De Schot in het ware daglicht D Tegen GRIEP akker's Abdijsiroop H keerden wij heden uit ONZE 218e UITKEERING f 73.005. GIERIGHEID IN GOUDA ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN De voet spreekt: Geef mij maar ROBINSONschoenen De geham- I sterde Ham I HET I GROOTE I 1 AVONTUUR WOENSDAG 25 JANUARI De proef op de som .ïh MOTORRIJWIEL •NTOONSTELLING 27 JANOARH FEBRUARI. Noorsche Staatsradio? Finland drinkt weer Een begeerde post Engelsche luchtpost Schottenmoppen berusten op boos aardige verzinsels en onder- lingen naijver Verslagen He» beproefde middel in griep-tijd. Overal verkrijgbaar In flacon» vanaf f L- ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis ongevallen verzekering aan den Heer A. BEKKERS, Leeuwenhoekstraat 22 te Hilversum, wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is 1 WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN 1 aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DE DIRECTIE I AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL e „Flying Scotsman" jaagt door Noord- Engeland in de richting van het grond gebied der Schotten. Deze express-trein, die niet zooals wij misschien zouden ver wachten uitsluitend bestemd is voor men- schen met zware geldbuidels, doch die een derde klasse heeft, is het eerste bruikbare studie object voor den man, die er op uittrok, de spreekwoordelijke gierigheid van het ges'acht der Schotten op de keper te beschouwen De „Flying Scotsman" is een wonder op wie len: niet alleen omdat deze trein een keuken wagen met twee rollende restaurants, een bar, een bibliotheek, een kapper en een damessalon meevoert, maar in de eerste plaats wel: omdat dat alles geen cent extra-toeslag kost! „Al zouden wij 'n halven Shilling toeslag vra gen, dan zou de trein al zouden wij die met meubelen uit het koninklijk paleis installee- ren zonder één Schotschen passagier loopen en dat kan men niet riskeeren bij een trein, die heen en weer naar Schotland zélf rijdt," verkondigt zelfbewust en m:t overtuiging de friseur, die mij inzeept, „zes jaar rijd ik op den trein meneer en pas driemaal hebben Schotten mij fooi gegeven: daarbij was een Lord, die evenals de anderen een fooi van een penny gaf!" „U bent zeker een Londenaar?" vroeg ik. En de friseur gaf dat toe. Ik deed er het zwijgen toe. Later werd de argwaan, die op dat oogen- blik in mij opkwam, bevestigd. Ik waag het te verzekeren, dat speciaal Londenaars en verder alle andere Engelschen om onbegrijpelijke rede nen een hekel aan Schotten hebben en hen, tengevolge van een soort gevoel van overwicht „gierig" noemen. Dit terwijl de Schotten in het geheel niet gierig zijn, een enkele is soms spaarzaam. En spaarzaamheid of gie righeid is iets heel verschillends. Vanwege de Schotsche spaarzaamheid valt het m sschlen te verklaren, dat alle boekhouders en accountants en minstens driekwart van alle bankdirecteu ren van het Britsche wereldrijk Schotten zijn. Zij bezitten miss:hien niet zoozeer het genie om geld te verdienen, maar cin het bijeen te hou dendat verstaan ze opperbest. Mischien is de afkeer van de heeren Engelschen gegrond op de talrijke credietweigeringen van de desbe treffende heeren bankdirecteurs? In ieder ge val besloot ik de spreekwoordelijke gierigheid der bewoners van Engelands Noordelijkste stre ken eens grondig op de proef te stellen. Het eerste experiment werd onmiddellijk na aankomst op het station Edinburgh ten uitvoer gebracht. Ik verzocht den witkiel een touw, dat om een kartonnen doos gebonden was, door te knippen, daar ik den inhoud van de doos in mijn koffer wilde pakken. De man sneed het touw door en wierp het achteloos weg. Vol gens het spreekwoord had hij het zorgvuldig moeten opwinden en in den zak steken! Het eerste negatieve resultaat! Daarop