Willem de Zwijger-herdenking
Éy
De katholieke poezie
Prikkeldraad
Kath. Dem. Bond
De vorst neemt af
Een cultuurdaad
Comité van actie
HOE WIJ HEM HULDIGEN
VRIJDAG 27 JANUARI
Wie was eigenlijk Willem
van Oranje?
En zijn program
De K. R. O.-gids voor
de jeugd
Congres te Den Haag
Wartaal
SCHILDERIJ VAN H. M. DE KONINGIN
Bisschoppelijk schrijven
Reproductie van het schilderijdat door Piet v. d. Hem van
H. M, de Koningin is vervaardigdom in de vergaderzaal van
den Provincialen Bond van Midden-Java te worden geplaatst.
PATERS REDEMPTORISTEN
Het tweede eeuwfeest
Binnen korten tijd is nog geen
geheele omslag van het
weer te wachten
ZUSTERS URSULINEN
Nieuw klooster te Bandoeng
Tegen het wetsontwerp tot even
redige vrachtverdeeling in de
binnenscheepvaart
Smokkelaar aangeschoten
EEN VUURZEE TE AALST
Alleenstaand huis vernield
BRAND TE FINSTERWOLDE
Manufactuurmagazijn vernield
Rijwieldief aangehouden
De destructorkwestie
24 April 1533....
Thans nadert 24 April 1933.
Vierhonderd jaren scheiden den heden-
daagschen mensch van den datum, waarop
in het slot Dillenburg, in Duitschland,
Willem van Nassau werd geboren, de latere
Prins van Oranje, die in de geschiedenis
van ons vaderland een beslissende hoofdrol
gespeeld heeft.
Vierhonderd jaar met al hun wel en wee,
met hun historische herinneringen, die
vaak aanleiding geven tot blijde herden
king, vaak ook slechts de sombere „lessen
der geschiedenis" vormen, die ons waar
schuwen moeten.
Is het mogelijk, geheel dit tijdperk te
vergeten met al wat het speciaal voor ons,
Katholieken, inhield aan droevige feiten,
betreurenswaardige beslissingen, moeilijk
verdraagbare miskenningen, tragische ver
volging?
De tijd, die voorafging aan het optreden
van Willem den Zwijger was lang niet altijd
rooskleurig. Maar er was in dien langen
tijd een bewonderenswaardige geloof seen-
heid, soms weliswaar door ketterij bedreigd,
maar nooit door de overmacht van de
dwaling geschaad.
Gelijktijdig met den Prins van Oranje
doet het Calvinisme zijn intrede in Neder
land, mede door zijn toedoen verwerft het
staatkundige macht, bij zijn dood in 1584
wordt het als de officieele godsdienst van
Nederland beschouwd en tot diep in de 19e
eeuw zal er over ons land gesproken wor
den als over een „protestantsche natie".
Tijdens het leven van Oranje ook worden
Noord en Zuid van elkander gescheiden.
De Zuider provincies bleven in hoofdzaak
Katholiek. Ze behooren thans staatkundig
aan België. Te Utrecht verzamelen zich in
1579 de Noorder provincies tot een Unie. De
middenstrook, het tegenwoordige Noord-
Brabant, Zuid-Limburg en Zeeuwsch-Vlaan-
deren, zal eerst na 's Prinsen dood door
diens zoon Prederik Hendrik bij de Unie
van het Noorden worden ingelijfd. Het
blijft echter tot aan de grens der negen
tiende eeuw een „generaliteits-land" en
draagt daar de harde cultureele en oecono-
mische nadeelen van.
Is het wonder, dat geestdriftige jonge
Limburgers zich hebben verzet tegen het
feit, dat de Katholieken zouden deelnemen
aan de huldiging van Willem van Oranje.
„Op Koninginnefeest zullen wij niet ont
breken" zoo luidde het parool „maar
den Zwijger huldigen, neen, dat dóen wij
niet. Dat strijdt met ons historisch inzicht,
met ons katholiek gevoel, met ons eerlijk
geweten."
