Roman van een gewetenlooze
w
Md mifutal aan den dag
VIS"®
1 HET i
Als lam geslagen!
AKKER.CACHETS
fjl
Hoest en Verkoudheid
tMMMWmi
fOONSTEUINO
27 JANUARIWf£ BgUAR
DE VELDSLAG
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
Draag ROBINSONschoenen
Je kunt er fijn op tippelen!
GROOTE
AVONTUUR
MAANDAG 23 JANUARI
JOSEPH FOUCHE
yerr ader, lafaard, leugenaar,
zwijgermaar sterker
dan Napoleon
Een ijzeren energie
Venader en kruiper
Sterker dan Napoleon
"AKKERTJES"-
Zijn levensloop
V olksvertegenwoord iger
De voorzichtige
Zeer brutale dieven
Verborgen natuurschat
brengt redding
betee-1 vriendschap l
Kleeding en voedsel
voor de Eskimo's
Romeinsch theater
ontdekt
Alle abonné's S^aSln vl^Ta^ f750f250.- "lï 125.-Kow" f50.-lleT f40.~
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
v
- -
Hoeveel lezers herinneren zich nog uit hun
schooljaren de figuren der Fransche re-
vulutie? De namen van Danton, Robes
pierre, Marat en enkele anderen leven nog
voort, maar we durven een lief ding verwed
den, dat de naam van Joseph Fouché voor velen
een onbekenden of althans een vagen klank
heeft.
Toch was Fouché een van de merkwaardig
ste figuren uit die bewogen tijden en wellicht
de merkwaardigste van alle. Hij was niet de
grootste, misschien wel de kleinste, maar hij
was zeker de meest interessante, al was hij dan
ook de gewetenloosheid in persoon.
Nooit heeft Fouché, als wij zijn uitnemen-
den biograaf, Stefan Zweig, mogen gelooven,
ook maar één oogenblik in zijn lange en veel
bewogen politieke loopbaan gehandeld uit pa
triottische overwegingen. Geen enkel moment
was hij eerlijk. Hy loog voortdurend en als hij
het niet deed, dan had hij daarmede een be
doeling, die minstens even bedrieglijk was als
de grofste leugen. Hy verried zonder blikken
of blozen vriend en vijand, als hem dat eer
en voordeel kon brengen. Nooit heeft men
hem erop betrapt, dat hy anders dan uit eer
zucht en winzucht handelde.
Slechts één eigenschap in dit somber hard
nekkig leven werpt een milder licht op de si
nistere figuur van Fouché en dat is de trouw
aan zijn gezin. Hij was een voorbeeldig echtge
noot en vader en in tegenstelling met zooveel
andere figuren van de revolutie leefde hy sober
en meed hij alle braspartijen en alle gewaagde
avonturen. Maar hy deed dit niet uit overtui
ging, maar alleen om zijn volle aandacht te
kunnen geven aan de politiek van den dag,
dat wil zeggen, aan zyn eigen carrière. Hij
bracht zyn tegenstanders één voor één op het
schavot en hij was de eenige die zyn veege lijf
van de guillotine wist te redden. Zelfs den
grooten en genialen Napoleon heeft hij ten on
der gebracht, op het oogenblik, dat hij zelf de
hoogste macht veroverde.
De levensweg van Joseph Fouché is vol by-
zonderheden, die ons om beurten met verbazing,
bewondering en walging vervullen. Het is niet
de walging, die ons bevangt, wanneer wy hooren
van levens, die door het slijk gaan, maar de
veel grootere walging, die ons overvalt, wan
neer we komen te staan voor den sombéren
mensch, wien niets heilig is, die alles en ieder
een opoffert met een schaamteloosheid, die haar
weerga niet heeft. Hij was een verrader en in
trigant, een vleier en een kruiper, een spion
en een verkrachter van de moraal.
Het was het tegendeel van een karakter: hij
was volslagen karakterloos en hierin was hy
groot by het geniale af. Hij heeft in deze ka
rakterloosheid volhard tot het einde met een
hardnekkigheid, die tegelyk verachtelijk en be
wonderenswaardig is. Want men zal moeten
toegeven, dat iemand, die zyn leven lang dag
aari dag een yzeren karakterloosheid vertoont,
een geweldige energie moet bezitten, een ener
gie, die men hoe dan ook, moet bewonderen.
Napoleon zou hem later noemen: den sterk-
Bten man dien hy kende, maar ook een sinister en
gevaariyk man. Napoleon was zeer bevreesd
voor Fouché en dit was wellicht zyn eenige
vrees voor een mensch. Hij zou hem het liefst
hebben willen dooden of levenslang opsluiten.
