Roman van een gewetenlooze w Md mifutal aan den dag VIS"® 1 HET i Als lam geslagen! AKKER.CACHETS fjl Hoest en Verkoudheid tMMMWmi fOONSTEUINO 27 JANUARIWf£ BgUAR DE VELDSLAG ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Draag ROBINSONschoenen Je kunt er fijn op tippelen! GROOTE AVONTUUR MAANDAG 23 JANUARI JOSEPH FOUCHE yerr ader, lafaard, leugenaar, zwijgermaar sterker dan Napoleon Een ijzeren energie Venader en kruiper Sterker dan Napoleon "AKKERTJES"- Zijn levensloop V olksvertegenwoord iger De voorzichtige Zeer brutale dieven Verborgen natuurschat brengt redding betee-1 vriendschap l Kleeding en voedsel voor de Eskimo's Romeinsch theater ontdekt Alle abonné's S^aSln vl^Ta^ f750f250.- "lï 125.-Kow" f50.-lleT f40.~ AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL v - - Hoeveel lezers herinneren zich nog uit hun schooljaren de figuren der Fransche re- vulutie? De namen van Danton, Robes pierre, Marat en enkele anderen leven nog voort, maar we durven een lief ding verwed den, dat de naam van Joseph Fouché voor velen een onbekenden of althans een vagen klank heeft. Toch was Fouché een van de merkwaardig ste figuren uit die bewogen tijden en wellicht de merkwaardigste van alle. Hij was niet de grootste, misschien wel de kleinste, maar hij was zeker de meest interessante, al was hij dan ook de gewetenloosheid in persoon. Nooit heeft Fouché, als wij zijn uitnemen- den biograaf, Stefan Zweig, mogen gelooven, ook maar één oogenblik in zijn lange en veel bewogen politieke loopbaan gehandeld uit pa triottische overwegingen. Geen enkel moment was hij eerlijk. Hy loog voortdurend en als hij het niet deed, dan had hij daarmede een be doeling, die minstens even bedrieglijk was als de grofste leugen. Hy verried zonder blikken of blozen vriend en vijand, als hem dat eer en voordeel kon brengen. Nooit heeft men hem erop betrapt, dat hy anders dan uit eer zucht en winzucht handelde. Slechts één eigenschap in dit somber hard nekkig leven werpt een milder licht op de si nistere figuur van Fouché en dat is de trouw aan zijn gezin. Hij was een voorbeeldig echtge noot en vader en in tegenstelling met zooveel andere figuren van de revolutie leefde hy sober en meed hij alle braspartijen en alle gewaagde avonturen. Maar hy deed dit niet uit overtui ging, maar alleen om zijn volle aandacht te kunnen geven aan de politiek van den dag, dat wil zeggen, aan zyn eigen carrière. Hij bracht zyn tegenstanders één voor één op het schavot en hij was de eenige die zyn veege lijf van de guillotine wist te redden. Zelfs den grooten en genialen Napoleon heeft hij ten on der gebracht, op het oogenblik, dat hij zelf de hoogste macht veroverde. De levensweg van Joseph Fouché is vol by- zonderheden, die ons om beurten met verbazing, bewondering en walging vervullen. Het is niet de walging, die ons bevangt, wanneer wy hooren van levens, die door het slijk gaan, maar de veel grootere walging, die ons overvalt, wan neer we komen te staan voor den sombéren mensch, wien niets heilig is, die alles en ieder een opoffert met een schaamteloosheid, die haar weerga niet heeft. Hij was een verrader en in trigant, een vleier en een kruiper, een spion en een verkrachter van de moraal. Het was het tegendeel van een karakter: hij was volslagen karakterloos en hierin was hy groot by het geniale af. Hij heeft in deze ka rakterloosheid volhard tot het einde met een hardnekkigheid, die tegelyk verachtelijk en be wonderenswaardig is. Want men zal moeten toegeven, dat iemand, die zyn leven lang dag aari dag een yzeren karakterloosheid vertoont, een geweldige energie moet bezitten, een ener gie, die men hoe dan ook, moet bewonderen. Napoleon zou hem later noemen: den sterk- Bten man dien hy kende, maar ook een sinister en gevaariyk man. Napoleon was zeer bevreesd voor Fouché en dit was wellicht zyn eenige vrees voor een mensch. Hij