Zulk een reactie is op het eerste gezicht
verklaarbaar en omdat zij haar oorsprong
vindt in een bewust en hartelijk Katho
licisme, kunnen wij haar dan ook in dit
opzicht waardeeren. Toch hebben we reeds
uiteengezet, dat wij dit standpunt niet dee-
len. Zonder te twijfelen aan de eerlijkheid
ervan, twijfelen wij aan de juistheid.
Wie was eigenlijk Willem van Oranje?
Alleen het antwoord op deze vraag
kan een standpunt rechtvaardigen.
En dan komt al dadelijk een groote moei
lijkheid.
Want Willem van Oranje was een zeer
Ingewikkelde natuur, een man met een
karakter, dat uit vele bestanddeelen was
samengesteld.
Met dit voorop te zetten, ontkennen wij
niet, dat Willem de Zwijger een „man uit
één stuk" zou geweest zijn. In den grond
van zijn wezen was hij dit zeker. Maar dat
wezen is niet zoo eenvoudig. Het levens
werk van dezen mensch was niet de ver
vulling van een duidelijke, enkelvoudige
opdracht. Het levenswerk van den Zwijger
is gegroeid. Eerst was het een strijd om
de handhaving van zekere „privilegies",
d.w.z. bepaalde voorrechten, die middel-
eeuwsche steden genoten van den leenheer.
Later werd het hoe langer hoe duidelijker
een strijd om de bevrijding van de Neder
landen uit het juk van koning Philips II
van Spanje, een groot en edel monarch,
maar wiens politiek nu eenmaal strijdig
was met geheel den Nederlandschen land
aard en dus niet als het algemeen welzijn
der Nederlanders kon worden beschouwd.
Eindelijk werd het een strijd tegen Alva om
geloofsvrijheid voor de Protestanten en
tegen den wil van den Zwijger zelf werd
het een strijd om de Calvinistische over
macht in het Nederlandsche staatsbestel.
Reeds bij zijn leven had Oranje vrienden
en vijanden onder de Nederlandsche
Katholieken. Maar hij had ook vijanden
onder de Calvinisten en niemand is har
der tegen hem opgetreden en heeft zijn
plannen stelliger gedwarsboomd dan de
Calvinistische predikant en psalm-ver
taler Petrus Dathenus, die het volk van
Gent opzette tegen den Prins en die de
vereeniging van Zuid- en Noord-Nederland
(het ideaal van Oranje) heeft helpen ver
ijdelen.
Was de taak van Oranje dus onder
hevig aan groei en vanzelf ook on
derhevig aan de omstandigheden,
waaronder zich die groei voltrekken moest,
het karakter van den Prins is eveneens ge
groeid. Als jonge man is hij een sierlijk
hoveling van Karei den Vijfden; eerst lang
zaam wordt hij de vertrouwensman van
degenen, die zich tegen het on-Nederland-
sche bestuur van Philips II verzetten. Dit
maakt hem allengs ernstiger, dieper be
wust van zijn historische taak, rijker aan
inzicht in de staatkunde. Hij groeit uit tot
een echt politicus van zijn tijd, tot een
der grootste staatskunstenaars van alle
tiiden. Ziin Dolitiek heeft haar fouten, maar
ze heeft haar goede eigenschappen ook, die
de weerspiegeling zijn van zijn eigen goede
hoedanigheden. Hij is vasthoudend aan zijn
ideaal, ruim van inzicht en vertoont een
beraden levenswijsheid.
De middeJIeuwsche leenstaatjes, waaruit
Nederland nog bestond, en die eerst in 1534
(toen de Prins reeds geboren was) vereenigd
werden onder de regeering van Karei V,
zocht hij aaneen te binden tot een moderne
natie met vrijheid van beweging voor de
onafhankelijke bewoners.
Hij heeft dit ideaal niet geheel mogen
bereiken. Hij bereikte het slechts voor een
gedeelte. Niet geheel de Nederlanden, doch
alleen de zeven provinciën werden „ge
ünieerd" en de godsdienstvrijheid kwam
eerst eeuwen later, onder zijn opvolgers,
tot stand.
