Voor onze gramofcnisten I f750- keerden wij heden uit ONZE 217e UITKEERING f 72.955- cKet wéaal rnn den dag Ook al Griep? AKKER.CAGHET5 «'rff'Ssrxitsis «tssi - sg°jssif750.- Misr&sï f250.- srss t •scxfi25.-^ssu^ fSQ.-'&s* f40.- St,™ tas I HET I GROOTE J I AVONTUUR I NEEN! ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Weg met de werkloosheid! Leve de Nederlandsche ROBINSONschoen Alle abonné's -« ZATERDAG 21 JANUARI *n Melodische „spuiter" In de Bioscoop Een expeditie naar Midden-Af rika Malaise in de film industrie Een tweeling Mevr. Roosevelt schrijft ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis ongevallen verzekering aan de erven van wijlen den Heer A. A. M. VAN DONGEN te I Amsterdam, wegens een ongeval met doodelijken afloop. Dit is 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DE DIRECTIE I "AKKERTJES" DE KRUISVAARDERS VAN ST. JAN Haar boek vordert met 5000 woor den per dag AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVA FEUILLETON Het was nog in den tijd van ae zwijgende film, dat onze bioscoopmusici uit de wer ken van Tsjaikofski de pakkcndste be- geleidingsmuziek haalden en sindsdien is deze Russische meester van de melodie en van 't tem perament een der populairste componisten ge worden. Een meester van de melodie! Want weinig andere toondichters hebben zulk een schat van licht aansprekende en toch zelden banale melodieën uit de voor slechts enkelen toegankelijke diamantvelden der muriek ge dolven als Tsjaikofski. Maar niet alleen om de hoeveelheid van deze bekoorlijke en meesleepen- de vooizen staan wij verbaasd. Ook om de kwaliteit, die slechts een enkele maal wat min derwaardig aandoet. Het geldt in de petroleum-industrie als een feestelijk feit, wanneer er een „spuiter" wordt aangeboord, tenminste in tijden van normale consumptie. Zulk een „spuiter" van melodieën was Tsjaikofski. Ge kunt het ook hooren aan de vaart van veel der thema's zelf. Daarin klinkt de natuurlijke drang, dien wij a'len kennen, wanneer wil op een mooien voorjaarsdag langs het nog stille strand stappen, al lukt het ons niet dat gevoel in kunst cm te zetten. Wij krij gen dan door den invloed van lucht en wind een overmaat van energie, die ons zoo optimis tisch stemt. Hoe zelden echter vinden wij gele genheid, den dagelijkschen last van het leven op deze wijze uit te schakelen, zooals een sol daat tijdens de rust van een marsch zijn ransel losgespt en zich dan voor een korte stonde vrijer voelt dan menigeen, die n^g mrit de mi'i- taire bepakki: j op zijn sleutelbeenderen voelde drukken. Maar wat de natuur ons slechts op enkele vacantiedagen van het jaar kan geven,' schenkt een componist als Tsjaikofski on- in veel van zijn stukken op een andere, doch verwante, wijl bevrijdende wijze. Het wonder lijke van het geval Is, dat deze kunstenaar als mensch aan een melancholie leed, die hem een der on gelukkigsten van deze wereld deed zijn Misschien slorpte het scheppen dl z'm energie op. zqodat hij in tijden van arbeidsrust uit reactie zich zwakker voelde dan menig ander. Zóó gerekend was zijn kunstenaarschap een marteling, daar de ons langs muzikalen weg geschonken levenskrscht aan zijn eigen geeste lijk welzijn onttrokken werd. Goethe laat in zijn drama „Egmont" de jonge Klaart je zingen: Himmelhoch Jauchzend, Zum Tode betriibt, Glücklieh allein 1st die Seele die liebt. Gfovenlidqp Het geluk van de liefde heeft Tsjaikofski nooit gekend. Als kunstenaar slingerde hij tu-schen het hemelhoog juichen, wanneer de scheppings drang hem beheerschte en de droefheid ten doode in oogenblikken van geestelijken stilstand. Hemelhoog