Voor onze gramofonisten Eerste Hulp 4" PUROL 215e UITKEERING Zevenhonderd-vijftig Gulden f 72.155.- ffldv&daal van den dag la Onofffcieele Mozart-verkiezingen DE BIG ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen voor „echte" jongens Alle abonné's 34K? SSJffirtS. ."JS^SSSTSSSS^f3000.-iS^!NTSIfSSS&S^ HSïSS 750.-MïiSrïSS f250.- I HET GROOTE I AVONTUUR ZATERDAG 14 JANUARI Uitkeering van aan Mejuffrouw de Wed. P. A. v. d. BRANDT, 2e Breeuwers- straat 1III te Amsterdam, wegens een aan haar echtgenoot overkomen ongeval met doodelijken afloop. Thans hebben wij voor een gezamenlijk bedrag van Twee en zeventig duizend Een honderd vijf en vijftiggulden uitgekeerd aan onze verzekerde abonné's. DE DIRECTIE. Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterlijk driemaal vier en twintig uren na het ongeval Dansen in Japan Ook ondanks verbod Een rauw of een gekookt ei? Om gebroken flesschen nog te gebruiken Een voordeelïg vliegje DE KRUISVAARDERS VAN ST. JAN Een lange titel i Hoe Brummel j AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FEUILLETON Den betrekkelijk enkelen keer, dat ik den naam van Mozart zie staan, raak ik altijd weer aan het mijmeren, om niet te zeggen piekeren. Op literair geb ed immers heeft Duitschland staads zijn cultuur en zijn klassieken geëerd, al begon dat soms pas na hun dood. Het aantal goedkoope edities van Goethe, Schiller, Heine e. a. is waarlijk on- noodig talrijk. Ook de gedrukte uitgaven van Bach, Mozart, Beethoven concurreeren elkaar dood. Doch voor het gramofoonrepertoire doet men zijn schij venvrienden een langdu ig handje klap, wanneer er eens iets van Mozart ver schijnt. Nu wil ik het neg niet eens hebben over de piano-sonates en de symphonieën. Maar wanneer men weet, hoeveel en wat voor Italiaan- sche opera's er volledig zijn opgenomen, dan is het een eeuwige schande, dat van een „Dm Giovanni" en „Die Zauberflöte" tot nu toe slechts enkele fragmenten op de schijven wer den gegrift. Dit verwondert des te meer, omdat het muzikale soortelijk gewicht bij Mozart zco hoog is. Ik bedoel daarmee de verhouding tus- schen lengte en inhoud, zulks in tegenstelling met de lange monologen van Wagner in zijn „Ring des Nibe'.ungen", die veel en veel min der geschikt zijn, opgenomen te worden. Door de gramofoon zijn de lengte en da speelduur van de stukken meer in de aandacht komen te staan dan daarvoor, daargelaten nog den veranderden tijdgeest, die niet van breed sprakigheid houdt. Mozart nu heeft het ideale soortelijk gewicht. Zijn iets oudere tijdgenoot Ditters von Dittersdorf vond het zelfs te zwaar, zooals uit een interessant gesprek met keizer Franz Josef den tweeden blijkt, dat de com ponist in zijn autobiographie opteekende. Hier een stukje ervan. De Keizer: „Heeft tr Mozart al hooren spelen?" Ditters: „Reeds driemaal." K.: „Hoe bevalt hij u?" D.: ..Zooals hij lederen kenner bevallen moet." K.: „Heeft u ook Clement! reeds gehoord?" D.: „Die heb ik ook gehoord." K.: „Sommigen geven de voorkeur aan Mo zart. Wat is uw meening?" D.: „In dementi's spel heerscht alleen het kunnen, by Mozart kunnen en smaak." K.: „Precies hetzelfde heb ik gezegd. Wat vindt u van Mozart's ccmposities?" D.: „Hij is onbetwistbaar een der grootste en oorspronkelijkste geniën en ik heb tot nu toe geen componist gekend, die een zoo bewnde- renswaardigen rijkdom aan gedachten bezit. Ik wenschte alleen, dat hij er niet zoo verkwistend mee was. Hij laat den toehoorder niet on adem komen, want nauwelijks wil men nog even na denken over een mooie melodie of er volgt