Voor gramofoonliefhebbers
4KKER.CACHET5
f73.055-
Md mAaal aan den daa
BEZUINIG NIET
E.R.K.
Hebt Gij Lendenpijn?
IT 50.keerden wij heden uit
ONZE 219e U ITKEERI NG
I HET I
I GROOTE I
AVONTUUR I
De uitvinding van Koch
GAS
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
In ROBINSONschoenen is plaats
voor 5 teenen
"SSSrt, I Het lot en
Bij Griep t
Alle abonné's ongevallen* verzekerd™voor een der vofgende ultkeerinfen f3000. ver He™ van belde ^rmenr belde beenen of beide oogen f750. doodeïijkeneV afloop f250»m een voet of een oog f 125*" duim of wijsvinger f50. "been of arm f 40»m anderen vinger
TENTOONSTELLING
27 JANUARI-" FEBRUARI.
ZATERDAG 28 JANUARI
"AKKERTJES"
Bontveiling te Moskou
Verplichte welvaart
ingevolge de voor onze abonnes geldende
gratis ongevallen verzekering aan den Heer
C. VEEKEN, Bogerslaan te Limmen, wegens een
aan hem overkomen ongeval. Dit is
WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN
1 aan onze verzekerde abonne s is uitgekeerd.
DE DIRECTIE 1
Groene flesschen
Australië eierland
DE KRUISVAARDERS
VAN ST. JAN
En dan te den- de derde man
Bijgeloof op den Balkan
Paardenvleesch te
Parijs
Mijnhardt's Poeders
LEVENSVERZEKERING MIJ.
te Nijmegen Nassausingel 3
Kapitaalsverzekering - Volksverzekering
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Men antwoordde den belangstellenden dat zij
Op de lagere school leerden wij al, dat onze
voorvaderen in zeer verre geschiedkun
dige verschieten zwoeren bij alles, dat
ran steen was, zoodat een knappe bol op een
goeden dag ging beweren: dat waren de lui van
het steenen tijdperk. Wat andere knappe bollen
van hem overnamen. En nu weet elk aankomend
menschenkind, wat we met het steenen tijdperk
bedoelen.
IJa het steenen tijdperk kwamen er tal van
andere tijdperken. En thans zitten wij in het
geluiden-tijdperk. Veel blijkt er in al die eeuwen
niet veranderd. Ook thans gaat men nog tegen
elkaar te keer, nu echter met knotsen en prie
men van klank, wat eigenlijk nog veel erger is,
daar men nu niet op, maar in zijn ziel krijgt.
Het geluid wordt tegenwoordig vaak gruwelijk
misbruikt. Laten we het daarover eens zijn. Het
is in veel gevallen het narcoticum van onzen
tijd. Menigeen voelt zich bepaald niet lekker,
wanneer hij het niet den heelen dag kan in-
haleeren. Des te meer moeten we dankbaar
zijn, wanneer het geluid wèl en waarlijk redelijk
wordt aangewend. Een van die gevallen is zelfs
gepatenteerd, wat een bewijs is van groot opti
misme. Het geldt de uitvinding van Ludwig
Koch, leider van de cultuur-af deeling, die het
Lindström-concern tot zooveel eer strekt. Vol
gens het motto: „Say it with sound" dat in
zijn woordenkeus van mij is heeft Koch
gedacht: een boek moet niet alleen geïllustreerd
worden met mooie prentjes, maar ook door
blanken en wel vastgelegd op een gramofoon-
plaat. Dies confereerde hij met dr. Lutz Heek,
directeur van den Berlijnschen dierentuin en
gerenommeerd Afrika-reiziger. Het resultaat
v/as de uitgave van een dubbel verlucht boek,
dat het stofomslag ons aankondigt als,: „Met
zes en twintig heerlijke foto's van Afrikaansche
landschappen en dieren en een, alleen voor het
boek onder leiding van den schrijver vervaar
digde, gramofoonplaat met de eerste gelukte
opnamen van Afrikaansche dieren". Tusschen
haakjes: die cl&usule „de eerste opnamen van
Afrikaansche dieren" geldt misschien voor de
schijvenmarkt, maar we hebben ook nog zoo iets
gehad als „Traderhom", een dik jaar geleden.
