De Schot in het ware daglicht
D
Tegen GRIEP
akker's Abdijsiroop
H
keerden wij heden uit
ONZE 218e UITKEERING
f 73.005.
GIERIGHEID
IN GOUDA
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
De voet spreekt: Geef mij maar
ROBINSONschoenen
De geham-
I sterde Ham
I HET I
GROOTE I
1 AVONTUUR
WOENSDAG 25 JANUARI
De proef op de som
.ïh MOTORRIJWIEL
•NTOONSTELLING
27 JANOARH FEBRUARI.
Noorsche Staatsradio?
Finland drinkt weer
Een begeerde post
Engelsche luchtpost
Schottenmoppen berusten op boos
aardige verzinsels en onder-
lingen naijver
Verslagen
He» beproefde middel in griep-tijd.
Overal verkrijgbaar In flacon» vanaf f L-
ingevolge de voor onze abonné's geldende
gratis ongevallen verzekering aan den Heer
A. BEKKERS, Leeuwenhoekstraat 22 te Hilversum,
wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is
1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN
1 aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd.
DE DIRECTIE I
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
e „Flying Scotsman" jaagt door Noord-
Engeland in de richting van het grond
gebied der Schotten. Deze express-trein,
die niet zooals wij misschien zouden ver
wachten uitsluitend bestemd is voor men-
schen met zware geldbuidels, doch die een derde
klasse heeft, is het eerste bruikbare studie
object voor den man, die er op uittrok, de
spreekwoordelijke gierigheid van het ges'acht
der Schotten op de keper te beschouwen
De „Flying Scotsman" is een wonder op wie
len: niet alleen omdat deze trein een keuken
wagen met twee rollende restaurants, een bar,
een bibliotheek, een kapper en een damessalon
meevoert, maar in de eerste plaats wel: omdat
dat alles geen cent extra-toeslag kost!
„Al zouden wij 'n halven Shilling toeslag vra
gen, dan zou de trein al zouden wij die met
meubelen uit het koninklijk paleis installee-
ren zonder één Schotschen passagier loopen
en dat kan men niet riskeeren bij een trein,
die heen en weer naar Schotland zélf rijdt,"
verkondigt zelfbewust en m:t overtuiging de
friseur, die mij inzeept, „zes jaar rijd ik op
den trein meneer en pas driemaal hebben
Schotten mij fooi gegeven: daarbij was een Lord,
die evenals de anderen een fooi van een penny
gaf!"
„U bent zeker een Londenaar?" vroeg ik. En
de friseur gaf dat toe. Ik deed er het zwijgen
toe. Later werd de argwaan, die op dat oogen-
blik in mij opkwam, bevestigd. Ik waag het te
verzekeren, dat speciaal Londenaars en verder
alle andere Engelschen om onbegrijpelijke rede
nen een hekel aan Schotten hebben en hen,
tengevolge van een soort gevoel van overwicht
„gierig" noemen. Dit terwijl de Schotten
in het geheel niet gierig zijn, een enkele is
soms spaarzaam. En spaarzaamheid of gie
righeid is iets heel verschillends. Vanwege de
Schotsche spaarzaamheid valt het m sschlen te
verklaren, dat alle boekhouders en accountants
en minstens driekwart van alle bankdirecteu
ren van het Britsche wereldrijk Schotten zijn.
Zij bezitten miss:hien niet zoozeer het genie om
geld te verdienen, maar cin het bijeen te hou
dendat verstaan ze opperbest. Mischien is
de afkeer van de heeren Engelschen gegrond
op de talrijke credietweigeringen van de desbe
treffende heeren bankdirecteurs? In ieder ge
val besloot ik de spreekwoordelijke gierigheid
der bewoners van Engelands Noordelijkste stre
ken eens grondig op de proef te stellen.
Het eerste experiment werd onmiddellijk na
aankomst op het station Edinburgh ten uitvoer
gebracht. Ik verzocht den witkiel een touw,
dat om een kartonnen doos gebonden was, door
te knippen, daar ik den inhoud van de doos in
mijn koffer wilde pakken. De man sneed het
touw door en wierp het achteloos weg. Vol
gens het spreekwoord had hij het zorgvuldig
moeten opwinden en in den zak steken! Het
eerste negatieve resultaat!
