Als wereldfiguren strijden AKKER.CACHEÏ5 gesprongen handen? ss,-ss Furol Md wïftaal van den daa 1 HET I I avontuur I m Juist voor Vrouwen! NAPOLEON EN FOUCHE R. A. I. ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN ROBINSONschoenen zijn Uw beste vrienden Alle abonné's8JSLSÏ SM^1,.rïrXS^ïa5£SS f SOOO.-'&lSiSFSlfZSZnS'SSM ESSE f 7S0.- K&ErtSS f250.- «3 125.-SM%5&5Ï f40'~ asS!" GROOTE VRIJDAG 27 JANUARI Een felle strijd ehHÖTORRUWHSL iirNTÖONSTELUNG 27JANUARI- 5FEBRUARI. Museumbouw in Japan Hongarije deels gericht naar 't Oosten Twee mannen die elkaar haten, maar niet kunnen missen Napoleon als eerste consul Aanslag op Napoleon Ten tweeden male Stijgende macht AMSTERDAM "AKKERTJES' STROMPELDE MET EEN STOK ROND Slachtoffer van rheumatiek AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN Toen Joseph Fouché minister van politie was in Frankrijk, was er voor het eerst sprake van generaal Buonaparte, op wien in de roerige dagen van de revolutie niet zoo sterk de aandacht was gevallen, althans niet als politieke figuur. Het Directoire, dat heel wat milder was dan de leiders der revolutie, heerschte in Frankrijk en zijn heerschappij liep reeds ten einde. Fouché wist, dat Bonaporte zou terugkeeren. Hij wist dit van de vrouw van den generaal, Joséphine de Beauhamais, die zeer verkwistend was en voor duizend Louis d ors gaarne inlich tingen gaf over dé plannen van haar man. Fouché was dus voorbereid, maar hij liet na zijn regeering te waarschuwen. Hij wachtte af. wat de toekomstige Napoleon doen zou en dan zou hij wel verder zien. Bonaparte verliet inder daad zijn leger en het Directoire besprak de mogelijkheden. Zou men hem gevangen nemen of tegemoet gaan? Zij beraadslaagden reeds te lang. In verschillende steden werd Bonaparte geestdriftig ontvangen en voor Fouché was het al lang duidelijk, dat de generaal zou zege vieren. Bonaparte komt te Parijs en alle groot heden komen hem bezoeken. Onder hen was ook de knappe Talleyrand, die later zoo vaak met Napoleon in conflict zou komen, een van de schranderste mannen van zijn tijd. Ook Fouché gaat en nu reeds wordt hij beleedigd, doordat Bonaparte hem urenlang laat wachten, daarmede te kennen gevend, dat hij den politie man niet bepaald hoogacht. Fouché onthoudt dit zijn leven lang en zijn wraak zal op tijd komen. Volgens latere verklaringen van Napo leon, zou Fouché tijdens dit eerste onderhoud met een ongewone scherpte de situatie van Frankrijk op dat oogenblik hebben uiteengezet, maar deze was slim genoeg, om vele dingen niet te vertellen die hij alleen wist en die hij aan geen tweede wilde vertellen. Ook Napoleon zou van hem afhankelijk worden. Intusschen biedt hij hem zijn diensten aan, die natuurlijk worden aangenomen door een scherpzinnig man als Napoleon. Hij heeft den avond voor den staatsgreep van Napoleon nog met den machtige urenlang ge praat en als des morgens heel Parijs met ver bazing hoort, dat de staatsgreep heeft plaats gehad, is Fouché onder de gezagvoerders wel licht de eenige die zich lekker voelt. Slaagt Bonaparte, dan zal Fouché zijn dienaar zijn, mislukt hij, dan is hij zijn vijand, ziedaar de moraal van Fouché. Hij wordt leder oogenblik op de hoogte gehouden en zal tijdig de bakens verzetten. Bonaparte slaagt en Fouché verklaart zich openlijk vóór den overwinnaar. Zijn op treden is zoo apert en opvallend, dat men hem in de Parijsche revues van die dagen lustig voor den gek houdt. Hij had het in zijn macht die revues te verbieden. Hij doet het niet. Hij amuseert zich ermee. De leider van het Direc toire, Barras, die zoowel Napoleon als Fouché uit de modder heeft gehaald, kan nu het hazen pad kiezen. Hij heeft afgedaan en zal zijn leven lang Napoleon en Fouché haten. Napoleon was nu Consul van Frankrijk. Het genie van Napoieon duikt op in al zijn groot heid. Hij ordent den wanordelijken staat, de rechtspraak, kortom hij brengt orde en vrede in het jarenlang geteisterde land. Hij was de groote man, die den kleinen Barras op zij