BE VROUW IN EN OM HA A Huisvlijt m Voor de keuken Het bewijsstuk Slobbroekje Garnituren Blazer r 13'. L Ochtendkleeding Goedkoope patronen Een mooie lichtkroon Verschillende soorten koekjes voor kindje van plm. 1 jaar Voor meisjes van 7 jaar m «v n We kunnen voor *t geraamte 'n ronden tafelvorm koopen van eikenhout, verkrijgbaar in den houthandel. U koopt er een van 50 a 60 c_M. in door snee- We zagen vervolgens uit dun eiken hout viermaal het voorbeeld als op fig. a: twee ronde plankjes, de bovenste kleiner, welke op elkaar geschrorfd of gelijmd wor den en vervolgens in de juiste verdeeling op den ring geplaatst worden met een hout- schroef in het midden. B en C laten u een model zien van een steunplankje, gezaagd uit dun eikenhout, dat meer dienst doet als versiering. Ze worden aan den buitenkant van den ring bevestigd, precies midden on der elk plankje, dit dan tevens steunend. Ze worden aan den binnenkant van den ring vastgeschroefd. Vervolgens beginnen we aan de rozet. Een duidelijk voorbeeld vindt u op fig. D. U kunt die zagen uit hout van 12 cM dikte en daar ze tegen het plafond aan komt en dus hoog zit, kan dit van gewoon hout zijn- De cirkel, welke direct tegen het plafond komt, is de grootste en heeft in het midden een gat en ten slotte nog een kleineren cirkel om de rozet goed van vorm te maken, deze cirkel heeft ook een gat van een paar c.M. middellijn. Deze drie lagen kunt u heel goed op elkaar lijmen met houtlijm (koudwater-lijm), doch schroeven gaat ook- Het gat in het kleinste plankje is om het snoer er door te halen. Ik behoef eigenlijk niet te zeggen, dat alles keurig glad geschuurd moet worden, dat spreekt vanzelf. Nu krijgen we vier snoeren, naar elk plankje een, en door een smal gleufje precies tot het midden gebracht, waar straks de fittings moeten komen. De vier snoeren, met elk twee draden, worden nu aan een kroonsteentje verbonden, hetwelk in de ruimte van de rozet komt en dat daarna weer aan de draden verbonden wordt, welke uit het plafond komen- Dit is een serieus werkje, daar we nu een nogal dik bundeltje draden krijgen, welke in het kroonsteentje gestoken moeten worden; be ter is een draad wat langer blank te maken en hieraan de drie andere te soldeeren en het lange gedeelte in het kroonsteentje te steken (goed isoleeren met isolatie-band). We gebruiken voor het snoer het z.g- litze zijden snoer, dit is snoer, waarin een z.g. litze zit (gewoon touw met zijde er om); dit is bedoeld om het ornament aan op te hangen, zoodat het niet aan stroomvoerende draden hangt. Achter elke kaars op het houten raam draaien we een schroefoogje, hieraan bevestigen we den litze-draad- Nu koopen we vier kaarsen, welke we in ver schillende uitvoeringen en kleuren kunnen krijgen. Bij heel fraaie modellen loopen er zelfs, net als bij echte kaarsen, druppels langs, crème, mocca of wit. Bij deze kaarsen behooren speciaal model fittings (klein mo- oel), welke met een plaatje op elk plankje geschroefd worden. Elke kaars heeft ongeveer 25 kaars licht sterkte en te zamen dus 100 kaars. Maakt u de kapjes zelf van doorzichtig papier, dan heeft u ijzeren draadvormpjes noodig als op fig. f. Heeft men ze niet in voorraad, dan kan men ze voor u maken. De houdertjes moe ten er aan zitten, om aan de kaars te schuiven- U maakt de kapjes van teeken papier of lampekappenpapier, echter kun nen we ook iets moois bereiken door de kapjes te bestrijken (direct over het pa pier) met ijslak. dat men in verschillende mooie tinten kan koopen in busjes. Tinten zooals blauw, rose, zilvergrijs, goudbruin, enz- Het wordt gewoon regelmatig opge streken, drogend krijgt men een gebarsten oppervlak, hard als glas en doorzichtig. Heel mooi staat het over doorzichtig cel