reeds een andere, nog verrukkelijker, die de vorige verdringt. En dat gaat zoo aan één stuk door, zoodat men geen van deze schoonheden onthouden kan." Ziehier, medegramofonist, precies het ideaal van schijvenmuziek. Een rijkdom, dien men bij het eerste aanhooren niet bevatten en onthou den kan en dien men pas na veel spelen gees telijk geheel bezit. Dien rijkdom hebben beide genoemde opera's van Mozart, om van zijn overige maar voorloopig te zwijgen. Zullen wij ooit over deze kostelijke werken naar onze gramofiele luimen geheel kunnen beschikken? Dat hangt van u af! Het publiceeren van frag menten er lïit moet ge beschouwen als het nemen van steekproeven. Gaan aria's en koren van Mozart goed, dan denken de artistieke leiders der maatschappijen: er is vraag naar dien componist. Pas dan zal men het wagen, een volledige „Don Giovanni" en „Die Zauber flöte" uit te brengen. Beschouwt u de nieuwe uitgave van His Master's Voice daarom als een soort van volkstelling. Wie mee doet aan de Mozart-verkiezingen zal er geen spijt van heb ben. Want hij krijgt als heerlijk souvenir het prachtige koor „O Isis und Osiris" en den mis schien nog fraaier priestermarsch. Het eerste nummer werd uitgevoerd door koor en orkest van de Berlijnsche Staatsopera onder leiding van Leo Blech. De marsch staat op rekening van het Berlijnsche Philharmonische orkest, doch de dirigent werd niet vermeld. Van klank steken deze twee nummers vele andere platen de loef af. Een heele reeks redenen dus, met een stentorstem te roepen: „Mozart-minnaars, voor!" H.M.V. Da 4404 wacht op u. Hoe gek het ook lijkt, een componist als Chopin is vele malen populairder dan Mozart. Dat is toch werkelijk eigenaardig. Mozart's mu ziek heeft juist het volkomen gezonde, natuur lijke, dat zoo verfrischt. Chopin's kunst is meestal wat ziekelijk, zij is de uiting van een diep melancholieken geest. Men kan haar door een paradox het best zóó typeeren: de volko men evenwichtige artistieke uiting van een onevenwichtige ziel. Is het om de heerlijke melodieën, dat men dat weemoedige voor lief neemt, of heeft dat weemoedige juist een aparte bekoring? Wel, ik heb een groote liefde en bewondering voor Chopin. Maar het blijft me een raadsel, dat hij zooveel meer in trek is dan Mozart, die artistiek toch zeker zijn meerdere was. Niets registreert zoo goed de vraag van het muziekpubliek als de platenverkoop. En deze weerspiegelt zich weer in den aanmaak. Ge kunt daarom zelf uw gevolgtrekkingen maken uit de nieuwe serie van Alexander Brailowsky bij Polydor. Ge kent dezen voortreffelijken kun stenaar toch, die als weinig anderen den vleu gel voor de microfoon zóó wist te laten zingen en klinken, dat het blikkerige van vroegere opnamen geheel weg was? Maar bovendien is Brailowsky een musicus van zeer groot formaat. Hij weet zijn stukken op te bouwen als Dudok het deed met zijn Hilversumsch raadhuis, waarnaar zelfs Japanners en Chineezen kwa men kijken. Neem uit de nieuwe collectie bijv. de „Polonaise" in As groot opus 53 (Polydor 90196). Zy is onder de musici beter bekend als de „koffiemolen-Polonaise", omdat de octaven- gangen van de linkerhand den pols tot een soortgeiyke beweging nopen. Maar dat is ook het eenige punt van vergelyking. Want voor een heel hotel koffie malen is een peuleschil- Om in het gezin aan groot en klein, dadelijk hulp te kunnen verleenen by Brandwonden en Sny wonden en alle andere Huidverwondingen, is het zoo veilig thuis altyd bij de hand te hebben een doos of tube Stof* letje, vergeleken met één keer deze Polonaise te