juichend begint het eerste piano concert. Tegen den meesleependen inzet van het volle orkest laat de solist zijn energieke accoorden klinken. Het is a'sof een eenzame wandelaar langs het strand gaat en door den feilen tegenwind zijn levenskracht voelt toe nemen. En wij. luisteraars, ondergaan het be vrijdend vermogen van deze tot bewogen kunst geworden energie. Ten doode bedroefd: in de muziek vindt ge er slechts een zwakken weer galm van. Zooals een zwaar vergif, in een ge ringe dosis aangewend, een stimuleeranden in vloed kan hebben, zoo is hier de zachte 'melan cholie van het Andante tot een muzikaal toni cum geworden. De jonge Foolsche pianist Arthur Rubinstein een der vitaalste musici van onzen tijd werd door His Master's Voice uitverkoren, dit eerste pianoconcert van Tsjaikofski te spelen, begeleid door het Londensche symphonie-orkest onder John Barbirolli. Misschien herinnert u zich dankbaar dezen jongen dirigent door zijn bijzonder fraaie vertolking van Mozart's „Ein'e kleine Nachtmusik" bij dezelfde maatschappij. Ook voor een werk in grooten stijl als dit van Tsjaikofski bleek hij zeer getalenteerd: een waardig partner voor iemand als RUbinstein. Zoo zijn deze vier platen (H.M.V. DB 1731 4) tot een serie geworden, waarvoor de recensent niets dan waardeering en bewondering heeft. Waarvan hij in het publiek graag en zonder eenig voorbehoud getuigt. Een ander, terzelfder tijd voor de gramof~on verschenen werk van Tsjaikofski is a's compo sitie minder gaaf: de „Ouverture 1812". Het is een gelegenheidsstuk, geschreven vcor de fees telijke inwijding van de Verlosserskerk te Mos kou (1881). De Ouverture begint met een gebed om verlossing van Napoleon en zijn soldaten én schildert dan de angst en de opwinding van het volk. Flarden van de Marseillaise suggeree- ren de komst der Franschen. Wat het langzame middendeel beduidt, weten zelfs de beste Tsjai- kofski-kenners niet. Weesr schetteren pistons en trompetten de Gallische nationale hymne, doch aan het slot neemt het Russische volks lied in de bas de leiding, omspeeld door machtige carillonklanken. Men zou de „Ouverture 1812" de Russische „Slag bi) Waterloo" kunnen noemen. En aan gezien dit populaire stuk nog stéóds belang stelling heeft, zal men het uitheëmsch pendant ervan zeker ook de noodige aandacht beste den. Temeer, omdat een der populairste dirigen ten het uitvoerde: Leopold St~kowski, die het orkest van Philadelphia tot een machtigen klankorkaan deed worden. (His Master's Voice DB 1663/4). Ook onder de zangplaten is er een, die het groote publiek best zal bevallen. Zij brengt de weinig bekende aria „Sclig sind, d'e Verfol- gung tragen" uit „Der Evangelimann" van Kienzl, gecombineerd met de overbekende en zeer zangerige finale van het derde bedrijf uit von Flotow's „Martha": „Mag der Himmel Euch vergeben", voor sólokw'ntet, koor en or kest (His Masters Voice DB 1411). Marcel Wittrisch de TaUber van de Vcice trekt hier aan de tenorale touwtjes, d'e tot e-n lasso worden, waarmee het opera-publiek van den ouderen stempel zich gaarne en masse zal laten vangen. Mientje: „Vader, wat doet u toch heel den dag op kantoor?" Vader (verdiept in het programma, ant woordt zonder aandacht): „O, niets kind." Mientje: „Maar hoe weet u dan, wanneer u klaar bent?" TiiinwiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiMiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiMiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiuiiiiiiiiiiiiiinin r 4|iiiiiiiininimniiuiiiiumiiiiui>miB miiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiii Durf je van die hoogte springen? En wanneer men zoo iets vraagt, Snapt u, dat het eergevoelen En de IJdelheid je plaagt. Welke jongen zou niet durven? Reeds de vraag treft als een prik- En dan zonder na te denken Krijg je vlug het antwoord: ik! Ja, dat ik en ik-bewustzijn Bij de menschen speelt een rol. 