Daarop wierp ik mijn pas half opgerookte
sigaret in tegenwoordigheid van een dertigtal
Schotten weg. Hoewel iedere:n deze beweging
moest hebben gezien, daar het in de wacht
kamer plaats had, ontstond er geen wilden
strijd om het nog rookende stuk sigaret, n i e-
mand nam er ook maar eenige notitie van.,
niemand verweet mij mijn verspilling, of iets
van dien aard. Niets, maar dan ook niets daar
van. Ik nam nu een nieuwe sigaret uit mijn
koker en wendde mij tot een van de omstanders
met een verzoek om vuur. Ik had verwacht, dat
deze beleefd, maar berlist zou weigeren, want
een lucifer kost nog steeds geld en verbrande
benzine eveneens! Ik werd dus wederom teleur
gesteld. Met een in een onverstaanbaar koeter-
waalsch gemompelde beleefdheidsbetuiging greep
de aangesprokene haastig in den zak, haalde
daar vriendelijk grijnzend een lucifersdoosje uit
en gaf mij bedaard vuur. Ik bedankte en ver
dween, daar deze streek voor mijn exper menten
blijkbaar ongeschikt was.
Ik boemelde nog wat door de stad. Voor de
courantenbureaux stonden niet meer menschen
dan in andere Britsche steden, waar men even
zeer menschen aantreft, die parasite-ren op de
aldaar opgehangen couranten. Een bioscoop
verspreidde de faam van de voorstelling door
een luidspreker op straat, schijnbaar zonder
bevreesd te zijn, dat heel Edinburgh zich en
masse voor den ingang zou opstellen, om zich
met de kostelooze klanken te verzadigen, en de
beelden daartoe eveneens kosteloos in de ver
beelding te ontwerpen. Niets van dat alles'
Verder merkte ik op, dat de papiermanden vol
weggeworpen couranten lagen, wier bezitters 't
blijkbaar versmaad hadden, de papieren mee
naar huis te nemen, om ze daar voor inpak-
papier, onderleggers, of nog discrete# doelein
den te gebruiken.
Ik ging een hotel binnen om te eten. Het
eerste, wat mij opviel, was dat er cp iedere
tafel een karaf met water en glazen stond; het
geen de gasten er niet van af hield, melk, aran-
geade of andere dranken te bestellen. Toen ik
bfj het betalen van de rekening erop wees, dat
ik nog twee broodjes had gehad en een vel
schrijfpapier, antwoordde de oberkel'ner: „Dat
is voor onze gasten kosteloos, meneer!"....
Ik was verslagen.
Blijkbaar was Edinburg niet de juiste plaats,
om de gierigheid der Schotten te onderzoeken.
De meeste Schottenmoppen spelen zich dan ook
in Aberdeen af. Ik nam een auto om naar Aber
deen te vertrekken. Toen wij onderweg een ben
zinestation aandeden, om het koelwater aan te
vullen en de benzinetank nog zoodanig gevuld
bleek te zijn, dat er niet noemenswaard meer bij
kon, wilde ik den exploitant, een ouden gebrek-
kigen grijsaard, een paar pennies in de hand
drukken. Maar hij weigerde beslist en betorgde:
„Neen meneer, dat kleine beetje water is toch
niets waard!"..,.
De vaart, dwars door de landerijen, gaf een
goeden kijk op het productief maken van den
bodem van dit van nature nrsdeelde land. Arm
is het landschap behalve een beetje gras
groeit er hier in het Noorden niet veel en de
bodem is allesbehalve zwaar en vruchtbaar.
Kleine, bescheidene huisjes verleenen den bewo
ners onderdak en men zou het, met het oog op
deze door-de natuur veroorzaakte armoede kun
nen begrijpen, als zij gierig zouden zijn. Maar
ook in Aberden miste ik lederen grond, om de
spaarzaamheid der Schotten als gierigheid aan
te duiden. Ook hier wierp de kapper den hand
doek in de waschmand, nadat die door één klant
gebruikt was en nam hij voor een nieuwen klant
een schoonen, hoewel de eerste geen enkel spoor
van zichtbare verontreiniging toonde. Hoe ge
makkelijk zou hij zich het waschgeld n-'et heb
ben kunnen besparen? Daarnaast, in het café
werd ieder glas na het gebruik omgespoeld,
hoewel er hardnekkige geruchten loopen, dat
in Aberdeen de volgende bezoeker steeds de
bierresten, die zich nog in het glas bev'nden,
moet meedrinken, in zooverre de voorafgaande
bezoeker tenminste nog een druppel in het glas
gelaten heeft. Hier moet ik echter toegeven, dat
ik geen enkel geval waarnam, waarbij een
Aberdeener in zijn bierglas nog één druppel
bier overliet. Maar hieruit de een of andere
minder gunstige conclusie te trekken lijkt mij
onrechtvaardig, want een glas b'er niet tot den
laatsten druppel uitdrinkendat is geen gie
righeid dat is louter domheid!