Hij verachtte hem uit den grond van zijn hart,
maar hy had hem noodig, want Fouché was
de handigste en politiek meest begaafde man
van Frankrijk. Hy was bovendien de beste ken
ner van net politiewezen en van alle schan
daaltjes, die over de Fransche voormannen be
kend en vooral niet bekend waren. Hij was
het n.l. die de politie had gereorganiseerd en
alle politiedraden liepen door zijn handen. Van
het oogenblik, dat hy als politieprefect aftrad,
liep de heele politioneele boel in de war, omdat
hy alleen alle intrigues kende. Nauwelijks was
hy weer aan het hoofd van de macht, of de
politie deed weer wonderen. Men wist dit. Men
kon dit niet veranderen en ook Napoleon was
het bekend, dat hij alleen van Fouché kon te
weten komen, wat hy noodig had, voorzoover
voelt Ge U als de Griep U pakt
Naar bed, en laat U er snel van
aihelpen met die geneeskrachtige
Volgens recept van Apotheker Dumont.
althans Fouché bereid was, hem in te lichten.
De keizer was er van overtuigd, dat hy aan
houdend door zijn minister werd bedrogen, maar
ook, dat hy in bepaalde gevallen op hem reke
nen kon, wanneer het 's ministers voordeel was.
Fouché was alzoo het type van den politicus,
die in bewogen tyden meer den loop der zaken
bepaalt dan de werkeiyk grooten.
Fouché werd geboren te Nantes in 1759. zyn
ouders en voorouders waren zeelieden en ook
hü werd voor de zeevaart bestemd. Maar hij
was nauweiyks uitgevaren, of hy werd ziek. Hij
kon nergens tegen en was steeds moe. Maar in
't Frankrük van dien tijd kon een jongen uit
zijn stand zeer moeiiyk een baantje vinden,
waarbü meer van den geest dan van het
lichaam werd gevraagd. Alleen het seminarie
gaf een kans. De andere carrières waren voor
den adel bestemd. Hy ging dus naar het semi
narie, want de Kerk, wyzer dan welke orga
nisatie ook, liet evenzeer den mindere als den
meerdere toe. Reeds het eerste stadium van
Fouché's levensloop werd gekenschetst door die
merkwaardige eigenschap van dezen zonder
lingen man, die hem belette zich volkomen aan
een bepaalde taak te binden. Hy is steeds half.
en houdt de gelegenheid open, om van zijn
weg terug te keeren naar een desnoods tegen
gestelde richting. Zoo ook hier. Hü komt niet
tot de hoogere wydingen. Hy leeraart en stu
deert en zwygt en leert de zwijgzaamheid ken
nen als een der grootste krachten van den la-
teren diplomaat. Hü bezoekt de revolutionnaire
bijeenkomsten van Robespierre, toen nog den
edelman en advocaat, met het gevolg, dat hy
wordt gestraft en weggezonden door zijn over
heid. Juist in dien tyd beginnen de eerste re
volutiewolken, nauweiyks zichtbaar, boven
Frankrijk te dryven, maar het was Fouché
weer, die dit tijdig opsnoof, dus ging hy in de
politiek. In Nantes, zyn geboorteplaats, sprak
hü op vergaderingen.
In Nantes is echter de meerderheid rechts en
dus is Fouché ook rechts. Hy bewijst dit door
zoo snel als maar mogeiyk is de dochter van
een rijken koopman te trouwen. Hy wordt
candidaat voor de Conventie en belooft zijn
kiezers alles, wat ze maar willen. Op dat oogen
blik van de verkiezingen is hy twee en dertig
jaar oud, leelijk en afstootelyk, onbetrouwbaar
om te zien en gevaarlijk als een reptiel. Hy is
koudbloedig en geeft zich nooit over aan vreug
de, noch aan drift. Hij beheerscht zich volkomen,
maar hy vergeet niets. Alles is bij hem ge
richt op de toskomst en zooals hij zijn vrouw
trouwde, om zijn positie te verzekeren, zoo zal
hy zyn hoogst uitgesproken overtuiging verra
den, als hy dat nuttig oordeelt. Hy is van een
yzige kalmte, waartegen iedereen te pletter
loopt, die het niet volkomen met hem eens is.
Hij heeft een afschuwelijk geduld, dat alles ver
draagt, tot en met de grofste beleediging en
den vuigsten laster, maar dat hardnekkig al
les opteekent, wat hij onthouden wil. Deze be-
heersching, die nooit verzwakt of bezwykt, is
de grootheid van Fouché.