't Heeft een werking van champagne Want het stijgt ze naar den bol! En zoo sprong hij van den toren Zooals wijlen Schaffelaar. En 't succes, waarnaar hij dook, lag In het water voor hem klaar. Vijf en zestig meter hoogte.... Noemt men zoo iets nu nog sport? Heet het moed als zoo lichtvaardig Met den dood gedobbeld wordt? Moed? het zou wat! kerel durf je? IJdelheid! maar moed?loop heen! Er behoort toch vèèl meer moed toe Als men durft te zeggen: neen! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiniiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiuiimiin: Onder leiding van den Spaanschen journa list Hahdu, verslaggever aan de „Matin", is, naar Reuter meldt, een expeditie naar Algiers scheep gegaan. Het hoofddoel der expeditie is de mogelijk heid te onderzoeken van een directe luchtver- binding tusschen Algiers en Port Lamy, 600 mijl ten zuiden van het Tsjad-meer, alsmede het aanleggen van een verkeersweg, waardoor de reis van Parijs naar Fort Lamy, een afstand van 2500 mijl, met zes weken verkort zou wor den. Gedurende haar driemaandschen tocht zal de expeditie dagelijks draadloos aan den Eiffel- toren haar standplaats opgeven en op deze wijze, zelfs in de dorre eenzaamheid van de woestijn, met Parijs in verbinding staan. Mahdu wordt o.a. vergezeld door kapitein Simon, van den Franschen geografischen dienst en door een groot aantal zeemiliciens, film- en radio-operateurs. De expeditie neemt twee zware tractors met aanhangwagens mee, elk van 7 ton inhoud, ten einde een proef te nemen met deze zware ver keersmiddelen, daar, waar voorheen slechts lichte auto's werden gebruikt. Die hoofdpijn, dat gevoel van ziek zijn en die pijnen overal zullen dan snel verdwijnen met Volgens recept eon Apotheker Dumont. De groote Amerikaansche filmondememin- gen zijn volgens Reuter het nieuwe jaar be gonnen met een krachtige campagne om de on kosten te beperken om weer in staat te zyn met winst te exploiteeren. Op het oogenblik loopen de verliezen van verschillende maatschappijen in de millioenen dollars, zoodat de financieel geïnteresseerden, die door de crisis hun kapitalen reeds hebben zien verminderen, aandringen op bezuiniging. Ofschoon de productiekosten der films een zeer belangrijk aandeel in dit deficit hebben, ligt de kern van het vraagstuk in de wanver houding tusschen de kosten der door de film maatschappijen geëxploiteerde bioscopen en de daar binnenkomende recettes. Zelfs in betere tijden heeft men op deze wanverhouding nauwkeurig het oog gehouden en heeft deze reden tot ernstige bezorgdheid gegeven. In 1932 zijn de exploitatie-kosten der bios- coopen reeds verlaagd, doch het bleek, dat de inkomsten nog sneller daalden. Drastische pogingen worden thans gedaan om aan dezen ongunstigen toestand een einde te maken. Behalve bezuinigingen in de studio's hopen de filmdirecties meer publiek in hun bioscopen te brengen door betere scenario's, betere regie en betere opnamen. Vooral de maand December van het vorige jaar is zeer ongunstig geweest voor de film industrie. De ontvangsten bleven 30 onder die van December 1931. Patroon tot kantoorjongen: „Dat is nou al de derde keer, dat je vry vraagt om de be grafenis van je grootmoeder by te wonen. Heb je dan drie grootmoeders?" Kantoorjongen: „Ja, ziet u, meneer.... één van myn grootmoeders was een tweeling." Freddy