De Slavenhandel afgeschaft
Md wtfiaal aan den day
SUCCES
ROBINSON CRUSOE'S AVONTUREN
ROBINSONschoenen zijn met leeren-
of met rubberzooi
weezen f
I HET
GROOTE I
1 AVONTUUR I
WOENSDAG 8 FEBRUARI
VOOR HONDERD
JAAR
Een bittere bijsmaak
Dure reclame
Baarden-kolonie in
Hollywood
In 1833 stelde Engeland de eerste
daad tot vrijmaking der slaven
Door de eeuwen
Ruwe gebruiken
De afschaffing
Jacht op slaven
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FEUILLETON
i i
0
We beleven dit jaar een eigenaardig jubi
leum, n.l. het honderdjarig jubileum dor
afschaffing van den slavenhandel,
waardoor de laatste zevenhonderd duizend sla-
Ven de vrijheid herkregen.
Wanneer wij zeggen, dat de slavenhandel
Werd afgeschaft, dan is dit helaas bij wijze van
spreken, want er is nog wel degelijk een slaven
handel en het is de vraag of die wel ooit zal
worden uitgeroeid. Hoe vaak komen in de pers
nog berichten voor van slavensjacheraars, ja
zelfs van regeeringen, die den slavenhandel
oogluikend toelaten? Neen. de slavenhandel is
nog niet afgeschaft, en dit verschijnsel geeft
aan het jubileum een bitteren bijsmaak.
Niettemin zullen in den loop van dit jaar op
verschillende plaatsen herdenkingsfeesten plaats
hebben, want al zjjn er nog slaven, officieel is
de slavenhandel niet meer toegelaten. Officieel
onderscheidt men dus onder de menschen geen
vrijen en slaven meer en zijn alle menschen
even menschwaardig.
Van wanneer dateert eigenlijk de slaven
handel? Precies zouden we dit niet kunnen
zeggen, maar zoover het geheugen reikt, komen
er slaven voor in de geschiedenis, waar we
lezen, dat de strijdende volken slaven gebruik
ten in den strijd en hun overwonnenen even
eens tot slaven maakten. Deze overwonnenen
werden eenvoudig gebruikt als goedkoope werk
tuigen, eigendom van de eigenaars. Zij werden
over verschillende families verspreid en dienden
als knecht in of buiten de huishouding. Een
bijzondere scherpe vorm van slavernij kwam in
zulke gevallen zelden voor. De slaven werden
behoorlijk behandeld, wanneer hun ijver niet
al te veel te wenschen overliet. Sommigen wer
den gebruikt voor den tempeldienst en waren
dus veeleer eigendom van de godheid dan van
de menschen. Natuurlijk konden de eigenaars
van den slaaf dezen verkoopen, wanneer hij
daar lust in had en kon hij geheel naar eigen
willekeur handel drijven in levende waar. Daar
had men dus reeds een vorm van slavenhandel,
dien we in later jaren vooral in Afrika en Zuid-
Amerika ontmoeten.
Behalve door krijgsgevangenschap kon men
ook slaaf worden door geboorte. Wie een vader
en moeder had in dienst van een heer, verviel
door zijn geboorte eveneens in eigendom aan
denzelfden heer. Soms ook was de slavernij
een straf. Iemand die zijn schulden niet kon
betalen, kon tot slaaf worden vernederd ofwel
voor altijd ofwel tot de schulden betaald wa
ren. Gelukkig bestaat deze vorm van slavernij
niet meer, want de vraag rijst, of er dan niet
meer slaven dan vrijen op aarde zouden rond
wandelen. Ook het bedrijven van een misdaad
kon tot slavernij leiden.
Slaven, die hun heer groote diensten be
wezen, hadden het lang niet kwaad. Ja, meest
al hing de vlotte levenswijze van den slaaf af
van de functie, die hij in het huis zijns mees
ters bekleedde. Sommige slaven genoten een
Zeer groote mate van vrijheid en er zijn er
zelfs veel geweest, die met een vrije vrouw of
ongekeerd konden huwen en dit ook deden.
Dikwijls kwam het voor, dat een slaaf van hoo-
ge afkomst Was en door ellende en ongeluk tot
slavernij was vervallen. In zoo'n geval werd hij
gebruikt om b.v. onderwijs te geven aan de
jeugd ofwel werd hij beschouwd als wat wü
tegenwoordig zouden noemen een particulier
secretaris.
Bi) de Grieken en Romeinen kwamen zulke
gevallen zeer dikwijls voor. Men leest immers
zelfs van lyfsslaven, die hun heer wijsbegeerte
moesten leeren en die les gaven in alle vakken
aan de studeerende Jeugd van hun meesters.