In 1792 is hy lid van de Conventie, bestaan
de uit 750 afgevaardigden, die op 21 Septem
ber de vergaderzaal betraden, waar vroeger de
koning als hoogste macht aanwezig was. Nu
zyn daar verzameld de 750 mannen terwyi de
laatste koning geen koning meer is en met zyn
familie in de gevangenis zyn lot afwacht. De
galeryen zijn volgepropt met burgers, die
nieuwsgierig hun afgevaardigden komen be-
kyken. Onder de 750 is ook Joseph Fouché, die
zwygend als altyd, binnentreedt. Weer ontpopt
iiy zich als de voorzichtige. Hy heeft overlegd
waar hy plaats zal nemen, by de onstuimigen
of by de conservatieven. Hy erkent natuuriyk
alleen de sterkste party en zal dit blijven doen.
Hij peilt de stemming en neemt plaats by de
Girondijnen, die de gematigde partij vormen.
Ginds, by de radicalen, ziet hy zyn ouden
vriend Robespierre, die hem met verachting
begroet. Fouché weet nu voor eens en altyd,
dat hy uiterst voorzichtig moet zyn met dezen
vroegeren vriend, die nu zijn vyand is ge
worden. Hij zal wachten tot hy zeker weet,
dat zyn optreden veilig is. Hij zwygt zoolang
hij kan en blijft op den achtergrond. Daar zal
hij steeds blyven staan, zijn leven lang, om op
het juiste oogenblik toe te springen en den
doodelijken slag te wagen als een sluipmoor
denaar. Meestal zal hy een ander den slag la
ten toebrengen, doch steeds is hy de stimu
lans en als de slag mislukt, is hy in veiligheid
en wordt zyn slachtoffer getroffen, zelfs door
hem zelf verraden. Hy weet precies, hoever hy
gaan kan; dat zijn uiterlyk hem niet veroor
looft zich in het publiek veel te vertoonen of
te trachten door welsprekendheid de massa mee
te slepen. Hij weet, dat hy het sterkst is aan
de schryftafel, alleen en verborgen. Hy weet
dit volkomen en erkent dit door daarmede steeds
rekening te houden.
Lodewijk de zestiende leeft nog en dit zegt
Fouché genoeg. De koning is gevangen en op
gesloten in de Temple, maar zoolang hy leeft,
kèm hy nog aan de macht komen en daarmede
wil Fouché rekening houden.
Daarom geeft hy zich niet over aan buiten
sporigheden en stelt hy een partij-kiezen zoo
lang mogelyk uit. Dit o.m. toen de Conventie
ging stemmen over het leven of den dood van
den koning. De gematigden trachtten een ge
heime stemming door te drijven, maar Robes
pierre eischte dat ieder vertegenwoordiger van
het Fransche volk duidelyk zyn vóór of tegen
GEOPEND VAN 10v.M.-5n.M. SNVAN 8n.M.-|0>LH
SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m.
zou uitbrengen. Fouché zou voor het leven van
den koning moeten stemmen, als hy den wil van
zyn kiezers zou kunnen volgen, maar hy zal af
wachten om te doen wat hy voor zichzelf nuttig
vindt. Op 15 Januari heeft hy nog in zyn bezit
de rede, die hij ten gunste van den koning wil
uitspreken, maar wanneer in den daarop vol
genden nacht een dreigende volksbeweging
plaats heeft ten nadeele van den koning, is
Fouché met één slag omgekeerd en, ziende
welke wending de stemming zal nemen in de
vergadering, houdt hy zyn rede in zijn jaszak
en bij het afroepen van zyn naam staat hij op
om met zyn bleeke dunne lippen vóór den ko
ningsmoord te stemmen. Later, als het in zijn
kraam te pas komt, zal hy deze woorden ver
ontschuldigen en als een vergissing voorstellen.
Nu echter uit zich zyn onbeschaamdheid met
een kracht, die ongelooflyk moet genoemd wor
den voor hen, die zijn leven niet als één door-
loopende onbeschaamdheid hebben leeren zien.
Hoe zal hy zich tegenover zyn kiezers ver
antwoorden? Hij kent de knepen en zoo snel
als het hem maar mogelyk is, stelt hy een
manifest op voor zyn kiezers, een manifest, dat
Nantes bereikt, voor de inwoners het officieele
staatsblad de Moniteur onder de oogen krijgen.
In dit manifest scheldt hij op den koning, dien
hij als een misdadiger afschildert en als een
gevaarlyken tyran voor het vólk. Hij weet dat
hij hierdoor zijn daad zal kunnen verantwoor
den en zyn kiezers overdonderen. Het lukt.