schoof. Fouché blijft de kruiper, de onderge schikte, die in Barras een trouwen vriend ver raderlijk overleverde. Op den 24sten December 1800 rijdt Napoleon naar de groote Opera om de première van Die Schöpfung van Haydn bü te wonen. Achter zijn rijtuig ontploft een bom. Bleek maar be- heerscht rijdt hij door en wordt geestdriftig door het publiek tot in de opera toegejuicht. Hij blijft tot het einde volkomen zichzelfterwijl zijn vrouw naast hem zit te schreien. De geestdrift stijgt ten top en Napoleon speelt zijn rol vcortreffeiijk. Daama echter, als hij onder zijn getrouwen is, barst hij los tegen Fouché wien hij verwijt, dat hij de samenzwering had moeten voorzien. Fouché echter verdedigt zich nauwelijks en hoe harder zijn Consul schreeuwt, des te ijziger zwijgt zijn dienaar. Fouché verlaat de Tuilerieën ijskoud en totaal onverschilig. Het lijkt nu wel, maar niet voor het eerst, dat Fouché zal vallen. De dreiging duurt dagen lang en Fouché heeft dus tijd om nieuwe netten te spannen. Wat doet hü nu? Hij stelt op bevel een lijst van namen samen van Jaccbijnen, die verbannen moeten werden, want zij zijn het die Napoleon verdenkt, zij de vroegere vrienden van Fouché. Hij zoekt intusschen en ontdekt, dat de aanslag is ge pleegd door de royalisten, die met Engelsch geld werkten. Napoleon is woedend en tegelijk bewondert hij den minister van politie, die hem te glad af was en die door deze ontdekking een volledigen triomf behaalde. Dan komt de grootste triomf voor Napoleon. Hij heeft welvaart gebracht en rijkdom; hij heeft het concordaat met den Paus verkregen de eeuwigen vrede met Engeland. Hij wil thans het Consulaat voor het leven en men geeft hem dit. Nu wenscht hij zich ook te ontdoen van den intrigant Fouché, die door iederéen wordt veracht en onder het mom van hem te willen beloonen, wordt Fouché tot senator be noemd en ontvangt hü een fortuin op den koop toe. Enkele jaren geleden verachtte hü het geld als vuil, nu echter neemt hü zooveel hü krijgen kan. Hij trekt ziek terug in de provincie en ver meerdert zün kapitaal op alle mogelüke wüze. Maar met al zün milloenen leeft hü even sober als toen hü arm was. Deze man is door niets te verteederen, noch door rijkdom, noch door armoe. Alleen de macht had macht over hem en hü zou kost wat kost, weer aan de macht komen. Dat zou ook Napeion ondervinden. Hü blüft volmaakt op de hoogte van wat er in Parijs gebeurt. Hü ziet dat Bonaparte hooger wil stügen en dat dit niet zal lukken zonder de hulp van pientere en gewillige dienaren. Hü wacht weer af, als altüd en het oogenblik komt, dat Napoleon hem roept. Hü wordt opnieuw tot minister benoemd en heeft tot taak Bona parte tot Napoleon te maken. Twee vüanden staan dus schouder aan schouder. Beiden heb ben elkaar noodig. Er heersche tusschen hen een groote onrust en zü haten elkaar. Hon derd maal valt Napoleon tegen hem uit. Hon derdmaal haalt Fouché de schouders op. Hü bespiedt Napoleon thuis en in het openbare leven. Hü weet alles van hem. Fouché rekent weer als vroeger. Hü voelt, dat de eindelooze oorlogen van Napoleon op een débacle moeten uitloopen en dan pas is het rijd zich tegen hem te keeren. Ook met Talleyrand, dien anderen uiterst bekwamen minister van Napoleon ligt Fouché voortdurend in conflict. Maar him beider ta lenten vulden elkaar volledig aan en daarom kon Napoleon, die even groot was als zün twee ministers samen, hen beiden gebruiken, terwijl heel Parijs zich cm de gezworen vüan den amuseert. Toen op een feest, terwijl Na poleon vocht in Spanje, de twee ministers samen werden gezien, viel dit zoo op, en wekte dit zooveel consternatie, dat pien er een groote gebeurtenis achter zocht. Die zat er inder daad achter en de familie van Nap.leon liet hem waarschuwen. Hü zelf bewees door zün overülden terugtocht naar Parüs, dat ook hü deze samenkomst als zeer büzonder beschouw de. Hü vloekte Fouché uit nog denzelfden avond, dat hü in Farijs aankwam. Talley rand maakte hü uit waar alle ministers bü waren