Voor onze gramofonisten
Eerste Hulp 4"
PUROL
215e UITKEERING
Zevenhonderd-vijftig Gulden
f 72.155.-
ffldv&daal van den dag
la
Onofffcieele
Mozart-verkiezingen
DE BIG
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSON! Zoo'n „echte" schoen
voor „echte" jongens
Alle abonné's 34K? SSJffirtS. ."JS^SSSTSSSS^f3000.-iS^!NTSIfSSS&S^ HSïSS 750.-MïiSrïSS f250.-
I HET
GROOTE
I AVONTUUR
ZATERDAG 14 JANUARI
Uitkeering van
aan Mejuffrouw de Wed. P. A. v. d. BRANDT, 2e Breeuwers-
straat 1III te Amsterdam, wegens een aan haar echtgenoot
overkomen ongeval met doodelijken afloop.
Thans hebben wij voor een
gezamenlijk bedrag van
Twee en zeventig duizend
Een honderd vijf en vijftiggulden
uitgekeerd aan onze verzekerde abonné's.
DE DIRECTIE.
Aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten,
geschieden uiterlijk driemaal vier en twintig uren
na het ongeval
Dansen in Japan
Ook ondanks verbod
Een rauw of een gekookt
ei?
Om gebroken flesschen
nog te gebruiken
Een voordeelïg vliegje
DE KRUISVAARDERS
VAN ST. JAN
Een lange titel
i Hoe Brummel j
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
Den betrekkelijk enkelen keer, dat ik den
naam van Mozart zie staan, raak ik
altijd weer aan het mijmeren, om niet
te zeggen piekeren. Op literair geb ed immers
heeft Duitschland staads zijn cultuur en zijn
klassieken geëerd, al begon dat soms pas na
hun dood. Het aantal goedkoope edities van
Goethe, Schiller, Heine e. a. is waarlijk on-
noodig talrijk. Ook de gedrukte uitgaven van
Bach, Mozart, Beethoven concurreeren elkaar
dood. Doch voor het gramofoonrepertoire doet
men zijn schij venvrienden een langdu ig handje
klap, wanneer er eens iets van Mozart ver
schijnt. Nu wil ik het neg niet eens hebben
over de piano-sonates en de symphonieën. Maar
wanneer men weet, hoeveel en wat voor Italiaan-
sche opera's er volledig zijn opgenomen, dan is
het een eeuwige schande, dat van een „Dm
Giovanni" en „Die Zauberflöte" tot nu toe
slechts enkele fragmenten op de schijven wer
den gegrift. Dit verwondert des te meer, omdat
het muzikale soortelijk gewicht bij Mozart zco
hoog is. Ik bedoel daarmee de verhouding tus-
schen lengte en inhoud, zulks in tegenstelling
met de lange monologen van Wagner in zijn
„Ring des Nibe'.ungen", die veel en veel min
der geschikt zijn, opgenomen te worden. Door
de gramofoon zijn de lengte en da speelduur
van de stukken meer in de aandacht komen
te staan dan daarvoor, daargelaten nog den
veranderden tijdgeest, die niet van breed
sprakigheid houdt. Mozart nu heeft het ideale
soortelijk gewicht. Zijn iets oudere tijdgenoot
Ditters von Dittersdorf vond het zelfs te zwaar,
zooals uit een interessant gesprek met keizer
Franz Josef den tweeden blijkt, dat de com
ponist in zijn autobiographie opteekende. Hier
een stukje ervan.
De Keizer: „Heeft tr Mozart al hooren
spelen?"
Ditters: „Reeds driemaal."
K.: „Hoe bevalt hij u?"
D.: ..Zooals hij lederen kenner bevallen
moet."
K.: „Heeft u ook Clement! reeds gehoord?"
D.: „Die heb ik ook gehoord."
K.: „Sommigen geven de voorkeur aan Mo
zart. Wat is uw meening?"
D.: „In dementi's spel heerscht alleen het
kunnen, by Mozart kunnen en smaak."
K.: „Precies hetzelfde heb ik gezegd. Wat
vindt u van Mozart's ccmposities?"