Maar wij kunnen den Prins huldigen als
den man, die dit ideaal heeft nagestreefd
met inzet van geheel zijn persoonlijkheid,
zoover de omstandigheden het hem toe
lieten. Hoe hij belemmerd werd, hoe hij
eigenlijk steeds gedeeltelijk slaagde, zullen
wij zien in eenige volgende beschouwingen,
waartoe dit eeuwjaar volop aanleiding zal
bieden.
Van den Katholiek Demokratischen
Bond weten wij tot op heden niet veel
méér dan dat het hier een stichting
betreft van Prof. Veraart, die op het
oogenblik zelf nog in 't onzekere zal ver-
keeren, of hij al dan niet een generaal
zonder leger is.
Maar wat hiervan ook zij:
een program heeft de beweging al: een
krisis-program.
In dit program heet het, dat de Katho
liek Demokratische Bond is opgericht „om
alle Nederlandsche Katholieken te veree
nigen voor een staatkunde, die de vrijheid
der Katholieke Kerk dient en het algemeen
.belang zoodanig behartigt, dat het maat
schappelijk-zwakke ten volle wordt be
schermd en ontwikkeld", eenige alinea's
verder heet het echter, dat de Katholiek
Demokratische Bond, „afwachtende een
volledige en eendrachtige organisatie van
alle katholieke demokraten," besluit zich
voor de verkiezingen van 1933 te bepalen
tot een krisis-program en ernaar te stre
ven, dit door de verkiezing van een zoo
groot mogelijk getal demokratische afge
vaardigden tot uitvoering te doen bren
gen.
Eenerzijds dus de vereeniging van „alle
Katholieken van Nederland", anderzijds
de „organisatie van alle katholieke demo
kraten", wat beteekent, dat Prof. Ver
aart zich aanmatigen wil alle Katholieken
van Nederland te maken tot de katholieke
demokraten, zooals hij in zijn opperwijze
alleenigheid zich dezen droomt.
Alle Katholieken dus volgelingen van den
heer Veraart!
Wij meenen te mogen voorspellen, dat
deze „alle" Katholieken wel wijzer zullen
zijn, vooral als zij met eenig onderschei
dingsvermogen en met eenige aandacht
hebben kennis genomen van wat Prof.
Veraart blijkens dit program, dat reeds
grootendeels in de bekende Haagsche mo
ties ter Partijraadsvergadering geopenbaard
lag, schijnt te willen.
Eenerzijds wenscht hij het onmogelijke,
anderzijds verlangt hij dingen, die mis
schien mogelijk zouden zijn, maar in ieder
geval een uitvoerige studie en voorberei
ding zouden behoeven; en indien moge
lijk het best door middel van de groote
R. K. Staatspartij zouden kunnen worden
verwezenlijkt.
Voor laatstbedoelde desiderata hebben
wij geen z.g. Katholiek Demokratischen
Bond noodig (wenschelijk ware het, dat
Prof. Veraart zijn capaciteiten in dienst
van de groote algemeene katholieke zaak
stelde, waardoor het algemeen belang be
hartigd wordt), door het stellen van on
mogelijke eischen wordt slechts verwarring
gesticht en kan slechts demagogie succes
oogsten.
Wij zullen nog wel eens gelegenheid heb
ben, het program van Prof. Veraart nader
te ontleden en daardoor automatisch ook
nader tekarakteriseeren.
In de .Katholieke Radio Gids" van deze
week is opgenomen een schrijven van Z. H. Exc.
Mgr. J. D. J. Aengenent van den volgenden
inhoud:
Nu Ons bekend is geworden, dat bü de ko
mende actie voor den Katholieken Radio-
Omroep tevens propaganda zal worden gemaakt
niet alleen voor den Katholieken Radio-Gids,
dien wij in Ons herderlijk schrijven van 2 Ja
nuari II. reeds warm hebben aanbevolen, maar
ook voor den K.R.O.-Gids voor de Jeugd, wen-
schen Wij met bijzondere sympathie Onze ge-
loovigen op de groote beteekenis van dit ka
tholieke jeugdblad te wijzen.
Het is Onze innige overtuiging, dat de K. R.