zou hem het liefst hebben willen dooden of levenslang opsluiten. Hij verachtte hem uit den grond van zijn hart, maar hy had hem noodig, want Fouché was de handigste en politiek meest begaafde man van Frankrijk. Hy was bovendien de beste ken ner van net politiewezen en van alle schan daaltjes, die over de Fransche voormannen be kend en vooral niet bekend waren. Hij was het n.l. die de politie had gereorganiseerd en alle politiedraden liepen door zijn handen. Van het oogenblik, dat hy als politieprefect aftrad, liep de heele politioneele boel in de war, omdat hy alleen alle intrigues kende. Nauwelijks was hy weer aan het hoofd van de macht, of de politie deed weer wonderen. Men wist dit. Men kon dit niet veranderen en ook Napoleon was het bekend, dat hij alleen van Fouché kon te weten komen, wat hy noodig had, voorzoover voelt Ge U als de Griep U pakt Naar bed, en laat U er snel van aihelpen met die geneeskrachtige Volgens recept van Apotheker Dumont. althans Fouché bereid was, hem in te lichten. De keizer was er van overtuigd, dat hy aan houdend door zijn minister werd bedrogen, maar ook, dat hy in bepaalde gevallen op hem reke nen kon, wanneer het 's ministers voordeel was. Fouché was alzoo het type van den politicus, die in bewogen tyden meer den loop der zaken bepaalt dan de werkeiyk grooten. Fouché werd geboren te Nantes in 1759. zyn ouders en voorouders waren zeelieden en ook hü werd voor de zeevaart bestemd. Maar hij was nauweiyks uitgevaren, of hy werd ziek. Hij kon nergens tegen en was steeds moe. Maar in 't Frankrük van dien tijd kon een jongen uit zijn stand zeer moeiiyk een baantje vinden, waarbü meer van den geest dan van het lichaam werd gevraagd. Alleen het seminarie gaf een kans. De andere carrières waren voor den adel bestemd. Hy ging dus naar het semi narie, want de Kerk, wyzer dan welke orga nisatie ook, liet evenzeer den mindere als den meerdere toe. Reeds het eerste stadium van Fouché's levensloop werd gekenschetst door die merkwaardige eigenschap van dezen zonder lingen man, die hem belette zich volkomen aan een bepaalde taak te binden. Hy is steeds half. en houdt de gelegenheid open, om van zijn weg terug te keeren naar een desnoods tegen gestelde richting. Zoo ook hier. Hü komt niet tot de hoogere wydingen. Hy leeraart en stu deert en zwygt en leert de zwijgzaamheid ken nen als een der grootste krachten van den la- teren diplomaat. Hü bezoekt de revolutionnaire bijeenkomsten van Robespierre, toen nog den edelman en advocaat, met het gevolg, dat hy wordt gestraft en weggezonden door zijn over heid. Juist in dien tyd beginnen de eerste re volutiewolken, nauweiyks zichtbaar, boven Frankrijk te dryven, maar het was Fouché weer, die dit tijdig opsnoof, dus ging hy in de politiek. In Nantes, zyn geboorteplaats, sprak hü op vergaderingen. In Nantes is echter de meerderheid rechts en dus is Fouché ook rechts. Hy bewijst dit door zoo snel als maar mogeiyk is de dochter van een rijken koopman te trouwen. Hy wordt candidaat voor de Conventie en belooft zijn kiezers alles, wat ze maar willen. Op dat oogen blik van de verkiezingen is hy twee en dertig jaar oud, leelijk en afstootelyk, onbetrouwbaar om te zien en gevaarlijk als een reptiel. Hy is koudbloedig en geeft zich nooit over aan vreug de, noch aan drift. Hij beheerscht zich volkomen, maar hy vergeet niets. Alles is bij hem ge richt op de toskomst en zooals hij zijn vrouw trouwde, om zijn positie te verzekeren, zoo zal hy zyn hoogst uitgesproken overtuiging verra den, als hy dat nuttig oordeelt. Hy is van een yzige kalmte, waartegen iedereen te pletter loopt, die het niet volkomen met hem eens is. Hij heeft een afschuwelijk geduld, dat alles ver draagt, tot en met de grofste beleediging en den vuigsten laster, maar dat hardnekkig al les opteekent, wat hij onthouden wil. Deze be- heersching, die nooit verzwakt