met het gevolg, dat de minister werd afgezet. Fouché echter bleef op zün post en had voor de zooveelste maal door een ander de kastanjes uit het vuur laten halen. Ook hier weer dus de mindere, die den meerdere overwon, door zün verregaande karakterloos heid. Zijn tegenstander Talleyrand was dus van de baan en ook Napoleon zou voor een poos verdwünen om oorl:g te voeren tegen Oostenrijk. Deze strijd bracht Napoleon niet veel geluk, maar terwül hü vocht werd Frank rijk aangevallen door de Engelschen. Nu was het de beurt van Fouché om op te treden en een groote daad te verrichten. Volkomen eigenmachtig zet hü een leger op de been en benoemt tot generaal den aartsvijand van Na poleon Bemadotte. Het leger deed dingen, die Napoleon zelf voor onmogelük had gehouden. Het verdreef de Engelschen en de woede, die iedereen aan Fouché had toebedacht, kwam niet van Napoleon, doch bestond alleen in het brein der kortzichtigen. Napoleon nam alle verantwoordelijke personen onder handen en prees in het openbaar Fouché als den eenigen man, die zün plicht had gedaan. Maar nu heeft Fouché ook hier den smaak van beet en hij begint tot aller verbazing de Nationale Garde op te roepen. Waarcm begrijpt niemand. Ook Napoleon, die weer naar Oostenrijk is, is het een raadsel en hü schrijft Fouché hem te mel den, wat er aan de hand is. Fouché heeft nu mooi razen en tieren, hü moet van zün dolle plannen afzien. Intusschen heeft zijn groote daad, die de Engelschen verdreef, hem recht gegeven op een groote belooning, die dan ook niet uit bleef. Napoleon gaf hem den eeretitel van Hertog van Otranto. Zoo werd de oude revo- lutionnair tot een eersten aristocraat en hü die vroeger de luxe vervloekte voelt zich nu ge lukkig in zijn nieuwen aristocratischen titel. Hij krijgt behclve dezen titel een nieuw wa penschild, dat zün bevordering nog luisterrijker maakt. Nu zat Joseph Fouché hooger dan hü zelf had kunnen denken en het leek wel, of zijn nieuwe macht hem sterker dan ooit aanspoor de zich tegen den keizer te verzetten. Met roem beladen kwam Napoleon uit Oostenrijk terug. Vrijwel geheel Europa was nu aan zijn macht onderworpen. Alleen Engeland en Rusland bo den nog weerstand. Maar onderhandelen wil de hij niet meer met zijn aartsvüand Engeland. Daarom besloot Fouché, die na den terugkeer van den keizer zich niet meer met „groote za ken" kon bezig houden, een eigen groot plan uit te voeren achter den rug van den Keizer om. Hij haalt sinistere bank ers voor den dag, die onderhandelen met Ho'landsche bankiers, die op hun beurt weer Engeleche geldmannen weten te winnen. Zoo hoopt Fouché te kunnen bereiken, dat de vrede met Engeland tot stand komt, want allen gelooven, dat Fouché handelt GEOPEND VAN 10 V.M.— 5 KM. SN VAN 8n.M.-10h*I SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m. uit naam van den Keizer. Doch een toevallige achterdocht in Nederland brengt den Keizer op de hoogte van het geval en hij ontslaat Fouché als minister van politie, hoewel geen zijner andere ministers hem hierin büvalt. De opvol ger van Fouché was de hertog van Rovigo. Nu geschiedde, wat Napoleon zeker niet had verwacht. De publieke opinie was vóór Fouché, die immers op een vrede met Engeland aange stuurd had. Ook dit weet Fouché en hij maakt er gebruik van. Nauwelüks is zün opvolger be noemd, of hü neemt zijn maatregelen. De ge heime machinerieën van het ministerie van politie worden eenvoudig onklaar gemaakt en als Fouché na enkele dagen en nachten hard werken zün paperassen bij elkaar heeft ge zocht, is er van het vernuftige systeem niets meer over dan een wassen neus. De gedupeer de opvolger meldt den Keizer, dat het archief van het ministerie van politie volkomen ver nield is en dat alle paden der politie onherken baar verminkt zijn. Het grapje van Fouché zou enorme gevolgen hebben. Van nu af aan zou de strijd tusschen Fouché en den groot sten man ter wereld pas voor goed beginnen. De grc«jtste man ter wereld zou verliezen. Fouché had zün rol nog niet