Jg| 'Md Wi&aal van den day Augustus een dag meer, Februari een dag minder Voorkom Influenza V/ICKS RHAPSODIE ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN Uw eigen winkelier verkoopt ROBINSONschoenen 5T I mislukte HET 1 GROOTE J I AVONTUUR VRIJDAG 3 FEBRUARI DE SCHRIKKELDAG Ontstaan van den naam Sprokkelmaand MOTÖRRUWIÊL TENTOONSTELLING 27JANUARI- 5FEBRUARI. De strijd in het Saar- gebied De „Verboden Stad" in Peking Goudvisschen tegen de malaria? Een verandering enkel en alleen om aan de ijdelheid van een keizer te behagen AMSTERDAM KON HAAR HANDEN NIET OPBEUREN Wanhopig door rheumatiek W VapoRub AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL S3 In tegenstelling met verleden jaar is ditmaal de zoo juist begonnen maand Februari geen schrikkelmaand. De staart van het jaar, waarin wij het genoegen hebben te leven. 1933 dus, is nu eenmaal niet door 4 deelbaar en dus zullen wij met slechts 28 dagen genoegen moe ten nemen. Zooals alles in onze wereld, heeft ook dit zijn voor- en nadee'en. Wie zijn trac- tement per maand geniet, behoeft in Februari niet een heelen dag, den 29sten namelijk, „voor niets" te werken, terwijl daarentegen dag- en weekloontrekkers zich een „strop" zullen moe ten getroosten. Bankiers, die verleden jaar over het geld van hun cliënten één extra dag kon den beschikken, zonder er extra-rente voor te betalen, spoorweg- en trammaatschappijen, die in 1932 een dag extra-vervoer hadden, zij allen zullen het dus in 1933 zonder dezen schrikkel dag moeten doen. Wat de maand Februari zelf betreft, evenals Januari, zouden wij haar in het Rome dei a'lereerste decennia vergeefs hebben gezocht. Het jaar eindigde volgens de door Romulus ge troffen regeling in December en het nieuwe jaar begon pas weer in Maart. In de daartus- schen gelegen wintermaanden lagen de Ro- meinsche legioenen werkeloos in hun winter kwartieren. De uitbreiding van het jeugdige rijk, dat eenmaal zou uitgroeien tot het mach tigste imperium, dat de wereld ooit heeft ge kend, stond aller verdriet een paar maanden stil en dus achtte men het ook doelloos namen te geven aan die paar ongeluksmaanden, die men zoo zonder eenig behoorlijk wapenfeit moest laten ver'oopen. Het jaar telde 304 dagen en daarmee uit. Dat de zon het blijkbaar oeter wist, van zulke kleinigheden trok een recht geaarde Romein uit die eerste tijden zich geen steek aan. Numa Pompüius, Rome's tweede koning, die van 716 tot 673 voor Christus regeerde, trok er zich echter wel wat van aan. Hij begreep, dat het zoo niet langer ging en daarom voegde hi) aan het jaar m totaal 51 dagen toe, terwijl hij de periode tusschen December en Maart in twee maanden, Februarius en Januarius, split ste. De volgorde der twee maanden was destijds dus net andersom dan nu: voorafgaande aan de eerste maand van het jaar, Maart, werd Januari geplaatst, terwijl Februari aan den staart. De cember, werd gehangen. De maanden telden toen afwisselend 29 en 30 dagen, in totaal dus 354 dagen, waaraan men één extra-dag, den 355sten, toevoegde, daar men meende, dat een oneven aantal dagen geluk zou aanbrengen. Ongeveer drie eeuwen lang bleef dit zoo, tot dat men in 432 voor Christus de maandei) Ja nuari en Februari plaatste in de volgorde, die wij nu nog kennen: Januari, Februari, Maart, enz. Dit kwam ook beter uit met de bedoeling van den naam Februarius, die blijkbaar in ver band staat met de „februatio", de reiniging bi) de Romeinen. De oude Romeinen brachten namelijk tegen den aanvang van het (bij hen in Maart beginnende) nieuwe jaar offers aan hun goden, ter bevordering van de zielerust der afgestorvenen en ter uitwissching van de schuld der nog levenden, zoodat het logischer was de aan Maart voorafgaande maand Mensis Fe bruarius oftewel Reinigingsmaand te noemen. GEOPEND van 10v.m.-5n.m. en van 8nm.