of bezwykt, is de grootheid van Fouché. In 1792 is hy lid van de Conventie, bestaan de uit 750 afgevaardigden, die op 21 Septem ber de vergaderzaal betraden, waar vroeger de koning als hoogste macht aanwezig was. Nu zyn daar verzameld de 750 mannen terwyi de laatste koning geen koning meer is en met zyn familie in de gevangenis zyn lot afwacht. De galeryen zijn volgepropt met burgers, die nieuwsgierig hun afgevaardigden komen be- kyken. Onder de 750 is ook Joseph Fouché, die zwygend als altyd, binnentreedt. Weer ontpopt iiy zich als de voorzichtige. Hy heeft overlegd waar hy plaats zal nemen, by de onstuimigen of by de conservatieven. Hy erkent natuuriyk alleen de sterkste party en zal dit blijven doen. Hij peilt de stemming en neemt plaats by de Girondijnen, die de gematigde partij vormen. Ginds, by de radicalen, ziet hy zyn ouden vriend Robespierre, die hem met verachting begroet. Fouché weet nu voor eens en altyd, dat hy uiterst voorzichtig moet zyn met dezen vroegeren vriend, die nu zijn vyand is ge worden. Hij zal wachten tot hy zeker weet, dat zyn optreden veilig is. Hij zwygt zoolang hij kan en blijft op den achtergrond. Daar zal hij steeds blyven staan, zijn leven lang, om op het juiste oogenblik toe te springen en den doodelijken slag te wagen als een sluipmoor denaar. Meestal zal hy een ander den slag la ten toebrengen, doch steeds is hy de stimu lans en als de slag mislukt, is hy in veiligheid en wordt zyn slachtoffer getroffen, zelfs door hem zelf verraden. Hy weet precies, hoever hy gaan kan; dat zijn uiterlyk hem niet veroor looft zich in het publiek veel te vertoonen of te trachten door welsprekendheid de massa mee te slepen. Hij weet, dat hy het sterkst is aan de schryftafel, alleen en verborgen. Hy weet dit volkomen en erkent dit door daarmede steeds rekening te houden. Lodewijk de zestiende leeft nog en dit zegt Fouché genoeg. De koning is gevangen en op gesloten in de Temple, maar zoolang hy leeft, kèm hy nog aan de macht komen en daarmede wil Fouché rekening houden. Daarom geeft hy zich niet over aan buiten sporigheden en stelt hy een partij-kiezen zoo lang mogelyk uit. Dit o.m. toen de Conventie ging stemmen over het leven of den dood van den koning. De gematigden trachtten een ge heime stemming door te drijven, maar Robes pierre eischte dat ieder vertegenwoordiger van het Fransche volk duidelyk zyn vóór of tegen GEOPEND VAN 10v.M.-5n.M. SNVAN 8n.M.-|0>LH SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m. zou uitbrengen. Fouché zou voor het leven van den koning moeten stemmen, als hy den wil van zyn kiezers zou kunnen volgen, maar hy zal af wachten om te doen wat hy voor zichzelf nuttig vindt. Op 15 Januari heeft hy nog in zyn bezit de rede, die hij ten gunste van den koning wil uitspreken, maar wanneer in den daarop vol genden nacht een dreigende volksbeweging plaats heeft ten nadeele van den koning, is Fouché met één slag omgekeerd en, ziende welke wending de stemming zal nemen in de vergadering, houdt hy zyn rede in zijn jaszak en bij het afroepen van zyn naam staat hij op om met zyn bleeke dunne lippen vóór den ko ningsmoord te stemmen. Later, als het in zijn kraam te pas komt, zal hy deze woorden ver ontschuldigen en als een vergissing voorstellen. Nu echter uit zich zyn onbeschaamdheid met een kracht, die ongelooflyk moet genoemd wor den voor hen, die zijn leven niet als één door- loopende onbeschaamdheid hebben leeren zien. Hoe zal hy zich tegenover zyn kiezers ver antwoorden? Hij kent de knepen en zoo snel als het hem maar mogelyk is, stelt hy een manifest op voor zyn kiezers, een manifest, dat Nantes bereikt, voor de inwoners het officieele staatsblad de Moniteur onder de oogen krijgen. In dit manifest scheldt hij op den koning, dien hij als een misdadiger afschildert en als een gevaarlyken tyran voor het vólk. Hij weet dat hij hierdoor zijn