Als wereldfiguren strijden
AKKER.CACHEÏ5
gesprongen handen? ss,-ss Furol
Md wïftaal van den daa
1 HET I
I avontuur I
m
Juist voor Vrouwen!
NAPOLEON EN FOUCHE
R. A. I.
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn Uw
beste vrienden
Alle abonné's8JSLSÏ SM^1,.rïrXS^ïa5£SS f SOOO.-'&lSiSFSlfZSZnS'SSM ESSE f 7S0.- K&ErtSS f250.- «3 125.-SM%5&5Ï f40'~ asS!"
GROOTE
VRIJDAG 27 JANUARI
Een felle strijd
ehHÖTORRUWHSL
iirNTÖONSTELUNG
27JANUARI- 5FEBRUARI.
Museumbouw in Japan
Hongarije deels gericht
naar 't Oosten
Twee mannen die elkaar haten,
maar niet kunnen missen
Napoleon als eerste consul
Aanslag op Napoleon
Ten tweeden male
Stijgende macht
AMSTERDAM
"AKKERTJES'
STROMPELDE MET EEN STOK
ROND
Slachtoffer van rheumatiek
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN
Toen Joseph Fouché minister van politie
was in Frankrijk, was er voor het eerst
sprake van generaal Buonaparte, op wien
in de roerige dagen van de revolutie niet zoo
sterk de aandacht was gevallen, althans niet
als politieke figuur. Het Directoire, dat heel wat
milder was dan de leiders der revolutie,
heerschte in Frankrijk en zijn heerschappij liep
reeds ten einde.
Fouché wist, dat Bonaporte zou terugkeeren.
Hij wist dit van de vrouw van den generaal,
Joséphine de Beauhamais, die zeer verkwistend
was en voor duizend Louis d ors gaarne inlich
tingen gaf over dé plannen van haar man.
Fouché was dus voorbereid, maar hij liet na
zijn regeering te waarschuwen. Hij wachtte af.
wat de toekomstige Napoleon doen zou en dan
zou hij wel verder zien. Bonaparte verliet inder
daad zijn leger en het Directoire besprak de
mogelijkheden. Zou men hem gevangen nemen
of tegemoet gaan? Zij beraadslaagden reeds te
lang. In verschillende steden werd Bonaparte
geestdriftig ontvangen en voor Fouché was het
al lang duidelijk, dat de generaal zou zege
vieren. Bonaparte komt te Parijs en alle groot
heden komen hem bezoeken. Onder hen was
ook de knappe Talleyrand, die later zoo vaak
met Napoleon in conflict zou komen, een van
de schranderste mannen van zijn tijd. Ook
Fouché gaat en nu reeds wordt hij beleedigd,
doordat Bonaparte hem urenlang laat wachten,
daarmede te kennen gevend, dat hij den politie
man niet bepaald hoogacht. Fouché onthoudt
dit zijn leven lang en zijn wraak zal op tijd
komen. Volgens latere verklaringen van Napo
leon, zou Fouché tijdens dit eerste onderhoud
met een ongewone scherpte de situatie van
Frankrijk op dat oogenblik hebben uiteengezet,
maar deze was slim genoeg, om vele dingen
niet te vertellen die hij alleen wist en die hij
aan geen tweede wilde vertellen. Ook Napoleon
zou van hem afhankelijk worden. Intusschen
biedt hij hem zijn diensten aan, die natuurlijk
worden aangenomen door een scherpzinnig man
als Napoleon.
Hij heeft den avond voor den staatsgreep van
Napoleon nog met den machtige urenlang ge
praat en als des morgens heel Parijs met ver
bazing hoort, dat de staatsgreep heeft plaats
gehad, is Fouché onder de gezagvoerders wel
licht de eenige die zich lekker voelt. Slaagt
Bonaparte, dan zal Fouché zijn dienaar zijn,
mislukt hij, dan is hij zijn vijand, ziedaar de
moraal van Fouché. Hij wordt leder oogenblik
op de hoogte gehouden en zal tijdig de bakens
verzetten. Bonaparte slaagt en Fouché verklaart
zich openlijk vóór den overwinnaar. Zijn op
treden is zoo apert en opvallend, dat men hem
in de Parijsche revues van die dagen lustig
voor den gek houdt. Hij had het in zijn macht
die revues te verbieden. Hij doet het niet. Hij
amuseert zich ermee. De leider van het Direc
toire, Barras, die zoowel Napoleon als Fouché
uit de modder heeft gehaald, kan nu het hazen
pad kiezen. Hij heeft afgedaan en zal zijn
leven lang Napoleon en Fouché haten.