Deze slaven stonden in hoog aanzien en zij
van hun kant hadden zich allerminst te bekla
gen en waren vaak volmaakt tevreden met hun
lot. Naarmate de landbouw toenam kwam er
verandering in het lot der slaven, althans bij
de Romeinen. Vanaf dat oogenblik begon men
in den slaaf een goedkoope werkkracht te zien,
die dure kon vervangen en die niets anders
kostte dan eten en drinken. Bovendien kon men
den slaaf zoolang laten werken als men maar
wilde, daar dit alleen door zijn krachten kon
worden bepaald.
Toen de klad er eenmaal in was, ging men
tot ruwere gebruiken over. Vanaf het oogenblik,
dat men in den slaaf het eigendom ging zien
Waarover men naar goeddunken kon beschik
ken, werd hij wel eens gebruikt tot louter ge
noegen van de meesters. Zoo moest hy vaak in
het strijdperk treden tegen wilde dieren, hoe-
Wel men vrijwel met zekerheid tevoren kon vast
stellen, dat de slaaf het leven er niet veilig
zou afbrengen. Zoo kwamen er heel wat slaven
om het leven en naarmate de oorlogen afna
men, werden de slaven schaarscher. Er was
geen toevoer meer en dit leidde tot de oprich
ting van dat afschuweiyke instituut, dat men
slavenhandel noemt. Er waren lieden te over,
die trachten menschen te lokken en te vangen
om ze dan op de slavenmarkten te verkoopen.
Vooral in het Oosten is er steeds een bloeiende
slavenhandel geweest.
Na de Kruistochten nam de slavenhandel af,
maar het zou nog eeuwen duren, voor hy zou
opgeheven worden. De Engelschen en de Hol
landers hebben zich speciaal toegelegd op de
gele slavernij, terwijl Amerika meer tot de
zwarte overhelde. In het begin der zestiende
eeuw begonnen de Portugeezen zwarte slaven
naar Amerika in te schepen, zy maakten hier
grof geld voor, want de negers, die sterke en
willige werktuigen waren, konden by groote
hoeveelheden tewerk gesteld worden op de katoen
plantages in Zuid-Amerika. Deze slavernij stak
wel droevig af by die der oudere tijden. De
negers werden zeer slecht behandeld en moes
ten voor zoo wei,nig mogeiyk eten en drinken
en voor zooveel mogeiyk slaag zoo hard moge-
iyk werken. Hoe ouder de slaaf werd, des te
harder moest hij aanpakken, want wat kon een
meester doen met een ouden slaaf, die niet
meer kon werken? Hij moest zich dus in den
letteriyken zin doodwerken, dan was de
meester van hem af en kostte hy hem geen
cent onderhoud.
Dit heeft zoo geduurd tot de achttiende eeuw
en men mag zich hierover verbazen. Men ver-
baze zich nog meer, als men verneemt, dat de
afschaffing van den slavenhandel niet eens in
de eerste plaats uit menschehjke motieven ont
stond maar uit economische gronden. Men be
gon n.l. in Amerika in de slaven een concur
rentie te zien met den vrijen arbeider en dat
was een van de voornaamste redenen, waarom
men eindeiyk tot afschaffing overging.
Op het Weensche Congres van 1815 besloot
men den slavenhandel in verschillende staten
te bestrijden met het gevolg, dat b.v. de En-
gelsche regeering langs de Afrikaansche kust
oorlogsschepen liet kruisen om de handelaars te
kunnen attrapeeren. In het geheele Britscue
Ryk werd de slavenhandel in 1833 afgeschaft,
vyftien jaar latër kwam ook de Fransche re
geering aan de beurt en de Nederlanders volg
den in 1857. Amerika had nog even geduld en
kondigde pas de afschaffing - aan in 1863. Pas
een jaar later werd deze afkondiging tot wet
verheven.
Wie nu zou denken, dat de slavernij geheel
of zelfs maar voor een groot deel is uitgeroeid,
vergist zich. Er zijn nog heel wat meer slaven
dan men in onzen verlichten tyd zou durven
veronderstellen. Het bestuur van den Bond tot
Bestryding der Slavernij neemt aan, dat er op
de wereld nog minstens vijf millioen menschen
zijn, die geheel van anderen afhankeiyk zijn en
die volkomen in slaverny leven. Tot de Con
ventie van Genève, regelend de bestryding van
de slaverny zijn nog slechts veertig staten toe
getreden en vele weigeren vooralsnog, waar
door zy dus te kennen geven, dat zij de slaver
ny in principe goedkeuren. De handel in slaven
bestaat dus nog wel degelijk. In China b.v. be
staat nog een kinderslaverny, die bepaalt, dat
kinderen tot hun vijftiende of hun twintigste
jaar in slaverny leven. Men heeft hiertegen
van alle kanten en met groote energie geageerd.
De Engelschen, die onder alle staten het meest
in het Verre Oosten te doen hadden en er ook
wat te vertellen hadden, hebben meerdere ma
len zich verzet tegen dit systeem, maar tot een
daadwerkelijke felle actie is het nooit gekomen.
