MENSCHEN EN DIEREN HOUDT U VAN KREEFT? OVER HET EENDENDOM Strijdmethoden ït?vist Een lekkernij Domme dieren Er zijn vele lafaards Een ontzettende ramp Een royaal theater Hun winterperiode In de wildernis heerscht alleen het recht van den sterkste Sk ais^rhen 6n dleren' die tamersTer S r^g&en slang alle' zyn De „moedige" leeuw De luipaard Honden-dieven FOEl WAT ONFATSOENLIJK llill ÉÉlfti Handje voor je mondje, broertjeals je gaapt! Beter tien kreeften op tafel, dan één in de zee Maar deze domheid is meer schijn dan waarheid OOK DOOR GEBREK IN DEN WINTER Hongerige wilde zwijnen dwalen door de sneeuw en zoeken vaak vergeefs naar een smakelijkeprooi Het nest DE VORST DER ROOFVOGELS Een steenarendgereed om zijn prooi te bespringen hebb«n arent»nst het plan u te verteHen, welke overeenkomsten er be- z°u trouwens Tef llndf zijn? eTIT" Waf aLhdeierenaEneere?en Z°U °Ver men^hen dat er boeken L i,™ V6el pientere dieren. SS Ma" m"' let over Zijn namel«k noS andere verhoudingen owelkL onverzoenlijke vijanden tegen- vanaf den koning der dieren, den leeuw tot De °heeilUn •M°ede' Z00dra de mensch nadert heele wildernis is trouwens vol argwaan heersch °°k tegen0Ver ^kaar ^ar neerscht alleen het, rer*ht van den sliJe 1 fcht van den sterkste of rwp„ h 6t ;?aat er °P leven en dood. Er Ziin» A/r ïa- g voor den leeuw, wanneer 2ïfi iï Jheeft, en alleen a's hij ®r^dlgd }f e" lui zich neerstrekt om zijn middagdutje te doen, kan de zebra rnJL Ei>ern1Jh ?ah°?Peeren' eChter nlet zonder te n biJ het aanschouwen van zijn grootsten den koninklijken leeuw. En aL deTeuw al fs hifi' n hij wederom in gevaar, want die den llmng' 0Ok ln de jungIe zljn rebellen, k uirft ler i naaI het leven staan- Zf'-o un Voort de eerwouden, steeds ge. a den met haat en strijd. kom}6 nil' voortdurend op zijn hoede is, ont- Wi? zz aan den dood door verscheuring. Wie eén oogenblik zijn aandacht laat verslap- dplriLrfeDrf des d00ds- want overal loert de vijand, die zonder genade is Men heeft meerma'en studie gemaakt van de strijdmethoden bij de dieren. Dat zy een methode hebben, die technisch perfect is. neeft reeds menig jager ondervonden. En deze studie is de moeite waard Laten we eens even nagaan, hoe de heeren der wildernis zich ge dragen in den strijd en of zij inderdaad zoo moedig zijn, als men ons gewoonlijk te geloo- ven voorhoudt. Wij kennen een spreekwoord, dat betrekking heeft op den moed van den leeuw en we be hoeven het hier niet neer te schrijven, want ledereen kent het. De leeuw, nietwaar, wordt door ieder sterveling beschouwd als het sym bool van moed en kracht. Daarom is hij de z.g. koning der dieren. Om u de waarheid te zeggen, dit is er een beetje naast. Natuurlijk is de leeuw geen lafaard. Dat zal waarachtig niemand beweren, maar wat de Schoolmeester zegt over deze majesteit, nJ.: De leeuw is iemand, die bang is voor niemand. ziet u, dét is ook weer niet waar. De leeuw is niet zoo'n held als men gewoonlijk denkt. Dit ondervond een jager, die in Afrika op jacht was en met den leeuw kennis maakte onder omstandigheden, dat de leeuw zich wat te schamen had. Tenslotte is hij een dier, dat een reputatie heeft op te houden en dat deed hij niet bepaald voorbeeldig. De jager en zijn gezel hadden zich veilig gepost op een stel takken, die zij ongeveer drie meter boven den grond hadden gefabriceerd en daar lagen zij op de loer, wachtend op de dingen die ko men zouden. Zij wisten dat de dingen moesten komen, want op een afstand van ongeveer tien meter lag het lijk van een buffel, den vorigen dag door een leeuw gedood en gedeeltelijk ver slonden. Hier zouden de leeuwen zeker terug komen en dan konden de jagers hun bloed- dorstigen gang gaan. Het was' nacht en vrii donker. De jagers, die niet veel konden onder