E'imnmiminiimmi,
iiiiiimiimiiiiiiiiiim
GEOPEND VAN I0v M.-5n M. EN VAN 8n.M.-10hm
SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m.
In dit rapport wordt namelijk uiteengezet,
hoe de 2.800.000 dollar die in het afgeloopen
jaar door den Senaat uitgegeven zijn, besteed
werden.
De voorrechten van een senator zyn reeds
groot. Behalve een salaris van 10.000 dollar,
heeft een senator een staf van secretarissen en
klerken tot zijn beschikking, hij heeft vry rei
zen, vrij scheren, haarknippen en gezichts
massage.
Hij kan maaltijden gebruiken tegen een veel
lageren prijs dan in een restaurant, heeft vrij
gebruik van alle soorten mineraal-water, een
particuliere parkeerplaats voor zijn auto's.
Uit de apotheek van den Senaat kan een
senator alle soorten geneesmiddelen krijgen en
als hij sterft als senator wordt hij op rijks
kosten op luisterrijke wijze begraven. De Senaat
betaalt en onderhoudt ook den auto van den
vice-president, hetgeen in het afgeloopen jaar
bijna 3000 dollar heeft gekost.
Het Noorsche Storting heeft in principe be
sloten, de Noorsche draadlooze zenders door het
rijk te doen exploiteeren.
Tot dusver werden de zenders geëxploiteerd
door particuliere ondernemingen en de regee
ring wil de exploitatie thans zelf ter hand ne
men om de rijksmiddelen te verbeteren.
Als in Gouda
Een der jongens
Door den meester
Wordt betrapt,
Dat hij even
Instinctmatig
Zich eens achter
D' ooren krabt,
Dan krijgt pa of
Ma een briefje
En daarin wordt
Aangestipt,
Dat het hoofdje
Van het zoontje
Effectief moet
Kaal geknipt!
Want het hoofd mag
Wel ontwikkeld!
En vergaren
Stap voor stap.
Maar het mag niets
Tastbaars bergen,
Doch uitsluitend
Wetenschap!
En dat heeft nu
Niets te maken
Met bedillen
Of terreur.
Maar de school is
Nog geen Artis
En de meester
Geen dresseur!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
üiiiiiimmiiiiiiiimiimiiiiiiniiiimmiimiiiimminmmimiiiiiiimiiü
Sedert de afschaffing van het alcohol-verbod
in Finland, is de invoer van alcoholhoudende
dranken sterk toegenomen.
In 1932 bedroeg de invoer niet minder dan
83 millioen mark tegen 10 millioen in 1931,
toen de drankwet nog van kracht was.
De invoer bestond hoofdzakelijk uit Engel-
sche whiskey en Fransche wijnen en likeuren.
Duizenden hebben reeds vroeger de ver»
rassende werking van Akker's Abdijsiroop
bij griep-aanvallen ondervonden. Door haar
hoeststillende werking, haar ziektekiem-
doodende eigenschappen, haar gunsiigen
invloed op borst, keel en ademhalingsor*
ganon is de bekende, van ouds geprezen
Md mfad wn den da$
Uit een rapport van den secretaris van den
Amerikaanschen Senaat blijkt, waarom de
Amerikaansche senatoren, ook bij het bereiken
van een hoogen leeftijd hun zetel aanhouden
en zich niet uit het politieke leven terugtrek
ken.
simiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiuniiiiuiiimiiiiiiuimiiiiiiimiiiiiiiiiiiimmiiiiniiuiniiiiimimimiiu:
Ivy vond een boog en wat pijlen, die
waren achtergelaten door de zwarten
bij een bezoek aan het Artis-eiland.
Zij was heel verheugd met haar
vondst en begon te mikken op een
palmboom, alsof zij haar geheele
leven met pijl en boog was omgegaan.
„Ik was dol op boogschieten, voor
dat ik schipbreuk leed," legde zij uit.
„Loetje en Loutje mogen straks eens
schieten, als lk ze eerst heb laten
zien, hoe of ze moeten doen."
ËiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiifiiiiiiiniiiiiiiiHiiHiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiirë
Ivy wilde, dat de tweelingen om
de beurt zouden schieten, maar zij
antwoordden, dat ze t op hun eigen
manier zouden doen.
