MENSCHEN EN DIEREN
HOUDT U VAN KREEFT?
OVER HET EENDENDOM
Strijdmethoden
ït?vist
Een lekkernij
Domme dieren
Er zijn vele lafaards
Een ontzettende ramp
Een royaal theater
Hun winterperiode
In de wildernis heerscht alleen het
recht van den sterkste
Sk ais^rhen 6n dleren' die tamersTer
S r^g&en slang alle' zyn
De „moedige" leeuw
De luipaard
Honden-dieven
FOEl WAT ONFATSOENLIJK
llill
ÉÉlfti
Handje voor je mondje, broertjeals je gaapt!
Beter tien kreeften op tafel, dan
één in de zee
Maar deze domheid is meer schijn
dan waarheid
OOK DOOR GEBREK IN DEN WINTER
Hongerige wilde zwijnen dwalen door de sneeuw
en zoeken vaak vergeefs naar een smakelijkeprooi
Het nest
DE VORST DER ROOFVOGELS
Een steenarendgereed om zijn prooi te bespringen
hebb«n arent»nst het plan u te
verteHen, welke overeenkomsten er be-
z°u trouwens Tef llndf zijn? eTIT" Waf
aLhdeierenaEneere?en Z°U °Ver men^hen
dat er boeken L i,™ V6el pientere dieren.
SS Ma" m"' let over
Zijn namel«k noS andere verhoudingen
owelkL onverzoenlijke vijanden tegen-
vanaf den koning der dieren, den leeuw tot
De °heeilUn •M°ede' Z00dra de mensch nadert
heele wildernis is trouwens vol argwaan
heersch °°k tegen0Ver ^kaar ^ar
neerscht alleen het, rer*ht van
den sliJe 1 fcht van den sterkste of
rwp„ h 6t ;?aat er °P leven en dood. Er
Ziin» A/r ïa- g voor den leeuw, wanneer
2ïfi iï Jheeft, en alleen a's hij
®r^dlgd }f e" lui zich neerstrekt om zijn
middagdutje te doen, kan de zebra rnJL
Ei>ern1Jh ?ah°?Peeren' eChter nlet zonder te
n biJ het aanschouwen van zijn grootsten
den koninklijken leeuw. En aL deTeuw
al fs hifi' n hij wederom in gevaar, want
die den llmng' 0Ok ln de jungIe zljn rebellen,
k uirft ler i naaI het leven staan- Zf'-o
un Voort de eerwouden, steeds
ge. a den met haat en strijd.
kom}6 nil' voortdurend op zijn hoede is, ont-
Wi? zz aan den dood door verscheuring.
Wie eén oogenblik zijn aandacht laat verslap-
dplriLrfeDrf des d00ds- want overal loert
de vijand, die zonder genade is
Men heeft meerma'en studie gemaakt van
de strijdmethoden bij de dieren. Dat zy een
methode hebben, die technisch perfect is.
neeft reeds menig jager ondervonden. En deze
studie is de moeite waard Laten we eens even
nagaan, hoe de heeren der wildernis zich ge
dragen in den strijd en of zij inderdaad zoo
moedig zijn, als men ons gewoonlijk te geloo-
ven voorhoudt.
Wij kennen een spreekwoord, dat betrekking
heeft op den moed van den leeuw en we be
hoeven het hier niet neer te schrijven, want
ledereen kent het. De leeuw, nietwaar, wordt
door ieder sterveling beschouwd als het sym
bool van moed en kracht. Daarom is hij de
z.g. koning der dieren. Om u de waarheid te
zeggen, dit is er een beetje naast. Natuurlijk
is de leeuw geen lafaard. Dat zal waarachtig
niemand beweren, maar wat de Schoolmeester
zegt over deze majesteit, nJ.:
De leeuw is iemand,
die bang is voor niemand.
ziet u, dét is ook weer niet waar. De leeuw
is niet zoo'n held als men gewoonlijk denkt.