O.-Gids voor de Jeugd thans meer dan ooit een
noodzakelijk complement is van den Kath.
Radio-Gids, nu van andere zijde kinderbladen
zijn opgericht, ten einde de jeugd aan een be
paalden Omroep te binden en zich voor de
toekomst te verzekeren van een groot getal
abonné's.
Mogen de katholieken begrijpen, dat de Om-
roeplectuur, die zij hun kinderen verschaffen,
van grooten invloed zal zijn op de sympathie,
die zij, op rijperen leeftijd gekomen, voor een
bepaalden Omroep zullen aan den dag leggen.
Wij hopen van heeler harte, dat de actie, die
zoo juist is ingeluid, vele nieuwe abonné's zal
werven niet alleen voor den Kath. Radio-Gids,
maar ook voor den K.R.O.-Gids voor de Jeugd,
en volgaarne dan ook verleenen Wij Onzen
Eisschoppelyken Zegen aan allen, die het werk
van dit jeugdblad steunen, zoowel door het ne
men van een abonnement als op andere wijze.
t J. D. J. AENGENENT,
Bisschop van Haarlem.
1mm
Donderdag was te 's-Hertogenbosch een der
voornaamste dagen uit de feestweek om het
200-jarig verblijf der Paters Redemptoristen in
ons land.
In Den Bosch zijn de geestelijke zonen van
Sint Alfonsus reeds 79 jaren werkzaam. De
St. Jozefskerk is voornaam versierd met de
kleurige en meest merkwaardige wapens der
provincies en sub-provincies over de wereld
waar de Redemptoristen hun geestelijken ar
beid verrichten.
Om 9 u. werd de plechtige hoogmis ongedra
gen door Pater Rector Sant met pontificale as
sistentie van Z. H. Exc. Mgr. Th. van Roos
malen, Vicaris-Apostolicus van Suriname en
assistentie van andere paters der Congregatie.
De gansche kloostercommunauteit vernieuw
de de beloften van armoede, zuiverheid en ge
hoorzaamheid.
's Avonds werd het luisterrijke triduum ge
opend met een pontificaal Lof door Z. H. Exc.
Mgr. van Roosmalen.
De sterke vorst van de eerste helft van de
week was het gevolg van de heerschappij van
een zeer stabiel en uitgebreid gebied van hoo-
gen druk, dat zich vanuit het Oosten gaande
weg over Midden- en west-Europa uitbreidde.
Daarbij heerschte over Midden-Europa een
sterke Oostelijke luchtstroom, die zeer koude
lucht uit Rusland aanvoerde.
Met de heerschappij van dit gebied van hoo-
gen druk en Oostenwind staat of valt de troon
van den vorstkoning. Willen wij dus weten
welke vooruitzichten wij hebben voor Zondag,
dan moeten wij nagaan wat het tot van dit ge
bied van hoogen druk zal zijn.
Sedert eenige dagen neemt dit af in intensi
teit en wordt het aan de Noordzijde aangetast
door een relatief warmen Westelijken lucht
stroom, die over de Noordelijke helft van ons
werelddeel waait en in Skandinavië de vorst
bijna geheel deed verdwijnen. Deze storende
invloed van den Westelijken luchtstroom had
tot Donderdag nog geen invloed op de tempe
ratuur in ons land. Algemeen Wordt echter door
de meteorologen verwacht, dat die invloed zich
spoedig zal doen gelden, zoodat tegen het einde
Bij de uitgeverij „De Gemeenschap" te
Utrecht verschijnt een bloemlezing uit de
katholieke poëzie, die in alle eeuwen in ons
vaderland geschreven is. Dit werk, onder
redactie van Anton van Duinkerken, zal uit
drie deelen bestaan.
Het eerste deel heet „Dichters der middel
eeuwen" en wordt samengesteld in samenwer
king met dr. W. H. Beuken te Helmond, die
als verzorger der nieuwe uitgave van het groote
middeleeuwsche gedicht „Van den Levene Ons
Heeren" zijn naam gevestigd heeft als een der
beste deskundigen op dit gebied. Door om
standigheden zal het eerste deel echter ver
schijnen nii het tweede.