Zoo namen ze elk een pijl en span
den samen den boog.
„Wel," zei Ivy. „Ik heb al vaak zien
boogschieten, maar zoo nog nooit."
„We kunnen er niets aan doen,"
zeiden detweelingen.
,Jk geloof," zei Ivy, „dat jullie niets
meer zouden kunnen doen, als je
elkaar kwijt raakte."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeüng)
et was midden in den distributie-tijd.
„En 'k kan je er nog wel een leveren
ook!"
„Opschepperij", zei meneer Davids, minach
tend.
„Nou, bonjour dan", en meneer Davids'
vriend wuifde met een spichtigen arm, waarom
zich het volgend oogenblik de dikke vingers
klemden van den corpulenten heer Davids.
„Wees nu niet dadelijk zoo gepikeerd, beste
kerel; ik meen het immers zoo niet en...."
„Dat weet ik wel," zei de vriend, „maar t is
toch niet aangenaam als je iemand een plezier
wilt doen en je hoort dan dadelijk van „op
schepperij". En hij lachte, zooals de eene mend
tegen den anderen lachte. Maar dat lachen
wekte weer meneer David's argwaan op.
„Ja maar," meende hij, „als jij zóó lacht, dan
denk ik altijd, dat je me er weer tuschen wilt
nemen; dat heb je vroeger ook zoo dikwijls ge
daan; ik ken je van ouds."
Toen de heer Davids echter den lach zag ver
dwijnen en een rimpel zich zag vastzetten in
het mager gelaat van zijn vriend, eindigde hij
vergoelijkend:
Maar dat is natuurlijk vergeten; je bent
altijd een waar vriend voor me geweest en dat
toon je nu weer opnieuw; ik vind 't harteiijx,
ververduiveld hartelijk van je."
„Kom dan mee," zei z'n vriend, „en eet bij
me thuis een boterham met echte, vette ham,
dan zal ik je mijn voorraad laten zien, waar
van je een ham tegen inkoopsprijs krijgen kunt.
Da's drie gulden het pond. Kom maar mee."
,Ik vind het verbazend aardig van je, kerel,"
hijgde de corpulente mijnheer Davids, die moei
te had zijn vriend bij te houwen.
„Ja, dat heb je al gezegd," lachte deze.
Wacht maar eerst tot je de ham veilig in
huis hebt, want je zult haar zelf moeten halen
vanavond als het donker is.
Moet ik haar zelf komen halen?" vroeg
mijnheer Davids angstig.
„Kom mee en kijk in den kelder," zei z'n
vriend, toen ze in diens huis gekomen waren.
Davids stapte op de wankele keldertrap en wierp
een blik naar omlaag. Daar hingen, netjes op
een rij, vier prachtige hammen.
„Is dat nu opschepperij?" vroeg de eigenaar,
sarcastisch.
.Vergeef me," smeekte mijnheer Davids, „ik
wist niet dat je in ham deed."
„Ik doe niet in ham," klonk het antwoord
„maar uit vriendschap wil ik jou van mijn
voorraad een ham afstaan voor den prijs, dien
ik er voor betaald heb. 'k Zal ze je eens laten
proeven. Kom maar mee naar boven."
Davids volgde en kreeg een snee ham, zooals
hij in jaren niet geproefd had.
„Kan ik haar niet meenemen?" vroeg nij.
„Meenemen* Aerel, dan zit je Dinnen een
kwartier in den bak. Kom vanavond tegen IC
uur, dan is 't donker."
„Dan moet 'k naar bedik bedoel, dan ga
ik naar bedwantehvoor m'n ge
zondheid, zie je," hakkelde mijnheer Davids,
„Hoor nou es, amice, zeg jij nu tegen je
vrouw, dat er een heerlijke ham op je ligt te
wachten, dan mag je best vanavond om tien
uur even alleen uit. En zeg er dan bij, dat je
er al van geproefd hebt, begrepen? Zeg er dat
vooral bij, anders denkt ze dat het een smoes
je is."
„En als 'k nu aangehouden wordt?" fluister
de Davids angstig. „Krijg Je daar gevangenis
straf voor, voor zulke dingen?"
„Transport-risico," zei de vriend kort, zonder
op de laatste vraag acht te slaan. „En als ik
soms niet huis ben, zal ik ze inpakken in kar
ton, voor de vettigheid en ze klaar leggen; dan
kan de meid je 't pak wei geven, 'k Zal de
lichtste voor je klaar maken; vijftien pona
tegen drie gulden."