wierp ik mijn pas half opgerookte sigaret in tegenwoordigheid van een dertigtal Schotten weg. Hoewel iedere:n deze beweging moest hebben gezien, daar het in de wacht kamer plaats had, ontstond er geen wilden strijd om het nog rookende stuk sigaret, n i e- mand nam er ook maar eenige notitie van., niemand verweet mij mijn verspilling, of iets van dien aard. Niets, maar dan ook niets daar van. Ik nam nu een nieuwe sigaret uit mijn koker en wendde mij tot een van de omstanders met een verzoek om vuur. Ik had verwacht, dat deze beleefd, maar berlist zou weigeren, want een lucifer kost nog steeds geld en verbrande benzine eveneens! Ik werd dus wederom teleur gesteld. Met een in een onverstaanbaar koeter- waalsch gemompelde beleefdheidsbetuiging greep de aangesprokene haastig in den zak, haalde daar vriendelijk grijnzend een lucifersdoosje uit en gaf mij bedaard vuur. Ik bedankte en ver dween, daar deze streek voor mijn exper menten blijkbaar ongeschikt was. Ik boemelde nog wat door de stad. Voor de courantenbureaux stonden niet meer menschen dan in andere Britsche steden, waar men even zeer menschen aantreft, die parasite-ren op de aldaar opgehangen couranten. Een bioscoop verspreidde de faam van de voorstelling door een luidspreker op straat, schijnbaar zonder bevreesd te zijn, dat heel Edinburgh zich en masse voor den ingang zou opstellen, om zich met de kostelooze klanken te verzadigen, en de beelden daartoe eveneens kosteloos in de ver beelding te ontwerpen. Niets van dat alles' Verder merkte ik op, dat de papiermanden vol weggeworpen couranten lagen, wier bezitters 't blijkbaar versmaad hadden, de papieren mee naar huis te nemen, om ze daar voor inpak- papier, onderleggers, of nog discrete# doelein den te gebruiken. Ik ging een hotel binnen om te eten. Het eerste, wat mij opviel, was dat er cp iedere tafel een karaf met water en glazen stond; het geen de gasten er niet van af hield, melk, aran- geade of andere dranken te bestellen. Toen ik bfj het betalen van de rekening erop wees, dat ik nog twee broodjes had gehad en een vel schrijfpapier, antwoordde de oberkel'ner: „Dat is voor onze gasten kosteloos, meneer!".... Ik was verslagen. Blijkbaar was Edinburg niet de juiste plaats, om de gierigheid der Schotten te onderzoeken. De meeste Schottenmoppen spelen zich dan ook in Aberdeen af. Ik nam een auto om naar Aber deen te vertrekken. Toen wij onderweg een ben zinestation aandeden, om het koelwater aan te vullen en de benzinetank nog zoodanig gevuld bleek te zijn, dat er niet noemenswaard meer bij kon, wilde ik den exploitant, een ouden gebrek- kigen grijsaard, een paar pennies in de hand drukken. Maar hij weigerde beslist en betorgde: „Neen meneer, dat kleine beetje water is toch niets waard!"..,. De vaart, dwars door de landerijen, gaf een goeden kijk op het productief maken van den bodem van dit van nature nrsdeelde land. Arm is het landschap behalve een beetje gras groeit er hier in het Noorden niet veel en de bodem is allesbehalve zwaar en vruchtbaar. Kleine, bescheidene huisjes verleenen den bewo ners onderdak en men zou het, met het oog op deze door-de natuur veroorzaakte armoede kun nen begrijpen, als zij gierig zouden zijn. Maar ook in Aberden miste ik lederen grond, om de spaarzaamheid der Schotten als gierigheid aan te duiden. Ook hier wierp de kapper den hand doek in de waschmand, nadat die door één klant gebruikt was en nam hij voor een nieuwen klant een schoonen, hoewel de eerste geen enkel spoor van zichtbare verontreiniging toonde. Hoe ge makkelijk zou hij zich het waschgeld n-'et heb ben kunnen besparen? Daarnaast, in het café werd ieder glas na het gebruik omgespoeld, hoewel er hardnekkige geruchten loopen, dat in Aberdeen de volgende bezoeker steeds de bierresten, die zich nog in het glas bev'nden, moet meedrinken, in zooverre de voorafgaande bezoeker tenminste nog een druppel in het glas gelaten heeft. Hier moet ik echter toegeven, dat ik geen enkel geval waarnam, waarbij een Aberdeener in zijn bierglas nog één druppel bier overliet. Maar hieruit de een of andere minder gunstige conclusie te trekken lijkt mij onrechtvaardig, want een glas b'er niet tot den laatsten druppel uitdrinkendat is geen gie righeid dat is louter domheid! E'imnmiminiimmi, iiiiiimiimiiiiiiiiiim GEOPEND VAN I0v M.