Vry dag had ruzie gehad met een van de Iepelaars. Muriel wilde haar aandeel niet nemen in het werk in de Artis-keuken, en Madge ver telde haar, wat ze daarvan dacht. Toen werd Muriel woedend en begon Madge uit te maken voor al wat leelyk is, zoodat tenslotte Freddy tusschen- beide moest komen. Htj nam Muriel mee naar het strand, en zei tegen Robbie en Topsy, dat ze mochten gaan ringwerpen om Muriel's snavel. „Ik zal haar dat schelden wel af- leeren," zei hij. „Met al die ringen kan zij haar snavel niet meer open doen." Maar de zeeman had vergeten, dat de ringen van rubber waren en dus rekbaar. Toen Muriel dan ook hoorde, wat de bedoeling van het spel was, begon ze te schreeuwen, zoo hard ze kon. Het ringwerpen was natuuriyk meteen uit. Freddy hield zijn vingers in de ooren. „Als Muriel scheldt, gaat het nog wat," zei hij, „maar ais ze gaat schreeuwen, geloof ik, dat ringwerpen toch niet het ware middel is." (Maandagavond vervolg.) (Ingezonden Mededeeling) Ik zeg je, dat het onmogeiyk is!" „En ik herhaal je: het is de eenvoudigste zaak van de wereld. Maar m'n lieve kind, zonder wiskunde „Och, wat maal ik om jouw wiskunde! 't Is nonsens! 't Is juist die wiskunde en soort- geiyke dingen, die jullie mannen tot zulke idioten maakt. Iedere vrouw met een theelepel gezond verstand kan jullie om den vinger win den." „Kindlief," antwoordde de heer Holtrop, een jong, bekwaam inspecteur van den veiligheids dienst, „je vergeet, dat ik me jaren lang be- yverd heb, in my'n vak uit te munten; maar., ik wil de discussie niet voortzetten, anders.." „Heel goed," viel z'n vrouw hem in de rede, „je kunt gemakkeiyk de discussie afbreken; wóórden bewyzen niets. Er is echter nog een andere weg om te zien wie gelyk heeft. Laat ons de proef op de som nemen, hier en op dit oogenblik." „Hoe kan dat nu?" „Heel eenvoudig! J« beweert, dat het niet mogelijk is een voorwerp, zelfs het kleinste, zóó te verbergen, dat het niet door een be kwamen speurder, zooals jy natuuriyk bent, zou kunnen gevonden worden. Ik trek echter deze bewering in twyfel en zeg, dat het zeer gemakkeiyk is èn myn man èn den detective te foppen, ondanks z'n kennis der wiskunde. Willen we wedden? Ja? Ik zal een kostbaar kleinood, laat zien.... m'n trouwring" ze nam hem van haar vinger „verstoppen. We gaan beiden de kamer uit, ik keer terug, en na, een minuut, zegge, zestig seconden, mag je me volgen. Ik geef je dan een half uur den tijd om den ring te zoeken. Vind je hem binnen dien tijd, dan heb je gewonnen; zoo niet, dan win ik. Ik zeg je vooruit dat ik winnen zal en dat je je straf niet zult ontgaan! Stem je toe?" Holtrop dacht even na. „Eli wat zal de straf zijn?" vroeg hij. „O, niet verschrikkelijk! Twee plaatsen in de stalles voor de opera, van avond." „Nu goed. Maar laten we dan eerst een paar voorwaarden stellen, want je hebt den tyd voor het onderzoek zeer beperkt." „Wat? En de t«d voor het verbergen dan? Eén minuut, maar!" hernam zy. Enfin, ik zal coulant zyn, want ik weet toch dat ik winnen zal. Welnu, ik verbind we, den ring niet te verbergen op mijn lyf, want ik wil persoonlijk niet in 't onderzoek betrokken worden. Ik zal hem ook niet verbergen in een sp'.eet of naad van kleed of meubelen, kortom, nergens waar door het te voorschyn halen iets beschadigd zou kunnen worden. Stem je toe? „Je zult hem toch in deze kamer verber gen?" vroeg mynheer Holtrcp, opstaande. „Ja," zei ze en stond eveneens op. „Ik zal spelen voor gauwdief of smokkelaar, verdacht in 't bezit te zyn van contrabande. Je volgt me op de hielen en ik heb slechts één minuut om de smokkelwaar te verbergen. Je