daad zal kunnen verantwoor den en zyn kiezers overdonderen. Het lukt. Als altijd heeft Fouché ook nu juist gezien. Hy staat dus met één slag aan de zyde der meer- niimiiiimiiu iiimiiiiininy 1 Bijna zeven duizend dooden.... En dat enkel in één jaar! Kijk, dat speelde nu de auto Slechts in Groot-Brittanje klaar. i In Amerika, bijvoorbeeld, Bij dat razende verkeer, Daar bedraagt het aantal offers Van den auto tienmaal meer. En zoo gaat het in verhouding Naar de grootte van het land* Denk maar niet aan de gewonden, Want dat is exhorbitant! Telt ge d' auto-dooden samen, Die er in de wereld zijn, Ach, dan is de ivereldoorlog Werk'lijk nog als oorlog klein! En dan heeft men angst voor gassen, Mitrailleurs, geweer, kanon! Maar de auto voelt, als vijand, Nog veel minder voor pardon! Wel een massa conferenties Voor den oorlog! Goed en ioél, Doch de allergrootste vijand Heeft voorloopig nog vrij spel! Want ondanks de massa-graven Door die stomme auto-pret Wordt de veldslag door den motor Onveranderd voortgezet! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) TllltlllllHIIIIIIIHIIlllllllIlllllllllllllflIlllllllillflIillllllIlliillllllllllflIllllï derheid en voorloopig is hij buiten gevaar. Zoo zal het hem altijd gaan. Tientallen malen zal hy worden bedreigd door de machtigste en on- verbiddelijkste mannen en tientallen malen zal de onbeschaamde lafaard door zijn verrader lijke karakterloosheid al zijn tegenstanders overwinnen tot in den dood. Zoo is het beeld van Joseph Fouché, dien men niet ten onrechte noemt het genie der ge wetenloosheid. Dieven, die deden alsof zy de eigenaars wa ren hebben het geheele meubilair en tenslotte ook het huis gestolen van een vrouw, die zwaar ziek lag in het ziekenhuis te Nagykoroes In Hongarye, aldus meldt Reuter. Na het meubilair uit het huis gedragen en verkocht te hebben, braken zij het huis af en verkochten het materiaal aan sloopers. Toen de vrouw uit het ziekenhuis kwam zag zij slechts eenige brokstukken steen op de plaats waar eens haar huis had gestaan. Freddy Vrydag had alle voorbe reidselen getroffen om een boom te vellen. Hy bevestigde een touw aan den stam, zoo hoog als hy er by kon, om den boom, dien hy bij den wortel had ingekeept, naderhand te kunnen omtrekken. Voordat hy den boom kon gaan hakken, kwam zyn wilde bok er plot seling aan. Snel klauterde hy den stam in. „Ga er achteraan, Robbie," riep de zeeman, „en trek hem aan zijn staart naar beneden!" Maar de bok was Robbie te vlug af, en zat al lang boven in den boom, voordat Robbie hem kon grijpen. Toen klom hy hem achterna. Toen de bok echter genaderd was tot de plaats, waar Freddy het touw had vastge maakt, ging hij daar met zyn horens aan hangen en gleed zoo vliegensvlug naar omlaag. De zeeman werd haast door hem omvergegooid. „Ik had niet gedacht, dat je je zou laten verslaan door een wilden bok," zei Freddy tot Robbie. „Een volgenden keer vlugger." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling). Het ging niet langer. Olie Aaltje ging te zeer gebukt onder haar kwalen, om nog alleen te kunnen wonen. Soms liep zefie steeg uit, naar den weg, om even een luchtje te happen en dan" zag de heele buurt wel, dat het weer mis was met Olie Aaltje. Voetje voor voet je schommelde het dikke lichaam dan het paadje tusschen de huizen af en heel 't bruin gebrand rimpelgezichtje met de booze oogen, die het echter zoo kwaad niet meenden was vertrokken van de pijn. „Ze hebben mie weer te pakken", gromde de moeë mond op een vraag, hoe het ging„Huuu, wat hebben zai mie weer te pakken". De schouders schoven in een schurende beweging op en neer, als kon ze daarmee de pijn afwerpen, maar veel helpen deed het niet, de rheumatiek bleef het oude lichaam plagen. 's Zomers ging het nog wel met Olie Aaltje. Ze werd wel geplaagd, ze lag wel eens 'n dag in bed, maar ze kon haar huisje schoonhouden en hulp behoefde ze niet. 