D.: „Hij is onbetwistbaar een der grootste en
oorspronkelijkste geniën en ik heb tot nu toe
geen componist gekend, die een zoo bewnde-
renswaardigen rijkdom aan gedachten bezit. Ik
wenschte alleen, dat hij er niet zoo verkwistend
mee was. Hij laat den toehoorder niet on adem
komen, want nauwelijks wil men nog even na
denken over een mooie melodie of er volgt
reeds een andere, nog verrukkelijker, die de
vorige verdringt. En dat gaat zoo aan één stuk
door, zoodat men geen van deze schoonheden
onthouden kan."
Ziehier, medegramofonist, precies het ideaal
van schijvenmuziek. Een rijkdom, dien men bij
het eerste aanhooren niet bevatten en onthou
den kan en dien men pas na veel spelen gees
telijk geheel bezit. Dien rijkdom hebben beide
genoemde opera's van Mozart, om van zijn
overige maar voorloopig te zwijgen. Zullen wij
ooit over deze kostelijke werken naar onze
gramofiele luimen geheel kunnen beschikken?
Dat hangt van u af! Het publiceeren van frag
menten er lïit moet ge beschouwen als het
nemen van steekproeven. Gaan aria's en koren
van Mozart goed, dan denken de artistieke
leiders der maatschappijen: er is vraag naar
dien componist. Pas dan zal men het wagen,
een volledige „Don Giovanni" en „Die Zauber
flöte" uit te brengen. Beschouwt u de nieuwe
uitgave van His Master's Voice daarom als een
soort van volkstelling. Wie mee doet aan de
Mozart-verkiezingen zal er geen spijt van heb
ben. Want hij krijgt als heerlijk souvenir het
prachtige koor „O Isis und Osiris" en den mis
schien nog fraaier priestermarsch. Het eerste
nummer werd uitgevoerd door koor en orkest
van de Berlijnsche Staatsopera onder leiding
van Leo Blech. De marsch staat op rekening
van het Berlijnsche Philharmonische orkest,
doch de dirigent werd niet vermeld. Van klank
steken deze twee nummers vele andere platen
de loef af. Een heele reeks redenen dus, met
een stentorstem te roepen: „Mozart-minnaars,
voor!" H.M.V. Da 4404 wacht op u.
Hoe gek het ook lijkt, een componist als
Chopin is vele malen populairder dan Mozart.
Dat is toch werkelijk eigenaardig. Mozart's mu
ziek heeft juist het volkomen gezonde, natuur
lijke, dat zoo verfrischt. Chopin's kunst is
meestal wat ziekelijk, zij is de uiting van een
diep melancholieken geest. Men kan haar door
een paradox het best zóó typeeren: de volko
men evenwichtige artistieke uiting van een
onevenwichtige ziel. Is het om de heerlijke
melodieën, dat men dat weemoedige voor lief
neemt, of heeft dat weemoedige juist een
aparte bekoring? Wel, ik heb een groote liefde
en bewondering voor Chopin. Maar het blijft
me een raadsel, dat hij zooveel meer in trek
is dan Mozart, die artistiek toch zeker zijn
meerdere was.
Niets registreert zoo goed de vraag van het
muziekpubliek als de platenverkoop. En deze
weerspiegelt zich weer in den aanmaak. Ge
kunt daarom zelf uw gevolgtrekkingen maken
uit de nieuwe serie van Alexander Brailowsky
bij Polydor. Ge kent dezen voortreffelijken kun
stenaar toch, die als weinig anderen den vleu
gel voor de microfoon zóó wist te laten zingen
en klinken, dat het blikkerige van vroegere
opnamen geheel weg was? Maar bovendien is
Brailowsky een musicus van zeer groot formaat.
Hij weet zijn stukken op te bouwen als Dudok
het deed met zijn Hilversumsch raadhuis,
waarnaar zelfs Japanners en Chineezen kwa
men kijken. Neem uit de nieuwe collectie bijv.
de „Polonaise" in As groot opus 53 (Polydor
90196). Zy is onder de musici beter bekend als
de „koffiemolen-Polonaise", omdat de octaven-
gangen van de linkerhand den pols tot een
soortgeiyke beweging nopen. Maar dat is ook
het eenige punt van vergelyking. Want voor
een heel hotel koffie malen is een peuleschil-
Om in het gezin aan groot en klein, dadelijk
hulp te kunnen verleenen by Brandwonden en
Sny wonden en alle andere Huidverwondingen,
is het zoo veilig thuis altyd bij de hand te
hebben een doos of tube
Stof*
letje, vergeleken met één keer deze Polonaise te
spelen. Denkt anders niet te licht over de mu
zikale waarde van deze muziek, zy is van een
statigheid, die de roemruchte geboorte van
dezen dans alle eer aandoet. Hij werd immers
gelanceerd als een defilee van den Poolschen
adel, toen Hendrik de derde de troon besteeg.
