Willem de Zwijger-herdenking Éy De katholieke poezie Prikkeldraad Kath. Dem. Bond De vorst neemt af Een cultuurdaad Comité van actie HOE WIJ HEM HULDIGEN VRIJDAG 27 JANUARI Wie was eigenlijk Willem van Oranje? En zijn program De K. R. O.-gids voor de jeugd Congres te Den Haag Wartaal SCHILDERIJ VAN H. M. DE KONINGIN Bisschoppelijk schrijven Reproductie van het schilderijdat door Piet v. d. Hem van H. M, de Koningin is vervaardigdom in de vergaderzaal van den Provincialen Bond van Midden-Java te worden geplaatst. PATERS REDEMPTORISTEN Het tweede eeuwfeest Binnen korten tijd is nog geen geheele omslag van het weer te wachten ZUSTERS URSULINEN Nieuw klooster te Bandoeng Tegen het wetsontwerp tot even redige vrachtverdeeling in de binnenscheepvaart Smokkelaar aangeschoten EEN VUURZEE TE AALST Alleenstaand huis vernield BRAND TE FINSTERWOLDE Manufactuurmagazijn vernield Rijwieldief aangehouden De destructorkwestie 24 April 1533.... Thans nadert 24 April 1933. Vierhonderd jaren scheiden den heden- daagschen mensch van den datum, waarop in het slot Dillenburg, in Duitschland, Willem van Nassau werd geboren, de latere Prins van Oranje, die in de geschiedenis van ons vaderland een beslissende hoofdrol gespeeld heeft. Vierhonderd jaar met al hun wel en wee, met hun historische herinneringen, die vaak aanleiding geven tot blijde herden king, vaak ook slechts de sombere „lessen der geschiedenis" vormen, die ons waar schuwen moeten. Is het mogelijk, geheel dit tijdperk te vergeten met al wat het speciaal voor ons, Katholieken, inhield aan droevige feiten, betreurenswaardige beslissingen, moeilijk verdraagbare miskenningen, tragische ver volging? De tijd, die voorafging aan het optreden van Willem den Zwijger was lang niet altijd rooskleurig. Maar er was in dien langen tijd een bewonderenswaardige geloof seen- heid, soms weliswaar door ketterij bedreigd, maar nooit door de overmacht van de dwaling geschaad. Gelijktijdig met den Prins van Oranje doet het Calvinisme zijn intrede in Neder land, mede door zijn toedoen verwerft het staatkundige macht, bij zijn dood in 1584 wordt het als de officieele godsdienst van Nederland beschouwd en tot diep in de 19e eeuw zal er over ons land gesproken wor den als over een „protestantsche natie". Tijdens het leven van Oranje ook worden Noord en Zuid van elkander gescheiden. De Zuider provincies bleven in hoofdzaak Katholiek. Ze behooren thans staatkundig aan België. Te Utrecht verzamelen zich in 1579 de Noorder provincies tot een Unie. De middenstrook, het tegenwoordige Noord- Brabant, Zuid-Limburg en Zeeuwsch-Vlaan- deren, zal eerst na 's Prinsen dood door diens zoon Prederik Hendrik bij de Unie van het Noorden worden ingelijfd. Het blijft echter tot aan de grens der negen tiende eeuw een „generaliteits-land" en draagt daar de harde cultureele en oecono- mische nadeelen van. Is het wonder, dat geestdriftige jonge Limburgers zich hebben verzet tegen het feit, dat de Katholieken zouden deelnemen aan de huldiging van Willem van Oranje. „Op Koninginnefeest zullen wij niet ont breken" zoo luidde het parool „maar den Zwijger huldigen, neen, dat dóen wij niet. Dat strijdt met ons historisch inzicht, met ons katholiek gevoel, met ons eerlijk geweten." Zulk een reactie is op het eerste gezicht verklaarbaar en omdat zij haar oorsprong vindt in een bewust en hartelijk Katho licisme, kunnen wij haar dan ook in dit opzicht waardeeren. Toch hebben we reeds uiteengezet, dat wij dit standpunt niet dee- len. Zonder te twijfelen aan de eerlijkheid ervan, twijfelen wij aan de juistheid. Wie was eigenlijk Willem van Oranje? Alleen het antwoord op deze vraag kan een standpunt rechtvaardigen. En dan komt al dadelijk een groote moei lijkheid. Want Willem van Oranje was een zeer Ingewikkelde natuur, een man met een karakter, dat uit vele bestanddeelen was samengesteld. Met dit voorop te zetten, ontkennen wij niet, dat Willem de Zwijger een „man uit één stuk" zou geweest zijn. In