Ook in Abessinië heerscht nog slaverny en
zelfs in Liberia. Wat dit laatste betéekent,
word pa: duidehjk, wanneer men bedenkt, dat j
de staat Liberia gesticht is door slaven, die uit
Suid-Amerika waren vrijgemaakt. De ironie is
dus niet aan deze ongelukkiger voorbijgegaan.
Maar het biyft niet by Liberia of Abessinië.
Wat dit laatste land betreft, zal men zich her
inneren, dat juist een paar jaar geleden keizer
Ras Tafai 't besluit nam ook daar de slaverny
op te heffen. Latere berichten echter meldde*-
destyds, dat de slaverny er nog welig tiert. Het
zal daar wel zyn, zooals in vele staten. Officieel
bestaat de slaverny niet meer, maar in de prac-
tyk des te sterker. Ook Arabië kent nog de
zegeningen van de slavernij en de parelduikers
in de Perzische Golf werken onder omstandig
heden, die veel weg hebben van een slavernij in
optima forma. En wanneer men eenmaal slaaf
is, dan is men evenals vroeger overgeleverd aan
de willekeur van den meester. Dit ligt trouwens
voor de hand. Een meedoogenloos heerscher
over een ïyfeigene kan zyn heerschappy pas
goed doen gelden, wanneer hy zeker weet, dat
de andere party volkomen aan hem is onder
worpen en in dat geval zal hy dan ook volop
gebruik maken van zyn macht, al is dit ook
niet zyn recht.
De slavenjagers, die de ongelukkigen trachten
op te sporen, zyn lieden, die geen medelüden
kennen en die alles in het werk stellen, om
hun prooi te vangen en mee te sleuren. Het
gaat hun alleen om het geld en de menschelüke
ellende of de menscheiyke waardigheid telt bij
hen niet. Soms volgen zy dagen en weken lang
het spoor van een vogelvrye, die zich ten einde
raad- en in doodsangst over moet geven. De
drijvers overvallen soms een negerdorp, dat
eenzaam in de woesty'n ligt, dooden de kinde
ren en de oude vrouwen en mannen om daarna
de sterke vrouwen gevankelijk mee te voeren
en aan slavenhouders te verkoopen. Een En-
gelsch officier heeft eens een beschryving ge
geven van een convooi slaven en slavinnen, die
door dryvers waren buitgemaakt. Het ge
schiedde in Abessinië, waar een groot aantal
mannen en vrouwen werden meegevoerd te voet
door de woestyn. Allen waren met touwen aan
elkaar vastgemaakt. Wie niet mee kon, werd
afgemaakt. Moeders, die hun kinderen niet
meer konden dragen, werd de baby afgenomen.
De kinderen werden dan met vier of vijf op
een paard of muilezel gebonden en zoo trok men
verder tot het treurige einde bereikt was. Op de
slavenmarkten werden allen verkocht en vader
en moeder en kinderen zagen elkaar nooit meer
terug. Zij werden verspreid naar alle oorden en
moesten hun verder leven slijten in slaverny,
in dienst van soms wreede meesters.
En wie herinnert zich niet de verschrikke
lijke christenvervolgingen onder de Armeniërs
tijdens den grooten oorlog, toen de Turken
tienduizenden katholieke Armeniërs hebben
vermoord en wreedaardig gemarteld, terwyl dui
zenden werden overgeleverd aan Turksche
althans Mohammedaansche gezinnen om deze
als slaven en slavinnen te dienen. En zóó ver
ligt de groote oorlog toch niet achter ons! Over
deze Christenvervolging is een lijvig Engelsch
rapport verschenen, dat destüds zeer veel kwaad
bloed heeft gezet bij de Turken, die hun
schanddaden ontkenden. Het rapport spreekt
echter in al zijn zakelijke nuchterheid zulk
een afschuwelijke en overvloedige duidelijke
taal, dat het in alle onzichten geloofwaardig
klinkt, wie zal de Christenen tellen, die nu nog
tengevolge van de vervolgingen uit dien tijd
als slaven leven en wreedheden te verduren
hebben omwille van hun geloof?
Men zegge dus niet, dat de slavenhandel vol
komen is afgeschaft. Het is waar, dat hij niet
officieel meer wordt beschermd, maar het is
ook waar, dat hij nog bestaat en dat hij wordt
toegelaten. Dit valt niet meer te ontkennen na
het onderzoek van Genève. Nog vijf millioen
menschen zijn in slavernij, d.w.z. byna het aan
tal inwoners van ons vaderland!
Laten we hopen, dat de actie van den Vol
kenbond in deze richting meer steun moge
ondervinden dan tot dusver- het geval was. Dan
zal men eindeiyk tot goede resultaten
kunnen komen. Het is alles een kwestie van
goeden wil en krachtdadig ingrypen. De slaven
handelaars zyn slim, maar de regeeringen, die
goed willen, zyn sterker dan zy. De mensch i5
door God geschapen om vry te zijn en het
schreit ten Hemel, dat er nog vijf millioen on-
vrye menschen rondloopen, die geheel van an
deren afhankeiyk zyn
De oudste manneiyke bewoner van Sjanghai,
de 110-jarige Li Fang Hsiao, heeft een aan
klacht ingediend tegen een Chineeschen dro
gist, omdat deze met de foto van den bejaarden
man zonder diens toestemming reclame maakte
voor zijn artikelen.