klopt na ver loop van de minuut aan de kamerdeur, dan zal ik roepen dat je binnen kimt komen." „En je zult me den ring dadelyk toonen als mijn onderzoek geen resultaat heeft gehad?' „Binnen twee minuten." De inspecteur lachte medeiydend. „'t Is onmogeiyk, kindlief," hield hij vol, ter wijl hy naar de deur liep. „'t Is de eenvoudigste zaak van de wereld," was het even stellige antwoord van het jonge vrouwtje, terwyi ze met haar echtgenoot de kamer uitging. Hy haalde z'n horloge te voorschijn en keek naar den secondewyzer. „Wacht nog even!Nu ga," commandeer de hij; ze liet hem den ring zien, opende de deur, wipte vlug naar binnen en sloot de deur weer dicht. De heer Holtrop, de oogen op z'n horloge ge richt, luisterde intusschen scherp naar het minste gerucht, dat uit de kamer tot hem door drong. Hy hoorde heel duideiyk het ritselen van krantenpapier en glimlachte. Daarna hoor de hij heel eventjes den kolenbak aanraken en onderscheidde de lichte voetstappen van z'n vrouw, terwijl ze door de kamer liep. Hy telde haar stappen, zonder nochtans een oog van z'n horloge af te wenden. De tyd was om. In een oogwenk was hij aan de kamerdeur en klopte aan. „Binnen!" klonk het onmiddelUjk. Hy trad binnen en zag z'n vrouw, die hem aan de deur met een spottend lachje wachtte. „Ik hoop," zei ze, terwyi ze zyn arm om z'n hals sloeg, „dat de prima donna in „Don Se- bastiano" vanavond goed by stem zal zyn." „Kom, kom," antwoordde hy met een dienst- gezicht, „waar heb je het kostbaar kleinood ver borgen, jou kleine heks?" zy boog spottend-beleefd en lachte: „TT ge lieve slechts te zoeken." Hy liep recht op de tafel af; z'n ooren had den hem niet bedrogen. Van de krant was een hoekje afgescheurd. Toen liep hy naar den schoorsteen. In den kolenbak lag een stukje krantenpapier ineengefrommeld. Aha! Dat was spoediger dan hy gedacht had. Hy haalde het papierballetje uit den bak, deed het open niets. Wacht, in een oogenblik was het glad gestreken en aan den afgescheurden hoek ge past. Ja, daar hoorde bet. maar er ontbrak de STEUNT: DOOR UW GIFTEN ONS GIRONUMMER IS 23653 helpt ons hierdoor jongens zielen redden voor Christus helft aan. Hy keek eens naar z'n vrouw. Deze had op den divan plaats genomen en deed alsof ze zat te handwerken, onbewust van wat er om haar heen gebeurde. Weer liep hij naar den schóorsteen, knielde voor den haard en keek er in en om. „Maak je handen maar niet smerig, manlief," klonk het opeens spottend. „Het ligt niet in den haard." Hij stond weer op, keek oplettend de kamer rond endaar op het toilettafeltje lag de boel niet zoo ordelijk als hy dat van z'n vrouw gewoon was. Haastig onderzocht hy alles wat op het tafeltje lag; speldenkussen, fleschjes, doosjes enz. H0^ niet >HiiiuiNtuiiHNiniiuii»niinMm*iitii op de toilettafel," l 7,fif\ 'l! Z" 1 PI IIP klonk het weer. KWUltJ. z_ „noch in een van 77 de laden." HêltS Hy hield op en I begon yverig de 1111 verschillende vloerkleedjes op te lichten. „Doe dat niet, lieve," klonk weer de rustige stem van z'n vrouw, „t maakt zoo'n stof in de kamer. Wat je zoekt, ligt niet zoo laag, min stens twee voet van den grond!" Dat was een belangrijke wenk. „Noch aan de muren," hernam zy, terwfjl ze met de tanden een draad afbrak. Komaan, dat gaf een aanzienlijke beperking aan het veld van onderzoek. Even nadenken; niet op den grond, niet aan den zolder, noch aan de muren, dus midden in de kamer. Daar stond een rond tafeltje met een schemerlamp en eenige boeken er op. Sapristi! Hy kreeg een ingeving! Haastig schroefde hy den brander van de lamp los. „Ik heb toch niet veel zin om de peer leeg te