spelen. Denkt anders niet te licht over de mu zikale waarde van deze muziek, zy is van een statigheid, die de roemruchte geboorte van dezen dans alle eer aandoet. Hij werd immers gelanceerd als een defilee van den Poolschen adel, toen Hendrik de derde de troon besteeg. Byna even monumentaal is Chopin's sonate in bes klein opus 35. Zij bevat den beroemden treurmarsch, die den volksmond verband liet leggen tusschen onze Jantjes en een zeker na tuurverschijnsel. Schandeiyk banaal overigens, zulke prozaïsche woorden te zetten onder de heerlijke melodie van het Marsch-trio. Ge merkt dat eens te meer, omdat Brailowsky spe ciaal dit deel tot een wonder van klank en zangerigheid maakte. Maar als pianistisch kun nen moet men misschien den meesten lof heb ben voor de in Train-bleu-tempo gespeelde fi nale. (Polydor 95480/1). Zijn deze stukken u echter te zwaar, dan hebt ge aan de weemoedige „Valse d'adieux" iets naar uw smaak. Zij werd gecombineerd met de Etudes opus 25, no. 1 en 3 (Polydor 90197). Wel, als ik het goed naga, zou ik voor mij me het eerst wagen aan het laatste plaatje. Omdat ik vooral die Etudes zoo by zonder mooi vind, in alle opzichten. TOKIO, 13 Jan. (Reuter) Ondanks de ge weigerde toestemming van de autoriteiten der Universiteit, hebben de studenten der Keizer - ïyke Hoogeschool een dansclub opgericht. Of- ficieele toestemming hiertoe was geweigerd, daar men het dansen „in strijd achtte met de principes van het studenten-leven." De opvoeders in Japan hebben er reeds met schrik op gewezen, dat het dansen onder de Japansche jeugd in steeds toenemende mate populair wordt. uiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmH"£ Sla om een rauw ei overlangs een ring van caoutchouc (reepje van een oude binnenband v. e. fiets) en eveneens om een gekookt ei; hang beide op aan een yzerdraad, waarvan het u.t- einde haakvormig is omgebogen en onder den caoutchoucring doorgaat! Wentel nu de beide eieren tusschen uw vingers een aantal malen rond, zoodat de caoutchouc- ringen evenveel slagen zijn omgedraaid en laat ze daarna los. Het gekookte ei zal nu verscheidene malen snel links en daarna rechts om draaien, terwijl hi rauwe ei bijna terstond stilstaat. Dat komt, omdat in het gekookte ei de geheele inwendige massa met de schaal samenhangt en met deze mededraait, terwijl men bij het rauwe ei aan de schaal alleen de wentelende beweging heeft meegedeeld, zonder dat de inwendige vloeistof hieraan deelneemt! Op de volgende wyze kunt u nog eenig nut hebben van een flesch, waarvan de hals afge broken is: Vul het onderste gedeelte zoo hoog als ge het wilt afsnijden, met olie; zet de flesch op een tafel, die goed waterpas staat en dompe' dan 't uiteinde van den gloeienden pook snel in de olie; gy hoort het glas barsten en zult zien, dat de flesch juist bij den vloeistofspiegel is af gesneden. Op de beschreven wyze kunt u van een gebroken glas een draaglijk glas maken; een gewoon glas, waaruit van boven een splintertje gebroken is, kan in een nieuw veranderd wor den. Door achtereenvolgens wat olie uit de flesch te gieten en haar op de beschreven wyze af te snijden, kan men bovendien een merk waardige verzameling glazen ringen krijgen! Te Valpalraiso, in den staat Indiana, kende de rechtbank een zekere mrs. Eulah Harvey een schadevergoeding van 1000 dollar toe, toen zy een klacht aanhangig maakte tegen een spuit wateronderneming, omdat zij in een syphon sodawater een vlieg had gevonden. Zij ver klaarde, dat haar gezondheid hierdoor was ge schokt en eischte schadevergoeding, die de jury haar toekende. STEUNT DOOR UW GIFTEN NS GIRONUMMER IS 23653 U helpt, ons hierdoor Jongens, zielen ?