scheiden, vielen in slaap. Terwijl zij sliepen, kwam er een leeuw opdagen, die den buffel wegsleepte. Door dit geraas en geschuur wer den de jagers wakker. Zij richtten direct hun electrische zoeklichten op den leeuw en wacht ten het oogenblik af, dat de roover zou stil staan om te rusten. Inderdaad stond de leeuw stil en keek vertoornd m de zoeklichten, ter wijl hij uit pure verontwaardiging begon te brommen. Toen viel er een schot en de leeuw- viel brullend neer. Maar hij sprong onmiddel lijk weer op, zwaar gewond. Hij kwam op de jagers af en liep in het verblindende licht. Het schuim stond op zijn bek en zijn woede kende geen grenzen. Zijn manen stonden overeind en zijn lippen trokken omhoog en omlaag, zoodat zijn vervaarlijke tanden dreigend bloot kwa men. Nog driemaal viel een schot en te'kens werd de leeuw getroffen. Maar driemaal viel hij neer en sprong weer op, om zijn aanval te vernieuwen. Toen viel het laatste schot, dat hem dood deed neervallen. Niemand zal ontkennen, dat deze leeuw een staaltje van durf en moed gaf, maar bij nader inzien was dit meer de moed der wanhoop, dan de moed, dien wij leeuwenmoed noemen. Dazen moed vinden wij bij alle dieren, die als gevaar- 'ijk bekend staan. Zij zijn om de gevaar lijkste te noemen de leeuw, de luipaard, de rhinoceros, de olifant en de buffel. Alle val len zij aan, als zij achtervolgd worden en zeer vaak maken zij slachtoffers. Maar het ligt er maar aan onder welke omstandigheden men met deze dieren kennis maakt. Wanneer een jager op zoek gaat naar een buffel, en door den buffel op een onverwacht oogenblik wordt aangeva'len, terwijl hij zelf op handen en voeten door het struikgewas kruipt, dan zal zijn schrik zoo groot zijn, dat hij zijn leven lang den buffel een uiterst gevaarlijk dier zal noemen. Wanneer hij echter een buffel neer schiet, die argeloos loopt te grazen en bij het eerste schot neervalt, dan zal hij den buffel niet zoo erg gevaarlijk vinden. Daarom is de uitspraak der jagers over de gevaarlijkheid van den buffel nog al eens met de uitspraak van hun collega's in strijd. Over den luipaard echter zijn de meeningen minder verdeeld. Dezen vindt men in het al gemeen een moedig en zeer gevaarlijk dier. Vooral voor den mensch. De luipaard valt aan bij de kleinste beweging en wacht niet tot hij zelf wordt aangevallen. Hij is bovendien buitengewoon snel en gevaarlijk, onder andere omdat men hem, terwijl hij aanvalt nauwelijks onder schot kan krijgen. Dit ligt aan den smallen rug van het dier. Vooral van voren is de luipaard zoo smal, dat hij wel een streep lijkt inplaats van een breede borstkas te ver- toonen. Iedere jager, die wel eens een luipaard heeft ontmoet op zijn jacht, heeft dan ook alle respect voor hem en weet hoe verbazend moeilijk hij onder schot is te krijgen. De lui paarden zijn bovendien lastig. Zij laten nie mand met rust en zijn er steeds op uit om het mensch en dier moeilijk te maken. S'aan de jagers hun kamp op, de luipaarden zijn in de buurt om toe te springen en verwekken voort durend onrust. Vooral op honden hebben zy het voorzien. Als een hond zich even buiten het kamp waagt, is hy een kind des doods want zoo snel kan hy niet loopen, of de luipaard zit hem na tot midden in het kamp. hoewel hy weet, dat daar de jagers zyn. die hun geweren gereed hebben om den aanvaller te dooden. Ziehier het verhaal van een jacht avontuur in Afrika. Het gebeurde in Portugeesch Oost-Afrika aan de grens van Zambesi. De luipaarden speurden nacht op nacht naar de jachthonden en eiken nacht werd er een of meer geroofd en afgemaakt. Reeds waren tien slachtoffers gevallen, voor de luipaarden onschade'yk kon den worden gemaakt. Nu en dan, zoo om de twee dagen, klonk plotseling een gil uit hei kamp op. Dan was er weer