luloid, waarvan u de kapjes ook heel goed kan maken. Deze lamp ls, zooals vanzelf spreekt, niet zoo goedkoop als een papieren of een van de goedkoope, die men tegenwoordig in de winkels ziet. De kaarsen maken het wat duurder, echter zijn zulke kronen in den winkel zoo duur, dat het best de moeite loont er een te maken. De onze kost onge veer 8 gulden. Goedkooper kunnen we haar maken door een platten ring te zagen uit tien millimeter dik triplex, zooals de lamp op de volgende teekening. De zijkanten van het triplex, waar de lagen op elkaar te zien zijn, kan weggeschilderd worden met goud, bruin of oranje verf. De lamp op fig. 1 en 2 is donker eiken gebeitst met goud bruin koord en goudbruine kapjes. No. 2 heeft hetzelfde aantal kaarsen, doch in 't midden komt een koord te han gen voor de lichtlamp in de kap- Deze lamp heeft in den ring een kap van hetzelfde materiaal en van dezelfde kleur als de kleine kapjes. Voor de kap heeft u noodig 2 ringen, een kleineren precies pas send in den houten ring en een grooteren voor den onderkant. Gaatjes worden er van boven en van onder ingemaakt en met koord, raffia of leeren band vastgemaakt aan den vorm. Van boven rust de kap op kleine koperen haakjes, geschroefd van binnen in den rand. De teekening onderaan toont u het onderaanzicht van de kap! ANEMOON Zijn de dames op ons plaatje in avond- costuum of en négligé zullen velen zich af vragen. En met recht, want de nieuwe nachthem den en peignoirs lijken werkelijk heel veel op eenvoudige avondjurken. Het empire model (1012), waarvan de taille onmerkbaar in de wijde mouwen over gaat, zou met een kleine verandering kun nen dienst doen als baltoilet. Natuurlijk bestaat het verschil hier hoofdzakelijk in het materiaal. Voor een peignoir zullen we wellicht flanel nemen- Overigens is het model heel practisch voor ochtendkleeding. Wij maken ook het heupstuk niet al te nauw, zoodat we de japon over ons hoofd kunnen gooien. Een groot contrast met de voorgaande maakt fig. 1013, die wel eenigszins op een mantel gelijkt, maar juist een heel prettig model is om te maken van dikke ratiné. De revers en opgestikte man chetten omzoomen we met een smal biesje van afstekende kleur. Ook de groote zak ken zijn op die wijze afgewerkt. Ten slotte hebben we het nachthemd van gebloemd mousseline. Het is ook een empire model, waarbij de stof met een wei nig ruimte aan het schouderstuk is gezet. Het kleedingstuk zelf is zonder mouwen. Daarom slaan we er, als we opstaan, een kleine pelerine overheen, waarbij we een lint door het rug- en voorstuk halen, dat we van voren vaststrikken. Wanneer we dit pelerientje van effen flanel of mousseline maken, krijgen we een aardig geheel. POLA De wijze Kiang-to-sing hield rechtzit ting. Voor hem verschenen twee mannen, die in hun midden een vrouw met zich voer den. „Wie zijt ge en wat wilt ge?" vroeg de mandarijn en alle twee de mannen be gonnen tegelijk te spreken. „Zoo gaat het niet!" aldus stopte de mandarijn den woordenvloed, waarop de vrouw zeide; „Laat mij spreken, want het gaat mij aan, meer dan deze twee man nen." „Goed!" hernam de wijze Kiang-to-sing. „Maar bepaal u bij de zaak, waar het om gaat en spreek zonder partijdigheid en voor alles oprecht." De vrouw vertelde dan, dat zij gehuwd was geweest. Haar man was op reis ge gaan en langer dan een jaar weggebleven. Ook had hij taal noch teeken van zich la ten hooren, zoodat werd aangenomen dat hij gestorven was. Daarom had zij besloten een nieuw hu welijk te sluiten, en zij was door den ambtenaar met hem in den echt verbon den. Maar nauwelijks was dit geschied, en was zij dus de echtgenoote geworden van den man aan haar linkerzijde, of haar eerste man, die aan haar rechterzijde, was teruggekomen