Li Fang Hsiao eischt een schadeloosstelling
amiiiiiiiitiiiiiimiimii
iimiiiiimiiiimimim£
i Het is niet je kleeding,
De snit van je jas,
Of wat je daarvoor hebt betaald
Ook niet of je blut bent
Of goed bent bij kas,
Of kruipt door het oog van een naald
Het is niet een kwestie
Van rang of van stand,
Noch werklust en luiheid of geld.
Op welke verdieping
1 Je wieg stond geplant,
1 Hoe lang of je naam wordt gespeld.
Het is niet je wijsheid,
Je titel of graad,
Je Sussex, Rolls Royce of je Ford.
Of dat je een oom hebt, i
Minister van Staat
En dat je gekruiwagend wordt.
Het is niet de glans
Van talent of verstand
Of dat je een brandkastje kraakt.
Maar wil je je foto f
Beslist in de krant,
Zorg.... dat je een goal hebt ge- 1
maakt!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiriiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiir;
van 10.000 Chineesche dollar en zegt, dat in
dien hy het proces wint, hy het verkregen be
drag zal wegschenken aan de Chineesche vry-
willigers in Mands.oerye in hun stryd tegen de
Japansche troepen.
In de hoop carrière te zullen maken in de
filmstad zyn uit alle deelen van Amerika man
nen met baarden naar Hollywood gekomen,
waar zij in eigengemaakte hutjes op de helling
van een heuvel zy'n gaan wonen, die reeds de
naam van „Baard-heuvel" gekregen heeft. In
dien een film-regisseur artisten of figuranten
met een echten baard noodig heeft, stuurt hy
een boodschap naar de nederzetting met opgave
van het baard-type dat hy noodig heeft.
Er zyn namelyk mannen met Bernard Shaw-,
Kaiser-, Schippers- of andere baarden.
Onlangs zyn in een film 500 leden der baar
den-kolonie opgetreden.
Na hard werken had Freddy Vry-
dag een kruiwagen gemaakt. Niemand
had hem by dien arbeid geholpen,
zelfs Willie Woensdag niet. Doch,
niettegenstaande Willie te lui was
om te helpen, was hy toch de eerste,
die den kruiwagen wilde gebruiken.
„We zullen een lading zand van de
kust halen," sprak hy tot Robbie en
Topsy, „en het in de grot brengen,
dan kunnen jullie zandkasteelen bou
wen in de grot, wanneer het te nat
is, om op het strand te spelen."
Jm* Pdirtt-
Toen Willie zijn kruiwagen vol zand
had, begon hij zyn lading naar de grot
te ryden. Doch hy had nog niet heel
ver gereden, of Creepy en Crawly sta
ken hun koppen boven het zand uit
en bezorgden Willie een geweldigen
schrik.
„Hoe zijn die twee slangen nu in
dit zand gekomen?" riep Willie, toen
hij weder een beetje op adem geko
men was.
„Ik denk," zei Robbie, „dat ze al
in den kruiwagen lagen, toen jy be
gonnen bent dezen met zand te vul
len."
(Morgenavond vervolg)
(Ingezonden mededeelingen)
Van uit de smalle veranda, haar geliefkoosd
zitje, kon mevrouw van Essen een blik
werpen in het tuintje van de buren. Ze
had altyd gemeend verheven te zyn boven de
vulgaire nieuwsgierigheid, die by weinig om
handen hebbende dames van haar leeftijd licht
in babbelzucht en bemoeizucht ontaardt, maar
zy moest met een vleugje schaamtegevoel be
kennen, dat haar verheven standpunt in dat
opzicht gedurende de laatste maanden zeer
wankel was geworden.
In het huisje naast het hare woonde een juf
frouw. die de benedensuite met het keukentje
gemeubileerd verhuurde, waarbij de huurders
tevens het recht hadden van den kleinen,
vriendeliiken tuin te genieten; maar bediening
konden de inwonenden niet van de verhuurster
verwachten.
Deze bijzonderheden waren mevrouw van
Essen sinds lang bekend en ze was er in den
loop der jaren aan gewoon geraakt, af en toe
andere gezichten in het tuintje te zien verschy-
nen, maar nooit had zy pogingen tot toenade
ring met de wisselende "buren gedaan.
Maar het toeval had gewild, dat daarin ver
andering kwam. Het begon met een paar woor
den over de lage schutting heen gewisseld: uit-
noodigingen tot bezichtiging van de wederzijd-
sche tuintjes, volgden en langzamerhand was
mevrouw van Essen tot de overtuiging gekomen,
dat 'zij tegenover twee lieve, bescheiden meisjes,
als haar nieuwe buren schenen te zijn, haar ge
wone terughouding gerust kon laten varen.
