BE VROUW IN EN OM HA A
Huisvlijt
m
Voor de keuken
Het bewijsstuk
Slobbroekje
Garnituren
Blazer
r 13'.
L
Ochtendkleeding
Goedkoope patronen
Een mooie lichtkroon
Verschillende soorten koekjes
voor kindje van plm. 1 jaar
Voor meisjes van 7 jaar
m
«v
n
We kunnen voor *t geraamte 'n ronden
tafelvorm koopen van eikenhout,
verkrijgbaar in den houthandel.
U koopt er een van 50 a 60 c_M. in door
snee- We zagen vervolgens uit dun eiken
hout viermaal het voorbeeld als op fig. a:
twee ronde plankjes, de bovenste kleiner,
welke op elkaar geschrorfd of gelijmd wor
den en vervolgens in de juiste verdeeling op
den ring geplaatst worden met een hout-
schroef in het midden. B en C laten u een
model zien van een steunplankje, gezaagd
uit dun eikenhout, dat meer dienst doet als
versiering. Ze worden aan den buitenkant
van den ring bevestigd, precies midden on
der elk plankje, dit dan tevens steunend.
Ze worden aan den binnenkant van den
ring vastgeschroefd. Vervolgens beginnen
we aan de rozet. Een duidelijk voorbeeld
vindt u op fig. D.
U kunt die zagen uit hout van 12 cM
dikte en daar ze tegen het plafond aan
komt en dus hoog zit, kan dit van gewoon
hout zijn- De cirkel, welke direct tegen het
plafond komt, is de grootste en heeft in
het midden een gat en ten slotte nog een
kleineren cirkel om de rozet goed van vorm
te maken, deze cirkel heeft ook een gat van
een paar c.M. middellijn. Deze drie lagen
kunt u heel goed op elkaar lijmen met
houtlijm (koudwater-lijm), doch schroeven
gaat ook- Het gat in het kleinste plankje
is om het snoer er door te halen. Ik behoef
eigenlijk niet te zeggen, dat alles keurig
glad geschuurd moet worden, dat spreekt
vanzelf. Nu krijgen we vier snoeren, naar
elk plankje een, en door een smal gleufje
precies tot het midden gebracht, waar
straks de fittings moeten komen. De vier
snoeren, met elk twee draden, worden nu
aan een kroonsteentje verbonden, hetwelk
in de ruimte van de rozet komt en dat
daarna weer aan de draden verbonden
wordt, welke uit het plafond komen- Dit is
een serieus werkje, daar we nu een nogal
dik bundeltje draden krijgen, welke in het
kroonsteentje gestoken moeten worden; be
ter is een draad wat langer blank te maken
en hieraan de drie andere te soldeeren en
het lange gedeelte in het kroonsteentje te
steken (goed isoleeren met isolatie-band).
We gebruiken voor het snoer het z.g- litze
zijden snoer, dit is snoer, waarin een z.g.
litze zit (gewoon touw met zijde er om); dit
is bedoeld om het ornament aan op te
hangen, zoodat het niet aan stroomvoerende
draden hangt. Achter elke kaars op het
houten raam draaien we een schroefoogje,
hieraan bevestigen we den litze-draad- Nu
koopen we vier kaarsen, welke we in ver
schillende uitvoeringen en kleuren kunnen
krijgen. Bij heel fraaie modellen loopen er
zelfs, net als bij echte kaarsen, druppels
langs, crème, mocca of wit. Bij deze kaarsen
behooren speciaal model fittings (klein mo-
oel), welke met een plaatje op elk plankje
geschroefd worden.
Elke kaars heeft ongeveer 25 kaars licht
sterkte en te zamen dus 100 kaars.
Maakt u de kapjes zelf van doorzichtig
papier, dan heeft u ijzeren draadvormpjes
noodig als op fig. f.