visschen," sprak hy, besluiteloos. „Nu beantwoord ik beslist geen vragen meer," klonk het uit den mond van z'n vrouw. O, dat was voldoende! Hy liep met de lamp naar de keuken, haalde den brander er af, goot de olie er uit wel sapristiede peer was zoo leeg als een trommel. Hy keerde haastig n&ar de kamer terug en keek nu min of meer schaapachtig rond. De tijd ging voorby. Hy nam ieder boek op en schudde het, zonder resul taat. Hy keek met een blik vol achterdocht naar z'n vrouw: „Wil je even opstaan, lieve?" „Met genoegen!" Ze rees op van den divan en hij onderzocht de zitting en de kussens, doch geen spoor van den ring. Toen ae weer ging zitten, keek ze op haar horloge. „Nog tien minuten!" Daar kreeg hy opnieuw een idee. Hy ruimde de tafel leeg, keerde deze chu en inspecteerde het onderstel nauwkeurig, doch vond niets dan in een hoek een verlaten spinneweb. De tafel werd weer op haar plaats gezet en de jonge man keek hulpeloos, ten einde raad, de kamer rond. „Nog vyf minuten!" klonk het hem weer tar tend in de ooren. Ha! Een laatste glimp van hoop! Het werk mandje van z'n vrouw! Tot nu toe had hy dit genegeerd als te onwaarschynlyk, doch hij wist niet meer waar te zoeken. Z'n logica liet hem in den steek en hy beging nu de domheid hieraan de hem nog resteerende minuten te vermorsen. Hij rolde eenige paren kousen open die op herstelling wachtten, hij opende haar naaidoos, onderzocht elk laad je, elk vakje; resu'taat: nihil! „Nog één minuut!" zei de tergende stem. Zenuwachtig keerde hij de mand om, zoodat een regen van knoopen, spelden en ander naai gerei over de tafel en op den grond rolde en juist had hij minutieus maar nog steeds met hetzelfde ongunstige gevolg den geheelen in houd onderzocht, toen z'n vrouw haar horloge wegborg met de woorden: „De tyd is om, jongenlief!" Wanhopig en beschaamd viel hy in een club stoel neer, doch sprong weer op, omdat iets op zijn rug hem pyn deed. Hy bekeek de rugleu ning, doch vond niets. Maar toen z'n vrouw in een schaterlach uitbarstte, kreeg hy een inge ving. Hij voelde met zijn hand lang zijn rug, ja, daar mt iets. Nog steeds klonk het geschater van zijn vrouw hem in de ooren. „Keer je om!" riep ze hem eindelijk toe; hij deed dat en nu nam zyn vrouw van zyn rug een vastgespeld papiertje en in dat papiertje zatde lang gezochte ring. „Ik zou maar gauw plaatsen gaan bespreken, mannetje." „Maar ik begrijp niet, hoe dat daar „O, heel eenvoudig! Ik spelde hem op je rug, terwijl ik je een zoen gaf, toen je binnen kwam!" De vrouw van den nieuw-gekozen presidem. Roosevelt, is, zoo meldt Reuter, bezig een boek te schrijven, dat gereed zal zyn vóór 4 Maart as., den datum waarop Roosevelt officieel zyn ambt aanvaardt en zyn echtgenoote de „first lady in the land" wordt. Men zegt, dat mevrouw Roosevelt vordert met 5000 woorden per dag. De titel van het boek wordt: „It's up to the women" en handelt over de hedendaagsche Amerikaansche vrouw, haar positie in het land en wat zy practisch kan doen om tot betere toestanden te komen. siiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim H 5 SimMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iuuiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiuiiH 12 zyn na»"" was William Taylor. In zyn woning wemelde het van Engelsche en inboorlingen-bedienden, allen keurig ge- uniformd, zoodat men by een bezoek aldaar onwillekeurig denken moest aan de voorma lige hofhouding van de thans afgezette „ra jahs." Onmiddeliyk nadat de bedreiging hem be reikt had, deed zyne Excellentie een zorgvul dige keuze uit het toch reeds met groote voorzichtigheid saamgestelde