een luipaard, die een hond te pakken had en hem meesleurde. Zelfs in de dorpen, waar honderden inboor lingen samen wonen, komen de luipaarden hun prooi zoeken. En ze vinden ze ook. De negers steken dan vuren aan en slaan op hun trommels de tam-tam, om anderen te hulp te hulp te roepen en een gezameniyke jacht te organiseeren. Een jager verte't hoe hy eens -en grooten luipaard voor hem in het gras zag zitten. Het was tegen den avond en de jager voelde plotseling, dat er naar hem gekeken werd. Hij voelde dit zoo sterk, dat hy stil stond om het terrein te verkennen. Plotseling zag hy een witte streep, zonder nochtans te weten, wat het precies was. Ineens sprong uit de witte streep een luipaard te voorschyn. Het dier was nog op een afstand van ongeveer twaalf meter. De jager waarschuwde zyn dra gers, die allen den luipaard strak aankeken Dit kon het dier tenslotte niet meer verdragen en met groote sprongen maakte het zich uil de voeten. Nog een jachtverhaal is dit: een jager sliep in zyn tent in Zambesi. Daar zyn de nachten warm, zoodat de man de lappen van den In- HSH gang had opgeslagen. Aan zyn voeteneind sliep een hond, een kleine terrier. Midden in den nacht schrok de jager wakker, doordat hy een duw voelde op zyn bed. Hy sloeg de oogen op en zag niets, maar hoorde een licht gekraak in de takken. Hy stond op en stak een lan taarn aan. zyn hond was weg en op den grond zag hy de sporen van een grodten luipaard Dit heerschap was dus binnengekomen, niet om den rustig slapenden jager aan te vallen, maar a'leen om den hond te rooven, hetgeen hem dan ook glansryk was gelukt. Toch twyfelen veel jagers aan den moed van den luipaard, hoewel men zal moeten toegeven, dat een dier, dat in een dorp binnendringt, waar honderden menschen wonen, om een hond te stelen, waar'yk geen lafaard kan ge noemd worden. Als een luipaard gewond is of achtervolgd wordt, is hy gelyk aan een dui vel, zoo wild en woedend en onverzoenlyk. Zy zyn ook brutaal en vertoonen werkelyk alle hoedanigheden van een dapper beest, maar toch gelooven de jagers, die het weten kunnen, dat de luipaard nooit door moed wordt ge dreven, maar steeds door een zekere nieuws gierigheid. Een leeuw is voorzichtig en heeft verstand en overleg. Een luipaard niet. Die is a'leen maar nieuwsgierig en brutaal en daar door onbezonnen en vrymoedig. Dit lykt wei op dapperheid, maar is het niet, aldus rede- néeren de jagers. Een leeuw kan soms een heelen nacht rondsluipen om een véekraal, omdat hy het gunstige oogenblik wil afwach ten om toe te grijpen. Een luipaard echter, die eenmaal een prooi heeft gezien, moet haar ook onmiddellyk hebben en denkt geen se conde na, hoe hy in de gegeven omstandig heden zal handelen. Hieruit zou men dus de conclusie kunnen trekken, dat een leeuw, we tend wat hy gaat beginnen en inziende, hoe gevaar'yk zyn bedryf is, wel wis en zeker een grooten moed moet hebben. Maar wat jagers vertellen, schynt niet te weerspreken te zijn en daarom begint men hoe langer hoe meer te gelooven aan de superioriteit van andere dieren boven den leeuw. gemakkelyker te vangen is dan de leeuw. Deze ruikt het gevaar, dat de verblinde luipaard nooit ziet. Die springt er maar op los, zoodra hy wat van zyn gading vindt. Een leeuw krygt men niet zoo gemakke'ijk en de koning der dieren kent eigenlijk maar één zwak moment. Dat moment is er zoodra hy zyn wyfje mist, zoodra hy ziet, dat zyn wyfje gevangen is. Dan komt hy terug op de plek, waar het wyfje het laatst is geweest en dus vlak by de kuilen en klemmen, die men heeft gereed gemaakt om den koning te vangen. Het merkwaardigste van al deze dieren is, dat hun woede en hun gevaariykheid af te meten is naar het meer of mindere geluid dat zy maken. Een leeuw of luipaard, die zwygend