Dit tweede deel, hetwelk thans vóór ons ligt,
behandelt „Dichters der Contra-Reformatie"
en is geheel door Anton van Duinkerken ver
zorgd. Het brengt katholieke poëzie van dich
ters, die werkten tusschen 1528 en 1700, dat
wil zeggen: van het verweer der katholieken
tegen Luther tot aan den Jansenisten-strijd in
Nederland.
Het derde deel zal heeten: „Dichters der
Emancipatie" en handelen over de katholieke
dichters, die voor de cultureele onafhankelijk
heid van hun geloofsgenooten hebben gestreden
tot op den dag van heden. In dit deel worden
dus ook gedichten opgenomen van de „katho
lieke jongeren", die hier voor het eerst be
studeerd zullen worden in verband met de
eeuwenoude katholieke traditie.
Een grootsche opzet, die heel wat onder
nemingsdurf moet hebben gevraagd van de
uitgevers, te oordeelen naar het reeds ver
schenen tweede deel: „Dichters der Contra-
Reformatie". Want het zijn geen kleine boek
jes, waarmee de uitgeverij ,De Gemeenschap"
voor den dag komt! Integendeel. Dit tweede
deel, in groot royaal formaat, brengt 340 blad
zijden tekst, waarbij een inleiding is van ruim
100 bladzijden. Het is de bedoeling, ieder deel
van zulk een inleiding te voorzien. Daarna volgt
de opgave der werken van niet minder dan
honderd dichters uit het behandelde tijd
perk. Voor menigen katholiek zal het reeds
moeilijk zijn, wanneer hij tien namen moet
noemen van katholieke dichters uit deze
periode. Tal van onbekende en vergeten dich
ters worden dan ook in dit werk naar voren
gebracht. Verloren schatten uit de katholieke
geschiedenis komen hierdoor weder aan het
licht. Dit is op zich reeds een groote ver
dienste.
Maar de manier, waarop deze uitgebreide en
moeilijke stof werd gerangschikt, is daaren
boven zeer prijzenswaardig. De verzorger van
dit deel heeft niet een geleerde verhandeling
willen maken, maar een werk voor het gansche
katholieke publiek.
„Deze bloemlezing" zoo schrijft hij
„werd samengesteld voor een grooter lezers
kring dan de vakmatig belangstellenden in de
geschiedenis der Nederlandsche letterkunde".
In zijn soort is dit werk nieuw: „Vele dich
ters der Contra-Reformatie waren tot heden
bij het groote publiek onbekend en werden door
de geleerden betrekkelijk geminacht" zegt de
inleider nog, en hij vervolgt: „Zoover ik weet
is deze uitgave dan ook het eerste samen
vattende werk over de katholieke dicht
kunst van de gouden eeuw". Vervolgens brengt
de schrijver dank aan de nagedachtenis van
Jan Frans Willems en Jozef Alberdingk Thijm,
die door hun studie deze samenvatting hebben
mogelijk gemaakt.
De inleiding geeft een breed historisch over
zicht van de ontwikkeling der katholieke dicht
kunst in die tijden. Ook in verband met de
Kerkgeschiedenis is dit zeer belangwekkend,
immers de poëzie weerspiegelt de geestesge
steldheid van den tijd, waarin zij geschreven
werd. Wij maken hier de moeilijkste jaren van
het Nederlandsche Katholicisme mee: den tijd,
waarin het Protestantisme zegevierde en de
uitoefening van onzen godsdienst verboden
werd. Met welk een geestdrift onze vaderen hun
overtuiging hebben gehandhaafd en verdedigd,
blijkt wel uit dit boek. Wij vinden hier de
groote namen van Anna Bijns, Joh. Stalpart
van der Wiele, yondel, Pater Poirters, maar
daarnaast ook vele minder bekenden. Laten
wij enkele namen noemen, door deze uitgave
ontrukt aan een onrechtvaardige vergetelheid:
Josine des Planques, Bertelmeus Boeckx, Hono-
rius van den Bom, Lodewijk Makeblijde, Joan
nes van Sambeeck, Daniël Bellemans, Pieter
Cauwe. Weinigen zullen van deze dichters ooit
gehoord hebben. Toch zijn hun verzen werkelijk
zeer mooi.