-5n M. EN VAN 8n.M.-10hm SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m. In dit rapport wordt namelijk uiteengezet, hoe de 2.800.000 dollar die in het afgeloopen jaar door den Senaat uitgegeven zijn, besteed werden. De voorrechten van een senator zyn reeds groot. Behalve een salaris van 10.000 dollar, heeft een senator een staf van secretarissen en klerken tot zijn beschikking, hij heeft vry rei zen, vrij scheren, haarknippen en gezichts massage. Hij kan maaltijden gebruiken tegen een veel lageren prijs dan in een restaurant, heeft vrij gebruik van alle soorten mineraal-water, een particuliere parkeerplaats voor zijn auto's. Uit de apotheek van den Senaat kan een senator alle soorten geneesmiddelen krijgen en als hij sterft als senator wordt hij op rijks kosten op luisterrijke wijze begraven. De Senaat betaalt en onderhoudt ook den auto van den vice-president, hetgeen in het afgeloopen jaar bijna 3000 dollar heeft gekost. Het Noorsche Storting heeft in principe be sloten, de Noorsche draadlooze zenders door het rijk te doen exploiteeren. Tot dusver werden de zenders geëxploiteerd door particuliere ondernemingen en de regee ring wil de exploitatie thans zelf ter hand ne men om de rijksmiddelen te verbeteren. Als in Gouda Een der jongens Door den meester Wordt betrapt, Dat hij even Instinctmatig Zich eens achter D' ooren krabt, Dan krijgt pa of Ma een briefje En daarin wordt Aangestipt, Dat het hoofdje Van het zoontje Effectief moet Kaal geknipt! Want het hoofd mag Wel ontwikkeld! En vergaren Stap voor stap. Maar het mag niets Tastbaars bergen, Doch uitsluitend Wetenschap! En dat heeft nu Niets te maken Met bedillen Of terreur. Maar de school is Nog geen Artis En de meester Geen dresseur! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) üiiiiiimmiiiiiiiimiimiiiiiiniiiimmiimiiiimminmmimiiiiiiimiiü Sedert de afschaffing van het alcohol-verbod in Finland, is de invoer van alcoholhoudende dranken sterk toegenomen. In 1932 bedroeg de invoer niet minder dan 83 millioen mark tegen 10 millioen in 1931, toen de drankwet nog van kracht was. De invoer bestond hoofdzakelijk uit Engel- sche whiskey en Fransche wijnen en likeuren. Duizenden hebben reeds vroeger de ver» rassende werking van Akker's Abdijsiroop bij griep-aanvallen ondervonden. Door haar hoeststillende werking, haar ziektekiem- doodende eigenschappen, haar gunsiigen invloed op borst, keel en ademhalingsor* ganon is de bekende, van ouds geprezen Md mfad wn den da$ Uit een rapport van den secretaris van den Amerikaanschen Senaat blijkt, waarom de Amerikaansche senatoren, ook bij het bereiken van een hoogen leeftijd hun zetel aanhouden en zich niet uit het politieke leven terugtrek ken. simiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiuniiiiuiiimiiiiiiuimiiiiiiimiiiiiiiiiiiimmiiiiniiuiniiiiimimimiiu: Ivy vond een boog en wat pijlen, die waren achtergelaten door de zwarten bij een bezoek aan het Artis-eiland. Zij was heel verheugd met haar vondst en begon te mikken op een palmboom, alsof zij haar geheele leven met pijl en boog was omgegaan. „Ik was dol op boogschieten, voor dat ik schipbreuk leed," legde zij uit. „Loetje en Loutje mogen straks eens schieten, als lk ze eerst heb laten zien, hoe of ze moeten doen." ËiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiifiiiiiiiniiiiiiiiHiiHiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiirë Ivy wilde, dat de tweelingen om de beurt zouden schieten, maar zij antwoordden, dat ze t op hun eigen manier zouden doen. Zoo namen ze elk een pijl en span den samen den boog. „Wel," zei Ivy. „Ik heb al vaak zien boogschieten, maar zoo nog nooit." „We kunnen er niets aan doen," zeiden detweelingen. ,Jk geloof," zei Ivy, „dat jullie niets meer zouden kunnen doen, als je elkaar kwijt raakte." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeüng) et was midden in den distributie-tijd. „En 'k kan je er nog wel een leveren ook!" „Opschepperij", zei meneer Davids, minach tend. „Nou, bonjour dan", en meneer Davids' vriend wuifde met een spichtigen arm, waarom zich het volgend oogenblik de dikke vingers klemden van den corpulenten heer Davids. „Wees nu niet dadelijk zoo gepikeerd, beste kerel; ik meen het immers zoo niet en...." „Dat weet ik wel," zei de vriend, „maar t is toch niet aangenaam als je iemand een plezier wilt doen en je hoort dan dadelijk van „op schepperij". En hij lachte, zooals de eene mend tegen den anderen lachte. Maar dat lachen wekte weer meneer David's argwaan op. „Ja maar," meende hij, „als jij zóó lacht, dan denk ik altijd, dat je me er weer tuschen wilt nemen; dat heb je vroeger ook zoo dikwijls ge daan; ik ken je van ouds." Toen de heer Davids echter den lach zag ver dwijnen en een rimpel zich zag vastzetten in het mager gelaat van zijn vriend, eindigde hij vergoelijkend: Maar dat is natuurlijk vergeten; je bent altijd een waar vriend voor me geweest en dat toon je nu weer opnieuw; ik vind 't harteiijx, ververduiveld hartelijk van je." „Kom dan mee," zei z'n vriend, „en eet bij me thuis een boterham met echte, vette ham, dan zal ik je mijn voorraad laten zien, waar van je een ham tegen inkoopsprijs krijgen kunt. Da's drie gulden het pond. Kom maar mee." ,Ik vind het verbazend aardig van je, kerel," hijgde de corpulente mijnheer Davids, die moei te had zijn vriend bij te houwen. „Ja, dat heb je al gezegd," lachte deze. Wacht maar eerst tot je de ham veilig in huis hebt, want je zult haar zelf moeten halen vanavond als het donker is. Moet ik haar zelf komen halen?" vroeg mijnheer Davids angstig. „Kom mee en kijk in den kelder," zei z'n vriend, toen ze in diens huis gekomen waren. Davids stapte op de wankele keldertrap en wierp een blik naar omlaag. Daar hingen, netjes op een rij, vier prachtige hammen. „Is dat nu opschepperij?" vroeg de eigenaar, sarcastisch. .Vergeef me," smeekte mijnheer Davids, „ik wist niet dat je in ham deed." „Ik doe niet in ham," klonk het antwoord „maar uit vriendschap wil ik jou van mijn voorraad een ham afstaan voor den prijs, dien ik er voor betaald heb. 'k Zal ze je eens laten proeven. Kom maar mee naar boven." Davids volgde en kreeg een snee ham, zooals hij in jaren niet geproefd had. „Kan ik haar niet meenemen?" vroeg nij. „Meenemen* Aerel, dan zit je Dinnen een kwartier in den bak. Kom vanavond tegen IC uur, dan is 't donker." „Dan moet 'k naar bedik bedoel, dan ga ik naar bedwantehvoor m'n ge zondheid, zie je," hakkelde mijnheer Davids, „Hoor nou es, amice, zeg jij nu tegen je vrouw, dat er een heerlijke ham op je ligt te wachten, dan mag je best vanavond om tien uur even alleen uit. En zeg er dan bij, dat je er al van geproefd hebt, begrepen? Zeg er dat vooral bij, anders denkt ze dat het een smoes je is." „En als 'k nu aangehouden wordt?" fluister de Davids angstig. „Krijg Je daar gevangenis straf voor, voor zulke dingen?" „Transport-risico," zei de vriend kort, zonder op de laatste vraag acht te slaan. „En als ik soms niet huis ben, zal ik ze inpakken in kar ton, voor de vettigheid en ze klaar leggen; dan kan de meid je 't pak wei geven, 'k Zal de lichtste voor je klaar maken; vijftien pona tegen drie gulden." „En de betaling?" vroeg meneer Davids. „Komt wel in orde," lachte de vriend; „proef ze nog eerst maar eens, hoor! Adieu!" 