Als altijd heeft Fouché ook nu juist gezien. Hy
staat dus met één slag aan de zyde der meer-
niimiiiimiiu
iiimiiiiininy
1 Bijna zeven duizend dooden....
En dat enkel in één jaar!
Kijk, dat speelde nu de auto
Slechts in Groot-Brittanje klaar.
i In Amerika, bijvoorbeeld,
Bij dat razende verkeer,
Daar bedraagt het aantal offers
Van den auto tienmaal meer.
En zoo gaat het in verhouding
Naar de grootte van het land*
Denk maar niet aan de gewonden,
Want dat is exhorbitant!
Telt ge d' auto-dooden samen,
Die er in de wereld zijn,
Ach, dan is de ivereldoorlog
Werk'lijk nog als oorlog klein!
En dan heeft men angst voor gassen,
Mitrailleurs, geweer, kanon!
Maar de auto voelt, als vijand,
Nog veel minder voor pardon!
Wel een massa conferenties
Voor den oorlog! Goed en ioél,
Doch de allergrootste vijand
Heeft voorloopig nog vrij spel!
Want ondanks de massa-graven
Door die stomme auto-pret
Wordt de veldslag door den motor
Onveranderd voortgezet!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
TllltlllllHIIIIIIIHIIlllllllIlllllllllllllflIlllllllillflIillllllIlliillllllllllflIllllï
derheid en voorloopig is hij buiten gevaar. Zoo
zal het hem altijd gaan. Tientallen malen zal
hy worden bedreigd door de machtigste en on-
verbiddelijkste mannen en tientallen malen zal
de onbeschaamde lafaard door zijn verrader
lijke karakterloosheid al zijn tegenstanders
overwinnen tot in den dood.
Zoo is het beeld van Joseph Fouché, dien
men niet ten onrechte noemt het genie der ge
wetenloosheid.
Dieven, die deden alsof zy de eigenaars wa
ren hebben het geheele meubilair en tenslotte
ook het huis gestolen van een vrouw, die zwaar
ziek lag in het ziekenhuis te Nagykoroes In
Hongarye, aldus meldt Reuter.
Na het meubilair uit het huis gedragen en
verkocht te hebben, braken zij het huis af en
verkochten het materiaal aan sloopers.
Toen de vrouw uit het ziekenhuis kwam
zag zij slechts eenige brokstukken steen op de
plaats waar eens haar huis had gestaan.
Freddy Vrydag had alle voorbe
reidselen getroffen om een boom te
vellen. Hy bevestigde een touw aan
den stam, zoo hoog als hy er by kon,
om den boom, dien hy bij den wortel
had ingekeept, naderhand te kunnen
omtrekken.
Voordat hy den boom kon gaan
hakken, kwam zyn wilde bok er plot
seling aan. Snel klauterde hy den
stam in.
„Ga er achteraan, Robbie," riep de
zeeman, „en trek hem aan zijn staart
naar beneden!"
Maar de bok was Robbie te vlug af,
en zat al lang boven in den boom,
voordat Robbie hem kon grijpen. Toen
klom hy hem achterna. Toen de bok
echter genaderd was tot de plaats,
waar Freddy het touw had vastge
maakt, ging hij daar met zyn horens
aan hangen en gleed zoo vliegensvlug
naar omlaag. De zeeman werd haast
door hem omvergegooid.
„Ik had niet gedacht, dat je je zou
laten verslaan door een wilden bok,"
zei Freddy tot Robbie. „Een volgenden
keer vlugger."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling).
Het ging niet langer. Olie Aaltje ging te
zeer gebukt onder haar kwalen, om nog
alleen te kunnen wonen. Soms liep zefie
steeg uit, naar den weg, om even een luchtje te
happen en dan" zag de heele buurt wel, dat het
weer mis was met Olie Aaltje. Voetje voor voet
je schommelde het dikke lichaam dan het
paadje tusschen de huizen af en heel 't bruin
gebrand rimpelgezichtje met de booze oogen,
die het echter zoo kwaad niet meenden was
vertrokken van de pijn. „Ze hebben mie weer
te pakken", gromde de moeë mond op een
vraag, hoe het ging„Huuu, wat hebben
zai mie weer te pakken". De schouders schoven
in een schurende beweging op en neer, als kon
ze daarmee de pijn afwerpen, maar veel helpen
deed het niet, de rheumatiek bleef het oude
lichaam plagen.
's Zomers ging het nog wel met Olie Aaltje.