-10hh SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. n.m. Toen Julius Caesar in 708 „ab urbe condita" (na de stichting van Rome) en dus 46 jaar vóór de geboorte van den Verlosser een einde maakte aan den chaos, die in den loop der eeuwen opnieuw op het gebied der tijdrekening was ontstaan, bepaalde hij, dat elk vierde jaar een schrikkeljaar zou zijn, waarbij de schrik- xeldag in de maand Februari zou komen te vallen. Februari telde toen 29 dagen en dus 30 in de jaren, dat men een schrikkelmaand had. Pas de ijdelheid van keizer Augustus had de merkwaardige regeling ten gevolge, die wij nu nog kennen, waarby Februari in gewone jaren slechts 28 en in schrikkeljaren 29 dagen telt. Men had namelijk de vijfde maand. Quin- tilis, van het Romeinsche jaar ter eere van Julius Caesar in Julius (ons Juli) herdoopt en om keizer Augustus te behagen, besloot men later ook de zesde maand, Sextilis, naar laatst genoemden keizer Augustus te noemen. Er school echter toch nog een addertje onder het gras de maand Julius telde namelijk 31 dagen, terwijl de in Augustus te herdoopen maand Sextilis er maar 30 had. Ongetwijfeld zou keizer Augustus zich grovelijk beleedigd achten, wanneer men hem een maand wijdde met een dag minder dan de naar zijn grooten voorganger genoemde maand. En dus plukte men van Februarius een dag af en plakte hem aan Augustus. Dit had op zijn beurt tot gevolg, dat men moest besluiten, de na Augustus nog komende maanden van het jaar, wat het aan tal dagen betreft, om te wisselen. SeDtember telde namelijk 31 dagen (October 30, November 31 en December 30), daar men anders drie op eenvolgende maanden van 31 dagen elk zou hebben gekregen. Zooals men dus ziet, een .eitelijk volkomen overbodige verandering, enkel en alleen om aan de ijdelheid van keizer Au gustus te behagen Wat den schrikkeldag zelf aangaat, deze werd niet zooals nu aan het eind van Februari ge plaatst, doch ingelascht tusschen den 24sten en den 25sten dag der maand. Van Maart of naar achteren gerekend, was de 25ste Februari (bij een totaal van 29 dagen) de zesde van Maart af, sexto calendas zooals de Romeinen zeiden. Den ingelaschten schrikkeldag gaf men geen apart nummer, doch noemde hem „bi- sexto calendas", tweemaal zesde dus, opdat de goden niet zouden bespeuren, dat menschen- handen aan hun tijd hadden zitten prutsen! Ook Februari heeft een in onbruik geraken- den Nederlandschen naam Sprokkelmaand. Over het ontstaan van dezen naam zijn de ge leerden het, evenmin als over den naam Louw maand voor Januari, eens. Het gemakkelijkst brengt de vo'ksetymologie den naam in ver band met het sprokkelen van hout. Anderen daarentegen houden vol, dat Sprokkelmaand is ontstaan uit Sporkelmaand, waarbij dan wordt gedacht aan een ouden vorm „sporkllle", na melijk het spoor van koude, dat nog van den winter is overgebleven. (Nadruk verboden) Hoe dichter men de volksstemming in het door de Franschen bezette Saargebied nadert, des te sterker kan men van deze zijde een voor bereidenden strijd waarnemen. Nadat in 1927 het blad „Neuer Saarkurier", dat Fransche pro paganda voerde, moest opgeheven worden, om dat de redacteuren de een na den ander naar Frankrijk verhuisden, is thans nog slechts één blad in het Saargebied, dat op de zijde der Franschen is. Dit is het „Saarlouiser Journal" In de laatste jaren toonde het blad zich op vallend „neutraal". Tot de medewerkers behoor den verschillende Duitsche superpacifisten en men nam destijds reeds aan, dat bij de nadering van de verkiezingen het blad zijn neutrale hou ding spoedig zou laten varen. Reeds bij de ge meenteraadsverkiezingen in November van het vorig jaar was deze manoeuvre te bespeuren. De groote moeilijkheid voor dit blad is het ver krijgen van medewerkers uit het Saargebied zelf, want ieder Saarbewoner, die zijn medewerking zou toezeggen, is aan de algemeene verachting van de medebewoners prijsgegeven. Zoo geschiedde het dus, dat de Franschen voor hun medewerkers slechts minderwaardige krachten konden verkrijgen. In den laatsten tijd hebben zij alle moeite gedaan om nieuwe krach ten te verwerven, doch slechts één man van naam hebben zij aan zich kunnen verbinden, n.l. dr. Feien, vroeger redacteur van een libe raal blad, daarna van een sociaal-democratisch, daarna weer van een communistisch, en ten slotte bijna van een nationaal-socialistisch. Dit laatste is echter niet doorgegaan, omdat de nationaal-socialisten