èdden voor Christus De overvloed In dezen tijd Is als een kwaad Op zich. En demonstreert Zich ongekend, Zoo nu weer met De big! De biggen zijn In aantal groot, Zoodat men er Mee zit. Terwijl men toch Den smaak zoo roemt, Gebraden aan Het spit. Men biedt ze aan Voor niemendal. De biggen wil Men kwijt. Maar niemand hapt En hoe men zoekt Er is geen mensch Die bijt! Er is te veel! En ook al klinkt De uitspraak soms Wat gek De menscliheid lijdt In dezen tijd Door een te veel Gebrek! MARTIN BERDEN Nadruk verboden) ^tliliilllllliiililllllllllllilllllllllllllilllllliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH De officieele titel van Achmed Hl, Bultan van Turkije, was: „Gods Afgezant op Aarde, Heer van de hee- ren van deze wereld, Brslisser over 's menschen leven, Koning der Geloovigen en Ongeloovigen, Koning der Koningen, Keizer van het Oosten en het Westen, Prins en Graaf van de meest gelukkige constellatie, Majesteitelijke Ceasar, regel van Roem, Toevlucht van al de menschen der Wereld, de Schaduw van Gods Rust op Aarde, Koning van Griekenland en Azië, en Arabië, en Perzië, en Turkije, en Tartarye, en Arabia Felix, en Egypte, en Syrië, en Koer- distan, en Georgië, Heer van de Witte en Zwarte Zee en den Oceaan, van Hongarije, Wallachije, Moldavië, Afrika, Algiers, Barba- rye, enz., enz. Heerscher over duizenden en duizenden landen!" Mynheer Joachim Brummel was een stak ker, een stumperd, een nul. Een eigen wil bezat hij al lang niet meer, omdat hij dezen aan zijn vrouw had moeten afstaan Hij was een rasechte pantoffelheld, die zyn vrijen Zaterdagmiddag vulde met boodschappen voor zijn vrouw te doen en 's avonds om ties uur nog met het troetel-hondje een „straatje om" moest maken. Ook op het kantoor van de firma Bramson Bramson, waar hij sinds twintig jaren van 's morgens negen tot 's avonds zes uur geest- doodenden arbeid verrichtte, werd hij nauwe- lyks geteld. En toch leefde er nog iets in hem, dat naar verzet tegen zyn slapenden toestand zweemde; verzet, dat hoofdzakelijk uit zijn fantasie voort sproot. Want, fantasie bezat hy, al was het dan ook niet veel. Als hij zoo 's avonds naar huis wandelde, stelde hy zich voor, wat hy wel zou doen als hij rijk en onafhankelijk was. Hoe hy tegen den ouden Bramson zeggen zou, dat hij hem een kalen opschepper vond, die „mooi weer" speelde van een ander z'n centen. En hoe hy de familie van zijn vrouw zou aanraden, voor hun eigen kostje te zorgen. Deze geachte „in stelling" meende nameiyk, dat de Brummels geen stuk eten 's middags door hun keel konden krijgen zonder dat er een of ander hongerig lid der familie aan tafel vertegenwoordigd was. Soms maakte Joachim onder het huiswaarts keeren het vaste voornemen, thuis gekomen eens den boel radicaal te veranderen, maar had hij dan de deur geopend, dan verdreef de schel le stem van zyn vrouw uit de keuken al zyn moedige voornemens met: „doe de deur direct dicht, want je tocht hier het raam uit", of „ga oogenblikkelijk terug en veeg je voeten nog eens". Het gebeurde op een kouden winteravond. De klok wees tien minuten over zes en dientenge volge bevond Joachim zich op dat moment, halverwege het kantoor en zijn huis, huiverend in zyn dun regenjasje en de handen diep in zijn zakken. Een prachtige auto schoof hem langs den trottoirband geruischloos voorbij; een paar me ter voor hem, bij het gebouw van de „Natio nale Bank", stond de auto plotseling stil en een heer in een donkerblauwe