Ze werd wel geplaagd, ze lag wel eens 'n dag
in bed, maar ze kon haar huisje schoonhouden
en hulp behoefde ze niet. 's Winters was het er
ger. Dan lag ze soms dagen in bed, was haar
kamer niet verwarmd en de omstandigheden
zouden ellendig voor haar zyn geweest, wan
neer de buren en vooral Olie Doekle zich niet
over haar hadden ontfermd.
Den vorigen winter had het reeds veel ellen
de gegeven en wat de komende winter aan kou
en ellende zou brengen, wist Olie Aaltje niet,
maar zoo zag ze er tegen op, dat ze bezweek
voor den aandrang van haar dochter, die in een
dorp een paar uur verder woonde, om bij haar
te komen inwonen.
't Was haar moeilijk gevallen haar toestem
ming te geven. Ze was gehecht aan haar oude
omgeving, waar ze haar heele leven had ge
woond. Maar nog moeilyker viel het haar, het
aan Olie Doekle te vertellen. Olie Doekle was
het immers geweest, die haar zoo heel vaak had
geholpen. Hy woonde in het huisje naast haar
en zcoals een enkelen keer wel eens meer ge
beurt, hadden twee eenzamen elkaar gezocht en
gevonden. Doekle was al lange jaren weduw
naar en Olie Aaltje had haar man heel vroeg
verloren, zoodat het een wondergroot geluk
voor hen beiden was, dat ze elkaar vonden voor
het uitspreken van hun wederzijdsche herinne
ringen. Talrijke kleine diensten werden daarbij
uitgewisseld. Hièrvoor was een vrouwenhand
noodig, dat kon alleen een man klaarspelen,
's Morgens ging Doekle naar Aaltje koffie drin
ken, 's avonds trok Aaltje met haar breiwerk
naar Doekle en bleef daar tot het tijd was om
naar bed te gaan. Wanneer Aaltje 's winters in
haar bed lag te kreunen van de pyn,. kwam
Doekle de kachel aanmaken, den boel beredde-
ref»; bleef hy, tot hy er vast en zeker van over
tuigd kon zyn, dat het Olie Aaltje aan niets
ontbrak. Kortom, het was Doekle voor Aaltje en
Aaltje voor Doekle en door de jaren werd die
vriendschap steeds hechter en grooter, werd een
innige saamhoorigheid geboren.
Eerst veertien dagen nadat het besluit was
gevallen, vertelde Olie Aaltje het aan Doekle.
Avond aan avond had ze zich voorgenomen t
te zeggen, maar iederen keer was haar de moed
ontglipt.
Toen ze het gezegd had, bleef het langen tyd
stil tusschen de beide menschen. Alleen de
hangklok met haar zware gewichten tikte hoor
baar. Doekle keek Aaltje strak voorby, de halve
schemer van het vertrek in, deed stevige trek
ken aan zijn pUp, blies groote rookwolken rond
zich.
Eindelyk de onzekere vraag van Olie Aaltje:
„Waarom zegst doe niks?" terstond gevolgd
door zyn beverig verweer: „Wat mout ik hier
op zeggen?"
„Zeg, of doe het goud vindst of nait!"
„Waarom hest doe dit doan?"
,,'k Zag tegen de winter op. Ik duur 't
nait meer an, Doekle."
„Wie haaien 't nog wel klaar speuld." 'k Wait
nait", betwijfelde Olie Aaltje.
,,'t Is goud heure", besloot Doekle.
t Was echter niet goed. Hoe meer de dag
naderde, en dat deed hy o, zoo gauw, des te
meer zag Olie Aaltje in, dat ze veel, dat haar
dierbaar was, moest achterlaten. Misschien wel
te veel. Als niemand haar zag schreide ze wel
eens; tranen, die ze krampachtig voor een an
der verborg, vooral voor Doekle. Doekle'begreep
echter meer dan zij vermoedde. Tegen haar zei
hy het niet, maar tegen anderen merkte hij op,
met een verdachte trilling in zijn stem: „Dat
komt nait goud mit Aaltje, dat komt nait gouö
dat is heur dood...."
Ze kwamen weinig meer by elkaar. In goet
De stad Ohrid in Joego-Slavië werd altyd
beschouwd als de armste stad van het land.
Het was een stad zonder hoop. zy had zelfs
geen hout of andere brandstoffen. De landerijen
in de omgeving, die vroeger gemeentebezit waren
geweest, waren de stad door een besluit van het
parlement ontnomen.
Een armelijk stukje land mocht de stad
houden en de burgemeester besloot daarvan een
parkje te maken.
Werklieden begonnen daarop den grond om
te spitten. Toen bemerkte men, dat een dikke
laag steenkool in den grond zat. Onderzoe
kingen werden gedaan, die aan het licht brach
ten, dat in den grond voor 5 millioen gulden
aan steenkool zat.