geheel gespeeld. Het groote keizerlüke museum te Ueno, dat in 1923 door de aardbeving werd verwoest, zal worden herbouwd voor 7 millioen yen. Het nieuwe museum zal naar Reuter meldt-, 3I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMI MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIU i Wat je langs den weg ziet racen, i Laat je nu natuurlijk koud, Wijl de R. A. I. de laatste snufjes, i Om te pronken, bij zich houdt! Waf je langs den weg ziet rijden I i Was in zijn tijd nieuw en fraai, I Anno zooveel jaar geleden, Op een ouderwetsche R- A. I. Déze R. AI. heeft de perfectie i Van den motor en de lijn, Zoo de auto's, naar de meening i '33 moeten zijn! I Technisch af! en voor de oogen Een juweeltje van plastiek. i Vlug, volmaakt, niet slechts in 't rij- den, Maar ook naar den eisch van chic. 1 Onze R. A. I. vraag ik vergeving Voor hetgeen ik hier thans zeg: Mooie auto's vind. ik leelijk, Als ze slingren langs den weg. En het leelijkst, oud vehikel, 1 Zonder kleurtje of vernis, Is soms prachtig, als de rijder Weef en toont wat rijden is! Want een auto wordt bekeken: 1 Eerstens dan door hem, die koopt; f En ten tweede door dengene, 1 Die geen auto heeft, maar loopt!. MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) rilllliiiiiilimillllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^ drie verdiepingen hoog worden en een opper vlakte beslaan van 1.6 H A. De Japanners willen er een van de mooiste gebouwen ter wereld van maken. De gevel van het gebouw zal in den gebrui- kelijken Japanschen stül worden opgetrokken, doch het interieur zal versierd en verlicht wor den op de meest moderne Westersche manier. Men hoopt met den bouw in vüf jaar gereed te zijn. Intusschen worden vele Japansche kunst schatten bü plaatselü'ke handelaars opgekocht om te voorkomen dat deze kunstvoorwerpen het land zullen verlaten. zijn die "AKKERTJES" een ideaal middel. Ze helpen verrassend bij onbehaaglijkheid, maar bovendien ook bij klachten op gezette lijden Volgens recept von Apotheker Dumont. V ;5V'. Freddy Vrijdag ging op een dag erop uit, om een adelaar te vangen in zün nest. Hij nam Robbie én Topsy met zich mee, maar liet hen achter op een veilig plaatsje tusschen de klippen, terwijl hü zichzelf aan een touw liet zakken naar de plaats, waar de ade laar zün nest had gebouwd. Zoodra de vogel den zeeman bemerkte, vloog hü weg, en hü was zoo ongerust, dat hü zün nest van de klippen aftrok. ,,'t Is nu niet te doen," zei Freddy. „We zullen 't later nog wel eens pro- beeren." 'j/ic* Hirt-r» Toen zü allen den voet van de rots hadden bereikt, zagen zü, dat het nest terecht gekomen was op Willie's hoofd, terwijl hij een dutje deed. Hü was er werkelük van wakker geworden en scheen wat versuft. „Kijk eens, wat daar op m'n hoofd gtevallen is," stotterde hü- „Dat is een adelaarsnest," zei Freddy. ,,'t Had nog erger kunnen zün!" „Wat bedoel je daarmee?" vroeg Willie. „Wel, er hadden eieren in kunnen zitten," lachte Freddy. (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling) In den avond van den zesden November hield een huurauto stil voor hotel „La Cou- ronne" in een der voorsteden van Parüs. Een heer stapte uit, die, nadat hij den chauf feur betaald had, het kleine hotelletje binnen stapte en om een kamer vroeg. De winter was dat jaar vroeg ingevallen; de straten waren nat van den ijzigen regen die den geheelen dag uit de laaghangende donkere lucht was gevallen. Een gure wind woei om de hoeken van de verlaten straten. Bü het openen van de hoteldeur was een koude windvlaag door de gelagkamer getrok ken. De weinige gasten keken geërgerd op naar den vreemdeling. Deze, alsof hü zich nergens van bewust was, bestelde rustig zijn kamer, betaalde vooruit en vroeg meteen iets te drinken. Toen de hotelier met het gastenboek bij hem kwam, schreef hij er met vaste hand in: „Louis Beunier, avonturier." Toen gaf hij het boek te rug aan den waard, die met verbazing de eigen aardige beroepsaanduiding bekeek. De pas binnengekomene