De meisjes betoonden zich uiterst gevoelig
voor haar welwillendheid, maar ze schenen
overeengekomen te ziin, zoo weinig mogeliik
over haar eigen aangelegenheden te spreken. En
juist deze geheimzinnigheid was oorzaak, dat
mevrouw van Essen zich in allerlei gissingen
verdiepte. Meer en meer begon ze op het doen
en laten van de zusters te letten, om, uit wat
ze opmerkte, haar conclusies te kunnen trekken
en ze wist al spoedig verschillende dingen met
groote zekerheid vast te stellen.
De meisies waren niet ruim by kas, maar
hadden betere dagen gekend. Het eerste bleek
uit haar uiterst eenvoudige leefwyze, het tweede
uit de kostbaarheid van haar kleeren. al waren
die een mode ten achter geraakt. Toen zij op
een zijden bandje den naam zag der firma, die
een der japonnen geleverd had, begreep ze on
middellijk, dat dit enkele toiletje meer gekost
had, dat zy, mevrouw van Essen, in een heel
jaar aan kleeding besteden kon.
Waarom leefden meisjes, die zulke toiletten
hadden kunnen bekostigen, thans in een goed
koope straat on gemeubileerde kamers, waar ze
haar eigen potje moesten koken? Dat was een
raadsel, waarvan mevrouw van Essen de oplos
sing niet kon vinden.
Ze had éénmaal als terloops gevraagd of de
meisjes weezen waren, wat veel zou kunnen ver
klaren, maar daarop een enkel „neen" ten ant
woord gekregen.
Ze wilde niet vragen, waarom zy dan niet by
hun ouders woonden, hield zich bovendien over
tuigd. dat zy, als ze die vraag het gedaan, met
een ontwijkend antwoord afgescheept zou zijn.
Het kon niet anders, of er was in het leven
van die beide meisjes een geheim, dat voor een
buitenstaander niet te doorgronden was, dat zij
zelf zorgvuldig bewaarden. Maar overigens wa
ren zy allerliefst en bijzonder dankbaar voor
de vele raadgevingen, die zü, als oudere, wereld-
wyze vrouw en perfecte huishoudster, gaarne
ten beste gaf.
Het gaf haar inderdaad een gevoel van groote
voldoening, die beide lieve, maar onpractische
schepseltjes wegwijs te maken en haar te helpen
gemakkelijker door het leven te komen, door
haar te leeren, op de kleintjes te passen en door
handigheid de bekrompenheid van haar midde
len minder drukkend te maken.
Er zou werkelijk geen schaduw op den aange-
namen omgang^t® bekennen zijn geweest, als
mevrouw van iSsen maar niet gekweld was ge
worden door die ellendige nieuwsgierigheid,
waarover zy zich heimelijk schaamde.
Eenmaal was bij een gezellig gesprek het on
derwerp „reizen" te pas gekomen, en zij, me
vrouw van Essen, had gezegd:
„Op dat gebied heb ik altyd maar één wensch
gekoesterd."
„En werd die vervuld?" vroeg de oudste der
zusters.
„Neen."
„Welke was dan die wensch?"
„Een verblyf aan de Riviera."
„Ja, het is daar heerlyk."
„Bent U er dan geweest?"
„Ja," had het meisje even blozend geantwoord,
„ja, we hebben er een paar maal een winter
doorgebracht."
„Ik benijd u."
„Maar waarom werd uw wensch nooit
vervuld?"
„Omdat er dan wel eerst een wonder mocht
gebeuren, een wonder, dat mij geld genoeg in
den schoot wierp, om aan dat in my levende
verlangen te voldoen, lachte mevrouw van
Essen.
Het jongste meisje, dat aan de theetafel be
zig was, trad nu nader en bracht kalm het ge
sprek op een ander onderwerp. Het was een uit
gemaakte zaak; de meisjes wilden om de een
of andere reden niet over haar verleden spreken
en zoodra een van haar beiden door een vraag,
waarop eèn antwoord gegeven moest worden, in
verlegenheid geraakte, was de ander gereed,
om dat gevaar zoo gauw mogelyk af te «enden.
Mevrouw van Essen's gedachten hielden zich
op een warmen zomerdag met haar buren bezig,
ze zat op haar geliefkoosd zitje in d'r veranda,
toen haar dienstmeisje haar kwam zeggen, dat
de dames van „hier naast" in de voorkamer
waren en mevrouw verzochten te spreken.
Bevreemd over de zonderlinge plechtstatig-
heid van dit bezoek anders riepen ze over
het schuttinkje of ze een praatje mochten komen
maken, ging ze naar de voorkamer en zag
de beide meisjes staan, geheel reisvaardig met
kleine taschjes in de hand.