aanvalt, is minder gevaarlyk en minder op gewonden dan een dier, dat schreeuwt of bru'.t. Dit is dus anders dan by de menschen. die juist minder gevaarlijk zyn, naarmate zy meer lawaai maken. Blaffende honden byten niet, zegt men immers van de honden en de menschen, maar dit is niet waar by de wilde dieren en zeker niet by de wildste van alle die ook het gevaarlykste zyn. Een trompet tende olifant b.v. is niet meer te houden en de jager, die hem durft aanvallen, is waarlijk voor geen kleintje vervaard. Maar de olifant, die zwygend aanvalt, lykt wel een droomer en kan gemakkelyker on- schadelyk worden gemaakt. Zoolang een oli fant lawaai maakt, is hy door het dolle heen en hy staat voor niets. Dat weten de jagers maar al te goed en daar houden zy dan ook rekening mee. Moedig is de olifant ook. Waarschyniyk het moedigst van alle dieren. Zoo dapper is hy zelfs, dat de jager meestal den olifant met doodt, maar er een groote eer in stelt hem levend te vangen. Voor den olifant heeft ae jager namelyk een sportief respect en dat wil wat zeggen, als men met geweren gewapend is en desnoods veilig vanuit een boom of een versterkte hinderlaag zyn prooi kan beschie ten. Ook het Nylpaard is niet voor de poes. Hij Een groot nadeel van de brutaliteit van den is bovendien behept met 'n wilden moed. Een luipaard is althans voor hem dat hy veel Nylpaard, dat een kamp ontdekt, meent direct Wy willen u het droevig verhaal doen van een vreeselyke ramp, die de kreef tenwereld heeft getroffen enkele jaren geleden. Een kreeft is geen sympathiek beest. Welis waar zien zy er, roodgekookt en prachtig kleurend in de vischwinkel-étalages, aanlokke- lyk uit, maar in het zeewater zyn het vieze, groene, roofzuchtige en valsche monsters. Het eenige meeiy dat wy met het lot der gevan gen kreeften voelen, wordt veroorzaakt door het feit, dat zy, om hun roode kleur te kun nen krygen, levend worden gekookt. We vin den dit een nogal wreed bedryf, dat bovendien eigenlyk niet wordt gemotiveerd, want de eenige bedoeling is een mooie roode kleur te voorschijn te halen, hetgeen toch maar een matig pleizier is. Waar deze kleur vandaan komt? De kreeft heeft verschillende kleur stoffen in zyn lichaam, waaronder ook een roode. Alle kleurstoffen, behalve de roode, worden door het koken gedood, zoodat de kreeft na deze bewerking prachtig rood is. Het rood is niet steeds hetzelfde. De nuances hangen af van den bodem waarop en van het licht waarin de kreeft heeft geleefd. In het algemeen beschouwt men kreeft als een genotmiddel, als een delicatesse voor „fynere" tafels. Kreeft is een tamely k duur gerecht. Maar in het oude Rome b.v. was het een volksvoedsel. De ryken aten den kreeft al leen als hy op een bijzondere verfynde manier was klaargemaakt, gemengd door andere ge rechten. In Rusland neeft men vroeger den kreeft nooit byzonder liefgehad. Zfj bevolkten daar de groote rivieren by duizendtallen en gansche hoeveelheden gevangen kreeften wer den aan de varkens tot voedsel gegeven. Dit waren dan de rivierkreeften. In Engeland daarentegen houdt men den kreeft (den zeekreeft dan) in hooge eere even als in ons land. Maar vooral de Franschen en in 't byzonder de Paryzenaars, zyn verzot op kreeft. Er is in een Parysch restaurant geen menu te vinden, waarop geen kreeft voorkomt^ In Duitschland kwam het kreeften-eten ln zwang in de middeleeuwen, vermoedeiyk, door dat de monniken op hun vele vastendagen by voorkeur kreeft aten. In deze dagen zyn de kreeften in hoog aanzien by den mensch en deze is gelukkig, dat de kreeft op 't oogenblik niet duur is, dat wil zeggen niet erg duur is. Maar zoo goedkoop als ze aan het einde der vorige eeuw in Duitschland waren, hebben wy ze helaas nooit gekend. Daar gingen ze voor vyf of lien