's Winters was het er ger. Dan lag ze soms dagen in bed, was haar kamer niet verwarmd en de omstandigheden zouden ellendig voor haar zyn geweest, wan neer de buren en vooral Olie Doekle zich niet over haar hadden ontfermd. Den vorigen winter had het reeds veel ellen de gegeven en wat de komende winter aan kou en ellende zou brengen, wist Olie Aaltje niet, maar zoo zag ze er tegen op, dat ze bezweek voor den aandrang van haar dochter, die in een dorp een paar uur verder woonde, om bij haar te komen inwonen. 't Was haar moeilijk gevallen haar toestem ming te geven. Ze was gehecht aan haar oude omgeving, waar ze haar heele leven had ge woond. Maar nog moeilyker viel het haar, het aan Olie Doekle te vertellen. Olie Doekle was het immers geweest, die haar zoo heel vaak had geholpen. Hy woonde in het huisje naast haar en zcoals een enkelen keer wel eens meer ge beurt, hadden twee eenzamen elkaar gezocht en gevonden. Doekle was al lange jaren weduw naar en Olie Aaltje had haar man heel vroeg verloren, zoodat het een wondergroot geluk voor hen beiden was, dat ze elkaar vonden voor het uitspreken van hun wederzijdsche herinne ringen. Talrijke kleine diensten werden daarbij uitgewisseld. Hièrvoor was een vrouwenhand noodig, dat kon alleen een man klaarspelen, 's Morgens ging Doekle naar Aaltje koffie drin ken, 's avonds trok Aaltje met haar breiwerk naar Doekle en bleef daar tot het tijd was om naar bed te gaan. Wanneer Aaltje 's winters in haar bed lag te kreunen van de pyn,. kwam Doekle de kachel aanmaken, den boel beredde- ref»; bleef hy, tot hy er vast en zeker van over tuigd kon zyn, dat het Olie Aaltje aan niets ontbrak. Kortom, het was Doekle voor Aaltje en Aaltje voor Doekle en door de jaren werd die vriendschap steeds hechter en grooter, werd een innige saamhoorigheid geboren. Eerst veertien dagen nadat het besluit was gevallen, vertelde Olie Aaltje het aan Doekle. Avond aan avond had ze zich voorgenomen t te zeggen, maar iederen keer was haar de moed ontglipt. Toen ze het gezegd had, bleef het langen tyd stil tusschen de beide menschen. Alleen de hangklok met haar zware gewichten tikte hoor baar. Doekle keek Aaltje strak voorby, de halve schemer van het vertrek in, deed stevige trek ken aan zijn pUp, blies groote rookwolken rond zich. Eindelyk de onzekere vraag van Olie Aaltje: „Waarom zegst doe niks?" terstond gevolgd door zyn beverig verweer: „Wat mout ik hier op zeggen?" „Zeg, of doe het goud vindst of nait!" „Waarom hest doe dit doan?" ,,'k Zag tegen de winter op. Ik duur 't nait meer an, Doekle." „Wie haaien 't nog wel klaar speuld." 'k Wait nait", betwijfelde Olie Aaltje. ,,'t Is goud heure", besloot Doekle. t Was echter niet goed. Hoe meer de dag naderde, en dat deed hy o, zoo gauw, des te meer zag Olie Aaltje in, dat ze veel, dat haar dierbaar was, moest achterlaten. Misschien wel te veel. Als niemand haar zag schreide ze wel eens; tranen, die ze krampachtig voor een an der verborg, vooral voor Doekle. Doekle'begreep echter meer dan zij vermoedde. Tegen haar zei hy het niet, maar tegen anderen merkte hij op, met een verdachte trilling in zijn stem: „Dat komt nait goud mit Aaltje, dat komt nait gouö dat is heur dood...." Ze kwamen weinig meer by elkaar. In goet De stad Ohrid in Joego-Slavië werd altyd beschouwd als de armste stad van het land. Het was een stad zonder hoop. zy had zelfs geen hout of andere brandstoffen. De landerijen in de omgeving, die vroeger gemeentebezit waren geweest, waren de stad door een besluit van het parlement ontnomen. Een armelijk stukje land mocht de stad houden en de burgemeester besloot daarvan een parkje te maken. Werklieden begonnen daarop den grond om te spitten. Toen bemerkte men, dat een dikke laag steenkool in den grond zat. Onderzoe kingen werden gedaan, die aan het licht brach ten, dat in den grond voor 5 