Dit ondervond een jager, die in Afrika op
jacht was en met den leeuw kennis maakte
onder omstandigheden, dat de leeuw zich wat
te schamen had. Tenslotte is hij een dier, dat
een reputatie heeft op te houden en dat deed
hij niet bepaald voorbeeldig. De jager en zijn
gezel hadden zich veilig gepost op een stel
takken, die zij ongeveer drie meter boven den
grond hadden gefabriceerd en daar lagen zij
op de loer, wachtend op de dingen die ko
men zouden. Zij wisten dat de dingen moesten
komen, want op een afstand van ongeveer tien
meter lag het lijk van een buffel, den vorigen
dag door een leeuw gedood en gedeeltelijk ver
slonden. Hier zouden de leeuwen zeker terug
komen en dan konden de jagers hun bloed-
dorstigen gang gaan. Het was' nacht en vrii
donker. De jagers, die niet veel konden onder
scheiden, vielen in slaap. Terwijl zij sliepen,
kwam er een leeuw opdagen, die den buffel
wegsleepte. Door dit geraas en geschuur wer
den de jagers wakker. Zij richtten direct hun
electrische zoeklichten op den leeuw en wacht
ten het oogenblik af, dat de roover zou stil
staan om te rusten. Inderdaad stond de leeuw
stil en keek vertoornd m de zoeklichten, ter
wijl hij uit pure verontwaardiging begon te
brommen. Toen viel er een schot en de leeuw-
viel brullend neer. Maar hij sprong onmiddel
lijk weer op, zwaar gewond. Hij kwam op de
jagers af en liep in het verblindende licht. Het
schuim stond op zijn bek en zijn woede kende
geen grenzen. Zijn manen stonden overeind en
zijn lippen trokken omhoog en omlaag, zoodat
zijn vervaarlijke tanden dreigend bloot kwa
men. Nog driemaal viel een schot en te'kens
werd de leeuw getroffen. Maar driemaal viel
hij neer en sprong weer op, om zijn aanval te
vernieuwen. Toen viel het laatste schot, dat
hem dood deed neervallen.
Niemand zal ontkennen, dat deze leeuw een
staaltje van durf en moed gaf, maar bij nader
inzien was dit meer de moed der wanhoop, dan
de moed, dien wij leeuwenmoed noemen. Dazen
moed vinden wij bij alle dieren, die als gevaar-
'ijk bekend staan. Zij zijn om de gevaar
lijkste te noemen de leeuw, de luipaard, de
rhinoceros, de olifant en de buffel. Alle val
len zij aan, als zij achtervolgd worden en zeer
vaak maken zij slachtoffers. Maar het ligt er
maar aan onder welke omstandigheden men
met deze dieren kennis maakt. Wanneer een
jager op zoek gaat naar een buffel, en door
den buffel op een onverwacht oogenblik wordt
aangeva'len, terwijl hij zelf op handen en
voeten door het struikgewas kruipt, dan zal
zijn schrik zoo groot zijn, dat hij zijn leven
lang den buffel een uiterst gevaarlijk dier zal
noemen. Wanneer hij echter een buffel neer
schiet, die argeloos loopt te grazen en bij het
eerste schot neervalt, dan zal hij den buffel
niet zoo erg gevaarlijk vinden. Daarom is de
uitspraak der jagers over de gevaarlijkheid van
den buffel nog al eens met de uitspraak van
hun collega's in strijd.
Over den luipaard echter zijn de meeningen
minder verdeeld. Dezen vindt men in het al
gemeen een moedig en zeer gevaarlijk dier.