Heeft men ze niet in voorraad, dan kan
men ze voor u maken. De houdertjes moe
ten er aan zitten, om aan de kaars te
schuiven- U maakt de kapjes van teeken
papier of lampekappenpapier, echter kun
nen we ook iets moois bereiken door de
kapjes te bestrijken (direct over het pa
pier) met ijslak. dat men in verschillende
mooie tinten kan koopen in busjes. Tinten
zooals blauw, rose, zilvergrijs, goudbruin,
enz- Het wordt gewoon regelmatig opge
streken, drogend krijgt men een gebarsten
oppervlak, hard als glas en doorzichtig.
Heel mooi staat het over doorzichtig cel
luloid, waarvan u de kapjes ook heel goed
kan maken.
Deze lamp ls, zooals vanzelf spreekt, niet
zoo goedkoop als een papieren of een van
de goedkoope, die men tegenwoordig in de
winkels ziet. De kaarsen maken het wat
duurder, echter zijn zulke kronen in den
winkel zoo duur, dat het best de moeite
loont er een te maken. De onze kost onge
veer 8 gulden. Goedkooper kunnen we haar
maken door een platten ring te zagen uit
tien millimeter dik triplex, zooals de lamp
op de volgende teekening. De zijkanten
van het triplex, waar de lagen op elkaar te
zien zijn, kan weggeschilderd worden met
goud, bruin of oranje verf. De lamp op fig.
1 en 2 is donker eiken gebeitst met goud
bruin koord en goudbruine kapjes.
No. 2 heeft hetzelfde aantal kaarsen,
doch in 't midden komt een koord te han
gen voor de lichtlamp in de kap-
Deze lamp heeft in den ring een kap van
hetzelfde materiaal en van dezelfde kleur
als de kleine kapjes. Voor de kap heeft u
noodig 2 ringen, een kleineren precies pas
send in den houten ring en een grooteren
voor den onderkant. Gaatjes worden er van
boven en van onder ingemaakt en met
koord, raffia of leeren band vastgemaakt
aan den vorm. Van boven rust de kap op
kleine koperen haakjes, geschroefd van
binnen in den rand. De teekening onderaan
toont u het onderaanzicht van de kap!
ANEMOON
Zijn de dames op ons plaatje in avond-
costuum of en négligé zullen velen zich af
vragen.
En met recht, want de nieuwe nachthem
den en peignoirs lijken werkelijk heel veel
op eenvoudige avondjurken.
Het empire model (1012), waarvan de
taille onmerkbaar in de wijde mouwen over
gaat, zou met een kleine verandering kun
nen dienst doen als baltoilet. Natuurlijk
bestaat het verschil hier hoofdzakelijk in
het materiaal. Voor een peignoir zullen we
wellicht flanel nemen- Overigens is het
model heel practisch voor ochtendkleeding.
Wij maken ook het heupstuk niet al te
nauw, zoodat we de japon over ons hoofd
kunnen gooien. Een groot contrast met de
voorgaande maakt fig. 1013, die wel
eenigszins op een mantel gelijkt, maar juist
een heel prettig model is om te maken van
dikke ratiné. De revers en opgestikte man
chetten omzoomen we met een smal biesje
van afstekende kleur. Ook de groote zak
ken zijn op die wijze afgewerkt.
Ten slotte hebben we het nachthemd
van gebloemd mousseline. Het is ook een
empire model, waarbij de stof met een wei
nig ruimte aan het schouderstuk is gezet.
Het kleedingstuk zelf is zonder mouwen.
Daarom slaan we er, als we opstaan, een
kleine pelerine overheen, waarbij we een
lint door het rug- en voorstuk halen, dat
we van voren vaststrikken. Wanneer we dit
pelerientje van effen flanel of mousseline
maken, krijgen we een aardig geheel.
POLA
De wijze Kiang-to-sing hield rechtzit
ting.
Voor hem verschenen twee mannen, die
in hun midden een vrouw met zich voer
den.
„Wie zijt ge en wat wilt ge?" vroeg de
mandarijn en alle twee de mannen be
gonnen tegelijk te spreken.