millioen gulden aan steenkool zat. Met de ontginning werd begonnen en alle werkloozen der stad konden te werk worden gesteld. De stad heeft nu nieuwe straten, badinrich tingen, hotels en gas- en electriciteitcentrales. Thans beschouwt men Ohrid als een der rykste steden van het land. oedoelde hartelykheid maakten de dorpsbewo ners het Aaltje noodeloos, zonder het te besel fen, nog moeilyker. De een na den ander kwam afscheid nemen, deed een hartelyke daad, en Olie Aaltje, door het naderend vertrek het vijandelyke van vroeger, dat ook wel eens voor viel, vergetend, vond 't steeds moeilyker er aan te denken, dat ze alles weldra moest verlaten Eerst toen de meubels van Olie Aaltje in een vrachtauto werden geladen, zaten beide men schen weer alleen tegenover elkaar. Ze zeiden niet veel. Ze luisterden naar de geluiden, die van buiten naar binnen drongen, het g*vch der mannen, een waarschuwing van een vrouwen stem, het geschuif van meubels. Ze wisten, dat het gevreesde oogenonk weldra was aangebroken. Het wachten was er op. „Nou gaitst doe weg, Aaltje." „Joa, Doekle." „Doe haaist nog nait goan mouten." „Nee „Wie haain T nog wel klaar speuld dizze win ter. Door het achterhuis weerklonken vlugge voetstappen, in m de kamerdeur f" stond de dochter. I T\p f\H/j De beide andere A-rC U MU G menschen wisten, i wat dat kende. Ze ston den op. Hun be- verige handen lagen in elkaar. „Doekle Moeizaam strompelde Aaltje voor haar doch ter uit naar buiten. Een kort oogenblik bleei Olie Doekle staan, dan volgde hy, gebukt, als onder een zwaren last. In de deur van zyn huis je zag hij, hoe Aaltje afscheid nam van de buurlui, hoe ze moeizaam in den vrachtwagen klauterde, plaats nam in haar leuningstoel, die voor de meubels, welke den auto nog niet half vulden, stond.... En toen gebeurde hetDe wagen zette zich in beweging, rolde weg. Over de hoofden van de nieuwsgierige buurlui zagen Olie Aaltje en Olie Doekle elkaar nog een keer aan.... Beiden wilden ze glimlachen, maar het mislukte hun, beiden maakten ze een wanhopige bpweging, als wilden ze elkaar toewuivendah was het voorby, zagen de oude oogen niets meerEn terwyl de dochter Olie Aaltje door haar schijn baar opgewekt gekout trachtte af te leiden, zat Doekle in zyn kamertje.... weer alleen.... en schreide voor het eerst in zyn leven.... zonder snikken, zonder tranen, maar in een onnoeme- lyk groot, eenzaam leed. (Nadruk verboden) wisten, t t 5 ston- J- Een kudde van 3000 rendieren, die op last van de Canadeesche regeering door de wilder nissen van Noord-Alaska naar de Mackenzie- rivier zijn gedreven, hebben de grens van Yukon bereikt. Deze dieren zijn door de re geering gezonden om tot voedsel en kleeding te dienen voor de Eskimo's in de Mackenzie-delta. Als zich geen onvoorziene moeilykheden voor doen, zal de kudde in het voorjaar haar be stemming bereiken. Talryke kalveren zyn on derweg geboren en hebben zich bij den grooten troep aangesloten, doch ondanks dit telt de kudde slechts 2300 dieren, daar men onderweg een troep karibous was tegengekomen. Eis natuurlijke aanverwantschap tusschen het rendier en de karibou deed zich gelden en de herders moesten hulpeloos toezien, dat 'n groot aantal rendieren zich vermengde onder de kari bous en met deze naar het Westen trok. Een voortreffelyk behouden ruïne van een Romeinsch theater, een van de best geconser- voerde ter wereld, is te Merida in Spanje aan den dag gekomen. In 1910 werden hier de opgravingen begonnen en thans heeft men uitgebreide dee- len van achter het tooneel gelegen werken ont dekt. Het postscenium is omsloten door een zuilenrij van een lengte van 78 voet en vervaar digd van blauwwit marmer. In het midden van de zuilenry liggen de resten van een tuin, die blijkens de gevonden fragmenten versierd was met beelden en banken. Een volledig netwerk van kanalen met marmeren pijpleidingen en waterwerken