den grond van zijn wezen was hij dit zeker. Maar dat wezen is niet zoo eenvoudig. Het levens werk van dezen mensch was niet de ver vulling van een duidelijke, enkelvoudige opdracht. Het levenswerk van den Zwijger is gegroeid. Eerst was het een strijd om de handhaving van zekere „privilegies", d.w.z. bepaalde voorrechten, die middel- eeuwsche steden genoten van den leenheer. Later werd het hoe langer hoe duidelijker een strijd om de bevrijding van de Neder landen uit het juk van koning Philips II van Spanje, een groot en edel monarch, maar wiens politiek nu eenmaal strijdig was met geheel den Nederlandschen land aard en dus niet als het algemeen welzijn der Nederlanders kon worden beschouwd. Eindelijk werd het een strijd tegen Alva om geloofsvrijheid voor de Protestanten en tegen den wil van den Zwijger zelf werd het een strijd om de Calvinistische over macht in het Nederlandsche staatsbestel. Reeds bij zijn leven had Oranje vrienden en vijanden onder de Nederlandsche Katholieken. Maar hij had ook vijanden onder de Calvinisten en niemand is har der tegen hem opgetreden en heeft zijn plannen stelliger gedwarsboomd dan de Calvinistische predikant en psalm-ver taler Petrus Dathenus, die het volk van Gent opzette tegen den Prins en die de vereeniging van Zuid- en Noord-Nederland (het ideaal van Oranje) heeft helpen ver ijdelen. Was de taak van Oranje dus onder hevig aan groei en vanzelf ook on derhevig aan de omstandigheden, waaronder zich die groei voltrekken moest, het karakter van den Prins is eveneens ge groeid. Als jonge man is hij een sierlijk hoveling van Karei den Vijfden; eerst lang zaam wordt hij de vertrouwensman van degenen, die zich tegen het on-Nederland- sche bestuur van Philips II verzetten. Dit maakt hem allengs ernstiger, dieper be wust van zijn historische taak, rijker aan inzicht in de staatkunde. Hij groeit uit tot een echt politicus van zijn tijd, tot een der grootste staatskunstenaars van alle tiiden. Ziin Dolitiek heeft haar fouten, maar ze heeft haar goede eigenschappen ook, die de weerspiegeling zijn van zijn eigen goede hoedanigheden. Hij is vasthoudend aan zijn ideaal, ruim van inzicht en vertoont een beraden levenswijsheid. De middeJIeuwsche leenstaatjes, waaruit Nederland nog bestond, en die eerst in 1534 (toen de Prins reeds geboren was) vereenigd werden onder de regeering van Karei V, zocht hij aaneen te binden tot een moderne natie met vrijheid van beweging voor de onafhankelijke bewoners. Hij heeft dit ideaal niet geheel mogen bereiken. Hij bereikte het slechts voor een gedeelte. Niet geheel de Nederlanden, doch alleen de zeven provinciën werden „ge ünieerd" en de godsdienstvrijheid kwam eerst eeuwen later, onder zijn opvolgers, tot stand. Maar wij kunnen den Prins huldigen als den man, die dit ideaal heeft nagestreefd met inzet van geheel zijn persoonlijkheid, zoover de omstandigheden het hem toe lieten. Hoe hij belemmerd werd, hoe hij eigenlijk steeds gedeeltelijk slaagde, zullen wij zien in eenige volgende beschouwingen, waartoe dit eeuwjaar volop aanleiding zal bieden. Van den Katholiek Demokratischen Bond weten wij tot op heden niet veel méér dan dat het hier een stichting betreft van Prof. Veraart, die op het oogenblik zelf nog in 't onzekere zal ver- keeren, of hij al dan niet een generaal zonder leger is. Maar wat hiervan ook zij: een program heeft de beweging al: een krisis-program. In dit program heet het, dat de Katho liek Demokratische Bond is opgericht „om alle Nederlandsche Katholieken te veree nigen voor een staatkunde, die de vrijheid der Katholieke Kerk dient en het algemeen .belang zoodanig behartigt, dat het maat schappelijk-zwakke ten volle wordt be schermd en ontwikkeld", eenige alinea's verder heet het echter, dat de Katholiek Demokratische Bond, „afwachtende een volledige en eendrachtige organisatie van alle katholieke demokraten," besluit zich voor de verkiezingen van 1933 te bepalen tot een krisis-program en ernaar te stre