Met de ontginning werd begonnen en alle
werkloozen der stad konden te werk worden
gesteld.
De stad heeft nu nieuwe straten, badinrich
tingen, hotels en gas- en electriciteitcentrales.
Thans beschouwt men Ohrid als een der
rykste steden van het land.
oedoelde hartelykheid maakten de dorpsbewo
ners het Aaltje noodeloos, zonder het te besel
fen, nog moeilyker. De een na den ander kwam
afscheid nemen, deed een hartelyke daad, en
Olie Aaltje, door het naderend vertrek het
vijandelyke van vroeger, dat ook wel eens voor
viel, vergetend, vond 't steeds moeilyker er aan
te denken, dat ze alles weldra moest verlaten
Eerst toen de meubels van Olie Aaltje in een
vrachtauto werden geladen, zaten beide men
schen weer alleen tegenover elkaar. Ze zeiden
niet veel. Ze luisterden naar de geluiden, die
van buiten naar binnen drongen, het g*vch der
mannen, een waarschuwing van een vrouwen
stem, het geschuif van meubels.
Ze wisten, dat het gevreesde oogenonk weldra
was aangebroken. Het wachten was er op.
„Nou gaitst doe weg, Aaltje."
„Joa, Doekle."
„Doe haaist nog nait goan mouten."
„Nee
„Wie haain T nog wel klaar speuld dizze win
ter.
Door het achterhuis weerklonken vlugge
voetstappen, in m
de kamerdeur f"
stond de dochter. I T\p f\H/j
De beide andere A-rC U MU G
menschen wisten, i
wat dat
kende. Ze ston
den op. Hun be-
verige handen lagen in elkaar.
„Doekle
Moeizaam strompelde Aaltje voor haar doch
ter uit naar buiten. Een kort oogenblik bleei
Olie Doekle staan, dan volgde hy, gebukt, als
onder een zwaren last. In de deur van zyn huis
je zag hij, hoe Aaltje afscheid nam van de
buurlui, hoe ze moeizaam in den vrachtwagen
klauterde, plaats nam in haar leuningstoel, die
voor de meubels, welke den auto nog niet half
vulden, stond....
En toen gebeurde hetDe wagen zette zich
in beweging, rolde weg. Over de hoofden van
de nieuwsgierige buurlui zagen Olie Aaltje en
Olie Doekle elkaar nog een keer aan.... Beiden
wilden ze glimlachen, maar het mislukte hun,
beiden maakten ze een wanhopige bpweging, als
wilden ze elkaar toewuivendah was het
voorby, zagen de oude oogen niets meerEn
terwyl de dochter Olie Aaltje door haar schijn
baar opgewekt gekout trachtte af te leiden, zat
Doekle in zyn kamertje.... weer alleen.... en
schreide voor het eerst in zyn leven.... zonder
snikken, zonder tranen, maar in een onnoeme-
lyk groot, eenzaam leed.
(Nadruk verboden)
wisten, t t 5
ston- J-
Een kudde van 3000 rendieren, die op last
van de Canadeesche regeering door de wilder
nissen van Noord-Alaska naar de Mackenzie-
rivier zijn gedreven, hebben de grens van
Yukon bereikt. Deze dieren zijn door de re
geering gezonden om tot voedsel en kleeding te
dienen voor de Eskimo's in de Mackenzie-delta.
Als zich geen onvoorziene moeilykheden voor
doen, zal de kudde in het voorjaar haar be
stemming bereiken. Talryke kalveren zyn on
derweg geboren en hebben zich bij den grooten
troep aangesloten, doch ondanks dit telt de
kudde slechts 2300 dieren, daar men onderweg
een troep karibous was tegengekomen.
Eis natuurlijke aanverwantschap tusschen het
rendier en de karibou deed zich gelden en de
herders moesten hulpeloos toezien, dat 'n groot
aantal rendieren zich vermengde onder de kari
bous en met deze naar het Westen trok.
Een voortreffelyk behouden ruïne van een
Romeinsch theater, een van de best geconser-
voerde ter wereld, is te Merida in Spanje
aan den dag gekomen.