cent per stuk van de hand. Het was ongeveer in dezen tyd, dat de groote kreeftenramp plaats had, waarop wy hierboven doelden en die tot oorzaak had het zelfde verschynsel, waardoor thans de kreef ten minder talryk zijn dan vroeger. Dit ver schijnsel is de vergiftiging van de rivieren door de industrie en ook een soort kreeftenpest. die plotseling opkwam en groote verwoestingen aanrichtte. Deze ziekte had zich verbreid door de wateren van Lombardye en dreef over naar Frankrijk en Duitschland en vandaar verder naar het Oosten. De gevolgen waren verschrik kelijk. In Beieren stierven in enkele dagen niet minder dan twaalf millioen kreeften aan de pest en de ramp herhaalde zich in vele lan den. Alleen Rusland en Scandinavië bleven ge vrijwaard. zoodat deze landen nog steeds een behoorlyken uitvoer van kreeften kunnen ga randeeren. Het heeft geruimen tyd geduurd voor de kreeftenpest voorby was en dit iigt ook wel voor de hand omdat een verontrei niging van het rivierwater den milliarden ziec- tebacillen de volle kans geeft. Op welke wyze deze ziekte is overgegaan, wordt nergens ver meld. Men neemt daarom aan, dat op den langen duur de bacillen zyn uitgestorven en thans geheel zyn verdwenen. Behalve in de sterrenkunde en de heraldiek speelt de kreeft ook een rol in de geneeskunde, in de middeleeuwen. De kwakzalvers uit dien tyd haalden uit de magen van de kreeften kleine balletjes, die men kreeftenoogen noemde en die men voor dik geld aan goedgeloovige zie ken verkocht met de boodschap, dat het over al goed voor was. Zooals men weet heeft de kreeft een eigen- aardigen gang, maar toch loopt hy anders dan de menschen denken die de uitdrukking hebben uitgevonden: „hij gaat een kreeftengang". Want de kreeft loop niet achteruit, maar schuin vooruit, terwijl men met een „kreef tengang" juist bedoelt een achteruit gaan. Al leen wanneer de kreeft wordt aangevallen en de vlucht neemt loopt of zwemt hy achteruit, maar daar heeft hy dan ook alle reden voor, want op deze wyze kan hy zyn aanvaller voortdurend in t oog houden en als het oogenblik gunstig is met zyn vervaarlyke knij pers te ïyf gaan Deze beschouwingen meenden wy in deze da gen te mogen wijden aan den kreeft, die Juist nu een actueele verschyning is. Het Ambassador-theater te Londen maakt ge weldige reclame, welke eenerzijds gebaseerd is op het zelfbewustzijn, een stuk te spelen, dat wer kelyk „trekt", anderzyds echter ook zeer sug gestief voor het bezoek aan het theater werkt: Het belooft n.l. iederen toeschouwer het entrée- geld terug te betalen, in geval deze na de tweede acte geen lust meer hebben zou, het spel tot het einde te volgen. Tot nog toe 20u nog niemand zijn entréegeld terugverlangd hebben. met vyanden te doen te hebben en ontziet zich niet erop uit te trekken. Hy krygt nau- welyks het kampvuur in het oog, of hy breent los in een oorverdoovend geloei en gaat tot den aanval over. Die aanval is niet mis, want hy kent geen vrees of schrik. Regelrecht gaat hy op zyn doel af en zet alles op alles. Meestal maakt dan de tegenparty ook zooveel mogeiyk lawaai, om het Nylpaard schrik aan te jagen. Aan schieten valt dikwyis niet te denken, om dat het paard zoo snel en grillig is in zyn bewegingen en omdat het zooveel mogeiyk bui ten schot biyft. Het komt er vooral op aan meer lawaai te maken dan het Nylpaard zelf. dan wil het wel eens lukken, dat het weer te rugkeert, overdonderd door het leven van zyn vyanden. Het blyft echter zoolang mogeiyk in de buurt, als het ware om zyn vyanden er aan te herinneren, dat zy voorzichtig moeten zyn en hem met rust moeten laten. Behalve deze hierboven genoemde dieren zyn er nog vele andere, die min of meer tot ae moedigste moeten gerekend worden. Maar grooter is het leger der