en beide mannen maakten nu op haar dezelfde aanspraak. Kiang-to-sing boog het hoofd en beval na eenigen tijd, dat de drie op hem zouden wachten. En hij ging. Na een uur kwam hij terug en verklaarde: „Voor ik hier een oordeel uitspreek, luis tert naar mij. Ik heb zooeven de boodschap ontvangen, dat de moeder dezer vrouw ge storven is. Ik vertrouw, dat ge de kosten zult dragen om haar een behoorlijk* be grafenis te bezorgen." jk denk er niet aan!" riep de tweede it an „Ik heb de oude vrouw nooit gekend!" „Ik maar al te goed!", merkte de eerste op. ,J)e kosten zijn voor mij. Hoe hoog zijn ze?" Kiang-to-sing lachte. „Nu kan ik een oordeel uitspreken," zeide hij- „Gij, die u er tegen verzet de kosten te dragen, zijt de schoonheid dezer vrouw niet waardig, maar gij, die gaarne bereid zijt de kosten der begrafenis te betalen, hebt bewezen, dat vroeger u niets heeft kunnen weerhouden om deze vrouw tot echtgenoote te hebben Behoud haar en wees gelukkig!" Zoo bracht de schoonmoeder uitkomst en deed goed na haar dood. Op verzoek geef ik hieronder de recepten van verschillende koekjes, welke zonder veel moeite te bakken zijn. Havermoutkoekjes. Bij K pond haver mout neemt men hiervoor: 2 ons suiker, 1 ons boter, 2 eieren en y2 ons gehakte gem ber. Men klopt de eieren, roert de havermout er door, de suiker, de gember en de ge smolten boter en maakt van dit alles 'n goed samenhangend deeg. Men besmeert 'n bakblik met boter, legt daarop platgedrukte balletjes van het deeg en laat ze in een goed warmen oven ongeveer 25 minuten bakken. De koekjes moeten lichtbruin wor den. Schuimpjes. Op 2 eiwitten heeft men hiervoor noodig 80 gram suiker. Men klopt de eiwitten stijf en roert er aan met 'n enkelen slag de suiker door. Een bakblik wordt bestrooid met 'n dun laagje bloem, waarna men de schuimpjes er op spuit of in hoopjes er op legt. Men laat ze dan nog even staan, terwijl men den oven aanmaakt. De ovendeur moet open blijven staan, omdat de oven anders te vochtig wordt en het eiwitschuim daardoor taai zou worden in plaats van hard. Ook als de schuimpjes in den oven staan, laat men de aeur nog open, zoodat ze héél langzaam kunnen drogen. Ze mogen zoo goed als geen kleur krijgen. Kattetongen Men heeft er voor noo dig: 1 ons bloem, 1 ons boter, 1 ons poe dersuiker, 2 eiwitten, 1 pakje vanillesuiker. Men roert de boter tot room, voegt er de poedersuiker bij die men eerst moet zeven, omdat er geen klontjes in mogen wezen de ongeklopte eiwitten, de vanil lesuiker en tot slot de gezeefde bloem. Het bakblik wordt dun met boter be smeerd, waarna men er de kattetongen op spuit of in reepjes naast elkaar legt. Ze mogen niet te dicht bij elkaar komen, daar het deeg zeer ver uitvloeit- De koekjes worden in 'n matig warmen oven in onge veer 'n kwartier gaar gebakken. Ze moeten licht van kleur blijven. Na het bakken neemt men ze met 'n scherp mes dadelijk van 't bakblik en laat ze plat liggend bekoelen, Eierkoekjes4 eieren, 2 ons suiker, 2 ons bloem, I pakje vanillesuiker. De eierdooiers klopt men met suiker en vanille; men voegt de gezeefde blo^m er bij en ten slotte het stijfgeklopte eiwit. Van dit deeg legt men kleine bolletjes op een met boter besmeerd bakblik. In een warmen oven laat men de koekjes, in 15 a 20 minuten, lichtbruin en gaar bakken. Cocosmacronen. 