ven, dit door de verkiezing van een zoo groot mogelijk getal demokratische afge vaardigden tot uitvoering te doen bren gen. Eenerzijds dus de vereeniging van „alle Katholieken van Nederland", anderzijds de „organisatie van alle katholieke demo kraten", wat beteekent, dat Prof. Ver aart zich aanmatigen wil alle Katholieken van Nederland te maken tot de katholieke demokraten, zooals hij in zijn opperwijze alleenigheid zich dezen droomt. Alle Katholieken dus volgelingen van den heer Veraart! Wij meenen te mogen voorspellen, dat deze „alle" Katholieken wel wijzer zullen zijn, vooral als zij met eenig onderschei dingsvermogen en met eenige aandacht hebben kennis genomen van wat Prof. Veraart blijkens dit program, dat reeds grootendeels in de bekende Haagsche mo ties ter Partijraadsvergadering geopenbaard lag, schijnt te willen. Eenerzijds wenscht hij het onmogelijke, anderzijds verlangt hij dingen, die mis schien mogelijk zouden zijn, maar in ieder geval een uitvoerige studie en voorberei ding zouden behoeven; en indien moge lijk het best door middel van de groote R. K. Staatspartij zouden kunnen worden verwezenlijkt. Voor laatstbedoelde desiderata hebben wij geen z.g. Katholiek Demokratischen Bond noodig (wenschelijk ware het, dat Prof. Veraart zijn capaciteiten in dienst van de groote algemeene katholieke zaak stelde, waardoor het algemeen belang be hartigd wordt), door het stellen van on mogelijke eischen wordt slechts verwarring gesticht en kan slechts demagogie succes oogsten. Wij zullen nog wel eens gelegenheid heb ben, het program van Prof. Veraart nader te ontleden en daardoor automatisch ook nader tekarakteriseeren. In de .Katholieke Radio Gids" van deze week is opgenomen een schrijven van Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent van den volgenden inhoud: Nu Ons bekend is geworden, dat bü de ko mende actie voor den Katholieken Radio- Omroep tevens propaganda zal worden gemaakt niet alleen voor den Katholieken Radio-Gids, dien wij in Ons herderlijk schrijven van 2 Ja nuari II. reeds warm hebben aanbevolen, maar ook voor den K.R.O.-Gids voor de Jeugd, wen- schen Wij met bijzondere sympathie Onze ge- loovigen op de groote beteekenis van dit ka tholieke jeugdblad te wijzen. Het is Onze innige overtuiging, dat de K. R. O.-Gids voor de Jeugd thans meer dan ooit een noodzakelijk complement is van den Kath. Radio-Gids, nu van andere zijde kinderbladen zijn opgericht, ten einde de jeugd aan een be paalden Omroep te binden en zich voor de toekomst te verzekeren van een groot getal abonné's. Mogen de katholieken begrijpen, dat de Om- roeplectuur, die zij hun kinderen verschaffen, van grooten invloed zal zijn op de sympathie, die zij, op rijperen leeftijd gekomen, voor een bepaalden Omroep zullen aan den dag leggen. Wij hopen van heeler harte, dat de actie, die zoo juist is ingeluid, vele nieuwe abonné's zal werven niet alleen voor den Kath. Radio-Gids, maar ook voor den K.R.O.-Gids voor de Jeugd, en volgaarne dan ook verleenen Wij Onzen Eisschoppelyken Zegen aan allen, die het werk van dit jeugdblad steunen, zoowel door het ne men van een abonnement als op andere wijze. t J. D. J. AENGENENT, Bisschop van Haarlem. 1mm Donderdag was te 's-Hertogenbosch een der voornaamste dagen uit de feestweek om het 200-jarig verblijf der Paters Redemptoristen in ons land. In Den Bosch zijn de geestelijke zonen van Sint Alfonsus reeds 79 jaren werkzaam. De St. Jozefskerk is voornaam versierd met de kleurige en meest merkwaardige wapens der provincies en sub-provincies over de wereld waar de Redemptoristen hun geestelijken ar beid verrichten. Om 9 u. werd de plechtige hoogmis ongedra gen door Pater Rector Sant met pontificale as sistentie van Z. H. Exc. Mgr. Th. van Roos malen, Vicaris-Apostolicus van Suriname en assistentie van andere paters der Congregatie. De gansche kloostercommunauteit vernieuw de de beloften van armoede, zuiverheid en ge hoorzaamheid. 