lafaards. Daar zyn Sinds November hebben de manneiyke een den, de woerden, een andere jas aange trokken. zy zyn in wintercostuum gesto ken en zitten dik in de veeren. Hun ruityd is afgeloopen. Ze zitten niet langer meer verbor gen in het riet en zyn in bonte winterpracht te voorschyn getreden. Het heeft lang geduurd voor zy zoover waren, maar nu is het winter- galacostuum gereed en de woerd behoeft zich niet langer meer te schamen. In prachtige bonte kleuren is meneer eend nu uitgedost, zyn kop en zUn nek zijn groen en een glimmering van blauw ligt als een weer- schyn over de veeren. Om den nek cirkelt een witte ring en daaronder prUkt de borst in mooi grys, dat naar het wit zweemt. De rug is bruin met writ gespikkeld en loopt naar de wit gerande staartveeren, die overigens een diepe bruine kleur hebben. Zoo ziet het winterpakje eruit in het alge meen, maar er zyn ook woerden, die buiten de algemeene mode vallen. Dat zyn de opschep pers, de fatten, de verwyfden. Ze zyn roos kleurig en er zyn ook witte. Ze zyn zeldzamer dan de gryzen en bruinen en dat zy ook schoo ner zouden zyn dan deze is een veronderstel ling, die alleen leeft in het brein van het een- dendom. Als alle zwemvogels is ook de eend onmiddel lyk voor haar zwemtaak berekend, zoodra zy op de wereld komt. Nauweiyk is het beestje uit het ei te voorschyn gekropen, of hét begeeft zich te water, alsof het dit element sinds jaren kent. Daar zyn zelfs doortastende eenden, die reeds gaan zwemmen, terwyl zy nog maar half uit den dop zyn. In zoo'n geval sjouwen zy het halve ei soms een paar dagen met zich mee en het is koddig om te zien, hoe zoo'n klein ding een stuk eidop over den waterspiegel achter zich aan sleept alsof het aan t spelevaren was. De eenden hebben in 't algemeen niet veel oog voor de betrouwbaarheid van den mensch. zy bouwen hun nest dan ook zóó, dat de mensch het niet gemakkeiyk kan vinden. Het zit op een droog plekje van het riet en meestal zoo. dat het een flink stuk van den oever is verwy- derd. Zin voor orde heeft de eend niet en daar om wordt haar nest maar losjes en slordig in elkaar getimmerd, zy gebruikt by voorkeur biezen en riet, dat van binnen met zacht dons wordt bygewerkt. Daarin legt ze haar eieren die zelden het dozyn te boven gaan, maar ook niet veel minder bedragen. Telkens als de moe der het moet verlaten om eten te zoeken, dekt. zy de eieren zorgvuldig toe om ze warm te houden en ze daardoor in een voortdurenden broedtoestand te bewaren. Niet altyd bouwt de eend haar nest in het riet, laag by den grond. Soms, tamelyk dik wyis zelf, timmert zy hooger, n.l. in boomen en struiken (we spreken hier immers over de wilde eenden). Een knotwilg is een geliefde boomsoort maar ook andere en hoogere boomen komen ln aanmerking. Om bouwkosten te sparen kiezen de eenden wel eens het nest van een ooievaar of een kraai. Hier schuilt natuurlijk een moei- lykheid voor de jongen. In normale omstan digheden, als het jong geboren wordt in het rietnest, gaat het direct zwemmen, maar van deze poging moet het natuuriyk afzien, zoo dra de wieg een tiental meters boven den grond is gevestigd. Nu zou men meenep dat de ouders, hun dier- ïyk instinct volgend, de kleinen in den bek zou den nemen om ze naar den grond of het water over te brengen, maar dit is niet het geval. De oude eend, die haar jongen uit het ei heeft zien kruipen, verlaat de familie, gaat op den grond staan en begint met klokgeroep naar be neden te lokken. Het gevolg is, dat de kuikens één voor één den sprong in het duister wagen en zich van den rand van het nest laten val len. Vrywel nooit breekt een waaghals den nek, hetgeen verwondering kan wekken doch niette min waar is. Wel komt het herhaaldeiyk voor, dat de baby bewusteloos neersmakt en