4 stijfgeklopte eiwitten, 2 ons suiker en 125 gram geraspte cocos- noot. Men roert alle ingrediënten goed door elkaar en vormt er koekjes van, die men op 'n met boter bestoven bakblik legt en in 'n matig warmen oven, in ongeveer 20 minu ten, gaar laat bakken. Weespermoppen. Men heeft er voor noo dig: 1 ons amandelen, 1 ei en suiker naar smaak. Men broeit de amandelen in heet water, pelt ze en maalt ze fijn. Men roert er het ongeklopte ei door en de suiker- Dit alles moet zeer stijf door elkaar gekneed wor den, waarna men het uitrolt tot een worst- Hiervan snijdt men dan schijfjes ter dikte van 'n rijksdaalder ongeveer, legt die op 'n met boter ingesmeerd bakblik en laat ze ongeveer 20 minuten bakken. Zandtaartjes. Bij VA ons bloem heeft men noodig 1 ons boter, ons blanke bas terdsuiker, 'n tikje zout en 'n smaakje van vanille of afgeraspte citroenschil. Men kneedt dit alles goed door elkaar, maakt er balletjes van, iets kleiner dan de zandtaartvormpjes en drukt ze dan in de vormpjes, die men tevoren met boter heeft ingesmeerd. Deze taartjes worden, in 'n matig warmen oven, in 20 a 30 minuten, gaar en bruin gebakken. ADRIANA KNUIST—POLLEPEL Men breit met vierdraadswol op alumi- niumnaalden no- 3. Het slobbroekje breit men in het rond, dus met 4 naalden. Men begint aan den bovenkant, waarvoor men 140 st. opzet. Om een stevigen bovenrand te verkrijgen, breit men de eerste 4 toeren met 'n dubbe len draad, 1 r. 1 aver. Dan breit men 'n gaatjestoer voor het doorhalen van 'n elastiek en vervolgens nog 4 toeren 1 r. 1 aver. Hiermee is de boord klaar en breit men verder rechts- Na 20 toeren begint men te meerderen voor ruimte aan den achter kant. Daarvoor breit men in den 70sten en in den 71sten steek van den toer elk 2 st., 4 toeren overbreien en meerderen in den 71sten en in den 72sten»steek. Weer 4 toe ren overbreien en in het midden van den toer meerderen, enz. In het geheel meer dert men zoo 6 keer, zoodat men na de 6de meerdering 152 st. op de naalden heeft. Men breit hierop nog ongeveer 20 toeren en verdeelt dan de steken voor de pijpen. Voor de linker pijp neemt men 74 st- Aan weers kanten daarvan worden 2 st. afgekant voor het midden. Men breit de pijp weer in 't rond en begint in den 4den toer te minde ren aan den binnenkant van het pijpje. De 2de en de 3de st. en de 2 voorlaatste st- van den toer worden hiervoor samengebreid in eiken 4den toer, tot men in het geheel in 8 toeren heeft geminderd. Dan mindert men nog 8 maal in eiken 3den toer. Men heeft dan nog 42 st- op de naald. Hierop breit men nog 40 a 50 toeren en verdeelt dan de steken voor het voetblad. Men kant 22 st. af voor den achterkant en op de overgebleven 20 st. breit men nog ongeveer 12 heen- en weergaande toeren voor het voetblad. Om den anderen toer breit men bij het begin en het einde van de naald 2 st. samen. De overblijvende 6 st. afkanten. De tweede pijp wordt op dezelfde wijze gebreid. Men naait tot slot elastieken onder de voetstukjes, rijgt 'n elastiek door den boord en naait de steken in het midden aan el kaar. De trui voor het pakje kan ook in de rondte gebreid worden tot aan het split. Men'zet dan 140 st. op en breit eerst 'n boord van 15 toeren 1 r. 1 aver. Vervolgens breit men r- ongeveer 50 a 60 toeren en verdeelt het werk dan in tweeën voor het split. Na 8 heen- en weergaande toeren verdeelt men het werk weer in tweeën voor rug en voorpand. Tusschen beide in kant men, aan weerszijden, 3 st. af en vervolgens nog 3 keer, om den anderen toer, 1 st. aan weerskanten. Verder breit men dan nog ongeveer 25 toeren voor het ruggetje. In het midden laat men dan 25 st. op de naald voor het halsje en breit aan weerskanten daarvan nog 3 toeren voor de schoudertjes. Den voorkant breit men, op dezelfde wijze, in twee gedeelten. Men breit hier voor de schoudertjes 6 toeren. De schouders worden dan aan elkaar ge zet. Bij de steken van rug en voorpand neemt men aan eiken kant nog 7 steken op en breit voor den boord eerst 2 toeren 1 r. 1 aver, en dan nog 30 toeren r., dus 15 ribbels. Voor de mouwtjes zet men 36 st- op, breit eerst 9 ribbels voor 'n omslag, dan 10 toeren 1 r. 1 aver- en