winterjas stapte er uit en wilde juist 't gebouw binnengaan als zijn oog op Joachim viel, die hem nu dicht genaderd was. Bij wijze van groet nam de heer van den auto zyn bolhoed af en verdween door de draaideur. De eerste oogenblikken stond Joachim als versteend. Kon het waar zijn? Had die deftige mijnheer in hem een meerdere gezien? Natuurlijk was het een vergissing geweest, maar toch Joachim liep verder in opgewonden stem- Robbie en Topsy hadden den zeeman en Ivy overgehaald, mee te gaan roeien op zee. Ze waren nog niet ver, of Freddy Vrijdag uitte een alarmkreet. „Ik geloof, dat ik kramp heb," schreeuwde hij. „Ik kan myn been niet bewegen!". „Ik heb ook kramp," riep Robbie. „In allebei myn beenen!" „Ik geloof niet, dat het kramp is," zei Topsy. ,,Ik voel iets, dat myn en kels vasthoudt!" „Ik ook," gilde Ivy. „Vast een haai! Help!!" Toen kwam de oude inktvisch proes tend en snuivend boven water. Ter wijl hij onder water was, had hy met zyn acht lange armen de enkels van de vier opvarenden vastgehouden. „T Is geen haai, maar myn oude vrind de inktvisch!" zei Freddy ver licht, „hy haalde maar een grapje met ons uit!" „Ik houd niet van dat soort grap jes," zei Ivy beleedigd. '„Ik ben me doodgeschrokken." (Maandagavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) ming. Allerlei gedachten speelden door zijn hoofd. Hij had eens gelezen hoe het gebruik van het groeten door het hoed afnemen ont staan was: De lyf éigenen moesten hun hoofd deksel oplichten om hun meerderen hun kaal geschoren schedel te toonen. Mynheer Brum mel concludeerde, dat, zoo de deftige mynheer al niet zyn lijfeigene was geweest, hij zich toch de mindere van hem had getoond door in dit koude weer zijn hoofd te ontblooten. Onwillekeurig zette Joachim zijn borst voor uit en daar dit hem een machtig gevoel gaf, liep hy nog een straatje om, voor hij naar huis ging. En bij iederen stap, dien Brummel deed, keerde zijn eigenwaarde meer en meer terug. Hy zou er nu eens een eind aan maken. Wat drommel nog toe, hij was toch het hoofd van het gezin en hij zou voortaan zyn gezag laten gelden. In deze over moedige stem- ...„..„..„...".J en bestelde een glas bier. Met I OVeVWOJl verrukking be- keek hij eenigen tijd het bruisende vocht, dat hy al sinds jaren had moeten ontberen, en liet het tenslotte vol stom genot naar binnen klokken. Hy was een ander mensch geworden, hy was als ontwaakt uit een jarenlangen slapenden toestand, die. daar zou hy voor zorgen, nimmer meer terug zou keeren. En na dit besluit genomen te hebben, stapte hij op, betaalde zijn vertering en spoedde zich huiswaarts. „Waar kom jy vandaan?" zoo ontving me vrouw Brummel hem, op iedere lettergreep een extra klemtoon leggend. „Ach, lieveen bijna was Joachim weer onderdanig geworden, maar dan plotseling barstte hy los: „dat weet ik zelf het beste, be grepen!" Het effect was ontzettend. Zyn echtgenoote spalkte haar oogen zoo wyd open, dat Joachim een oogenbük vreesde, dat ze uit hun kassen zouden rollen; nog even duurde het voor zy een woord kon uitbrengen en toen wist zy nog niets beters te doen dan met een luiden gil flauw te vallen. Op dit rumoer kwam haar moeder, die juist dien dag even was komen aanloopen en nu een „stukje" zou mee eten, toegesneld en nadat zij eenigen tyd de, situatie had overzien, siste ze tot Joachim: „haal een glas water, vrouwen moordenaar!" „Doe het zelf," antwoordde hy, in *t geheel niet getroffen door den toestand, waarin zyn wederhelft verkeerde, daar hy reeds gemerkt had, dat ze door haar oogleden naar hem keek. Met het