Vooral voor den mensch. De luipaard valt aan
bij de kleinste beweging en wacht niet tot
hij zelf wordt aangevallen. Hij is bovendien
buitengewoon snel en gevaarlijk, onder andere
omdat men hem, terwijl hij aanvalt nauwelijks
onder schot kan krijgen. Dit ligt aan den
smallen rug van het dier. Vooral van voren is
de luipaard zoo smal, dat hij wel een streep
lijkt inplaats van een breede borstkas te ver-
toonen. Iedere jager, die wel eens een luipaard
heeft ontmoet op zijn jacht, heeft dan ook
alle respect voor hem en weet hoe verbazend
moeilijk hij onder schot is te krijgen. De lui
paarden zijn bovendien lastig. Zij laten nie
mand met rust en zijn er steeds op uit om het
mensch en dier moeilijk te maken. S'aan de
jagers hun kamp op, de luipaarden zijn in de
buurt om toe te springen en verwekken voort
durend onrust. Vooral op honden hebben zy
het voorzien. Als een hond zich even buiten
het kamp waagt, is hy een kind des doods
want zoo snel kan hy niet loopen, of de
luipaard zit hem na tot midden in het kamp.
hoewel hy weet, dat daar de jagers zyn. die
hun geweren gereed hebben om den aanvaller
te dooden. Ziehier het verhaal van een jacht
avontuur in Afrika.
Het gebeurde in Portugeesch Oost-Afrika
aan de grens van Zambesi. De luipaarden
speurden nacht op nacht naar de jachthonden
en eiken nacht werd er een of meer geroofd
en afgemaakt. Reeds waren tien slachtoffers
gevallen, voor de luipaarden onschade'yk kon
den worden gemaakt. Nu en dan, zoo om de
twee dagen, klonk plotseling een gil uit hei
kamp op. Dan was er weer een luipaard, die
een hond te pakken had en hem meesleurde.
Zelfs in de dorpen, waar honderden inboor
lingen samen wonen, komen de luipaarden
hun prooi zoeken. En ze vinden ze ook. De
negers steken dan vuren aan en slaan op hun
trommels de tam-tam, om anderen te hulp te
hulp te roepen en een gezameniyke jacht te
organiseeren. Een jager verte't hoe hy eens
-en grooten luipaard voor hem in het gras zag
zitten. Het was tegen den avond en de jager
voelde plotseling, dat er naar hem gekeken
werd. Hij voelde dit zoo sterk, dat hy stil
stond om het terrein te verkennen. Plotseling
zag hy een witte streep, zonder nochtans te
weten, wat het precies was. Ineens sprong uit
de witte streep een luipaard te voorschyn. Het
dier was nog op een afstand van ongeveer
twaalf meter. De jager waarschuwde zyn dra
gers, die allen den luipaard strak aankeken
Dit kon het dier tenslotte niet meer verdragen
en met groote sprongen maakte het zich uil
de voeten.
Nog een jachtverhaal is dit: een jager sliep
in zyn tent in Zambesi. Daar zyn de nachten
warm, zoodat de man de lappen van den In-
HSH
gang had opgeslagen. Aan zyn voeteneind sliep
een hond, een kleine terrier. Midden in den
nacht schrok de jager wakker, doordat hy een
duw voelde op zyn bed. Hy sloeg de oogen op
en zag niets, maar hoorde een licht gekraak
in de takken. Hy stond op en stak een lan
taarn aan. zyn hond was weg en op den grond
zag hy de sporen van een grodten luipaard
Dit heerschap was dus binnengekomen, niet
om den rustig slapenden jager aan te vallen,
maar a'leen om den hond te rooven, hetgeen
hem dan ook glansryk was gelukt.