„Wel," begon ze, „dat is
„We komen afscheid van U nemen, lieve me
vrouw," sprak het oudste meisje op triestigen
toon.
„Afscheid? Gaat U dan weg van hier? Voor
goed weg?"
„Dat weten we nog niet. Misschien komen we
later wel weer terug, maar nu
„Wat is er dan toch gebeurd? Ik begrijp niet.
zoo onverwachts. Waarom
„Onze vader is gestorven," antwoordde het
meisje met bevende stem.
„Uw vader gestorven? Och, arme kinderen!!
En uw moeder
„Die hebben we al lang geleden verloren."
„Och, wat vind ik dat verschrikkelijk. Maar.
„We moeten nu gaan," viel het jonge meisje
in, dat, cordater dan haar zuster, dikwyls de
leiding nam.
„WÜ moeten ons j
haasten om den T\p fejnypp
trein niet te mis- i f-
sen, maar we j
wilden niet ver-
trekken, zonder
afscheid van U
genomen te hebben en U te hebben bedankt
voor alles, wat U voor ons deed."
„O, wat dat betreft
„We zullen al Uw vriendelykheid voor ons
nooit vergeten! Dag lieve mevrouw!"
Een oogenblik later was mevrouw van Essen
alleen in haar keurige voorkamer, en zy vroeg
zich af, of zy dit geheele tooneeltje soms ge
droomd had, zoo snel had het zich afgespeeld.
In de volgende dagen verdiepte zy zich meer
dan ooit in gissingen over de aangelegenheden
der beide meisjes, die even geheimzinnig doende
verdwenen waren, als zij eenige maanden te
voren verschenen. Maar zij vond geen
enkele oplossing, die geheel met de feiten klopte.
Zy was vervuld van medelyden met de jonge
schepseltjes, die op de een of andere wijze in
moeiiykheden geraakt schenen te zyn, natuur-
ïyk buiten haar schuld. Want het was onmo-
geiyk aan te nemen, dat die twee ooit iets
verkeerds hadden gedaan en zy voelde een on
beredeneerden wrok tegen den gestorven vader,
al wist zij volstrekt niet, of die verantwoorde
lijk was geweest voor wat het leven van de
meisjes in vreemde banen had geleid.
De slotsom van haar overpeinzingen was
steeds, dat zy haar lieve buren erg miste, en
nooit weer zoo'n gezellige conversatie zou ge
nieten, als zij de laatste maanden gehad haa.
Twee weken na het haastige afscheid, waar
aan ze niet terug kon denken, zonder zich te
verwijten, dat ze niet hartelijk genoeg was ge
weest, ontving mevrouw Van Essen een aan-
geteekenden brief, waarvan de inhoud haar
verheugde, verwonderde, beangstte, alles tege-
lyk. Want die inhoud was een chèque van
tienduizend gulden, en op het velletje papier
dat er omheen gevouwen was, stond geschre
ven: „Voor een reisje naar de Riviera."
Geruimen tyd zat ze met chèque en briefje
in de hand wezenloos voor zich uit te kyken
in niet-begrijpen.
Eindeiyk tot bezinning gekomen, kleedde zij
zich aan en ging naar de bank. waar zy het
geld zou kunnen innen, in de hoop daar in
lichtingen te kunnen krijgen.
Aan de herkomst twiffelde zy niet; dat geld
kwam van haar beide jeugdige vriendinnen,
maar
„Ja," zei de directeur der bank, dien zij te
spreken had gevraagd, „ik kan u wel inlich
tingen geven. Ik geloof ten minste, dat ik een
tamelyk helder inzicht heb in deze kwestie,
door verschillende gegevens te combineeren.
U weet toch den naam der jonge dames, die.."
„Natuuriyk!"
„En zegt die naam u niets?"
„Laat me eens nadenken! Neen.... ja toch
maar dat kan niet zyn! De bekende mil-
lionnair van dien naamAch, lieve hemel,
die is pas gestorven, las ik in de krant!
Zou hy....?"
„Ja, hy was de vader van de beide meisjes.
„Maar waarom dan in vredesnaam die co-
medie?"
„Het was geen comedie. Ik moet hier even
aanstippen, dat die man een schurk was, die
op allerlei gemeene manieren, door zwendel en
uitzuigery
„Ja. dat weet ik, dat heb ik gehoord."
„Iemand heeft z'n dochters de oogen daar
voor geopend en de beide meisjes wilden niet
langer profiteeren van dat onrechtvaardig ver
kregen geld. Ze verlieten hun vader en gingen
te zamen leven van haar moederlyk erfdeel,
waaraan geen smet kleefde."
Mevrouw van Essen zuchtte bij de gedachte
aan wat die beide jonge schepseltjes moesten
doorgemaakt hebben, om tot zulk een besluit
te komen."
„En nu?" vroeg ze, toen de verteller bleef
zwygen.