De uitgeverij „De Gemeenschap" moet wel
een groot vertrouwen hebben gehad in het
katholieke publiek, dat ze zulk een grootsch
werk aandurfde! Moge dit vertrouwen niet be
schaamd worden! Hier is een cultuurdaad ge
steld, die recht geeft op de belangstelling van
geheel het katholieke volk!
Als puntje van kritiek zouden wij alleen wil
len aanmerken, dat wij zoowel in de bloem
lezing als in de „bibliographische aanteekenin-
gen" vergeefs moesten zoeken naar den naam
van Jan David Heemsen (15811644) een pries
ter-dichter, van wien een vijftal poëtische wer
ken bewaard zijn gebleven. Ook betreuren wij,
dat deze uitgave, die overigens kostbaar ge
noeg is, in het geheel niet werd geïllustreerd.
Te Bandoeng is men bezig met den bouw van
een nieuw klooster met noviciaat van de Zus
ters Ursulinen. Het hoofdgebouw van het nieu
we klooster ligt midden tusschen het weeshuis
„De Voorzienigheid", dat op den hoek van de
Wilhelminastraat staat en de Hollandsch-In-
landsche school aan den Grooten Postweg. Het
hoofdgebouw is een verdiepingsgebouw met een
frontbreedte van zes-en-zeventig meter. Ter
rechterzijde van den midden- en hoofdingang
ligt het klooster voor de zusters, die het wees
huis en de Mariaschool bedienen en waar ook
de vice-provinciale zal verblijven. Links van
het hoofdgebouw verrijst het noviciaat, hetwelk
vanuit Malang naar Bandoeng zal worden over
gebracht. Rechthoekig op het midden van het
hoofdgebouw staat de kapel, welke een lengte
heeft van ongeveer 32 meter. Deze kapel is
voor de Zusters en ook voor de weeskinderen
bestemd. Op de verbinding der beide hoofdge
bouwen wordt een klokkentorentje gebouwd,
waarop een zeven-en-twintig meter hoog kruis
zal verrijzen. Achter de kapel worden de dienst
gebouwen, keuken, eetkamers, enz. gebouwd,
met het front naar de Bengawanlaan.
der week wel minder sterke vorst kan worden
verwacht. Deze verwachting geldt echter alleen
wanneer de Oostelijke wind aanhoudt, waarop
nog al veel kans is omdat waarschijnlijk de
luchtdruk over de Middellanfische Zee zal af
nemen.
In het Westen zijn geen voorteekenen te
bespeuren, die een geheelen omslag van het
weer binnen korten tijd kunnen doen verwach
ten. In het algemeen verzwakt het gebied van
hoogen druk hoe langer hoe meer maar be
houdens de mogelijkheid van een plotseling op
komende storing, die wij niet groot achten, zal
het gebied van hoogen druk nog wel eenige da
gen stand houden zoodat wij bij den weék-
overgang nog op lichte tot matige vorst met
droog weer kunnen rekenen.
Men lette echter goed op den barometer,
waarvan een sterkere daling, gepaard met uit
N.W. opkomende bewolking en terugdraaien van
den wind naar Noord of West zeer zeker dooi
zou voorspellen. Echter, deze kans is gering.
(Nadruk verboden).
Er is opgericht een comité van actie inzake 't
wetsontwerp, houdende tijdelijke maatregelen
ter bevordering van een zooveel mogelijk even
redige vrachtverdeeling in de binnenscheep
vaart.
Dit comité wordt gevormd door vertegenwoor
digers van de verschillende werkgeversvereeni-
gingen en van vele bonden in die bedrijfstak
ken die in relatie staan met de binnenvaart.
Secretaris van het comité is mr. J. H. Kiewiet
de Jonge, die in een persconferentie mededee-
lingen over de actie van het comité heeft ge
daan.