Napoleon was nu Consul van Frankrijk. Het
genie van Napoieon duikt op in al zijn groot
heid. Hij ordent den wanordelijken staat, de
rechtspraak, kortom hij brengt orde en vrede in
het jarenlang geteisterde land. Hij was de
groote man, die den kleinen Barras op zij
schoof. Fouché blijft de kruiper, de onderge
schikte, die in Barras een trouwen vriend ver
raderlijk overleverde.
Op den 24sten December 1800 rijdt Napoleon
naar de groote Opera om de première van Die
Schöpfung van Haydn bü te wonen. Achter
zijn rijtuig ontploft een bom. Bleek maar be-
heerscht rijdt hij door en wordt geestdriftig
door het publiek tot in de opera toegejuicht.
Hij blijft tot het einde volkomen zichzelfterwijl
zijn vrouw naast hem zit te schreien. De
geestdrift stijgt ten top en Napoleon speelt zijn
rol vcortreffeiijk. Daama echter, als hij onder
zijn getrouwen is, barst hij los tegen Fouché
wien hij verwijt, dat hij de samenzwering had
moeten voorzien.
Fouché echter verdedigt zich nauwelijks en hoe
harder zijn Consul schreeuwt, des te ijziger zwijgt
zijn dienaar. Fouché verlaat de Tuilerieën
ijskoud en totaal onverschilig. Het lijkt nu wel,
maar niet voor het eerst, dat Fouché zal vallen.
De dreiging duurt dagen lang en Fouché heeft
dus tijd om nieuwe netten te spannen. Wat doet
hü nu? Hij stelt op bevel een lijst van namen
samen van Jaccbijnen, die verbannen moeten
werden, want zij zijn het die Napoleon verdenkt,
zij de vroegere vrienden van Fouché. Hij zoekt
intusschen en ontdekt, dat de aanslag is ge
pleegd door de royalisten, die met Engelsch
geld werkten. Napoleon is woedend en tegelijk
bewondert hij den minister van politie, die hem
te glad af was en die door deze ontdekking
een volledigen triomf behaalde.
Dan komt de grootste triomf voor Napoleon.
Hij heeft welvaart gebracht en rijkdom; hij
heeft het concordaat met den Paus verkregen
de eeuwigen vrede met Engeland. Hij wil thans
het Consulaat voor het leven en men geeft
hem dit. Nu wenscht hij zich ook te ontdoen
van den intrigant Fouché, die door iederéen
wordt veracht en onder het mom van hem te
willen beloonen, wordt Fouché tot senator be
noemd en ontvangt hü een fortuin op den koop
toe. Enkele jaren geleden verachtte hü het geld
als vuil, nu echter neemt hü zooveel hü krijgen
kan. Hij trekt ziek terug in de provincie en ver
meerdert zün kapitaal op alle mogelüke wüze.
Maar met al zün milloenen leeft hü even sober
als toen hü arm was. Deze man is door niets te
verteederen, noch door rijkdom, noch door
armoe. Alleen de macht had macht over hem
en hü zou kost wat kost, weer aan de macht
komen. Dat zou ook Napeion ondervinden.
Hü blüft volmaakt op de hoogte van wat er
in Parijs gebeurt. Hü ziet dat Bonaparte hooger
wil stügen en dat dit niet zal lukken zonder
de hulp van pientere en gewillige dienaren. Hü
wacht weer af, als altüd en het oogenblik komt,
dat Napoleon hem roept. Hü wordt opnieuw
tot minister benoemd en heeft tot taak Bona
parte tot Napoleon te maken. Twee vüanden
staan dus schouder aan schouder. Beiden heb
ben elkaar noodig. Er heersche tusschen hen
een groote onrust en zü haten elkaar. Hon
derd maal valt Napoleon tegen hem uit. Hon
derdmaal haalt Fouché de schouders op. Hü
bespiedt Napoleon thuis en in het openbare
leven. Hü weet alles van hem. Fouché rekent
weer als vroeger. Hü voelt, dat de eindelooze
oorlogen van Napoleon op een débacle moeten
uitloopen en dan pas is het rijd zich tegen
hem te keeren.