's Avonds werd het luisterrijke triduum ge opend met een pontificaal Lof door Z. H. Exc. Mgr. van Roosmalen. De sterke vorst van de eerste helft van de week was het gevolg van de heerschappij van een zeer stabiel en uitgebreid gebied van hoo- gen druk, dat zich vanuit het Oosten gaande weg over Midden- en west-Europa uitbreidde. Daarbij heerschte over Midden-Europa een sterke Oostelijke luchtstroom, die zeer koude lucht uit Rusland aanvoerde. Met de heerschappij van dit gebied van hoo- gen druk en Oostenwind staat of valt de troon van den vorstkoning. Willen wij dus weten welke vooruitzichten wij hebben voor Zondag, dan moeten wij nagaan wat het tot van dit ge bied van hoogen druk zal zijn. Sedert eenige dagen neemt dit af in intensi teit en wordt het aan de Noordzijde aangetast door een relatief warmen Westelijken lucht stroom, die over de Noordelijke helft van ons werelddeel waait en in Skandinavië de vorst bijna geheel deed verdwijnen. Deze storende invloed van den Westelijken luchtstroom had tot Donderdag nog geen invloed op de tempe ratuur in ons land. Algemeen Wordt echter door de meteorologen verwacht, dat die invloed zich spoedig zal doen gelden, zoodat tegen het einde Bij de uitgeverij „De Gemeenschap" te Utrecht verschijnt een bloemlezing uit de katholieke poëzie, die in alle eeuwen in ons vaderland geschreven is. Dit werk, onder redactie van Anton van Duinkerken, zal uit drie deelen bestaan. Het eerste deel heet „Dichters der middel eeuwen" en wordt samengesteld in samenwer king met dr. W. H. Beuken te Helmond, die als verzorger der nieuwe uitgave van het groote middeleeuwsche gedicht „Van den Levene Ons Heeren" zijn naam gevestigd heeft als een der beste deskundigen op dit gebied. Door om standigheden zal het eerste deel echter ver schijnen nii het tweede. Dit tweede deel, hetwelk thans vóór ons ligt, behandelt „Dichters der Contra-Reformatie" en is geheel door Anton van Duinkerken ver zorgd. Het brengt katholieke poëzie van dich ters, die werkten tusschen 1528 en 1700, dat wil zeggen: van het verweer der katholieken tegen Luther tot aan den Jansenisten-strijd in Nederland. Het derde deel zal heeten: „Dichters der Emancipatie" en handelen over de katholieke dichters, die voor de cultureele onafhankelijk heid van hun geloofsgenooten hebben gestreden tot op den dag van heden. In dit deel worden dus ook gedichten opgenomen van de „katho lieke jongeren", die hier voor het eerst be studeerd zullen worden in verband met de eeuwenoude katholieke traditie. Een grootsche opzet, die heel wat onder nemingsdurf moet hebben gevraagd van de uitgevers, te oordeelen naar het reeds ver schenen tweede deel: „Dichters der Contra- Reformatie". Want het zijn geen kleine boek jes, waarmee de uitgeverij ,De Gemeenschap" voor den dag komt! Integendeel. Dit tweede deel, in groot royaal formaat, brengt 340 blad zijden tekst, waarbij een inleiding is van ruim 100 bladzijden. Het is de bedoeling, ieder deel van zulk een inleiding te voorzien. Daarna volgt de opgave der werken van niet minder dan honderd dichters uit het behandelde tijd perk. Voor menigen katholiek zal het reeds moeilijk zijn, wanneer hij tien namen moet noemen van katholieke dichters uit deze periode. Tal van onbekende en vergeten dich ters worden dan ook in dit werk naar voren gebracht. Verloren schatten uit de katholieke geschiedenis komen hierdoor weder aan het licht. Dit is op zich reeds een groote ver dienste. Maar de manier, waarop deze uitgebreide en moeilijke stof werd gerangschikt, is daaren boven zeer prijzenswaardig. De verzorger van dit deel heeft niet een geleerde verhandeling willen maken, maar een werk voor het gansche katholieke publiek. „Deze bloemlezing" zoo schrijft hij „werd samengesteld voor een grooter lezers kring dan de vakmatig belangstellenden in de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde". In zijn soort is dit werk nieuw: „Vele dich ters der Contra-Reformatie waren tot heden bij het groote publiek onbekend en werden