Hij merkte op, dat het comité wel van oor
deel is, dat de noodtoestand in de binnenvaart
maatregelen van de regeering noodzakelijk
maakt, maar dat het een anderen weg wil in
slaan dan de regeering.
Het comité heeft een congres belegd tegen
Vrijdag 3 Februari a.s., te 's-Gravenhage.
De leiding van het congres zal berusten in
handen van dr. F. E. Posthuma.
Voorts heeft het comité een brochure uitge
geven onder den titel: „Gedwongen vrachtver
deeling in de Binnenvaart?"
In deze brochure wordt betoogd, dat de thans
door de regeering voorgenomen regeling der
evenredige vrachtverdeeling, welke scherp in
grijpt in de vrijheid van het bedrijf, geen baat,
maar schade zal brengen voor de binnenvaart,
en voor de particuliere binnenschipperij in het
bijzonder.
Onder de particuliere schippers zijn te ver
staan de schippers, wonende op hun eigen sche
pen, welke zij voor het vervoer bezigen, zonder
dat zij de beschikking hebben over een kan-
tooroutillage aan den wal.
De brochure dringt aan op het benoemen van
een commissie, welker samenstelling den waar
borg biedt, dat zij het hangende vraagstuk tn
vollen omvang kan beheerschen.
Daarnaast zou zij, eveneens met den grootst
mogelijken spoed, het vraagstuk der verlaging
van de geldende scheepvaartrechten, gelijk
doorvaartrechten, havengelden, brug- en sluis-
gelden, welke in vergelijking met het landver-
voer te zwaar drukken, ter hand moeten ne
men.
Tenslotte wordt uitdrukking gegeven aan de
hoop, dat de loopende internationale besprekin
gen betreffende de moeilijkheden in de Rijn
vaart, welke ten doel hebben, het teveel aan
tonnage stil te leggen, succes zullen opleveren.
Nabij Kerkrade werd een Duitsch smokkelaar
aangeschoten. Met een kogel in het onderlijf
werd hij in zorgwekkenden toestand naar het
ziekenhuis gebracht. Hij was in het bezit van
15 K.G. koffie en 2500 sigaretten.
In „Het Volk" van Donderdagavond LL is
partijgenoot C. de Dood een man. die
reeds meermalen voor geen dolzinnigheidje
vervaard bleek weer eens hopeloos aan het
dolen door de doolhoven der geestesverwarring.
Hij „philosopheert" over het geval van den
dwazen Rotterdamschen jongen, die, om het
record van zijn voor-springer te verbeteren, van
den heftoren sprong er te pletter vieL
Eerst geeft hij in gezonde taal het gevoelen
weer van alle gezond-denkenden in den lande,
welke gevoelen zich uit in het constateeren van
het feit, dat deze jongen alleen verantwoorde
lijk is voor zijn daad.
Maar dan overvalt p.g. De Dood de hem aan
geboren neiging tot het debiteeren van dolzin
nigheden: Weineen, betoogt hij, die gezond den
kenden hebben het Allemaal mis, alleen
„onze gebenedijde maatschappij" is verant
woordelijk voor deze waanzindaad.
Het amuseert ons, tot algemeene vreugde het
frissche war-betoog van p.g. De Dood hier te
laten volgen:
„Sedert de afschaffing van de slavernij trekt
de samenleving partij van het streven van
iederen normalen mensch om zijn toestand te
verbeteren en ook een socialistische samenle
ving zou voorloopig gedwongen zijn van dit
streven gebruik te maken. Nimmer is er dan
ook een waarneembare scheiding gemaakt tus
schen de materieele en geestelijke gevolgen van
dit streven. Behalve wanneer wij eens een héél
helder oogenblik hebben, vinden we het alle
maal niet meer dan billijk, dat degeen, die zich
onderscheidt, „er ook wat aan heeft". Al was
het maar een glas wijn met een taartje.
Dit streven naar de verbetering van den eigen
toestand brengt natuurlijk wedijver voort met
als onmiddellijk gevolg: eerzucht. Den aard nu
van deze eerzucht bepaalt niet het individu,
maar de samenleving. Het is de samenleving,
die uitmaakt, welke eerzucht voor haar nuttig
is en welke niet. De menschelijke eerzucht
hangt onmiddellijk samen met de economische
en sociale periode, waarin men zich bevindt.