's Avonds tegen een uur of zeven, zei meneer Davids tot z'n vrouw: „Vrouw, "k ga vanavond tegen een uur of tien even uit en „Da's geen tijd voor een fatsoenlijk, getrouwd man, om alleen de straat op te gaan; dus van avond om een uur of tien ga je maar niét uit,' antwoordde mevrouw Davids kort, en ze lachte voort. „Laat me uitspreken," zei meneer Davids, korzelig, en hij vervolgde: ,,"k Ga dus vanavond om een uur of tien even uit en om kwart over tienen ben ik weer terug met een.... ham." Mevrouw Davids keek even verheugd op. Toen zakten echter haar scherpe mondhoeken en minachtend en ongeloovig herhaalde zij: „Een ham?!" „Ja," verzekerde haar echtgenoot, „een ham.' En 'k heb er al van geproefd ook." „Van die ham?" vroeg mevrouw, wantrou wend. „Ja." „Zoo, da's aardig. Dus als jij even uitgaat om zoogenaamd een boodschap te doen, zit jij er gens ham te eten." De heer Davids beweerde, dat het was ge weest bij een vriend van vroeger, die zoo bil) was hem weer te ontmoeten en een blijk wilde geven van trouwe vriendschap. Het woord: ham, had echter op mevrouw Da vids z'n uitwerking niet gemist en vijf minuten vóór tien zei ze, zoo langs haar neus weg: „We zullen dan maar niet op den gewonen tyd naar bed gaan, want je moet nog even uit, is t niet?" „'k Ben om kwart over tienen terug, mèt de ham!" riep mijnheer Davids. HU had z'n hoed al op. „Tc Proef de ham al!" lachte mevrouw. „Denk er om, direct naar huis!" Met de meeste behoedzaamheid naderde Da vids het huis van z'n vriend. Je kunt nooit we ten, dacht hij. Iedereen kon hem naar binnen zien gaan en later voor de rechtbank optreden als getuige a charge. Hij beefde. Och kom, zoo ver zou het immers nooit komen. Hij zou wel voorzichtig zijn. Eerst sloop hij enkele malen t op de ze IIlltttll huis voorbij. Toen stond hij plotseling stoep en schelde, heel zacht. De meid deed open. „Wie bent U?" schreeuwde ze meer dan vroeg. „Stil, stil toch," fluisterde Davids. „Heb je t pak?" vroeg hij zacht. „O, komt U de ham halen?" riep de meid. „Ongelukskind," snauwde meneer Davids, ,jno; soms de heele buurt hooren, dat ik dingen doe die het licht niet mogen zien?" De dienstbode haalde de schouders op en kwam een oogenblik later terug met de ham, die, zooals beloofd, zorgvuldig in carton was verpakt, voor de vettigheid. „Hier," zei meneer Davids en gaf de meid "n kwartje. „Dank u wel," lachte ze en vriendelijk liet ze er op volgen: „U mot nog de compelementen hebben van meneer, en dat U wel voorzichtig mag weze met de pelissie." Toen sloot ze dc deur en Da ——mw—f vid stond alleen op de stoep met de groote ham onder z'n korten, dikken arm en met nog grooter angst in z'n klein hart. Behoedzaam stapte hy de stoep af en sloop als een inbreker langs de huizen. Onder t licht van een lantaarn keek hij even op z'n horloge. Tien minuten voor half elf. Hij schrok. Enfin, als hij met de ham thuis kwam, dan.... ja „als," maar als hij nu eens niet met de thuis kwam en ingerekend werd. Stel je voor iemand van zijn naam en reputatie in de gevangenis.... in de bank van de Deklaagden. „Meneer, weet U ook hoe laat het is?" „'t Is.... eh.... t is over achten," zei hij verwoed. „Dank je wel, dat weet m'n grootmoeder ook," klonk het smalend. „Stom toch van me," dacht Davids. JHoe kon hij nu zooiets zeggen!" Scherp tuurde hy de stille straat in, die nu vóór hem lag. Heel aan t einde, bfj t licht van een winkelraam zag hij een helm van een po- litie-agent. Onmiddellijk keerde de heer Davids op z'n schreden terug. Hij trilde op