niet toehapten. Hij heeft zelfs pogingen gedaan tot oprichting van een separatistisch blad in Saarbrücken, maar ook dit is mislukt. Thans doet hij precies het tegen overgestelde van wat hij eerst wilde en sluit zich aan bij de Fransche propaganda. Deze man was ook de oprichter van wat men in het Saargebied als een schandaal beschouwde, n.l. van de „Saarspiegel", die op dit oogenblik ge drukt wordt in de drukkerij van het Fransche propagandablad. Dit blaadje publiceert vaak een separatistisch getint artikel, dat blijkbaar in de kaart der Franschen wil spelen. Al deze moeite, aldus verzekert men ons uit Saarbrücken, zal vergeefsch zijn en dit zal af doende blijken, wanneer de verkiezingen zullen hebben plaats gehad. Dan zullen ook de sterkste pogingen afstuiten op den wil van het volk en deze wil zal zich manifeste eren in vrijwel hon derd procent overwinning van den waren geest der Saarbewoners. Doet nu weer zelf de huishouding Tien maanden lang leed deze vrouw. Tien maanden lang worstelde zij om haar rheumatiek te overwinnen. En toch, toen zij eenmaal het juiste middel had gevonden, hoefde zij niet lang meer op het succes te wachten. Gedurende zes weken „de dagelijksche dosis" Kruschen Salts en haar strijd was gewonnen. Een „ongeloofe- lijk wonder" noemt zij het. Zij schrijft: „Ongeveer 12 maanden geleden kreeg ik een aanval van rheumatiek en wel zoo kwaadaar dig, dat ik er door misvormd werd. En ik was nog maar 32 jaar. Tien maanden lang probeerde ik van alles en ik werd beschouwd als een ho peloos geval. Soms kon ik dagenlang mijn handen niet tot mijn hoofd opbeuren. Toen cïacht ik aan Kruschen Salts. Een ongeloofelijk wonder! In zes weken tijd was ik in staat mijn huishouding weer zelf te doen en voor mijn kinderen te zorgen. Ik heb nooit meer eenige teekenen van een terugkomen der rheumatiek bemerkt." Mevr. M. De werking van „de kleine dagelijksche dosis" Kruschen Salts is even eenvoudig als doeltref fend. De verschillende zouten in Kruschen drij ven zacht de opgehoopte afvalstoffen en urine zuur, die Uw pijnen veroorzaken, langs den natuurlijken weg uit het lichaam. De pijnen verminderen, de stijve gewrichten worden weer lenig, gezwellen verdwijnen. Indien U trouw blijft aan de kleine dagelijksche dosis Kruschen zullen de afvoerorganen tot regelmatig function- neeren aangespoord worden, zoodat het lichaam inwendig schoon blijft. Zoodoende krijgt het kwaadaardig urinezuur geen kans meer zich ooit weer op te hoopen. U blijft vrij van rheu matiek. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten 0.90 en 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. (Adv.) De beroemde „Verboden Stad" in Peking, die onder het bewind der Mandsjoe-keizers voor het volk altijd gesloten bleef en die zelfs sedert het bestaan der republiek alleen gebruikt werd door de Chineesche presidenten en hun gasten, wordt binnenkort voor het publiek opengesteld. In het Winterpaleis van de verboden stad zal een openbaar zwembad worden aangelegd, dat thans reeds in aanbouw is en het eerste zwem bad wordt in de oude keizerstad. Om het bad worden groote tribunes gebouwd voor toeschouwers, zoodat ook zwemwedstrijden kunnen worden gehouden. De inrichting zal geheel naar modem model zijn en vermoedelijk in Mei a.s. in gebruik wor den genomen. Lniiiiimiiiniiiniii llllllllllllllllllllll£ Heden regen, morgen lente, i Dan weer nat en daarna wind, 1 Zóó maakt steeds een jaargetijde i I Zich het beste onbemindi Ook het pijltje van het weerglas Is de kluts volkomen kwijt. f Want om één dag juist te richten, i Krijgt het absoluut geen tijd. Wijst het regen, wel, dan waait het, f Wijst het wind, dan waait het niet. Haalt het mooi weervast en zeker, Dat het oude wijven giet. Gaat u 's morgens uit in rubber, Daar u het niet wagen dorst Dan zult u de zon zien schijnen Als een Ethiopisch vorst! 1 Maar wanneer u nu van huis gaat Met uw beste spullen aan, Ach, dan blijkt de Niagara Ook in Holland te bestaan. Niets is toch zoo wispelturig Als het weer in dezen tijd. Was ook zóó maar uw verkoudheid, I 5 Maar die raakt u nu niet kwijt! 