Toch twyfelen veel jagers aan den moed van
den luipaard, hoewel men zal moeten toegeven,
dat een dier, dat in een dorp binnendringt,
waar honderden menschen wonen, om een
hond te stelen, waar'yk geen lafaard kan ge
noemd worden. Als een luipaard gewond is
of achtervolgd wordt, is hy gelyk aan een dui
vel, zoo wild en woedend en onverzoenlyk. Zy
zyn ook brutaal en vertoonen werkelyk alle
hoedanigheden van een dapper beest, maar
toch gelooven de jagers, die het weten kunnen,
dat de luipaard nooit door moed wordt ge
dreven, maar steeds door een zekere nieuws
gierigheid. Een leeuw is voorzichtig en heeft
verstand en overleg. Een luipaard niet. Die is
a'leen maar nieuwsgierig en brutaal en daar
door onbezonnen en vrymoedig. Dit lykt wei
op dapperheid, maar is het niet, aldus rede-
néeren de jagers. Een leeuw kan soms een
heelen nacht rondsluipen om een véekraal,
omdat hy het gunstige oogenblik wil afwach
ten om toe te grijpen. Een luipaard echter,
die eenmaal een prooi heeft gezien, moet haar
ook onmiddellyk hebben en denkt geen se
conde na, hoe hy in de gegeven omstandig
heden zal handelen. Hieruit zou men dus de
conclusie kunnen trekken, dat een leeuw, we
tend wat hy gaat beginnen en inziende, hoe
gevaar'yk zyn bedryf is, wel wis en zeker een
grooten moed moet hebben. Maar wat jagers
vertellen, schynt niet te weerspreken te zijn
en daarom begint men hoe langer hoe meer
te gelooven aan de superioriteit van andere
dieren boven den leeuw.
gemakkelyker te vangen is dan de leeuw. Deze
ruikt het gevaar, dat de verblinde luipaard
nooit ziet. Die springt er maar op los, zoodra
hy wat van zyn gading vindt. Een leeuw krygt
men niet zoo gemakke'ijk en de koning der
dieren kent eigenlijk maar één zwak moment.
Dat moment is er zoodra hy zyn wyfje mist,
zoodra hy ziet, dat zyn wyfje gevangen is.
Dan komt hy terug op de plek, waar het wyfje
het laatst is geweest en dus vlak by de kuilen
en klemmen, die men heeft gereed gemaakt
om den koning te vangen.
Het merkwaardigste van al deze dieren is,
dat hun woede en hun gevaariykheid af te
meten is naar het meer of mindere geluid dat
zy maken. Een leeuw of luipaard, die zwygend
aanvalt, is minder gevaarlyk en minder op
gewonden dan een dier, dat schreeuwt of
bru'.t. Dit is dus anders dan by de menschen.
die juist minder gevaarlijk zyn, naarmate zy
meer lawaai maken. Blaffende honden byten
niet, zegt men immers van de honden en de
menschen, maar dit is niet waar by de wilde
dieren en zeker niet by de wildste van alle
die ook het gevaarlykste zyn. Een trompet
tende olifant b.v. is niet meer te houden en
de jager, die hem durft aanvallen, is waarlijk
voor geen kleintje vervaard.
Maar de olifant, die zwygend aanvalt, lykt
wel een droomer en kan gemakkelyker on-
schadelyk worden gemaakt. Zoolang een oli
fant lawaai maakt, is hy door het dolle heen
en hy staat voor niets. Dat weten de jagers
maar al te goed en daar houden zy dan ook
rekening mee.
Moedig is de olifant ook. Waarschyniyk het
moedigst van alle dieren. Zoo dapper is hy
zelfs, dat de jager meestal den olifant met
doodt, maar er een groote eer in stelt hem
levend te vangen. Voor den olifant heeft ae
jager namelyk een sportief respect en dat wil
wat zeggen, als men met geweren gewapend is
en desnoods veilig vanuit een boom of een
versterkte hinderlaag zyn prooi kan beschie
ten.
Ook het Nylpaard is niet voor de poes. Hij
Een groot nadeel van de brutaliteit van den is bovendien behept met 'n wilden moed. Een
luipaard is althans voor hem dat hy veel Nylpaard, dat een kamp ontdekt, meent direct
Wy willen u het droevig verhaal doen
van een vreeselyke ramp, die de kreef
tenwereld heeft getroffen enkele jaren
geleden.