„Zoo gaat het niet!" aldus stopte de
mandarijn den woordenvloed, waarop de
vrouw zeide; „Laat mij spreken, want het
gaat mij aan, meer dan deze twee man
nen."
„Goed!" hernam de wijze Kiang-to-sing.
„Maar bepaal u bij de zaak, waar het om
gaat en spreek zonder partijdigheid en voor
alles oprecht."
De vrouw vertelde dan, dat zij gehuwd
was geweest. Haar man was op reis ge
gaan en langer dan een jaar weggebleven.
Ook had hij taal noch teeken van zich la
ten hooren, zoodat werd aangenomen dat
hij gestorven was.
Daarom had zij besloten een nieuw hu
welijk te sluiten, en zij was door den
ambtenaar met hem in den echt verbon
den. Maar nauwelijks was dit geschied, en
was zij dus de echtgenoote geworden van
den man aan haar linkerzijde, of haar
eerste man, die aan haar rechterzijde, was
teruggekomen en beide mannen maakten
nu op haar dezelfde aanspraak.
Kiang-to-sing boog het hoofd en beval
na eenigen tijd, dat de drie op hem zouden
wachten. En hij ging.
Na een uur kwam hij terug en verklaarde:
„Voor ik hier een oordeel uitspreek, luis
tert naar mij. Ik heb zooeven de boodschap
ontvangen, dat de moeder dezer vrouw ge
storven is. Ik vertrouw, dat ge de kosten
zult dragen om haar een behoorlijk* be
grafenis te bezorgen."
jk denk er niet aan!" riep de tweede
it an „Ik heb de oude vrouw nooit gekend!"
„Ik maar al te goed!", merkte de eerste
op. ,J)e kosten zijn voor mij. Hoe hoog
zijn ze?"
Kiang-to-sing lachte. „Nu kan ik een
oordeel uitspreken," zeide hij- „Gij, die u
er tegen verzet de kosten te dragen, zijt de
schoonheid dezer vrouw niet waardig, maar
gij, die gaarne bereid zijt de kosten der
begrafenis te betalen, hebt bewezen, dat
vroeger u niets heeft kunnen weerhouden
om deze vrouw tot echtgenoote te hebben
Behoud haar en wees gelukkig!"
Zoo bracht de schoonmoeder uitkomst en
deed goed na haar dood.
Op verzoek geef ik hieronder de recepten
van verschillende koekjes, welke zonder
veel moeite te bakken zijn.
Havermoutkoekjes. Bij K pond haver
mout neemt men hiervoor: 2 ons suiker, 1
ons boter, 2 eieren en y2 ons gehakte gem
ber.
Men klopt de eieren, roert de havermout
er door, de suiker, de gember en de ge
smolten boter en maakt van dit alles 'n
goed samenhangend deeg. Men besmeert 'n
bakblik met boter, legt daarop platgedrukte
balletjes van het deeg en laat ze in een
goed warmen oven ongeveer 25 minuten
bakken. De koekjes moeten lichtbruin wor
den.
Schuimpjes. Op 2 eiwitten heeft men
hiervoor noodig 80 gram suiker.
Men klopt de eiwitten stijf en roert er
aan met 'n enkelen slag de suiker door. Een
bakblik wordt bestrooid met 'n dun laagje
bloem, waarna men de schuimpjes er op
spuit of in hoopjes er op legt. Men laat ze
dan nog even staan, terwijl men den oven
aanmaakt. De ovendeur moet open blijven
staan, omdat de oven anders te vochtig
wordt en het eiwitschuim daardoor taai
zou worden in plaats van hard. Ook als de
schuimpjes in den oven staan, laat men de
aeur nog open, zoodat ze héél langzaam
kunnen drogen. Ze mogen zoo goed als geen
kleur krijgen.
Kattetongen Men heeft er voor noo
dig: 1 ons bloem, 1 ons boter, 1 ons poe
dersuiker, 2 eiwitten, 1 pakje vanillesuiker.