Byna even monumentaal is Chopin's sonate
in bes klein opus 35. Zij bevat den beroemden
treurmarsch, die den volksmond verband liet
leggen tusschen onze Jantjes en een zeker na
tuurverschijnsel. Schandeiyk banaal overigens,
zulke prozaïsche woorden te zetten onder de
heerlijke melodie van het Marsch-trio. Ge
merkt dat eens te meer, omdat Brailowsky spe
ciaal dit deel tot een wonder van klank en
zangerigheid maakte. Maar als pianistisch kun
nen moet men misschien den meesten lof heb
ben voor de in Train-bleu-tempo gespeelde fi
nale. (Polydor 95480/1).
Zijn deze stukken u echter te zwaar, dan
hebt ge aan de weemoedige „Valse d'adieux"
iets naar uw smaak. Zij werd gecombineerd
met de Etudes opus 25, no. 1 en 3 (Polydor
90197). Wel, als ik het goed naga, zou ik voor
mij me het eerst wagen aan het laatste plaatje.
Omdat ik vooral die Etudes zoo by zonder mooi
vind, in alle opzichten.
TOKIO, 13 Jan. (Reuter) Ondanks de ge
weigerde toestemming van de autoriteiten der
Universiteit, hebben de studenten der Keizer -
ïyke Hoogeschool een dansclub opgericht. Of-
ficieele toestemming hiertoe was geweigerd,
daar men het dansen „in strijd achtte met de
principes van het studenten-leven."
De opvoeders in Japan hebben er reeds met
schrik op gewezen, dat het dansen onder de
Japansche jeugd in steeds toenemende mate
populair wordt.
uiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmH"£
Sla om een rauw ei overlangs een ring van
caoutchouc (reepje van een oude binnenband
v. e. fiets) en eveneens om een gekookt ei; hang
beide op aan een yzerdraad, waarvan het u.t-
einde haakvormig is omgebogen en onder den
caoutchoucring doorgaat!
Wentel nu de beide eieren tusschen uw vingers
een aantal malen rond, zoodat de caoutchouc-
ringen evenveel slagen zijn omgedraaid en laat
ze daarna los.
Het gekookte ei zal nu verscheidene malen snel
links en daarna rechts om draaien, terwijl hi
rauwe ei bijna terstond stilstaat. Dat komt,
omdat in het gekookte ei de geheele inwendige
massa met de schaal samenhangt en met deze
mededraait, terwijl men bij het rauwe ei aan de
schaal alleen de wentelende beweging heeft
meegedeeld, zonder dat de inwendige vloeistof
hieraan deelneemt!
Op de volgende wyze kunt u nog eenig nut
hebben van een flesch, waarvan de hals afge
broken is: Vul het onderste gedeelte zoo hoog
als ge het wilt afsnijden, met olie; zet de flesch
op een tafel, die goed waterpas staat en dompe'
dan 't uiteinde van den gloeienden pook snel in
de olie; gy hoort het glas barsten en zult zien,
dat de flesch juist bij den vloeistofspiegel is af
gesneden. Op de beschreven wyze kunt u van
een gebroken glas een draaglijk glas maken; een
gewoon glas, waaruit van boven een splintertje
gebroken is, kan in een nieuw veranderd wor
den. Door achtereenvolgens wat olie uit de
flesch te gieten en haar op de beschreven wyze
af te snijden, kan men bovendien een merk
waardige verzameling glazen ringen krijgen!
Te Valpalraiso, in den staat Indiana, kende de
rechtbank een zekere mrs. Eulah Harvey een
schadevergoeding van 1000 dollar toe, toen zy
een klacht aanhangig maakte tegen een spuit
wateronderneming, omdat zij in een syphon
sodawater een vlieg had gevonden. Zij ver
klaarde, dat haar gezondheid hierdoor was ge
schokt en eischte schadevergoeding, die de jury
haar toekende.