z'n beenen en besloot den buitensingel te nemen, 't Werd dan wel een kwartiertje later, maar enfin, hij had dan tenminste weinig kans veel politie te gen te komen. Hij zuchtte en sjorde de onder z'n linkerarm. „Was ik er maar niet aan begonnen, aan dat geduvel met die ham!" bromde hy. Hij nam den singel, maar nauwelijks halfweg, steeds scherp voor zich uitstarend, kwamen hem twee fietsers tegemoet. Politie! Radeloos vlogen David's blikken in 't rond. Daar viel z'n oog op 't hoog bordes van een heerenhuis en vlug als een eekhoorn klom hij de treden op en duwde zich met alle macht tegen den muur. De fietsers naderden. Zouden ze voorbijgaan? Hij wachtte in angstige spanning. Kalm fietsten de beide agenten voorbij. Daar werd eensklaps, vlak voor hem, de deur van t deftige huis geopend en een heldere stem vroeg: „Wat voert U hier toch uit?" „O," zei Davids met bevende stem, „ikik wou maar even rusten.... ikgoeden avond" en voort stormde hij weer met z'n ham. Eindelijk daar was zijn huis. Maar wie ston den daar? Vlak voor z'n deur zag hij schaduwen, die dan weer heen en weer liepen, rinn weer voor z'n woning bleven staan. Zou hij verraden zijn en hier worden opgewacht? Misschien dat de dienstbode van zijn vriend hem stil aan oe politie had verkocht. Hij begreep het anders niet; hy had haar toch een kwartje gegeven? Hy wachtte en hoorde de torenklok elf uur slaan. Hy wachtte nog een kwartier en naderde toen een stap of tien met knikkende knieën. Toen kon hy wat beter onderscheiden en zag dat 'n jonge man vertrouwelyk z'n arm om het middel van 'n dienstmeisje geslagen had. Nu wandelden ze weer op. Dat deed ook Davids en met den vasten wil om zóó dicht by de ha ven geen schipbreuk te hjden, was hij met eeni ge koene sprongen by z'n huisdeur, opende die en legde met een zucht van verlichting weer z'n ham op de trap om de deur in 't nachtslot te doen. .Alsjeblieft vrouw, hier heb je de ham, maar 't is voor 't laatst hoor! Zooiets overkomt me nooit meer. Daar ben ik een week ziek van!" Waar kom jy vandaan?" vroeg mevrouw scherp, en keek naar 't opgezette gelaat en den gejaagden blik van haar corpulenten echt vriend. Omgeloopen, omgeloopen," zei hy met bree- den armzwaai, „om de politie uit den weg te komen, k Ben nagezet ook! Sjonge, sjonge, wat is dat een gevaarlyk baantje!" „Sny nu brood, vrouw, dan eten we brood met ham," en gewillig begon meneer Davids t papier los te wikkelen. Ja, daar wis ham. Hy legde er liefkoozend de hand op en.... vloek te. Hy legde er z'n beide handen op. Die beroerling," siste hy, „daar heeft-ie me weer...." ,'t Is 'n prachtham," prees mevrouw vrien delijk. Ze stond aan t buffet en bekeek de ham van verre. Meneer Davids zakte op een stoel en viel uit: „Ja, t is een prachtham, als je ze uit de verte ziet, maar t is een houten.... die naar ling!" Verleden jaar zyn per luchtpost uit Enge land brieven verzonden tot een totaal gewicht van 64 ton. Dit is 20 pet. meer dan in 1931. De geheele Engelsche luchtpost heeft een gewicht gehad van 121 ton (in 1931 115 ton). A 11*% **1% A**% °p dlt Piad ziJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Dfïfjfl by levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 by een ongeval met O £71 by verlies van een hand f 1 Of" bij verlies van een f F ft bij een breuk van Aft by verlies van *n fx L lij UÜUIIIK: S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen Ol/l/v»" verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen i doodelyken alloop JUUv» een voet of een oog# 1AiO%~ duim of wijsvinger f vl/.'beea of arm f Tri/»" anderen vinger sinmiiuiiiimiiiiiiiuiiiiiiuiiiiiiiuiiii pEUHf ETON SiinmiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiuiiiW 15 Een gevoel van verteedering, waartegen hy zich niet verzette, doofde