door de geleerden betrekkelijk geminacht" zegt de inleider nog, en hij vervolgt: „Zoover ik weet is deze uitgave dan ook het eerste samen vattende werk over de katholieke dicht kunst van de gouden eeuw". Vervolgens brengt de schrijver dank aan de nagedachtenis van Jan Frans Willems en Jozef Alberdingk Thijm, die door hun studie deze samenvatting hebben mogelijk gemaakt. De inleiding geeft een breed historisch over zicht van de ontwikkeling der katholieke dicht kunst in die tijden. Ook in verband met de Kerkgeschiedenis is dit zeer belangwekkend, immers de poëzie weerspiegelt de geestesge steldheid van den tijd, waarin zij geschreven werd. Wij maken hier de moeilijkste jaren van het Nederlandsche Katholicisme mee: den tijd, waarin het Protestantisme zegevierde en de uitoefening van onzen godsdienst verboden werd. Met welk een geestdrift onze vaderen hun overtuiging hebben gehandhaafd en verdedigd, blijkt wel uit dit boek. Wij vinden hier de groote namen van Anna Bijns, Joh. Stalpart van der Wiele, yondel, Pater Poirters, maar daarnaast ook vele minder bekenden. Laten wij enkele namen noemen, door deze uitgave ontrukt aan een onrechtvaardige vergetelheid: Josine des Planques, Bertelmeus Boeckx, Hono- rius van den Bom, Lodewijk Makeblijde, Joan nes van Sambeeck, Daniël Bellemans, Pieter Cauwe. Weinigen zullen van deze dichters ooit gehoord hebben. Toch zijn hun verzen werkelijk zeer mooi. De uitgeverij „De Gemeenschap" moet wel een groot vertrouwen hebben gehad in het katholieke publiek, dat ze zulk een grootsch werk aandurfde! Moge dit vertrouwen niet be schaamd worden! Hier is een cultuurdaad ge steld, die recht geeft op de belangstelling van geheel het katholieke volk! Als puntje van kritiek zouden wij alleen wil len aanmerken, dat wij zoowel in de bloem lezing als in de „bibliographische aanteekenin- gen" vergeefs moesten zoeken naar den naam van Jan David Heemsen (15811644) een pries ter-dichter, van wien een vijftal poëtische wer ken bewaard zijn gebleven. Ook betreuren wij, dat deze uitgave, die overigens kostbaar ge noeg is, in het geheel niet werd geïllustreerd. Te Bandoeng is men bezig met den bouw van een nieuw klooster met noviciaat van de Zus ters Ursulinen. Het hoofdgebouw van het nieu we klooster ligt midden tusschen het weeshuis „De Voorzienigheid", dat op den hoek van de Wilhelminastraat staat en de Hollandsch-In- landsche school aan den Grooten Postweg. Het hoofdgebouw is een verdiepingsgebouw met een frontbreedte van zes-en-zeventig meter. Ter rechterzijde van den midden- en hoofdingang ligt het klooster voor de zusters, die het wees huis en de Mariaschool bedienen en waar ook de vice-provinciale zal verblijven. Links van het hoofdgebouw verrijst het noviciaat, hetwelk vanuit Malang naar Bandoeng zal worden over gebracht. Rechthoekig op het midden van het hoofdgebouw staat de kapel, welke een lengte heeft van ongeveer 32 meter. Deze kapel is voor de Zusters en ook voor de weeskinderen bestemd. Op de verbinding der beide hoofdge bouwen wordt een klokkentorentje gebouwd, waarop een zeven-en-twintig meter hoog kruis zal verrijzen. Achter de kapel worden de dienst gebouwen, keuken, eetkamers, enz. gebouwd, met het front naar de Bengawanlaan. der week wel minder sterke vorst kan worden verwacht. Deze verwachting geldt echter alleen wanneer de Oostelijke wind aanhoudt, waarop nog al veel kans is omdat waarschijnlijk de luchtdruk over de Middellanfische Zee zal af nemen. In het Westen zijn geen voorteekenen te bespeuren, die een geheelen omslag van het weer binnen korten tijd kunnen doen verwach ten. In het algemeen verzwakt het gebied van hoogen druk hoe langer hoe meer maar be houdens de mogelijkheid van een plotseling op komende storing, die wij niet groot achten, zal het gebied van hoogen druk nog wel eenige da gen stand houden zoodat wij bij den weék- overgang nog op lichte tot matige vorst met droog weer kunnen rekenen. Men lette echter goed op den barometer, waarvan