enkele minuten noodig heeft om by te komen. Soms bouwen de eenden in de duinen en zelfs vry ver van het water verwyderd. Waarom zy dit doen is moeiiyk te achterhalen, want nauwe- ïyks zyn de kuikens op de wereld gekomen, of de moeder gaat met haar kroost op stap door het duinzand om een zwemplas te vinden. Soms moeten zy geruimen tyd zoeken en zwerven vóór zij in een duinpan een vyver hebben ge vonden, maar dan nemen zy ook onder groot gesnater bezit van het frissche nat. De eenden die het eenmaal naar hun zin heb ben in ons vaderland en omgeving, laten zich zelfs door den winter niet afschrikken, wanneer zy nog maar water vinden. Is alles dichtge vroren, dan moeten zy wel de vlucht nemen, maar zyn er nog enkele groote plassen open, waar zy hun voedsel kunnen vinden, dan biyven ze rustig thuis. Zoodra echter het ys alle plassen bedekt, nemen zij het kloeke besluit en rukken in naar het warme Zuiden, waar mild heid en voedsel hen wacht. We zien ze dan in gesloten gelederen voorttrekken, al maar voort in den bekenden vorm van een V aangevoerd door den voortrekker, die nu en dan en in regelmatig tempo wordt afgelost. In de avond lucht hooren wy vaak hun gesnater, hoog boven ons zonder dat het moedige eskader zichtbaar is. Deze trekkers zyn echter de verstandigste, want zy ontkomen aan de verlokking van de z.g. eendenkooien, waar de achterbiyvers in de val loopen en zich by honderden laten vangen om den smulgragen mensch een lekker maal te bezorgen.... Hoe lekker een domme eend zyn kan, weten wy allen, naar we hopen. de bange antilopen, de zebra's, varkens, wi'.de honden, jakhalzen enz., die alle min of meer in de schaduw der grooten leven en die liefst in het duister werken, op zacht loopende voe ten, zoodat zij niet opvallen en geniepig hun prooi kunnen bespringen. Vooral jakhalzen en hyena's zyn ontzettend laf. Zy blijven steeds uit de buurt als er gevochten moet worden en wachten het oogenblik af dat een der vechten den gedood is, om dan het Ujk te bespringen en af te knagen. Nog erger, zij moeten soms wachten tot de overwinnaar zyn vijand half heeft opgepeuzeld om dan zich op het afval te werpen en zalig tevreden te zyn met de resten. Zoo zyn er ook weer, die zelfs hun nest verlaten, als er gevaar dreigt en terug komen, zoodra het gevaar voorby is. Dit is wel volstrekt in stryd met de moederliefde, die ook by de dieren zoo sterk ontwikkeld te, maar net komt inderdaad voor, dat dieren deze schynbeweging maken, om het veege Üjf te redden. O wee den jager, die een nest der dapperen durft benaderen. Laat hem uit de buurt blyven van een leeuwennest of een Nylpaardenhuis. Want met geen geweld zyn de moeders van hun kinderen weg te schieten. Niet dan over hun lijken krygt men toegang tot het hol. Als een olifantenjong gevangen is, wee rinn het dorp waar het jong heen gebracht werd. De heele kudde olifanten trekt op onder oorver doovend getrompet en de inboorlingen, die reeds uren ver het lawaai hooren, weten maar al te goed wat hun te wachten staat. In zoo'n geval probeeren zy dan ook het olifantenjong elders in veiligheid te brengen, om te voor komen, dat hun dorp vernield wordt. Dat ge schiedt inderdaad, zoodra de olifanten hebben ontdekt, waar het jeugdige olifantenlid is heengebracht, zy rukken dwars door het oer woud en geen boom of plant houdt het uit tegen de helsche en oersterke lyven. Honder den gevaarten van ieder honderden kilo's ge wicht stormen op de hutten af, die in minder dan geen tyd tegen den grond worden gerend. Maar ook de buffels durven in kudden aan te val'en en al is het resultaat niet zoo'n ramp als een aanval van olifanten, toch zyn de in boorlingen doodsbang, als een buflelaanval wordt gemeld. n

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13