vervolgens r. aan den r. en aver, aan den linkerkant, of enkel rechts, wanneer men in de rondte breit. Na 10 toeren meerdert men, om de 6 toeren, 1 st. aan het begin en aan het einde van den toer en herhaalt dit, tot men 50 st. op de naald heeft. Men breit dan nog ongeveer 10 toeren, kant dan de eerste 8 st. van de naald af, iaat de laatste 3 st. op de naald, breit nog 1 toer en kant alle st- af. Men naait dan de mouwtjes in, strijkt het werk onder 'n natten doek en naait de zijnaden dicht, waarna men 'n treksluiting in het split naait. De muts breit men in het rond. Men zet ongeveer 70 st. op- Het juiste aantal st. kan men zelf bepalen door het breiwerk om het hoofdje te passen- Voor den omgeslagen Bovenwijdte 42 c-M. Lengte 55 cJf. Benoodigd: 1.80 M. blazerstof van 80 a 90 c.M. breedte, 4 groote knoopen; voor den kraag een stukje linnen of stevig geel ka- Si II in M AL :oen. Men begint op bovenstaande maten het patroon te teekenen. Het voorpand ziet er nogal ingewikkeld uit, maar als ge hiervoor een rechthoek opzet, welke 55 c-M- lang en 31 cM. breed is, dan kunt ge alle overige aangegeven maten er in afteekenen. Van het tegenbeleg maakt ge nog even apart een patroontje. Men legt de patronen zoo op de stof, dat ge onder elkaar de beide voorpanden en daarnaast de mouwen en tegenbeleggen weg kunt knippen; daaronder het rugpand en er naast onder- en bovenkraag en de beide zakken. Men begint aan den vóórkant de knoopsgaten in te maken, welke 54 c.M. grooter worden dan de knoop- Op den goe den kant wordt een schuin lapje stof gelegd en dit wordt op c-M. van het nog niet ingeknipte knoopsgat langs gestikt. Nu kunt ge dit inknippen en het lapje naar den verkeerden kant toe halen Bij den schou der stikt ge op 2 C.M. vanaf den hals het 10 c.M- lange figuurnaadje in, waarna ge het tegenbeleg langs kunt stikken tot 5 c.M. voorbij het hoekje Op dit punt geeft ge een knipje, waarna de revers naar den verkeerden kant wordt omgehaald. Dan kunt ge zij- en schoudernaden, benevens de naden van de mouw dichtstikken, waarna ge onderaan den 3 cJM, breeden zoom in- H-l— )1 - IV V Vs- m-i iv >1 rr i j i\ I r* 't iR-'-v -Ü rr U -„,1/., 11, t maakt. Op den onderkraag wordt het lin nen, dat vooraf gekrompen is, stevig vast gehecht, waarna ge den bovenkraag, welke 1 c.M. grooter is geknipt, langs den bui tenomtrek stikt, omhaalt en op den kant omrijgt. Dan kunt ge den kraag aan den achterkant opstikken, tot het knipje toe, waarna ge den bovenkraag opzoomt. Ge begrijpt, dat het opzetten van den kraag een secuur werk is, omdat juist hiervan het aardige of minder aardige effect van de blazer afhangt. Nu kunt ge de mouw inzet ten, waarbij ge den naad 3 c-M. meer naar voren neemt dan den zijnaad. Wanneer de mouw te ruim er inkomt, dan mag het armsgat nog iets dieper ge maakt worden, nooit den kop van de mouw wegknippen- De zakken, welke 15 cM. lang en breed gekipt worden, voorziet men aan den bovenkant van een bies, welke na af werking 4 c.M. breed is en aan en op wordt gestikt. Alvorens de zakken op te zetten, past men even voor de juiste plaats. Hierna wordt het jasje flink geperst; ook de breuk lijn niet vergeten. Soms wordt de blazer afgewerkt met een tresje, waarvan men 3.50 M. noodig heeft. Dit is echter, vooral bij kleine blazers, niet noodzakelijk. diny Een heerlijk bezit is zoo'n zelf vervaar digde sjaal met bijpassende hand- tasch. Deze kleine onderdeelen kun nen aan onze kleeding iets aparts en persoon lijks geven, mits zij met zorg en in overeen stemming met ons toilet gekozen worden. Overeenstemming wil niet zeggen dezelfde kleuren, integendeel, deze moeten juist een tegenstelling vormen en toch harmoniee ren. Hoe zulks dan? Bij een donkerblauw toilet bijv. zou