„En de betaling?" vroeg meneer Davids.
„Komt wel in orde," lachte de vriend; „proef
ze nog eerst maar eens, hoor! Adieu!"
's Avonds tegen een uur of zeven, zei meneer
Davids tot z'n vrouw: „Vrouw, "k ga vanavond
tegen een uur of tien even uit en
„Da's geen tijd voor een fatsoenlijk, getrouwd
man, om alleen de straat op te gaan; dus van
avond om een uur of tien ga je maar niét uit,'
antwoordde mevrouw Davids kort, en ze lachte
voort.
„Laat me uitspreken," zei meneer Davids,
korzelig, en hij vervolgde: ,,"k Ga dus vanavond
om een uur of tien even uit en om kwart over
tienen ben ik weer terug met een.... ham."
Mevrouw Davids keek even verheugd op.
Toen zakten echter haar scherpe mondhoeken
en minachtend en ongeloovig herhaalde zij:
„Een ham?!"
„Ja," verzekerde haar echtgenoot, „een ham.'
En 'k heb er al van geproefd ook."
„Van die ham?" vroeg mevrouw, wantrou
wend.
„Ja."
„Zoo, da's aardig. Dus als jij even uitgaat om
zoogenaamd een boodschap te doen, zit jij er
gens ham te eten."
De heer Davids beweerde, dat het was ge
weest bij een vriend van vroeger, die zoo bil)
was hem weer te ontmoeten en een blijk wilde
geven van trouwe vriendschap.
Het woord: ham, had echter op mevrouw Da
vids z'n uitwerking niet gemist en vijf minuten
vóór tien zei ze, zoo langs haar neus weg: „We
zullen dan maar niet op den gewonen tyd naar
bed gaan, want je moet nog even uit, is t
niet?"
„'k Ben om kwart over tienen terug, mèt de
ham!" riep mijnheer Davids. HU had z'n hoed
al op.
„Tc Proef de ham al!" lachte mevrouw. „Denk
er om, direct naar huis!"
Met de meeste behoedzaamheid naderde Da
vids het huis van z'n vriend. Je kunt nooit we
ten, dacht hij. Iedereen kon hem naar binnen
zien gaan en later voor de rechtbank optreden
als getuige a charge. Hij beefde. Och kom, zoo
ver zou het immers nooit komen. Hij zou wel
voorzichtig zijn. Eerst sloop hij enkele malen t
op de
ze
IIlltttll
huis voorbij. Toen stond hij plotseling
stoep en schelde, heel zacht.
De meid deed open.
„Wie bent U?" schreeuwde ze meer dan
vroeg.
„Stil, stil toch," fluisterde Davids. „Heb je t
pak?" vroeg hij zacht.
„O, komt U de ham halen?" riep de meid.
„Ongelukskind," snauwde meneer Davids, ,jno;
soms de heele buurt hooren, dat ik dingen doe
die het licht niet mogen zien?"
De dienstbode haalde de schouders op en
kwam een oogenblik later terug met de ham,
die, zooals beloofd, zorgvuldig in carton was
verpakt, voor de vettigheid.
„Hier," zei meneer Davids en gaf de meid "n
kwartje.
„Dank u wel," lachte ze en vriendelijk liet ze
er op volgen: „U mot nog de compelementen
hebben van meneer, en dat U wel voorzichtig
mag weze met de pelissie."
Toen sloot ze
dc deur en Da ——mw—f
vid stond alleen
op de stoep met
de groote ham
onder z'n korten,
dikken arm en
met nog grooter
angst in z'n klein hart.
Behoedzaam stapte hy de stoep af en sloop
als een inbreker langs de huizen. Onder t licht
van een lantaarn keek hij even op z'n horloge.
Tien minuten voor half elf. Hij schrok. Enfin,
als hij met de ham thuis kwam, dan.... ja
„als," maar als hij nu eens niet met de
thuis kwam en ingerekend werd. Stel je voor
iemand van zijn naam en reputatie in de
gevangenis.... in de bank van de Deklaagden.
„Meneer, weet U ook hoe laat het is?"
„'t Is.... eh.... t is over achten," zei hij
verwoed.
„Dank je wel, dat weet m'n grootmoeder ook,"
klonk het smalend.
„Stom toch van me," dacht Davids. JHoe
kon hij nu zooiets zeggen!"