1 MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) Ëiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii? TUNIS, (Reuter) De regeering over weegt een plan, om goudvisschen te gebruiken bij de bestrijding van de malaria. Den afgeloo- pen zomer is in Tunis een ernstige malaria epidemie uitgebroken als gevolg van de groote overstroomingen, waardoor talrijke meren en plassen zijn ontstaan, waarin de malaria-bacil len voortwoekeren. Men heeft nu voorgesteld in deze meren en plassen goudvisschen uit te zetten, die de ma laria-larven en muskieten zouden opeten. De eenige moeilijkheid is gelegen in de groote vluchten watervogels, welke de goudvisschen op zullen eten, tenzij beschermende maatregelen worden genomen. Een ander voorstel is, om vliegmachines over de moerassen chemica'iën in poedervorm te laten strooien, om de bacillen te verdelgen. Grijp in zoodra U gaat niezen; ernstige com plicaties kunnen voorkomen worden door een weinig Vicks VapoRub in heet water te smelten en in te ademen, ot door keel en borst 's nachts in te wrijven „Het aardmannetje heeft den bo dem uit het vat geslagen," verklaarde Freddy Vrijdag boos, „en we hebben al niet veel vaten hier op het eiland." „Waarom haal je hem er niet uit?" riepen Loetje en Loutje tegelijk. „Waarom zien jullie niet eens, wat je kunt doen?" antwoordde de zee man. „Je hebt daar nu al lang genoeg met je handen in je zakken staan toe kijken. Vooruit, laat een van jullie het aardmannetje eruit halen!" „Dat zullen we beiden doen," rie pen de tweelingen. jack rvinV Zij kropen beiden in het vat, Loetje aan de eene, en Loutje aan de andere zijde. Zij waren echter alle twee zoo verlangend, het aardmannetje te pak ken, dat zij te diep kropen, en er niet meer uit konden. „We zitten vast," schreeuwden de tweelingen in wanhoop. „Waar zou dat aardmannetje nu toch al dien tijd zitten?" vroeg Top- sy. „Nog steeds in het vat," antwoordde de zeeman. „Ik geloof, dat ik nu niet alleen het aardmannetje uit het vat moet halen, maar Loetje en Loutje ook." (Morgenavond vervolg) (Ingezonden Mededeeling). De rookzaal van de club was geheel bezet, toen Hugh Selby binnentrad, en na even om zich te hebben heengezien, nast een vrijen fauteuil in een hoek der zaal ging. Aan de andere zijde van het tafeltje zat een eenigszins magere heer, met een snor en bree- de schouders, het type van een officier uit den oorlog. Hij keek een beetje weifelend naar Sel by en glimlachte stroef. „Ben ik soms in den verkeerden fauteuil ge vallen?" vroeg Hugh Selby, „als u soms op iemand wacht Ehdat deed ik. Maar het is te laat geworden. Blijft u gerust zitten". „Dank u," zei Hugh en riep een kellner. „Wat mag ik u aanbieden?" vroeg hij. „Mij een glas bier en een slaatje." „Voor mij wat koffiesterke koffie", zeide de ander. „Ik ken uw club niet," ging hij ver der, „ik ben ook geen lid, misschien kom ik er zelfs niet voor in aanmerking. Kunt u me daar over inlichten?" „Dat is heel gemakkelijk", zei Hugh. „Alle leden zijn als gewone lui begonnen en hebben zich door eigen kracht omhoog gewerkt. Dat is de voorwaarde om lid te kunnen zijn. En dat ze zoozeer verschillen van parvenu's en dat soort lui, zit alleen hierin, dat ze nimmer hun een voudige afkomst vergaten of vergeten." „Dat is al zeer interessant", meende de an der, „mijn naam is kapitein Marcel Lebrun: ik ben dus een indringer. Ik wacht nu al meer dan een half uur op een vriend, die hier met mij afsprak, maar ik wanhoop of hij nog komen zal. Intusschen, als u me nog meer zoudt wil len vertellen, het interesseert hie bijzonder." Hugh accepteerde 'n sigaret en vervolgde: „Er is niet veel anders te vertellen, behalve dan, dat u juist op den stiehtingsverjaardag van de club bent gekomen. Dat is tevens de verjaardag van den oprichter, en dan is het voorschrift, dat 't geheele bestuur nog 's avonds laat bijeenkomt, aan de overzijde der rivier, over de Parstone Bridge, in een klein en onaanzienlijk cafétje aan een eenzamen landweg, waar onze stichter zijn eerste zaak begon. Daar hebben we dan ook vanavond ons jaarlijksch souper. „En natuurlijk een uitgebreid en kostbaar souper", merkte kapitein