Een kreeft is geen sympathiek beest. Welis
waar zien zy er, roodgekookt en prachtig
kleurend in de vischwinkel-étalages, aanlokke-
lyk uit, maar in het zeewater zyn het vieze,
groene, roofzuchtige en valsche monsters. Het
eenige meeiy dat wy met het lot der gevan
gen kreeften voelen, wordt veroorzaakt door
het feit, dat zy, om hun roode kleur te kun
nen krygen, levend worden gekookt. We vin
den dit een nogal wreed bedryf, dat bovendien
eigenlyk niet wordt gemotiveerd, want de
eenige bedoeling is een mooie roode kleur te
voorschijn te halen, hetgeen toch maar een
matig pleizier is. Waar deze kleur vandaan
komt? De kreeft heeft verschillende kleur
stoffen in zyn lichaam, waaronder ook een
roode. Alle kleurstoffen, behalve de roode,
worden door het koken gedood, zoodat de
kreeft na deze bewerking prachtig rood is.
Het rood is niet steeds hetzelfde. De nuances
hangen af van den bodem waarop en van het
licht waarin de kreeft heeft geleefd.
In het algemeen beschouwt men kreeft
als een genotmiddel, als een delicatesse voor
„fynere" tafels. Kreeft is een tamely k duur
gerecht. Maar in het oude Rome b.v. was het
een volksvoedsel. De ryken aten den kreeft al
leen als hy op een bijzondere verfynde manier
was klaargemaakt, gemengd door andere ge
rechten. In Rusland neeft men vroeger den
kreeft nooit byzonder liefgehad. Zfj bevolkten
daar de groote rivieren by duizendtallen en
gansche hoeveelheden gevangen kreeften wer
den aan de varkens tot voedsel gegeven. Dit
waren dan de rivierkreeften.
In Engeland daarentegen houdt men den
kreeft (den zeekreeft dan) in hooge eere even
als in ons land. Maar vooral de Franschen
en in 't byzonder de Paryzenaars, zyn verzot
op kreeft. Er is in een Parysch restaurant
geen menu te vinden, waarop geen kreeft
voorkomt^
In Duitschland kwam het kreeften-eten ln
zwang in de middeleeuwen, vermoedeiyk, door
dat de monniken op hun vele vastendagen by
voorkeur kreeft aten.
In deze dagen zyn de kreeften in hoog
aanzien by den mensch en deze is gelukkig,
dat de kreeft op 't oogenblik niet duur is,
dat wil zeggen niet erg duur is. Maar zoo
goedkoop als ze aan het einde der vorige eeuw
in Duitschland waren, hebben wy ze helaas
nooit gekend. Daar gingen ze voor vyf of lien
cent per stuk van de hand.
Het was ongeveer in dezen tyd, dat de
groote kreeftenramp plaats had, waarop wy
hierboven doelden en die tot oorzaak had het
zelfde verschynsel, waardoor thans de kreef
ten minder talryk zijn dan vroeger. Dit ver
schijnsel is de vergiftiging van de rivieren door
de industrie en ook een soort kreeftenpest. die
plotseling opkwam en groote verwoestingen
aanrichtte. Deze ziekte had zich verbreid door
de wateren van Lombardye en dreef over naar
Frankrijk en Duitschland en vandaar verder
naar het Oosten. De gevolgen waren verschrik
kelijk. In Beieren stierven in enkele dagen niet
minder dan twaalf millioen kreeften aan de
pest en de ramp herhaalde zich in vele lan
den. Alleen Rusland en Scandinavië bleven ge
vrijwaard. zoodat deze landen nog steeds een
behoorlyken uitvoer van kreeften kunnen ga
randeeren. Het heeft geruimen tyd geduurd
voor de kreeftenpest voorby was en dit iigt
ook wel voor de hand omdat een verontrei
niging van het rivierwater den milliarden ziec-
tebacillen de volle kans geeft. Op welke wyze
deze ziekte is overgegaan, wordt nergens ver
meld. Men neemt daarom aan, dat op den
langen duur de bacillen zyn uitgestorven en
thans geheel zyn verdwenen.