een sterkere daling, gepaard met uit N.W. opkomende bewolking en terugdraaien van den wind naar Noord of West zeer zeker dooi zou voorspellen. Echter, deze kans is gering. (Nadruk verboden). Er is opgericht een comité van actie inzake 't wetsontwerp, houdende tijdelijke maatregelen ter bevordering van een zooveel mogelijk even redige vrachtverdeeling in de binnenscheep vaart. Dit comité wordt gevormd door vertegenwoor digers van de verschillende werkgeversvereeni- gingen en van vele bonden in die bedrijfstak ken die in relatie staan met de binnenvaart. Secretaris van het comité is mr. J. H. Kiewiet de Jonge, die in een persconferentie mededee- lingen over de actie van het comité heeft ge daan. Hij merkte op, dat het comité wel van oor deel is, dat de noodtoestand in de binnenvaart maatregelen van de regeering noodzakelijk maakt, maar dat het een anderen weg wil in slaan dan de regeering. Het comité heeft een congres belegd tegen Vrijdag 3 Februari a.s., te 's-Gravenhage. De leiding van het congres zal berusten in handen van dr. F. E. Posthuma. Voorts heeft het comité een brochure uitge geven onder den titel: „Gedwongen vrachtver deeling in de Binnenvaart?" In deze brochure wordt betoogd, dat de thans door de regeering voorgenomen regeling der evenredige vrachtverdeeling, welke scherp in grijpt in de vrijheid van het bedrijf, geen baat, maar schade zal brengen voor de binnenvaart, en voor de particuliere binnenschipperij in het bijzonder. Onder de particuliere schippers zijn te ver staan de schippers, wonende op hun eigen sche pen, welke zij voor het vervoer bezigen, zonder dat zij de beschikking hebben over een kan- tooroutillage aan den wal. De brochure dringt aan op het benoemen van een commissie, welker samenstelling den waar borg biedt, dat zij het hangende vraagstuk tn vollen omvang kan beheerschen. Daarnaast zou zij, eveneens met den grootst mogelijken spoed, het vraagstuk der verlaging van de geldende scheepvaartrechten, gelijk doorvaartrechten, havengelden, brug- en sluis- gelden, welke in vergelijking met het landver- voer te zwaar drukken, ter hand moeten ne men. Tenslotte wordt uitdrukking gegeven aan de hoop, dat de loopende internationale besprekin gen betreffende de moeilijkheden in de Rijn vaart, welke ten doel hebben, het teveel aan tonnage stil te leggen, succes zullen opleveren. Nabij Kerkrade werd een Duitsch smokkelaar aangeschoten. Met een kogel in het onderlijf werd hij in zorgwekkenden toestand naar het ziekenhuis gebracht. Hij was in het bezit van 15 K.G. koffie en 2500 sigaretten. In „Het Volk" van Donderdagavond LL is partijgenoot C. de Dood een man. die reeds meermalen voor geen dolzinnigheidje vervaard bleek weer eens hopeloos aan het dolen door de doolhoven der geestesverwarring. Hij „philosopheert" over het geval van den dwazen Rotterdamschen jongen, die, om het record van zijn voor-springer te verbeteren, van den heftoren sprong er te pletter vieL Eerst geeft hij in gezonde taal het gevoelen weer van alle gezond-denkenden in den lande, welke gevoelen zich uit in het constateeren van het feit, dat deze jongen alleen verantwoorde lijk is voor zijn daad. Maar dan overvalt p.g. De Dood de hem aan geboren neiging tot het debiteeren van dolzin nigheden: Weineen, betoogt hij, die gezond den kenden hebben het Allemaal mis, alleen „onze gebenedijde maatschappij" is verant woordelijk voor deze waanzindaad. Het amuseert ons, tot algemeene vreugde het frissche war-betoog van p.g. De Dood hier te laten volgen: „Sedert de afschaffing van de slavernij trekt de samenleving partij van het streven van iederen normalen mensch om zijn toestand te verbeteren en ook een socialistische samenle ving zou voorloopig gedwongen zijn van dit streven gebruik te maken. Nimmer is er dan ook een waarneembare scheiding gemaakt tus schen de materieele en geestelijke gevolgen van dit streven. Behalve wanneer wij eens een héél helder oogenblik hebben, vinden we het alle maal niet