Er is een tijd geweest, dat de samenleving
behoefte had aan menschen met een behoor
lijke verstandelijke ontwikkeling. De domme,
achterlijke of verstandelijk-trage was hinderlijk
in het productieproces. In die periode was de
eerzucht overwegend van geestelijken aard.
Die tijd is voorbij. De sam. nleving met haar
gemechaniseerde techniek, die slechts een be
perkt aantal handgrepen eischt, heeft in t al
gemeen geen behoefte meer aan verstandelijke
ontwikkeling. Integendeel, menschen, die veel
weten en veel denken, kunnen maar lastig wor
den. Deze samenleving schept dus een eerzucht,
die zoo onverstandelijk mogelijk is, een zui
ver lichamelijke eerzucht: in de eerste plaats
sport.
Waarmee betoogd is, dat onze gebenedijde
samenleving verantwoordelijk is voor ds waan
zindaad van dien „spurtieven" Rotterdamscnen
knaap. Precies zoo verantwooi delijk als voor de
ramp, waaraan de mijnwerker ten gronde gaat."
In dit citaat is sprake van „eens een héél
helder oogenblik hebben". Dit valt in boven
staande wartaal beslist niet waar te nemen
bij p.g. De Dood. Hij heeft dit zelf beseft. Want
als een trieste, verkleumde papagaai op den
hoek van zijn stok verzucht hij terneergeslagen:
„Maar het zal wel weer voor doove ooren
gepredikt zijn."
Kijk, alleen toen De Dood dit regeltje neer
schreef, had hij een helder oogenblik....
Hopen we in het belang van het gezonde
menschenverstand, dat zijn verzuchting bewaar
heid worde!
Te ongeveer half 7 Donderdagavond is, ver
moedelijk door een defect aan den schoorsteen,
brand ontstaan in het alleenstaand huis van
den groentenhandelaar J. R. aan de Frederik
Hendrikstraat te Aalst bij Eindhoven. De vrouw
van den bewoner, die met haar één-jarig kind
alleen thuis was, vluchtte met de baby in allerijl
de straat op en waarschuwde de buren.
Aangewakkerd door den feilen Oostenwind,
was het huis intusschen één vuurzee geworden
en dankte men slechts aan de goede windrich
ting, dat het nabij gelegen woningbic* niet
eveneens in vlammen opging. De uitgestrekte
gemeente Aalst-Waalre beschikt n.l. niet over
eenig brandbluschmiddel, zoodat een poging om
het vuur te bestrijden, vruchteloos zou zijn.
Het huis brandde tot den grond toe af. Het
bleek onmogelijk van het huisraad iets te red
den. Verzekering dekt de schade.
Hedenmorgen is te Finsterwolde het groote
manufacturenmagazijn van den heer Albert
Vloo afgebrand.
De voorraden, alsmede winkel en opslagplaat
sen, werden een prooi van het vuur.
Verzekering dekt de schade.
In de gemeente Merkstein, grenzende aan
Kerkrade, werden door de Hollandsche en
Duitsche politie acht rijwielen in beslag geno
men, die in verschillende gemeenten van de
mijnstreek waren gestolen. De dief, een Duit-
scher, we*d in -lerzogenrath gearresteerd. Vast
staat, dat de dief, die pas voor fietsendiefstal
len in Limburg een lange gevangenisstraf had
ondergaan, debet is aan nog meerdere dief
stallen in de mijnstreek. Ook stal hij rijwielen
in de Duitsche grensgemeenten, die hij in Lim
burg te gelde maakte.
De N.V. Nederlandsche Thermo-Chemische
Fabrieken te Amsterdam heeft aan de leden
der Tweede Kamer een schrijven gezonden,
waarin wordt opgekomen tegen de voorstelling
van zaken, gegeven door de N.V. „Gekro" te
Overschie, als zou de minister van Economische
Zaken, door credietverleening voor den destruc-
terbouw te Woerden, in tegenspraak met zich
zelf zijn gekomen.