Men roert de boter tot room, voegt er de
poedersuiker bij die men eerst moet
zeven, omdat er geen klontjes in mogen
wezen de ongeklopte eiwitten, de vanil
lesuiker en tot slot de gezeefde bloem.
Het bakblik wordt dun met boter be
smeerd, waarna men er de kattetongen op
spuit of in reepjes naast elkaar legt. Ze
mogen niet te dicht bij elkaar komen, daar
het deeg zeer ver uitvloeit- De koekjes
worden in 'n matig warmen oven in onge
veer 'n kwartier gaar gebakken. Ze moeten
licht van kleur blijven.
Na het bakken neemt men ze met 'n
scherp mes dadelijk van 't bakblik en laat
ze plat liggend bekoelen,
Eierkoekjes4 eieren, 2 ons suiker, 2 ons
bloem, I pakje vanillesuiker.
De eierdooiers klopt men met suiker en
vanille; men voegt de gezeefde blo^m er bij
en ten slotte het stijfgeklopte eiwit.
Van dit deeg legt men kleine bolletjes op
een met boter besmeerd bakblik. In een
warmen oven laat men de koekjes, in 15 a
20 minuten, lichtbruin en gaar bakken.
Cocosmacronen. 4 stijfgeklopte eiwitten,
2 ons suiker en 125 gram geraspte cocos-
noot.
Men roert alle ingrediënten goed door
elkaar en vormt er koekjes van, die men op
'n met boter bestoven bakblik legt en in 'n
matig warmen oven, in ongeveer 20 minu
ten, gaar laat bakken.
Weespermoppen. Men heeft er voor noo
dig: 1 ons amandelen, 1 ei en suiker naar
smaak.
Men broeit de amandelen in heet water,
pelt ze en maalt ze fijn. Men roert er het
ongeklopte ei door en de suiker- Dit alles
moet zeer stijf door elkaar gekneed wor
den, waarna men het uitrolt tot een worst-
Hiervan snijdt men dan schijfjes ter dikte
van 'n rijksdaalder ongeveer, legt die op 'n
met boter ingesmeerd bakblik en laat ze
ongeveer 20 minuten bakken.
Zandtaartjes. Bij VA ons bloem heeft
men noodig 1 ons boter, ons blanke bas
terdsuiker, 'n tikje zout en 'n smaakje van
vanille of afgeraspte citroenschil.
Men kneedt dit alles goed door elkaar,
maakt er balletjes van, iets kleiner dan de
zandtaartvormpjes en drukt ze dan in de
vormpjes, die men tevoren met boter heeft
ingesmeerd. Deze taartjes worden, in 'n
matig warmen oven, in 20 a 30 minuten,
gaar en bruin gebakken.
ADRIANA KNUIST—POLLEPEL
Men breit met vierdraadswol op alumi-
niumnaalden no- 3.
Het slobbroekje breit men in het rond,
dus met 4 naalden. Men begint aan den
bovenkant, waarvoor men 140 st. opzet.
Om een stevigen bovenrand te verkrijgen,
breit men de eerste 4 toeren met 'n dubbe
len draad, 1 r. 1 aver. Dan breit men 'n
gaatjestoer voor het doorhalen van 'n
elastiek en vervolgens nog 4 toeren 1 r. 1
aver. Hiermee is de boord klaar en breit
men verder rechts- Na 20 toeren begint men
te meerderen voor ruimte aan den achter
kant. Daarvoor breit men in den 70sten en
in den 71sten steek van den toer elk 2 st.,
4 toeren overbreien en meerderen in den
71sten en in den 72sten»steek. Weer 4 toe
ren overbreien en in het midden van den
toer meerderen, enz. In het geheel meer
dert men zoo 6 keer, zoodat men na de 6de
meerdering 152 st. op de naalden heeft.