Dit is van mij geen muggenzifterij. Want „wie
het eerste was" schijnt in deze een belangrijk
ding, anders zou Koch er niet de kosten en de
soesa van een patent voor over hebben. En dan,
in het voorwoord beweert de patenteling: „In
Schrei der Steppe ontvangt voor de eerste maal
niet alleen het oog, maar ook het oor de indruk
ken, die voor de volledigheid van een impressie
der natuur noodzakelijk zijn". Nu staat er op
het titelblad als jaar van uitgave: 1933. Onge
veer gelijktijdig met „Schrei der Steppe" ver
scheen een ander „klinkend boek", een populair-
wetenschappeljjke verhandeling over Fredrik
den Grooten, geïllustreerd met een reproductie
van Menzel's bekend schilderij „Fluitconcert in
Sans-souci" en verlucht met een gramofoon
plaat, die u twee deelen uit het derde fluit
concert van den muzikalen monarch laat hoo-
ren, gespeeld op het bewaaVd gebleven instru
ment van Fred himself, wiens jeugd ge u
waarschijnlijk nog herinnert uit het kinderboek
„Een onderdrukte koningszoon". Dit werkje nu
werd, al weer volgens het titelblad, uitgegeven in
1932. Heeft Ludwig Koch nu een beetje dik
gedaan, door „Schrei der Steppe" het eerste
klinkende boek te noemen? Vermoedelijk niet.
Want beide platen werden onder zijn toezicht
Hel ongemak van velen, die een
zillend leven leiden. Verrast
zult Ge zijn na één of twee (a(kke)r)
Volgent recept van Apotheker Dumont.
gemaakt, nJ. door de cultuurafdeeling van
Lindström.
Om naar de Afrikaansche wildernis terug te
gaan, de plaat bij „Schrei der Steppe" is vol
gens een moderne methode opgenomen. De ge
luiden van verschillende vogels, van apen, leeu
wen, jakhalzen, hyena's en olifanten vloeien in
elkaar over en worden af en toe vermengd met
het eentonig gezang van een stel Soeaheli-
negers. Geen stijve geluidsparade dus, maar een
smakelijke ordening van de prestaties der wilde
solisten. We hebben pas gekrakeel gehad over
de kwestie, of de film „Breng ze levend thuis"
al of niet in de wildernis was opgenomen. Voor
de wetenschappelijke studie van de gewoonte
der dieren mag dat van belang zijn, voor hun
geluiden dunkt mij het niet. Wanneer ik uit de
montage van dit dierlijk concert vermoed, dat
de microfoon stond in den Berlijnschen dieren
tuin en niet in de wildernis, dan doet dit aan de
documentaire waarde van dit merkwaardig werk
niets af.
Een boeiend reisrelaas, door de uitgeefster
Knorr Hirt in feestkleedij gestoken. Met
inderdaad „heerlijke" foto's en een voortreffe
lijke gramofoonplaat, die samen een document
zonder weerga leveren. Wanneer na Afrika de
andere werelddeelen aan de beurt komen, zullen
we de vermetelste toekomstdrcomen van Jules
Veme ver achter ons laten. Dan gaan we im
mers in een uurtje de wereld rond!
MOSKOU, 27 Jan. (Reuter), op 6 Maart a.s.
begint de groote voorjaarsveiling van de Pel
terijentrust „Sojivs-Puschnina".
Deze veilingen trekken altijd groote belang
stelling van het buitenland en de veiling van
het vorig jaar werd bezocht door vertegenwoor
digers van de groote bontfirma's uit Frankrijk,
Duitschland, Engeland, Polen, België en
Amerika.
