnen te gaan
en lieten de lichtkegels van hun lantaarns langs
de betonnen wanden van het vertrek spelen,
om zich ervan te overtuigen, dat rij alleen
waren.
Tommie's licht bleef even rusten op de mid
delste der drie safe-deuren, die er extra solide
uitzag. Het was die van den grootsten in
dustrieel van de stad, den schoenfabrikant
Kneller.
Na nog even geluisterd te hebben, gingen rij
aan het werk. Een zacht geruisch werd hoor
baar en een lang, dun, maar snydend scherp
vuurstraaltje schoot uit een onzichtbaar in
strument, dat Tommie in de hand hield en
waarmede hy het staal van de massieve deur
bewerkte.
Na anderhalf uur van moeizaam arbeiden
doofde de vlam plotseling, 't werk was vol
bracht.
Tommie stond op, even nog bescheen by met
rijn licht het kunstwerk, dan greep hij een
der handels van de deur, drukte hem naar
onder en zacht gleed de safe-deur open.
Oogenblikkelijk gingen beiden de safe bin
nen en in de volgende minuten werd alles van
geldswaarde büeengepakt en toen de klok op
den kerktoren zyn vüf slagen door de lucht
liet galmen, was "t werk volbracht.
Arie knikte
eens tegen zün f""""i
collega. tWas de T/UWWfV
moeite waard en tti
de tasschen op- 7 P T
pakkend wilden flCCtt t)6Cll Z-
beiden den kei- J Jr
der verlaten
doch juist op dat oogenblik blafte in t gebouw
een hond, driemaal achtereen. Tommie stond
als verlamd.
„Doof je lamp", siste hy tot Arie en even
daarna stonden beiden in de zwarte duister
nis.
Nogmaals blafte de hond, doch thans reeds
veel dichterbij.
„De deur uitberg je!" zei Tommie en
beiden renden in de richting, waar rij de deur
dachten, eerst Tommie er doorheen en met een
harden slag gooide Arie haar achter hen dicht.
„Ezels, rijn wü!" brulde hij toen
Den volgenden ochtend vond men in de gang
by den ingang den bewaker en verder zoekend
trof men in den safe-kelder een klein zwart
hondje, dat erg hard blafte tegen de middel
ste safe-deur. Bij opening trof men daarin
twee uitgeputte inbrekers, waarvan er een, toen
hij het waakzame beestje zag, mompelde: „t
is een zwarte."
De eerstkomende oorlog kan misschien wor
den gewonnen door op tijd te gorgelen. De
officieren van gezondheid van de Fransche
armee rijn tot deze overtuiging gekomen en
hebben, gezien de griep-epidemie in Frankrijk,
leger, marine en luchtvloot met gorgelwater
„bewapend". Als wijndrinkers kennen de Fran-
schen toch al alle fyne knepen van het gor
gelen, maar het gorgelen met gedesinfecteerd
water en op commando, is toch nieuw voor
hen. Maar juist dit geschiedt nu in alle garni
zoenen van het Noorden des lands tot in Afrika
toe. Men gorgelt dagelijks, men gorgelt op mili
tair commando. Begaafde officieren hebben
preciese gorgelcommando's uitgedacht. By
„een" trekt iedere soldaat zijn flesch met
gorgel-water, neemt een slok, werpt rijn
hoofd op voorschrift naar achteren, dan gorgelt
men in koor, spugt uit en by „vijf" is het
proces met „stilstaan" beëindigd. Waneer heel
een regiment in koor gorgelt, moet men den
indruk krijgen, alsof men voor de Niagara-
watervallen staat. In de praktijk krijgt het
koorgegorgel een byzondere muzikale be-
teekenis, want men heeft al spoedig bemerkt,
dat er tenor-gorgelaars, bariton-gorgelaars en
bas-gorgelaars zyn. En misschien zal men bin
nenkort de compagnieën .harmonisch" indee-
len. Dan heeft dat militaire gorgelen nog een
diepere taktische waarde, waaraan niet ieder
een zoo gauw zou denken. Men stelle zich maar
eens de demoraliseerende werking op den vyand
voor, als de troep midden in het vuur rieis-
rustig begint te gorgelen.
(United Press)
Tienduizenden zwaluwen, zoo wordt uit Mel
bourne gemeld, zün kort geleden op het Engel-
sche schip „Largs Bay" neergestreken, toen
dit schip op weg naar Australië door de Roode
Zee voer. Dagenlang bleven de zwaluwen op
het schip en stelden het geduld van de opva
renden op harde proef. Ze zaten niet alleen op
de dekken, doch kwamen ook in zalen en ca
bines, zaten op de schouders der pasagiers en
op de petten der bemanning. Onder de zwaluwen
waren nog eenige haviken, die kwaad sticht
ten door de kanariepietjes der bemanning te
dooden en den stuurman Scott in zijn bed te
overvallen. De haviken verlieten spcedig het
schip. De zwaluwen verhieven zich eenige dagen
later in gesloten colonne in de lucht en ver
dwenen in de richting van Indië.