Ook met Talleyrand, dien anderen uiterst
bekwamen minister van Napoleon ligt Fouché
voortdurend in conflict. Maar him beider ta
lenten vulden elkaar volledig aan en daarom
kon Napoleon, die even groot was als zün
twee ministers samen, hen beiden gebruiken,
terwijl heel Parijs zich cm de gezworen vüan
den amuseert. Toen op een feest, terwijl Na
poleon vocht in Spanje, de twee ministers
samen werden gezien, viel dit zoo op, en wekte
dit zooveel consternatie, dat pien er een groote
gebeurtenis achter zocht. Die zat er inder
daad achter en de familie van Nap.leon liet
hem waarschuwen. Hü zelf bewees door zün
overülden terugtocht naar Parüs, dat ook hü
deze samenkomst als zeer büzonder beschouw
de. Hü vloekte Fouché uit nog denzelfden
avond, dat hü in Farijs aankwam. Talley
rand maakte hü uit waar alle ministers bü
waren met het gevolg, dat de minister werd
afgezet. Fouché echter bleef op zün post en
had voor de zooveelste maal door een ander
de kastanjes uit het vuur laten halen. Ook
hier weer dus de mindere, die den meerdere
overwon, door zün verregaande karakterloos
heid. Zijn tegenstander Talleyrand was dus
van de baan en ook Napoleon zou voor een
poos verdwünen om oorl:g te voeren tegen
Oostenrijk. Deze strijd bracht Napoleon niet
veel geluk, maar terwül hü vocht werd Frank
rijk aangevallen door de Engelschen. Nu was
het de beurt van Fouché om op te treden en
een groote daad te verrichten. Volkomen
eigenmachtig zet hü een leger op de been en
benoemt tot generaal den aartsvijand van Na
poleon Bemadotte. Het leger deed dingen, die
Napoleon zelf voor onmogelük had gehouden.
Het verdreef de Engelschen en de woede, die
iedereen aan Fouché had toebedacht, kwam
niet van Napoleon, doch bestond alleen in het
brein der kortzichtigen. Napoleon nam alle
verantwoordelijke personen onder handen en
prees in het openbaar Fouché als den eenigen
man, die zün plicht had gedaan. Maar nu heeft
Fouché ook hier den smaak van beet en hij
begint tot aller verbazing de Nationale Garde
op te roepen. Waarcm begrijpt niemand. Ook
Napoleon, die weer naar Oostenrijk is, is het
een raadsel en hü schrijft Fouché hem te mel
den, wat er aan de hand is. Fouché heeft nu
mooi razen en tieren, hü moet van zün dolle
plannen afzien.
Intusschen heeft zijn groote daad, die de
Engelschen verdreef, hem recht gegeven op
een groote belooning, die dan ook niet uit
bleef. Napoleon gaf hem den eeretitel van
Hertog van Otranto. Zoo werd de oude revo-
lutionnair tot een eersten aristocraat en hü die
vroeger de luxe vervloekte voelt zich nu ge
lukkig in zijn nieuwen aristocratischen titel.
Hij krijgt behclve dezen titel een nieuw wa
penschild, dat zün bevordering nog luisterrijker
maakt.
Nu zat Joseph Fouché hooger dan hü zelf
had kunnen denken en het leek wel, of zijn
nieuwe macht hem sterker dan ooit aanspoor
de zich tegen den keizer te verzetten. Met roem
beladen kwam Napoleon uit Oostenrijk terug.
Vrijwel geheel Europa was nu aan zijn macht
onderworpen. Alleen Engeland en Rusland bo
den nog weerstand. Maar onderhandelen wil
de hij niet meer met zijn aartsvüand Engeland.
Daarom besloot Fouché, die na den terugkeer
van den keizer zich niet meer met „groote za
ken" kon bezig houden, een eigen groot plan
uit te voeren achter den rug van den Keizer
om. Hij haalt sinistere bank ers voor den dag,
die onderhandelen met Ho'landsche bankiers,
die op hun beurt weer Engeleche geldmannen
weten te winnen. Zoo hoopt Fouché te kunnen
bereiken, dat de vrede met Engeland tot stand
komt, want allen gelooven, dat Fouché handelt
GEOPEND VAN 10 V.M.— 5 KM. SN VAN 8n.M.-10h*I
SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m.
uit naam van den Keizer. Doch een toevallige
achterdocht in Nederland brengt den Keizer op
de hoogte van het geval en hij ontslaat Fouché
als minister van politie, hoewel geen zijner
andere ministers hem hierin büvalt. De opvol
ger van Fouché was de hertog van Rovigo.
Nu geschiedde, wat Napoleon zeker niet had
verwacht. De publieke opinie was vóór Fouché,
die immers op een vrede met Engeland aange
stuurd had. Ook dit weet Fouché en hij maakt
er gebruik van. Nauwelüks is zün opvolger be
noemd, of hü neemt zijn maatregelen. De ge
heime machinerieën van het ministerie van
politie worden eenvoudig onklaar gemaakt en
als Fouché na enkele dagen en nachten hard
werken zün paperassen bij elkaar heeft ge
zocht, is er van het vernuftige systeem niets
meer over dan een wassen neus. De gedupeer
de opvolger meldt den Keizer, dat het archief
van het ministerie van politie volkomen ver
nield is en dat alle paden der politie onherken
baar verminkt zijn. Het grapje van Fouché
zou enorme gevolgen hebben. Van nu af aan
zou de strijd tusschen Fouché en den groot
sten man ter wereld pas voor goed beginnen.