Behalve in de sterrenkunde en de heraldiek
speelt de kreeft ook een rol in de geneeskunde,
in de middeleeuwen. De kwakzalvers uit dien
tyd haalden uit de magen van de kreeften kleine
balletjes, die men kreeftenoogen noemde en
die men voor dik geld aan goedgeloovige zie
ken verkocht met de boodschap, dat het over
al goed voor was.
Zooals men weet heeft de kreeft een eigen-
aardigen gang, maar toch loopt hy anders dan
de menschen denken die de uitdrukking hebben
uitgevonden: „hij gaat een kreeftengang".
Want de kreeft loop niet achteruit, maar
schuin vooruit, terwijl men met een „kreef
tengang" juist bedoelt een achteruit gaan. Al
leen wanneer de kreeft wordt aangevallen en
de vlucht neemt loopt of zwemt hy achteruit,
maar daar heeft hy dan ook alle reden voor,
want op deze wyze kan hy zyn aanvaller
voortdurend in t oog houden en als het
oogenblik gunstig is met zyn vervaarlyke knij
pers te ïyf gaan
Deze beschouwingen meenden wy in deze da
gen te mogen wijden aan den kreeft, die Juist
nu een actueele verschyning is.
Het Ambassador-theater te Londen maakt ge
weldige reclame, welke eenerzijds gebaseerd is op
het zelfbewustzijn, een stuk te spelen, dat wer
kelyk „trekt", anderzyds echter ook zeer sug
gestief voor het bezoek aan het theater werkt:
Het belooft n.l. iederen toeschouwer het entrée-
geld terug te betalen, in geval deze na de tweede
acte geen lust meer hebben zou, het spel tot het
einde te volgen. Tot nog toe 20u nog niemand
zijn entréegeld terugverlangd hebben.
met vyanden te doen te hebben en ontziet
zich niet erop uit te trekken. Hy krygt nau-
welyks het kampvuur in het oog, of hy breent
los in een oorverdoovend geloei en gaat tot
den aanval over. Die aanval is niet mis, want
hy kent geen vrees of schrik. Regelrecht gaat
hy op zyn doel af en zet alles op alles. Meestal
maakt dan de tegenparty ook zooveel mogeiyk
lawaai, om het Nylpaard schrik aan te jagen.
Aan schieten valt dikwyis niet te denken, om
dat het paard zoo snel en grillig is in zyn
bewegingen en omdat het zooveel mogeiyk bui
ten schot biyft. Het komt er vooral op aan
meer lawaai te maken dan het Nylpaard zelf.
dan wil het wel eens lukken, dat het weer te
rugkeert, overdonderd door het leven van zyn
vyanden. Het blyft echter zoolang mogeiyk
in de buurt, als het ware om zyn vyanden er
aan te herinneren, dat zy voorzichtig moeten
zyn en hem met rust moeten laten.
Behalve deze hierboven genoemde dieren zyn
er nog vele andere, die min of meer tot ae
moedigste moeten gerekend worden. Maar
grooter is het leger der lafaards. Daar zyn
Sinds November hebben de manneiyke een
den, de woerden, een andere jas aange
trokken. zy zyn in wintercostuum gesto
ken en zitten dik in de veeren. Hun ruityd is
afgeloopen. Ze zitten niet langer meer verbor
gen in het riet en zyn in bonte winterpracht
te voorschyn getreden. Het heeft lang geduurd
voor zy zoover waren, maar nu is het winter-
galacostuum gereed en de woerd behoeft zich
niet langer meer te schamen.
In prachtige bonte kleuren is meneer eend nu
uitgedost, zyn kop en zUn nek zijn groen en
een glimmering van blauw ligt als een weer-
schyn over de veeren. Om den nek cirkelt een
witte ring en daaronder prUkt de borst in
mooi grys, dat naar het wit zweemt. De rug
is bruin met writ gespikkeld en loopt naar de
wit gerande staartveeren, die overigens een diepe
bruine kleur hebben.