Lebrun op. „Integendeel. We krijgen een maaltijd, zoo als onze voorzitter dien in vroeger jaren ge bruikte. En na het souper verzamelt de pen ningmeester de giften van de bestuursleden, welke worden geschonken aan lieden, die hard en eerlijk zwoegen, om hun een kans te geven eveneens te komen waar wij nu zijn. Als bij zonderheid geldt, dat alle giften in geld of pa pier worden gedaan, zoodat de afkomst niet kan worden nagegaan, noch de grootte van ieders gift." „Dat noem ik origineel", lachte de ander, „en hoe lang duurt dat souper dan wel?" „We beginnen precies 10 uur", antwoordde Hugh Selby, „maar vanavond misschien iets later, want de mist wordt hoe langer hoe dik ker en voor Parstone Bridge moeten de wagens stoppen. Daar wordt de weg te smal en moeten we loopen." En daar zijn nieuwe kennis alles even interessant vond, vertelde Hugh verder over de plaats en ligging van het café, het aan tal bestuursleden, en de bijzondere gebruiken aan tafel, tot kapitein Marcel Lebrun opmerkte: „Ik praat nu al een half uur met u, en ik vond het hoogst aangenaam, maar ik mag niet langer een indringer zijn, nu mijn vriend wegblijft". Daarop namen zij afscheid en Hugh Selby ging vergenoegd en voldaan de bridge-zaal binnen. Van de club naar Parstone Bridge was met een auto maar vijf minuten rijden, doch Selby deed er dezen avond wegens den dichten mist wel twintig minuten over. Hij zette z'n wagen achter verschillende andere, (lie reeds eerder gekomen waren en ging de treden van de höo- ge steenen brug op. Juist bovenaan zag hij de doorgang versperd door een houten boom waar op „gesloten" stond. „Wat is er aan de hand?" vroeg Selby, toen een waker uit den mist opdook. „Er is 'n gat gevallen ongeveer in het mid den van de brug, meneer," vertelde de waker. „En het is zoo donker, dat men bijna niets kan zien. En nu die mist nog! Overdag kun je 't nog bekijken, maar nu vond de politie het be ter het verkeer maar af te sluiten." „Hoelang is dat al?" vroeg Selby. „Zoo ongeveer een half uur, meneer, maar we hebben toch nog een paar menschen doorgelaten die beweerden beslist door te moeten voor een dringend souper, hoewel ik daar niks van be grijp. „Toch is dat zoo, want ik moet er ook heen. Misschien wil je voor mij ook een uitzondering maken?" antwoordde Selby en greep in z'n broekzak. „Och, waarom niet, meneer. Dank u wel, me neer!" zei de waker. Beneden aan de brug zag Selby de volgende lantaarn vaag in den mist glanzen. Meer was er op den donkeren weg niet te zien. 'tWas koud en Selby huiverde toen hy verder ging. Nauwelijks had hij een eindje geloopen, of voor hem zag hy plotseling een carbid-lantaarn door den mist stralen. Een klein mannetje met een baard hield de lantaarn voor hem uit en richtte den schijn recht op hem. Selby zag ach ter de lantaarn nog twee of drie mannen schim mig samenkomen. Een ervan stapte naar voren binnen den lichtkring. „Neen maar," riep Selby uit „kapitein Le brun. Dat is toevallig." „Wat bliksem! „Handen op," commandeerde Lebrun. „On derzoek hem nauwkeurig Bill. En jij, Dick, houdt die lamp toch stil, je staat ermee te zwaaien als een gek.... Nou wat heeft ie?" ,,'n Schijntje baar! Niet te vergelijken met die anderen. Maar een paar bankbiljetten, wat zilvergeld, een gouden horloge en een gouden potlood!" „Treurig! En dat zag er in de club uit, of ie over duizenden te beschikken had. Daarom ver telde je zeker zoo met nadruk, dat de giften aan je souper in geld moesten zijn en niemand van den ander wist, hoeveel ie wel gaf!" Selby zweeg in alle talen. „Kyk eens," zei de kapitein, „jij bent de laatste van het gezelschap en je hebt me koffie gepresenteerd vóór ik de kou in moest. Daarom zal ik je, vóór ik je by dat andere stelletje wachtenden plak, ook 'ns wat vertellen. Veer tien achtbare bestuursleden en wetsontduikers staan daar verderop bij elkaar. Allemaal von den ze de brug afgesloten, allemaal gaven ze een fooitje, om er toch door te mogen. En ze mochten, maar zy ook alleen. Alle andere lui werden door mijn mannetjes teruggestuurd, zoodat ik vry spel had. Sta toch stil met die lamp. Dick." „Dus," zei Selby ■.