het vlammend vuur in zijn blik uit en verzachtte de woeste uit drukking van zyn gelaat en het scherpe ac cent van zyn stem. „Ik ben uw dienaar, o vrouw, wier schoon heid gelyk is aan die van Seri, de goden-doch ter van den lotus, en wier arm dapper is als van Skanda, den oorlogsgod, den zoon van Siva." Hy staarde haar eenige seconden aan met een uitdrukking van hartstochtelyken eerbied, waarin dankbaarheid lag opgesloten en zelfver loochening en offervaardigheid tot het fana tieke toe. „Gy brengt my nieuws.... wees welkom, vriend." „Ja! De kapitein, uw echtgenoot, is in de ge vangenis. De Engelschen rekenen het hem als een misdaad aan, dat hy ons gered heeft en beschuldigen hem ervan ons aan te zetten tot oproer. „Dat is een laagheid!" „Ja.... het zyn ellendelingenMaar vrees niets!.... Tienduizend van onze mannen hebben ge zworen hem te zullen bevrijdenmorgen zul len er honderdduizend zijn.... en, indien het noodig is, zal heel Intlië in opstand komen om hem uit zijn tegenwoordigen toestand te ver lossen en hem aan u terug te schenken." „Maar die hem beschuldigen zijn tot alles in staat!" „Vrees niets.... Wij hebben by Kali gezwo ren dat onze weldoener vry zal komen en zal blijven leven Binnen drie nachten op z'n laatst is hy buiten het bereik van hun macht!" „Als dat eens waar was, moedige Poendit!" „Ik heb niet de eer te behooren tot de inge- wyden; ik ben maar A eenvoudig fakir I) de Poendlts zijn het hoofd, wy zijn de armen.. zy bevelen, wij voeren die bevelen uitEr is geen vorst op aarde die beter gehoorzaamd wordt dan zy. Maar wat er ook gebeure, wat men u ook zegge, geloof er niets van en laat u door niets verschrikken.... Al zou men u zeggen dat kapitein Pennyless ziek.... of dood wasal zoüdt gy zelfs zyn oogen gesloten, zyn lippen roerloos, zyn lichaam koud en ver stijfd zien als een lyk, verjaag uit uw geest verre de gedachte aan den dood, denk dat hy 1) Indische bedelmonnik en too ven aar. leeft en dat zyn belang eischt al hetgeen gy zult waarnemen." „Gy jaagt mij schrik aan!" „Nog eens: vrees niets en dat uw hart een onverwoestbare hoop beware, ondanks en tegen allen en alles, zelfs tegen de meest blijkbare werkelykheid, in. Alleen tot dien prys zal de kapitein de vry held kunnen herkrygen." „Ik zal doen wat gy zegt," antwoordde de moedige Amerikaansche op vastberaden toon. „En nu ga ik heen," zei de fakir. „Schryf op een stukje papier een woord van liefde en ge negenheid voor hem wiens eenig verdriet is van u gescheiden te zyn. Morgen in de vroegte zal dit stukje papier hem worden overhandigd en zyn hart zal overvloeien van vreugde.... Ontroerd door deze alles-voorziende fyne hoffelykheid, door deze toewyding, die voor het schijnbaar onmogeiyke niet terugschrok, ging mevrouw Claudia voor haar schryfbureau zit ten, en vertrouwde aan het papier eenige rege len toe, waarin zy heel haar hart uitstortte. Zy gaf het geschrevene aan den fakir. Deze nam het stukje papier eerbiedig aan, rolde het op, haalde het foedraaltje van de punt van den dolk dien hij aan zyn linkerarm droeg, stopte het papiertje erin en schoof het foedraaltje weer over zyn dolk heen. „Vaarwel, mevrouw ik ga heen".... was zyn laatste woord, en zonder een wederwoord af te wachten, opende hij de deur en verdween. Buiten de deur ontmoete hy Marius, die ge duldig op het einde van het onderhoud was bly- ven wachten en die hem toefluisterde: „Pas op! Het is alsof die roode jakhalzen de lucht van iets beet hebben gekregen." Be fakir haalde de schouders op en pre velde: „De Engelschen zijn onreine varkensik ben niet bang voor hen!" Marius stak hem de hand toe en zeide: „Goeie reis, kameraad en wel bedankt!" De fakir vatte de hand van den zeeman en drukte die stevig. Vervolgens klom hij geruischloos tegen de brug op, keek even rond, was met een paar groote stappen by de reeling en verdween zon der dat de Franschman. die scherp luisterde, ook maar het minste geluid van den sprong in de rivier gehoord had. „Selderement! Wat 'n vuist!".... dacht Ma rius, wiens athleten-hand eveu gekraakt had onder den handdruk van de tengere figuur, die zou men gezegd hebben door een windje kon worden omvergeblazen. ,,'n Zeldzaam heer en met wien de Engel schen heel wat te stellen zullen hebben." Een rauwe kreet deed hem opschrikken. „Who goes there!"