air van een diplomaat, die juist een ieder overdonderenden volzin heeft gelanceerd, stapte hy de kamer binnen, greep de krant en poogde de berichten op hun kop te lezen. Nadat hij zoo een half uur gezeten had, steeds maar bij zichzelf woorden mompelend, die hy straks zou zeggen, en er niemand hem zyn eten kwam brengen, wandelde hij naar de keuken en riep door de op een kier staande deur: „hmehkrijg ik nog iets te eten." Het fluister-gesprek, dat binnen gevoerd werd, hield oogenblikkelyk op, de deur vloog open en ziedende van ingehouden toom stond schoonmama voor hem. „Joachimga je ontnuchteren!" Een boosaardige grijnslach op het gelaat van Brummel was het eenig waarneembare resul taat van haar goed gemeenden raad. Dan trad hy op haar toe, stak den wysvinger van zyn rechterhand in de hoogde en .haar diep in de oogen kykend fluisterde hij: Bas op.... pas opj" Met een angstigen gil schoot mama de keu ken in, doch Joachim achtervolgde haar, steeds den vinger in de hoogte houdend, totdat hij haar weer in de gang had en steeds maar fluisterend: „pas op..,, pas op." Nu wachtte hem nog een moeilijke taak. Hy moest zyn vrouw aan het verstand brengen, dat hy voortaan de baas in huis zou zyn Het geheele gesprek weergeven, dat door hen gevoerd werd, is niet mogelyk, daar dit te veel plaatsruimte in beslag zou nemen. Het is echter voldoende mede te deelen, dat Joachim ontvangen werd met.„dronkaard. bruut, ik ga naar mijn moeder toe." Ofschoon zij, na dit gezegd te hebben, zich in een stoel liet vallen om zich, volgens haarzelf „dood te huilen", scheen zy daar toch vooralsnog geen haast mede te willen maken. Nu kwam Joachim echter aan de beurt en nadat hy anderhalf uur lang onvermoeid had geredeneerd, af en toe eenigszins heftig wor dend, doch over het algemeen kalm en rustig argumenteerend, sloten zy tezamen een vredes- verbond en besloten dezen gedenkwaardigen avond met in „Suisse" te gaan soupeeren, daar al de gerechten van dien middag koud of aan gebrand bleken te zyn. Brummel's veranderde levenstoestand werd op zyn kantoor natuurlyk ook direct bemerkt. Zeer veel hatelijkheden kreeg hy te incassee- ren. Maar nadat hy negen maal in één week iemand had aangeraden „op te passen" en drie maal verzocht had mee naar buiten te gaan om het als mannen „uit te vechten", sloegen de meeningen in zyn voordeel om. Langzaam, maar zeker, heeft Brummel ieders achting voor zich gewonnen. By een twist tusschen de twee compagnons Bramson werd de oudste gedwongen zich terug te trekken. Tegen den dof-rooden gevel van het huis der firma prykt tegenwoordig een lang wit bord, waarop met groote zwarte blokletters het re sultaat van Joachim's ontwaken staat opge- teekendBramson Brummel. van een band f 1 OC of een oog 1 i«tl, oij verlies duim of wijsvinger van een f C/1 bij een breuk van f Af) bij verlies van 'n ijsvinger t/"been of arm# Tl/»" anderen vinger gevallen verzekerd voor een aer voigeuue luuwerurgeu «au. - ïiimiiiiiiiiiniimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiui ^llllllllllllllllllllllllllllMUlllllUIIIIIIIIIIIIIIMUIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllrv Tal van mannen, blykbaar uitgeput, zwommen wanhopig rond in de troebele golven onder het slaken van kreten van angst en van woede. Van alle kanten omringd door de krokodillen 'n kleiner soort, maar even gevaarlijk als de groote, die de „delta" of mondings-driehoek van den Ganges bevolken en die by honderd tallen op den bodem of in het gras verborgen liggen of ook wel by laag water op den oever schynen te slapen, was