maakte het zich ge makkelijk. Na zich van jas en hoed te hebben ontdaan zette hü zich aan de leestafel en was weldra verdiept in zijn lectuur. De kellner bracht den wün dien hü besteld had. In het achterkamertje praatte de hotelier druk gebarend met zijn vrouw. Hü vond het allesbehalve prettig een gast te hebben die zelf als zün beroep opgaf: avonturier. Uiterlük zag de nieuwe gast er beschaafd, zelfs welgedaan uit. Hü was mischien dertig jaar, niet onknap, keu rig gekleed, zonder erg opvallend te zün. Wat den hotelier slechts was ongevallen was het zenuwachtige lachje dat bijna voortdurend om de lippen van den „avonturier" speelde. Uit gezonderd dat lachje, scheen de gast volkomen op zün gemak. De goedige hoteliersvrouw kwam allerminst onder den indruk van haar echtgenoot's opge wonden woordenvloed. „Hü heeft toch betaald?" vroeg zü rustig. De eigenaar van „La couronne" moest dit toe geven. „Nou dan!" zei zün echtgenoote, „wat maak je je dan druk." En daarmee kon de hotelier weer in de ge lagkamer verdwünen, waar hü, allesbehalve ge rustgesteld, den nieuwen gast scherp in het oog hield. De heer Louis Beunier had onderwijl kennis gemaakt met een der andere gasten, een jongen handelsreiziger, die tegenover hem aan de lees tafel was gaan zitten en zün orderboek door bladerde. „André Vasseur?" herhaalde de „avonturier" den naam, toen de reiziger hem die had ge noemd, „Vasseur? Dat komt me bekend voor. Waar kan ik dien naam meer gehoord heb ben?" Hü dacht diep na. Een rimpel kwam tusschen zün wenkbrauwen. Even trok het zenuwachtige lachje langs zün lippen. Dan klaarde zün ge zicht plotseling op. „Juist!" zei hü, meer tot zichzelf sprekend, dan tot zün toehoorder. „Dat was in Spanje, vóór de revoluitie. Vasseur! Natuurlijk, hü was de Franschman die in het nauw werd gedre ven door een misdadige bende Spaansche schooiers." De handelsreiziger die zich niet bewust was, familieleden te hebben die het buiten de gren zen der republiek zochten, wilde niettemin het verhaal met genoegen hooren. En Louis Beunier liet niet op zich wachten. „Ja," vervolgde hü, „ik doorkruiste toenter- tüde het Spaansche bergland. Alleen, zooals trouwens mün gewoonte was. Spaansch ken ik voldoende om mü er mee te kunnen behelpen en mün zaken die ik onderweg afdeed, lieten me geld genoeg om de reis tot in het oneindige voort te zetten en tüd genoeg om de heerlijkste plekjes te gaan zien. Op een dag bevond ik mü op een smallen bergweg, dlie langs de helling van een grooten berg naar den top voerde. Aan een züde was de weg bezoomd met heesters en kreupelhout, ten andere züde was de bergwand, die schuin om hoog liep. Het was er eenzaam, want reeds verscheidene uren geleden had ik het laatste dorp doorge wandeld. Ploseling hoorde ik vóór mü een gedruisch, waarbü zich opgewonden kreten en hulpge schreeuw mengden. Het lawaai kwam steeds na der en de menschen die het voortbrachten zouden ongetwüfeld straks om den hoek van den weg tevoorschün komen. Oogenblikkelük verborg ik mü in de heesters ter züde van den weg en wachtte af. En ja, daar verscheen een troep gespuis zoo als u het zich nauwelüks kunt voorstellen. Ech te Spaansche struikroovers, haveloos, ongescho ren, vuil en met een aangeboren handigheid in het stelen. Midden in den troep werd een nog jonge man meegevoerd, die tevergeefs om hulp riep, voor zoover zijn aanranders hem dat niet beletten. Wat moest ik doen? Dat was geen moeilijke vraag voor mij. Op mün zwerftochten heb ik vaak met geweldige moeilükheden te kampen gehad, zoodat ik wist hoe in dit geval te handelen. Ik haalde een alarmpistool voor den dag het eenige „wapen" dat ik gewoonlük bezit en zoodra de troep de plek passeerde waar ik verscholen lag, drukte ik snel achtereen af. De daverende knallen die zoo plotseling weerklonken deden de bandieten ontzet uiteen wüken. Nau welijks had ik het pistool afgeschoten of ik wierp mü op de ellendelingen en sloeg er en- keien neer. Den jonge man bevrijdde ik, waar na wij het op