„Nu hebben ze al het geld geërfd. Ze hebben
het onder verschillende liefdadige instellingen
verdeeld, maar er eerst enkele bedragen afge
nomen, om daarmee goed te doen aan bepaal
de personen, aan wie ze dankbaarheid verschul
digd waren."
„Och, die lieve kinderen!"
„U kunt ze geen grooter genoegen doen dan
het geld te besteden voor het doel, waarvoor
het u werd gegeven."
En zoo was eigenlijk het wonder, waarop
mevrouw van Essen gehoopt had, tóch nog
gekomen.
:hlktheid tot
de beenen of
"been of armi
werkendoor >7Cf) by een ongeval met f O Cf) by verlies van een hand f IOC olj. verlies van een f Cf)
beide oogen T f 0\P»m doodeiyken afloop I &OÏ/tm een voet of een oog# duim of wysvmger t/l/«
All L '1 op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflflfi bij levenslange geheele ongesc:
Alls CLDOflTKl S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlr.gen OV>Irverlies van belde armen, beid
by een breuk van f40.- by verlies van 'n
anderen vinger
giiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiimiiiin
SillllllllIllllIIllIlllllIllllllllllllllllUlllllllllllllllllllllllllllllllUIIIIMlUllH
27
Waarom zou men in het duister tevergeefs
zijn kruit verschieten, als er geen enkel doel is
dan het zwakke en vluchtige schynsel van een
straal
Tal van vrouwen zouden angstkreten ge
slaakt hebben en zich wanhopig aan him man
hebben vastgeklemd.
Maar mistress Claudia, waardige echtgenoote
Van den dapperen Pennyless, laadde doodbe
daard een klein repetitie-geweer en hield zich
onbeweeglijk, trachtende in het duister althans
iets gewaar te worden.
Plotseling volgt een tweede losbranding, en
Scindiah, opnieuw gewond, beeft, wankelt en
dreigt te vallen.
„Alle donders!" mompelt Marius, „het arme
dier is geraakt op zyn gevoeligste plekken!"
Tegeiykertijd hoort men een menscheiyke
stem luide roepen;
„Hardi my boys!.... hardi!.... we hebben
hen te pakken."
By die woorden komt uit het bamboe-bosch
een talryke troep ruiters te voorschyn, die de
beide olifanten omringen.
Mistress Claudia, die vaag het lichte dekkleed
van 'n paard onderscheidt, legt aan en schiet.
Het paard, midden in de borst geraakt, stei
gert hoog op als 'n paardenfiguur uit 'n wapen
en stort neer op zyn ruiter.
„Bravo! Claudia," roep Pennyless, eveneens
vurende.
Marius en Johnny zyn aanstonds van de par
ty en openen een helsch vuur op de beweegiyke
groep, die verrast is door zulk een felle verdedi
ging.
„Wel vervloekt'' huilt dezelfde stem van zoo
even, die ellendige olifanten biyven staan.
Vooruit, boys, schiet hun de pooten stuk."
„Ik ken dat schorre kraaien-geluid," denkt
Pennyless, op goed geluk af een scnot lossende
in de richting van dit vyandig personnage.
De dikhuidigheid van olifanten en hun won-
derbaariyke taaiheid van leven, maken deze
beesten over het algemeen niet wondbaar door
gewone kogels.
Om ze te laten vallen zijn er kogels ncodig
var zeer groot kaliber afgeschoten door een
kruitlading van meer dan twintig gram.
Daarby moet de jager mikken op de ooren, op
den zijkant van den kop of op drn voorkant
zoodra het beest dezen onder zijn bereik brengt.
Dan is er nog verder het schot in de pooten
wèlbekend aan geroutineerde olifantjagers
en waardoor het beest volstrekt buiten gevecht
wordt gesteld.
Zoodra de olifant één stukgeschoten voor
poot heeft en hy probeert te loopen, ploft hy
neer en wordt een gemakkeiyke prooi.
By het hooren van dit door den onbekende
gegeven barbaarsche bevel sidderde de fakir 'n
oogenblik.
Als de olifanten eenmaal zouden zyn geval
len, zouden de vluchtelingen de prooi zyn hun
ner vyanden, en zouden de „ingewyden" op hem
de schuld werpen van de katastrophe. Van
daar dat hy niet aarzelt alles op het spel te
zetten.
Met klinkende stem beveelt hij daarom aan
de mahoets: „Jongens, door het jungle heen!"
Scindiah, ernstig gewond, kermt erbarmelyk,
en Rama, zenuwachtig en woedend, doet even
eens woeste geluiden hooren.
Zonder 'n poging te doen om ze te kalmeeren,
dienen de mahoets den beesten eenige stoksla
gen toe en bevelen hun rechtsaf voorwaarts te
gaan.
En nu storten de kolossen zich met de onstui
migheid van redelooze dieren op den ruiter
troep, loopen de paarden ondersteboven, slaan
met hun geweldige slurven de mannen, die hun
in den weg komen neer en, door het bamboe
bosch als door zachte korenaren heenbrekende,
rennen zy in dolle vaart het „jungle" in.