(wie is daar?) riep een wachtpost. Daarna een lichtflits.... een schot., 'n salvo van schoten. Niets te zien of te hooren ook de rivier was stil. DRAMA IN HET SANS-SOUCI-THEATER PANIEK TE CALCUTTA Waren eenerzyds de Poendits vaster dan ooit besloten den stryd voor de vryheid van kapi tein Pennyless voort te zetten, van den anderen kant dachten de Engelsche rechteriyke autori teiten er niet aan zich te laten dwingen. De zoo tragisch om het leven gekomen presi dent Taylor was opgevolgd geworden door den vice-president van het Hooggerechtshof, rech ter Archibald Norton. Ook by dezen laatste dezelfde ambtelyke hooghartigheid, dezelfde onverschrokkenheid tegenover bedreigingen, dezelfde doodsverach ting! Nauwelyks was hy in functie getreden of de Poendits, wier politie en inlichtingendienst be wonderenswaardig georganiseerd zijn, deden hem eenzelfde ultimatum, eenzelfden eisch-met- doodsbedreiging toekomen als zyn voorganger er een ontvangen had. Rechter Norton, meer strydbaar van natuur, stelde aanstonds een daad van uitdagend karak ter daartegenover. HU liet den dolk, het stuk papier en den worgdoek, die ook hy boven het hoofdeinde van zyn bed gevonden had, in zijn salon voor iedereen te kijk liggen en wees er zyn dienstpersoneel op als op curiositeiten. Om aan die geheimzinnige en verschrikkeiyke vyanden te toonen dat hij den stryd niet vrees de, beval hij dat Pennyless uit zyn cel zou wor den overgebracht naar een hok en in boeien zou worden geslagen. De kapitein kreeg dientengevolge aan zyn rechterbeen een sterke yzeren keten, vastge klonken aan een steen, en een üzeren boei om zyn borst, welke boei eveneens was vastgeklon ken aan een anderen steen. De "ketenen hadden een lengte van ongeveer vier meter en hielden den gevangene dus binnen een ruimte, die hem veroorloofde op te staan en eenige beweging te maken, meer niet. Pennyless gewaardigdè zich niet met 'n woord of 'n gebaar tegen deze b&rbaarsche behande ling te protesteeren. Hij bleef zijn voorname onverschilligheid behouden, at flink, sliep en wachtte, zonder zich van streek te maken, den loop der gebeurtenissen af. Maar in het diepst van zyn gemoed kookte het van woede, haat en vreeselyken wraaklust! Daar kwam voor hem plotseling en geheel on verwacht een vertroosting heeriyk en zoet! Hij was pas twee uur in deze kleine door stee- nen muren begTensde ruimte, die slechts zwak ke verlichting ontving uit een getralied ven stertje. Men kwam hem zyn eten brengen. De gevangenbewaarder, wien zyn waardigheid als blanke verbood eenigen last te dragen, was daarbij vergezeld van een koelie. Op een teeken van den eerstgenoemde zette de Hindoe een pot met rijst op den grond en legde er een houten lepel naast; op een houten bordje lag koud vleesch, te voren gesneden, ten einde voor den gevangene het gebruik van mes en vork onnoodig te maken. Daarna gingen de mannen heen zonder een woord te zeggen. Pennyless begon aan zijn maal tyd en sloeg daarby op den grond zittende, de beenen krui selings over elkaar, een houding die men wel kent van de Oosterlingen en ook van de kleer makers. Zyn ketting hinderde hem eenigszins. maar in tyd van nood moet men zich weten te behelpen! (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5