meer dan billijk, dat degeen, die zich onderscheidt, „er ook wat aan heeft". Al was het maar een glas wijn met een taartje. Dit streven naar de verbetering van den eigen toestand brengt natuurlijk wedijver voort met als onmiddellijk gevolg: eerzucht. Den aard nu van deze eerzucht bepaalt niet het individu, maar de samenleving. Het is de samenleving, die uitmaakt, welke eerzucht voor haar nuttig is en welke niet. De menschelijke eerzucht hangt onmiddellijk samen met de economische en sociale periode, waarin men zich bevindt. Er is een tijd geweest, dat de samenleving behoefte had aan menschen met een behoor lijke verstandelijke ontwikkeling. De domme, achterlijke of verstandelijk-trage was hinderlijk in het productieproces. In die periode was de eerzucht overwegend van geestelijken aard. Die tijd is voorbij. De sam. nleving met haar gemechaniseerde techniek, die slechts een be perkt aantal handgrepen eischt, heeft in t al gemeen geen behoefte meer aan verstandelijke ontwikkeling. Integendeel, menschen, die veel weten en veel denken, kunnen maar lastig wor den. Deze samenleving schept dus een eerzucht, die zoo onverstandelijk mogelijk is, een zui ver lichamelijke eerzucht: in de eerste plaats sport. Waarmee betoogd is, dat onze gebenedijde samenleving verantwoordelijk is voor ds waan zindaad van dien „spurtieven" Rotterdamscnen knaap. Precies zoo verantwooi delijk als voor de ramp, waaraan de mijnwerker ten gronde gaat." In dit citaat is sprake van „eens een héél helder oogenblik hebben". Dit valt in boven staande wartaal beslist niet waar te nemen bij p.g. De Dood. Hij heeft dit zelf beseft. Want als een trieste, verkleumde papagaai op den hoek van zijn stok verzucht hij terneergeslagen: „Maar het zal wel weer voor doove ooren gepredikt zijn." Kijk, alleen toen De Dood dit regeltje neer schreef, had hij een helder oogenblik.... Hopen we in het belang van het gezonde menschenverstand, dat zijn verzuchting bewaar heid worde! Te ongeveer half 7 Donderdagavond is, ver moedelijk door een defect aan den schoorsteen, brand ontstaan in het alleenstaand huis van den groentenhandelaar J. R. aan de Frederik Hendrikstraat te Aalst bij Eindhoven. De vrouw van den bewoner, die met haar één-jarig kind alleen thuis was, vluchtte met de baby in allerijl de straat op en waarschuwde de buren. Aangewakkerd door den feilen Oostenwind, was het huis intusschen één vuurzee geworden en dankte men slechts aan de goede windrich ting, dat het nabij gelegen woningbic* niet eveneens in vlammen opging. De uitgestrekte gemeente Aalst-Waalre beschikt n.l. niet over eenig brandbluschmiddel, zoodat een poging om het vuur te bestrijden, vruchteloos zou zijn. Het huis brandde tot den grond toe af. Het bleek onmogelijk van het huisraad iets te red den. Verzekering dekt de schade. Hedenmorgen is te Finsterwolde het groote manufacturenmagazijn van den heer Albert Vloo afgebrand. De voorraden, alsmede winkel en opslagplaat sen, werden een prooi van het vuur. Verzekering dekt de schade. In de gemeente Merkstein, grenzende aan Kerkrade, werden door de Hollandsche en Duitsche politie acht rijwielen in beslag geno men, die in verschillende gemeenten van de mijnstreek waren gestolen. De dief, een Duit- scher, we*d in -lerzogenrath gearresteerd. Vast staat, dat de dief, die pas voor fietsendiefstal len in Limburg een lange gevangenisstraf had ondergaan, debet is aan nog meerdere dief stallen in de mijnstreek. Ook stal hij rijwielen in de Duitsche grensgemeenten, die hij in Lim burg te gelde maakte. De N.V. Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken te Amsterdam heeft aan de leden der Tweede Kamer een schrijven gezonden, waarin wordt opgekomen tegen de voorstelling van zaken, gegeven door de N.V. „Gekro" te Overschie, als zou de minister van Economische Zaken, door credietverleening voor den destruc- terbouw te Woerden, in tegenspraak met zich zelf zijn gekomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5