STEUNT
DOOR UW GIFTEN
NS GIRONUMMER IS 23653
U helpt, ons hierdoor Jongens,
zielen ?èdden voor Christus
De overvloed
In dezen tijd
Is als een kwaad
Op zich.
En demonstreert
Zich ongekend,
Zoo nu weer met
De big!
De biggen zijn
In aantal groot,
Zoodat men er
Mee zit.
Terwijl men toch
Den smaak zoo roemt,
Gebraden aan
Het spit.
Men biedt ze aan
Voor niemendal.
De biggen wil
Men kwijt.
Maar niemand hapt
En hoe men zoekt
Er is geen mensch
Die bijt!
Er is te veel!
En ook al klinkt
De uitspraak soms
Wat gek
De menscliheid lijdt
In dezen tijd
Door een te veel
Gebrek!
MARTIN BERDEN
Nadruk verboden)
^tliliilllllliiililllllllllllilllllllllllllilllllliiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
De officieele titel van Achmed Hl, Bultan van
Turkije, was:
„Gods Afgezant op Aarde, Heer van de hee-
ren van deze wereld, Brslisser over 's menschen
leven, Koning der Geloovigen en Ongeloovigen,
Koning der Koningen, Keizer van het Oosten
en het Westen, Prins en Graaf van de meest
gelukkige constellatie, Majesteitelijke Ceasar,
regel van Roem, Toevlucht van al de menschen
der Wereld, de Schaduw van Gods Rust op
Aarde, Koning van Griekenland en Azië, en
Arabië, en Perzië, en Turkije, en Tartarye, en
Arabia Felix, en Egypte, en Syrië, en Koer-
distan, en Georgië, Heer van de Witte en
Zwarte Zee en den Oceaan, van Hongarije,
Wallachije, Moldavië, Afrika, Algiers, Barba-
rye, enz., enz.
Heerscher over duizenden en duizenden
landen!"
Mynheer Joachim Brummel was een stak
ker, een stumperd, een nul. Een eigen
wil bezat hij al lang niet meer, omdat
hij dezen aan zijn vrouw had moeten afstaan
Hij was een rasechte pantoffelheld, die zyn
vrijen Zaterdagmiddag vulde met boodschappen
voor zijn vrouw te doen en 's avonds om ties
uur nog met het troetel-hondje een „straatje
om" moest maken.
Ook op het kantoor van de firma Bramson
Bramson, waar hij sinds twintig jaren van
's morgens negen tot 's avonds zes uur geest-
doodenden arbeid verrichtte, werd hij nauwe-
lyks geteld.
En toch leefde er nog iets in hem, dat naar
verzet tegen zyn slapenden toestand zweemde;
verzet, dat hoofdzakelijk uit zijn fantasie voort
sproot.
Want, fantasie bezat hy, al was het dan ook
niet veel.
Als hij zoo 's avonds naar huis wandelde,
stelde hy zich voor, wat hy wel zou doen als
hij rijk en onafhankelijk was. Hoe hy tegen
den ouden Bramson zeggen zou, dat hij hem
een kalen opschepper vond, die „mooi weer"
speelde van een ander z'n centen. En hoe hy
de familie van zijn vrouw zou aanraden, voor
hun eigen kostje te zorgen. Deze geachte „in
stelling" meende nameiyk, dat de Brummels
geen stuk eten 's middags door hun keel konden
krijgen zonder dat er een of ander hongerig lid
der familie aan tafel vertegenwoordigd was.
Soms maakte Joachim onder het huiswaarts
keeren het vaste voornemen, thuis gekomen
eens den boel radicaal te veranderen, maar had
hij dan de deur geopend, dan verdreef de schel
le stem van zyn vrouw uit de keuken al zyn
moedige voornemens met: „doe de deur direct
dicht, want je tocht hier het raam uit", of „ga
oogenblikkelijk terug en veeg je voeten nog
eens".
Het gebeurde op een kouden winteravond. De
klok wees tien minuten over zes en dientenge
volge bevond Joachim zich op dat moment,
halverwege het kantoor en zijn huis, huiverend
in zyn dun regenjasje en de handen diep in
zijn zakken.