Voor deze veiling zjjn o.a. bestemd 300.000
Siberische en 100.000 Europeesche eekhoorn
vellen, verder 3000 wolven, 125.000 hermelijnen,
1350 Japansche vossen, 100.000 hazen, 5.000
marters, 35.000 roode vossen, 2000 zilvervossen,
9000 otters, 115.000 witte en 25.000 zwarte bun
zings, 145.000 Persianervellen enz.
Op het eiland Tonga in den Stillen Oceaan
is arm te zijn bijna een strafbaar feit.
Er bestaat daar een „wet tot verplichte wel
vaart" en het wordt een zeer ernstig vergrijp
geacht deze wet te overtreden.
De minister-president van Tonga, Tugi, die
tevens prins-gemaal is van koningin Salote
Tubou, heeft bij zijn bezoek aan Auckland aan
een' Reuter-correspondent uiteengezet hoe het
systeem werkt.
De „wet tot verplichte welvaart," aldus de
premier, bepaalt dat iedere mannelijke bewo
ner van Tonga bij het bereiken van den 16-
jarigen leeftijd een stuk land van 3% H.A. van
den staat zal ontvangen, dat hij bebouwen moet
om zich aldus voor gebrek en armoede te vrij
waren.
Verder krijgt hij in het dorp een stuk grond,
waarop hij voor zichzelf een huis moet bouwen.
Als een man sterft, vervallen zijn bezittin
gen aan de Kroon en zijn land wordt opnieuw
uitgegeven, bij voorkeur aan een familielid van
den overledene.
Hierdoor kon de prins met een glimlach ver
zekeren dat zelfs als Tonga geen geld meer
had, het toch kon leven.
Op het oogenblik heeft de schatkist een sur
plus van ruim 140.000 pond sterling ondanks
het verminderen van den copra-export, het
voornaamste middel van bestaan.
De bevolking, aldus de premier, neemt de
^llllllllllllllllllllllllllllllimillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllU
E «tmiiiimiiiimiiiiimmiiiiiiiimuum
aiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiinHiiiiiiiiiiMiiiMiMiiiiHiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii-
GEOPEND VAN 10vxu~5w.M. 8NVAN 8n.M.-10nH
SLUITING ZONDAG 5 FEBR. 5u. hm.
HIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
iiiiiiiiiiiiimiii!iniiniiii£
wet zeer nauw in acht en als men beweert dat
er op ons eiland gestolen wordt dan is dat
feitelijk niet waar.
Wat wel gebeurt is dat familieleden twisten
over bezittingen en dikwijls eigenen zij zich
grond of voorwerpen toe zonder iets te zeggen
Soms worden deze zaken voor het gerecht
gebracht, n.l. als de benadeelde voor een mo
dern mensch wil doorgaan.
Een scheikundige, verbonden aan een Ame-
rikaansch laboratorium, heeft proeven genomen
met flesschen van gekleurd glas voor bewaren
van eet- en drinkwaren en is tot de conclusie
gekomen, dat grasgroen of zwart glas het be
derf het beste tegengaat.
De scheikundige plaatste voedingsmiddelen,
in verschillende gekleurde glazen flesschen en
potten, bloot aan de zonnestralen en ontdekte,
dat die in ongekleurd glas het snelst bederven
en dat geel of blauw-groen niet zoo goed waren
als grasgroen of zwart.
Vermoedelijk zal derhalve binnenkort in Ame
rika worden bepaald, dat melk in groene fles
schen moet worden verkocht, ook andere eet
waren kunnen het best in groene flesschen of
potten worden bewaard.
I Men spreekt wel van malaise,
maar
1 Niet alles ligt nu stil!
Het woordje oorlog werkt nog steeds
Zoo'n beetje als een spil.
Om oorlog draait nog o zooveel!
Men arbeidt energiek,
Opdat er, als er oorlog is,
Gegast wordt met tactiek.
Men heeft in dézen tijd zoowaar
Een nieuw soort gas ontdekt,
Een gas, dat „in de kringen van
Zeer sterk de aandacht trekt.
Het is een gas, dat algeheel
Lichamelijk verlamt
Dus reuze nuttig, practisch „af",
Al kijkt u iets vergramd.