De grc«jtste man ter wereld zou verliezen.
Fouché had zün rol nog niet geheel gespeeld.
Het groote keizerlüke museum te Ueno, dat
in 1923 door de aardbeving werd verwoest, zal
worden herbouwd voor 7 millioen yen.
Het nieuwe museum zal naar Reuter meldt-,
3I1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMI
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIU
i Wat je langs den weg ziet racen,
i Laat je nu natuurlijk koud,
Wijl de R. A. I. de laatste snufjes,
i Om te pronken, bij zich houdt!
Waf je langs den weg ziet rijden I
i Was in zijn tijd nieuw en fraai, I
Anno zooveel jaar geleden,
Op een ouderwetsche R- A. I.
Déze R. AI. heeft de perfectie i
Van den motor en de lijn,
Zoo de auto's, naar de meening i
'33 moeten zijn! I
Technisch af! en voor de oogen
Een juweeltje van plastiek. i
Vlug, volmaakt, niet slechts in 't rij-
den,
Maar ook naar den eisch van chic.
1 Onze R. A. I. vraag ik vergeving
Voor hetgeen ik hier thans zeg:
Mooie auto's vind. ik leelijk,
Als ze slingren langs den weg.
En het leelijkst, oud vehikel,
1 Zonder kleurtje of vernis,
Is soms prachtig, als de rijder
Weef en toont wat rijden is!
Want een auto wordt bekeken: 1
Eerstens dan door hem, die koopt; f
En ten tweede door dengene, 1
Die geen auto heeft, maar loopt!.
MARTIN BERDEN
1 (Nadruk verboden)
rilllliiiiiilimillllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
drie verdiepingen hoog worden en een opper
vlakte beslaan van 1.6 H A.
De Japanners willen er een van de mooiste
gebouwen ter wereld van maken.
De gevel van het gebouw zal in den gebrui-
kelijken Japanschen stül worden opgetrokken,
doch het interieur zal versierd en verlicht wor
den op de meest moderne Westersche manier.
Men hoopt met den bouw in vüf jaar gereed
te zijn.
Intusschen worden vele Japansche kunst
schatten bü plaatselü'ke handelaars opgekocht
om te voorkomen dat deze kunstvoorwerpen het
land zullen verlaten.
zijn die "AKKERTJES" een ideaal
middel. Ze helpen verrassend bij
onbehaaglijkheid, maar bovendien
ook bij klachten op gezette lijden
Volgens recept von Apotheker Dumont.
V ;5V'.
Freddy Vrijdag ging op een dag erop
uit, om een adelaar te vangen in zün
nest.
Hij nam Robbie én Topsy met zich
mee, maar liet hen achter op een
veilig plaatsje tusschen de klippen,
terwijl hü zichzelf aan een touw liet
zakken naar de plaats, waar de ade
laar zün nest had gebouwd. Zoodra de
vogel den zeeman bemerkte, vloog hü
weg, en hü was zoo ongerust, dat hü
zün nest van de klippen aftrok.
,,'t Is nu niet te doen," zei Freddy.
„We zullen 't later nog wel eens pro-
beeren."
'j/ic* Hirt-r»
Toen zü allen den voet van de rots
hadden bereikt, zagen zü, dat het nest
terecht gekomen was op Willie's hoofd,
terwijl hij een dutje deed. Hü was er
werkelük van wakker geworden en
scheen wat versuft.
„Kijk eens, wat daar op m'n hoofd
gtevallen is," stotterde hü-
„Dat is een adelaarsnest," zei Freddy.
,,'t Had nog erger kunnen zün!"
„Wat bedoel je daarmee?" vroeg
Willie.
„Wel, er hadden eieren in kunnen
zitten," lachte Freddy.
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
In den avond van den zesden November
hield een huurauto stil voor hotel „La Cou-
ronne" in een der voorsteden van Parüs.
Een heer stapte uit, die, nadat hij den chauf
feur betaald had, het kleine hotelletje binnen
stapte en om een kamer vroeg.
De winter was dat jaar vroeg ingevallen; de
straten waren nat van den ijzigen regen die den
geheelen dag uit de laaghangende donkere lucht
was gevallen. Een gure wind woei om de hoeken
van de verlaten straten.
Bü het openen van de hoteldeur was een
koude windvlaag door de gelagkamer getrok
ken. De weinige gasten keken geërgerd op naar
den vreemdeling.
Deze, alsof hü zich nergens van bewust was,
bestelde rustig zijn kamer, betaalde vooruit en
vroeg meteen iets te drinken.
Toen de hotelier met het gastenboek bij hem
kwam, schreef hij er met vaste hand in: „Louis
Beunier, avonturier." Toen gaf hij het boek te
rug aan den waard, die met verbazing de eigen
aardige beroepsaanduiding bekeek.