In 1910 werden hier de opgravingen
begonnen en thans heeft men uitgebreide dee-
len van achter het tooneel gelegen werken ont
dekt. Het postscenium is omsloten door een
zuilenrij van een lengte van 78 voet en vervaar
digd van blauwwit marmer. In het midden van
de zuilenry liggen de resten van een tuin, die
blijkens de gevonden fragmenten versierd was
met beelden en banken. Een volledig netwerk
van kanalen met marmeren pijpleidingen en
waterwerken voor de bevloeiing van den tuin
is eveneens bloot gelegd. Het thans ontdekte
theater is gelijk in bouw aan het Popeï-theater
in Rome.
worden spoedig onderdrukt door keel en
borst met Vicks VapoRub in te wrijven
Deze verdampende zalt
werkt als een ouderwetse!,
papmiddel en tevens tls een
modern inhaleertoestel.
by verlies van 'n
anderen vinger
sjiiuiiiiuiiitimiiiiiiiHiiiiiumimitm f£,{JILLETON
BiwiiiiiHimiimHttiiiiraiuitHiHiinmiiniimniiimnHHittuiniHuui:
13
Dat alles, men begrijpt het, heeft niet langer
geduurd dan twee of drie seconden.
En daar de rechter geen alarmsein heeft ge
hoord en nog voldoende helderheid van geest
bezit om te kunnen vaststellen dat het onmoge-
hjk is de kamer binnen te komen zonder een
helsch leven te veroorzaken, zegt hy tot zich
zeiven:
„Verbeelding, anders niet.... Ik sta op
De Hindoe is nu by 't hoofdeinde van het bed
gekomen. Hy heft zyn dolk nihoog en snydt,
als met een scheermes geruischloos het iyne
weefsel van het musk .•••■-gaas open.
Zijn beide armen verdwynen met vlugge en
onhoorbare katachtige bewegingen in de gapen
de opening.... Dan wordt ér een gesmoorde
zucht vernomen, gevolgd door een kort, heesch
gereutel.
Op dat °igen oogenblik staat de geheele ka
mer in den rossen gloed van een feilen bliksem
straal, gevolgd door een ontzettenden donder-
slag.
Het vertrek is vol van zwavellucht. Het was-
licht welks vlam haar gewone afmetingen heeft
teruggekregen, beeft in de lamp.
Het zwarte spook schynt door den muur te
zyn opgeslorpt, want het is verdwenen zonder
eenig spoor achter te laten, niettegenstaande
alle toegangen stevig gesloten zyn gebleven.
Wakker geworden door het geraas van het
onweer, richt de Nepal-soldaat op de mat zich
halverwege op en zegt met half-luide stem door
de deur, waarvoor hy op post ligt: „Heeft de
Sahib iets noodig?"
Hy houdt zyn oor dicht tegen het paneel, en
daar hy geen antwoord krijgt, gaat hy weer lig
gen, in zich zeiven mompelende:
„De Sahib slaapthy heeft gelyk, ik ga
het ook doen."
yyf minuten later lag hy weer in Morpheus'
armen, terwyl het onweer langzaam wegrom-
melde.
Men is in Indië en trouwens overal in de
tropische streken vroeg by de hand, want de
arbeid staat daar gedurende de uren der groot
ste daghitte stil.
By het eerste morgengloren opende de trou
we Sikh de deur van het slaapvertrek op een
kier en bracht zyn meester den gebrutkeiyken
morgengroet.
Daar hy niets hoorde, kon hy een gevoel van
verbazing en zelfs van angst niet onderdrukken.
„Hoe vreemd dat de Sahib vanmorgen zoo
vast slaapt!"
Hij had het strenge consigne nooit binnen te
komen zonder dat de electrische schel hem ge
roepen had.
Maar ditmaal was de angst sterker dan het
verbod. Hij deed de deur open en bracht daar
door heel het carillon van electrischen schellen
in beweging.
Geen enkele beweging ziende, was hy met
één sprong by het bed, sloeg driftig het gaas
weg en slaakte een kreet zóó luid. dat men dien
door het geheele huis hooren kon.
„Oeah!.... Oeah!.... Sahib Margya!de
meester is dood!"
Met verwrongen gelaattrekken, uit het hoofd
puilende oogen en uit den mond hangende tong
lag rechter Taylor geworgd in zijn bed.
Rondom zijn hals was, als een koord, de ver-
schrikkeiyke zwarte doek dichtgeknoopt van de
secte der „Worgers."
En opdat niemand omtrent deze daad onder
eenig opzicht in onzekerheid zou verkeeren,
stak de dolk, op dezelfde plaats in den muur be
vestigd als die andere van den vorigen dag, in
een stuk papier, waarop de woorden te lezen
stonden:
„Veroordeeld door de „poendits".... gevon-
nisd door my, Bérar."
Het verstyfde lichaam was reeds koud.
Op den kreet van den kamerdienaar kwamen
de „Choeprassies" en het Engelsche dienstper
soneel aangeloopen, luid jammerend.