Het is een gasje, dat het doet,
Geschikt voor 't veld van „eer",
Want duizenden en duizenden
Legt het plots weerloos neer.
De ambulance krijgt het druk,
De treinen rollen aan
Misschien uw eigen jongen ook,
Die loopen kan noch staan
Houd op! want hij, die niet van Mars
i Of van de beesten stamt,
Wordt, als hij er alleen aan dénkt,
Reeds door dit gas verlamd!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
Fiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiniriiiuii;
SYDNEY, 27 Jan. (Reuter) In het afgeloopen
jaar heeft Australië meer eieren geëxporteerd
dan ooit te voren, n.l. 3.653.550 dozijn in 1932
tegen 2.434.020 dozijn in 1931. De toegenomen
productie is hoofdzakelijk het gevolg van het
feit dat personen, die hun betrekking verloren,
kippen zijn gaan houden.
Verscheidene personen hebben hun laatsten
cent uitgegeven aan het koopen van een stuk
land en kippen.
Door zeer veel zorg en hard werken zijn zij
er in geslaagd zich op deze wijze een bestaan
te verzekeren.
STEUNT:
DOOR UW GIFTE"
ONS GIRONUMMER IS 2365
U helpt ons hierdoor jongens
zielen redden voor Christus
Freddy Vrijdag had er al lang naar
verlangd het eiland in kaart te
brengen, en daarom ging hij op een
goeden dag naar het wrak, om een
vel teekenpapier te zoeken.
Hij vond wat hij noodig had in de
hut van den kapitein, en bracht het
mee naar het kamp.
Toen ging hij aan het zoeken naar
een potlood, en terwijl hij weg was,
gingen vier aardmannetjes er vandoor
met zijn blad papier.
„Houdt ze vast!" schreeuwde de
zeeman Robbie en Topsy toe.
Zoo gingen ze allen de aardman
netjes achterna, die niet stilstonden,
voordat ze Edwin de giraffe bereikt
hadden. Een van hen rolde het papier
daar ineen tot een luisterhoom voor
Edwin om in te spreken. „Nu hoef je
je kop niet zoo ver meer voorover
te buigen om met ons te praten,"
piepte het aardmannetje met den
hoorn.
„Oh, da's een heel goed idee,"
vond Edwin. „Ik heb zoo gauw last
van een stijven nek."
(Maandagavond vervolg)
(Ingezonden Mededeeling)
De twee mannen sloegen het kronkelende
duinpad in. De buitenwijken van de
havenstad bleven achter in de droevige
verlatenheid van den jongen morgen.
Steeds zwijgend liepen de mannen voort. De
wind woei langs hun gebruinde gezichten, wan
neer het paadje langs den top van een duin
voerde; felle zeewind, die van over de goiven
kwam, zout en scherp. Het gebruis van de
branding klonk hun in de ooren.
Zü zwegen. Al te vaak hadden zij dat geluid
vernomen. En bovendien, waarom zouden zij
spreken?
Zeelui spreken weinig, omdat zij gewend zijn
aan de eenzaamheid van water en wolken. Ook
omdat zij door hun nauwe contact met de
natuur het luchtige gepraat, dat dient voor
tijdpasseering verafschuwen.
Den vorigen dag was hun schip de gebogen
pieren die de haven beschermden binnen ge-
loopen.
Perkins en Blade waren afgemonsterd. Wat
zeiden de maats? Dat de haven lokte en het
schelle licht der kroegen! Dat de zee voor hen
te groot was! Dat het ellendige zeemansleven
hun de keel uit hing!
Zij tweeën lieten hen in dien waan.
Ze wisten wel beter.
Doch niet iedereen behoefde te weten, dat
zij thans na vele jaren een soort erfdeel gingen
halen. Waarom ook?
Zij hadden er nooit over gesproken. Op de
„Berlinger" niet en ook niet op hun vorige
schepen hoewel zij er goede kameraads hadden.
Dit was een zaak die slechts hen beiden betrof
en den derden man.