voor de bevloeiing van den tuin is eveneens bloot gelegd. Het thans ontdekte theater is gelijk in bouw aan het Popeï-theater in Rome. worden spoedig onderdrukt door keel en borst met Vicks VapoRub in te wrijven Deze verdampende zalt werkt als een ouderwetse!, papmiddel en tevens tls een modern inhaleertoestel. by verlies van 'n anderen vinger sjiiuiiiiuiiitimiiiiiiiHiiiiiumimitm f£,{JILLETON BiwiiiiiHimiimHttiiiiraiuitHiHiinmiiniimniiimnHHittuiniHuui: 13 Dat alles, men begrijpt het, heeft niet langer geduurd dan twee of drie seconden. En daar de rechter geen alarmsein heeft ge hoord en nog voldoende helderheid van geest bezit om te kunnen vaststellen dat het onmoge- hjk is de kamer binnen te komen zonder een helsch leven te veroorzaken, zegt hy tot zich zeiven: „Verbeelding, anders niet.... Ik sta op De Hindoe is nu by 't hoofdeinde van het bed gekomen. Hy heft zyn dolk nihoog en snydt, als met een scheermes geruischloos het iyne weefsel van het musk .•••■-gaas open. Zijn beide armen verdwynen met vlugge en onhoorbare katachtige bewegingen in de gapen de opening.... Dan wordt ér een gesmoorde zucht vernomen, gevolgd door een kort, heesch gereutel. Op dat °igen oogenblik staat de geheele ka mer in den rossen gloed van een feilen bliksem straal, gevolgd door een ontzettenden donder- slag. Het vertrek is vol van zwavellucht. Het was- licht welks vlam haar gewone afmetingen heeft teruggekregen, beeft in de lamp. Het zwarte spook schynt door den muur te zyn opgeslorpt, want het is verdwenen zonder eenig spoor achter te laten, niettegenstaande alle toegangen stevig gesloten zyn gebleven. Wakker geworden door het geraas van het onweer, richt de Nepal-soldaat op de mat zich halverwege op en zegt met half-luide stem door de deur, waarvoor hy op post ligt: „Heeft de Sahib iets noodig?" Hy houdt zyn oor dicht tegen het paneel, en daar hy geen antwoord krijgt, gaat hy weer lig gen, in zich zeiven mompelende: „De Sahib slaapthy heeft gelyk, ik ga het ook doen." yyf minuten later lag hy weer in Morpheus' armen, terwyl het onweer langzaam wegrom- melde. Men is in Indië en trouwens overal in de tropische streken vroeg by de hand, want de arbeid staat daar gedurende de uren der groot ste daghitte stil. By het eerste morgengloren opende de trou we Sikh de deur van het slaapvertrek op een kier en bracht zyn meester den gebrutkeiyken morgengroet. Daar hy niets hoorde, kon hy een gevoel van verbazing en zelfs van angst niet onderdrukken. „Hoe vreemd dat de Sahib vanmorgen zoo vast slaapt!" Hij had het strenge consigne nooit binnen te komen zonder dat de electrische schel hem ge roepen had. Maar ditmaal was de angst sterker dan het verbod. Hij deed de deur open en bracht daar door heel het carillon van electrischen schellen in beweging. Geen enkele beweging ziende, was hy met één sprong by het bed, sloeg driftig het gaas weg en slaakte een kreet zóó luid. dat men dien door het geheele huis hooren kon. „Oeah!.... Oeah!.... Sahib Margya!de meester is dood!" Met verwrongen gelaattrekken, uit het hoofd puilende oogen en uit den mond hangende tong lag rechter Taylor geworgd in zijn bed. Rondom zijn hals was, als een koord, de ver- schrikkeiyke zwarte doek dichtgeknoopt van de secte der „Worgers." En opdat niemand omtrent deze daad onder eenig opzicht in onzekerheid zou verkeeren, stak de dolk, op dezelfde plaats in den muur be vestigd als die andere van den vorigen dag, in een stuk papier, waarop de woorden te lezen stonden: „Veroordeeld door de „poendits".... gevon- nisd door my, Bérar." Het verstyfde lichaam was reeds koud. Op den kreet van den kamerdienaar kwamen de „Choeprassies" en het Engelsche dienstper soneel aangeloopen, luid jammerend. Zij hadden allen toch goed en ijverig en scherp gewaakt, zy hadden om beurten gewisseld, hun kon niets worden verweten. Trouwens aan de deuren en aan de vensters