(United Press)
aiiiiiimimiwmiiiimiiiimiimiimiiuiiiimiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiir:
3
Het ls jammeriy'k, het is ongerymd, maar het
is zóó!
Deze ongelukkige botsing deed lady Lennox,
toch een vrouw van goed en zacht karakter,
'n lichten kreet van woede en afgrijzen slaken
alsof zy by het passeeren van een troep varkens
een dezer beesten tegen het lichaam had ge
kregen. Zy verbleekte, hief de hand op en gaf
den man op zyn gebronsde wang een slag, die
klonk als 'n klok. Tegelükertyd voegde zy hem
het beleedigende woord toe, dat de Engelschen
elk oogenblik tegenover een Hindoe gebruiken:
„Soera!" (varken).
Gewooniyk buigt dé man, die zóó behandeld
wordt, het hoofd en maakt zich uit de voeten,
zich gelukkig achtende wanneer hy niet te
doen krygt met een of anderen gentleman, 'n
ex-bokser of iets dergelijks, die zün gezicht en
zyn lichaam bewerkt.
Tegen alle verwachting en alle waarschynlyk-
hpïd in hief dezë man fier het hoofd op en
wierp op de onvoorzichtige vrouw een ver-
schrikkeluken blik vol haat, als die van 'n tij
ger, gesard door 'n kind. Een niet te beschry-
ven uitdrukking van wreedheid teekende zich
af op zun gelaat: zyn tanden knarsten, het
schuim kwam op zyn lippen
Bliksemsnel haalde hy uit zün ceintuur een
met edelsteenen bezetten dolk en stak dezen in
de borst der ongelukkige vrouw, die neerzeeg
en met zwakke stem de woorden uitte:
„Hy heeft me vermoord.... O God.... ont
ferm U müner!"
Een onbeschrijfeiyke schrik maakte zich
meester van Patrick en Mary, toen zü him
moeder dezen doodskreet hoorden slaken en
haar zagen neervallen.
Werktuiglyk liepen zü naar haar toe, met
uitgestoken handjes als om haar te ondersteu
nen en zy jammerden het luide uit: „Mama!.....
lieve mama!"
De getroffene verloor veel bloed dat zich op
haar lichte fleurige blouse en japon akelig af-
teekende. De wüd-opengesperde oogen staarden
wezenloos voor zich uit en verloren al spoedig
elke bewustzynsuitdrukking. De mond, nog pas
een paar minuten tevoren zoo bekoorlijk door
den fieren en gelukkigen glimlach van moeder-
ïyken trots, werd nu onheilspellend gekleurd
door roodachtig schuim.
En de kinderen, beseffende welk een ontzet
tend ongeluk hun dreigend en onmiddellijk
boven het hoofd hing, jammerden steeds luider:
Mama.... ze hebben mama vermoord! Hulp!
Hulp!...."
Dat alles speelde zich af in eenige seconden.
Zy zagen den moordenaar niet, zij zochten
hem ook niet, zü gingen enkel en alleen ge
heel op in de gedachte aan hun geliefde moeder
en aan hun smart.
En de dader zelf.... hy stond bü dit tooneel
van onbeschrijfelüke smart toe te kyken met
de gevoelloosheid van een wild beest; hy deed
geen poging om te vluchten, maar scheen in 't
gruweiyke van zün daad voldoening te vinden.
Aan den rood-zyden band, die van zijn schou
der afhing, herkende men een Brahmaan, een
dier verschrikkeiyke „uitverkorenen" van de
prlesteriyke kaste, die nooit of nimmer den nek
buigen onder het juk der Engelschen, die altijd
revoluties trachten te verwekken en over zulk
een ontzaglijken invloed beschikken, omdat zü
een leger fanatieke volgelingen hebben.
Hij is niet zooals men misschien gelooven
zou alléén te midden van al die andere men-
schen, die toeschieten om de gewonde te hel
pen, haar opnemen en haar het magazün bin
nendragen. Neen, uit de menigte komen ver
schillende haveloos gekleede Hindoes te voor-
schün, menschen met wreede gelaatstrekken en
die zich om hem heen scharen en trachten hem
mee te troonen.
Biykbaar fakirs, zy willen hem aan den
wrekenden arm der justitie onttrekken.
Gelukkiger wü ze heeft een soldaat van de ko-
ninkiyke marine, 'n reus van gestalte in roode
uniform en met witten helm op, op korten af
stand het drama gezien: hy werpt zich te mid
den van deze Hindoe-lijfwacht, stompt met de
krachtige vuist links en rechts van zich af,
grypt den moordenaar bü de keel en roept met
donderende stem:
„Hier kameraden!"