Men breit hierop nog ongeveer 20 toeren en
verdeelt dan de steken voor de pijpen. Voor
de linker pijp neemt men 74 st- Aan weers
kanten daarvan worden 2 st. afgekant voor
het midden. Men breit de pijp weer in 't
rond en begint in den 4den toer te minde
ren aan den binnenkant van het pijpje. De
2de en de 3de st. en de 2 voorlaatste st- van
den toer worden hiervoor samengebreid in
eiken 4den toer, tot men in het geheel in 8
toeren heeft geminderd. Dan mindert men
nog 8 maal in eiken 3den toer. Men heeft
dan nog 42 st- op de naald. Hierop breit
men nog 40 a 50 toeren en verdeelt dan
de steken voor het voetblad.
Men kant 22 st. af voor den achterkant
en op de overgebleven 20 st. breit men nog
ongeveer 12 heen- en weergaande toeren
voor het voetblad. Om den anderen toer
breit men bij het begin en het einde van de
naald 2 st. samen. De overblijvende 6 st.
afkanten.
De tweede pijp wordt op dezelfde wijze
gebreid.
Men naait tot slot elastieken onder de
voetstukjes, rijgt 'n elastiek door den boord
en naait de steken in het midden aan el
kaar.
De trui voor het pakje kan ook in de
rondte gebreid worden tot aan het split.
Men'zet dan 140 st. op en breit eerst 'n
boord van 15 toeren 1 r. 1 aver. Vervolgens
breit men r- ongeveer 50 a 60 toeren en
verdeelt het werk dan in tweeën voor het
split. Na 8 heen- en weergaande toeren
verdeelt men het werk weer in tweeën voor
rug en voorpand. Tusschen beide in kant
men, aan weerszijden, 3 st. af en vervolgens
nog 3 keer, om den anderen toer, 1 st. aan
weerskanten. Verder breit men dan nog
ongeveer 25 toeren voor het ruggetje. In
het midden laat men dan 25 st. op de naald
voor het halsje en breit aan weerskanten
daarvan nog 3 toeren voor de schoudertjes.
Den voorkant breit men, op dezelfde
wijze, in twee gedeelten. Men breit hier
voor de schoudertjes 6 toeren.
De schouders worden dan aan elkaar ge
zet. Bij de steken van rug en voorpand
neemt men aan eiken kant nog 7 steken op
en breit voor den boord eerst 2 toeren 1 r.
1 aver, en dan nog 30 toeren r., dus 15
ribbels.
Voor de mouwtjes zet men 36 st- op, breit
eerst 9 ribbels voor 'n omslag, dan 10 toeren
1 r. 1 aver- en vervolgens r. aan den r. en
aver, aan den linkerkant, of enkel rechts,
wanneer men in de rondte breit. Na 10
toeren meerdert men, om de 6 toeren, 1 st.
aan het begin en aan het einde van den
toer en herhaalt dit, tot men 50 st. op de
naald heeft. Men breit dan nog ongeveer
10 toeren, kant dan de eerste 8 st. van de
naald af, iaat de laatste 3 st. op de naald,
breit nog 1 toer en kant alle st- af.
Men naait dan de mouwtjes in, strijkt
het werk onder 'n natten doek en naait de
zijnaden dicht, waarna men 'n treksluiting
in het split naait.
De muts breit men in het rond. Men zet
ongeveer 70 st. op- Het juiste aantal st. kan
men zelf bepalen door het breiwerk om het
hoofdje te passen- Voor den omgeslagen
Bovenwijdte 42 c-M. Lengte 55 cJf.
Benoodigd: 1.80 M. blazerstof van 80 a 90
c.M. breedte, 4 groote knoopen; voor den
kraag een stukje linnen of stevig geel ka-
Si
II
in
M
AL
:oen. Men begint op bovenstaande maten
het patroon te teekenen.