een loopen zetten. Wij kregen een f linken voorsprong doordat de kerels versuft bleven staan en pas aanstalten maakten om ons te achtervolgen toen wij reeds om den hoek van den weg verdwenen waren. Op een plaats die ons het meest geschikt leek, beklommen wij den steilen bergwand naar een soort van platform. Juist kwamen onze achter volgers aan. Een geweldig geschreeuw ging op toen zü ons zagen zitten, een tiental meters boven hun hoofden. Zü huilden van woede omdat zü geen vuurwapenen bü zich hadden en slingerden de vreeselükste vervloekingen naar onze arme hoof den. Vasseur, die zich hersteld had, begon met steenen naar be- iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiHtiit neden te gooien, welk voorbeeld ik T\/> gaarne volgde en i A/t, in minder dan m geen tüd waren i J^VOTltUTlCT onze belagers verdwenen." „I r De heer Louis Beunier nam een teug wün. De handelsreiziger wachtte in spanning op den af loop van het verhaal. Plotseling werd de deur van het hotel ge opend en twee mannen kwamen met vlugge schreden binnen. Nauwelüks hadden zü den heer Louis Beu nier gezien of zij liepen snel op hem toe. „Aha," lachte de een, terwül hü den vertel lenden avonturier bü den arm greep. „Hier is de vluchteling. Het incident was zoo plotseling geschied, dat ieder nog onthutst stond te kijken, toen reeds een van de mannen zijn legitimatiekaart aan den stom-verwonderden hotelier toonde. En het was verwonderlijk, maar ook zielig, om te zien hoe er van de houding van den heer Louis Beu nier niets overbleef, hoe hü keek als een kind dat op snoepen wordt betrapt. Hü zette een dood-ongelukkig gezicht. Het zenuwachtige lach je blééf op zün lippen. Hü poogde zich zachtjes te verweren, doch de beide mannen namen hem beiden beet en brachten hem in een auto, die voor de deur wachtte. „Hü is een paar uur geleden ontsnapt," ver telde een der bewakers, „gekleed in een pak van den directeur van het gesticht. Hoe hij daaraan is gekomen weet ik ook niet. In ieder geval kwam hü weg. En hier heeft hij zeker verhalen verteld! Ja, dat is zün manier. Voorloopig moet hü nog goed onder geneeskundig toezicht staan." H. E. Bij de opening van den op initiatief van de Kamer van Koophandel opgerichten Ooster- schen handelscursus te Boedapest, heeft de eerste minister Gömbös een rede gehouden, waarin hü zün vreugde over de oprichting van dezen cursus uitsprak, omdat naar zün over tuiging Hongarije's toekomst zich ook gedeel- telük richt naar het Oosten. Dit volgt reeds uit Hongarüe's geographische ligging, dat, zooals de landkaart aantoont, de kroon van den Balkan is. De weg naar het Oosten voert over Hongarije en van belang is het daarom, wanneer in Hongarije veel Ser visch, Turksch, Roemeensch en Bulgaarsch ge leerd wordt, omdat het zün nut heeft in het verkeer met deze landen hun eigen taal te ge bruiken. Nn weer flink en lenig Indien er iemand is, die aan rheumatiek lüdt, zooals deze vrouw deed, zou hij er goed aan doen haar ervaringen eens te lezen. ,,De laatste 20 jaar ben ik een slachtoffer van rheumatiek geweest," schrijft zü. „Zes jaar geleden kreeg ik rheumatische koorts, die mü totaal verzwakte. Ik kon me niet meer voortbe wegen zonder stokken of iets anders om me te helpen. Toen besloot ik Kruschen Salts eens te probeeren. Nu neem ik vier jaar Kruschen Salt? en ik kan me steeds gemakkelijk bewegen. Inderdaad, ik wil Kruschen niet meer missen en ik raad het iedereen aan, die ik ontmoet. U kunt van dezen brief desgewenscht gebruik maken, want ik vind, dat anderen hierdoor hetzelfde mooie resultaat zouden kunnen berei ken als ik heb gehad." Mevr. S. Rheumatische toes,tand is het gevolg van een overdaad van urinezuur in het lichaam. Eenige ingrediënten nu van Kruschen Salts zorgen, dat dit urinezuur zacht maar volkomen uit het lichaam verwijderd wordt. Andere zouten in Kruschen verhinderen, dat het voedsel in de ingewanden kan gaan gisten en voorkomen daarbij niet alleen verdere ophooping van het gevaarlijke urinezuur, maar ook