Een half dozijn op dit drukke punt patrouil-
leerende soldaten schieten toe, loopen den Hin
doe-troep onderstboven en weldra wordt de
moordenaar, gebonden om de polsen en om het
middel, weggeleid onder het wraakgeschreeuw
der Europeanen.
Toevallig passeert er een militair-dokter. Hü
ziet lady Lennox, doodsbleek uitgestrekt op een
ligstoel van bamboe. Hy komt naderby, en
terwül men hem de toedracht der zaak met en
kele woorden verhaalt, voelt hy de pols van het
slachtoffer en doet een voorloopig onderzoek.
Patrick en Mary liggen geknield en schünen
van dezen geneesheer een wonder te verwach
ten. De pols slaat nog ternauwernood waar
neembaar.
Met de uiterste voorzichtigheid probeert de
dokter het wapen uit de wonde te trekken, en
deze handeling, hoe deskundig en vlug ook
verricht, doet het slachtoffer akelig reutelen.
Maar er komt nu tenminste eenige verlichting
en de doorstoken borst beweegt zich onder een
diepe ademhaling. De dokter haalt uit zün ver-
bandtasch een stylet, brengt het zacht tusschen
de randen der wonde en kan daarbü, ondanks
de kalmte die rijn vak en de gewoonte hem
eigen maken, niet nalaten veelbeteekenend de
lippen op elkaar te persen.
„Enfin", zeide hij, „wij zullen doen wat we
kunnen."
„O mynheer, U zult mama redden, nietwaar?
...,U zult onze arme mama genezen" riepen de
kinderen op smeekenden toon. Maar het was
hier, in dit drukke magazijn, niet mogehjk aan
het slachtoffer de vereischte zorg te besteden.
De dokter liet haar daarom onmiddeliyk naar
het militaire hospitaal brengen, dat gelukkig
niet ver verwijderd was. Men droeg de gewonde
weg op den ligstoel, heel zachtjes, met een pa
rasol boven haar hoofd, terwül de kinderen den
kleinen somberen stoet volgden als een begrafe
nis.
Het gerucht van den moordaanslag had zich
met de snelheid van onheilsberichten verspreid
in de naburige straten: een blanke vermoord
door een inboorling!"
De Europeanen, gekwetst in hun fierheid en
bedreigd in hun veiligheid, waren woedend en
eischten op luiden toon de allerstrengste wraak-
maatregelen.
Er was iemand die Patrick en Mary herkende
en zóó kwam men dus al spoedig te weten dat
het slachtoffer lady Lennox heette en de vrouw
was van een hertog!Dit deed de ontstelte
nis en de woede nog toenemen: de moordenaar
had een van de leden der aristocratie durven
treffen.
Men was ondertusschen in het hospitaal ge
komen. De gewonde kreeg daar een generaais-
appartement tot haar beschikking en haar kin
deren mochten natuuriyk by haar blijven. Hier
kon de dokter zich geheel wyden aan het werk
van haar herstel.
Hij deed dit ook met een buitengewone kun
de, toewyding en men zou wel kunnen zeggen:
hardnekkigheid. Ten einde een doodelüke in
zinking. een plotselingen stilstand van het hart
te voorkomen, gaf hij dadelük een onderhuid-
sche inspuiting met aether en daarna een an
dere met cafeïne.
De pols werd iets levendiger en op de wan
gen kwam een licht-rood vlekje. Daar de on
gelukkige vrouw reeds veel bloed had verloren,
moest dit verlies aanstonds zooveel mogelijk
worden aangevuld.
Geholpen door zyn uitstekend geoefend per
soneel gaf de geneesheer nu een derde inspui
ting met een bepaald serum, waarvan de uit
werking zich onmiddeliyk deed gevoelen. Tel
kens en telkens weer beluisterde hy het hart en
de longen, voortdurend gereed elke dreigende
gevaariyke afwijking onmiddeliyk te bestryden
en de onderhuidsche inspuitingen herhalende.
Op die wyze blies hy aan dit arme lichaam een
kunstmatig leven in en slaagde erin dit zwak
bestaan althans gedurende vier en twintig uren
te verlengen. In een aangrenzend vertrek ver
toefden de kinderen, staken van tüd tot tyd
hun hoofdjes door de deuropening of kwamen
onhoorbaar op de teenen by het bed om te zien
dat hun moeder nog leefde, daarby op den dok
ter een blik richtend vol dankbaarheid, en m
de hoop in het hart zich even stil te verwij
ren.
Ondertusschen had de president van *t
gerechtshof dat te Calcutta zetelt, dit
bijeengeroepen. Men liet de< moord
schünen voor zulk een hoog college
persoon, op wier leven hü qfci aar"
pleegd, behoorde tot de