Een prachtige auto schoof hem langs den
trottoirband geruischloos voorbij; een paar me
ter voor hem, bij het gebouw van de „Natio
nale Bank", stond de auto plotseling stil en een
heer in een donkerblauwe winterjas stapte er
uit en wilde juist 't gebouw binnengaan als zijn
oog op Joachim viel, die hem nu dicht genaderd
was.
Bij wijze van groet nam de heer van den
auto zyn bolhoed af en verdween door de
draaideur.
De eerste oogenblikken stond Joachim als
versteend.
Kon het waar zijn? Had die deftige mijnheer
in hem een meerdere gezien? Natuurlijk was
het een vergissing geweest, maar toch
Joachim liep verder in opgewonden stem-
Robbie en Topsy hadden den zeeman
en Ivy overgehaald, mee te gaan roeien
op zee. Ze waren nog niet ver, of
Freddy Vrijdag uitte een alarmkreet.
„Ik geloof, dat ik kramp heb,"
schreeuwde hij. „Ik kan myn been niet
bewegen!".
„Ik heb ook kramp," riep Robbie.
„In allebei myn beenen!"
„Ik geloof niet, dat het kramp is,"
zei Topsy. ,,Ik voel iets, dat myn en
kels vasthoudt!"
„Ik ook," gilde Ivy. „Vast een haai!
Help!!"
Toen kwam de oude inktvisch proes
tend en snuivend boven water. Ter
wijl hij onder water was, had hy met
zyn acht lange armen de enkels van
de vier opvarenden vastgehouden.
„T Is geen haai, maar myn oude
vrind de inktvisch!" zei Freddy ver
licht, „hy haalde maar een grapje met
ons uit!"
„Ik houd niet van dat soort grap
jes," zei Ivy beleedigd. '„Ik ben me
doodgeschrokken."
(Maandagavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
ming. Allerlei gedachten speelden door zijn
hoofd. Hij had eens gelezen hoe het gebruik
van het groeten door het hoed afnemen ont
staan was: De lyf éigenen moesten hun hoofd
deksel oplichten om hun meerderen hun kaal
geschoren schedel te toonen. Mynheer Brum
mel concludeerde, dat, zoo de deftige mynheer
al niet zyn lijfeigene was geweest, hij zich toch
de mindere van hem had getoond door in dit
koude weer zijn hoofd te ontblooten.
Onwillekeurig zette Joachim zijn borst voor
uit en daar dit hem een machtig gevoel gaf,
liep hy nog een straatje om, voor hij naar huis
ging.
En bij iederen stap, dien Brummel deed, keerde
zijn eigenwaarde meer en meer terug. Hy zou
er nu eens een eind aan maken. Wat drommel
nog toe, hij was toch het hoofd van het gezin
en hij zou voortaan zyn gezag laten gelden.
In deze over
moedige stem- ...„..„..„...".J
en bestelde een
glas bier. Met I OVeVWOJl
verrukking be-
keek hij eenigen
tijd het bruisende vocht, dat hy al sinds jaren
had moeten ontberen, en liet het tenslotte vol
stom genot naar binnen klokken.
Hy was een ander mensch geworden, hy was
als ontwaakt uit een jarenlangen slapenden
toestand, die. daar zou hy voor zorgen, nimmer
meer terug zou keeren.
En na dit besluit genomen te hebben, stapte
hij op, betaalde zijn vertering en spoedde zich
huiswaarts.
„Waar kom jy vandaan?" zoo ontving me
vrouw Brummel hem, op iedere lettergreep een
extra klemtoon leggend.
„Ach, lieveen bijna was Joachim weer
onderdanig geworden, maar dan plotseling
barstte hy los: „dat weet ik zelf het beste, be
grepen!"
Het effect was ontzettend. Zyn echtgenoote
spalkte haar oogen zoo wyd open, dat Joachim
een oogenbük vreesde, dat ze uit hun kassen
zouden rollen; nog even duurde het voor zy
een woord kon uitbrengen en toen wist zy nog
niets beters te doen dan met een luiden gil
flauw te vallen.