Vijftien jaar was het geleden dat drie jonge
kerels in de havenbuurt van Marseille zwoeren,
dat zij op elkander zouden vertrouwen, dat zij
elkander zouden helpen tot in den dood. En
dat was noodig. Want het werk, dat zij gingen
ondernemen eischte volledige trouw en toe
wijding.
Zij waren jong en ontredderd. De fortuin had
hen stelselmatig ontloopen en op al hun daden
volgde het ongeluk. Reeds toen hadden de witte
celmuren der Fransche gevangenissen al geen
geheimen meer voor hen. Blade, de jongste,
was op het idee gekomen, zoo maar ineens, dat
het hen trof met de felheid van een zweepslag.
Zoo plotseling en reddend in den nood, dat het
hun een volkomen uitkomst leek zonder gevaar,
slechts gevolgd door absoluut zeker succes.
Blade had ontdekt dat er een slag te slaan
viel die hen voor hun geheele leven rijk zou
maken.
Het plan werd gesmeedalles werd in ge
reedheid gebracht. Dan verdwenen ze gedrieën,
zonder spoor.
Met felle koppen stond het schreeuwend in
de kranten den volgenden morgen.
„Bekend millionnair verdwenen! Geheim
zinnig ongeval aan boord van het luxe jacht
„Dorado". En dan volgde tot in bizonderheden
het verhaal van een millionnair die, waar
schijnlijk door de duisternis misleid, te water
was geraakt, 's nachts op z'n jacht, dat buiten
de haven voor anker lag.
Er lag een geheimzinnig waas om het gansche
voorval. Een sfeer van angst en romantiek, die
het publiek aangreep, zoodat dagen lang de
kranten nieuwe bizonderheden moesten pu-
bliceeren.
Het was een buitenkansje voor de journalisten,
maar de politie dacht er anders over, want een
week na het ongeval werd bekend dat met den
millionnair een zeer groot bedrag aan bank
papier verdwenen was.
Nog werd het woord; „misdaad" niet ge
noemd, maar eenigen tijd later zagen de politie-
speurders hun vermoedens bewaarheid. Het ont
zielde lichaam van den millionnair spoelde aan.
Zonder geld! Nu werd met alle man de jacht
geopend. De speurders doorzochten de havens,
de booten, de kroegen. Belooningen werden uit
geloofd. Het krantenlezend publiek leefde mee,
alsof het ging om het winnen van een voetbal
wedstrijd, inplaats van de moordenaars.
De drie waren verdwenen en hadden een
grooten voorsprong, die hun behalve om ver
weg te komen, ook nog gelegenheid gaf om hun
sporen te doen verdwijnen.
Reeds waanden zij zich veilig, toen de politie
een vergeten spoor te pakken kreeg.
De opwindende jacht begon opnieuw. Van
den kant van het drietal bezien een vervolging
door den dood zelf. De angst neep hun de keel
dicht, deed hun zenuwen trillen. Steeds dichter
bij kroop de politie.
Tenslotte scheidden zij, wat zij reeds eerder
hadden moeten doen.
Het lot besliste wie het geld zou mee
nemen, immers, wie ontdekt werd mèt
het bankpapier was voor de politie de moorde
naar. Zonder het geld liepen zij veel minder
gevaar. Het lot trof den derden man, Elmer.
II III III IIIIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIMIItllMIIIM
Hij nam het geld en verdween. Totdat de
twee overblijvenden in de kranten lazen dat
hij géarresteerd was!
Waar het geld was gebleven wist niemand.
Elmer kreeg vijftien jaar wegens moord om
dat „roofmoord" niet bewezen kon worden.
De wereld nam aan dat het geld toch tegelijk
met het slachtoffer in zee was gevallen.
Maar de twee overblijvenden wisten wel beter.
Het moest verborgen zijn. Maar waar?
Nu liepen zij langs het duinpad, totdat zij op
den grooten weg kwamen, die naar het naburige
dorp leidde, pein
zend over de ge-
een lange tijd.
ken dat men een
fortuin bezit; als
ze maar wisten waar de derde man het had
verborgen!