Het voorpand ziet er nogal ingewikkeld
uit, maar als ge hiervoor een rechthoek
opzet, welke 55 c-M- lang en 31 cM. breed
is, dan kunt ge alle overige aangegeven
maten er in afteekenen. Van het tegenbeleg
maakt ge nog even apart een patroontje.
Men legt de patronen zoo op de stof, dat
ge onder elkaar de beide voorpanden en
daarnaast de mouwen en tegenbeleggen weg
kunt knippen; daaronder het rugpand en
er naast onder- en bovenkraag en de beide
zakken. Men begint aan den vóórkant de
knoopsgaten in te maken, welke 54 c.M.
grooter worden dan de knoop- Op den goe
den kant wordt een schuin lapje stof gelegd
en dit wordt op c-M. van het nog niet
ingeknipte knoopsgat langs gestikt. Nu kunt
ge dit inknippen en het lapje naar den
verkeerden kant toe halen Bij den schou
der stikt ge op 2 C.M. vanaf den hals het
10 c.M- lange figuurnaadje in, waarna ge
het tegenbeleg langs kunt stikken tot 5
c.M. voorbij het hoekje Op dit punt geeft
ge een knipje, waarna de revers naar den
verkeerden kant wordt omgehaald. Dan
kunt ge zij- en schoudernaden, benevens de
naden van de mouw dichtstikken, waarna
ge onderaan den 3 cJM, breeden zoom in-
H-l— )1 -
IV V Vs-
m-i iv >1
rr i j i\
I r*
't iR-'-v
-Ü rr
U
-„,1/.,
11, t
maakt. Op den onderkraag wordt het lin
nen, dat vooraf gekrompen is, stevig vast
gehecht, waarna ge den bovenkraag, welke
1 c.M. grooter is geknipt, langs den bui
tenomtrek stikt, omhaalt en op den kant
omrijgt. Dan kunt ge den kraag aan den
achterkant opstikken, tot het knipje toe,
waarna ge den bovenkraag opzoomt. Ge
begrijpt, dat het opzetten van den kraag
een secuur werk is, omdat juist hiervan het
aardige of minder aardige effect van de
blazer afhangt. Nu kunt ge de mouw inzet
ten, waarbij ge den naad 3 c-M. meer naar
voren neemt dan den zijnaad.
Wanneer de mouw te ruim er inkomt,
dan mag het armsgat nog iets dieper ge
maakt worden, nooit den kop van de mouw
wegknippen- De zakken, welke 15 cM. lang
en breed gekipt worden, voorziet men aan
den bovenkant van een bies, welke na af
werking 4 c.M. breed is en aan en op wordt
gestikt. Alvorens de zakken op te zetten,
past men even voor de juiste plaats. Hierna
wordt het jasje flink geperst; ook de breuk
lijn niet vergeten. Soms wordt de blazer
afgewerkt met een tresje, waarvan men
3.50 M. noodig heeft. Dit is echter, vooral
bij kleine blazers, niet noodzakelijk.
diny
Een heerlijk bezit is zoo'n zelf vervaar
digde sjaal met bijpassende hand-
tasch. Deze kleine onderdeelen kun
nen aan onze kleeding iets aparts en persoon
lijks geven, mits zij met zorg en in overeen
stemming met ons toilet gekozen worden.
Overeenstemming wil niet zeggen dezelfde
kleuren, integendeel, deze moeten juist een
tegenstelling vormen en toch harmoniee
ren. Hoe zulks dan? Bij een donkerblauw
toilet bijv. zou een lichtblauw garnituur,
met donkerblauwe zijde bewerkt, zeer ele
gant zijn. Bij donkerbruin is citroengeel
zeer apart en een rood garnituur verleent
aan elke donkere kleeding een vroolijken
toets. Op onze teekening brengen wij zoo'n
rood garnituur. Dit is vervaardigd van een
fijne kwaliteit peau-de-pêche en werd be
werkt met donkerblauwe en witte moezen
in den kruissteek. Daartoe rijgen wij op het
te bewerken gedeelte een reep etamine, die,
nadat het werk beëindigd is, draad voor
draad wordt uitgetrokken. Voor dat er met
het borduurwerk begonnen wordt, dient
men de sjaal eerst met een heel fijn steekje
te zoomen, op het onderste gedeelte kunnen
de moezen dan op de naadjes vallen, zoodat
deze haast onzichtbaar worden. Voor de
moezen gebruiken wij D. M. C. perlé-garen.