Zij hadden allen toch goed en ijverig en scherp
gewaakt, zy hadden om beurten gewisseld, hun
kon niets worden verweten.
Trouwens aan de deuren en aan de vensters
was geen spoor van inbraak te bemerken.
De electrische installatie werkte prachtig,
en dat zy dit gedurende den nacht niet had ge
daan, moest wel daardoor worden verklaard dat
niemand was kunnen binnenkomen langs den
gewonen weg.
En toch was de meester dood!
Vandaar dat zien van al die menschen,
blanken of zwarten, die in den oorlog onver
schrokken gevaar en dood onder de oogen had
den gezien, een onbeschrtjfeiyke angst meester
maakte, dat zy zich gevoelden als kinderen te
genover deze tragische openbaring van het bo
vennatuur lyke.
Toch verloren zij him hoofd niet en handel
den, bij afwezigheid van de meesteres, die met
de kinderen te Simla op zomerverbiyf was, naar
omstandigheden zoo goed mogelijk.
Eerst werd een nauwkeurig onderzoek inge
steld in de kamer, onder het bed, achter alle
staande meubelen en spiegels. Men keek zelfs
de wanden en den vloer zorgvuldig na, maar
vond niets.
Eén kwam er op het denkbeeld het vertrekje
te inspecteeren waar, gezeten op zijn bamboe
stoel, de koelie belast was met de bediening van
den waaier.
De man was op zyn post gestorven. Hy zat
daar met het koord nog in de handen.
Men meende eerst dat ook hy het slachtoffer
was geworden van een misdaad en droeg het
lyk naar buiten.
De geneesheer die kwam om den rechter he
laas, reeds lang overbodig geworden hulp te
verleenen, steldé vast dat de koelie getroffen
was geworden door den bliksem.
De stroom wa^ gegaan door het koord, dat als
geleider had gediend en voor den ongelukkige
noodlottig was geworden.
Daarenboven viel in den muur, op de plaats
waar de katrol van de „panka" bevestigd was,
een vry groot gat waar te nemen, veroorzaakt
door het geweld der electrische ontlading. Maar
deze opening, waardoor een onmiddellijke ver
binding was tot stand gekomen tusschen het
vertrekje van den „panka"-bediende en de
slaapkamer van den rechter, was te klein om
ook maar aan het lichaam van een kind een
doorgang te kunnen verschaffen.
Men stond dus voor de volstrekte onmoge-
lykheid om te kunnen gissen hoe en waar de
moordenaar tot zyn slachtoffer had kunnen
doordringen en zich ongestraft had kunnen
verwy deren.
DE HINDOE EN DE „HEILIGE BELOFTE"
De moord op president Taylor, zoo spoedig ge
volgd op de misdaad, waarvan de ongelukkige
hertogin van Richmond het slachtoffer was ge
worden, verwekte in Calcutta een onbeschryfe-
lyke sensatie.
Schrik onder de blanken, kwalyk verholen
voldoening en vreugde by de Hindoes allen,
overheerschers en overheerschten, waren even
sterk onder den indruk.
De Hindoes keken vry moediger voor zich uit
en liepen met hooger opgeheven hoofd, hielden
geheimzinnige bijeenkomsten en groeiden zicht
baar van genoegen by het bekend worden der
.voor de Engelsche zoo ongunstige tydingen van
het oorlogstooneel. Déar hadden de Europeanen
een nederlaag geleden tegen den bergstam der
Afridis en waren uit Peshawer verdreven; in
de provincie Bombay was de pest uitgebroken,
overal heerschte hongersnood, Calcutta stond
overeind tengevolge der tragische gebeurtenis
sen van de laatste dagen, de geheime genoot
schappen vierden hoogtij was dat alles voor
die verdrukten geen reden om in stilte te jui
chen en te broeden op nieuwe/ revolutieplan
nen?
Waarlyk, het begin was overweldigend!
Men had langen tyd gemeend dat de vrees
wekkende secte der zoogenaamde „Worgers"
niet meer bestond, en zie daar gaven plotse
ling deze aanbidders der wreede godin Kali op
nieuw teekenen van leven door twee snel op
elkaar volgende misdaden, bedreven met ver-
bysterende stoutmoedigheid en sluwheid. En zy
hielden zich daarbij niet in verborgenheid, neen,
zy zetten onder de bewyzen van die misdaden
zelfs hun naam met de brutale uitdaging van
lieden, die zeker zijn van straffeloosheid.
Zóó bijvoorbeeld die Bérar. wiens naam bin
nen eenige uren door heel Calcutta bekend
was!
(Wordt vervolgd).