personeel en gaf de meest besliste en strengste bevelen en con signes. Or.veiRiddeiyk werden alle Hindoes onthe- ig£> van hun vertrouwensposten men gaf deze aan Europeanen behalve de particuliere kamerdienaar, een oud-soldaat van het Sikh- regiment, *n man uit de bergstreek, iemand van boven alle verdenking verheven toewydihS en trouw. Er werd bepaald dat deze man flink bewa pend zou slapen op een mat voor de deur van liet slaapvertrek zyns meesters, en dat de gan gen zouden worden bezet met militaire bewa king, door de dusgenaamde „Choeprassies" uit Nepal, die sinds de bezetting door de Engel- -•chen trouwe en beproefde vrienden zyn ge weest der Europeanen. Niet tevreden met deze voorzorgsmaatrege len, die, om zoo te zeggen, de actieve verdedi ging vormden, het de rechter ook nog het aan tal electrische schellen vermeerderen waardoor, In geval van nood, al dat weinig .uitvoerend en. feiteiyk overtollig personeel kon worden opge roepen om hulp te verleenen. Alle openingen van de slaapkamer: deuren, vensters, luikjes enz. werden zoodanig door elec trische geleidingen met elkaar verbonden, dat 't nic*'mogelijk was zich ook maar door eene van die openingen een weg te banen zonder een helsch concert van electrische bellen te doen ontstaan. Daarenboven legde hy op zyn nachttafeltje vlak by het bed en naast zyn groc-glas een ge laden prima-Birmingham-revolver neer en ging toen, dank zy deze maatregelen, rustig sla pen. De nacht verliep volmaakt kalm en onge stoord. En reeds wenschte zyne Excellentie by het ontwaken zich zelf geluk met zyn vindingrijk vernuft, toen hy plotseling een kreet slaakte van verbijstering en ontsteltenis. Boven zijn bed en aan den binnenkant van het muskietengaas, dat heel dit bed volkomen van de kamerruimte afsloot, was in den muur een dolk gestoken midden door een stuk papier, waarop deze woorden te lezen stonden: „Stel kapitein Pennyless op vriJe voeten, of gij zyt binnen vier en twintig uur een ïyk". De rechter voelde een rilling door zyn leden gaan, toen hy dit wapen uit den muur getrok ken en den inhoud van het papier gelezen had. Iiy stond hier tege-over het werk van een spookachtige macht waarvan niemand iets kon begrypen. Terwyi hy sliep, was dus een vreemde, een doodsvyand, erin geslaagd het stevig gesloten huis binnen te dringen, het cordon van gewa pende bedienden te passeeren, over het lichaam van den Sikh, die voor de deur lag, heen te stappen, de kamer binnen te dringen ondanks de electrische apparaten, het muskietengaas op te lichten, den dolk in den muur te steken, het gaas weer te laten vallen en te verdwynen zonder dat iemand er wakker van was gewor den. En hy, de door die verschrikkeiyke onbe kenden ter dood veroordeelde, was op genade of ongenade overgeleverd geweest aan dezen bandiet, die hem gespaard had en daarenboven nog deze ontzettende bedreiging had achter ge laten als uittarting! Daar zyn natuurlijk menschen genoeg, die, onder deze omstandigheden, het heele huis in rep en roer zouden hebben gebracht en aller wegen onderzoekingen zouden hebben laten in stellen. Maar rechter Taylor liet, na van de eerste ontroering te zyn bekomen, niets biyken. Hy borg den dolk met het papier weg in zyn brandkast en mompelde: „Ze kennen my niet als zy meenen my schrik aan te iagen. Zoolang ik nog maar de minste verdei vrmg koester betreffende de onschuld van kapitein Pennyless, blyft deze in arrest. Misschien vermoorden ze me, maar ik zal myn plicht doen tot het uiterste." Hy ging nogmaals persoonlijk constateerer. dat al de electrische schellen uitstekend werk ten, kwam met zekerheid te weten