Het leven was hun een bijna ondraaglijke
hel geworden.
Maar nu.... nu zouden ze het geheim
hooren. Elmer's straftijd was voorbij.
Even buiten het dorp, nog tusschen duinen
en dennenbosschen, stond het sombere gevan
genisgebouw.
Perkins vroeg den portier. Noemde het num
mer. Ja, Elmer heette hij, wegens moord, ja.
Zij waren kameraden van hem. Hij moest toch
vandaag vrijkomen!
De portier keek ernstig de registers na. Zijn
oogen zoekend langs de cijferreeksen.
„Hier," antwoordde hij, bijwijzend.
„Juist. Elmer, wegens moord tot vijftien jaar."
„Ja," zeiden de twee, terwijl hun oogen glans
den.
„Hij is twee jaar geleden gestorven," zei de
portier.
H. E.
Het geloof aan booze geesten, dat onder de
boerenbevolking van den Balkan nog zeer levendig
is, heeft, naar Reuter verneemt, in het dorp
Kurmilia er toe geleid, dat iemand van moord
werd beticht.
De bevolking is van meening, dat booze gees
ten zich nestelen in het lichaam van een pas
gestorven mensch en daarom bestaat de ge
woonte, om in het lijk een opening te maken,
teneinde den geest te noodzaken naar buiten
te treden.
Een onlangs te Kurmilia op den hoogen leef
tijd van 124 jaar gestorven vrouw zou ook op
deze wijze tegen de booze geesten beschermd
worden en haar achterkleinzoon stak daartoe in
het lijk met een hem door zijn vader verstrekt
mes.
De vrouw, die slechts schijndood was, gaf
weer teekenen van leven, doch kort daarop
stierf zij door bloedverlies.
De achterkleinzoon is gearresteerd en wordt
beschuldigd van moord, doch men acht het
niet zeker, dat hij zal worden veroordeeld.
De hoeveelheid paardenvleesch, die de laat
ste jaren in Parijs geconsumeerd wordt, is zóó
gestegen, dat men de paardenmarkt heeft moe
ten vergrooten.
Frankrijk zelf heeft niet voldoende paarden
om aan de vraag te voldoen en daarom werden
in 1932, volgens officieele gegevens, 31.912 bui-
tenlandsche paarden geïmporteerd, uit België,
Duitschland, Polen, Roemenië, Hongarije en
Spanje.
en Influenza, Rheumatische pijnen, gevatte
Koude, Hoofdpijn, Kiespijn, Aangezichtspijn en
vastzittende Hoest, zullen
U spoedig helpen. Prijs per poeder 8 cent.
Doos 45 cent. Verkrijgbaar bü Üw Drogist.
de verkeerde richting. Een levensverzekering is een
levensbehoefte. Sluit baar bij de
Bijkantoor: J. J. A. DUIJNSTEE, Juliana v. Stolberglaan 42, Den Haag.
sMiiimiiiHiiitiiiiimiiimiimiiiiimiii fEUILLETON
Siiiiiiiiiiiiiuiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiimiiiiiiiimiiimiiiir;
18
Die regeering is een abstract denkbeeld, een
onpersoonlijk wezen of, als men dat liever heeft,
een ziellooze, gevoellooze, willooze machine; een
machine die brutaal, onveranderlijk werkt in
éénzelfden maatgang, volgens éénzelfde for
mule: de grondwet, waarvan niemand ter we
reld haar kan vrijmaken.
De grondwet verklaart dat de wet het geweld
tot haar beschikking moet hebben, en de regee
ring laat, wat er ook gebeure, de wet uitvoeren.
Dientengevolge zagen al de heeren reclaman
ten en requestranten, al de „gijzelaars" hun
klachten en vertoogen ontvangen met een ijzige
koelheid en onverschilligheid.