De pas binnengekomene maakte het zich ge
makkelijk. Na zich van jas en hoed te hebben
ontdaan zette hü zich aan de leestafel en was
weldra verdiept in zijn lectuur.
De kellner bracht den wün dien hü besteld
had.
In het achterkamertje praatte de hotelier
druk gebarend met zijn vrouw. Hü vond het
allesbehalve prettig een gast te hebben die zelf
als zün beroep opgaf: avonturier. Uiterlük zag
de nieuwe gast er beschaafd, zelfs welgedaan uit.
Hü was mischien dertig jaar, niet onknap, keu
rig gekleed, zonder erg opvallend te zün.
Wat den hotelier slechts was ongevallen was
het zenuwachtige lachje dat bijna voortdurend
om de lippen van den „avonturier" speelde. Uit
gezonderd dat lachje, scheen de gast volkomen
op zün gemak.
De goedige hoteliersvrouw kwam allerminst
onder den indruk van haar echtgenoot's opge
wonden woordenvloed.
„Hü heeft toch betaald?" vroeg zü rustig.
De eigenaar van „La couronne" moest dit toe
geven.
„Nou dan!" zei zün echtgenoote, „wat maak
je je dan druk."
En daarmee kon de hotelier weer in de ge
lagkamer verdwünen, waar hü, allesbehalve ge
rustgesteld, den nieuwen gast scherp in het oog
hield.
De heer Louis Beunier had onderwijl kennis
gemaakt met een der andere gasten, een jongen
handelsreiziger, die tegenover hem aan de lees
tafel was gaan zitten en zün orderboek door
bladerde.
„André Vasseur?" herhaalde de „avonturier"
den naam, toen de reiziger hem die had ge
noemd, „Vasseur? Dat komt me bekend voor.
Waar kan ik dien naam meer gehoord heb
ben?"
Hü dacht diep na. Een rimpel kwam tusschen
zün wenkbrauwen. Even trok het zenuwachtige
lachje langs zün lippen. Dan klaarde zün ge
zicht plotseling op.
„Juist!" zei hü, meer tot zichzelf sprekend,
dan tot zün toehoorder. „Dat was in Spanje,
vóór de revoluitie. Vasseur! Natuurlijk, hü was
de Franschman die in het nauw werd gedre
ven door een misdadige bende Spaansche
schooiers."
De handelsreiziger die zich niet bewust was,
familieleden te hebben die het buiten de gren
zen der republiek zochten, wilde niettemin het
verhaal met genoegen hooren. En Louis Beunier
liet niet op zich wachten.
„Ja," vervolgde hü, „ik doorkruiste toenter-
tüde het Spaansche bergland. Alleen, zooals
trouwens mün gewoonte was. Spaansch ken ik
voldoende om mü er mee te kunnen behelpen
en mün zaken die ik onderweg afdeed, lieten
me geld genoeg om de reis tot in het oneindige
voort te zetten en tüd genoeg om de heerlijkste
plekjes te gaan zien.
Op een dag bevond ik mü op een smallen
bergweg, dlie langs de helling van een grooten
berg naar den top voerde. Aan een züde was de
weg bezoomd met heesters en kreupelhout, ten
andere züde was de bergwand, die schuin om
hoog liep.
Het was er eenzaam, want reeds verscheidene
uren geleden had ik het laatste dorp doorge
wandeld.
Ploseling hoorde ik vóór mü een gedruisch,
waarbü zich opgewonden kreten en hulpge
schreeuw mengden. Het lawaai kwam steeds na
der en de menschen die het voortbrachten
zouden ongetwüfeld straks om den hoek van
den weg tevoorschün komen. Oogenblikkelük
verborg ik mü in de heesters ter züde van den
weg en wachtte af.
En ja, daar verscheen een troep gespuis zoo
als u het zich nauwelüks kunt voorstellen. Ech
te Spaansche struikroovers, haveloos, ongescho
ren, vuil en met een aangeboren handigheid in
het stelen. Midden in den troep werd een nog
jonge man meegevoerd, die tevergeefs om hulp
riep, voor zoover zijn aanranders hem dat niet
beletten.
Wat moest ik doen?
Dat was geen moeilijke vraag voor mij. Op
mün zwerftochten heb ik vaak met geweldige
moeilükheden te kampen gehad, zoodat ik wist
hoe in dit geval te handelen.
Ik haalde een alarmpistool voor den dag
het eenige „wapen" dat ik gewoonlük bezit
en zoodra de troep de plek passeerde waar ik
verscholen lag, drukte ik snel achtereen af. De
daverende knallen die zoo plotseling weerklonken
deden de bandieten ontzet uiteen wüken. Nau
welijks had ik het pistool afgeschoten of ik
wierp mü op de ellendelingen en sloeg er en-
keien neer. Den jonge man bevrijdde ik, waar
na wij het op een loopen zetten.