van afvalstof fen, die de gezondheid ondermijnen. Daarom zal „de dagelüksche dosis" Kruschen niet alleen rheumatische pijnen verdrijven en verder voorkomen, doch het zal Uw geheele organisme verfrisschen en vernieuwen. Kruschen Salts is uitsluitend verkrügbaar bü alle apothekers en drogisten a 0.90 en 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. (Adv.) uuuuiiMiimiiiiimiuuuuiuuuiuiMi FEUILLETON TiiiwwiwMwwwmniiiniiiinr II Om zün hals is, als een touw. de zwarte doek bevestigddat noodlotige wapen der „Wor- ger"-secte. Het is haar of dit verblindende licht in haar hersens dringt met honderden steken en het plafond op haar zal neerstorten. De adem begeeft haar: zü strekt de armen uit, wankelt en stort als door den bliksem ge troffen, neer bü het iük- Haar kreet is gehoord in de zaal, tot op het tooneel, en heeft onder de toeschouwers ontstel tenis te weeg gebracht en de acteurs hun spel *n oogenblik doen staken. Er heerscht een onbeschrijfehjke verwarring, gevolgd door een ware paniek. Van alle kanten snelt men naar de loge: poli tie, toeschouwers, brandweermannen, dienst personeel. In een oogwenk is de loge-salon vol menschen, allen hevig opgewonden, terwül'de stem der ac teurs verloren gaat onder het tumult in de zaal. Een geneesheer baant zich een doortocht door de menigte om zijn zorgen te wüden aan het slachtoffer. Hü snüdt het doodelük weefsel door en ont bloot den hals, waarop zich een donkerpaarse streep afteekent. Hü voelt den pols, beluistert t hartNiets Geen werking meer waar te nemen! Hij verricht een punctie.... geen druppel bloed! Hü Past de kunstmatige ademhaling toeNiets helpt! Rechter Norton is niets meer dan een hjk. En opdat niemand in onzekerheid er over zou verkeeren welke hand hier met zulk een ver- büsterende brutaliteit een slag heeft geslagen, ziet men boven 't lük in den wand den welbe kenden dolk gestoken golvend lemmet, vlijm scherpe punt, altüd denzelfden vorm. Ja, onveranderlük dezelfde, evenals de straf, toegepast op het slachtoffer, evenals de formuie waarmede de moordenaar zicurelven aan het publiek bekend maakt. Voor de derde maal steekt de punt door een papier waarop men deze woorden leest, die de moest stoutmoedigen doen sidderen: „Veroordeeld door de Poendits. Gevonnisd door mü Berar." Te midden der algemeene ontsteltenis, die steeds grootere afmetingen aannam, kwam men van het nabü gelegen posthuis ter verleening van eerste hulp bü ongelukken aandragen met twee brancards. Op een daarvan werd het lük gelegd van den man, op de andere het lichaam der ongelukkige vrouw die nu niet-gearticuleerde kreten deed hooren zooals krankzinnigen die slaken. Men droeg ze weg door de voortdurend aan groeiende menigte toeschouwers, die de onder broken voorstelling in den steek lieten, en men transporteerde hen naar hun woning. Het gerucht van dezen derden moordaanslag verspreidde zich in de stad met de bekende snel heid van Jobstijdingen. Men besprak het gebeurde op allerlei manie ren en van allerlei gezichtspunten, en de ruste loos naar nieuws jagende dagblad-reporters, liepen, draafden, trachtten overal iets te weten te komen en telefoneerden onophoudelijk. Maar dit was niet alles, en deze avond die heel de groote hoofdstad van het Britsche Kei zerrijk in rep en roer bracht, zou nog voor een nieuw ontstellend feit zorgen. Dat verschrikkelüke geheime comité, hetwelk oordeel en vonnis velde over de hoogste waar digheidsbekleders van het Britsche empire, het Keizerrijk, had zoo Juist ook officieel zün wil en zün bevelen kenbaar gemaakt aan heel de Britsch-Indische wereld. En in welke bewoor dingen! In den loop van den avond hadden vijfhon derd notabelen van Calcutta een schrijven thuis gekregen, dat hen met schrik vervulde. Het comité had voor de adressen de meest deftige namen uitgekozen der hooge militaire, administratieve en rechterlijke personen, zon der de voornaamste vertegenwoordigers van den handel, de geldwereld en de groot-industrie te vergeten. Ziehier den inhoud