Men wilde zelfs niet den aangeboden losprijs
aannemen, een zilveren pleister die, bij gebrek
aan beter, ten minste een gedeeltelijke rust
waarborgde.
maar waakzaam moesten zijn, hun voorzorgs
maatregelen moesten verdubbelen en dat de re
geering natuurlijk niets zou nalaten om voor
hun veiligheid zorg te dragen.
En daarom liet de onder-koning, bij telegra
fische order, de provincie in staat van beleg
verklaren.
„Mear de gevangene!de gevangene! ver
zekert ons ten minste dat het hem aan niets
ontbreektdat gij instaat voor zijn gezond
heiddat zijn leven geen gevaar loopt.
„O, weest gerust! Kapitein Pennyless slaapt,
drinkt en eet voortreffelijk. Hij ontvangt eiken
dag bezoek van twee geneesheeren en deze zul
len aan hem hun zorgen blijven wijden tot aan
het einde der instructie.
Natuurlijk gevoelde niemand zich door deze
beloften gerust gesteld.
In vijfhonderd huisgezinnen waren de hoof
den op holmen maakte de balans op van zijn
roerende en onroerende goederen, men ging
aan het testament-maken, men pakte de kof
fers en bereidde een overhaaste vlucht voor.
En die vlucht-beweging werd een razende uit-
tochtjacht toen, twee dagen later, de dagbladen
van Calcutta het volgende onheilspellende be
richt bevatten:
„Kapitein Pennyless is in zijn cachot dood ge
vonden
HET „KAMP DER ELLENDE".
Nu zij geen onderkomen meer hadden, brach
ten Patrick en Mary hun eersten nacht door
onder den banaan, den heiligen fruitboom.
Het mag misschien heel prettig schijnen zóó
in de open lucht op een dik mostapijt te slapen,
vooral wanneer de hitte benauwend is en men
een ondoordringbaar bladerendak boven zich
heeft. Dat geeft de illusie van een op het eerste
gezicht zeer aantrekkelijk avontuur.
Maar de werkelijkheid is hier iets heel lastigs,
vermoeiends en zelfs pijnlijk.
Aanvankelijk waren de kinderen uitgeput van
vermoeienis, in een loodzwaren slaap gevallen
onder de bescherming van Bob, hun trouwen
hond. Zij werden midden in den nacht wakker
met stijve ledematen tengevolge der oneffenhe
den van den bodem.
Er hing een dunne damp, die op hun gezich
tjes, handen en kleeren een fijn-roze laagje be
gon te vormen, zoodat zij huiverig werden.
Weldra kwamen zij tot het volle besef van hun
eenzaamheid en verlatenheid.
Zij gevoelden zich ook beangst te midden van
deze wilde natuur, die om de nabijheid eener
groote stad niets van hare gevaren verloor.
Zij hoorden allerlei vreemde, geheimzinnige
geluiden. Ver gehuil van jakhalzen, gefladder
van nachtvogels, groote vlinders, vleermuizen,
geschuifel van kruipdieren en nog 'n dozijn an
dere verdachte geluiden, akelig vooral in den
donkeren nacht; dat alles klonk hun in de
ooren als een wilde en onbehaaglijke sympho
nic.
Zij durfden zich bijna niet bewegen uit vrees
in aanraking te komen met een van die beesten,
waarvan zij de bewegingen en geluiden om zich
heen hoorden.
Van tijd tot tijd deed Bob een dof geknor hoo
ren en maakte een of andere beweging om ver
volgens weer op zijn post in te slapen met die
lichte zuchtjes en snikjes die men bij trouwe
en waakzame dieren zoo vaak waarneemt.
Eindelijk en ten laatste begon de horizon zich
met purperen tint te keuren en schitterden de
dauwpaarlen op de bladeren.
De kinderen slaakten een lange zucht van
verlichting, toen zij het vroolijk geluid verna
men van allerlei vogels en het komisch ge-
krijsch der veelkleurige papegaaien. De dag was
voor hen reeds de helft van het leven.
Doch zij begonnen, tengevolge van het slechts
zeer sobere voedsel, dat zij den vorigen avond
tot zich hadden kunnen nemen, honger te ge
voelen.