Wij kregen een f linken voorsprong doordat de
kerels versuft bleven staan en pas aanstalten
maakten om ons te achtervolgen toen wij reeds
om den hoek van den weg verdwenen waren.
Op een plaats die ons het meest geschikt leek,
beklommen wij den steilen bergwand naar een
soort van platform. Juist kwamen onze achter
volgers aan.
Een geweldig geschreeuw ging op toen zü ons
zagen zitten, een tiental meters boven hun
hoofden. Zü huilden van woede omdat zü geen
vuurwapenen bü zich hadden en slingerden de
vreeselükste vervloekingen naar onze arme hoof
den.
Vasseur, die zich hersteld had, begon met
steenen naar be-
iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiHtiit
neden te gooien,
welk voorbeeld ik T\/>
gaarne volgde en i A/t,
in minder dan m
geen tüd waren i J^VOTltUTlCT
onze belagers
verdwenen." „I r
De heer Louis Beunier nam een teug wün. De
handelsreiziger wachtte in spanning op den af
loop van het verhaal.
Plotseling werd de deur van het hotel ge
opend en twee mannen kwamen met vlugge
schreden binnen.
Nauwelüks hadden zü den heer Louis Beu
nier gezien of zij liepen snel op hem toe.
„Aha," lachte de een, terwül hü den vertel
lenden avonturier bü den arm greep. „Hier is
de vluchteling.
Het incident was zoo plotseling geschied, dat
ieder nog onthutst stond te kijken, toen reeds
een van de mannen zijn legitimatiekaart aan
den stom-verwonderden hotelier toonde. En het
was verwonderlijk, maar ook zielig, om te zien
hoe er van de houding van den heer Louis Beu
nier niets overbleef, hoe hü keek als een kind
dat op snoepen wordt betrapt. Hü zette een
dood-ongelukkig gezicht. Het zenuwachtige lach
je blééf op zün lippen. Hü poogde zich zachtjes
te verweren, doch de beide mannen namen hem
beiden beet en brachten hem in een auto, die
voor de deur wachtte.
„Hü is een paar uur geleden ontsnapt," ver
telde een der bewakers, „gekleed in een pak van
den directeur van het gesticht. Hoe hij daaraan
is gekomen weet ik ook niet. In ieder geval
kwam hü weg. En hier heeft hij zeker verhalen
verteld! Ja, dat is zün manier. Voorloopig moet
hü nog goed onder geneeskundig toezicht staan."
H. E.
Bij de opening van den op initiatief van de
Kamer van Koophandel opgerichten Ooster-
schen handelscursus te Boedapest, heeft de
eerste minister Gömbös een rede gehouden,
waarin hü zün vreugde over de oprichting van
dezen cursus uitsprak, omdat naar zün over
tuiging Hongarije's toekomst zich ook gedeel-
telük richt naar het Oosten.
Dit volgt reeds uit Hongarüe's geographische
ligging, dat, zooals de landkaart aantoont, de
kroon van den Balkan is. De weg naar het
Oosten voert over Hongarije en van belang is
het daarom, wanneer in Hongarije veel Ser
visch, Turksch, Roemeensch en Bulgaarsch ge
leerd wordt, omdat het zün nut heeft in het
verkeer met deze landen hun eigen taal te ge
bruiken.
Nn weer flink en lenig
Indien er iemand is, die aan rheumatiek lüdt,
zooals deze vrouw deed, zou hij er goed aan
doen haar ervaringen eens te lezen.
,,De laatste 20 jaar ben ik een slachtoffer van
rheumatiek geweest," schrijft zü. „Zes jaar
geleden kreeg ik rheumatische koorts, die mü
totaal verzwakte. Ik kon me niet meer voortbe
wegen zonder stokken of iets anders om me te
helpen. Toen besloot ik Kruschen Salts eens te
probeeren. Nu neem ik vier jaar Kruschen Salt?
en ik kan me steeds gemakkelijk bewegen.
Inderdaad, ik wil Kruschen niet meer missen
en ik raad het iedereen aan, die ik ontmoet.
U kunt van dezen brief desgewenscht gebruik
maken, want ik vind, dat anderen hierdoor
hetzelfde mooie resultaat zouden kunnen berei
ken als ik heb gehad." Mevr. S.