van deze in al haren een voud verschrikkelüke circulaire, die volstrekt niet zooals sommige der bedreigden zich aanvankelük trachtten in te beelden een misplaatste grap was. „WÜ. de uitverkorenen der vijf kasten, ver- eenigd in comité, verklaren dat kapitein Penny- less onschuldig is. Hü kent noch de Poendits, noch de fakirs, noch wien ook van de ingewij den en leden. „Dat zweren wü met een Moedigen eed! „In naam van de opperste gerechtigheid heb ben wü zijn invrijheidstelling geëlscht. Men heeft ons die geweigerd. Wij hebben zonder mededoogen de bedrijvers van deze ongerechtig heid getroffen. „Ondanks alles zal hü vrij komen, omdat wü het willen. „Maar het leven van kapiten Pennyless zou bedreigd kunnen worden door rechters, die in staat zün een zóózeer compromitteerénden ge vangene te doen verdwünen. „Wü eischen dat hü blüft leven en hü za 1 blijven leven! „Uw eigen leven, dat wü als onderpand ne men, Is waarborg voor het zijne. „Sterft hü, dan zult gü eveneens sterven. Eenmaal door ons veroordeeld, zult gü door niets te redden zün. „Uw woningen, magazünen, dokken, fabrieken of werkpaatsen zullen worden vernield. „Ten slotte zal over de stad de geesel der pest worden losgelaten door degenen, wier onbe grensde macht gerechtigheid eischt. „Beeft en gehoorzaamt!" Elk van deze circulaires droeg een stempel, vertoonende drie roode handen in driehoeks- vorm rondom een lotusbloem. Dit onheilspellende schrijven verwekte bij de geadresseerden hevige ontsteltenis. Dit comité van de „Vüf kasten" had getoond zelfs niet voor een aanval op de machtigsten terug te schrikken, over ontzagwekkende midde len te beschikken en alles aan te durven. En de schrik was des te grooter, omdat nie mand wist wie de leden van dat comité waren, van wie of wien dat comité zijn bevelen kreeg en wie zijn medeplichtigen waren. Vandaar dat al die bedreigde personages, ang stig geworden voor het onbekende dat boven hun hoofd hing, nog slechts ééne gedachte had den: Pennyless! Die Amerikaansche rijkaard en zonderling, voor wiens leven men nu bijna even bezorgd en bekommerd scheen te worden als voor zün eigen leven. Men vergaderde, men deed allerlei stappen, men telegrafeerde aan den onder-koning, die rustig in zijn prachtig paleis te Simla zat, men zond een petitie, men bood zelfs een waarborg som aan tot t enorme bedrag van een millioen pond sterling! De gezondheid en het leven van den gevan gene werden plotseling het voorwerp eener büna teédere belangstelling van zoovelen, die vreezen moesten aan hun in welstand en eigenbaat op gaand maatschappelük bestaan onverwacht een einde gemaakt te zien. Men vreesde voor hem niet enkel den dood zonder vonnis, de geheimzinnige verdwijning, die het lot is van zooveel staatsgevangenen, maar men was zelfs bang dat hij ook maar ziek zou worden, dat het hem aan iets zou ontbreken, dat bü kou zou vatten of kiespün zou krijgen! Denk eens aan: hü belichaamde voor hen de rust, het gemakkelyke leven, de genoegens, de eer, de fortuin! Kortom: al die menschen bewogen hemel en aarde ten einde bevrüd te worden van een zóó lastigen en gevaarlüken gast. Daarom moest hij dat was de algemeene opinie in de belang hebbende kringen zoo spoedig' mogelük uit zyn kerker bevrijd en naar zijn jacht terugge bracht worden, en dan kon men hem verder met een verbod om ooit weer den voet te zetten op Britsch-Indischen bodem, naar de maan la ten loopen. In elk geval moest er een spoedig einde komen aan de nachtmerrie welke benauwend drukte op al die menschen, wier taak het niet was, en die er ook niets voor gevoelden, als güzelaar te dienen voor een personage, dat niemand kende, dat beschuldigd werd van een vergrijp, waarom trent men evenmin op de hoogte was, en dat misschien niet de minste schuld had.. Men moest de Britsche regeering wel slecht kennen om een oogenblik te veronderstellen dat zü zich door zulk een bagatel uit haar gewone manier van doen zou laten brengen (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 10