■...■mm,....,.,, tenslotte, „je wachtte niet op /X „Geen denken j j aan," zei de kapi- i ddTLUdL tein grijnzend, „ik oiiiiiiiiiiiiimiiu milium immuun nu- had voor die cluo al zooiets gehoord en ben 'ns polshoogte gaan nemen. Jy hebt me alles nauwkeurig verteld en ik kon dus meteen weg om m'n maatregelen te nemen." Selby zuchtte: ,,'tls duidelijk, maar wat deed je met de menschen, die van den anderen kant kwamen?" „Daar is ook een afsluitboom over den weg, met één van m'n mannen, die een soortgelijk smoesje maakte, en niemand doorliet," lachte Lebrun. „O, en als nu 'ns een der bestuursleden was gaan vechten?" vroeg Selby nieuwsgierig. „Ze begrepen dat zoo iets niks uithaalde. We zijn hier met z'n drieën en Bill is een prijsbok- ser, en dan houden een stuk of vijf man het gezelschap nog aan den praat." „Maar die prijsvechter is er toch niet meer?" merkte Selby op. „O, die is den buit in 'n valies bergen. Daar zit nu alles by elkaar gepakt. Hou die lamp toch stil, stommelingNu zijn er toch geen vragen meer, nietwaar?" vroeg de kapitein sar castisch. Selby trad iets terug uit den lichtschijn, op hetzelfde oogenblik kwamen twee mannen na derbij. „Wel, wat moeten jelui hier," schreeuwde Le brun, „terug naar waar ik je gestuurd heb. Ik heb je gezegd bij elkaar te blijven tot ik je verlof gaf door 'te gaan. Hei Bill, breng die kerels 'ns terug op hun plaats!" „We denken er niet aan," gaf een van hen ten antwoord, „en nu vlug je handen op, an dersEn meteen knalde scherp een schot en viel de revolver van Lebrun, die hij snel te voorschijn had gehaald, kletterend op de stee-' nen. „BillDickJimmyschreeuwde Lebrun en hij greep naar z'n schouder, „vlug, ik ben geraakt!" „Doe geen moeite," zei Selby rustig, „buiten Dick zijn al je mannetjes gechloroformeerd. 'tWas een groote fout van je, kapitein, om je slachtoffers hun zakdoeken te laten houden. In ieder zakdoek was een buisje chloroform ver borgen „Sergeant," vervolgde Selby, „doe den kapitein eens even een paar armbanden cadeau, en zijn de auto's al aanwezig?" „Jawel meneer, ze wachten vóór de brug." „En zijn de wakers aan de twee afsluitboomen onder arrest?" „Allebei meneer." „Hebben ze nog gevochten?" „Slechts één, meneer, maar d liggen!" „Ja, 'tis een beroerd geval, kapitein," zei t Selby daarop tot den ontstelden Lebrun, „in tusschen heb ik me nog steeds niet voorgesteld vanavond. Ik had ook iets over jou gehoord en ging ook 'ns polshoogte nemen in de club. Mijn naam is inspecteur Hugh Selby, en al de be stuursleden zijn mijn mannen, die voor de gelegenheid zoolang geld van Scotland Yard hadden meegekregen." „Pardon," onderbrak hem Lebrun, „maar hoe kende u mij? We hebben elkaar nog nooit ont moet!" „Och, de Yard heeft altijd gegevens en iemand die den top van den pink van zijn rechterhand mist, is wel te herkennen," lichtte Selby hem in. „Maar waarom heb je dan al die comedie gespeeld?" vroeg Lebrun, „je had me toch di rect kunnen arresteeren?" „Kijk 'ns," antwoordde Selby, „dat is zoo óns systeem. Er zou nóg iemand kunnen zijn met een verminkten pink, nietwaar? En dan hebben we je nu op heeterdaad betrapt en tegelijk op deze manier, zonder bloedvergieten en zelfs gerucht te maken, waarvan je zou geschrokken zijn, de heele bende ingerekend, op één namaar die is nu al in Bowstreet veilig opgeborgen Lebrun zag hem even verwonderd aan. „Ja, ik bedoel Dick!" legde Selby nader uit. „Maar.... maarzei Lebrun en keek naar den man met de lantaarn. „O, hij?" lachte Selby, terwijl hij een sigaret opstak, „hij is een van m'n assistenten. Onher kenbaar niet? Ja, hij verstaat z'n vak! En jU dacht dat ie niet stilstond met die lamp! Maar hij gaf mijn mannen voortdurend seinen met dat licht. Overigens is het jouw fout weer, een man in dienst te nemen met zoo n baard: en al dacht je slim te zijn iemand te kiezen, die stom is, was dat nu ons voordeel en bovendien stond hij natuurlijk steeds achter het licht en hadden wij in dezen mist de beste kansen! Maar nu weet je alles, 'tis tijd om in te ruk ken. De andere mannen zuilen nu ook wel ge reed zijn, dus naar de auto's! Voorwaarts marsch, kapitein!" JU J on dit blad ziln ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Oflflfl bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f <7 Cf) bij een ongeval met 9 Cf) bij verlies van een hand 1 9C bij verlies van een f Cf) bij een breuk van Jf) bij verlies van *n Alle G DOTine S ragevallen^verzekerd voir een der volgende ultkeeringen f O UUlP.-verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen T t DIP.- doodelij ken alloop f ADV.- een voet of een oog T l £.D.-duim of wijsvinger l OU.-been of arm tfl/.- anderen vinger giiuiiuuiiiiuiuiiiiiiiiuuiiiuiiuiimi FEUILLETON „Niet openen zonder eerst den brief te heb ben gelezen." Deze brief, insgelijks op perkament geschre ven, vormde het laatste omhulsel en zat aan den flacon vast met een groot zegel van Ms. Zij verbrak dat zegel, hetwelk de „drie handen rondom de lotus-bloem" vertoonde, en begon met de grootste aandacht en nieuwsgierigheid te lezen. Het was een lange brief, keurig geschreven. Daarin werd haar mededeeling gedaan van al hetgeen er in de gevangenis had plaats gehad, bepaaldelijk met haren echtgenoot. Er stonden bovendien zeer duidelijke en zeer uitvoerige aanwijzingen in betreffende den inhoud van den flacon en het gebruik dat zij ervan moest ma ken. Wat zij las deed haar bijna duizelen! Zij had al haar geestkracht noodig om zich zelf meester te blijven bij het vernemen van zóóveel zonderlings en ongeloofelijks. Men beval haar de meest strikte geheimhouding aan en verzocht haar geen poging te doen om te weten te komen hoe de zending haar had bereikt. Zij begreep dat één enkel onvoorzichtig woord voldoende was om het succes van een door zulke geheimzinnige en stoutmoedige vrienden uitgedacht en uitgevoerd plan te doen misluk ken. Zij bewaarde dan ook het stilzwijgen erover, zelfs tegenover haar meest getrouwe dienaren en spande al haar geestkracht in om met lijde lijk zij het dan ook folterend geduld den loop der gebeurtenissen af te wachten. Men weet het overige van af het oogenblik dat de Amerikaansche consul haar van het jacht begeleidde naar de gevangenis, in gezelschap van de twee zeelieden, tot dat waarop zij over vallen werd door een alleszins verklaarbare be wusteloosheid. Men neemt niet ongestraft deel aan een der gelijk treurspel en in zulke omstandigheden! En dan was daar die verschrikkelijke gedach te, die haar elk oogenblik kwam folteren: „Maar de Engelsche doctoren gelooven toch zeker dat hij dood is!Hun wetenschap is die der beschaving en deze wetenschap kan hem onmogelijk het leven terug geven.... Ik zelf ge loof óók dat hij dood isAch, mijn God, als Gij toch eens voor ons een wonder deedof anders ook mij maar uit dit leven wegnaamt." Toen zij, na weer bij kennis te zijn gekomen, de vriendelijke, zorgzame gezichten der beide zeelieden over zich gebogen zag, stond zy op en zeide op vastberaden toon: „We moeten handelen 1" En op hetzelfde oogenblik hoorde zy de stem van een Hindoe, duidelijk herkenbaar aan den schorren toon, deze woorden spreken: „Moed houden, edele vrouwe, uwe vrienden waken!" En plotseling gleed een vlugge schaduw de hut binnen en vertoonde zich in het volle licht. „De fakir!" riep gravin de Solignac, den man herkennende, die op het jacht geweest was, „Uw toegewijde dienaar," zei het vreemde personage neerknielende ln devote houding. Hij stond echter weer aanstonds op, en met vlammenden blik de doodgravers aanziende, ging hij voort: „En gij, voert de bevelen uit!" Zy waren met hun zessen inboorlingen. Zij namen hun gereedschappen en gingen naar bui ten, vergezeld door den fakir. De jonge vrouw bleef, gezeten in een rieten stoel, achter, alleen met Marius en Johnny, die te midden van al die vreemde en schokkende gebeurtenissen niet meer wisten hoe zij het hadden. Na verloop van een kwartier van tragische stilte verscheen de fakir opnieuw. „Edele vrouwe," zeide hij op gedempten toon, „gelieve mü te volgen." De gravers hadden de doodkist uit den kuil gehaald en het deksel ervan losgeschroefd. Het verstijfde lichaam van kapitein Pennyless was bij het licht der sterren vaag te onder scheiden. „Geen geluid!Geen woord!" verzocht