Op dit rumoer kwam haar moeder, die juist
dien dag even was komen aanloopen en nu
een „stukje" zou mee eten, toegesneld en nadat
zij eenigen tyd de, situatie had overzien, siste
ze tot Joachim: „haal een glas water, vrouwen
moordenaar!"
„Doe het zelf," antwoordde hy, in *t geheel
niet getroffen door den toestand, waarin zyn
wederhelft verkeerde, daar hy reeds gemerkt
had, dat ze door haar oogleden naar hem keek.
Met het air van een diplomaat, die juist een
ieder overdonderenden volzin heeft gelanceerd,
stapte hy de kamer binnen, greep de krant en
poogde de berichten op hun kop te lezen.
Nadat hij zoo een half uur gezeten had, steeds
maar bij zichzelf woorden mompelend, die hy
straks zou zeggen, en er niemand hem zyn eten
kwam brengen, wandelde hij naar de keuken
en riep door de op een kier staande deur:
„hmehkrijg ik nog iets te eten."
Het fluister-gesprek, dat binnen gevoerd werd,
hield oogenblikkelyk op, de deur vloog open
en ziedende van ingehouden toom stond
schoonmama voor hem.
„Joachimga je ontnuchteren!"
Een boosaardige grijnslach op het gelaat van
Brummel was het eenig waarneembare resul
taat van haar goed gemeenden raad.
Dan trad hy op haar toe, stak den wysvinger
van zyn rechterhand in de hoogde en .haar
diep in de oogen kykend fluisterde hij: Bas
op.... pas opj"
Met een angstigen gil schoot mama de keu
ken in, doch Joachim achtervolgde haar, steeds
den vinger in de hoogte houdend, totdat hij
haar weer in de gang had en steeds maar
fluisterend: „pas op..,, pas op."
Nu wachtte hem nog een moeilijke taak. Hy
moest zyn vrouw aan het verstand brengen,
dat hy voortaan de baas in huis zou zyn
Het geheele gesprek weergeven, dat door hen
gevoerd werd, is niet mogelyk, daar dit te veel
plaatsruimte in beslag zou nemen.
Het is echter voldoende mede te deelen, dat
Joachim ontvangen werd met.„dronkaard.
bruut, ik ga naar mijn moeder toe." Ofschoon
zij, na dit gezegd te hebben, zich in een stoel
liet vallen om zich, volgens haarzelf „dood te
huilen", scheen zy daar toch vooralsnog geen
haast mede te willen maken.
Nu kwam Joachim echter aan de beurt en
nadat hy anderhalf uur lang onvermoeid had
geredeneerd, af en toe eenigszins heftig wor
dend, doch over het algemeen kalm en rustig
argumenteerend, sloten zy tezamen een vredes-
verbond en besloten dezen gedenkwaardigen
avond met in „Suisse" te gaan soupeeren, daar
al de gerechten van dien middag koud of aan
gebrand bleken te zyn.
Brummel's veranderde levenstoestand werd
op zyn kantoor natuurlyk ook direct bemerkt.
Zeer veel hatelijkheden kreeg hy te incassee-
ren. Maar nadat hy negen maal in één week
iemand had aangeraden „op te passen" en drie
maal verzocht had mee naar buiten te gaan
om het als mannen „uit te vechten", sloegen
de meeningen in zyn voordeel om.
Langzaam, maar zeker, heeft Brummel ieders
achting voor zich gewonnen.
By een twist tusschen de twee compagnons
Bramson werd de oudste gedwongen zich terug
te trekken.
Tegen den dof-rooden gevel van het huis der
firma prykt tegenwoordig een lang wit bord,
waarop met groote zwarte blokletters het re
sultaat van Joachim's ontwaken staat opge-
teekendBramson Brummel.
van een band f 1 OC
of een oog 1 i«tl,
oij verlies
duim of wijsvinger
van een f C/1 bij een breuk van f Af) bij verlies van 'n
ijsvinger t/"been of arm# Tl/»" anderen vinger
gevallen verzekerd voor een aer voigeuue luuwerurgeu «au. -
ïiimiiiiiiiiiniimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiui
^llllllllllllllllllllllllllllMUlllllUIIIIIIIIIIIIIIMUIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllrv
Tal van mannen, blykbaar uitgeput, zwommen
wanhopig rond in de troebele golven onder het
slaken van kreten van angst en van woede.