was geen spoor van inbraak te bemerken. De electrische installatie werkte prachtig, en dat zy dit gedurende den nacht niet had ge daan, moest wel daardoor worden verklaard dat niemand was kunnen binnenkomen langs den gewonen weg. En toch was de meester dood! Vandaar dat zien van al die menschen, blanken of zwarten, die in den oorlog onver schrokken gevaar en dood onder de oogen had den gezien, een onbeschrtjfeiyke angst meester maakte, dat zy zich gevoelden als kinderen te genover deze tragische openbaring van het bo vennatuur lyke. Toch verloren zij him hoofd niet en handel den, bij afwezigheid van de meesteres, die met de kinderen te Simla op zomerverbiyf was, naar omstandigheden zoo goed mogelijk. Eerst werd een nauwkeurig onderzoek inge steld in de kamer, onder het bed, achter alle staande meubelen en spiegels. Men keek zelfs de wanden en den vloer zorgvuldig na, maar vond niets. Eén kwam er op het denkbeeld het vertrekje te inspecteeren waar, gezeten op zijn bamboe stoel, de koelie belast was met de bediening van den waaier. De man was op zyn post gestorven. Hy zat daar met het koord nog in de handen. Men meende eerst dat ook hy het slachtoffer was geworden van een misdaad en droeg het lyk naar buiten. De geneesheer die kwam om den rechter he laas, reeds lang overbodig geworden hulp te verleenen, steldé vast dat de koelie getroffen was geworden door den bliksem. De stroom wa^ gegaan door het koord, dat als geleider had gediend en voor den ongelukkige noodlottig was geworden. Daarenboven viel in den muur, op de plaats waar de katrol van de „panka" bevestigd was, een vry groot gat waar te nemen, veroorzaakt door het geweld der electrische ontlading. Maar deze opening, waardoor een onmiddellijke ver binding was tot stand gekomen tusschen het vertrekje van den „panka"-bediende en de slaapkamer van den rechter, was te klein om ook maar aan het lichaam van een kind een doorgang te kunnen verschaffen. Men stond dus voor de volstrekte onmoge- lykheid om te kunnen gissen hoe en waar de moordenaar tot zyn slachtoffer had kunnen doordringen en zich ongestraft had kunnen verwy deren. DE HINDOE EN DE „HEILIGE BELOFTE" De moord op president Taylor, zoo spoedig ge volgd op de misdaad, waarvan de ongelukkige hertogin van Richmond het slachtoffer was ge worden, verwekte in Calcutta een onbeschryfe- lyke sensatie. Schrik onder de blanken, kwalyk verholen voldoening en vreugde by de Hindoes allen, overheerschers en overheerschten, waren even sterk onder den indruk. De Hindoes keken vry moediger voor zich uit en liepen met hooger opgeheven hoofd, hielden geheimzinnige bijeenkomsten en groeiden zicht baar van genoegen by het bekend worden der .voor de Engelsche zoo ongunstige tydingen van het oorlogstooneel. Déar hadden de Europeanen een nederlaag geleden tegen den bergstam der Afridis en waren uit Peshawer verdreven; in de provincie Bombay was de pest uitgebroken, overal heerschte hongersnood, Calcutta stond overeind tengevolge der tragische gebeurtenis sen van de laatste dagen, de geheime genoot schappen vierden hoogtij was dat alles voor die verdrukten geen reden om in stilte te jui chen en te broeden op nieuwe/ revolutieplan nen? Waarlyk, het begin was overweldigend! Men had langen tyd gemeend dat de vrees wekkende secte der zoogenaamde „Worgers" niet meer bestond, en zie daar gaven plotse ling deze aanbidders der wreede godin Kali op nieuw teekenen van leven door twee snel op elkaar volgende misdaden, bedreven met ver- bysterende stoutmoedigheid en sluwheid. En zy hielden zich daarbij niet in verborgenheid, neen, zy zetten onder de bewyzen van die misdaden zelfs hun naam met de brutale uitdaging van lieden, die zeker zijn van straffeloosheid. Zóó bijvoorbeeld die Bérar. wiens naam bin nen eenige uren door heel Calcutta bekend was! (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7