Zoo ziet het winterpakje eruit in het alge
meen, maar er zyn ook woerden, die buiten de
algemeene mode vallen. Dat zyn de opschep
pers, de fatten, de verwyfden. Ze zyn roos
kleurig en er zyn ook witte. Ze zyn zeldzamer
dan de gryzen en bruinen en dat zy ook schoo
ner zouden zyn dan deze is een veronderstel
ling, die alleen leeft in het brein van het een-
dendom.
Als alle zwemvogels is ook de eend onmiddel
lyk voor haar zwemtaak berekend, zoodra zy op
de wereld komt. Nauweiyk is het beestje uit
het ei te voorschyn gekropen, of hét begeeft zich
te water, alsof het dit element sinds jaren kent.
Daar zyn zelfs doortastende eenden, die reeds
gaan zwemmen, terwyl zy nog maar half uit
den dop zyn. In zoo'n geval sjouwen zy het
halve ei soms een paar dagen met zich mee en
het is koddig om te zien, hoe zoo'n klein ding
een stuk eidop over den waterspiegel achter zich
aan sleept alsof het aan t spelevaren was.
De eenden hebben in 't algemeen niet veel
oog voor de betrouwbaarheid van den mensch.
zy bouwen hun nest dan ook zóó, dat de mensch
het niet gemakkeiyk kan vinden. Het zit
op een droog plekje van het riet en meestal zoo.
dat het een flink stuk van den oever is verwy-
derd. Zin voor orde heeft de eend niet en daar
om wordt haar nest maar losjes en slordig in
elkaar getimmerd, zy gebruikt by voorkeur
biezen en riet, dat van binnen met zacht dons
wordt bygewerkt. Daarin legt ze haar eieren
die zelden het dozyn te boven gaan, maar ook
niet veel minder bedragen. Telkens als de moe
der het moet verlaten om eten te zoeken, dekt.
zy de eieren zorgvuldig toe om ze warm te
houden en ze daardoor in een voortdurenden
broedtoestand te bewaren.
Niet altyd bouwt de eend haar nest in het
riet, laag by den grond. Soms, tamelyk dik
wyis zelf, timmert zy hooger, n.l. in boomen en
struiken (we spreken hier immers over de wilde
eenden). Een knotwilg is een geliefde boomsoort
maar ook andere en hoogere boomen komen ln
aanmerking. Om bouwkosten te sparen kiezen
de eenden wel eens het nest van een ooievaar
of een kraai. Hier schuilt natuurlijk een moei-
lykheid voor de jongen. In normale omstan
digheden, als het jong geboren wordt in het
rietnest, gaat het direct zwemmen, maar van
deze poging moet het natuuriyk afzien, zoo
dra de wieg een tiental meters boven den grond
is gevestigd.
Nu zou men meenep dat de ouders, hun dier-
ïyk instinct volgend, de kleinen in den bek zou
den nemen om ze naar den grond of het water
over te brengen, maar dit is niet het geval. De
oude eend, die haar jongen uit het ei heeft
zien kruipen, verlaat de familie, gaat op den
grond staan en begint met klokgeroep naar be
neden te lokken. Het gevolg is, dat de kuikens
één voor één den sprong in het duister wagen
en zich van den rand van het nest laten val
len. Vrywel nooit breekt een waaghals den nek,
hetgeen verwondering kan wekken doch niette
min waar is. Wel komt het herhaaldeiyk voor,
dat de baby bewusteloos neersmakt en enkele
minuten noodig heeft om by te komen.
Soms bouwen de eenden in de duinen en zelfs
vry ver van het water verwyderd. Waarom zy
dit doen is moeiiyk te achterhalen, want nauwe-
ïyks zyn de kuikens op de wereld gekomen, of
de moeder gaat met haar kroost op stap door
het duinzand om een zwemplas te vinden. Soms
moeten zy geruimen tyd zoeken en zwerven
vóór zij in een duinpan een vyver hebben ge
vonden, maar dan nemen zy ook onder groot
gesnater bezit van het frissche nat.