dat het per soneel niemand uitgezonderd goed ge waakt had en peinsde verder in stilte over het raadsel: hoe het mogelijk was geweest dat die geheimzinnige en onheilspellende bezoeker by hem had kunnen binnendringen. Hy begreep er niets van. „We leven nu eenmaal in oorlogstyd; er kome wat er komen moge," was zyn eind-conclusie. Aan niemand vertelde hy iets van het ge beurde, ging rustig aan zyn werk en legde, na afloop daarvan, de laatste hand aan nieuwe voorzorgsmaatregelen. Anderen zouden mis schien van slaapkamer verwisseld hebben; hij wilde met alle geweld in dit vertrek blijven sla pen. Hy legde contact aan tusschen het mus kietengaas en de draden der electrische bellen zoodat de geringste aanraking heel het bellen complex moest in beweging brengen. Toen dit gedaan was, nam hy zich voor den geheelen nacht wakker te biyven en ging te bed liggen, gekleed in kamerjapon, met de hand op rijn gelaaeD revolver. Ten einde den slaap ie bestrijden had hy een paar koppen sterke koffie gedronken, zoodat zyn zenuwen en hersenen in actie bleven. Er heerschte een drukkende hitte, ofschoon de mechanisch bewogen „panka" zonder ophou den heen en weer ging. Er zat onweer in de lucht en de zwaar met electriciteit geladen tem peratuur miste haar uitwerking op het men- schelyk organisme niet. De rechter had zich om tien uur ter ruste be geven. Tegen middernacht voelde hy zich over weldigd door een onbeschryfeiyke loomheid. Het was geen toestand van waken en ook niet een van slaap, maar iets benauwends en druk kends, dat tot beide toestanden behoorde, dat de zinnen gedeeltelyk onaangetast liet, maar het lichaam als verlamde. Hy hoorde in de verte eenige donderslagen en zag het in zyn kamer nu en dan weerlichten. De nachtlamp brandde rustig. Plotseling deed een hevige windvlaag de boom kruinen in het park schudden en joeg de blade ren in wijde kringen rond. Het scheen den rechter toe dat de wind door drong tot in de kamer, want de gordijnen be wogen zich, het muskietengaas beefde en de nachtlamp flakkerde alsof zy op het punt stond uit te gaan. De rechter had een vaag voorgevoel van Ti geheimzinnig en ontzettend dreigend gevaar. Hy wil schreeuwen, zich bewegen, het alarm sein geven, om hulp roepen! Zyn tong, zyn le den, heel zyn lichaam is nu als verlamd, gelijk dat pleegt te geschieden by vreeseiyke nacht merries of by plotselinge hevige aandoeningen die den mensch tegenover het gevaar volstrekt machteloos maken. Terzelfdertyd wordt de vlam in de nacht lamp grootersteeds grooter.steeds lan ger en krijgt in plaats van haar gewonen pa rel vorm, dien van een walmenden fakkel, die reikt tot de zoldering. Dén o ontzetting! ....uit dm» muur zelf, vlak onder den waaier schijnt een ver schrikkelijk spookbeeld op te rijzen. Een man, bijna naakt, alleen bekleed met een Indische heupbroek, glijdt onhoorbaar, als Tx schim, over het dikke tapyt. Het is een Indiër, brons van huid, mager, lenig en met spieren als van staal. Een onbeschrfjfelijk-wreede glimlach speelt om zyn lippen, zyn zwarte oogen schieten lich tende fosfor-stralen.... Is het inderdaad wel een mensch? Is het niet vetleer een spookbeeld, in den geest ontstaan door de verschillende oorzaken van onweer, koorts, zenuwen, domme ligheid?" Om het even mensch of spooksel, de ver schijning nadert het bed Rechter Taylor ziet in haar rechterhand een langen, smallen, scherpgepunten dolk met iet wat golvend lemmet, en in haar linker een zwarten halsdoek, een dier verschrikkelijki weefsels, in wier zachte stof moord en dooe huizen. (Wordt vervoigdj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 11