Rheumatische toes,tand is het gevolg van een
overdaad van urinezuur in het lichaam. Eenige
ingrediënten nu van Kruschen Salts zorgen, dat
dit urinezuur zacht maar volkomen uit het
lichaam verwijderd wordt. Andere zouten in
Kruschen verhinderen, dat het voedsel in de
ingewanden kan gaan gisten en voorkomen
daarbij niet alleen verdere ophooping van het
gevaarlijke urinezuur, maar ook van afvalstof
fen, die de gezondheid ondermijnen.
Daarom zal „de dagelüksche dosis" Kruschen
niet alleen rheumatische pijnen verdrijven en
verder voorkomen, doch het zal Uw geheele
organisme verfrisschen en vernieuwen.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrügbaar bü
alle apothekers en drogisten a 0.90 en 1.60
per flacon. Stralende gezondheid voor één cent
per dag.
(Adv.)
uuuuiiMiimiiiiimiuuuuiuuuiuiMi FEUILLETON
TiiiwwiwMwwwmniiiniiiinr
II
Om zün hals is, als een touw. de zwarte doek
bevestigddat noodlotige wapen der „Wor-
ger"-secte.
Het is haar of dit verblindende licht in haar
hersens dringt met honderden steken en het
plafond op haar zal neerstorten.
De adem begeeft haar: zü strekt de armen
uit, wankelt en stort als door den bliksem ge
troffen, neer bü het iük-
Haar kreet is gehoord in de zaal, tot op het
tooneel, en heeft onder de toeschouwers ontstel
tenis te weeg gebracht en de acteurs hun spel
*n oogenblik doen staken.
Er heerscht een onbeschrijfehjke verwarring,
gevolgd door een ware paniek.
Van alle kanten snelt men naar de loge: poli
tie, toeschouwers, brandweermannen, dienst
personeel.
In een oogwenk is de loge-salon vol menschen,
allen hevig opgewonden, terwül'de stem der ac
teurs verloren gaat onder het tumult in de zaal.
Een geneesheer baant zich een doortocht door
de menigte om zijn zorgen te wüden aan het
slachtoffer.
Hü snüdt het doodelük weefsel door en ont
bloot den hals, waarop zich een donkerpaarse
streep afteekent.
Hü voelt den pols, beluistert t hartNiets
Geen werking meer waar te nemen!
Hij verricht een punctie.... geen druppel
bloed! Hü Past de kunstmatige ademhaling
toeNiets helpt! Rechter Norton is niets
meer dan een hjk.
En opdat niemand in onzekerheid er over zou
verkeeren welke hand hier met zulk een ver-
büsterende brutaliteit een slag heeft geslagen,
ziet men boven 't lük in den wand den welbe
kenden dolk gestoken golvend lemmet, vlijm
scherpe punt, altüd denzelfden vorm.
Ja, onveranderlük dezelfde, evenals de straf,
toegepast op het slachtoffer, evenals de formuie
waarmede de moordenaar zicurelven aan het
publiek bekend maakt. Voor de derde maal
steekt de punt door een papier waarop men deze
woorden leest, die de moest stoutmoedigen doen
sidderen:
„Veroordeeld door de Poendits. Gevonnisd
door mü Berar."
Te midden der algemeene ontsteltenis, die
steeds grootere afmetingen aannam, kwam men
van het nabü gelegen posthuis ter verleening
van eerste hulp bü ongelukken aandragen met
twee brancards.
Op een daarvan werd het lük gelegd van den
man, op de andere het lichaam der ongelukkige
vrouw die nu niet-gearticuleerde kreten deed
hooren zooals krankzinnigen die slaken.
Men droeg ze weg door de voortdurend aan
groeiende menigte toeschouwers, die de onder
broken voorstelling in den steek lieten, en men
transporteerde hen naar hun woning.
Het gerucht van dezen derden moordaanslag
verspreidde zich in de stad met de bekende snel
heid van Jobstijdingen.
Men besprak het gebeurde op allerlei manie
ren en van allerlei gezichtspunten, en de ruste
loos naar nieuws jagende dagblad-reporters,
liepen, draafden, trachtten overal iets te weten
te komen en telefoneerden onophoudelijk.
Maar dit was niet alles, en deze avond die
heel de groote hoofdstad van het Britsche Kei
zerrijk in rep en roer bracht, zou nog voor een
nieuw ontstellend feit zorgen.
Dat verschrikkelüke geheime comité, hetwelk
oordeel en vonnis velde over de hoogste waar
digheidsbekleders van het Britsche empire, het
Keizerrijk, had zoo Juist ook officieel zün wil
en zün bevelen kenbaar gemaakt aan heel de
Britsch-Indische wereld. En in welke bewoor
dingen!
In den loop van den avond hadden vijfhon
derd notabelen van Calcutta een schrijven thuis
gekregen, dat hen met schrik vervulde.