de fakir op eerbiedigen, maar beslisten toon. „Hebt gij den flacon?" „Weet gij nu goed wat gij doen moet?" „Ja, zeer goed," antwoordde de Jonge vrouw. „In orde! Laat dan alles zijn gang gaan." En nu bootste hij met ongeloofelijke juistheid het geluid na van den „boelhoel," den Hindoe nachtegaal. Van alle kanten kwamen, als uit den grond opgerezen, ontelbare zwarte gedaanten toeloo- pen. In een oogwenk werden de jonge vrouw, de twee zeelieden en het lichaam van den kapitein opgenomen door sterke handen en maar met allen eerbied weggedragen. „Stil! Stil!".... De schaduwen bewegen zich in galop over den doodenakker en hebben in minder dan een mi nuut den ringmuur ervan bereikt. Er worden ladders tegen gezet, men klimt er tegen op, daalt er aan den anderen kant weer langs af en bevindt zich nu geheel buiten. De jonge vrouw en de twee zeelieden laten zich hun onvrijwillig transport in de duisternis maar welgevallen zonder één kreet, zonder een protest, zonder eenige beweging. Dat duurt zóó een goed uur. Maar de mannen en de aflossingen zijn zoo talrijk, dat de doorloopen afstand wel zeer groot moet zijn. Eindelijk komt de zwijgende, vlugge, hijgende menigte onder een omgeving van hooge, som bere boomen. De snelheid der beweging vermindert. Niet zonder moeite baant men zich een weg door struikgewas en wilden plantengroei, te midden u aarvan zich een laag, nauwelijks zichtbaar bouwwerk bevindt. De middengroep van dezen spookachtigen stoet houdt stil. De mannen, die het lichaam van Pennyless en die mistress Claudia, Johnny en Marius over brengen, gaan het gebouw binnen, dat wijd openstaat. Het drietal, niets begrijpende van hetgeen er met hen gebeurt, wordt neergezet op den bodem, die belegd is met dikke tapijten. Overal schitteren lichten, die hier, in de met Oostersche weelde gemeubileerde ruimte, een helderen dag scheppen. „Gij beiden blyft hier!" zegt de fakir, die plot seling voor hen staat, tot de beide zeelieden. „En gij, edele vrouwe, gelieve mij te vergezellen." Hij opent een der zijwanden en geeft eentee- ken aan de mannen, die het lichaam van kapi tein Pennyless hebben getransporteerd. Allen gaan thans een veel kleiner vertrek bin nen, te midden waarvan een bed staat met, als matras, strooken van rotting. Eerbiedig legt men het lichaam van den kapi tein daarop neer en allen verwijderen zich, uit gezonderd de jonge vrouw en de fakir. „En nu, mevrouw," zegt hy kortaf, „moet gij zoo snel mogelijk handelenDoe wat ik u ge zegd heb, en uw echtgenoot zal u worden terug gegeven.... U vindt hier al wat u noodig hebtWees niet in het minst'bevreesd! Uw toegewijde slaven houden scherp de wacht en uw veiligheid is volstrekt verzekerd." Daarna zonder een wederwoord of eenig teeken af te wachten opent hij de deur en verdwijnt. Geheel alleen gelaten met het roerlooze, ver stijfde en koude lichaam van haren echtgenoot, verzamelt mistress Claudia al haar moed, haar helderheid van geest, haar wilskracht. De kapitein ligt star alsof hij slaapt. Zijn ge laat dat zichtbaar wordt tusschen de plooien van de blauwe met zilveren sterren bezaaide vlag, welke rondom het lichaam gedrapeerd is, schijnt van wit marmer. De oogen zijn gesloten, en de lippen, halfgeopend, laten het glazuur der tanden doorschemeren. De jonge vrouw staart naar hem met een uit drukking van onuitsprekelijke liefde en hoop en fluistert: „George!m'n lieve manvoor u het levenof anders.... voor ons beiden het liefst de dood!" En nu haalt zij, zonder een oogenblik tijd te verliezen, uit den zak van haar japon den zil veren flacon te voorschijn en zet dien op een tafeltje aan het hoofd-einde van het bed, waar nog verschillende andere dingen staan, onder andere een zilveren blad met verschei dene stukjes witte was, een geheel zilveren mes, glazen, een karaf met water en eenige zijden doeken. Overeenkomstig de haar gegeven aanwijzin gen wrijft de gravin tusschen haar vingers een weinig was om het zacht te maken. Vervolgens sluit zij daarmede hare neusgaten hermetisch dicht en bindt om haar mond twee doeken over elkaar, (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 10