De eenden die het eenmaal naar hun zin heb
ben in ons vaderland en omgeving, laten zich
zelfs door den winter niet afschrikken, wanneer
zy nog maar water vinden. Is alles dichtge
vroren, dan moeten zy wel de vlucht nemen,
maar zyn er nog enkele groote plassen open,
waar zy hun voedsel kunnen vinden, dan biyven
ze rustig thuis. Zoodra echter het ys alle
plassen bedekt, nemen zij het kloeke besluit en
rukken in naar het warme Zuiden, waar mild
heid en voedsel hen wacht. We zien ze dan in
gesloten gelederen voorttrekken, al maar voort
in den bekenden vorm van een V aangevoerd
door den voortrekker, die nu en dan en in
regelmatig tempo wordt afgelost. In de avond
lucht hooren wy vaak hun gesnater, hoog boven
ons zonder dat het moedige eskader zichtbaar
is.
Deze trekkers zyn echter de verstandigste,
want zy ontkomen aan de verlokking van de
z.g. eendenkooien, waar de achterbiyvers in de
val loopen en zich by honderden laten vangen
om den smulgragen mensch een lekker maal te
bezorgen....
Hoe lekker een domme eend zyn kan, weten
wy allen, naar we hopen.
de bange antilopen, de zebra's, varkens, wi'.de
honden, jakhalzen enz., die alle min of meer
in de schaduw der grooten leven en die liefst
in het duister werken, op zacht loopende voe
ten, zoodat zij niet opvallen en geniepig hun
prooi kunnen bespringen. Vooral jakhalzen en
hyena's zyn ontzettend laf. Zy blijven steeds
uit de buurt als er gevochten moet worden en
wachten het oogenblik af dat een der vechten
den gedood is, om dan het Ujk te bespringen
en af te knagen. Nog erger, zij moeten soms
wachten tot de overwinnaar zyn vijand half
heeft opgepeuzeld om dan zich op het afval
te werpen en zalig tevreden te zyn met de
resten. Zoo zyn er ook weer, die zelfs hun
nest verlaten, als er gevaar dreigt en terug
komen, zoodra het gevaar voorby is. Dit is
wel volstrekt in stryd met de moederliefde,
die ook by de dieren zoo sterk ontwikkeld te,
maar net komt inderdaad voor, dat dieren deze
schynbeweging maken, om het veege Üjf te
redden.
O wee den jager, die een nest der dapperen
durft benaderen. Laat hem uit de buurt blyven
van een leeuwennest of een Nylpaardenhuis.
Want met geen geweld zyn de moeders van
hun kinderen weg te schieten. Niet dan over
hun lijken krygt men toegang tot het hol. Als
een olifantenjong gevangen is, wee rinn het
dorp waar het jong heen gebracht werd. De
heele kudde olifanten trekt op onder oorver
doovend getrompet en de inboorlingen, die
reeds uren ver het lawaai hooren, weten maar
al te goed wat hun te wachten staat. In zoo'n
geval probeeren zy dan ook het olifantenjong
elders in veiligheid te brengen, om te voor
komen, dat hun dorp vernield wordt. Dat ge
schiedt inderdaad, zoodra de olifanten hebben
ontdekt, waar het jeugdige olifantenlid is
heengebracht, zy rukken dwars door het oer
woud en geen boom of plant houdt het uit
tegen de helsche en oersterke lyven. Honder
den gevaarten van ieder honderden kilo's ge
wicht stormen op de hutten af, die in minder
dan geen tyd tegen den grond worden gerend.
Maar ook de buffels durven in kudden aan
te val'en en al is het resultaat niet zoo'n ramp
als een aanval van olifanten, toch zyn de in
boorlingen doodsbang, als een buflelaanval
wordt gemeld.
n