Scherp tuurde hy de stille straat in, die nu
vóór hem lag. Heel aan t einde, bfj t licht van
een winkelraam zag hij een helm van een po-
litie-agent. Onmiddellijk keerde de heer Davids
op z'n schreden terug. Hij trilde op z'n beenen
en besloot den buitensingel te nemen, 't Werd
dan wel een kwartiertje later, maar enfin, hij
had dan tenminste weinig kans veel politie te
gen te komen. Hij zuchtte en sjorde de
onder z'n linkerarm.
„Was ik er maar niet aan begonnen, aan dat
geduvel met die ham!" bromde hy.
Hij nam den singel, maar nauwelijks halfweg,
steeds scherp voor zich uitstarend, kwamen
hem twee fietsers tegemoet. Politie! Radeloos
vlogen David's blikken in 't rond. Daar viel z'n
oog op 't hoog bordes van een heerenhuis en
vlug als een eekhoorn klom hij de treden op en
duwde zich met alle macht tegen den muur. De
fietsers naderden. Zouden ze voorbijgaan? Hij
wachtte in angstige spanning. Kalm fietsten de
beide agenten voorbij.
Daar werd eensklaps, vlak voor hem, de deur
van t deftige huis geopend en een heldere stem
vroeg: „Wat voert U hier toch uit?"
„O," zei Davids met bevende stem, „ikik
wou maar even rusten.... ikgoeden avond"
en voort stormde hij weer met z'n ham.
Eindelijk daar was zijn huis. Maar wie ston
den daar? Vlak voor z'n deur zag hij schaduwen,
die dan weer heen en weer liepen, rinn weer
voor z'n woning bleven staan. Zou hij verraden
zijn en hier worden opgewacht? Misschien dat
de dienstbode van zijn vriend hem stil aan oe
politie had verkocht. Hij begreep het anders
niet; hy had haar toch een kwartje gegeven?
Hy wachtte en hoorde de torenklok elf uur
slaan. Hy wachtte nog een kwartier en naderde
toen een stap of tien met knikkende knieën.
Toen kon hy wat beter onderscheiden en zag
dat 'n jonge man vertrouwelyk z'n arm om het
middel van 'n dienstmeisje geslagen had. Nu
wandelden ze weer op. Dat deed ook Davids
en met den vasten wil om zóó dicht by de ha
ven geen schipbreuk te hjden, was hij met eeni
ge koene sprongen by z'n huisdeur, opende die
en legde met een zucht van verlichting weer
z'n ham op de trap om de deur in 't nachtslot
te doen.
.Alsjeblieft vrouw, hier heb je de ham, maar
't is voor 't laatst hoor! Zooiets overkomt me
nooit meer. Daar ben ik een week ziek van!"
Waar kom jy vandaan?" vroeg mevrouw
scherp, en keek naar 't opgezette gelaat en den
gejaagden blik van haar corpulenten echt
vriend.
Omgeloopen, omgeloopen," zei hy met bree-
den armzwaai, „om de politie uit den weg te
komen, k Ben nagezet ook! Sjonge, sjonge, wat
is dat een gevaarlyk baantje!"
„Sny nu brood, vrouw, dan eten we brood
met ham," en gewillig begon meneer Davids t
papier los te wikkelen. Ja, daar wis ham. Hy
legde er liefkoozend de hand op en.... vloek
te. Hy legde er z'n beide handen op.
Die beroerling," siste hy, „daar heeft-ie me
weer...."
,'t Is 'n prachtham," prees mevrouw vrien
delijk. Ze stond aan t buffet en bekeek de
ham van verre.
Meneer Davids zakte op een stoel en viel uit:
„Ja, t is een prachtham, als je ze uit de
verte ziet, maar t is een houten.... die naar
ling!"
Verleden jaar zyn per luchtpost uit Enge
land brieven verzonden tot een totaal gewicht
van 64 ton. Dit is 20 pet. meer dan in 1931. De
geheele Engelsche luchtpost heeft een gewicht
gehad van 121 ton (in 1931 115 ton).
A 11*% **1% A**% °p dlt Piad ziJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Dfïfjfl by levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 by een ongeval met O £71 by verlies van een hand f 1 Of" bij verlies van een f F ft bij een breuk van Aft by verlies van *n
fx L lij UÜUIIIK: S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen Ol/l/v»" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen i doodelyken alloop JUUv» een voet of een oog# 1AiO%~ duim of wijsvinger f vl/.'beea of arm f Tri/»" anderen vinger
sinmiiuiiiimiiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiuiiii pEUHf ETON
SiinmiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiuiiiW
15
Een gevoel van verteedering, waartegen hy
zich niet verzette, doofde het vlammend vuur
in zijn blik uit en verzachtte de woeste uit
drukking van zyn gelaat en het scherpe ac
cent van zyn stem.