Nu ging Rama aan het hoofd en volgde Scin
diah, met moeite, hinkende en kreunende.
De fakir, begrijpende dat het beest, wanneer
het eenmaal bleef stilstaan, zich niet meer in
beweging zou kunnen zetten, dreef het zooveel
in zijn vermogen was, voort, hy wilde althans
den doodstrijd van dezen olifant benutten ten
bate van het geheele reisgezelschap.
Op het kalme galop-tempo was een gestrekte
draf gevolgd, vol schokken en- horten en stoo-
ten.
Men rende voort in het wilde, door allerlei
struikgewassen en dichten plantengroei heen.
De hoedah's waggelden op hun zadels en had
den door 't schuren tegen allerlei hindernissen,
reeds lang de gordynen, de draperieën en de
parasols verloren, zy waren tot houten kooien
geworden.
De vluchtelingen werden tegen en door elkaar
geworpen en klampten zich krampachtig aan
elkaar vast, elk oogenblik vreezende dat de die
ren buiten adem zouden neerploffen.
Na een helschen rit van wel een uur bezweek
de arme Scindiah dan ook.
zy zakte plotseling ineen onder het uitstoo-
ten van een laatste trompetgeluid en zyn ma-
loet, den fakir en de beide zeelieden in het hoo-
gen gras werpende.
Rama, zyn kameraad ziende vallen, bleef
staan.
De vier mannen, die door den val in het gras
gelukkig niet gekwetst waren, sprongen aan
stonds op en de mahoet wierp zich snikkend op
zijn stervend beest, voegde het allerlei lieve
woordjes toe en trachtte met beide armen den
monsterachtigen kop teeder te omvatten.
Terwyi Rama daar stond schuimend en bla
zend en wonderiyke trompetgeluiden deed hoo
ren, zeide Pennyless, die biy was van deze
waanzinnige gymnastische oefening verlost te
zyn, tot zyn vrouw:
„Klonk die stem, die het bevel gaf om onze
beesten te dooden, ook jou niet bekend in de
ooren, Claudia?"
„Ik geloof het wel, maar zeker weet ik het
niet."
„Die stem met dat Amerikaansche accent, dat
hier, in een Engelsch land, heel zeldzaam voor
komt, was die van myn doodsvyand, denzelf
den die gedacht had met jou te zullen trouwen
en die mij nooit heeft kunnen vergeven, dat ik
je man ben geworden."
„Jim Silver?"....
„Precies, de Zilverkoning, die wraak zoekt."
Nog vóórdat de jonge vrouw kon antwoorden
klonken snerpende fluitgeluiden door de lucht,
gevolgd door een ontzettend gedruisch.
Men zou gemeend hebben dat het de stoom
fluit was van een locomotief, en het donderend
geraas van door en op elkaar geworpen en ver-
bryzelde spoorwegwagons.
De eerste gedachte van kapitein Pennyless en
zyn metgezellen was zich heen te spoeden in de
richting waaruit het ontzettend geluid tot hen
doordrong.
Inderdaad had er in de nabyheid een vreese-
ïyk ongeluk plaats gehad. Er waren ongeluk
kigen, die om hulp riepen, en het goede hart
der vluchtelingen, die zelf nog altyd in groot
gevaar verkeerden, drong hen ertoe een plicht
te vervullen van menschelyke en opofferende
naastenliefde.
Ongelukkigerwijze kan men in het jungle des
nachts volstrekt niets beginnen.
Men moest dus met koortsig ongeduld het
aanbreken van den dag afwachten.
Van den anderen kant was die duisternis te
midden van een schier ondoordringbaar-dich
ten plantengroei voor hen iets ondraaglyks.
De fakir begreep dat zy zenuwachtig begon
nen te worden, stak daarom 'n paar stukjes
droge schors aan, zocht daarmede wat harshout
op en kon op die wijze aan allen ietwat licht
verschaffen.
Scindiah had zyr. doodstrijd uitgestreden. Het
arme beest was doorzeefd met kogels, waarvan
er een hem in den nek doodeiyk getroffen had.
zyn kameraad Rama. ofschoon ook overal
bevlekt met bloed, scheen minder ernstig ge
wond.
Pennyless onderzocht by het licht van een
toorts de pooten en bevond die minder ernstig
dan het onmenschelyk bevel het wel bedoeld
had.
Er waren hier en daar eenige gaten, maar de
projectielen van zeer klein kaliber hadden al
leen de spieren gescheurd zonder gelukkig
de beenderen te kwetsen.
Eén dezer wonden, aan hei benedengedeelte
van een der pooten, scheen intusschen veel pijn
te veroorzaken, zy bloedde hevig en deed Ra
ma grommen van boosheid en ongeduld. Het
dier hief met zachte rukjes, als 'n kat die zich
gebrand heeft, den enormen poot omhoog.
.(Wordt vervolgd).