de toestand van deze ongelukkigen alierverschrikkeiykst. De Ganges-krokodillen zyn even sterk en snel en wreed als de grootere van elders, van wie zy alleen verschillen door den bouw van hun smalleren en langeren muil die aan de neus gaten een eigenaardige zwelling vertoont. Dit beest huist bij voorkeur in de rivieren van Britsch-Indië, waart daar rond als 'n echte zeeschuimer, met 'n besliste voorkeur voor menscheiyke prooi, wanneer die zich onder het bereik bevindt van zijn met formidabele tanden bezetten kaken. De monsters die zich bewogen rondom deze zonderlinge zwemmers, vergasten zich dan ook op een feestmaal van zwart menschenvleesch. Van tyd tot tijd zag men een der menschen, die met uitgestoken armen om hulp riepen, verdwijnen, na in de beenen te zyn gebeten en vervolgens onder hartverscheurende kreten de prooi te zyn geworden der monsters. Anderen werden door de beesten met hun staarten bewusteloos geslagen en dan midden door gebeten. Het getal der slachtoffers nam zóó ontstellend snel af en de vraatzucht der dieren was zóó groot, dat er al spoedig geen enkele van die menschen meer zou zijn over gebleven. Toch hadden eenigen hunner vry gemakkeiyk kunnen ontsnappen. Maar in plaats van te trachten den oever te bereiken, bleven zij te midden van de rivier rondom een kleine groep, die iets scheen te hebben opgevischt of gered zooals soldaten rondom het in gevaar verkeerende bataljons vaandel. De jonge vrouw, die op de brug het vreese- lyke drama volgde, was er hevig door ontsteld. „George!" riep zij op dringenden toon. „George, moeten we die arme menschen niet helpen?" „Jij zegt het en ik denk het, Claudia", was het antwoord. „De reddingsboot uit met zes man!" klonk onmiddellijk het commando. Marius, de eerste-stuurman, deed op zyn zil veren fluitje aanstonds het noodsein hooren. Het werk ging, zooals men dat verwachten kon, van een leien dakje en in een oogwenk was de boot by de bedreigde groep inboorlin gen. Merkwaardigerwyze schenen de beesten in plaats van hun afschuwelijke jacht té staken, thans nog woedender te worden. Hetzij dat een of andere geheime oorzaak hun vraatzucht opwekte, zij gingen nauwelijks uit den weg, toen de reddingsboot aankwam. Het was hoog tijd! Hoogstens nog een tiental Indiërs, totaal uit geput, buiten adem en met verstijfde ledematen, waren in het leven gebleven en hielden zich met moeite boven water. Ziende dat men hun te hulp kwam, aarzelden zij niet de geheimzinnige voorwerpen, welke zij tot den prys van hun leven schenen te willen redden, in de boot te werpen. Vervolgens klampten zij zich aan boord vast heschen zich met moeite naar binnen en vielen op de banken in zwym. Maar nu scheen de woede der ondieren, in plaats van te verminderen, nog grooter te worden. Men ziet ze alle naar de reddingsboot zwem men en daaromheen een dreigenden cirkel vormen. Het zijn er wel meer dan honderd, monster achtig van grootte, doffe geluiden lütstootende, zich oprichtende tot de helft hunner lichamen en met hun geschubde en van vreeseiyke klauwen voorziene pooten zich vastklampen aan den rand van het scheepje, hun geweldige muilen opensperrende, waaruit een verpestende lucht naar buiten komt. De toestand der scheepslieden en der Indiërs, die pas door hen gered zyn, is ontzettend. De boot schokt en schudt onder de aan vallen der ondieren, en dreigt elk oogenbük om te kantelen. De roeiers, ongewapend, werken uit alle macht, doch huiveren voor die gapende muilen, gereed hen te verslinden. De kapitein, die het gevaar ziet, geeft een kort commando door den roeper. „Vooruit!voorzichtigen zachtjes!"