een lichtblauw garnituur, met donkerblauwe zijde bewerkt, zeer ele gant zijn. Bij donkerbruin is citroengeel zeer apart en een rood garnituur verleent aan elke donkere kleeding een vroolijken toets. Op onze teekening brengen wij zoo'n rood garnituur. Dit is vervaardigd van een fijne kwaliteit peau-de-pêche en werd be werkt met donkerblauwe en witte moezen in den kruissteek. Daartoe rijgen wij op het te bewerken gedeelte een reep etamine, die, nadat het werk beëindigd is, draad voor draad wordt uitgetrokken. Voor dat er met het borduurwerk begonnen wordt, dient men de sjaal eerst met een heel fijn steekje te zoomen, op het onderste gedeelte kunnen de moezen dan op de naadjes vallen, zoodat deze haast onzichtbaar worden. Voor de moezen gebruiken wij D. M. C. perlé-garen. De tasch krijgt een donkerblauwe zijden voering met wit-zijden initialen- No- 2 van onze teekening is gedacht van beige crêpe de chine, bewerkt met bruine, beige en oud-rose zijde. Het bewerkte ge deelte bestaat uit geschulpte reepen en wel is de onderste bruin, de tweede beige en de bovenste oud-rose. Deze kleurencombinatie is zeer fraai en apart. De reepen worden met den ingrijpsteek met glanzende zijde geborduurd. De sjaal wordt met aange knoopte franje afgewerkt. Hiervoor ge bruikt men afwisselend bruine, beige en rose zijde- De puntig uitloopende tasch vertoont een uit dezelfde kleuren vervaar digden kwast en wordt afgewerkt met trek sluiting. Zij, die over veel vrijen tijd be schikken, kunnen zoo'n garnituur ook van wol breien en dan met genoemd borduur werk versieren. Zulks is bijzonder aan te bevelen als wij er een sportgarnituur van maken, bijv. om tegaan schaatsen of dergl. In dit geval kunnen wij nog een bijpas sende muts vervaardigen, wat bijzonder voor een bakvisch of een jonge vrouw (zijn wij niet allen jong??) heel lief en sportief staat. Ook onze kleine meiskes zullen gaarne zulk garnituur bezitten en het zal aan menig afgedragen manteltje, dat in dezen crisistijd nog dienst moet doen, een nieuw frisch cachet verleenen en allicht zit er in onze lappendoos nog een of ander restje, dat hiervoor dienst kan doen. ETA rand breit men I r- gedraaid (aan den ach terkant van den steek insteken) en 1 aver., tot men 10 c.M. heeft. Dan keert men het werk binnenst buiten en breit verder r., tot het geheele werk 24 a 25 c-M. lang is. Dan 1 toer telkens 2 st- samenbr., nog 3 toeren breien, den draad afbreken, door alle st. halen met 'n stopnaald en stevig afwerken. Men maakt dan 'n pluim of 'n pompon, dien men boven op de muts naait. DORA I i I ••••Sn- -- - -i t Voortaan leveren wy patronen, hetzij volgens de ln onze bladzijde voorkomende modellen, hetzij volgens welke andere, door de lezeressen Ingezon den teekening ook, tegen de volgende pry zen: Costuum 0.60 Mantel 1.— Blouse 0.45 Kinderjurken (tot 5 Jaar) 0.35 Wij staan voor het goed passen der modellen ln, mits men ons nauwkeurig de volgende maten opgeeft, die men neemt, nadat men eerst de per soon, voor wie het kleedingstuk bestemd ls, een band om het middel heeft gebonden, ten einde de Juiste plaats van de taille aan te geven. a. Bovenwijdte, te meten ropdom langa den rug. onder de armen door en b o ve n de buste langs, niet te strak. b. Borstwydte, op dezelfde wyze te meten als de bovenwijdte, maar nu o v e r de buste heen. c. Borsthoogte, van kuiltje ln den hals tot de taille. d. Rughoogte, van het midden nekpunt tot de taille. f. Schouderbreedte dit ls de lengte van den schouder, van den hals tot het begin van den arm. g. M o u w 1 e n g t e, te meten bulten langs den arm, over den gebogen elleboog tot aan den pols. h. De geheele lengte, uit den halskuil ge meten,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 14