Het comité had voor de adressen de meest
deftige namen uitgekozen der hooge militaire,
administratieve en rechterlijke personen, zon
der de voornaamste vertegenwoordigers van
den handel, de geldwereld en de groot-industrie
te vergeten.
Ziehier den inhoud van deze in al haren een
voud verschrikkelüke circulaire, die volstrekt
niet zooals sommige der bedreigden zich
aanvankelük trachtten in te beelden een
misplaatste grap was.
„WÜ. de uitverkorenen der vijf kasten, ver-
eenigd in comité, verklaren dat kapitein Penny-
less onschuldig is. Hü kent noch de Poendits,
noch de fakirs, noch wien ook van de ingewij
den en leden.
„Dat zweren wü met een Moedigen eed!
„In naam van de opperste gerechtigheid heb
ben wü zijn invrijheidstelling geëlscht. Men
heeft ons die geweigerd. Wij hebben zonder
mededoogen de bedrijvers van deze ongerechtig
heid getroffen.
„Ondanks alles zal hü vrij komen, omdat wü
het willen.
„Maar het leven van kapiten Pennyless zou
bedreigd kunnen worden door rechters, die in
staat zün een zóózeer compromitteerénden ge
vangene te doen verdwünen.
„Wü eischen dat hü blüft leven en hü za 1
blijven leven!
„Uw eigen leven, dat wü als onderpand ne
men, Is waarborg voor het zijne.
„Sterft hü, dan zult gü eveneens sterven.
Eenmaal door ons veroordeeld, zult gü door niets
te redden zün.
„Uw woningen, magazünen, dokken, fabrieken
of werkpaatsen zullen worden vernield.
„Ten slotte zal over de stad de geesel der pest
worden losgelaten door degenen, wier onbe
grensde macht gerechtigheid eischt.
„Beeft en gehoorzaamt!"
Elk van deze circulaires droeg een stempel,
vertoonende drie roode handen in driehoeks-
vorm rondom een lotusbloem.
Dit onheilspellende schrijven verwekte bij de
geadresseerden hevige ontsteltenis.
Dit comité van de „Vüf kasten" had getoond
zelfs niet voor een aanval op de machtigsten
terug te schrikken, over ontzagwekkende midde
len te beschikken en alles aan te durven.
En de schrik was des te grooter, omdat nie
mand wist wie de leden van dat comité waren,
van wie of wien dat comité zijn bevelen kreeg
en wie zijn medeplichtigen waren.
Vandaar dat al die bedreigde personages, ang
stig geworden voor het onbekende dat boven
hun hoofd hing, nog slechts ééne gedachte had
den: Pennyless! Die Amerikaansche rijkaard en
zonderling, voor wiens leven men nu bijna even
bezorgd en bekommerd scheen te worden als
voor zün eigen leven.
Men vergaderde, men deed allerlei stappen,
men telegrafeerde aan den onder-koning, die
rustig in zijn prachtig paleis te Simla zat, men
zond een petitie, men bood zelfs een waarborg
som aan tot t enorme bedrag van een millioen
pond sterling!
De gezondheid en het leven van den gevan
gene werden plotseling het voorwerp eener büna
teédere belangstelling van zoovelen, die vreezen
moesten aan hun in welstand en eigenbaat op
gaand maatschappelük bestaan onverwacht een
einde gemaakt te zien.
Men vreesde voor hem niet enkel den dood
zonder vonnis, de geheimzinnige verdwijning, die
het lot is van zooveel staatsgevangenen, maar
men was zelfs bang dat hij ook maar ziek zou
worden, dat het hem aan iets zou ontbreken,
dat bü kou zou vatten of kiespün zou krijgen!
Denk eens aan: hü belichaamde voor hen de
rust, het gemakkelyke leven, de genoegens, de
eer, de fortuin!
Kortom: al die menschen bewogen hemel en
aarde ten einde bevrüd te worden van een zóó
lastigen en gevaarlüken gast. Daarom moest hij
dat was de algemeene opinie in de belang
hebbende kringen zoo spoedig' mogelük uit
zyn kerker bevrijd en naar zijn jacht terugge
bracht worden, en dan kon men hem verder
met een verbod om ooit weer den voet te zetten
op Britsch-Indischen bodem, naar de maan la
ten loopen.
In elk geval moest er een spoedig einde komen
aan de nachtmerrie welke benauwend drukte
op al die menschen, wier taak het niet was, en
die er ook niets voor gevoelden, als güzelaar te
dienen voor een personage, dat niemand kende,
dat beschuldigd werd van een vergrijp, waarom
trent men evenmin op de hoogte was, en dat
misschien niet de minste schuld had..
Men moest de Britsche regeering wel slecht
kennen om een oogenblik te veronderstellen dat
zü zich door zulk een bagatel uit haar gewone
manier van doen zou laten brengen
(Wordt vervolgd).