Van alle kanten omringd door de krokodillen
'n kleiner soort, maar even gevaarlijk als de
groote, die de „delta" of mondings-driehoek
van den Ganges bevolken en die by honderd
tallen op den bodem of in het gras verborgen
liggen of ook wel by laag water op den oever
schynen te slapen, was de toestand van deze
ongelukkigen alierverschrikkeiykst.
De Ganges-krokodillen zyn even sterk en snel
en wreed als de grootere van elders, van wie zy
alleen verschillen door den bouw van hun
smalleren en langeren muil die aan de neus
gaten een eigenaardige zwelling vertoont.
Dit beest huist bij voorkeur in de rivieren van
Britsch-Indië, waart daar rond als 'n echte
zeeschuimer, met 'n besliste voorkeur voor
menscheiyke prooi, wanneer die zich onder het
bereik bevindt van zijn met formidabele tanden
bezetten kaken.
De monsters die zich bewogen rondom deze
zonderlinge zwemmers, vergasten zich dan ook
op een feestmaal van zwart menschenvleesch.
Van tyd tot tijd zag men een der menschen,
die met uitgestoken armen om hulp riepen,
verdwijnen, na in de beenen te zyn gebeten en
vervolgens onder hartverscheurende kreten de
prooi te zyn geworden der monsters.
Anderen werden door de beesten met hun
staarten bewusteloos geslagen en dan midden
door gebeten. Het getal der slachtoffers nam
zóó ontstellend snel af en de vraatzucht der
dieren was zóó groot, dat er al spoedig geen
enkele van die menschen meer zou zijn over
gebleven.
Toch hadden eenigen hunner vry gemakkeiyk
kunnen ontsnappen.
Maar in plaats van te trachten den oever
te bereiken, bleven zij te midden van de rivier
rondom een kleine groep, die iets scheen te
hebben opgevischt of gered zooals soldaten
rondom het in gevaar verkeerende bataljons
vaandel.
De jonge vrouw, die op de brug het vreese-
lyke drama volgde, was er hevig door ontsteld.
„George!" riep zij op dringenden toon.
„George, moeten we die arme menschen niet
helpen?"
„Jij zegt het en ik denk het, Claudia", was het
antwoord.
„De reddingsboot uit met zes man!" klonk
onmiddellijk het commando.
Marius, de eerste-stuurman, deed op zyn zil
veren fluitje aanstonds het noodsein hooren.
Het werk ging, zooals men dat verwachten
kon, van een leien dakje en in een oogwenk
was de boot by de bedreigde groep inboorlin
gen. Merkwaardigerwyze schenen de beesten in
plaats van hun afschuwelijke jacht té staken,
thans nog woedender te worden.
Hetzij dat een of andere geheime oorzaak
hun vraatzucht opwekte, zij gingen nauwelijks
uit den weg, toen de reddingsboot aankwam.
Het was hoog tijd!
Hoogstens nog een tiental Indiërs, totaal uit
geput, buiten adem en met verstijfde ledematen,
waren in het leven gebleven en hielden zich
met moeite boven water.
Ziende dat men hun te hulp kwam, aarzelden
zij niet de geheimzinnige voorwerpen, welke zij
tot den prys van hun leven schenen te willen
redden, in de boot te werpen.
Vervolgens klampten zij zich aan boord vast
heschen zich met moeite naar binnen en vielen
op de banken in zwym.
Maar nu scheen de woede der ondieren, in
plaats van te verminderen, nog grooter te
worden.
Men ziet ze alle naar de reddingsboot zwem
men en daaromheen een dreigenden cirkel
vormen.
Het zijn er wel meer dan honderd, monster
achtig van grootte, doffe geluiden lütstootende,
zich oprichtende tot de helft hunner lichamen
en met hun geschubde en van vreeseiyke
klauwen voorziene pooten zich vastklampen
aan den rand van het scheepje, hun geweldige
muilen opensperrende, waaruit een verpestende
lucht naar buiten komt.
De toestand der scheepslieden en der Indiërs,
die pas door hen gered zyn, is ontzettend.
De boot schokt en schudt onder de aan
vallen der ondieren, en dreigt elk oogenbük
om te kantelen.
De roeiers, ongewapend, werken uit alle
macht, doch huiveren voor die gapende muilen,
gereed hen te verslinden.