„Ik ben uw dienaar, o vrouw, wier schoon
heid gelyk is aan die van Seri, de goden-doch
ter van den lotus, en wier arm dapper is als
van Skanda, den oorlogsgod, den zoon van
Siva."
Hy staarde haar eenige seconden aan met
een uitdrukking van hartstochtelyken eerbied,
waarin dankbaarheid lag opgesloten en zelfver
loochening en offervaardigheid tot het fana
tieke toe.
„Gy brengt my nieuws.... wees welkom,
vriend."
„Ja! De kapitein, uw echtgenoot, is in de ge
vangenis. De Engelschen rekenen het hem als
een misdaad aan, dat hy ons gered heeft en
beschuldigen hem ervan ons aan te zetten tot
oproer.
„Dat is een laagheid!"
„Ja.... het zyn ellendelingenMaar vrees
niets!....
Tienduizend van onze mannen hebben ge
zworen hem te zullen bevrijdenmorgen zul
len er honderdduizend zijn.... en, indien het
noodig is, zal heel Intlië in opstand komen om
hem uit zijn tegenwoordigen toestand te ver
lossen en hem aan u terug te schenken."
„Maar die hem beschuldigen zijn tot alles in
staat!"
„Vrees niets.... Wij hebben by Kali gezwo
ren dat onze weldoener vry zal komen en zal
blijven leven
Binnen drie nachten op z'n laatst is hy
buiten het bereik van hun macht!"
„Als dat eens waar was, moedige Poendit!"
„Ik heb niet de eer te behooren tot de inge-
wyden; ik ben maar A eenvoudig fakir I)
de Poendlts zijn het hoofd, wy zijn de armen..
zy bevelen, wij voeren die bevelen uitEr is
geen vorst op aarde die beter gehoorzaamd
wordt dan zy. Maar wat er ook gebeure, wat
men u ook zegge, geloof er niets van en laat
u door niets verschrikken.... Al zou men u
zeggen dat kapitein Pennyless ziek.... of dood
wasal zoüdt gy zelfs zyn oogen gesloten,
zyn lippen roerloos, zyn lichaam koud en ver
stijfd zien als een lyk, verjaag uit uw geest
verre de gedachte aan den dood, denk dat hy
1) Indische bedelmonnik en too ven aar.
leeft en dat zyn belang eischt al hetgeen gy
zult waarnemen."
„Gy jaagt mij schrik aan!"
„Nog eens: vrees niets en dat uw hart een
onverwoestbare hoop beware, ondanks en tegen
allen en alles, zelfs tegen de meest blijkbare
werkelykheid, in. Alleen tot dien prys zal de
kapitein de vry held kunnen herkrygen."
„Ik zal doen wat gy zegt," antwoordde de
moedige Amerikaansche op vastberaden toon.
„En nu ga ik heen," zei de fakir. „Schryf op
een stukje papier een woord van liefde en ge
negenheid voor hem wiens eenig verdriet is van
u gescheiden te zyn. Morgen in de vroegte zal
dit stukje papier hem worden overhandigd en
zyn hart zal overvloeien van vreugde....
Ontroerd door deze alles-voorziende fyne
hoffelykheid, door deze toewyding, die voor het
schijnbaar onmogeiyke niet terugschrok, ging
mevrouw Claudia voor haar schryfbureau zit
ten, en vertrouwde aan het papier eenige rege
len toe, waarin zy heel haar hart uitstortte. Zy
gaf het geschrevene aan den fakir.
Deze nam het stukje papier eerbiedig aan,
rolde het op, haalde het foedraaltje van de
punt van den dolk dien hij aan zyn linkerarm
droeg, stopte het papiertje erin en schoof het
foedraaltje weer over zyn dolk heen.
„Vaarwel, mevrouw ik ga heen".... was zyn
laatste woord, en zonder een wederwoord af te
wachten, opende hij de deur en verdween.
Buiten de deur ontmoete hy Marius, die ge
duldig op het einde van het onderhoud was bly-
ven wachten en die hem toefluisterde:
„Pas op! Het is alsof die roode jakhalzen de
lucht van iets beet hebben gekregen."
Be fakir haalde de schouders op en pre
velde:
„De Engelschen zijn onreine varkensik
ben niet bang voor hen!"
Marius stak hem de hand toe en zeide:
„Goeie reis, kameraad en wel bedankt!"