De tasch krijgt een donkerblauwe zijden
voering met wit-zijden initialen-
No- 2 van onze teekening is gedacht van
beige crêpe de chine, bewerkt met bruine,
beige en oud-rose zijde. Het bewerkte ge
deelte bestaat uit geschulpte reepen en wel
is de onderste bruin, de tweede beige en de
bovenste oud-rose. Deze kleurencombinatie
is zeer fraai en apart. De reepen worden
met den ingrijpsteek met glanzende zijde
geborduurd. De sjaal wordt met aange
knoopte franje afgewerkt. Hiervoor ge
bruikt men afwisselend bruine, beige en
rose zijde- De puntig uitloopende tasch
vertoont een uit dezelfde kleuren vervaar
digden kwast en wordt afgewerkt met trek
sluiting. Zij, die over veel vrijen tijd be
schikken, kunnen zoo'n garnituur ook van
wol breien en dan met genoemd borduur
werk versieren. Zulks is bijzonder aan te
bevelen als wij er een sportgarnituur van
maken, bijv. om tegaan schaatsen of dergl.
In dit geval kunnen wij nog een bijpas
sende muts vervaardigen, wat bijzonder
voor een bakvisch of een jonge vrouw (zijn
wij niet allen jong??) heel lief en sportief
staat. Ook onze kleine meiskes zullen
gaarne zulk garnituur bezitten en het zal
aan menig afgedragen manteltje, dat in
dezen crisistijd nog dienst moet doen, een
nieuw frisch cachet verleenen en allicht
zit er in onze lappendoos nog een of ander
restje, dat hiervoor dienst kan doen.
ETA
rand breit men I r- gedraaid (aan den ach
terkant van den steek insteken) en 1 aver.,
tot men 10 c.M. heeft. Dan keert men het
werk binnenst buiten en breit verder r.,
tot het geheele werk 24 a 25 c-M. lang is.
Dan 1 toer telkens 2 st- samenbr., nog 3
toeren breien, den draad afbreken, door
alle st. halen met 'n stopnaald en stevig
afwerken.
Men maakt dan 'n pluim of 'n pompon,
dien men boven op de muts naait.
DORA
I
i
I
••••Sn-
-- - -i
t
Voortaan leveren wy patronen, hetzij volgens
de ln onze bladzijde voorkomende modellen, hetzij
volgens welke andere, door de lezeressen Ingezon
den teekening ook, tegen de volgende pry zen:
Costuum 0.60
Mantel 1.—
Blouse 0.45
Kinderjurken (tot 5 Jaar) 0.35
Wij staan voor het goed passen der modellen
ln, mits men ons nauwkeurig de volgende maten
opgeeft, die men neemt, nadat men eerst de per
soon, voor wie het kleedingstuk bestemd ls, een
band om het middel heeft gebonden, ten einde
de Juiste plaats van de taille aan te geven.
a. Bovenwijdte, te meten ropdom langa
den rug. onder de armen door en b o ve n de
buste langs, niet te strak.
b. Borstwydte, op dezelfde wyze te meten
als de bovenwijdte, maar nu o v e r de buste heen.
c. Borsthoogte, van kuiltje ln den hals
tot de taille.
d. Rughoogte, van het midden nekpunt
tot de taille.
f. Schouderbreedte dit ls de lengte
van den schouder, van den hals tot het begin
van den arm.
g. M o u w 1 e n g t e, te meten bulten langs
den arm, over den gebogen elleboog tot aan den
pols.
h. De geheele lengte, uit den halskuil ge
meten,