En zij dachten nu aanstonds aan de bloemen
van de Bassia die hen verzadigd hadden.
Zij stonden dus op met veeleischende magen
en begaven zich wederom naar de voorraad
schuur van op den bodem uitgestrooide bloesems
Zij aten gretig, maar voor hun aan ander
voedsel gewende Engelsche magen niet voldoen
de, zoodat zij ten volle begrepen hoe verschrik
kelijk de kwelling van den honger moest zijn
voor die ongelukkige uitgeteerde arme bevol
king van sommige streken in dit over het alge
meen toch zoo rijke en vruchtbare Indië. En
daarom aten zij alsof zij lekkere plakken ros
bief of malsche schapenbout met heerlijke jus
en geurige thee voor zich hadden. Maar kon
het anders? zij dachten daarbij tegelijk aan
hun arme moeder die zij niet meer zouden te
rugzien, aan hun vader, die daarginds alle oor
logsgevaren trotseerde, en hun hartjes werden
vol, het eten smaakte hun plotseling niet meer
en hun oogen vulden zich met tranen.
Zij weenden geruimen tijd, tegen elkaar aan
geleund, keken elkaar nu en dan diepbedriefd
aan en durfden bijna niet spreken over de toe
komst, die him somber en wanhopig leek.
Patrick was de eerste die een poging deed om
zich zelf te overwinnen; hij wischte zijn oogen
af, trachtte aan zijn stem vastheid te geven en
zeide tot zijn zuster:
„We moeten een besluit nemen."
„Ja," antwoordde het meisje, „maar wat zul
len we doen?"
„Dat hebben we gisteren al zoo half bepaald
Mary: naar Pesjawer gaan en daar, op het oor
logsterrein papa zien te vinden."
„Is Pesjawer verweg?"
„Ja, heel verin het Noord-Westen...
1400 mijlen van Calcutta."
„Maar we kunnen met den trein gaandan
zijn we er in drie dagen en drie nachten."
O, dat duurt veel langer, hier rijden de treinen
zoo vlug niet
„De tijd komt er niet op aan.als we maar
eerst geld hebben om kaartjes te nemen en on
derweg te kunnen eten."
„Ja, ja, maar we hebben geen geld."
„Wat moeten we dan doen?"
„Ik weet het niet."
„We hebben gisteren en vandaag geleefd als
arme inboorlingen."
„Misschien nemen ze ons evenals die men-
schen voor niets meê naar een streek waar geen
hongersnood heerscht."
„Zou je het niet erg vinden met die ongeluk-
kigen te moeten reizen?"
„Neen, dat zou ik liever doen dan bedelen."
„Ik ook."
Aldus pratende waren zij gekomen bij de
ruïne van hetgeen eenmaal hun lief en dierbaar
tehuis was geweest.
Met droefheid staarden zij naar deze puin
hoop die hun als een graf toescheen, en zij zoch
ten en spiedden naar iets, dat bij de gruwelijke
verwoesting misschien gespaard zou kunnen zijn
gebleven, 'n klein souvenir, 'n nietigheidje.
Mary zies iets en roept Patrick. Zij heeft tus
schen de asch, de steenen en het ijzerwerk een
klein voorwerp bemerkt dat schittert.
„Patrick! Kijk eensmen zou zeggen dat
het goud is."
„Dat is het ook!"
En de jonge knaap beklimt moedig den heu
vel van wrakstukken, werkt zich door alles heen
en slaakt een kreet van vreugde. Mary had zich
niet vergist. Het was inderdaad goud.
Vermoedelijk een stuk van 'n half gesmolten
sieraad, dat alle schoonheid had verloren, maar
zijn waarde van kostbaar metaal toch behouden
had.
Patrick pakte het op, hief het zegevierend in
de hooge en riep vrooijk:
„Mary! Zusje, dat kunnen we verkoopen en
met het geld dat we ervoor krijgen, onze plaat
sen voor den trein betalen."
{Wordt vervolgd).