De kapitein, die het gevaar ziet, geeft een
kort commando door den roeper.
„Vooruit!voorzichtigen zachtjes!"...
En aanstonds voegt hy erby
„Marius!de karabijnen"
De eerste-stuurman heeft dit bevel verwacht.
Hy had reeds drie repetitie-geweren
Winchesters gehaald, snelde naar de brug,
liep er met handen en voeten tegenop, gaf den
kapitein 'n geweer, 'n tweede aan de jonge
vrouw en hield zelf het derde. Daarna begon
het drietal, op hetzelfde oogenblik dat het jacht
zyn koers hervatte, het vuur te openen. Men
was op ongeveer vierhonderd meter afstand van
de bedreigde boot.
Als één ontlading klonken er drie schoten
Nóg drie andere, weer drie andere. En zy
waren blykbaar raak ook!
Men kon gedeelteiyk den loop der projec
tielen volgen; zij troffen doel met een zekerheid,
die aan de bemanning een kreet van bewon
dering ontlokte.
De boot, de matrozen, de riviermonsters
dit alles vormde een door elkaar woelende,
byna niet te onderscheiden groep.
De geringste vergissing kon den dood tenge
volge hebben van die arme menschen, die
streden met den moed der wanhoop.
Maar de kogels komen aan met een verbluf
fende trefzekerheid. Zij raken de monsters mid
den in het lichaam, doen de hoornen schubben
uiteensplinteren, doorboren het zachte vleesch en
verbrijzelen de beenderen.
In minder dan dertig seconden dryven of
zinken er een tiental doodelijk gewond en met
de meest vreemdsoortige bewegingen.
Het vuren duurt voort minder snel, maar
even moorddadig en veegt de waterruimte
schoon rondom de boot, die haar weg ver
volgt.
Daar het jacht van den tegenovergestelden
kant kwam, had de ontmoeting zeer spoedig
plaats en de riviermonsters, waaronder een
ware slachting was aangericht, terwyl de
overige verschrikt wegzwommen, lieten eindelijk
hun prooi ontsnappen.
Weldra was de reddingsboot met haar be
zetting aan boord geheschen, en kwamen de
Hindoes bloedend, uitgeput en druipend van
het water, tegen de scheepsladder opkruipen.
De bemanning kijkt naar hen met begrijpelijke
verbazing, terwyi de eigenaren van het jacht,
na hun wapens aan den Franschman te hebben
teruggegeven, van de commandobrug afdalen.
Bij het zien van den jongenman en zijn met
gezellin die hen zoo menschlievend van den
dood gered hebben, knielen de Hindoes neer
met een zekeren godvruchtigen eerbied, terwijl
zy hun handen in kelkvorm boven bet hoofd
samenbrengen.
Een hunner, die de leider schynt te zyn,
richt zich tot het jeugdig paar in slecht Engelsch
en zegt met heesche en van ontroering bevende
stem:
„Duizendmaal dank aan den Sahib die
de slaven van den goddeiyken Brahma heeft
gered van de monsters der Hoegli en him ver
oorloofd heeft uit de wateren op te halen het
driewerf heiüg overschot van hun vereerden
meester!"....
„Dank aan de schoone blankezoo schoon
als de godin Lakmézoo blank als de heilige
lotus"
De kapitein en zyn gezellin keken den bloem
rijk-sprekenden redenaar ietwat verbaasd aan,
niet goed begrijpend wat hy wilde zeggen.
Het was een man van moeilijk te bepalen
leef tyd, veeleer groot dan klein, mager als een
Hindoe-asceet en met een vreemde en tamelyk
wreede gelaatsuitdrukking de verpersoon
lijking van de grootste krachten en wilssterkte.
De jongeman antwoordde hem eveneens in
het Engelsch.
„Ik acht my gelukkig hulp te hebben kunnen
verleenen aan dappere mannen als gy en ik
betreur slechts één ding: dat ik u niet allen
leb kunnen redden".
„Dat de Sahib ons zyn naam gelieve te
zeggen, opdat wij weten wie de edelmoedige
man is aan wien wy eeuwige dankbaarheid
verschuldigd zijn".
„Ik ben kapitein Pennnyless"
(Wordt vervólgd).