De fakir vatte de hand van den zeeman en
drukte die stevig.
Vervolgens klom hij geruischloos tegen de
brug op, keek even rond, was met een paar
groote stappen by de reeling en verdween zon
der dat de Franschman. die scherp luisterde,
ook maar het minste geluid van den sprong in
de rivier gehoord had.
„Selderement! Wat 'n vuist!".... dacht Ma
rius, wiens athleten-hand eveu gekraakt had
onder den handdruk van de tengere figuur, die
zou men gezegd hebben door een windje
kon worden omvergeblazen.
,,'n Zeldzaam heer en met wien de Engel
schen heel wat te stellen zullen hebben."
Een rauwe kreet deed hem opschrikken.
„Who goes there!"(wie is daar?) riep een
wachtpost. Daarna een lichtflits.... een schot.,
'n salvo van schoten.
Niets te zien of te hooren ook de rivier was
stil.
DRAMA IN HET SANS-SOUCI-THEATER
PANIEK TE CALCUTTA
Waren eenerzyds de Poendits vaster dan ooit
besloten den stryd voor de vryheid van kapi
tein Pennyless voort te zetten, van den anderen
kant dachten de Engelsche rechteriyke autori
teiten er niet aan zich te laten dwingen.
De zoo tragisch om het leven gekomen presi
dent Taylor was opgevolgd geworden door den
vice-president van het Hooggerechtshof, rech
ter Archibald Norton.
Ook by dezen laatste dezelfde ambtelyke
hooghartigheid, dezelfde onverschrokkenheid
tegenover bedreigingen, dezelfde doodsverach
ting!
Nauwelyks was hy in functie getreden of de
Poendits, wier politie en inlichtingendienst be
wonderenswaardig georganiseerd zijn, deden
hem eenzelfde ultimatum, eenzelfden eisch-met-
doodsbedreiging toekomen als zyn voorganger er
een ontvangen had.
Rechter Norton, meer strydbaar van natuur,
stelde aanstonds een daad van uitdagend karak
ter daartegenover. HU liet den dolk, het stuk
papier en den worgdoek, die ook hy boven het
hoofdeinde van zyn bed gevonden had, in zijn
salon voor iedereen te kijk liggen en wees er zyn
dienstpersoneel op als op curiositeiten.
Om aan die geheimzinnige en verschrikkeiyke
vyanden te toonen dat hij den stryd niet vrees
de, beval hij dat Pennyless uit zyn cel zou wor
den overgebracht naar een hok en in boeien zou
worden geslagen.
De kapitein kreeg dientengevolge aan zyn
rechterbeen een sterke yzeren keten, vastge
klonken aan een steen, en een üzeren boei om
zyn borst, welke boei eveneens was vastgeklon
ken aan een anderen steen.
De "ketenen hadden een lengte van ongeveer
vier meter en hielden den gevangene dus binnen
een ruimte, die hem veroorloofde op te staan
en eenige beweging te maken, meer niet.
Pennyless gewaardigdè zich niet met 'n woord
of 'n gebaar tegen deze b&rbaarsche behande
ling te protesteeren. Hij bleef zijn voorname
onverschilligheid behouden, at flink, sliep en
wachtte, zonder zich van streek te maken, den
loop der gebeurtenissen af. Maar in het diepst
van zyn gemoed kookte het van woede, haat
en vreeselyken wraaklust!
Daar kwam voor hem plotseling en geheel on
verwacht een vertroosting heeriyk en zoet!
Hij was pas twee uur in deze kleine door stee-
nen muren begTensde ruimte, die slechts zwak
ke verlichting ontving uit een getralied ven
stertje. Men kwam hem zyn eten brengen.
De gevangenbewaarder, wien zyn waardigheid
als blanke verbood eenigen last te dragen, was
daarbij vergezeld van een koelie.
Op een teeken van den eerstgenoemde zette
de Hindoe een pot met rijst op den grond en
legde er een houten lepel naast; op een houten
bordje lag koud vleesch, te voren gesneden, ten
einde voor den gevangene het gebruik van mes
en vork onnoodig te maken.
Daarna gingen de mannen heen zonder een
woord te zeggen.
Pennyless begon aan zijn maal tyd en sloeg
daarby op den grond zittende, de beenen krui
selings over elkaar, een houding die men wel
kent van de Oosterlingen en ook van de kleer
makers. Zyn ketting hinderde hem eenigszins.
maar in tyd van nood moet men zich weten te
behelpen!
(Wordt vervolgd).