... En aanstonds voegt hy erby „Marius!de karabijnen" De eerste-stuurman heeft dit bevel verwacht. Hy had reeds drie repetitie-geweren Winchesters gehaald, snelde naar de brug, liep er met handen en voeten tegenop, gaf den kapitein 'n geweer, 'n tweede aan de jonge vrouw en hield zelf het derde. Daarna begon het drietal, op hetzelfde oogenblik dat het jacht zyn koers hervatte, het vuur te openen. Men was op ongeveer vierhonderd meter afstand van de bedreigde boot. Als één ontlading klonken er drie schoten Nóg drie andere, weer drie andere. En zy waren blykbaar raak ook! Men kon gedeelteiyk den loop der projec tielen volgen; zij troffen doel met een zekerheid, die aan de bemanning een kreet van bewon dering ontlokte. De boot, de matrozen, de riviermonsters dit alles vormde een door elkaar woelende, byna niet te onderscheiden groep. De geringste vergissing kon den dood tenge volge hebben van die arme menschen, die streden met den moed der wanhoop. Maar de kogels komen aan met een verbluf fende trefzekerheid. Zij raken de monsters mid den in het lichaam, doen de hoornen schubben uiteensplinteren, doorboren het zachte vleesch en verbrijzelen de beenderen. In minder dan dertig seconden dryven of zinken er een tiental doodelijk gewond en met de meest vreemdsoortige bewegingen. Het vuren duurt voort minder snel, maar even moorddadig en veegt de waterruimte schoon rondom de boot, die haar weg ver volgt. Daar het jacht van den tegenovergestelden kant kwam, had de ontmoeting zeer spoedig plaats en de riviermonsters, waaronder een ware slachting was aangericht, terwyl de overige verschrikt wegzwommen, lieten eindelijk hun prooi ontsnappen. Weldra was de reddingsboot met haar be zetting aan boord geheschen, en kwamen de Hindoes bloedend, uitgeput en druipend van het water, tegen de scheepsladder opkruipen. De bemanning kijkt naar hen met begrijpelijke verbazing, terwyi de eigenaren van het jacht, na hun wapens aan den Franschman te hebben teruggegeven, van de commandobrug afdalen. Bij het zien van den jongenman en zijn met gezellin die hen zoo menschlievend van den dood gered hebben, knielen de Hindoes neer met een zekeren godvruchtigen eerbied, terwijl zy hun handen in kelkvorm boven bet hoofd samenbrengen. Een hunner, die de leider schynt te zyn, richt zich tot het jeugdig paar in slecht Engelsch en zegt met heesche en van ontroering bevende stem: „Duizendmaal dank aan den Sahib die de slaven van den goddeiyken Brahma heeft gered van de monsters der Hoegli en him ver oorloofd heeft uit de wateren op te halen het driewerf heiüg overschot van hun vereerden meester!".... „Dank aan de schoone blankezoo schoon als de godin Lakmézoo blank als de heilige lotus" De kapitein en zyn gezellin keken den bloem rijk-sprekenden redenaar ietwat verbaasd aan, niet goed begrijpend wat hy wilde zeggen. Het was een man van moeilijk te bepalen leef tyd, veeleer groot dan klein, mager als een Hindoe-asceet en met een vreemde en tamelyk wreede gelaatsuitdrukking de verpersoon lijking van de grootste krachten en wilssterkte. De jongeman antwoordde hem eveneens in het Engelsch. „Ik acht my gelukkig hulp te hebben kunnen verleenen aan dappere mannen als gy en ik betreur slechts één ding: dat ik u niet allen leb kunnen redden". „Dat de Sahib ons zyn naam gelieve te zeggen, opdat wij weten wie de edelmoedige man is aan wien wy eeuwige dankbaarheid verschuldigd zijn". „Ik ben kapitein Pennnyless" (Wordt vervólgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 3